DE NIEUWE STAGEGIDS Gids voor bachelor- en masterstages Journalistiek & Nieuwe Media
Versie 13 november 2009 Deze gids wordt regelmatig geactualiseerd. Zorg dat je steeds de meest recente versie hebt. Check daarvoor op Blackboard. Redactie: W. Koetsenruijter
Inhoudsopgave Inleiding.................................................................................................................................................................. 3 1 Het vinden van een stage (MA & Ba)............................................................................................................... 4 2 Begeleiding ......................................................................................................................................................... 7 3 Stageverslag en beoordeling ............................................................................................................................. 8 4 Het onderzoek tijdens de bachelorstage .......................................................................................................... 9 5 De bachelorstage formeel ................................................................................................................................ 11 6 De Masterstage formeel................................................................................................................................... 12 7 Koppeling onderzoek en stage in de master .................................................................................................. 13 BIJLAGE 1
PROJECTMATIG WERKEN................................................................................................ 14
BIJLAGE 2:
Beoordelingsformulier Stage-instelling .................................................................................. 15
BIJLAGE 3:
Dummy stageplan .................................................................................................................... 16
INLEIDING Bachelor en masterstage Dit gidsje gaat zowel over de bachelor- als over de masterstage. Die twee hebben grote overeenkomsten, maar er zijn vanzelfsprekend ook verschillen. Waar dat van toepassing is, noemen we die verschillen expliciet in deze gids. Deze inleiding geldt voor beide typen stages. Voorbereiding Je kunt de stage voorbereiden door: De nog uitgebreidere stagehandleiding te lezen, die je bij het Loopbaancentrum Letteren kunt krijgen en die op www.loopbaancentrumletteren.nl staat. Bevat o.a. sollicitatietips! Je te informeren tijdens de verplichte stagevoorlichting die twee maal per jaar wordt georganiseerd. Je stagecoördinatoren geven algemene informatie, daarnaast vertellen een student, stagedocent en soms een stagebieder over hun ervaringen. Deel te nemen aan de donderdagavondseminars waarop ook stagiairs verslag doen van hun stage en stageonderzoek. Kijk op de website – www.praktijkstudies.nl – of op Blackboard Seminar voor data en tijden. Er zijn vele manieren om aan een stageplaats te komen. Hieronder vind je een stappenplan aan de hand waarvan je de voor jou ideale stageplaats kunt zoeken en vinden. De tijd is kort, benut die dus optimaal. De ervaring leert overigens dat veel studenten besluiten om hun stage wat langer door te laten lopen. Bedenk dat je vaak wel vier weken nodig hebt om een bedrijf enigszins te leren kennen. Als je dan net lekker in het zadel zit, moet je na je tien punten alweer ophouden. N.B; Op veel redacties houden ze een vaste stagepeiorde aan van drie maanden. Dat hoeft overigens niet altijd full time te zijn.
1 HET VINDEN VAN EEN STAGE (MA & BA) STAP 1: Wat wil ik, wat kan ik? In welke sector en bij welke organisatie? O.a. via het Loopbaancentrum Letteren en via je docenten bieden werkgevers stages aan. Deze stages vind je op de website: www.loopbaancentrumletteren.nl. Stagebieders zijn o.a. kranten en tijdschriften (Algemeen Dagblad, Trouw, Leidsch Dagblad, Onze Taal), persbureaus (ANP) en omroepen (NOS radio en tv, Wereldomroep, Zembla). Daarnaast zijn er stages bij internetredacties (MSN, Planet.nl), communicatiebureaus (NCATB/Elsevier, Maters & Hermsen bedrijfsjournalistiek) en vele andere instellingen (SURF, Meertens Instituut). Verder is er de website www.mediastages.nl, waar allerlei stageplaatsen bij de publieke omroep worden aangeboden. Zij bemiddelen voor studenten die in het kader van een erkende opleiding, MBO, HBO, universiteit, een stage zoeken. De minimale stageduur is meestal 3 maanden. De meeste stages zijn 'meewerk' stages op het gebied van redactie en productie. Onderzoeksstages zijn minder gemakkelijk op deze manier te vinden. Je kunt ook altijd zelf bellen of mailen naar een bedrijf dat je in gedachte hebt. Vind je het lastig om je keuze te bepalen? Maak dan een afspraak met de stagecoördinator bij het Loopbaancentrum Letteren voor advies (Barbara Sumer). Kijk voor je met haar afspreekt ook op de stapsgewijze stagehandleiding op de website van het Loopbaancentrum Letteren (onder stagehandleiding). STAP 2: Stel je ‘Top 5’ van bedrijven en organisaties op. Uit het aanbod van het Loopbaancentrum Letteren, tips van je docenten en andere relaties, kan je nu je top vijf van favoriete bedrijven en organisaties samenstellen. Gok