14
nr. 6/7 – 2009
nr. 6/7 – 2009
interview
HAAGSE DEKEN LINEKE BRUINS:
“De orde moet één Orde blijven” Ze is liever een roepende in de woestijn dan dat ze haar mond houdt. Lineke Bruins, deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden en lid van het College van Afgevaardigden, laat regelmatig van zich horen. Ze roert zich stevig in het debat over de Law Firm School, ze houdt de vinger aan de pols van het tuchtrecht en praat mee over de toekomst van de cassatierechtspraak. “Ik ben een echte schooljuffrouw.” door miek Smilde foto’s chantal ariëns
D
e gele markiezen van het monumentale pand aan het Statenplein zijn neergelaten om de felle lentezon te weren. Jaren geleden huisde hier het advocatenkantoor van Wladimiroff & Spong. Maar zoals vaker in de advocatuur viel die maatschap uiteen en vertrok Spong naar Amsterdam. “In het civiele recht mogen nog steeds alleen Haagse advocaten cassatie instellen”, glimlacht de deken die een paar maanden geleden met de Haagse Orde haar intrek in een deel van het pand nam. “Voor strafrechtadvocaten geldt dat niet. Het maakt dus niet uit waar Spong kantoor houdt.” Aan weerszijden van de kleine vierkante ontvangsthal staan twee houten banken waarop kleurige kussens liggen. Geschonken door Krans & van Hilten Advocaten, het kantoor dat Lineke Bruins eind jaren tachtig mede oprichtte en waar zij na
haar dekenaat weer zal terugkeren. “Ik ben tien jaar later dan gebruikelijk in de advocatuur begonnen”, motiveert zij die keuze. “Ik ga dus ook gewoon tien jaar langer door.” Het typeert de werklust van de Haagse deken. Ze is overal bij en zit overal bovenop. In maart van dit jaar zocht zij tijdens een vergadering van het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) vol de confrontatie met de landelijk deken, Willem Bekkers. Inzet van het dispuut was de vrijstellingsregeling voor advocaat-stagiaires die een deel van hun opleiding volgen aan de Law Firm School of een andere interne opleiding zoals de Brauwerij van De Brauw Blackstone Westbroek. Bruins benadrukt dat zij op zichzelf niets heeft tegen de Law Firm School, een samenwerkingsverband van enkele grote advocatenkantoren die vinden dat de bestaande stage
nr. 6/7 – 2009
nr. 6/7 – 2009
15
interview
opleiding onvoldoende aansluit bij hun rechtspraktijk en die daarom een deel van het onderwijs zelf vormgeven. Maar: “De Law Firm School raakt de basis van de Orde. Ik heb niets tegen grote kantoren, ik wil dolgraag dat ze bij de Orde blijven, we hebben er heel veel aan, want elke advocaat kan iets van hun professionaliteit leren. Maar zolang de Orde één Orde is, en ik vind dat dat zo moet blijven, moeten alle advocaten in Nederland aan die ene beroepsopleiding deelnemen. Ik geloof dat één basisopleiding van belang is voor het ‘ons’ gevoel, maar ook als basis voor het vak. We kunnen best praten over de invulling van de opleiding en over de kwaliteit ervan, maar het uitgangspunt moet zijn dat alle Nederlandse advocaten dezelfde opleiding genieten. Dat voorkomt dat we van die kokerkijkers worden die alleen maar zijn gespecialiseerd in één klein stukje recht. Dat stimuleert een brede blik. Juist omdat de diversiteit tussen de kantoren zo groot is, kun je in de opleiding ervaringen delen, en dat is kwaliteitsverbeterend. Advocaten leren zo een bepaalde manier van denken. En ze leren mensen kennen. Vergeet niet dat na drie jaar veel stagiaires moeten vertrekken. Een stage biedt geen zekerheid voor de toekomst. Wie op dat moment alleen maar is geschoold op dat ene kantoor, mist de aansluiting bij andere kantoren.” “Bovendien hebben die grote kantoren ook wat aan het feit dat ze advocaat zijn. Niet alleen omdat ze naast bepaalde
Lineke Bruins Lineke Bruins studeerde rechten in Amsterdam en Leiden, werkte vervolgens enige tijd als lerares maatschappijleer op een middelbare school en begon in 1979 als advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. In 1988 richtte zij samen met Emma Kostense het kantoor Krans & van Hilten Advocaten op. Bruins maakt deel uit van de sectie personen- en familierecht, is gespecialiseerd in erfrecht en daarnaast een ervaren mediator. Sinds 2001 is Bruins lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden en sinds 2006 deken van die orde. Daarnaast is zij sinds 2001 lid van het College van Afgevaardigden (het ‘advocatenparlement’). Lineke Bruins is voor de tweede keer getrouwd. Ze heeft twee dochters en een zoon uit haar eerste huwelijk.
