regels en rechten
1 REGELS EN RECHTEN VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 9 en 10 1. Waarden zijn dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Normen zijn afspraken hoe mensen zich moeten gedragen. Normen worden ook wel gedragsregels genoemd. Voorbeelden van waarden zijn: eerlijkheid, zelfstandigheid, trouw, gezondheid. Waarden worden meestal uitgedrukt in een enkel woord. Normen zijn van waarden afgeleid. Van de waarde eerlijkheid kunnen bijvoorbeeld de volgende normen afgeleid worden: je mag niet stelen; je moet altijd de waarheid spreken. Welke voorbeelden van de combinatie van waarden en normen kunnen de leerlingen nog meer noemen? 2. Waarden en normen worden overgedragen door: het gezin, de school, het werk, clubs en verenigingen, vrienden, de overheid (rechten en plichten) en de media. Door de meningen van mensen om ons heen gaan we ons zelf een mening vormen over goed en fout. 3. Inventariseer de meningen van de leerlingen. Juist doordat ongeschreven regels nergens zijn vastgelegd, kunnen ze niet worden afgeschaft. Deze regels zijn nuttig omdat ze je helpen om je te gedragen volgens de heersende normen. Een voorbeeld van een ongeschreven regel is het geven van een hand zodra je je voorstelt. Wanneer je geen hand geeft wordt dat als onfatsoenlijk beschouwd. De ongeschreven regels zijn cultureel bepaald. Voorbeeld: in China wordt de soep opgeslurpt, in Nederland is slurpen onfatsoenlijk. Voer een korte discussie over de stelling: “Ongeschreven regels zijn in elke groep anders. Toch kun je je er maar beter aan houden, anders krijg je sneller problemen.” 4. a. Rechtsregels zijn gedragsregels die in de wet staan. Ze gelden voor alle inwoners en bezoekers van een land. Rechtsregels geven ook aan waar de overheid zich aan moeten houden. b. Orde brengen in de maatschappij zodat iedereen weet wat mag en wat niet mag. Als iedereen zich aan de regels houdt, dan wordt de maatschappij waarin wij leven ervaren als veilig en leefbaar. 5. Wanneer een groot deel van de bevolking de rechtsregels niet accepteert, worden wetten en ook de bestuurders niet meer serieus genomen. Er zullen dan conflicten ontstaan tussen bijvoorbeeld de burgers en de politie, die probeert de wet te handhaven. 6. De rechten van een verdachte staan in het Wetboek van Strafvordering: de regels van het strafproces. 7. Deze verklaring is opgesteld drie jaar na de Tweede Wereldoorlog. Men wilde misdaden die toen gepleegd zijn in de toekomst voorkomen. Joden, zigeuners en homoseksuelen werden op grote schaal gediscrimineerd, gemarteld, in concentratiekampen gevangengezet en vermoord. Van eerlijke processen tijdens de Tweede Wereldoorlog was geen sprake, want deze groepen mensen werden beoordeeld (of veroordeeld) op afkomst, geloof en seksualiteit. 8. a. Rechtsregels worden aangepast omdat de samenleving verandert en daarmee ook de opvattingen van de mensen. b. Nu is topless zonnen gewoon, vroeger was dat nog verboden. Vroeger waren cafés verplicht om te sluiten om 24.00 uur, nu zijn er tot ’s morgens vroeg nog afterparty’s.
6
regels en rechten
9. In een rechtsstaat worden burgers beschermd tegen machtsmisbruik door de overheid. Ook de overheid is gebonden aan de wetsregels. De burger moet beschermd worden; hij heeft bijvoorbeeld grondrechten en hij heeft kiesrecht. 10. In de grondwet staan de rechten die wij het belangrijkste vinden: het zijn voor een groot deel ‘grondrechten’ die onze individuele vrijheden beschermen. 11. Rechtszekerheid wil zeggen dat iedereen eerlijk, volgens vooraf vastgelegde procedures behandeld wordt door de overheid. 12. Deze omschrijving is onjuist, want elk land heeft zijn eigen grondwet, Wetboek van Strafrecht, enzovoort. Denk maar aan de verschillen in het toelaten van coffeeshops of de verschillen in (hoge) straffen. Overigens geldt rechtsgelijkheid wel in alle landen die lid zijn van de EU. 13 a. Rechtshandhaving gaat over het controleren van de burger of hij zich wel aan de wet houdt. Rechtsbescherming zorgt ervoor dat elke burger volgens de regels wordt behandeld zoals in de (grond)wet is vastgelegd. b. Bij de misdaadbestrijding kan de overheid de rechten van personen soms (even) niet respecteren om de daders te op te sporen. Privacy is een recht. Als de politie iemand verdenkt van vrouwenhandel, dan is een opsporingsmethode het afluisteren van de telefoon. De politie schendt het privacyrecht, maar kan daardoor wel de crimineel oppakken. 14. Trias politica wil zeggen het scheiden van de machten binnen de rechtsstaat. Zo wordt de macht van de overheid beperkt. De machten zijn verdeeld in de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht. Verdeeld over beroepen zijn dat de minister, de politieman en de rechter.
15. STROPDAS VOOR BOS blz. 10 a. Wouter Bos houdt zich niet aan de fatsoensnorm (de etiquette) in de Eerste en Tweede Kamer. Het is hier een ongeschreven regel om netjes gekleed te gaan. Een stropdas wordt ‘netjes’ gevonden. b. Voor Bos is de waarde vrijheid erg belangrijk. Veel mannen vinden het dragen van een stropdas vervelend. Een stropdas is warm en knelt. Voer een korte discussie over de stelling: “Ministers moeten het goede voorbeeld geven en altijd een stropdas dragen.”
16. WELK WOORD WEG? blz. 11 Deze opdracht behoort tot de zogenaamde ‘Thinking skills’, ofwel denkvaardigheden. Kenmerkend is de nadruk op het leerproces. Daarom wordt aangeraden om een korte nabespreking te houden, waarin u het werken aan deze opdracht met de leerlingen evalueert. Doel Als leerlingen voor een toets leren, koppelen ze vaak de betekenis van een begrip alleen aan de definitie of de omschrijving in het lesboek. Door middel van deze oefening leren leerlingen de begrippen meer inhoudelijke betekenis en onderlinge samenhang te geven. Andere niet-cognitieve doelen van dit soort denkvaardigheden zijn samenwerking en zicht krijgen op het eigen leerproces.
7
regels en rechten
Instructie en didactische tips U legt de opdracht uit aan de hand van een eigen voorbeeld. U zet bijvoorbeeld de woorden klasgenoot - docent - conciërge - politieagent op het bord. In een leergesprek legt u uit dat je politieagent kunt wegstrepen omdat deze persoon niet direct met school is verbonden en de andere drie wel. Laat zien dat er ook een andere mogelijkheid is. Je kunt ook het woord klasgenoot wegstrepen omdat de andere drie personen een betaald beroep hebben of omdat de andere drie personen door hun functie een bepaalde macht hebben. Aanvullende opmerkingen - Het is belangrijk dat leerlingen tijdens de opdracht met elkaar overleggen. Leg daarom de nadruk op het werken in tweetallen of in groepjes. - Benadruk ook dat zij duidelijk moeten opschrijven waarom zij een bepaald woord hebben weggestreept omdat u daar na afloop op zal terugkomen. - Vermeld dat er meestal meer goede antwoorden mogelijk zijn. - Geef aan hoeveel tijd de leerlingen voor de totale opdracht krijgen. Dit is afhankelijk van het niveau van de klas. De ervaring leert dat het tempo van leerlingen bij deze opdracht flink uiteen kan lopen. - Geef aan dat ze de begrippen mogen opzoeken in het lesboek. - Help alleen als dat absoluut noodzakelijk is. Nabespreking In een korte nabespreking komen de doelen van deze oefening nadrukkelijk naar voren: je afvragen hoe je (samen)werkt, hoe je leert en hoe je keuzes maakt. Stel in de nabespreking zo mogelijk het volgende aan de orde: - Hoe zijn jullie te werk gegaan? - Waarom hebben jullie juist dat ene woord weggestreept? - Hoe hebben de andere tweetallen het probleem aangepakt? - Welk tweetal heeft een ander woord weggestreept en waarom? - Wat vinden leerlingen van de antwoorden van anderen? Stimuleer dat leerlingen in de nabespreking uitvoerig antwoorden. Stel open vragen en onderbreek de leerling niet met het antwoord dat u in gedachten hebt. Sluit het gesprek af met een samenvatting, zodat de essentie van deze opdracht duidelijk wordt. Omdat het leerproces zelf centraal staat, is de opdracht niet geschikt voor het geven van cijfers. Voorbeelden van antwoorden 1. Computer hacken hoort niet in het rijtje thuis, omdat dit de enige overtreding (het enige criminele gedrag) is in het rijtje. Homohuwelijk hoort niet in het rijtje in thuis, omdat het geen verbod of gebod is. 2. Vrijheid hoort niet in het rijtje thuis, omdat dit het enige grondrecht is in het rijtje. Niet stelen hoort niet in het rijtje thuis, omdat dit een norm is; de andere drie zijn waarden. 3. Rechter hoort niet in het rijtje thuis, omdat dit de enige persoon is die rechterlijke macht heeft. De overigen hebben uitvoerende macht. 4. Burgemeester hoort niet in het rijtje thuis, omdat hij de enige van de drie is die zelf regels kan maken, de andere drie moeten alleen regels uitvoeren.