niet op één bedrijf. Om redenen buiten jou om, kan de organisatie – tijdelijk – geen stagemogelijkheden hebben. Daarbij is het prettig om verschillende stageorganisaties met elkaar te kunnen vergelijken, en te kunnen kiezen. Bedenk ook wat voor soort werkzaamheden je wilt doen bij de organisatie. De bachelorstage binnen Journalistiek & Nieuwe Media bestaat voor een klein deel uit een onderzoek; de master kent een grotere onderzoekscomponent. Zie daarover het hoofdstuk over het onderzoek. STAP 3: Wie wordt mijn stagedocent? Jaap de Jong, Willem Koetsenruijter en Addie de Moor begeleiden de meeste stages, maar in voorkomende gevallen kun je ook een van de andere docenten benaderen, bijvoorbeeld als een stage echt op hun specifieke vakgebied ligt. Benader ze vooral tijdig en in ieder geval voordat je het bedrijf benadert. STAP 4: Hoe ga ik stagebieders benaderen? Een goede stageplaats wordt zelden zomaar vergeven. Een stagesollicitatiebrief en cv, gevolgd door een stagesollicitatiegesprek zijn – nog steeds – gebruikelijk. Maar daarbinnen zijn vele variaties mogelijk. Eerst bellen lijkt voorlopig de beste strategie: om eventuele aanvullende informatie te vragen en je brief aan te kondigen. Je kunt ook je brief en cv sturen en naar aanleiding daarvan bellen. In een snelle branche als Journalistiek & Nieuwe Media worden e-mail en invulformulieren op de website ook steeds gebruikelijker. Laat je brief en cv vóór je deze verstuurt altijd eerst lezen aan een „externe‟ beoordelaar, bijv. een docent of stagecoördinator. En vraag überhaupt vooraf aan een stagedocent even fiat om een bedrijf of instelling te benaderen voor een stageplaats. Als je wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, bedenk dan vooraf – bijvoorbeeld aan de hand van het voorbeeldstageplan in de stagehandleiding van het Loopbaancentrum Letteren – hoe jij wilt dat je stage eruit gaat zien. Een sollicitatiegesprek betekent onderhandelen. Een
sterke onderhandelaar heeft vooraf bedacht wat hij/zij wil. En (het lijkt overbodig te zeggen) zorg ook dat je het bedrijf kent voordat je op gesprek gaat. STAP 5: Goedkeuringsprocedure: het opstellen en van het stageplan Als je eenmaal een stageplaats verworven hebt, is het zaak de formele kant met je opleiding af te handelen, opdat de stage meetelt binnen het programma. Als je op eigen houtje een stage regelt en al begonnen bent en vervolgens pas om toestemming vraagt, loop je het risico dat de stage niet meetelt voor JNM. STUDENTEN DIE ZONDER GOEDGEKEURD STAGEPLAN AAN EEN STAGE BEGINNEN, ONTVANGEN GEEN STUDIEPUNTEN EN BEGELEIDING VOOR HUN STAGE. Belangrijke criteria voor een goede stageplaats: stage moet relevant zijn voor journalistiek & nieuwe media in de ruimste zin van het woord; stagebegeleiding moet professioneel zijn: stagebegeleiders zijn „mediawerkers‟ die door opleiding en/of ervaring de stagiair veel kunnen leren; de stagewerkzaamheden moeten niet het karakter van routinematig bulkwerk hebben, maar afwisselend zijn en ook intellectuele uitdaging bieden; de stagebegeleiders moeten bereid en in staat zijn het grote (master) of kleine (bachelor) onderzoeksproject te faciliteren (ruimte en medewerking bieden). Stel daarom tijdig een (concept-)stageplan op, op basis van het voorbeeld in de stagehandleiding. Het stageplan bevat: een omschrijving van de stageopdracht, inclusief probleemstelling en gehanteerde methode, een fasering en tijdsplanning en de afspraken over de begeleiding. In de mediatheek liggen voorbeelden van stageplannen (en –verslagen). A Je docent-begeleider beoordeelt de geschiktheid van de stageopdracht: of de opdracht binnen het programma past en of deze van voldoende niveau is. B Als deze tevreden is (meestal na een of twee herschrijvingen of aanpassingen) onderteken je het definitieve plan zelf en laat je vervolgens ondertekenen door je stagedocent en de begeleider bij de organisatie. N.B. Als het onderzoeksplan nog onvolledig is, omdat dat pas gepreciseerd kan worden tijdens de stage zelf, kan in overleg met de stagedocent een verzoek worden gedaan tot voorlopige toestemming; wel moet de student binnen drie weken na aanvang van de stage een uitgewerkt onderzoeksplan aan de stagedocent voorleggen ter definitieve goedkeuring van de stage). In dit geval vermeldt de student in het stageplan een voorlopig onderzoekplan met motivatie van het ontbreken van een uitgewerkt onderzoeksvoorstel en een datum waarop dat wel gereed zal zijn voor de docentbegeleider (de examencommissie zal dat onderdeel doorgaans niet meer onder ogen krijgen). C Lever je stageplan daarna in bij het Loopbaancentrum die zorgt dat het geadministreerd wordt en het stuurt naar de Examencommissie van Centrum PraktijkStudies Letteren, bestaande uit Jaap de Jong en de coördinatoren van de PraktijkStudies. Zij beoordelen ten slotte eveneens de geschiktheid van de stageopdracht: of de opdracht binnen het programma past en of deze van voldoende niveau is. De commissie tekent het definitieve plan (of vraagt om herziening) en levert dit plan in bij stagecoördinator (Barbara Sumer). -> Voor de Master geldt dat de examencommissie van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur het stageplan moeten ondertekenen.