plichten bijzondere rechten hebben, zoals het verschoningsrecht, maar ook omdat het in het buitenland een goede indruk maakt als je advocaat bent. Dat is je visitekaartje. Dat is commercieel belangrijk. De grote kantoren hebben er met andere woorden alle belang bij advocaat te blijven. Prima,
“De grote kantoren hebben er alle belang bij advocaat te blijven”
maar dan moeten ze gewoon voldoen aan de verplichtingen die daarbij horen. Als je dan vrijstellingen gaat geven, ga je schuiven, dan maak je geen keuze en dat is potentieel een splijtzwam. Ik wil dat de discussie helder wordt gevoerd, en ik ben daar gepassioneerd over, want het gaat me aan het hart. De Orde moet weten wat ze wil. En daarnaast, is het nou echt zoveel gevraagd van die veertien grote kantoren om die beroepsopleiding te volgen? Is dat nou echt zo erg? Ze mogen hun stagiaires van alles aanbieden, maar bovenop het bestaande curriculum. Niet in plaats van.” De motie die Bruins uiteindelijk indiende, wekte bij Bekkers de indruk van een vertrouwenscrisis. Hij zei “bitter teleurgesteld” te zijn en vreesde juridische procedures. Uiteindelijk haalde de motie van Bruins het net niet: 44 afgevaardigden stemden tegen, 42 voor. Het vrijstellingenbeleid wordt vooralsnog dus gehandhaafd. Waarom de emoties nou zo hoog moesten oplopen, begrijpt Bruins eigenlijk niet. “Het ging mij niet om een gebrek aan vertrouwen, daar is geen sprake van. Maar ik wilde duidelijkheid. De discussie over het vrijstellingenbeleid sleept al jaren! Nu gaat een breed samengestelde commissie – met vertegenwoordigers van de Law Firm School en de Brauwerij, afgevaardigden van de Jonge Balie en de universiteiten – kijken op welke manier vorm moet worden gegeven aan één opleiding. Daar ben ik niet tegen.” Eigenlijk is het hele incident te wijten aan een identiteitscrisis van de Nederlandse advocatuur, vindt Bruins. Die crisis is volgens haar onder meer te wijten aan de commercialisering van het vak. “Commerciële bedrijfsbelangen bepalen inmiddels de richting van heel veel advocatenkantoren en het is de vraag of de werknemers van die kantoren nog wel advocaat moeten zijn. Ze zijn het nu nog wel, maar waarom eigenlijk? Waarom kunnen zij geen uitstekende juridische adviseur zijn zonder die advocatuurlijke
nr. 6/7 – 2009
nr. 6/7 – 2009
17
rechten en plichten?” Het was precies die vraag die ten grondslag lag aan de instelling van de commissie-Van Wijmen die in 2007 het rapport Een maatschappelijke Orde publiceerde. Daarin stond dat de diversiteit en commercialiteit binnen de advocatuur in tien jaar tijd zo sterk waren toegenomen dat de kwaliteit en de eenheid van de beroepsgroep werden bedreigd. Om het nobele vak voor verder verval te behoeden, stelde de commissie onder meer voor een zestal kernwaarden in de nieuwe Advocatenwet op te nemen. Deze kernwaarden zouden, naast het gedragsrecht, in de beroepsopleiding veel aandacht moeten krijgen. Inmiddels is duidelijk dat de staatssecretaris van Justitie in elk geval vijf kernwaarden in de wet zal verankeren, te weten onafhankelijkheid, partijdigheid, vertrouwelijkheid, integriteit en deskundigheid. Over de zesde kernwaarde – de publieke verantwoordelijkheid van elke advocaat voor een goede rechtsbedeling – wordt nog volop gediscussieerd, zoals ook blijkt uit het onlangs verschenen jaarverslag van de Nederlandse Orde van Advocaten. Bruins weet niet zeker of de ziel van de Nederlandse advocaat door de wettelijke omschrijving van de kernwaarden nu definitief is gered. Ze vindt het ‘moeilijk’ een definitie te geven van wat of wie een advocaat eigenlijk is. “Voor mijzelf zijn mijn onafhankelijkheid en integriteit heel belangrijk en het feit dat ik een echte belangenbehartiger ben. Mijn kwaliteit is essentieel, en dat van die vertrouwelijkheid spreekt voor zich. De vraag is alleen hoe die kernwaarden tot uiting komen in de uitoefening van het beroep. Aan de ene kant van de markt dreigen commerciële belangen te prevaleren boven advocatuurlijke belangen. En aan de andere kant van de markt dreigt het gevaar van kwaliteitsverlies, met name bij de eenpitters en de kleinste kantoren. Willen we één kwalitatief hoogwaardige balie behouden, dan moeten we deze trends scherp volgen.” Daarbij denkt Bruins niet meteen aan strengere regelgeving. “Ik heb wel eens een dekenklacht ingediend tegen een kantoor dat wel geaudit was, maar dat volstrekt verkeerd was omgegaan met derdengeldrekeningen en met zijn cliëntadministratie. De audit is geen garantie voor kwaliteit.” Dus pakt Bruins regelmatig zelf de handschoen op. “Ik heb inmiddels aardig wat advocaten ontmoet die niet werken volgens de standaarden die ik zelf hoog houd. Ik ben een echte schooljuffrouw en zij moeten dus bij me op het matje komen. Niet om gestraft te worden, maar om te leren dat het anders kan, beter kan. Hier zitten en luisteren en dan na een half jaar nog eens terugkomen. Dat helpt. Een
18
nr. 6/7 – 2009
nr. 6/7 – 2009
strenge juf helpt. En bij sommigen helpt het niet. Hen stuur ik door naar de tuchtrechter. Je kunt rotte appels niet met regelgeving voorkomen, dat moet je doen met kwaliteitsbewaking. Dat is mijn taak als deken.”
Vrolijk gereformeerde opvoeding Haar eigen hoge normen en plichtsgetrouwe ambtsuitoefening dankt ze aan haar ouders, zegt Bruins. Haar ‘vrolijk gereformeerde opvoeding’ is nog dagelijks een bron van inspiratie. “Ik heb veel gehad aan de christelijke waarden uit mijn opvoeding, en ik vind het belangrijk dat mensen in onze samenleving daar kennis van nemen. Dat hoeft voor mij niet op een orthodoxe manier, maar aan die waarden
“Je kunt rotte appels niet met r egelgeving voorkomen, dat moet je doen met kwaliteitsbewaking”
hecht ik wel. Ik vind het moeilijk precies te zeggen wat die waarden zijn; elk mens krijgt iets mee van zijn vader en zijn moeder en is selectief in de keuze wat hij belangrijk vindt. Mijn vader, een arts, was een heel lange man van bijna twee meter, en mijn moeder was juist heel klein, 1.65 m of zoiets. Hij was aanwezig, out going, trad naar buiten, had humor, kon goed schrijven. Mijn moeder was meer de zorgende, maar ook de zorgelijke van de twee. Zelf kijk ik wat meer naar de zonnige kant van het leven, ik ben optimistischer dan zij. Maar van beide ouders heb ik meegekregen dat er hard wordt gewerkt, en dat vind ik nog steeds een goede eigenschap. Ik heb een groot plichtsgevoel wat dat betreft. En ik heb de vragen meegekregen: waar doe je het voor, wat is de zin van dingen, en welke keuzes maak je in dit bestaan? Daarover dwongen mijn ouders ons, mijn broer en mij, na te denken. En ik stel die vragen nu op mijn beurt.”
