VISIE ZOMERREEKS
MET UI T ST ERVEN BEDREIGD 8: TABAKSKW EKER
‘Wij kunnen niet(s) anders’ Nu de Europese subsidies in rook opgaan, vecht de kleine tabaksboer tegen de bierkaai. Of er over tien jaar nog tabakskwekers zijn? “Als ik nog leef, ja.” Koppiger worden ze niet meer gemaakt. Antoon Deneut (67) en Dorine Breyne (51): “Zonder subsidies is het helemaal afgelopen.” SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE STIJN PIETERS
TIEN BEDREIGDE BEROEPEN Deze zomer gaat Trends op zoek naar uitstervende beroepen. We vonden er tien: 6. Boomsleper 7. Smid 8. Tabakskweker 9. Vioolbouwer 10. Noordzeevisser
A. VAN STEELANDT
1. Schoenmaker 2. Warme bakker 3. Melkboer 4. Circusdirecteur 5. Hopboer
D
e oude, aftandse serres laten weinig aan de verbeelding over. Links en rechts zitten er scheuren in het dak, regen en wind geselen het plastic, de verroeste machines zijn al lang afgeschreven. De Wervikse tabaksboer Antoon Deneut heeft geen centen meer om te investeren, maar opgeven is geen optie. Samen met zijn vrouw Dorine Breyne boert hij moedig voort. Uit liefde voor den toebak, uit liefde voor zijn gezin met tien kinderen. Zeven van die kinderen wonen nog in en oogsten mee in augustus. Uit bittere noodzaak. De twee jongste zonen halen de tabaksbladeren van de kar, Dorine bundelt ze, de machine naait ze in, nog een andere zoon hangt ze weg zodat ze kunnen drogen. Ondertussen schuifelen op het veld vier dochters van Antoon in de gutsende regen op hun knieën tussen de tabaksplanten. Terwijl ze de tabaksblaren oogsten, neuriën ze mp3-gewijs hun lievelingssongs. En of dit een familiebedrijf is. “Mijn vader zei altijd: ‘Tabak moet vele mensenstemmen horen.’ Vroeger hielpen hier vooral Franse jongeren, de Vlaamse studenten werkten liever in Bellewaerde Park. Maar vakantiejobbers kan ik al jaren niet meer betalen.” Antoon Deneut is een WestVlaamse Houtekiet. Wilde haardos, vlammende ogen, rebelse inborst. Hij neemt geen blad voor de mond, daagt graag een beetje uit en heeft
zin voor humor met een weerhaakje. “We zaaien op 19 maart, op de dag van SintJozef. Je ontsnapt niet aan de heiligen in de landbouw.” Of: “De roker is een paria geworden. Gaan ze het roken totaal verbieden straks? En de cafés droogleggen? Dan komt Al Capone terug, wees daar maar zeker van.”
Uitdovende subsidies Wervik was altijd hét epicentrum van de Belgische tabaksteelt. Door zijn vruchtbare zandleemgrond en zijn ‘microklimaat’. Antoon: “De oogstzekerheid is hier iets groter. We zitten in de luwte van de heuvels rondom ons. Eén hagelbui, en je mag een kruis maken over je seizoen.” Voor 2006 telde België nog meer dan 300 tabaksboeren, nu zijn dat er nog hooguit 50. Elk jaar gooien tabaksboeren de handdoek in de ring. Kosten en inkomsten zijn al lang scheefgetrokken. Sinds 2006 draait Europa de geldkraan elk jaar een beetje meer dicht. Om de overproductie tegen te gaan en haar strijd tegen de sigaret kracht bij te zetten, zo heet het officieel. Maar ondanks alle preventiecampagnes is tabak nog altijd big business, ook in België. In 2012 telde de Japanse sigaretten- en tabaksproducent Japan Tobacco, de op twee na grootste in de wereld, maar liefst 475 miljoen euro neer voor de overname van de Belgische roltabakverwerker Gryson, die op een boogscheut van Antoon Deneut huist. Alleen profiteert de kleine Belgische tabaksboer
ANTOON DENEUT “Zonder een sterke tabaksboerin moet je er niet aan beginnen.”