De stagecoördinator (Barbara Sumer) verzorgt verzending van het getekende plan naar de verschillende partijen. Het Loopbaancentrum stelt – als de organisatie daarover niet zelf beschikt – de stageovereenkomst op (afspraken over stagevergoeding e.d.) en verzorgt tijdens de stage de toezending van beoordelingsformulieren e.d.
2 BEGELEIDING Tijdens de stage word je begeleid door een docent van je opleiding en een stagebegeleider bij de stagebiedende organisatie. De stagebegeleider introduceert je bij de organisatie, zorgt voor de benodigde faciliteiten (werkplek, pc) en verzorgt de dagelijkse begeleiding. Je stagedocent spreek of mail je gemiddeld eens in de twee tot drie weken en je levert geregeld een verslag van de afgelopen periode in (vormt nuttig materiaal voor je eindverslag). Aan de hand van het stageplan bespreek je de voortgang en eventuele problemen. De stagedocent bezoekt halverwege de stageperiode de stageplaats en bespreekt met je stagebegeleider op de werkplek de voortgang van de stage. Dit is een bezoek dat jij voorbereidt. Hoe beter de begeleiding is, hoe meer je van de stage kunt leren. Schroom dus niet je begeleiders veel te vragen. STUDENTEN DIE ZONDER GOEDGEKEURD STAGEPLAN AAN EEN STAGE BEGINNEN, ONTVANGEN GEEN STUDIEPUNTEN EN BEGELEIDING VOOR HUN STAGE.
3 STAGEVERSLAG EN BEOORDELING Je rondt je stage af met een stageverslag. Voor een deel bestaat het verslag uit de rapportage van je onderzoek, voor een ander deel is het een kritische reflectie op je functioneren bij de organisatie. Richtlijnen voor het schrijven van het stageverslag vind je in de stagehandleiding, voorbeelden van stageverslagen in de Mediatheek van het Loopbaancentrum Letteren. Besteed in je stageverslag vooral aandacht aan de terugkoppeling naar je doelen. Los van het verslag hecht je een onderzoeksverslag aan. Voor de bachelor is dat beperkt. Voor de master betreft het dat deel van je onderzoek dat je in het kader van je thesis tijdens je stage hebt uitgevoerd. Neem ook het stageplan en producten die je hebt gemaakt op als bijlage. De stagedocent bepaalt het eindcijfer voor je stage op grond van je stage-eindverslag en de (schriftelijke) beoordeling van je stagebegeleider. Soms is het nodig je stagebegeleider nog even te herinneren aan dat beoordelingsformulier.
INHOUDSOPGAVE VOOR DE STAGE Omslag. Vergeet titel en andere vakgegevens niet. Voorwoord. Facultatief, als je mensen wil bedanken e.d. Inhoudsopgave. Inleiding. Motivatie voor deze stage, soort leerdoelen, opbouw van je stageverslag. Hoofdstuk over stagebedrijf. Marktpositie, personeel e.d., organigram, met speciale aandacht voor afdeling(en) waar jij hebt stagegelopen. Hoofdstuk over je werkzaamheden. Verschillende soorten taken, kwantitatieve gegevens over je productie e.d. Bevat een geordende samenvatting van je werkzaamheden (waarvan je in een dagelijks logboek al eerder verslag hebt gedaan voor je begeleider). Als dat relevant is, hier ook enkele teksten opnemen met commentaar over de totstandkoming en over de evaluatie door je begeleiders. Hoofdstuk over je onderzoek. Probleemstelling / belang / theorie / methoden / planning / resultaten / conclusies / aanbevelingen. Als het een heel uitgebreid deel wordt, kun je er ook een apart onderzoeksrapport van maken of een bijlage. Conclusies. Hierin reflecteer je uitgebreid op de leerdoelen uit je stageplan: stuk voor stuk, met voorbeelden. Blik ook terug op wat je van het onderzoek geleerd hebt. Hier kun je vragen beantwoorden als: zou dit werk iets voor je zijn als beroepsvervulling? Je mag ook de begeleiding nog bespreken en de mate waarin je hebt kunnen profiteren van opleidingsvakken in de stagepraktijk. Bijlagen. Stageplan, Evaluatie door je stagebegeleider, logboek, door jou geproduceerde teksten, bijlagen bij het het onderzoek zoals vragenlijsten, onderzoeksdata, etc.
