De Overheidsmanager van het jaar
Speech uit te spreken door Wim Kuijken Secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nijkerk, 9 februari 1999, 20.15 uur
Dames en heren,
Zeer tot zijn spijt kan minister Peper hier vanavond niet aanwezig zijn. De Tweede Kamer houdt hem, zo bleek vlak voor het weekend, in Den Haag. Het feit dat minister Peper de uitnodiging hier te spreken had aanvaard - hij is daarin zeer selectief -, geeft zijn bijzondere belangstelling aan voor het publieke ambt. Maar zijn afwezigheid maakt het mogelijk dat ik hem vervang en dat is natuurlijk heel plezierig om te doen. Veel van wat ik zeg zou de minister ongetwijfeld ook gezegd hebben.
U was misschien een beetje teleurgesteld toen u hier aan kwam rijden dat er, voor de deur van dit gebouw, geen enorme schijnwerpers de hemel verlichtten, dat geen grote aantallen Nijkerkers al uren stonden te blauwbekken met cameraatjes in de aanslag en dat ook CNN niet aanwezig was. Maar laat ik u geruststellen, dat is goed zo.
De overheid is namelijk geen vermaaksindustrie met sterren die stralen.
2 De overheid dient; en de ambtenaar dient de politicus. De overheidsmanager van het jaar zou in deze optiek dus eigenlijk een minister of wethouder moeten zijn. Maar dames en heren, die persoon, is reeds voorzitter van de jury geworden.
Ik ben dus hier naar toe gekomen om iets te vieren en om mee te delen in de glorie die ons vak verdient. En ik kan dat als vervanger van de minister hier op deze avond ronduit zeggen.
Want hoewel we als overheidsmanagers nog wat moeten wennen aan schouderklopjes, en al helemaal aan het memoreren van bepaalde prestaties van individuele overheidsdienaren, we zijn met deze bijeenkomst getuige van een belangwekkende klimaatsverandering. Het siert de initiatiefnemers van deze prijs dat zij die klimaatsverandering hebben herkend en vorm gegeven.
We erkennen vandaag meer dan vroeger dat de overheid prestatie-gerichter is geworden. Prestaties die te maken hebben met maatschappelijk rendement. We erkennen dat we
overheidsmanagers meer mogen en zullen afrekenen op hun resultaten. En dat gebeurt ook. Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie worden steeds meer flexibel. Het is goed de overheid en haar management in het middelpunt te zetten. Want laten we eerlijk zijn, - ook al besef ik mij dat dezer dagen een ander beeld ontstaat - er gaat ook heel veel goed in overheidsland, in het openbaar bestuur.
3 Van belastingdienst tot vuilophaal, van bibliotheek tot infrastructuur, van gevangeniswezen tot brandweerzorg, van gehandicaptenbeleid tot natuurbeheer, van bevolkings-administratie tot financieringstekort. Het loopt in de regel heel behoorlijk, heel professioneel.
We hebben het over een overheid die zeer veelkoppig is: met 538 gemeenten, 12 provincies, 13 ministeries, meer dan 600 zelfstandige bestuursorganen (die dus bij wet zelfstandig - publieke taken uitvoeren), met agentschappen binnen de ministeries, “artikel 82” commissies binnen de gemeenten, met overheids N.V.’s die als marktpartijen in concurrentie nauw aan de overheid verbonden zijn en veelal op weg zijn om echt privaat te worden.
“De overheid” bestaat dus niet en “de overheidsmanager” kan een chef vuilophaal zijn, een directeur van een bibliotheek, een hoofd van het kantoor van een sociale dienst, een afdelingshoofd van een planbureau en misschien ook nog wel een secretaris-generaal.
Dominant in de ontwikkeling bij de overheidsorganisatie is het streven naar zakelijkheid, efficiency en effectiviteit. Daarin slagen we steeds beter. Wij zijn ons ook steeds bewuster van de afnemers van onze producten en diensten. Afnemers die vaak klanten zijn en soms kiezer.