niet meer mee. Almaar meer fabrikanten kiezen voor goedkopere tabak uit Azië of Zuid-Amerika. “Die concurrentie was er altijd al, maar zolang we subsidies kregen, konden we nog tegen die mannen op. Vroeger had het Tabakssyndicaat (de beroepsvereniging van de tabakstelers, nvdr. ) een dikke kassa. Nu eten we onze kassa leeg, en daarna is het gedaan. De kleintjes gaan er eerst tussenuit. Tien kilometer verder, in Frankrijk, zitten grote tabaksboeren, ze oogsten met volautomatische plukmachines. Wij doen bijna alles met de hand.” Antoon kweekt twee soorten: Burley en Semois. Lichte en donkere tabak, samen goed voor 3 ton oogst. Vooral op de Semois-tabak is hij trots. Want vergis je niet, in deze koppige tabaksboer schuilt ook een innovator, hoe beperkt zijn middelen ook zijn. “Er zijn nauwelijks Belgische tabaksboeren die Semois kweken. Ik ben het in Frankrijk gaan leren, stal
er met mijn ogen. Nu heb ik 25.000 Semois-plantjes, die we eigenhandig zaaiden, zaadje per zaadje, met een blazerken of pipetje.” Hij toont piepschuimen platen op water, waarop de zaadjes kiemen tot jonge plantjes, waarna ze naar het veld verhuizen. “(trots) Semois de Flandre Occidentale. Ik lever aan drie winkels in de Belgische Ardennen en krijg er een goede prijs voor.”
Geboren in den toebak Antoon Deneut is weliswaar de spreekbuis, echtgenote Dorine Breyne is al meer dan twintig jaar de draaischijf van dit familiebedrijf. “Mijn vrouw heeft gouden handen”, beseft hij. Al meer dan twintig jaar werkt ze in de velden, anderhalve hectare groot. Ondertussen voedde ze tien kinderen op. Terwijl Antoon overdag als textielarbeider werkte bij Beaulieu, runde zij de zaak thuis. Zo ging het in vele gezinnen. Dorine: “Ik ben gebo-
ren als tabaksboerin en hielp van kleins af mee in de velden. Ik studeerde voor kleuterleidster, maar nadat mijn moeder ziek was geworden, ben ik thuis gebleven. In 1984 zijn we getrouwd, een jaar later zetten we al tabak.” Antoon: “We zijn er allebei in geboren. Mijn vader en grootvader waren ook tabaksboeren, maar zonder een sterke vrouw als tabaksboerin moet je er niet aan beginnen.” Of er over tien jaar nog tabakskwekers zullen zijn? “Als ik nog leef, ja.” Antoon let op zijn gezondheid: vroeger rookte hij drie pakjes per dag, nu raakt hij geen sigaret meer aan.” Hun kinderen zullen geen tabak meer kweken. Omdat het sop de kool niet meer waard is. Zij werken of studeren voor een job waar je wel nog loon naar werken krijgt. Ondertussen blijven Dorine en Antoon zaaien, planten, plukken, drogen, vallen, opstaan en weer doorgaan. “Al zien we ons graf, we doen deure. ” z WWW.TRENDS.BE | 29 AUGUSTUS 2013 33
VISIE ZOMERREEKS
MET UITSTERVEN BEDREIGD 9: VIOOLBOUWER
Uit het goeie hout gesneden Eerst leerde hij erop spelen, nu bouwt en restaureert hij ze. Pieter Goossens (30) koos voor een onzeker bestaan als vioolbouwer. De weg is nog lang, maar het plezier is er niet minder om. SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE STIJN PIETERS
I