4 HET ONDERZOEK TIJDENS DE BACHELORSTAGE Studenten die tijdens hun bachelor bij JNM een 10-punts stage lopen, krijgen de opdracht om tijdens hun stage ook een onderzoek te doen. In dit stuk antwoord op veelgestelde vragen over het onderzoek. Waarom een onderzoek tijdens de stage? Omdat wij een academische opleiding zijn, willen we dat studenten tijdens de stage iets meer doen dan alleen de lopende werkzaamheden, hoe nuttig dat ook is. We willen dat studenten ook reflecteren op de processen die zich op en om die werkvloer afspelen. Het onderzoek moet derhalve zorgen voor een verdieping van de stage. Wie neemt het initiatief voor het onderzoek? Dat doet er niet toe, want in alle gevallen is de student verantwoordelijk voor het idee, de voortgang en het resultaat. Het onderzoekplan (zie verderop) maakt deel uit van het stageplan en dient voorafgaand aan de stage – net als het plan – te worden ingediend en goedgekeurd door de begeleidende docent, de examencommissie en de stagebegeleider. De stagebieder ziet niets ziet in een onderzoek. Wat nu? Het kan voorkomen dat je een pracht van een stage hebt gescoord, maar dat men geen tijd of zin heeft in een onderzoek. In dat geval heb je pech en zul je je onderzoek los van je stage moeten uitvoeren. Je zoekt in overleg met je stagedocent een goed onderwerp, liefst iets dat nauw verwant is aan het onderwerp waar je in je stage mee bezig bent en je voert dat uit. De stageaanbiedende instantie hoef je dan verder niet meer lastig te vallen met het onderzoek. Het is de minst ideale optie. Hoe omvangrijk moet dat onderzoek zijn? Het is onmogelijk om in termen van uren een kwantitatieve eis aan het onderzoek te hangen, omdat vraagstellingen, methoden en uitvoering telkens verschillen. Er zijn studenten die er hun hele stage aan besteden en er zijn studenten die het buiten hun reguliere stage om doen. Het is minimaal een klein onderdeel van je stage. Maar als je uitgaat van een gewone stage van drie maanden, kun je zo‟n 10% van de tijd als minimumrichtlijn nemen. Heb je voorbeelden van zulke onderzoeken? Oh, ja genoeg! Allereerst valt te denken aan allerlei vormen van kwantitatief onderzoek: surveys, enquêtes, beperkte kijk- en luisteronderzoekjes, websites testen met proefpersonen, waarderingsonderzoek, etc. Bedenk echter dat aan dergelijk onderzoek in het echte leven zeer stringente eisen worden gesteld met betrekking tot representativiteit, betrouwbaarheid, etc. Als je bijvoorbeeld voor een omroep werkt (dus met een enorm aantal luisteraars oftewel onderzoeksobjecten), dan is een goed kwantitatief onderzoek al gauw onhaalbaar. Het kost meestal te veel tijd en geld. Wel kun je bijvoorbeeld een overzicht maken van de reeksen onderzoeken die er al gedaan zijn op een bepaald gebied en advies uitbrengen over de opzet van nieuw onderzoek. Je rapportage krijgt dan de vorm van een literatuurstudie of een adviesrapport. Ook kun je een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een deel van het onderzoek, bijvoorbeeld het pretesten van een vragenlijst voor een kijkersonderzoek, of vragen voor een websurvey. Het resultaat is dan een vragenlijst, met een verantwoording over de keuzes die je hebt gemaakt. Naast kwantitatief onderzoek, zijn er natuurlijk ook allerlei vormen van kwalitatief onderzoek. Wij noemen een paar concrete voorbeelden. Een studente die stage liep bij een TV-programma dat een kopie was van een Engels programma, ondervroeg een serie programmamakers over welke keuzes zij nu eigenlijk maken als ze een format aanpassen aan de Nederlandse markt. Ze las
twee toonaangevende wetenschappelijke artikelen op dit gebied en het resultaat: een beschouwing over TV-programmaformats en culturele aanpassingen per land. Een andere student was het opgevallen dat een bepaald nieuwsagentschap wel erg nauwe banden onderhield met allerlei hotshots uit het bedrijfsleven. Hij ondervroeg redacteuren, sloeg er een aantal toonaangevende weblogs op na en schreef een diepgaand journalistiek artikel. Een andere student werkte bij een groot persbureau. Het serieuze bureau dacht erover om ook shownieuws op te gaan nemen ion de dagelijkse berichten. Maar daar moesten categorieën voor komen en formats, wat wel en wat niet. Een student van ons sprak met hoofdredacteuren, inventariseerde meningen, analyseerde wat andere nieuwssites deden en schreef een adviesrapport. Nog een paar voorbeelden? - Lezersonderzoek bij Intercom, het bedrijfsblad van Flora Holland. Tweehonderd enquêtes en 30 interviews. (Janine Stolze) - Onderzoek