8
regels en rechten
17. WELK WOORD ONTBREEKT? blz. 11 1. In Groot-Brittannië rijdt het verkeer links. 2. Vroeger mochten in Nederland homo’s niet met elkaar trouwen, nu wel. Ook goed is België, Canada, Spanje, Zuid-Afrika en Engeland. Ook deze landen erkennen het homohuwelijk. Vraag: waarom is dit voor Spanje heel bijzonder? 3. Sinds januari 2005 moet iedereen van veertien jaar en ouder een identiteitsbewijs bij zich hebben. 4. Amerika is een land waar je gemakkelijk een vuurwapen kunt kopen. Ook goed is België en de landen van de vroegere Sovjet-Unie en voormalig Joegoslavië.
18. WELKE FOTO WEG? blz. 11 Voorbeelduitwerking: Foto c hoort er niet bij omdat deze als enige niet de trias politica verbeeldt. A is de rechterlijke macht, b verbeeldt de Tweede Kamer dus de wetgevende macht en de politie op d is onderdeel van de uitvoerende macht. Foto b hoort er niet bij omdat de andere drie heel direct te maken hebben met het opsporen en straffen van een crimineel. In de Tweede Kamer gaat het ook over heel andere dingen dan criminaliteit.
19. ZOEK DE FOUT blz. 12 1. De belangrijkste rechtsregels staan in het Wetboek van Strafrecht de grondwet. 2. In een rechtsstaat wordt de overheid worden de burgers beschermd tegen machtsmisbruik van burgers de overheid. 3. In een rechtsstaat worden ministers altijd gekozen door middel van verkiezingen benoemd. 4. Het ministerie van Justitie, het ministerie van Defensie en het Openbaar Ministerie houden zich bezig met criminaliteitsbestrijding. Het ministerie van Justitie vanuit de wetgevende macht en het Openbaar Ministerie vanuit de uitvoerende macht.
20. GRONDWET OF STRAFRECHT? blz. 12 1. Welk wetsartikel komt uit de grondwet? A Welke zin komt uit het Wetboek van Strafrecht? B ‘Gelijkheid’ in zin A is een grondrecht, zin B beschrijft de strafmaat naar aanleiding van een criminele daad. 2. Welk wetsartikel gaat over rechtsbescherming? A Welk wetsartikel gaat over rechtshandhaving? B De grondwet beschermt de rechten van burgers. Rechtshandhaving gaat over het controleren van de burger.
9
regels en rechten
21. NIEUWE RECHTSREGELS blz. 12 Computers: Terrorisme: Horeca: Milieu: Auto’s:
het is strafbaar om te hacken; ook het bezit van kinderporno op je computer is verboden. het is strafbaar om terreuraanslagen voor te bereiden. de openingstijden zijn verruimd; je mag niet meer roken in de horeca. veel producten ‘met een stekker’ hebben een verplichte verwijderingsbijdrage. ook op de achterbank is het verplicht gordels te dragen.
22. RECHTSBESCHERMING OF RECHTSHANDHAVING? blz. 13
De politie mag je niet zomaar oppakken. Een overvaller verdwijnt voor drie jaar in de gevangenis. Iemand is onschuldig totdat het tegendeel bewezen is. Een agent vertelt de verdachte dat hij recht heeft op een advocaat. Een illegaal gekraakt pand wordt ontruimd. Dronken automobilisten kunnen worden veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Diefstal kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar. De politie mag niet zomaar naar je identiteitsbewijs vragen.
RB of RH + toelichting RB; de overheid verplicht de politie een reden te geven voordat zij een verdachte arresteert. RH; in het Wetboek van Strafrecht staat hoeveel jaar gevangenisstraf een overvaller krijgt. RB; dit is ter bescherming van de burger. RB; de verdachte is verzekerd van een eerlijk proces. RH; de politie handhaaft de orde. RH; de strafmaat staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht. RH; de strafmaat staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht. RB; zomaar vragen naar een ID-bewijs schendt de privacy.
Voer een korte discussie over een van de punten in deze opdracht. Voorbeelden: - Moet de strafmaat voor dronken rijden worden verhoogd, ja of nee? - Vind je dat de politie altijd moet kunnen vragen naar je ID?
23. ZOEK DE ZINSDELEN BIJ ELKAAR blz. 13 In een rechtsstaat worden
c.
Burgers beschermd tegen de macht van de overheid.
Het algemeen kiesrecht is
e.
een politiek grondrecht
Het recht op onderwijs is
a.
een sociaal grondrecht.
Een belangrijk uitgangspunt van de rechtsstaat is
d.
de vrijheid van het individu.
Ministers en ambtenaren beschikken over
b.
de uitvoerende macht.
24. ONAFHANKELIJKE RECHTERS blz. 13 a. De rechters zijn onafhankelijk omdat zij op die manier kunnen controleren dat zowel burgers als de overheid zich aan de wet houden. b. Inventariseer de antwoorden van de leerlingen. Houd over enkele voorbeelden een klassengesprek. Voorbeeld:een verdachte van moord wordt schuldig bevonden en krijgt gevangenisstraf. Achteraf blijkt hij toch onschuldig te zijn. Deze persoon zal dan de staat aanklagen voor zijn oneerlijke behandeling. Een bekend voorbeeld is de Puttense moordzaak.
10
regels en rechten
25. SCHEIDING DER MACHTEN blz. 14
Politie Parlement Ministers Rechters Officier van justitie Openbaar Ministerie Minister van Justitie
wetgevende, uitvoerende of rechterlijke macht? uitvoerende macht wetgevende macht wetgevende macht en uitvoerende macht rechterlijke macht uitvoerende macht uitvoerende macht wetgevende macht en uitvoerende macht
26. WELKE MACHT? blz. 14 Taak Zorgen dat de Leerplichtwet wordt uitgevoerd. Bestraffen van een school die zich niet aan de Leerplichtwet houdt. Vaststellen van het aantal uren wiskunde dat minimaal op een school moet worden gegeven. Een ernstig gesprek hebben met een veertienjarige leerling die regelmatig spijbelt. Veroordelen van een minister die fraude heeft gepleegd. Voorlichting geven aan alle Nederlanders als er een nieuwe belastingwet komt. Stemmen over een nieuwe wet. Beoordelen of werknemer P. door zijn baas mag worden ontslagen.
Begrippen hoofdstuk 1
macht uitvoerende macht rechterlijke macht wetgevende macht uitvoerende macht rechterlijke macht uitvoerende macht wetgevende macht rechterlijke macht
blz. 15 en 16
Normen zijn afspraken over hoe mensen zich tegenover elkaar behoren te gedragen. Waarden zijn opvattingen over wat mensen goed en waardevol vinden. Ongeschreven regels staan nergens op papier en noemen we ook wel fatsoensnormen. Geschreven regels zijn regels die in reglementen of wetten staan. Criminaliteit is alles wat door de wet strafbaar is gesteld. Een delict is een strafbaar feit. In het Wetboek van Strafrecht staan veel strafbare feiten omschreven. Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens is het verdrag waarin de belangrijkste regels staan die de rechten van de burgers moeten beschermen. Identificatieplicht betekent dat iedereen van veertien jaar en ouder aan de politie of andere toezichthouders een geldig identiteitsbewijs moet kunnen laten zien. Grondrechten zijn rechten die we zo belangrijk vinden, dat ze in de grondwet staan vermeld. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur door de overheid.
11
regels en rechten
Burgerrechten zijn wetsregels die de burger beschermen tegen willekeur van de overheid. Rechtszekerheid wil zeggen dat elke burger weet wat hem te wachten staat als hij een delict pleegt. Rechtsgelijkheid betekent dat iemand bij het plegen van een delict niet anders zal worden behandeld of bestraft dan iemand anders. Rechtshandhaving betekent dat de overheid mensen dwingt om zich aan de regels te houden. Democratie is een staatsvorm waarbij wij als burgers invloed hebben op de politieke besluitvorming. Trias politica is de scheiding van de machten in een rechtsstaat. Wetgevende macht is in handen van de regering en het gekozen parlement: zij maken de wetten waaraan burgers en overheid zich moeten houden. De uitvoerende macht is in handen van de regering: zij zorgt ervoor dat regels worden uitgevoerd en nageleefd. Rechterlijke macht is in handen van onafhankelijke rechters die beoordelen of wetten goed worden nageleefd. Onafhankelijke rechtspraak wil zeggen dat rechters helemaal zelfstandig kunnen werken. In het Wetboek van Strafvordering staan de regels van een strafproces.
12
criminaliteit, een probleem?