n het vioolbouwatelier van Pieter Goossens, boven de woonkamer, hangt een aantal violen netjes aan de muur. Ze hebben hun eigen levensverhaal. Ze hebben zelfs een ziel. “Kijk, dit is een viool met een zielbarst. De ziel is een staafje binnen in de viool. Als er te veel druk op komt, duwt het op het onder- en bovenblad en kan het barsten. Wij retoucheren de ziel van de viool, mooi hé?” Het levensverhaal van de jongeman is er voorlopig een in allegro, zonder veel valse noten. Als zeventienjarige raakte hij gefascineerd door Ierse volksmuziek op Festival Dranouter. Pieter begon viool te spelen in de muziekschool van Brugge. “Ik was een laatbloeier, de jongsten waren zeven jaar.” Een jaar later startte hij een opleiding als grafisch vormgever, maar de studie flopte, en toen een vriendin hem vertelde dat ze instrumentenbouw wou volgen, sloeg de muzikale vonk over. Na een toegangsproef startte hij een vijfjarige opleiding vioolbouw aan het conservatorium van Gent. Dat was niet altijd even gemakkelijk. Goossens kwam niet uit een muzikaal nest en als ASO-jongen had hij geen voorkennis om met hout te werken. “Op school kregen we alleen nieuwbouw, ik begon zelf al herstellingen te doen. Ik ging zelf ook op zoek naar stageplekken.” De opleiding was peperduur, gelukkig sponsor-
34 29 AUGUSTUS 2013 | WWW.TRENDS.BE
den zijn ouders. “We moesten zelf ons materiaal kopen.” Goossens trok tijdens zijn opleiding naar houthandels in Noord-Italië. Vioolbouwers willen de controle over de bouw van het instrument in eigen handen hebben, dat begint met het uitzoeken van het
“Als vioolbouwer moet je je in het hogere segment positioneren. Een topviool vereist nog altijd mensenhanden” klankhout bij gespecialiseerde bedrijven in Europa. “De vochtigheid, de temperatuur, de hoogte waarop bomen groeien, het bepaalt de structuur en de kwaliteit van het hout. In een viool zit spar (bovenblad), Europese esdoorn (onderblad, zijkanten en krul) en ebbenhout.”
Concurrentie met buitenlandse scholen Europa telt een handvol gerenommeerde vioolbouwscholen, vaak met een
eeuwenlange expertise. Bijvoorbeeld die in het Italiaanse Cremona en het Engelse Newark. Goossens studeerde af aan een jonge, Belgische school en dat speelde hem parten. “Ik wou in de leer gaan bij een goede vioolbouwer in België, maar het was niet simpel om binnen te raken. Vroeger had je grote vioolbouwateliers met stagiairs, maar nu denken vioolbouwers twee keer na voor ze een leerjongen onder hun vleugels nemen. De loonkosten zijn niet min. Ze willen zeker zijn dat ze een goede leerling in huis halen en ik stootte bij vijf Belgische vioolbouwers op een njet. Ze gaven me geen kans, puur op basis van mijn diploma. Ik kon het instrument dat ik gebouwd had zelfs niet tonen.” De wereld van Belgische vioolbouwers is klein, de concurrentie hard, zeker voor een jongeling die zijn stekje wil veroveren. Na een job-voor-het-geld bij Delhaize kreeg hij een kans bij vioolbouwer Fabien Gram in Brussel. Hij begon er met viooltjes opkuisen en snaren opleggen, nadien mocht hij bouwen en restaureren. “Ik leerde er bijzonder veel. Ik startte met een leercontract, na twee jaar kreeg ik een vast contract. Ik nam er ook deel aan examens, waarbij ik werd beoordeeld door bekende vioolbouwers.” Na vier jaar werkte hij een tijdje voor een grote muziekwinkel in Brussel, als verantwoordelijke van de strijkinstru-
PIETER GOOSSENS “Als vioolbouwer ben je de psycholoog van de violist.”
menten. Ondertussen startte hij een bijberoep op, omdat hij veel vragen kreeg voor herstellingen van vrienden-muzikanten. “Dat was dankbaar, je vrienden zijn iets vergevensgezinder. Iedereen vraagt heel veel ervaring, maar je moet ze eerst ergens kunnen opdoen. Je naam en reputatie is fragiel. Eén blunder, en het verspreidt zich als een lopend vuurtje. Klassieke muzikanten zijn heel veeleisend, en terecht.” De vraag van muzikanten en verzamelaars werd groter. “Ik ben in het diepe gesprongen, sinds januari 2013 ben ik vioolbouwer in hoofdberoep.”
Timmeren aan reputatie Goossens verdient zijn boterham vooral met herstellingen en restauraties, zijn grote droom is om hoofdzakelijk nieuwe violen te bouwen. “Ik kan mijn facturen betalen en er komen klanten bij. Het komt erop aan mijn netwerk uit te bouwen. Mijn jonge leeftijd is soms een nadeel. Als beginnende vioolbouwer moet ik het
vertrouwen winnen, maar ook uit mijn kosten komen. Een nieuwe viool op maat bouwen kost drie maanden werk. Ik vraag er minstens 7000 euro voor, een gevestigde vioolbouwer vraagt tot 15.000 euro. Pas als je bekend bent, kan je leven van bestellingen. Twee dagen per week reserveer ik voor nieuwbouw, ik wil mijn feeling niet verliezen. Volgens mij duurt het tien jaar vooraleer je de stiel echt onder de knie hebt.” Goossens vindt het een ongelooflijk voordeel dat hij zelf viool speelt. “Alles staat in boeken, maar als je zelf speelt, voel je het instrument en de violist beter aan. Als die vraagt om een meer geconcentreerde of nasale klank, dan weet je wat hij bedoelt. Als je geen viool speelt, tast je vaak in het duister. Als vioolbouwer ben je de psycholoog van de violist. Als een violist bijvoorbeeld te zacht begint te spelen omdat hij onzeker is over een bepaalde klank, is het mijn job om mee voor een oplossing te zorgen.”
België telt nog enkele tientallen vioolbouwers, maar er komt nauwelijks vers bloed bij. Jongeren houden van instrumentenbouw, maar weinigen doen de stap naar het zelfstandig ondernemerschap. “In Brussel zou ik niet durven te beginnen, omdat er daar een paar heel goede zitten.” Of het beroep ooit zal verdwijnen in België? “Ik hoop en denk van niet. Er zal altijd een kleine concentratie van goede vioolbouwers blijven.” Al zitten de Chinezen ook niet stil. Daar rollen de goedkopere studieviooltjes letterlijk van de band. Violen zonder een ziel, maar met een goedkoop prijskaartje, vanaf pakweg 70 euro, inclusief strijkstok. “Ze nemen een foto van een Europese viool, tekenen het model na met een computerprogramma, steken het in een machine, daarna legt een mannetje er snaren op. Als ambachtelijk vioolbouwer moet je je in het hogere segment positioneren. Een topviool vereist nog altijd mensenhanden.” z WWW.TRENDS.BE | 29 AUGUSTUS 2013 35
VISIE ZOMERREEKS
MET UITSTERVEN BEDREIGD 10: NOORDZEEVISSER
‘Er is geen respect meer voor Noordzeevissers’ Zijn liefde voor de zee en het vissersberoep is onvoorwaardelijk, maar eenmaal aan land stormt het in het hoofd van Noordzeevisser Joachim Moeyaert (41). “Mijn schoonbroer en ik vissen al een jaar en negen maanden met verlies. De gouden tijden zijn al lang verdronken.” SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE STIJN PIETERS
J
oachim ‘Jo’ Moeyaert en zijn schoonbroer Bernd ‘Bertje’ zijn net terug van een tiendaagse op de Noordzee, samen met hun bemanning. De vissen zijn gelost en verkocht, maar het werk stopt nooit op hun 32 meter lange schuit Ramblers 279: er is een probleem met de motor en de netten moeten dringend hersteld worden. Visser op rust Johan De Groote, 35 jaar zee-ervaring, helpt mee. Zijn zeemansbenen gedijen enkel op een boot. Een visser moet elke dag de zee ruiken en voelen of hij wordt onrustig. Moeyaert — kaalgeschoren kop, pezig lijf, vlammende ogen — is zeven jaar mede-eigenaar van deze boot, samen met schoonbroer Bernd. Ze voeren eerst samen 19 jaar over zeeën, in dienst van andere reders. Natacha Baert, de vrouw van Joachim en zus van Bernd: “Met hun eigen schuit kwam hun droom uit, maar een spreekwoord zegt: je bent beter een rijke schipper dan een arme reder.”
Gevecht met quota “Mijn vader, Daniel, was zijn hele leven visser”, zegt Moeyaert. “Van kindsbeen af wou ik visser worden. Ik leerde niet graag in de lagere school. Ze zetten me achteraan in de klas, de leraar gaf me 52 procent. Ik zei tegen mijn vader: “Steek mij in de visserijschool en ik zal wel leren.” Op de visserijschool in Nieuwpoort had ik meteen 80 procent. Die school bestaat trouwens niet meer, er waren te weinig leerlingen. Onze mees36 29 AUGUSTUS 2013 | WWW.TRENDS.BE
ter zei: ‘Spring maar in de auto, we rijden naar de kaai. We leerden er netten te herstellen en zoveel meer.’” Na vier jaar visserijschool was Moeyaert aspirant-schipper. Hij kon kiezen: ofwel verder studeren in Oostende, ofwel de zee op gaan. Moeyaert koos het ruime sop, werkte jaren op schepen van reders en schopte het tot schipper. Als jonge visser sloeg hij Baert aan de haak, de start van een woelige, maar oprechte liefde. “Je mag niet trunten. Wanneer ze aanmeren, willen ze een opgewekte vrouw. Achter elke visser staat een sterke vissersvrouw.”
“We betalen ons blauw” Die Noordzeevisser is steeds meer met uitsterven bedreigd. Enkele cijfers uit het Visserijrapport van 2012: in 1950 telde de nationale vissersvloot 457 vaartuigen, begin 2012 nog maar 86, al waren er begin 2012 wel nog 439 erkende zeevissers actief. De vloot balanceert op de rand van de economische leefbaarheid, de gemiddelde leeftijd van de schepen is opgelopen tot 24 jaar. Steun voor nieuwbouw is er niet meer, enkel nog voor renovatie aan de vaartuigen. Hoogstwaarschijnlijk zal de vloot blijven verkleinen door een gebrek aan opvolging bij reders en vissers en om rentabiliteitsredenen. Anders
gezegd: de visser geraakt niet meer uit de kosten. Moeyaert zucht: “Sinds ik mijn eigen baas ben, zijn de problemen enkel groter geworden. Neem nu de quota. Onze visgebieden zijn beperkt, het percentage vangst per vissoort ook. Vorig jaar hebben we 3000 kilo rog overboord moeten gooien voor we de haven binnenliepen. Anders kregen we ferme boetes. Maar die vis is sowieso kapot omdat hij onder te hoge druk heeft gestaan. De meeuwen eten ze nadien op. Dat doet pijn. Die vangst alleen al zorgde voor een verlies van 6000 euro. We moeten alles wat we vissen elke 24 uur doorgeven via het internet.”
Goedkope vis, dure brandstof Eenmaal die vis aan land is, moet hij natuurlijk nog aan de man gebracht worden. Baert verkoopt de vis op de Vlaamse Visveiling. De viskopers, voornamelijk groot- en kleinhandelaars, bieden en bepalen de prijs. “Vaak spreken ze vooraf onder elkaar de prijs af”, weet Moeyaert. “Hoe zou je zelf zijn? Je kunt als visser de visveiling niet omzeilen in België. Wij kunnen dus niet rechtstreeks verkopen aan particulieren of restaurants. Natuurlijk zouden we dat graag doen, als we een betere prijs zouden krijgen.” De vissers kunnen de prijs dus zelf op geen enkele manier beïnvloeden. Al is het wel zo dat wie mooie en kwaliteitsvolle vis aanbiedt, vaak een iets hogere prijs krijgt. “We steken onze vis altijd
JOACHIM MOEYAERT Liefde voor zijn beroep en zijn ‘schuit’.
mooi weg in de pit (het visruim op de boot en verkopen hem supervers”, verzekert Baert. Sommige vissers zetten ondertussen foto’s van prijslijsten van viswinkels op hun Facebook-pagina. “Wij krijgen 4 euro voor 1 kilo sliptong, in de viswinkel wordt hij verkocht tegen 22 euro per kilo”, legt Baert uit. “De viswinkels nemen de grootste marge. En hoe meer tussenspelers, hoe duurder de vis wordt.” Plots mengt Zwaene, de reservemachinist, zich in het gesprek. “Net zoals de boeren kunnen wij aan niemand ‘doorrekenen’, dat is ons grote probleem. Zit je een schakel hoger in de ketting, dan kan je dat wel.” Bovendien kampen de vissers nog met een andere demon: de torenhoge brandstofprijzen. Baert: “We hebben net 26.000 liter getankt, goed voor tien dagen varen. Dat kost ons 16.000 euro. Zeven jaar geleden betaalden we voor die hoeveelheid maximaal 6000 euro. We vissen al een jaar en negen maanden met verlies. Via
de Rederscentrale kan je wel heel goedkoop centen lenen, maar op een bepaald moment begin je financiële putten te maken. We blijven courageus, we moeten wel. We kunnen onze boot niet verkletsen. Al ons kapitaal zit erin, en we zouden er veel te weinig voor krijgen. Als het niet goed komt, zijn we alles kwijt. Maar we hebben geen keuze. Ach, er is geen respect meer voor Noordzeevissers.” “Hopelijk blijven we meegaan, maar er zullen er nog uit gaan, dat kan niet anders”, vreest Moeyaert. “Bovendien betalen we ons blauw aan verzekeringen. Alleen al voor deze schuit betalen we 2000 euro per maand.”
Telkens nieuwe liefde Baert neemt ons mee onderdeks, naar de machinekamer en kajuit. “Deze schuut betekent veel voor ons. Als ze binnenvaart, zie ik meteen aan de waterlijnstreepjes op de boot of het visruim goed
vol is.” In september vaart ze voor de eerste keer tien dagen mee. “Ik ben niet bang om een visje in mijn handen te pakken.” Ze weet als geen ander hoe zwaar de vissersstiel is, al 24 jaar deelt ze lief en leed met Moeyaert. “Iedere keer is het loslaten en weer verlangen. Als hij terugkeert, is ’t telkens nieuwe liefde. We hebben geen tijd om ons te ergeren aan elkaar.” Soms is ze bang, zeker als ze ’s nachts de wind tekeer hoort gaan en het mistig is. “Eén keer raakten zijn netten verstrikt in het anker van een groot containerschip. Toen heeft hij veel geluk gehad. De Noordzee wordt heel druk bevaren, je moet voortdurend op je hoede zijn. (wijst naar de bedden) “Hier zie, zijn kooi.” Ze puilt uit van de foto’s en liefdesbrieven. “Iedere reis krijgt hij een briefje mee. Hijzelf laat briefjes in huis achter, soms vind ik ze pas dagen later. Mijn ventje ziet er heel stoer uit, maar van binnen is hij fragiel en heel gevoelig, zoals vele vissers.” z WWW.TRENDS.BE | 29 AUGUSTUS 2013 37