naar het afhaakgedrag van lezers van het personeelsblad Tellus (VROM) en hun motivatie (Joyce Couwenberg) - Publieksonderzoek naar de ontvangst van de tentoonstelling Lijfreis en Hartstocht in het Nationaal natuurhistorisch Museum Naturalis. Twee uitgebreide publieksonderzoeken met vragenlijsten en observaties van museumpubliek. (Anneke Middeldorp) - Lezersonderzoek bij Metro. Focusgroupbijeenkomsten om oordelen te verzamelen van lezers. (Carolina LoGalbo) - Censuur: China en de vrije pers (interviews met ervaren China-correspondenten en enkele artikelen en eigen ervaringen) Stage bij De Volkskrant, in Peking, bij Jan van de Putten (Rene van Zoen) - Dagblad. Objectiviteit in de dagbladjournalistiek. Wat zijn grenzen aan objectiviteit in dagbladjournalistiek (literatuur gelezen en twee eigen artikelen geanalyseerd) (Saskia Decorte). Van belang is dat je met het onderzoek laat zien dat je verder kunt kijken dan de dagelijkse werkzaamheden, dat je kunt reflecteren op de gang van zaken op de werkvloer. Daarbij geldt natuurlijk dat studenten zich niet alleen baseren op hun eigen indrukken maar er ook literatuur, artikelen en interviews in verwerken. Voor veel bachelorstudenten is een kwalitatieve studie vaak haalbaarder dan een kwantitatieve studie. Hoe wordt het onderzoek beoordeeld? Net als bij de stage, heeft de stagedocent het laatste woord over de beoordeling van het onderzoek. Hij of zij beoordeelt de volgende zaken: - Is de onderzoeksvraag duidelijk afgebakend? - Geeft student er blijk van de impact van de vraag enigszins te overzien? - Is verantwoording afgelegd over de manier van aanpak (de methode)? - Is duidelijk waar de ideeën in het onderzoeksverslag vandaan komen? - Heeft het onderzoek voldoende diepgang? - Bevat het een duidelijke conclusie? - Is creatief nagedacht over oplossingen voor problemen die zich tijdens het onderzoek voordeden? - Is de verslaglegging zorgvuldig en verzorgd? Kun je een goede stage hebben en een slecht onderzoek? Iedereen heeft zijn kwaliteiten. En natuurlijk is de een beter in onderzoek dan de ander. Maar je moet voor beide onderdelen minimaal een voldoende hebben. Bij een onvoldoende onderzoek biedt vaak een grondige revisie van het verslag of een uitbreiding achteraf wel soelaas. (Bij de Masterstage weegt het onderzoek overigens veel zwaarder.)
5 DE BACHELORSTAGE FORMEEL Studiepunten De bachelorstage is in principe 10 punten waard. Het is een verdiepingsvak. Loop je veel meer uren stage dan 10 ects, dan kunnen desgewenst eventuele extra ects op je JNM-certificaat bijgeschreven worden (bijvoorbeeld: “10 ects + extracurriculair 5 ects”), maar deze mogen niet gebruikt worden om (elders) aan een minimum aantal punten te komen. Planning Voor de bachelorstage is er geen vaste periode. Je kunt deze dus – binnen de grenzen van je opleiding – zelf plannen. Meest voor de hand liggend is een stage in het tweede semester, direct na afloop van de collegeperiode; in de zomerperiode dus, of een part time stage tijdens de colleges in het tweede semester. Een extra opdracht voor aanvang van de stage? Regelmatig onderbreken studenten hun opleiding bij Journalistiek en Nieuwe Media voor andere activiteiten. Dit geldt met name voor bachelors. Als zij naderhand dan nog stage willen lopen, is de journalistieke schrijfervaring soms ver weggezakt. Om teleurstellingen op de stageplek te voorkomen, hanteren we met ingang van januari 2007 de volgende regel: Studenten die meer dan anderhalf jaar na afronding van het vak Journalistieke en Redactionele vaardigheden een schrijfstage plannen, zullen voor aanvang van die stage enkele schrijfopdrachten moeten maken. Om welke opdrachten dat gaat, bepalen de docenten Journalistieke en Redactionele vaardigheden. Afhankelijk van de precieze stageplek en de aard van de bezigheden in de tussenliggende periode kan het gaan om: Enkele nieuwsberichten en/of Een achtergrondverhaal en/of Een geschreven interview Uiterlijk een maand voor aanvang van de stage wenden studenten zich tot de contactpersoon met de mededeling dat ze ter voorbereiding op de stage nog opdrachten moeten maken. Contactpersoon: drs. A.C.J. de Moor (
[email protected])
6 DE MASTERSTAGE FORMEEL Voor de bacheloropleiding is in Blackboard een gedeelte (“cursus”) Stages aangemaakt. Iedereen die zichzelf inschrijft kan daar de desbetreffende documenten bekijken: procedures, voorbeelden van stageplannen, etc. Die documenten hebben alle betrekking op de bachelorstage. Voor de Masterstage gelden de volgende afwijkende zaken.