Selectiestelsel Hoge Raad Die kritische houding komt haar goed van pas in haar huidige functie. Daarin zwaait zij niet alleen de scepter over de ongeveer 1700 advocaten in het arrondissement, maar ook over de advocaten die met het hoogste rechtscollege te maken hebben. Bruins heet niet voor niets officieel de deken
interview
van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. In die hoedanigheid bemoeit zij zich momenteel ook met de veranderingen die de Hoge Raad nog dit jaar wil doorvoeren. Een van die veranderingen betreft de selectie aan de poort van zaken die toch niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad hoopt op die manier de almaar groeiende zaakstroom te beteugelen, opdat hij zich kan concentreren op zijn kerntaken: bijdragen aan de rechtsvorming en de rechtsontwikkeling en het bewaken van de rechtseenheid. Wettelijk hoort daar nog een taak bij, namelijk het bieden van rechtsbescherming, Maar juist die taak komt door het selectiestelsel onder druk te staan, vreest Bruins. “En dan komt de advocaat in mij boven, want hoe zit het dan met de rechtszoekende? Ik vraag mij af hoe die selectie eruit gaat zien. Zou een zaak als Boon/Van Loon (het arrest uit 1981 waardoor vrouwen na echtscheiding aanspraak konden doen op het opgebouwde pensioen van hun man; red.) door de selectie komen? Of Lindenbaum/ Cohen? Ik vind dat selectie risico’s meebrengt. Want wie selecteert en hoe? Er is al een mogelijkheid om op grond van artikel 81 RO zaken verkort af te doen. Ik zou liever zien dat daarvan wat meer gebruik zou worden gemaakt. Mensen moeten in het kader van de rechtsbescherming iets van een overweging van de Hoge Raad meekrijgen. Als ze alleen te horen krijgen dat hun zaak niet door de selectie is gekomen, is dat heel onbevredigend.”
Werkdruk Bruins erkent dat de werkdruk, met name bij de strafkamer, groot is bij de Hoge Raad. Om daaraan iets te doen zouden de rechtsmiddelen zelf eens flink onder de loep moeten worden genomen. “In het strafrecht moet binnen veertien dagen nadat een hof uitspraak heeft gedaan beroep in cassatie worden ingesteld”, legt Bruins uit. “Heel veel veroordeelden doen dat, want cassatie schort de ten uitvoerlegging van de straf of maatregel op. Velen hebben dus belang bij het instellen van cassatie. Pas als er cassatie is ingesteld, werkt het hof een uitspraak verder uit. Dat duurt vaak heel lang. Het kan zo wel twee tot drie jaar duren eer de zaak in cassatie dient. En al die tijd loopt de verdachte vrij rond. Ik wil graag samen met de hoven kijken of er geen mogelijkheden zijn om het instellen van die strafcassatie wat minder aantrekkelijk te maken. Natuurlijk geldt de onschuldpresumptie, dus zolang er geen onherroepelijke uitspraak ligt, kun je de straf niet ten uitvoer leggen. Maar die selectie aan de poort is volgens mij niet
de oplossing van het probleem. Dat zou eerder moeten gebeuren en dat laat ik weten. Ik ben liever een roepende in de woestijn dan dat ik niets heb gezegd.” Een tweede verandering die er aan zit te komen, betreft de instelling van een zogenoemde cassatiebalie. In het civiele recht bestaat die in zekere zin al, omdat alleen advocaten die staan ingeschreven op het Haagse tableau cassatie kunnen instellen. In het strafrecht mogen alle advocaten dat doen. “Het is niet meer van deze tijd dat alleen Haagse advocaten zich bij de Hoge Raad mogen melden”, stelt Bruins nuchter vast. “Maar het is evenmin wenselijk dat Jan en alleman dat maar kan. De cassatierechtspraak is een specialisme. Vroeger leerde je dat in de praktijk, op die typische Haagse cassatiekantoren. Maar nu zelfs De Brauw is vertrokken, werkt dat systeem niet meer afdoende. Er ligt een wetsontwerp klaar waarin staat dat advocaten zich voortaan moeten kwalificeren alvorens tot de Hoge Raad te worden toegelaten. Zij moeten een speciale opleiding volgen en een toelatingsexamen doen. Een beoordelingscommissie bepaalt vervolgens wie er door mag. Het is nog niet helemaal duidelijk wie er in die commissie komen te zitten, maar wat mij betreft is de meerderheid zelf advocaat. Dus bijvoorbeeld drie advocaten en twee leden van de Hoge Raad. En niet andersom.”
nr. 6/7 – 2009
nr. 6/7 – 2009
19