4 De ontwikkeling naar beter presteren en een grotere zakelijkheid moet echter wel gebeuren binnen de grenzen van het wézen van de overheid: behoorlijk en integer bestuur, non-discriminatie, handelen op basis van een wettelijke grondslag, geen willekeur en misbruik van macht, beschermen van de positie van zwakkeren en vooral openbaarheid.
Dit betekent ook dat ik enige afstand wil nemen van de opvatting die we bij de bekende namen als Gaebler en niet te vergeten Al Gore aantreffen als zou efficiency en effectiviteit allesbepalend zijn voor de verbetering van de uitvoering van publieke taken. Het gaat wel om verantwoording en verantwoordelijkheid afleggen. Transparantie en afrekenbaarheid.
Ik ben van mening dat de overheidsmanager vier dingen goed moet kunnen.
Zij of hij moet een inhoudelijke deskundigheid en zeker affiniteit hebben met het terrein waarop hij of zij werkt, en niet alleen rationeel maar ook met gevoel, èn gevoel voor timing.
De overheidsmanager moet ten tweede ook een goed ambtenaar zijn. Dat wil zeggen: zonder de bedrijfsvoering te kort te doen, oog hebben voor de rechtsstatelijke eisen, de betrouwbaarheid en integriteit. Gevoel voor de grenzen tussen adviseren en beslissen, tussen dienstbaarheid en assertiviteit.
5 Hij is een “gewone” manager: met alle vereisten op het gebied van leiderschap, planning en control en mensgerichtheid.
En dan - ten vierde - is hij een “bijzondere” organisator, die het evenwicht zoekt tussen hoofd- en bijzaken, tussen sturen en reageren, tussen belangen en verantwoordelijkheden, tussen normstellen en onderhandelen.
Het bijzondere bij overheidsmanagement is dat je - vanwege het ontbreken van een markt met concurrentie - veelal zelf de prikkels moet aanbrengen in de organisatie, om iedereen scherp te houden en tot prestaties te motiveren.
Dames en heren, We zijn hier om de overheidsmanager van het jaar te kiezen en te feliciteren. We willen daarmee niet alleen aan elkaar laten zien dat overheidsmanagement iets eigens, iets bijzonders is. Het is ook van belang om dat uit te dragen
We zullen er als overheid in de komende jaren nog hard aan moeten trekken om onze rangen op peil te houden in kwantitatieve en kwalitatieve zin. Ook de overheid krijgt te kampen met een personeelstekort en het gevecht voor talent op de arbeidsmarkt zal hevig zijn.
6 Als we er op uit trekken om de mensen te vinden die we nodig hebben, dan zal het van belang zijn om een goed beeld neer te zetten. Ik ben van mening dat we niet moeten proberen om een vaak bestaand soms wat negatief beeld te bestrijden, maar om onze positieve kanten te benadrukken. Iets wat we vandaag bijvoorbeeld doen.
Een deel van ons - laat ik zeggen - slechte imago, is inherent aan onze positie als overheidsdienaren. Wíj zijn het niet zozeer die een slecht imago hebben; het is vooral de burger die tegenstrijdige gevoelens ten opzichte van de overheid als zodanig heeft.
Tegenstrijdig, omdat de burger enerzijds geen inmenging in zijn zaken wil, maar aan de andere kant de overheid graag ziet als beschermer als zijn eigen belangen in het geding zijn. Het bedrijfsleven is tégen subsidies, tot het eigen bedrijf er een kan krijgen of nodig heeft om te overleven. De overheid, de politiek is niet irreëel in haar afweging, zoals sommigen vaak zeggen, maar heeft zijn eigen rationaliteit. De overheid is in zekere zin ook een buffer voor maatschappelijke onvrede.
En - laten we eerlijk zijn - er worden gewoon - al dan niet stomme - fouten gemaakt. Waarschijnlijk niet méér dan in het bedrijfsleven, maar wel direct in de openbaarheid en dus met een enorme druk op alle hoofdrolspelers.