Studiepunten Het aantal studiepunten voor de Masterstage is 15 ECTS. Dat betekent dat de stage de helft langer duurt dan de bachelorstage. Uitgaande van 28,5 uur per ECTS en een veertigurige werkweek, kun je dat in 11 weken voltooien; zeg maar tweeënhalve maand.
Professionele plaats Willen we met de bachelorstage nog wel eens genoegen nemen met kleine redacties of minder professioneel geleide media en hobbyisten, voor de masterstage is het echt de bedoeling dat je leert werken in een professionele omgeving met professionele begeleiders. Bij twijfel geldt: vraag het je stagebegeleider.
Meer onderzoek In de bachelor beslaat het onderzoek zo‟n 10 procent van de stagetijd. De Masterstage heeft een veel sterker aangezette onderzoekscomponent. De aan onderzoek bestede tijd moet zo rond de 30 procent zijn. Daar gaat natuurlijk niemand met een stopwatch naast zitten, maar dit is wel een indicatie dat het een substantieel deel van je werktijd moet uitmaken. Het schrijfwerk aan je thesis doe je in de regel na afronding van je stage. Je gebruikt je stageplek om die unieke onderzoeksgegevens te verzamelen die je alleen daar kunt krijgen.
Schipperen Iedere hoogopgeleide student die gratis een paar weken komt werken is welkom in een werkomgeving waar iedereen het druk heeft. De vraag om onderzoektijd wordt daarentegen vaak veel minder enthousiast beantwoord. “Daar hebben we geen tijd voor” is een veelgehoorde reactie. Masterstudenten mogen met die reactie GEEN genoegen nemen. Je onderzoek kan namelijk ook veel opleveren voor de organisatie: je bent zelf bijna afgestudeerd en je neemt een professioneel deskundige begeleider van de universiteit mee! Het is niet altijd eenvoudig om stage en onderzoek te combineren en ook nog eens aan te sluiten bij de expertise van je stagebegeleider, maar het is een vaststaande eis binnen het masterprogramma dat je dat wel doet. Tips? Oriënteer je goed, zorg dat je ingelezen bent, vraag anderen om raad, stel je onderzoeksvraag dienstbaar aan je stageplek, zorg voor een goed plan (al voor je solliciteert!) en zorg dat je onderzoek aansluit bij de expertise van je stagebegeleider. (Zie verder ook 7 Koppeling onderzoek en stage in de
master). Moeilijk? Ja. Maar vorig jaar is het iedereen gelukt. Veel succes!
7 KOPPELING ONDERZOEK EN STAGE IN DE MASTER Probleem Het blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig om stage, thesisonderwerp en competenties van de begeleidende docent te koppelen. Toch blijven we dit als ideaal handhaven. Voor degene voor wie dit op onoverkomelijke problemen stuit, is er een omweg met een halve lus. Hoe zit het? In de studiegids staat dat het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de thesis in het verlengde moet liggen van onderzoek dat (ook) tijdens de stage is uitgevoerd. Dat heeft een praktische reden: er zijn voor stage en eindscriptie totaal 30 punten te vergeven, terwijl beide onderdelen samen minimaal 35 ECTS moeten opleveren. Die zijn nu verdeeld over 20 ECTS voor de stage en 15 voor de eindscriptie. Door de overlap van 5 studiepunten die je tijdens je stage aan het onderzoek besteedt, kan toch voldaan worden aan de minimumeisen voor een eindthesis en tegelijkertijd een stage worden aangeboden van voldoende zwaarte, terwijl je er feitelijk 30 punten aan tijd besteedt. Oplossing De oplossing komt op het volgende neer. Wie onderzoek en thesis niet kan koppelen, kan kiezen voor de variant die we het Praktische verdiepingsprogramma noemen. Dat betekent dat je een 15-punts stage en een 20-punts thesis schrijft. Je werkt dan 5 studiepunten meer, die je niet extra vergoed krijgt. Vanwege de facultaire eis van een onderzoekscomponent in het stageverslag, eisen we verder dat je aan je stageverslag een thema koppelt. We leiden jullie op tot reflective practitioner. Daarom eisen we voor je stageverslag dat er een substantieel hoofdstuk wordt opgenomen waarin je – in overleg met je stagedocent – een thema kiest en dat je op grond van gelezen literatuur een koppeling legt tussen literatuur en een aspect van de journalistieke praktijk op je stageplaats. Gelezen literatuur moet minimaal 300 pagina‟s zijn, verdeeld over drie of meer publicaties. Het moet tevens gaan om nieuwe literatuur, dat wil zeggen niet reeds gelezen zaken uit de colleges.