2 CRIMINALITEIT, EEN PROBLEEM? VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 21 en 22 1. - Een misdrijf is ernstiger dan een overtreding. - Bij een overtreding kun je maximaal een jaar opgesloten worden, bij misdrijven kan een zwaardere gevangenisstraf worden gegeven. - Bij een misdrijf krijgt iemand altijd een notitie in het uittreksel justitiële documentatie, bij een overtreding meestal niet. - Bij een misdrijf is ook een poging doen en medeplichtigheid strafbaar, bij een overtreding niet. 2. - Bij een misdrijf volgt er eventueel een rechtszaak, bij een overtreding meestal niet. - Een verdachte van een misdrijf kan worden vastgehouden worden op het politiebureau, bij een overtreding krijg je meestal alleen een bekeuring. - De (maximum)straffen voor misdrijven zijn veel hoger dan voor overtredingen. 3. De vrijheidsstraf voor een overtreding noem je hechtenis. Deze zit je uit in het Huis van Bewaring. De vrijheidsstraffen voor een misdrijf zijn zwaarder en deze breng je meestal door in de gevangenis. 4. Gevoelsmatig vinden mensen een overtreding geen crimineel gedrag (terwijl dat wel strafbaar is) en een misdrijf wel. De ene definitie heeft het over ‘gedragingen in de wet die strafbaar zijn’, de andere definitie heeft het over ‘misdrijven die in de wet staan omschreven’. Voer een korte discussie over de stelling: “Niet zeuren: crimineel is gewoon alles wat verboden is en niet mag.” 5. Voorbeelden veelvoorkomende criminaliteit: winkeldiefstal, zakkenrollerij, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, zwartrijden. Voorbeelden zware criminaliteit: moord, inbraak, verkrachting, een gewapende overval, de verkoop van harddrugs. 6. Inventariseer de meningen van de leerlingen. Voorbeeld van een antwoord: de veiligheid in ons land wordt vooral bedreigd door veelvoorkomende criminaliteit. Als hooligans treinen slopen, als er veel zakkenrollerij is of winkeldiefstal op grote schaal plaatsvindt, dan voel je je als burger niet meer veilig. Van de georganiseerde criminaliteit merkt de ‘gewone’ burger meestal zelf weinig. Vraag de klas wat de politie vooral moet aanpakken, als ze moet kiezen: veelvoorkomende criminaliteit die heel veel plaatsvindt, of de georganiseerde criminaliteit, zoals drugshandel, die erger is maar waar je minder van merkt? 7. Criminaliteit is een maatschappelijk probleem, omdat: - er veel mensen mee te maken hebben (sociaal probleem); - er verschillende meningen over mogelijke oplossingen zijn (politiek probleem); - de overheid direct bij het probleem is betrokken (politiek probleem). 8. Er zijn twee soorten schade door criminaliteit: materiële en immateriële schade. a. Materiële schade heeft te maken met de schade door criminaliteit die uit te drukken is in geld. Bijvoorbeeld: gestolen auto, vernielde winkelruit, verdwijning van spullen uit je huis, hogere verzekeringspremies, vervanging van (psychisch ziek) personeel na een overval in een winkel. Immateriële schade heeft te maken met zaken die je niet goed in geld kunt uitdrukken. Bijvoorbeeld: je niet meer veilig voelen, je angstig voelen, niet meer op straat durven, vertrouwen in de mensen verliezen, stress, slapeloosheid.
13
criminaliteit, een probleem?
b. Immateriële schade is vaak het ergste voor een slachtoffer. Angst, een onveilig gevoel en slapeloze nachten zijn soms langdurige psychische gevolgen waar je je niet tegen kunt verzekeren. De gevolgen van immateriële schade zijn voor de meeste mensen erger dan bijvoorbeeld de gevolgen van een vermogensdelict, zoals een gestolen fiets. 9. Rechtse partijen willen criminaliteit vooral tegengaan door preventieve repressieve maatregelen, zoals strenger straffen en banenplannen meer politie op straat. 10. a. Bij jongeren speelt groepsgedrag en het opzoeken van grenzen van je gedrag een belangrijke rol. b. Oorzaak toename van de criminaliteit: falen van de opvoeding. De ‘regels’ binnen het gezin en op school zijn soepeler geworden. Kinderen mogen vaak veel meer dan vroeger. Het gezag van docenten of ouderen is minder vanzelfsprekend dan het vroeger was. Daarnaast is het in gebroken gezinnen voor een alleenstaande ouder vaker lastig om waar nodig streng en consequent te zijn. Voer een korte discussie over de stelling: “De opvoeding is tegenwoordig slechter dan vroeger; ouders en scholen moeten weer strenger worden.” 11. Nadelen van een registratie bij justitie: - Bij een sollicitatie moet je soms een ‘omschrijving omtrent het gedrag’ kunnen laten zien. Als daarin iets negatiefs staat, dan vermindert je kans aanzienlijk dat je wordt aangenomen. Stel dat je veroordeeld bent voor winkeldiefstal en je solliciteert bij de Hema, dan is de kans groot dat de personeelschef je door deze registratie niet zal aannemen. - Je kunt last hebben van een registratie als je op vakantie gaat naar bepaalde landen, bijvoorbeeld Amerika. 12. a. Een recidivist is iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet. b. Als criminele jongeren gaan werken of een relatie krijgen, stoppen zij meestal met hun crimineel gedrag. De linkse politieke visie sluit daarop het meeste aan en is voorstander van beter onderwijs en betere sociale omstandigheden van mensen. Ook is links meer voor preventie van criminaliteit (dus het voorkomen ervan) dan voor strengere straffen. Voer een korte discussie over de stelling: “Criminele jongeren kun je beter helpen met betere scholing en banen dan door hard te straffen.”
14
criminaliteit, een probleem?
13. CRIMINEEL OF NIET? blz. 22 gedrag
strafbaar ja / nee ja
misdrijf of overtreding overtreding
Een vrouw wordt ontslagen nadat ze verteld heeft dat ze zwanger is. Een getrouwde vrouw gaat vreemd met de beste vriend van haar echtgenoot. Een jongen koopt via marktplaats.nl een nieuwe mountainbike voor 25 euro.
ja
overtreding
ja
misdrijf
Tijdens een ruzie slaat iemand zijn buurman een bloedneus, als deze hem uitscheldt en beledigt. Je rijdt zonder verzekering op een brommer.
ja
misdrijf
ja
overtreding
Twee meisjes roken een joint op straat voor een coffeeshop.
nee
korte uitleg Het gedrag is strafbaar, maar het wordt meestal niet vervolgd. Dit wordt gedoogbeleid genoemd. Het is een vorm van discriminatie, en dat is verboden. Sinds 1970 is overspel niet meer strafbaar. De jongen had door het lage bedrag kunnen weten dat de fiets gestolen is. En het kopen van gestolen goed is strafbaar. Iemand een bloedneus slaan valt onder mishandeling. Het is verboden om mensen te mishandelen, ook als er sprake is van uitlokking. Iedereen die op een brommer rijdt moet zich verplicht verzekeren. Als je wordt aangehouden door de politie kun je een boete krijgen.
Voer een korte discussie over een van de situaties in de opdracht. Mogelijke discussiestelling n.a.v. item 4: “Het kopen van gestolen goederen, dus eigenlijk ook van illegale dvd's, moet je keihard bestraffen.”
14. CARTOON blz. 23 a. De burger gaat zich door (verhalen over) criminaliteit angstig en onveilig voelen. b. Oudere mensen voelen zich sneller onveilig wegens lichamelijke gebreken.
15. WAAR OF NIET WAAR? blz. 23
Georganiseerde misdaad valt onder de definitie van zware criminaliteit. Daders van zware criminaliteit zijn makkelijk op te sporen.
waar of uitleg niet waar? Waar. Niet waar.
Onder veelvoorkomende criminaliteit vallen alleen overtredingen. Vooral jongeren tussen de twaalf en vijftien jaar plegen veelvoorkomende criminaliteit. Een inbraak is een voorbeeld van veelvoorkomende criminaliteit.
Niet waar.
Overtredingen zijn de minder ernstige strafbare feiten. Als je een misdrijf pleegt, wordt dat geregistreerd in je uittreksel justitiële documentatie. Gemiddeld heeft een op de tien Nederlanders last van veelvoorkomende criminaliteit.
Waar.
Niet waar. Niet waar.
Zware criminelen zijn goed geïnformeerd over opsporingsmethoden van de politie. Ze beschikken over de modernste apparatuur om niet op te vallen. Fietsendiefstal, graffiti en winkeldiefstal zijn bijvoorbeeld geen overtredingen, maar wél veelvoorkomende criminaliteit. Vooral jongeren tussen de 16 en 23 jaar plegen veelvoorkomende criminaliteit. Kleine criminaliteit omvat delicten als winkeldiefstal, zakkenrollerij, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, vernielingen, zinloos geweld en graffiti.
Waar. Niet waar.
Een op de vier Nederlanders heeft last van veelvoorkomende criminaliteit.
15
criminaliteit, een probleem?
16. MISLUKTE OVERVAL blz. 24 a. Er is sprake van een misdrijf. b. Het CBS neemt dit op. Ondanks de goede afloop is er wel een misdrijf gepleegd. c. In dit geval waarschijnlijk niet. De politie zal gekeken hebben of het geweld dat de ober heeft gebruikt in verhouding stond met de dreigende situatie. De politie heeft de ober daarom niet meegenomen naar het bureau. Als deze de overvaller bewusteloos had geslagen, was dat wellicht wel gebeurd. Zie ook bladzijde 50. 74 en 87 van het boek. Voer een korte discussie over de stelling: “Iedereen heeft het recht om zijn bezittingen te verdedigen. Je mag een inbreker dus met een honkbalknuppel je huis uitslaan als je hem betrapt.”
17. WELK WOORD ONTBREEKT? blz. 24 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Immateriële Preventieve Materiële Sociaal Rechtsgevoel Eigen richting Politieke agenda Repressie
18. LINKS OF RECHTS? blz. 25 1. 2. 3. 4. 5.
Gevangenen mogen geen luxe in hun cel hebben. Er moeten meer banenplannen ontwikkeld worden, vooral voor jongeren. Jonge criminelen moeten naar speciale opvoedingskampen. Er moet veel politie op straat zijn. Meer recreatie in de buurt, zoals een skatebaan of een buurthuis.
rechts links rechts rechts links
19. WAT HOORT BIJ ELKAAR? blz. 25 Groep 1: sociaal probleem Onrechtvaardigheid Slapeloze nachten Onveiligheidsgevoelens Angst
16
Groep 2: preventieve maatregelen Werkgelegenheid verbeteren Straatverlichting Onderwijs verbeteren Cameratoezicht
Groep 3: materiële schade Hoge verzekeringspremies Kosten gestolen goederen Loonkosten bewakers Bouwkosten gevangenis
criminaliteit, een probleem?
20. JONGENS EN MEISJES blz. 25 a. Jongens krijgen een andere opvoeding dan meisjes. Jongens willen vaak stoer doen (bijvoorbeeld vechten) en meisjes willen vaak lief gevonden worden. b. Jannet was een recidivist: ze pleegde keer op keer diefstal, maar nu heeft ze haar leven gebeterd. c. Eigen mening leerlingen. Voorbeeldantwoorden: - De straf is goed want Jannet schaamt zich nu voor haar gedrag. - De straf is niet goed want acht uur schoonmaakwerk voor herhaaldelijk stelen is veel te weinig. Ze moet veel zwaarder gestraft worden en bijvoorbeeld ook de schade aan H&M terugbetalen.
Begrippen hoofdstuk 2
blz. 26 en 27
Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten. (Kenmerken: op een overtreding staat meestal een boete; je kunt bij een zware overtreding maximaal een jaar opgesloten worden, maar je krijgt geen strafblad; poging tot een overtreding en medeplichtigheid aan een overtreding zijn niet strafbaar.) Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten. (Kenmerken: er gelden zwaardere vrijheidsstraffen dan bij overtredingen; je krijgt altijd een strafblad; bij een misdrijf is ook een poging en medeplichtigheid strafbaar.) Huis van Bewaring is een gevangenis waar je wordt opgesloten voor een overtreding. Hechtenis is een vrijheidsstraf voor een zware overtreding, van maximaal één jaar. Criminaliteit: alles wat strafbaar is, maar nauwkeuriger: alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Zware criminaliteit: hierbij gaat het om ernstige vormen van criminaliteit zoals moord, inbraak en verkrachting. Georganiseerde misdaad is een vorm van zware criminaliteit, vaak gepleegd door internationale criminele bendes op het terrein van drugs, prostitutie en mensensmokkel. Veelvoorkomende criminaliteit bestaat uit minder ernstige misdrijven, zoals winkeldiefstal, zakkenrollerij, voetbalvandalisme, fietsendiefstal en zwartrijden. Maatschappelijk probleem is een kwestie: - waar veel mensen mee te maken hebben; - waar verschillende meningen en belangen mogelijk zijn; en - waarbij van de overheid een oplossing wordt verwacht. Politiek probleem: dit is een kwestie waarbij de overheid moet zorgen voor een oplossing. Sociaal probleem: een maatschappelijk probleem waar veel mensen mee te maken hebben. Eigenrichting betekent dat mensen voor eigen rechter spelen. Rechtsgevoel heeft te maken met de vraag of je iets eerlijk of oneerlijk vindt. Materiële schade is schade die zichtbaar is en die in geld is uit te drukken.
17
criminaliteit, een probleem?
Immateriële schade is minder zichtbaar en kun je niet goed in geld uitdrukken. Als iets op de politieke agenda staat, dan zijn er politieke discussies over het onderwerp. Preventieve maatregelen zijn maatregelen zoals anti-spijbelbeleid om criminaliteit te voorkomen. Repressieve maatregelen zijn maatregelen zoals hogere straffen om criminaliteit strenger aan te pakken. Een recidivist is iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet.
18
criminaliteit, een probleem?
EXAMENVRAGEN
blz. 28 en 29
1. B Een ongeschreven regel. 2. In veel andere landen is het gedrag van de Pakistaan niet strafbaar of wordt het veel minder zwaar bestraft. In Nederland bijvoorbeeld staat daar helemaal geen straf op. 3. B ... de overheid de rechtsorde dient te handhaven. 4. - Het is geen ernstig delict. - De straf is laag (boete). - Er wordt gesproken van hechtenis en niet van gevangenisstraf. - De verdachte wordt niet in voorarrest gehouden. 5. - Gevoelens van angst in het dagelijkse leven. Als rechtstreeks gevolg van de criminele daad. - Verzekeringspremies gaan omhoog. - Algemeen onveilig gevoel, daardoor minder vertrouwen in de samenleving. 6. F 1, 2 en 3. 7. 3 en 4.
19
ons beeld van criminaliteit
3 ONS BEELD VAN CRIMINALITEIT VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 33 en 34 1. - De massamedia maken een keuze uit het nieuws. Journalisten kunnen natuurlijk niet over alles berichten. De media kiezen bericht met veel nieuwswaarde zoals schokkende en opvallende gebeurtenissen.. - Ook de lezers en kijkers maken een keuze: je kijkt en leest vooral wat je leuk, interessant, opvallend, enzovoort vindt. Van voetbalhooligans is bekend dat ze het vaak leuk vinden als zij in kranten en tijdschriften staan of op tv komen. Houd een discussie in de klas over de stelling: “Kranten en tv moeten geen enkele aandacht meer besteden aan voetbalrellen.” Zie ook opdracht 15. 2. a. Het gevoel van veiligheid is toegenomen doordat er meer controle is in het openbaar vervoer, de politie vaker preventief fouilleert, de ME vrijwel altijd bij risicovolle evenementen (zoals een voetbalwedstrijd) klaarstaat en huizen steeds beter beveiligd worden met goede sloten en alarminstallaties. b. Eigen antwoord leerling. Enkele voorbeelden: - In het openbaar vervoer voelen mensen zich ’s avonds onveilig omdat er dan weinig passagiers zijn die kunnen helpen als iemand vervelend doet. - Door alcohol- en drugsgebruik zijn sommige personen volstrekt onvoorspelbaar in hun gedrag en is de kans groter dat iets eenvoudigs uitloopt op geweld. - In je eigen buurt is het heel vervelend als je altijd je deuren en ramen goed moet sluiten omdat anders je fiets, mobieltje of iets anders wordt gestolen. Dat beperkt je vrijheid. Houd een korte enquête in de klas en laat leerlingen drie plekken en situaties noemen waarin zij zich het meest onveilig voelen. U kunt daarvoor de items uit de enquête gebruiken, maar u kunt ook de leerlingen daarin vrij laten. Trek daarna samen conclusies. Komt het overeen met de landelijk enquête, of juist niet? Zijn er specifieke onveilige lokale situaties of plekken? Zie ook opdracht 15. 3. Je angst voor criminaliteit hangt ervan af van of je gevoelig bent voor sensatieverhalen. Uit onderzoek blijkt dat de bezorgdheid over criminaliteit groter is bij mensen die veel sensatieberichten lezen dan bij mensen die dit niet doen. 4. Door de media-aandacht komen sommige onderwerpen op de politieke agenda: politici wordt om hun mening gevraagd. Vraag leerlingen kranten, tijdschriften en tv-programma’s te noemen die veel aandacht besteden aan criminaliteit. Vraag of de stelling “De angst voor criminaliteit wordt veroorzaakt door de krant die iemand leest” volgens hen klopt. Zie ook opdracht 15. 5. a. Stereotype: een beeld waarbij we vinden dat een hele groep mensen bepaalde kenmerken heeft. b. Een stereotype ontstaat door vooroordelen over een bepaalde groep mensen. Zo zien buitenlanders een Nederlander als een persoon die klompen draagt, altijd kaas eet en gierig is.
20
ons beeld van criminaliteit
6. Kinderen en jongeren zijn goed in staat om fictie (tv en games) te onderscheiden van de werkelijkheid. Laat leerlingen tv-programma’s of games noemen die zij ‘op het randje’ vinden voor jongeren in de brugklasleeftijd. Bij enkele schietpartijen op Amerikaanse scholen werd gesuggereerd dat de invloed van tvprogramma’s of games zo sterk kan zijn dat het gewelddadig gedrag veroorzaakt. Vraag aan de leerlingen of zij denken dat ook voor Nederland geldt. 7. Als formulieren nauwkeurig en foutloos worden ingevuld, ontstaat er een betrouwbaarder beeld van de criminaliteit. 8. a. b. -
Redenen om geen aangifte te doen: De pakkans van de dader is erg klein (zakkenrollerij). Er is angst dat je nog meer last krijgt (jongeren die buren treiteren). Er is schaamte voor de situatie (incest, afpersing). Door wel aangifte te doen: is er altijd kans dat de dader wel gepakt wordt; laat je anderen zien dat je iets onderneemt tegen criminaliteit; is er een kans dat er meer aandacht komt voor die criminaliteit.
Houd een klassendiscussie over de stelling: “Het heeft geen enkele zin om bij de politie aangifte te doen als je fiets wordt gestolen.” 9. a. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt slachtofferenquêtes en daderenquêtes. b. De enquêtes zijn niet betrouwbaar, want de geïnterviewden hoeven niet de waarheid te spreken en worden dus ook niet gecontroleerd. Het CBS gaat ervan uit dat geïnterviewden eerlijk antwoord geven op de vragen omdat ze bijvoorbeeld hun naam niet hoeven te noemen. 10. Bij geweldsmisdrijven: - doen slachtoffers vaker aangifte; - zijn daders vaak bekenden of is er iets geregistreerd en opgenomen door veiligheidscamera’s; - is er meer aandacht van de politie vanwege de ernst van het misdrijf; - is er meer aandacht van de politie om onrustgevoelens bij slachtoffer, familie, vrienden en kennissen te verminderen. 11. Het aantal misdrijven is niet met dezelfde omvang gestegen als de toename van de bevolking. In absolute cijfers is het aantal misdrijven toegenomen, maar procentueel (per honderd burgers) is het aantal afgenomen. 12. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld van een antwoord: Nederland is best heel veilig. De kans dat je zomaar slachtoffer wordt van een misdrijf is kleiner dan de kans op een dodelijk verkeersongeluk. Nederland is onveilig want de kans is groot dat je slachtoffer van diefstal, vandalisme of geweld wordt. Kijk maar hoeveel fietsen er worden gestolen en hoe vaak iemand in het uitgaansleven een klap krijgt of bedreigd wordt. Ook bij deze vraag kunt u een kleine enquête houden. U kunt bijvoorbeeld leerlingen laten antwoorden op de vraag “Hoe onveilig is Nederland?” aan de hand van de categorieën: heel erg onveilig, behoorlijk onveilig, valt wel mee, niet echt onveilig. Vraag leerlingen wel steeds naar de motivatie voor hun antwoord. Zie ook opdracht 15.
21
ons beeld van criminaliteit
13. CARTOON blz. 34 De twee mannen in de cartoon vinden allebei dat ze een goede krant lezen. De man links vindt sensationeel nieuws goed (grote koppen veel foto’s). De man rechts vindt uitvoerig geschreven nieuws goed. Kranten bepalen voor een deel hoe iemand denkt over criminaliteit. Dit geldt ook voor het nieuws op tv. Het SBS6-nieuws brengt meer nieuws over criminaliteit en met meer sensatie dan het NOS Journaal. De SBS6-kijker zal daardoor eerder denken dat Nederland heel crimineel is dan de NOS-kijker.
14. AANGIFTE DOEN blz. 34 a. De politie zegt dat zij door de tips een beter beeld van de criminaliteit heeft gekregen. b. Je kunt anoniem naar de tiplijn bellen als je bang bent dat verdachten je als een ‘klikspaan’ gaan beschouwen.
15. ENQUÊTE blz. 35 Eigen antwoord leerling. Opmerking: de vragen 1, 2, 4 en 12 hierboven hebben verband met de items in de enquête. Bij deze vragen staan mogelijkheden voor discussie met de klas genoemd.
16. CIJFERS blz. 35 a. Het diagram geeft de verdeling weer van de soorten misdrijven die de ondervraagde groep heeft meegemaakt. Er staat geen periode of jaartal genoemd. Het kan dus over een bepaalde periode gaan, maar het kan ook gaan over een ‘ooit meegemaakte’ ervaring. b. Geïnterviewden van een slachtofferenquête hoeven niet de waarheid te spreken. De antwoorden van de ondervraagden kunnen niet gecontroleerd worden. Houd eventueel een anonieme slachtofferenquête in uw klas. Laat leerlingen zelf conclusies trekken.
17. JUIST OF ONJUIST? blz. 35
1. De massamedia bepalen voornamelijk onze beeldvorming. 2. Commerciële zenders, maar ook Nederland 1, 2 en 3, zenden graag sensatie uit. 3. Het aantal geweldsmisdrijven neemt elk jaar af. 4. Er vinden steeds meer vermogensdelicten plaats.
22
juist of onjuist? juist
juiste zin
onjuist
Vooral de commerciële zenders zenden graag sensatie uit. Het aantal geweldsmisdrijven neemt elk jaar toe. Er vinden steeds minder vermogensdelicten plaats.
onjuist onjuist
ons beeld van criminaliteit
Begrippen hoofdstuk 3
blz. 36
Beeldvorming is een idee of indruk van iets of iemand. Nieuwswaarde betekent dat mensen graag meer over iets willen weten. Hoe meer mensen bijvoorbeeld een bepaald nieuwsbericht lezen, hoe hoger de nieuwswaarde ervan is. Sensatie betekent opschudding of beroering. Stereotype is een beeld waarbij we vinden dat een hele groep mensen bepaalde kenmerken heeft. Publieke opinie is de mening die het grootste deel van de bevolking over een kwestie heeft. Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) verzamelt en onderzoekt cijfers over diverse onderwerpen, dus ook over criminaliteit. Politiestatistieken geven een overzicht van misdaadcijfers die door de politie zijn geregistreerd. Aangiftebereidheid is de mate waarin iemand bereid is om aangifte te doen van een misdaad. Slachtofferenquêtes zijn enquêtes van het CBS onder gewone burgers om te kijken of zij ooit slachtoffer zijn geweest van een misdrijf. Daderenquêtes zijn enquêtes van het CBS waarbij aan burgers wordt gevraagd of zij gedurende een bepaalde periode strafbare feiten hebben gepleegd. Vermogensdelict is een misdrijf waarbij het slachtoffer financiële schade heeft, zoals diefstal of inbraak.
23
oorzaken van criminaliteit
4 OORZAKEN VAN CRIMINALITEIT VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 40 en 41 1. Aangeleerde en aangeboren eigenschappen hebben te maken met personen of de directe leefomgeving (gezin, vrienden). Maatschappelijke oorzaken van criminaliteit hebben te maken met kenmerken van grote groepen mensen. Voorbeeld: werkloosheid en sociale achterstand zijn maatschappelijke oorzaken die de kans op crimineel gedrag kunnen vergroten. 2. Op plekken in de samenleving (maatschappij) waar minder sociale controle is, is de pakkans klein. Een lage pakkans is niet een persoonlijke prestatie van de dader. 3. Voorbeelduitwerking: Als je geen baan hebt, heb je weinig geld en weinig aanzien. Sommigen denken dat je dit door criminaliteit wel kunt bereiken. Uiterlijk vertoon zoals gouden sieraden, merkkleding en dure auto’s geven mensen aanzien. Als je geen geld hebt om het te kopen, maar je vindt het bezit ervan heel belangrijk, dan kan dat een reden zijn tot crimineel gedrag. Houd een discussie in de klas over de stelling “Als je echt iets wil bereiken, kun je altijd hogerop in de samenleving, maar je moet er wel hard voor werken.” 4. Mensen met een hogere maatschappelijke positie plegen vaker witteboordencriminaliteit, zoals fraude, belastingontduiking, zwartgeld witwassen, handel in aandelen met voorkennis, enzovoort. 5. Voorbeelduitwerkingen: - In vriendengroepen zie je soms dat iemand meedoet met vandalisme omdat hij of zij bang is de vriendengroep uitgegooid te worden. - Op dezelfde manier wordt winkeldiefstal in sommige groepen een gedragscode waar je aan mee moet doen. - In sommige meidengroepen is de verleiding groot om dure parfum te stelen omdat ‘alle anderen’ dat ook hebben. - Ditzelfde geldt soms ook voor computerspellen, kleding, sieraden en schoenen. 6. Er zijn twee antwoordmogelijkheden: - Het gezegde ‘Eens een dief, altijd een dief’, gaat ervan uit dat crimineel gedrag aangeboren is. - Een ander mogelijk is dat het erg moeilijk is om eenmaal aangeleerd gedrag weer af te leren. Dan gaat het vooroordeel dus bijvoorbeeld uit van opvoeding als oorzaak van crimineel gedrag (je hebt geleerd dat stelen helemaal niet erg is). Houd een discussie in de klas over de stelling “Eens een dief, altijd een dief.” U kunt de discussie aanscherpen door te vragen of zij hun scooter durven uit te lenen aan een buurjongen als zij weten dat deze eerder is opgepakt wegen diefstal. Alternatief: stel dat je hoort dat een goede vriend van je broer of zus een half jaar geleden door de politie is opgepakt voor zinloos geweld; de vriend heeft daarover zijn mond gehouden. Vertel je het aan je broer of zus, ja of nee? 7. De jongeren doen dit onder andere door groepsdruk, alcohol, weinig sociale controle en waarschijnlijk stoerdoenerij.
24
oorzaken van criminaliteit
8. Door drugsgebruik: - moeten mensen stelen om drugs te kunnen betalen. - weet je niet altijd meer wat je doet en durf je soms meer. Een verslaafde zal bijvoorbeeld moeten stelen om zijn dagelijkse portie drugs te kunnen kopen. Drugsgebruik kan verder leiden tot afwijkende opvattingen over goed en kwaad, waarden en normen, regels en rechten. Dit kan leiden tot agressief of ander crimineel gedrag. 9. Met normvervaging wordt bedoeld dat bestaande normen en waarden minder streng worden nageleefd. Normvervaging is een terugkerend onderwerp in de politiek. Vooral premier Balkenende heeft het vaak over de ‘normen en waarden’ die zo belangrijk zijn en waar we meer aandacht voor moeten hebben. 10. a. Maatschappelijke bindingen zijn de relaties (netwerken) die je in het dagelijkse leven hebt zoals je familie, vrienden, buren en collega’s of klasgenoten. b. Mensen met goede contacten met familie, vrienden en kennissen en een goede baan willen dit niet kwijtraken door crimineel gedrag. Crimineel gedrag leidt vrijwel altijd tot een verslechtering van je maatschappelijke bindingen. 11. Bij een goede opvoeding corrigeren ouders hun kinderen als ze bepaalde normen overtreden. Dat gebeurt ook op school, door buren, vrienden, enzovoort. Als dit niet goed gebeurt, neemt de kans op crimineel gedrag toe omdat jongeren hun grenzen dan niet kennen. Als de sociale controle afneemt, zijn er minder mensen die jongeren – vooral jongeren tussen de 16 en de 23 jaar plegen misdrijven – aanspreken op hun gedrag. 12. In kleine steden en dorpen is de criminaliteit meestal lager omdat de mensen elkaar daar beter kennen en meer op elkaar letten dan in de grote steden. Er is meer sociale controle in kleine steden en dorpen dan in grote steden. 13. De meeste mensen hebben een sterk karakter en zien in dat je door criminaliteit anderen veel schade toebrengt en dat het geen oplossing biedt als je een minder mooi en zorgeloos leven hebt. Ondanks alle factoren waardoor crimineel gedrag kan ontstaan, kiest iemand er altijd zelf voor om iets crimineels te doen of om het juist niet te doen. Voer een discussie in de klas over de stelling “De rapscène verheerlijkt criminaliteit en is er dus medeschuldig aan.”
25
oorzaken van criminaliteit
14. OORZAAK blz. 42 Voorbeeldantwoord. situatie 1. Marieke weet dat de pakkans niet echt groot is op de cosmetica-afdeling in een warenhuis. Daarom pikt ze een fles parfum. 2. Vincent en Ahmed zijn twaalf jaar oud en buurjongens van elkaar. Elke avond zijn ze nog om 11 uur op straat en halen allerlei kattenkwaad uit. 3. Stef ziet in de fietsenstalling van school dat er een enorme kras op zijn scooter zit. Daarom schopt hij in een andere scooter een flinke deuk. 4. Esther en Youri zitten in een vriendengroep. Vooral bij voetbalwedstrijden vinden ze het leuk om de politie uit te dagen en vernielingen te plegen. 5. Sjoerd drinkt in het weekend heel wat biertjes. Je moet dan oppassen, want hij wordt dan meestal snel agressief. 6. Kenneth heeft een hekel aan school. Hij spijbelt veel en is bijna nooit thuis. Uit verveling vernielt hij dingen en pleegt hij kleine inbraken. 7. Frits steelt een mobieltje van een klasgenoot, nadat zijn eigen mobieltje ook is gestolen. 8. Een groepje jongens slaat uit verveling met een honkbalknuppel de ruiten van een bushokje kapot. 9. Fons wordt opgepakt als hij ’s avonds een autoradio probeert te stelen. Zijn ouders dachten dat hij bij een vriend zijn huiswerk aan het maken was. 10. Na het uitgaan trappen dronken jongens in een straat de spiegels van de auto’s af. 11. Ferry steekt op een stil parkeerterrein de banden van vier auto’s lek. 12. Een junkie wordt in twee dagen drie keer opgepakt wegens winkeldiefstal. 13. Twee broers gooien ’s avonds een brandende krant in de brievenbus van een buurvrouw. Zij had eerder bij de politie geklaagd over geluidsoverlast door de jongens. 14. Jasmijn belt voor de grap 112 met de mededeling dat in de flat aan de overkant iemand rondloopt met een geweer. Een kwartier later wordt de hele buurt afgezet. 15. Alfred is werkloos. Om toch aan geld te komen om de nieuwe spelcomputer te kopen, zet hij valse advertenties op marktplaats.nl
oorza(a)k(en) Normvervaging en minder sociale controle. Opvoeding, minder sociale controle en groepsdruk. Normvervaging. Groepsdruk. Alcohol en drugs. Normvervaging, minder sociale controle, opvoeding en normloosheid. Normvervaging, normloosheid. Normvervaging, minder sociale controle en groepsdruk. Opvoeding en minder sociale controle. Groepsdruk en alcohol en drugs. Normvervaging, minder sociale controle. Alcohol en drugs en normloosheid. Opvoeding, normvervaging en normloosheid. Normvervaging, opvoeding en minder sociale controle. Normvervaging, maatschappelijke positie.
15. WELK WOORD WEG? blz. 43 Zie de uitleg in deze handleiding (pag. 8 en 9) over de ‘Thinking skill’ Welk woord weg?, werkboek pag. 11. Voorbeelden van antwoorden: - Materiële schade hoort er niet bij, want dat is een gevolg van crimineel gedrag. De andere drie zijn oorzaken. - Rechtsregels hoort er niet bij, want aan rechtsregels moet je je houden. De andere drie termen kunnen oorzaken zijn waarom iemand wel of niet crimineel wordt.
26
oorzaken van criminaliteit
16. HANGJONGEREN blz. 43 Normvervaging? Ja, want de jongeren overtreden de (eenvoudige) fatsoensregels en trekken zich niets aan van het verzoek van de butler. Opvoeding? Ja, want waarschijnlijk hebben zij niet geleerd hun eigen troep op te ruimen en rekening te houden met anderen. Sociale controle? Ja en Nee. Ja, want de butler spreekt de tieners dagelijks aan op hun gedrag. Nee, want de politie grijpt niet in. Groepsdruk? Ja, want waarschijnlijk zal er onderling een ‘code’ zijn dat je je stoer gedraagt, als je rotzooi opruimt dan ben je een ‘watje’. Alcohol en drugs? Ja, want door het drinken van alcohol gedragen ze zich waarschijnlijk vrijer en brutaler dan wanneer ze niet zouden drinken. In het artikel wordt gesproken over ‘drankflessen’.
17. GESNAPT! blz. 44 a. - In deze winkel is de pakkans klein. - Of er is een gelegenheidsmotief. Als deze persoon vooraf niet bedacht had iets te stelen, maar pas in de winkel op dat plan komt, dan is dat een gelegenheidsmotief. Ofwel: de gelegenheid maakt de dief. b. Eigen mening leerling. Op de foto lijkt het alsof er geen sprake is van groepsgedrag: deze persoon is alleen. In de praktijk kan winkeldiefstal worden veroorzaakt door ‘opjutten’ binnen een vriendengroep.
27
oorzaken van criminaliteit
18. WAAR OF NIET WAAR? blz. 44
1. Vaak kun je aan de omvang van iemands schedel zien of hij crimineel is of wordt. 2. Veel leerlingen zeggen geen u meer tegen hun docenten. Dat is een voorbeeld van normvervaging. 3. Kinderen uit een probleemgezin komen vaker met criminaliteit in aanraking dan kinderen uit een gewoon gezin. 4. Een computer hacken is een voorbeeld van witteboordencriminaliteit. 5. In een dorp is er vaak meer sociale controle dan in een stad. 6. Als ergens het gelegenheidsmotief tot diefstal groot is, zouden er eigenlijk preventieve maatregelen getroffen moeten worden.
waar of herschrijf de foute zinnen niet waar? Niet waar. De omvang van iemands schedel zegt niets over de vraag of iemand crimineel is of wordt. Discussie! Waar.
Niet waar.
Belastingontduiking en fraude zijn vormen van witteboordencriminaliteit..
Waar. Waar.
7. Groepsdruk heeft alleen invloed op vandalisme en Niet waar. vermogenscriminaliteit. 8. Een werkloze alcoholist die in een achterbuurt woont, Niet waar. zal eerder crimineel worden dan een jongen die in zijn jeugd mishandeld is.
(Voorbeeld: diefstalpoortjes in winkels.)
Groepsdruk kan leiden tot allerlei soorten criminaliteit. Een werkloze alcoholist die in een achterbuurt woont en een jongen die in zijn jeugd mishandeld is, lopen beiden een grotere kans om crimineel te worden.
19. OPLICHTING blz. 45 a. Groepsdruk. De verdachte zegt ‘overgehaald te zijn tot dit gedoe’ en heeft verklaard dat de oplichting het idee was van een vriend van hem. b. Eigen mening van de leerling. Voorbeeldantwoord: Schuld, armoede. De verdachte ‘zou gebukt gaan onder zware schulden’. Normvervaging. Hij heeft al veel op zijn geweten en betert zijn leven niet.
20. CRIMINELE HENKIE blz. 45 a. Opvoeding: de straf van zijn ouders hielp niet. Alcohol en drugs: verslaving werkt criminaliteit in de hand. Maatschappelijke positie: in de klas kwam hij niet mee. Hij werd daardoor een buitenbeentje. Sociale controle: hij werd niet aangesproken op spijbelen. Normloosheid: maatschappelijke bindingen zijn weggevallen. Hij heeft geen contact meer met zijn ouders. b. Eigen mening van de leerling. Als je de tijd zou kunnen terugdraaien, dan zou een positieve aanpak al op school plaatsvinden. Meer begeleiding op school en snel optreden tegen spijbelen. Dan had hij nu waarschijnlijk een opleiding afgerond waarmee hij een goede baan had gevonden. Nu is criminele Henkie aan de alcohol en drugs verslaafd en heeft hij geen vaste verblijfplaats. Als hij afkickt van de alcohol en drugs, dan hoeft hij niet meer te stelen. Met het geld van zijn uitkering kan hij een woning huren. Als de situatie stabiel is, kan hij misschien via het CWI een leerwerkplek krijgen. Zo leert hij, terwijl hij ook geld verdient. Een baan, huis en geld op zak is een positief uitgangspunt. Vanuit hier kan hij verder werken om maatschappelijk succesvol te zijn.
28
oorzaken van criminaliteit
Begrippen hoofdstuk 4
blz. 46
Individueel gedrag is het gedrag van iemand, los gezien van andere mensen. Maatschappelijke positie is de positie die je hebt binnen de samenleving, gebaseerd op de hoogte van de opleiding, het aanzien van een baan en de hoogte van het inkomen. Met criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld dat het criminele gedrag van een mens met de samenleving te maken heeft. Witteboordencriminaliteit is criminaliteit gepleegd door mensen met een hoge maatschappelijke positie. Status is de waardering die je krijgt van anderen Groepsdruk betekent dat jongeren binnen een groep elkaar overhalen tot iets, bijvoorbeeld tot het plegen van strafbare feiten; doe je niet mee, dan lig je eruit. Normvervaging betekent dat de normen en waarden minder streng worden. Normloosheid betekent dat normen en waarden die niet worden geaccepteerd als gevolg van een gebrek aan maatschappelijke bindingen. Sociale controle betekent dat mensen op elkaar letten. Pakkans is de kans dat de dader van een overtreding of misdrijf wordt aangehouden door de politie. Gelegenheidsmotief betekent dat iemand gebruikmaakt van de gelegenheid om bijvoorbeeld iets te stelen.
29
examenvragen
EXAMENVRAGEN
blz. 48 en 49
1. C ... krijgt dan een beter beeld van bepaalde misdrijven zoals fietsendiefstal. 2. D Lezers van kranten met veel sensationeel nieuws over criminaliteit zullen zich eerder onveilig voelen dan lezers van andere kranten. 3. 1. De cijfers over het aantal overvallen en gevallen van moord en doodslag zijn betrouwbaarder, omdat: het gevolg van een overval of moord direct zichtbaar is en er in dit geval altijd aangifte zal worden gedaan. Er is onomstotelijk bewijs: materiële of lichamelijke schade bij het slachtoffers. 2. De politiecijfers over vernielingen en fietsendiefstal zijn minder betrouwbaar, omdat: er in geval van vernielingen niet altijd een slachtoffer is en bij fietsendiefstal de aangiftebereidheid laag is. 4. A De gelegenheid maakt de dief. 5. Seksueel geweld: slachtoffers doen uit schaamte geen aangifte. Huiselijk geweld: slachtoffers doen uit angst voor vergelding geen aangifte. 6. Groepsdruk: het is stoer of normaal om samen strafbare dingen te doen. Normvervaging: want het gaat om een hele serie ernstige misdrijven (gewapende overvallen, mishandeling et cetera). 7. B 1 en 4.
30
exame nvrage n
31
exame nvrage n
5 HET STRAFRECHT VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 52 1. ‘Schuldigen’ moet verdachten zijn. Iemand is onschuldig totdat het tegendeel bewezen. De rechter doet uitspraak of iemand schuldig is bevonden. 2. a. De man hoeft niet opnieuw voor de rechter te verschijnen. Benadruk bij dit antwoord dat deze regel bestaat om te voorkomen dat iemand - van wie de schuld niet is bewezen! – steeds opnieuw opgepakt kan worden om voorde rechter te verschijnen. Zo kan iemands iemand leven volstrekt worden bedorven, terwijl hij onschuldig is. b. Eigen antwoord van de leerling. Houd een discussie in de klas over de stelling “Het is goed dat een verdachte maar één keer voor een strafbaar feit berecht kan worden.” of over de stelling “Als iemand een zwaar misdrijf bekent, dan moet hij voor de rechter verschijnen, ook al is hij eerder vrijgesproken.” 3. Eigen antwoord leerlingen. Voorbeelden van antwoorden. - Iemand handelt uit noodweer omdat hij in gevaar is. Hij verdedigt zich dan. Iemand geeft jou een klap en je slaat terug om van de aanvaller af te komen. Overmacht is als iemand geen schuld heeft aan een gebeurtenis. Hij kan er dan niets aan doen. - Iemand rijdt iemand aan omdat je uit moet wijken voor een klein kind dat al spelend plotseling de straat oploopt. 4. In het Wetboek van Strafvordering staan alle regels en bepalingen over het strafproces. In het Wetboek van Strafrecht staat welk gedrag strafbaar is en welke (maximum)straf er op kan volgen. 5. Een verdachte moet vooraf weten waar hij aan toe is als hij wordt aangehouden op verdenking van een misdaad. Deze regel voorkomt willekeur. In een rechtsstaat worden burgers beschermd tegen machtsmisbruik door de overheid. 6. a. 6 procent. Aantal verdachten: 424.700, aantal onvoorwaardelijke gevangenisstraffen: 20.100. (20100/424700)*100 = 6,19 b. 41 procent Aantal verdachten: 424.700, aantal verdachten die voor de rechter zijn verschenen: 132.600. (132.600/424700)*100= 40,84 c. Er zijn 124.400 schuldigverklaringen (waarvan er 7.000 zijn vrijgesproken). Op 117.400 schuldigen zijn er in totaal 184.500 (20.100+164.400) straffen uitgedeeld. 7. a. Heropvoeding is het belangrijkste doel van het jongerenstrafrecht. b. Eigen antwoord leerlingen. Voorbeelden van antwoorden: - Volgens mij zouden ze in een jeugdgevangenis jongeren veel beter ieder een eigen programma moeten bieden, omdat iets voor de ene persoon wel werkt en voor de andere niet. - Volgens mij zouden ze in een jeugdgevangenis jongeren veel beter de hele dag kunnen opsluiten omdat dat meer afschrikt zodat je niet nog eens een criminele daad begaat. - Volgens mij zouden ze in een jeugdgevangenis jongeren veel beter kunnen laten praten met slachtoffers, omdat ze dan zien wat ze hebben gedaan.
32
exame nvrage n
Houd een discussie in de klas over de stelling “Als een minderjarige jongere tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld, moeten ook de ouders voor de rechter verschijnen, want zij hebben hun kind niet goed opgevoed.”
33
exame nvrage n
8. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden van antwoorden: - Als ik kinderrechter was, zou ik het meisje een taakstraf geven omdat ze dan niet uit haar omgeving wordt geplaatst maar wel wordt gestraft voor haar daad. - Als ik kinderrechter was, zou ik het meisje uit huis plaatsen omdat haar ouders geen invloed hebben op haar gedrag. - Als ik kinderrechter was, zou ik het meisje op een begeleide survivaltocht laten gaan in de hoop dat haar karakter verandert. 9. Argumenten van de rechter om de vijftienjarige te veroordelen volgens het volwassenenstrafrecht zijn: - de ernst van de daad: moord (met voorbedachten rade); - de koelbloedigheid; - het heeft veel leed en onrust veroorzaakt zowel voor de nabestaanden, op school als in de gehele samenleving. 10. Eigen mening leerling. Voorbeelden van antwoorden: - Zodra je weer in je eigen omgeving bent met je vaste vriendengroep, val je al weer snel in je oude gewoonten. - Zo´n kamp kan in korte tijd je persoonlijkheid sterk veranderen. Je wordt er sterker door waardoor de kans groot is dat je de druk van oude vrienden kunt weerstaan. Laat leerlingen een pleidooi voorbereiden voor beide standpunten. Verdeel de klas in twee groepen en houd een ‘Lagerhuis-debat’ met de leerlingen.
11. STRAF OF NIET? blz. 53 1. Geen straf, want hier is sprake van overmacht. 2. Geen straf, want hij weet niet wat hij doet. Hij is op dat moment niet toerekeningsvatbaar. Nu hij weet dat hij gewelddadig wordt van het eten van paddo’s, zal hij de volgende keer niet wegkomen met ‘ontoerekeningsvatbaar’. 3. Wel straf, want ze is op het moment volledig toerekeningsvatbaar en handelt niet uit zelfverdediging maar speelt voor eigen rechter. 4. Wel straf, het bezit van cocaïne in deze hoeveelheid is strafbaar. Waarschijnlijk is deze hoeveelheid bestemd voor de handel. De handel in cocaïne wordt zwaarder bestraft dan het gebruik of het bezit ervan. 5. Geen straf, want hij handelt uit noodweer. De man maakt diverse dingen stuk, maar doet dit alleen om de bewoner te redden die volgens zijn beleving in gevaar is.
34
exame nvrage n
12. TABOEWOORDEN blz. 53 Kenmerkend voor deze opdracht is de nadruk op het leerproces. Daarom wordt aangeraden om een korte nabespreking te houden, waarin u het werken aan deze opdracht met de leerlingen evalueert. Doel De opdracht Taboewoorden is een definitieoefening, waarbij de leerlingen begrippen in hun eigen woorden proberen te omschrijven. Zij leren daardoor de betekenis van begrippen beter te begrijpen door er zelf actief mee bezig te zijn. Nabespreking Houd na afloop een korte nabespreking. Hierin staan het samenwerken, het maken van keuzes en het leerproces centraal. Stel daarom zo mogelijk het volgende aan de orde: - Hoe ben je te werk gegaan? - Waarom heb je juist die omschrijving gegeven? - Hoe hebben de anderen het probleem aangepakt? - Wie heeft andere woorden gebruikt en waarom? - Wat vinden leerlingen van de antwoorden van anderen? Geef de leerlingen de gelegenheid om uitvoerig te antwoorden. Stel open vragen en onderbreek de leerling niet met het antwoord dat u in gedachten hebt. Sluit het gesprek af met een samenvatting, zodat de essentie van deze opdracht duidelijk wordt. Omdat het leerproces zelf centraal staat, is de opdracht niet geschikt voor het geven van cijfers. Voorbeelden van antwoorden Verjaren: iets crimineels kan niet worden bestraft omdat het te lang geleden heeft plaatsgevonden. Overmacht: je wordt niet bestraft als je iets verkeerds doet omdat je door de situatie niets anders kon. Ontoerekeningsvatbaar: iemand krijgt geen straf omdat hij bijvoorbeeld helemaal in de war was toen hij een delict beging.
35
exame nvrage n
13. FOUTEN VAN JUSTITIE blz. 54 a. Onrechtmatig verkregen bewijs wil zeggen dat het bewijs niet is verzameld volgens de regels zoals beschreven in het Wetboek van Strafvordering. b. De plaats van het gevonden wapen was verkeerd omschreven. c. De politie heeft de vindplaats verkeerd genoteerd in de aanklacht. Dan is er sprake van een procedurefout. Als de politie het wapen uit het huis van de moeder heeft meegenomen zonder huiszoekingsbevel dan is het ook onrechtmatig verkregen bewijs. d. Eigen mening leerling. Voorbeelden van antwoorden: Terecht, want de politie moet zich houden aan de procedures van de wet. Onterecht, want iemand heeft toch iets verkeerds gedaan en moet gewoon worden bestraft, ook al overtreedt de politie een regel. e. Eigen mening leerling. Voorbeeld antwoord: Als de politie geen toestemming heeft om een telefoon af te luisteren en dat toch doet, dan is er sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. In het Nederlandse strafrecht mag de politie niet uitlokken, dat wil zeggen iemand proberen te verleiden om een misdaad te begaan. In Amerika mag dat wel en worden bijvoorbeeld drugsdeals uitgelokt door undercoveragenten. Houd een discussie in de klas over de stelling “Het uitlokken van een misdaad door de politie moeten we toestaan als je daardoor verdachten van ernstige delicten kunt pakken, bijvoorbeeld drugsdealers, verkrachters of vrouwenhandelaren.”
14. STELLINGEN blz. 54 Eigen uitwerking leerlingen. Voorbeeld antwoorden: “Het is goed dat onrechtmatig verkregen bewijs leidt tot vrijspraak.” Argumenten voor: - De enige manier om de rechten van de burgers goed te beschermen is dat iedereen zich aan de regels houdt, dus ook de overheid. - Het begrip onrechtmatig zegt al genoeg. Dat is bewijs dat niet volgens de voorgeschreven regels is verkregen; dan is het ook niet geldig. Argumenten tegen: - Als je kunt bewijzen dat iemand iets misdadigs heeft gedaan, dan moet hij een straf krijgen. Hoe politie en justitie precies aan het bewijs komen, is dan niet meer belangrijk. - Als onrechtmatig verkregen bewijs tot vrijspraak leidt, tast het het rechtsgevoel van burgers aan. “In Nederland hebben verdachten te veel rechten. Een hardere aanpak zoals in de Verenigde Staten is veel beter.” Argumenten voor: - Als iemand iets crimineels heeft gedaan, moet hij of zij niet zeuren over z´n rechten. Hij heeft zelf de rechtsregels overtreden. - Als verdachten minder rechten hebben, kan de politie vrijwel zeker meer zaken oplossen en dat is goed voor de samenleving. Argumenten tegen: - Het is juist goed dat verdachten die rechten hebben. We leven ten slotte in een rechtsstaat. - Een hardere aanpak zoals in de VS heeft geen effect; de criminaliteit is daar enorm hoog.
36
exame nvrage n
“Misdrijven als moord en verkrachting mogen nooit verjaren.” Argumenten voor: - Dit soort misdrijven is zo zwaar dat de dader altijd gepakt en bestraft moet worden. - Verjaring is onzin. Elk misdrijf moet bestraft worden, hoe lang geleden het ook is gebeurd. Argumenten tegen: - Als iets lang geleden gebeurd is, wordt het steeds lastiger bewijzen te vinden. Je mag dan niet meer vertrouwen op bijvoorbeeld het geheugen van getuigen. - Mensen die dit soort misdaden begingen waren op dat moment vast ontoerekeningsvatbaar. Als ze na 30 jaar worden opgepakt en ze hebben in de tussentijd niets misdaan, dan zij ze ‘genezen’. Achteraf straffen heeft dan geen enkele zin. “Het is goed dat jongeren onder de achttien jaar nooit een gevangenisstraf kunnen krijgen.” Argumenten voor: - Jongeren onder achttien zijn in feite nog niet volwassen en kunnen bepaalde zaken niet overzien. Er moet wel gestraft worden maar dan meer gericht op het voorkomen dat de dader in herhaling valt. - Jongeren ‘leren’ in de gevangenis van medegevangenen juist de verkeerde dingen. Dus jongeren nooit opsluiten. Argument tegen: Sommige jongeren plegen al ´volwassen´ misdaden als bijvoorbeeld een straatroof. Dan is een ‘volwassen’ straf op zijn plaats.
15. ZOEK DE ZINSDELEN BIJ ELKAAR blz. 55 In het strafrecht is vastgelegd
g.
wanneer iemand strafbaar is.
Een rechter kijkt naar het feit
d.
maar ook naar de omstandigheden.
De politie moet een goede
f.
reden hebben om een verdachte aan te houden.
Op basis van onrechtmatig
a.
verkregen bewijs kan iemand niet worden veroordeeld.
Als een misdrijf verjaard is,
b.
kun je niet meer vervolgd worden.
De rechter bepaalt hoe
h.
een schuldige gestraft moet worden.
Een verdachte mag zwijgen
c.
tijdens het verhoor.
De politie mag een verdachte
e.
maar een bepaalde tijd vasthouden.
16. DE ZAAK HOFMAN blz. 55 De agent handelt uit noodweer. Voor zijn gevoel had hij op dat moment geen andere keus dan schieten. Waarschijnlijk was het niet zijn bedoeling om Meta Hofman in het hart te treffen. Daarom had hij op de benen moeten richten. Dat had ook het effect gehad dat zij niet meer zou kunnen toeslaan. Als een agent schiet, dan wordt hij meestal ontheven uit zijn dienst en vindt er eerst een uitgebreid onderzoek plaats naar de reden en de omstandigheden van het ‘schietincident’. Soms leidt dat, zoals in het geval van Meta Hofman, tot een rechtszaak tegen de betrokken agent. Houd een discussie in de klas over de stelling “Een agent moet na een schietincident niet automatisch als verdachte worden beschouwd, want schieten hoort bij het beroep.”
37
exame nvrage n
17. KRUISWOORDPUZZEL blz. 55 De antwoorden zijn: Horizontaal 1. controle 9. overtreding 10. materiële 11. waarde 12. politiek
Verticaal 1. criminaliteit 2. norm 3. rechtsstaat 4. misdrijf 5. grondwet 6. verjaart 7. beroep 8. repressie
Begrippen hoofdstuk 5
blz. 56
Strafbaar gedrag is gedrag dat volgens de wet strafbaar is en staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht. Verdachte: iemand waarvan de politie denkt dat hij de wet heeft overtreden. Eerlijk proces wil zeggen dat 1. de rechter onpartijdig is; 2. het proces volgens vaste regels verloopt en 3. vooraf duidelijk is wat de rechten en plichten van alle betrokkenen zijn. Verjaren wil zeggen dat je na een aantal jaren niet meer kan worden vervolgd voor een misdaad. Noodweer: de verdachte moest zich verdedigen omdat hij in gevaar was. Overmacht: een situatie buiten jouw schuld heeft je ertoe gebracht om iets strafbaars te doen. Toerekeningsvatbaar betekent dat je weet wat je doet. Ontoerekeningsvatbaarheid is de situatie dat iemand een geestelijke stoornis heeft of tijdelijk in de war is, waardoor hij of zij niet meer weet wat hij doet. Onrechtmatig verkregen bewijs betekent dat het bewijs is verzameld terwijl daarbij wetsregels zijn overtreden; het mag daarom niet worden gebruikt tijdens de rechtszaak. Jeugddetentie betekent dat de rechter jeugdige criminelen naar een tuchtschool stuurt. Ondertoezichtstelling betekent dat voor een gezin, bijvoorbeeld van een jonge crimineel, een gezinsvoogd wordt aangewezen die met de ouders overlegt over de opvoeding. Opvoedingsinrichting is een opvoedingsinstituut voor moeilijk opvoedbare of zeer onaangepaste jongeren.
38