7 Dit maakt het werken vaak heel lastig, terwijl iedereen weet dat juist openbaarheid het grootste goed is, en het in feite - zoals het marktmechanisme in de particuliere sector onze markt in hoge mate reguleert.
Met dat gegeven moeten we leren leven. Het is misschien wel de reden waarom overheidsdienaren die hun werk goed en consciëntieus doen, om herstel van het respect mogen vragen dat in een democratie aan de bekleders van het openbare ambt toekomt. Een van de punten waar ook mijn minister sterk aan hecht.
En nu toch nog even over de beloning. Ik zou er niet over begonnen zijn als niet de minister van Financiën zelf daarmee in de openbaarheid was getreden.
Voor sommigen is geld en respect gevoelsmatig met elkaar verbonden. Ook minister Zalm vindt dat topambtenaren wel wat meer verdienen dan ze krijgen. Ambtenaar is een vak, zegt hij in de Telegraaf, - en ik ben dat met hem eens -; minister niet. Dat laatste kan, volgens hem, iedereen worden.
Ik durf het - wat dat laatste betreft - niet met hem eens te zijn, maar wil hem om begrijpelijke redenen op dat punt ook niet afvallen. Maar het beeld van arme ambtenaren die om hun lage inkomen te compenseren nooit ontslagen kunnen worden, daar moeten we echt vanaf. Dat is niet wáár en niet goed voor het beeld. 8 Voor het overgrote deel betaalt de overheid haar medewerkers niet slecht. In sommige segmenten is meer ruimte nodig.
Gelukkig worden in toenemende mate beloningen gedifferentieerd, wordt het mogelijk arrangementen te treffen waarin minder zekerheid wordt gekoppeld aan een hogere beloning en waarin prestaties beter worden gehonoreerd.
Als die lijn wordt doorgezet door het kabinet komt het wel goed, want de beloning is niet de eerste reden om bij de overheid te werken.
Om de beloning overigens iets te relativeren: Bill Gates was vorige week in Nederland en een journalist had berekend dat hij $500 per seconde verdiende.
Een minister krijgt per werkdag ongeveer een/zesendertighonderste daarvan, bruto, en de meeste overheidsmanagers dus nog iets minder. En dat terwijl de overheid een echte monopolist is. Er deugt iets niet.
Dames en heren, ik sluit af. Ik weet niet of u wel eens beelden heeft gezien van de strijd om de titel Sterkste man van de Wereld. Dat is buitengewoon indrukwekkend.
9 Mannen met een omvang van een tweepersoonsbed, met veelal IJslandse of Schotse maar ook Hollandse namen tillen daar loden vaten met spijkers op een podium, verslepen om het snelst vrachtwagens geladen met bier of tillen rotsblokken in een bootje tot het zinkt. Wie het meeste tilt - of het snelst - wordt de “Sterkste man van de Wereld”. En dat is dan ook echt zo.
Er is geen twijfel aan, de winnaar verdient de titel. Het is verbijsterend eenvoudig te begrijpen.
Bij overheidsmanagers is het niet zo duidelijk wat de criteria zijn om de beste van Nederland te zijn.
Ik denk dat de beste overheidsmanager degene is, die het best met onze wat schizofrene situatie om kan gaan: een dienstbare - leider een veranderingsgerichte - bureaucraat die op zakelijke wijze - het publieke ambt bekleedt en daarbij in alle openbaarheid - op de achtergrond blijft.
10 Mocht een van u hopen op onsterfelijkheid door vandaag de prijs te winnen, en dat gebeurt niet, dan kunt u zich misschien spiegelen aan Woody Allen die, gevraagd naar zijn mening over de Oscars, zei, dat hij graag onsterfelijk wilde worden door nooit dood te gaan.
Mocht u niet de beste overheidsmanager wíllen zijn, troost u dan met de gedachte die bij de Spoorwegen opgeld doet: geen railverkeer zonder dwarsliggers. De overheid heeft u allemaal nodig.