BIJLAGE 1
PROJECTMATIG WERKEN
Inleiding Tijdens je opleiding doe je veel opdrachten in de vorm van projecten; je stageonderzoek kun je beschouwen als een project. Je toekomstige beroepspraktijk zal ongetwijfeld ook een beroep doen op je mogelijkheden om projectmatig te werken. In het curriculum van de opleiding Journalistiek & Nieuwe Media is (nog) geen plaats ingeruimd voor expliciete aandacht voor projectmatig werken. In deze zeer beknopte handleiding willen we er toch aandacht aan besteden. Onder andere omdat projectmatig werken je helpt je werk te plannen en te evalueren. Wat is projectmatig werken? Projectmatig werken betekent dat je een bepaalde reeks werkzaamheden beschouwt als een samenhangend geheel met een gedefinieerd doel, een planning en een begin en een einde. Bij projectmatig werken expliciteer je een aantal zaken voor je aan het werk gaat in een projectplan. Daarvoor zijn vele modellen beschikbaar en het hier gepresenteerde PROWCOF-model™ is er daar slechts één van. Voor wie wat meer wil weten over projectmatig werken, hebben we nog wat literatuursuggesties opgenomen. Welke zaken moet je expliciet maken? Probleemstelling & projectresultaat. Definieer 1) welk probleem of welke vraag aan je project ten grondslag ligt en 2) waar je project toe moet leiden, oftewel wat aan het eind van de rit het resultaat moet zijn. Doe dat laatste in operationele doelen, dat zijn doelen waarvan je eenduidig kunt vaststellen of ze gehaald zijn. "Onderzoek doen naar de lezers van de Volkskrant" is bijvoorbeeld geen operationeel doel, maar een activiteit. "De percentuele verdeling van lezers over beroepsgroepen vaststellen" is wel een operationeel doel. Geef ook aan of het eindresultaat een rapport, een presentatie, een reeks teksten, een geïmplementeerde website of iets anders is; vermeld omvang en eisen. Randvoorwaarden. Stel vast wat de randvoorwaarden zijn. Hoeveel geld is er beschikbaar, hoeveel tijd? Welke middelen? Waar moet het project aan voldoen? Organisatie. Vermeld wie de opdrachtgever is en hoe de opdracht precies luidt, wie er in het projectteam zitten, en wie welke taken heeft. Geef ook aan wie beslist of een fase is afgerond. Wat is de rol van de begeleider / docent? Werkwijze. Omschrijf langs welke weg je je doel denkt te bereiken. Dus geef aan welke onderzoeksmethode je denkt te gebruiken (bijvoorbeeld een reeks interviews met deskundigen, literatuuronderzoek, een serie pre-tests, etc.) Communicatie. Voorts is binnen de organisatie van het project van groot belang om expliciet aandacht te besteden aan de communicatie. Wat wordt er vastgelegd? Hoe vaak wordt er vergaderd? En hoe wordt er over het project gecommuniceerd? Hoe wordt gerapporteerd aan wie? Waar is de projectdocumentatie te vinden? Wie keurt documentatie goed? Fasering & planning. Leg vast in welke fasen je het project uitvoert en geef aan wat er per fase moet zijn afgerond. Koppel die fasen aan deadlines en concrete tijdstippen. Zo kom je niet aan het eind van de rit voor verrassingen te staan en kun je tijdig bijsturen.
BIJLAGE 2: BEOORDELINGSFORMULIER STAGE-INSTELLING Na het eindgesprek met de student door de stagedocent in te vullen en te retourneren aan het Loopbaancentrum Letteren per post of e-mail. Stagebiedende organisatie Stagedocent Stagebegeleider Telefoon E-mail Stagiair(e) Stageperiode
1 - Matig
2 - Redelijk
3 – Voldoende
4 - Goed
5 – N.v.t.
Beoordeelde aspecten
O O O
O O O
O O O
O O O
O O O
O O O O
O O O O
O O O O
O O O O
O O O X
O O O O
O O O O
O O O O
1) Organisatie van de stage a) Introductie in de organisatie b) Contract / stageovereenkomst c) Begeleiding door stagebegeleider
2) Faciliteiten voor de stage a) b) c) d)
Werkplek PC Tijd Budget
3) Communicatie over stage a) Overleg met stagiair b) Overleg met stagedocent c) Mogelijkheid tot presenteren resultaten
O O O O
O O O O
4) Eindbeoordeling Overige opmerkingen en suggesties: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Plaats, datum: Handtekening stagedocent:
BIJLAGE 3:
DUMMY STAGEPLAN
Stageplan Universiteit Leiden. Opleiding Journalistiek en Nieuwe Media
Stagiair
Naam: Adres: Telefoon: E-mail: Hoofdstudie: Collegekaart nr:
Stagedocent
Naam: Adres:
Telefoon: Email:
Centrum PraktijkStudies Letteren P.N. van Eyckhof 4 Postbus 9515 2300 RA Leiden _____________ _____________
Stagebiedende organisatie:
Naam: Afdeling: Adres: Telefoon: Stagebegeleider:
Naam: Functie: Telefoon: Email: Verloop van de stage
Aanvang stage: Einde stage: Aantal uren per week:
Omschrijving van de organisatie:
Geef in 250 – 500 woorden een beschrijving van de organisatie. Vermijd reclamepraatjes en lepel niet kritiekloos teksten over van websites. Doel van de stage
Formuleer kort waar de zwaartepunten in het werk liggen en wat voor soort werk je gaat doen. Leerdoelen
Formuleer je leerdoelen zoveel mogelijk toetsbaar en operationeel. Dat wil zeggen dat je het aan het eind duidelijk kunt evalueren of dat wat je gepresteerd hebt aan je criteria voldoet. “Leren monteren”” is geen operationeel toetsbaar doel. “In staat zijn een kort filmpje met geluid zonder hulp van derden klaar maken voor uitzending.” Dus wel toetsbaar en operationeel. Je hebt doorgaans vier tot acht leerdoelen. Stageonderzoek
Geef een korte omschrijving van het onderzoek: wat is je onderzoeksvraag en duidt de methode kort aan. In een bijlage neem je een uitvoeriger onderzoeksplan op. Planning van de stage:
Wanneer doe je wat? Aard en omvang van de begeleiding van de stagedocent
De stagebegeleiding verloopt in de volgende stappen: - De stagedocent helpt de stagiaire bij het opstellen van het stageplan - Na de eerste week koppelt de stagiaire terug naar de opleiding om te vertellen hoe het er bij staat: is de begeleiding ter plekke in orde, is er een behoorlijke werkplek, etc. - De stagiaire stuurt aan de stagedocent minimaal iedere twee weken een update met daarin kort hoe het gaat en eventueel een overzicht van werk dat gedaan is (eventueel stukken die geschreven zijn). - Halverwege de stageperiode komt de stagedocent langs op de stageplek voor een tussentijdse evaluatie met stagiaire en begeleider ter plekke. - Na afloop van de stage wordt er een eindgesprek gevoerd aan de hand van het stageverslag tussen stagedocent en stagiaire. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt de stagebegeleider van het bedrijf hierin betrokken. De stagedocent bepaalt op grond van het stageverslag en de beoordeling van de stagebegeleider het eindcijfer voor de stage.
Aard en omvang van de begeleiding vanuit de organisatie
Maak duidelijke afspraken over de begeleiding en reserveer er een vast moment voor.
Inleverdatum eindverslag
Uiterlijk drie weken na afronding van de stage.
Voorgesteld aantal studiepunten: 10 (Eventueel toevoegen: + … ects extracurriculair) Datum Plaats Handtekening Stagiair: Stagebegeleider: Stagedocent: Examencommissie:
BEOORDELINGSFORMULIER STAGE Na het eindgesprek met de student door de praktijkbegeleider in te vullen. S.v.p. opsturen gericht aan de stagebegeleider, adres Universiteit Leiden, Centrum PraktijkStudies, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Stagiair(e) Stagebiedende organisatie Functie/afdeling Stagebegeleider Adres stagebiedende org. Telefoon stagebegeleider E-mail stagebegeleider Stageperiode Stageopdracht _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________
zeer goed
goed
voldoende
matig
onvoldoende
Beoordeelde aspecten
1. Stageresultaat - kwaliteit van het resultaat - toegepaste methode / werkwijze - (vak)kennis waarover de student beschikte
O O O
O O O
O O O
O O O
O O O
2. Stageproces - opstellen en bespreken van het stageplan - verzamelen, interpreteren, verwerken van informatie - plannen en organiseren - zelfstandig werken en initiatief nemen - discipline en inzet - creativiteit en vindingrijkheid - computervaardigheden
O O O O O O O
O O O O O O O
O O O O O O O
O O O O O O O
O O O O O O O
3. Sociaal-communicatieve aspecten - samenwerking tussen student, begeleiders e.a. - verwerken van suggesties en kritiek - communicatief optreden in werksituaties - mondelinge taalvaardigheid - schriftelijke taalvaardigheid
O O O O O
O O O O O
O O O O O
O O O O O
O O O O O
4. Stageverslag - Is uw organisatie in het verslag correct beschreven? - Is het stageproces in het verslag correct beschreven?
O O O
O O O
O O O
O O O
O O O
Heeft de stagiair(e) zich naar uw mening ontwikkeld en zo ja, op welke terreinen/in welke vaardigheden?
Acht u de stagiair geschikt voor het werk binnen uw organisatie waarop de stage betrekking had?
Overige opmerkingen en suggesties
Suggestie voor een eindcijfer: Datum:
Handtekening praktijkbegeleider: