lexicon — lexique
De Nederlandse schrijftaal Le Néerlandais écrit van de Westhoek in Frankrijk • 38 dans le Westhoek français • 38 Tisje Tasje’s leven La vie de Tisje Tasje Cyriel Moeyaert
lexicon — lexique
De Nederlandse schrijftaal Le Néerlandais écrit van de Westhoek in Frankrijk • 38 dans le Westhoek français • 38 Tisje Tasje’s leven La vie de Tisje Tasje Cyriel Moeyaert
Verschenen in Tisje Tasje’s Almanak (19271930), uitgegeven door Gabriël Plancke in Hazebroek. Tisje Tasje’s Leven is de titel van een levensbeschrijving van Jan Baptist van Grevelynghe. Deze is in 1927, 1928, 1929 en 1930 verschenen in vier bijdragen van Tisje Tasjes Almanak. Elk jaar verscheen een bijdrage, samen zowat 40 bladzijden lang. Op de pagina ernaast stond telkens een Franse vertaling. Het is geen biografie geworden maar een legendarisch levensverhaal, want Tisje
Paru dans L’Almanach de Tisje Tasje (19271930), édité par Gabriel Plancke à Hazebrouck. Tisje Tasje’s Leven (« La Vie de Tisje Tasje ») est le titre donné à un récit de la vie de Jean-Baptiste van Grevelynghe, paru en 1927, 1928, 1929 et 1930. Ces quatre contributions à l’Almanach de Tisje Tasje, à raison d’une par an, représentaient au total quelque 40 pages. En regard de chaque page figurait une traduction française. Il ne s’agit pas d’une biographie, mais plutôt du récit légendaire d’une vie, car le personnage de Tisje Tasje (JeanBaptiste « Petite Tasse ») était devenu une figure légendaire de Flandre française.
Auteur Les articles ne portent aucune signature. Le calendrier a été publié par Gabriel Plancke d’Hazebrouck, un des principaux disciples de Jules Lemire. Nous pouvons supposer que c’est Gabriel Plancke qui en a rédigé le texte, notamment parce que celui-ci ne diffère ni par la langue ni par le style d’autres articles des calendriers. Gabriel, Louis, Joseph Plancke (SaintSylvestre-Cappel, le 29 janvier 1886) a dirigé le journal d’Hazebrouck Le Cri des Flandres. Il a succédé à Lemire comme député du district électoral d’Hazebrouck. De 1924 à 1940 (sauf en 1933), il a refait paraître l’ Almanach de Tisje Tasje, désormais en deux langues. L’ancien Tisje Tasjes Almanak (1899-1914) ne paraissait habituellement qu’en néerlandais. Gabriel Plancke a publié une biographie légendaire de Tisje Tasje. Même les faits historiques qui y sont évoqués ne sont pas fiables. Ainsi, par exemple, on sait que Jean-Baptiste van Gabriël Plancke (1886–1954)
Tasje was in Frans-Vlaanderen tot een legendarische figuur uitgegroeid.
Auteur
De bijdragen zijn niet ondertekend. De kalender werd uitgegeven door Gabriël Plancke van Hazebroek, een van de voornaamste volgelingen van Jules Lemire. We veronderstellen dat de tekst door Gabriël Plancke geschreven is, ook omdat de taal en de stijl niet verschillen van andere bijdragen in de kalenders. Gabriël, Louis, Joseph Plancke (SintSilvesterkappel, 29 januari 1886) leidde de Hazebroekse krant Le Cri des Flandres. Hij volgde Lemire op als volksvertegenwoordiger voor het kiesdistrict Hazebroek. Vanaf 1924 tot 1940 (op 1933 na) liet hij Tisje Tasje’s Almanak weer verschijnen, maar nu in twee talen. De vroegere Tisje Tasjes Almanak (1899-1914) verscheen doorgaans alleen in het Nederlands. Gabriël Plancke publiceerde een legendarische biografie van Tisje Tasje. Zelfs de historische feiten die erin vermeld worden, zijn onbetrouwbaar. Zo is bv. Jan Baptist van Grevelynghe op 13 april 1768 in Buisscheure geboren en Plancke heeft het over 1775. Op grond van deze biografie heeft de kunstschilder De Schodt en z’n vrouw voor Hazebroek de reuzen Tisje Tasje en Toria gemaakt die elk jaar met carnaval door de straten van de stad worden gedragen.
Historisch leven en werk van Tisje Tasje
Tisje Tasje of Jan Baptist van Grevelynghe werd als zoon van Michel van Grevelynghe en Marie-Thérèse Dehaene in Buisscheure geboren op 13 april 17681. Tisje is tot ongeveer z’n twaalfde in Buisscheure naar school gegaan en kende er dus heel wat mensen. Op z’n twaalfde jaar is hij bij zijn tante (of oma?) niet ver van Schouwbroek gaan wonen en werkte vier jaar als knecht in het klooster van de Broeders Wilhelmieten in Noordpene. Dan werd hij weggestuurd “omdat hij aan Bacchus geofferd had”. In z’n berijmde verhaal over zichzelf laat hij blijken dat hij gevrijd had met een meisje. Op 25 juli 1787 is hij met dat meisje, Marie Compagnon, 3 getrouwd. Een tijd lang had hij een lexicon
Grevelynghe est né le 13 avril 1768 à Buysscheure; or Plancke date sa naissance de 1775. C’est pourtant sur la base de cette biographie que l’artiste peintre De Schodt et son épouse ont confectionné les géants Tisje Tasje et Toria, qui défilent chaque année au carnaval dans les rues d’Hazebrouck.
Données historiques de la vie et de l’activité de Tisje Tasje Tisje Tasje ou Jean-Baptiste van Grevelynghe, fils de Michel van Grevelynghe et de MarieThérèse Dehaene, naquit à Buysscheure le 13 avril 17681. Tisje fréquenta l’école de son village jusqu’à l’âge de douze ans environ; il y connaissait donc beaucoup de monde. À partir de ses douze ans, il habita chez sa tante (ou chez sa grandmère?) non loin du Schoubrouck, et travailla quatre ans comme serviteur au prieuré des Frères Guilhelmites de Noordpeene. Il en sera expulsé pour avoir « sacrifié à Bacchus ». Dans le récit en vers qu’il a fait de sa propre existence, il révèle qu’il a eu un flirt. Il allait d’ailleurs convoler en justes noces avec cette jeune fille, Marie Compagnon, le 25 juillet 1787. Pendant quelque temps, il eut une boutique à Noordpeene, fut ensuite manœuvre chez un maçon, mais ne tarda pas à s’en aller par monts et par vaux comme colporteur, vendant des tasses, soucoupes et autres petits plats. De là son surnom de Tasje ou Tasse. Après le décès de sa première épouse, il se remaria avec Reine Schoonaert. Il eut deux filles de son premier mariage, et un fils et une fille de son second. Entretemps, il manifesta des talents comme auteur de théâtre, poète et membre – probablement même factor – de la chambre de rhétorique « Parnassus Schaer » (Compagnie des Parnassiens) de Buysscheure. Il mourut à Noordpeene le 25 novembre 1842.
Œuvre En 1824 parut en néerlandais sa « Tooneelstuk die vermeld den ondergang van Napoleon ende herstellinge van de deugrijke, en beglansden christen koning Ludovicus den achttienden koning van Vrankrijk als ook de stantvastige liefde van Constantius ende Fidelia. Vijf bedrijven. » (Pièce de théâtre montrant la déchéance de Napoléon lexique
winkel in Noordpene en daarna werd hij opperman bij een metselaar, maar al heel gauw trok hij rond als leurder met kopjes en schoteltjes. Vandaar z’n bijnaam Tasje of Tasse. Na de dood van z’n eerste vrouw is hij hertrouwd met Reine Schoonaert. Hij had in z’n eerste huwelijk twee dochters en in zijn tweede een zoon en een dochter. Ondertussen werd hij een vrij begaafd toneelschrijver en dichter en lid, en waarschijnlijk hofdichter, van de rederijkerskamer “Parnassus Schaer” van Buisscheure. Hij stierf in Noordpene op 25 november 1842.
Werk
In 1824 verscheen “Tooneel-stuk die vermeld den ondergang van Napoleon ende herstellinge van de deugrijke, en beglansden christen koning Ludovicus den achttienden koning van Vrankrijk als ook de stantvastige liefde van Constantius ende Fidelia. Vijf bedrijven.” Het werd in 1826 een keer opgevoerd in Buisscheure door de rederijkerskamer “de Parnassus Schaer”. “Klucht vertoont aen het spel van t’aghtvuldig mensch op de vijf zinnen” werd opgevoerd in 1841 in Zuidpene (waarschijnlijk een
et le rétablissement du vertueux et glorieux roi Louis xviii, roi de France, ainsi que l’indéfectible amour de Constantius et Fidelia. Cinq actes) . La pièce fut représentée une fois en 1826 à Buysscheure par la chambre de rhétorique « de Parnassus Schaer ». La « Farce du jeu du personnage aux huit visages sur les cinq sens » fut jouée en 1841 à Zuytpeene (vraisemblablement une copie de piètre qualité, publiée par Jean Martin Pierens de Cassel). Il écrivit aussi une « Schoone klugt voorgevallen tot Noordpene tusschen eenen man van Arnijcke en een flinken jongman van Zuydpeene . Stemme van Karels wagen » (Jolie farce survenue à Noordpeene entre un homme d’Arnècke et un vaillant jeune gars de Zuytpeene), « Nieuw Liedeken . Stemme van Bakus » (Nouvelle chanson. Voix de Bacchus), 1932, Noordpeene; « Triaeter spel, liedken gedigt door J.B.V. » (Théâtre, chanson composée par J.B.V.) et « Sermoen of Lofreeden van de Wijn » (Sermon ou Éloge du vin)2. « Nieuw Liedeken van Baptiste Tasse. » (Nouvelle Chanson de Baptiste Tasse) était le titre de la composition de Tisje Tasje sur sa propre vie. La version écrite la plus ancienne, « Stemme Rijkt daer naer, Mijne vrouwe heet Joanne » (Voix qui va vers elle. Ma femme s’appelle Joanne), a été consignée sous le n°11 dans le Chansonnier de Louis Monsterleet à Bollezeele le 8 février 1847.3 C’est un petit chef-d’œuvre dont il serait intéressant de retrouver la mélodie.
Langue et style Le style de ce récit en forme de légende est fluide, attrayant et très diversifié. Il fourmille de dialogues animés, faits de questions et réponses, et est truffé d’extraits de chansons, comme celui-ci : Daar was een man een fraeien man. Of: ‘t Was een man die koeken bakken dei En ‘t wyf ze deide Korenthen En de trog vloeg om De koeken waren krom Il était un homme, un bel homme. Ou: C’était un homme qui cuisait des gâteaux Et la femme s’appelait Corentine Et la huche bascula lexicon
lexique
slordige kopie, gepubliceerd door Martin Pierens van Kassel). Verder schreef hij : “Schoone klugt voorgevallen tot Noordpene tusschen eenen man van Arnijcke en een flinken jongman van Zuydpeene. Stemme van Karels wagen”; “Nieuw Liedeken . Stemme van Bakus”, 1932, Noordpeene; “Triaeter spel, liedken gedigt door J.B.V.”; “Sermoen of Lofreeden van de Wijn”2. “Nieuw Liedeken van Baptiste Tasse” was het al aangehaalde liedje van Tisje Tasje over zijn eigen leven. De oudste geschreven versie is nr. 11: “Stemme Rijkt daer naer, Mijne vrouwe heet Joanne”, in het Liederboek van Louis Monsterleet, opgetekend in Bollezele op 8 februari 1847.3 Dit is zijn meesterwerkje en het zou de moeite lonen om er de melodie van te kennen.
Taal en stijl
De stijl van dit legendarisch verhaal is vloeiend en onderhoudend, vol afwisseling. Er zijn voortdurend levendige gesprekken met vraag en antwoord, verschillende aanhalingen van liedteksten zoals: Daar was een man een fraeien man. Of: ‘t Was een man die koeken bakken dei En ‘t wyf ze deide Korenthen En de trog vloeg om De koeken waren krom Ook bekende verhaaltje zoals dat van: Puit, kruipt uit, gy zou me pekken! zei de puit. Ook bekende of minder soms spottende rijmpjes zoals: Jong getrouwd, jong berouwd, of: Der vrouwen liefde is als kleinen wijn, verandert spoedig in azijn. Zegswijzen en spreekwoorden zoals : Een vleier is vriend in de mond/ maer dikwijls vyand in den grond. Schoon goed is lyk schoone vrouwen, ’t en is nooit te betrouwen Twee vrouwen in een huis/ twee katten aan een muis. ’t Is in ‘t huys gheel verdraeyt/ waer ’t 5 haentje zwygt en ’t hennetje kraeyt lexicon
Les gâteaux étaient déformés Ou de petites histoires comme: Puit, kruipt uit, gy zou me pekken! zei de puit. Crapaud, sors de là! La poisse! dit le crapaud. Ou encore des couplets plus ou moins connus et parfois moqueurs comme: Jong getrouwd, jong berouwd, of: Der vrouwen liefde is als kleinen wijn, verandert spoedig in azijn. Si jeune tu es marié, jeune tu vas regretter. Ou: Amour de femme est comme vin aigre, tourne vite à vinaigre. Des dictons et proverbes du genre de: Een vleier is vriend in de mond/ maer dikwijls vyand in den grond. Schoon goed is lyk schoone vrouwen, ’t en is nooit te betrouwen Twee vrouwen in een huis/ twee katten aan een muis. ’t Is in ‘t huys gheel verdraeyt/ waer ’t haentje zwygt en ’t hennetje kraeyt Die eyeren wil hebben moet het kakkelen der henne lyden (moet het kakelen verdragen) Flatteur est en parole ami / mais souvent au fond ennemi. Belle marchandise est comme jolie fille, jamais ne t’y fie. Deux femmes au logis, deux chats pour une souris. Tout va de travers au foyer / où coq se tait et laisse poule chanter. Qui veut des oeufs récolter / doit le caquetage endurer. Les noms propres sont judicieusement choisis pour caractériser les personnes: Rijkebeurse (Richard), Cys Pareulle (chiffonnier), juffrouw van de Peereboom (Mademoiselle du Poirier), Paccoo, boer Pladys (marchand de plies, poissonnier), Trèje Pruimmondje (Thérèse Bouche de prune), etc. Tout aussi sympathique est de voir l’auteur mêler souvent à son récit des lieux-dits ou des noms d’auberges réels de Flandre française: Smout Pot, Balenberg, Haverstrobbel, Schaecke, Verloren lexique
Die eyeren wil hebben moet het kakkelen der henne lyden (moet het kakelen verdragen) De eigennamen zijn goed gekozen om de persoon te typeren: Rijkebeurse, Cys Pareulle (voddenkoopman), juffrouw van de Peereboom, Paccoo, boer Sagaan, boer Pladys, Trèje Pruimmondje, enz. Sympathiek is ook dat de auteur veel Frans-Vlaamse wijken of herbergen met name in het verhaal vermengd: Smout Pot, Balenberg, Haverstrobbel, Schaecke, Verloren Hoek, enz. Ook de Frans-Vlaamse dorpen en steden komen geregeld met name aan de beurt: Bavinchove, Suytpeene, Noordpeene of Peene, Boeschepe,enz. 1
De taal
Er staan heel wat taal- en spelfouten in. De meeste woorden zijn gewoon Nederlands, geschreven in de oude spelling. 1. Tisje Tasje gebruikt graag Frans-Vlaamse woorden en wendingen die z’n lezers heel goed begrijpen. Een vrij meisje: mooi, lief. De omleggende parochien: omliggende dorpen. Men heeft my veroornaamt Tisje Tasje: de bijnaam gegeven. Tisje dei de menschen kijken met alle zijn prulliges: mopjes. De schoolekoster: onderwijzer. Tisje was naar de kermisse genood: uitgenodigd. Men was gekomen tot de paptaarte : typische Frans-Vlaamse nog bestaande taart. De boer gaf een betje aan Tisje: een stukje taart. Achter elkeen daervan gediend was: nadat iedereen bediend was (met een stuk taart). In het koolhof: groentetuin. ’t Waren drie appels in de schaapra: etenskastje, schapraai. Mijn beurse was te kleine: m’n jaszak. Tisje en beide juiste achter zijn stryne: Tisje wachtte alleen maar op z’n nieuwjaarsgeschenk. Het is tijd van huiswart te gaan: om naar huis te gaan: huiswaarts is nog gewoon levend Zuid-Vlaams. Een briefke om te toogen dat ik niet en strynt geweest en hebbe: om te tonen dat ik m’n nieuwjaarsgeschenk niet gekregen heb: en strynt voor esstrynt, voltooid deelwoord van strynen. ’t Houdt al: het hangt ervan af. Er zijn maar tettebrokken meer: er zijn alleen nog maar afvalbrokjes van vlees. 6 Mentje Moei: tante Mentje. ’t Eerste lexicon
Hoek, etc. Les villages et villes de Flandre française y reviennent aussi régulièrement: Bavinchove, Zuytpeene, Noordpeene ou Peene, Boeschèpe, etc.
1 Langue Les fautes de langue ou d’orthographe ne sont pas rares. La plupart des mots sont du néerlandais courant orthographié à l’ancienne. 1. Tisje Tasje utilise volontiers un vocabulaire et des tournures de franco-flamand que ses lecteurs comprennent aisément. Een vrij meisje: jolie ou gentille fille. De omleggende parochien: les paroisses environnantes. Men heeft my veroornaamt Tisje Tasje: on m’a surnommé Tisje Tasje. Tisje dei de menschen kijken met alle zijn prulliges: Tisje se présentait devant les gens avec tout son fourbi. De schoolekoster: le maître d’école. Tisje was naar de kermisse genood (pour « uitgenodigd »): Tisje était invité à la kermesse. Men was gekomen tot de paptaarte : on en était arrivé à la tarte semoule (typique de la région et qui existe encore aujourd’hui). De boer gaf een betje aan Tisje: le fermier donna un quartier (de tarte) à Tisje. Achter elkeen daervan gediend was: quand chacun en eut reçu (un quartier). In de koolhof: au potager. ’t Waren drie appels in de schaapra: il y avait trois pommes dans le garde-manger. Mijn beurse was te kleine: la poche de ma veste était trop petite. Tisje en beide juiste achter zijn stryne: Tisje n’attendait que ses étrennes. Het is tijd van huiswart te gaan: il est temps de rentrer (huiswaarts se dit encore actuellement en Flandre française). Een briefke om te toogen dat ik niet en strynt geweest en hebbe (toogen: cf. le néerlandais moderne betoog): un petit mot pour montrer que je n’ai pas reçu mes étrennes (en strynt pour esstrynt, participe passé de strynen). ’t Houdt al: cela tient (à), cela dépend. Er zijn maar tettebrokken meer: il ne reste que des déchets (de viande). Mentje Moei: tante Mentje. ’t Eerste jahr poenen en lekken: la première année, baisers et bécots. Met de stuitepanger gaan: circuler avec la sébile (en fait, une boîte à tartines). Het spottige meisje: la drôlesse. Tisje ging te Bavinchove kermisse in de bal (naar het bal): Tisje allait au bal de la kermesse de Bavinchove. Achter een polkatje of twee gedonsen (pour gedanst) te hebben: après avoir dansé une petite polka ou deux. Zulk een praetelaere lyk gy: un bonimenteur (praatjesmaker) comme lexique
jahr poenen en lekken: kussen. Met de stuitepanger gaan: met het bedelaarsmandje, eigenlijk botenhammenpander. Het spottige meisje: olijke meisje. Tisje ging te Bavinchove kermisse in de bal: naar het bal. Achter een polkatje of twee gedonsen te hebben: gedanst. Zulk een praetelaere lyk gy: zo’n praatjesmaker als jij. Juliatje draeyde het zetche : draaide haar gat. Hij zat bij Tisje en tukte met hem: hij toostte, klonk met de glazen (in West-Vlaams: tikken). Verbrandt gy uw zet gy moet op de blidders zitten: dan moet je op de blaren zitten. Reek niet op die schoone beloften: reken niet. Een negen dagen houden: een novene doen. Ze bleef een litje in de kerk: een beetje, een poosje. Aardappels schraen: schillen. Gebruikt ze veele roet om te koken: “vet”. Een zwarte klakke met een lange pen: een zwarte pet met een lange klep. Zy legt te bed : ligt. Met haar patjes bloot: met haar beentjes bloot. Die een meule bezitsten: die een molen bezaten. Uw terve: tarwe. Horkt hier Toria: luister es Toria. Hij was verobligierd van onder tafel te vluchten: genoodzaakt. Zy toogt eenige kribbels: ze laat enkele schrammen zien. Hij schreef altijd voort al gremeelen: glimlachend. De toker: pook. De vrouwmenschen housteten; de vrouwen hoestten. Splindenieuw goed: splinternieuw. Het goed en was niet vroom: sterk. Een litje op een keer: een beetje met een keer. Hij dei de deure klappen: hij liet de deur dichtslaan. Dat is goed genoeg voor zijn luppe: voor z’n bek. Achter het begravelijk: na de begrafenis. ’t Schijnt me: me dunkt. Zijn dievery: diefstal. Vier Fransbroodjes: vier broodjes. Wat zallen wy gereed doen om te ontnuchteren: te ontbijten. Een vierdeel potzukker: het vierde van een pond: 145 gram. Een half pond chocolade: kwart kilo, 150 gram. Een kannetje zoete melk: een litertje. Hij draaide hem en baalde jo op de staak: en bolde precies op de staak: jo is een uitroep bij bolders als ze het doel raken. Zyn ezel die van elde was: die oud en bejaard was: elde is leeftijd of ouderdom. Ik zijn daervan niet verondert: verwonderd. 2. We ontdekten ook enkele zeldzame Middelnederlandse woorden die nog vaak voorkomen in het Frans-Vlaams. Oudere woorden blijken in zijn Frans-Vlaams en in zijn schrijftaal nog heel normaal. 7 lexicon
toi. Juliatje draeyde het zetche : la petite Julie tourna le dos (le postérieur). Hij zat bij Tisje en tukte met hem: il était assis à côté de Tisje et trinquait avec lui (tukte: cf. dialecte de Flandre-Occidentale tikte). Verbrandt gy uw zet gy moet op de blidders zitten: si tu te brûles le derrière, tu dois t’asseoir sur les cloques (blidders pour blaren). Reek niet op die schoone beloften: ne te fie pas aux belles promesses (reek niet op pour reken niet op, ne compte pas sur). Een negen dagen houden: faire une neuvaine. Ze bleef een litje in de kerk: elle resta un moment dans l’église (een litje - cf. anglais a little - pour een beetje, een poosje). Aardappels schraen (pour schillen): éplucher des pommes de terre. Gebruikt ze veele roet om te koken (roet pour vet, de la graisse, du roux): elle utilise beaucoup de graisse pour cuire. Een zwarte klakke met een lange pen: un ‘claque’ noir à longue visière (ou penne). Zy legt te bed : elle est alitée (legt pour ligt). Met haar patjes bloot: (fille) jambes nues. Die een meule bezitsten (pour bezaten): ceux qui possédaient un moulin. Uw terve: votre froment (tarwe). Horkt hier Toria: écoute, Toria (cf. allemand horchen). Hij was verobligierd van onder tafel te vluchten: il fut obligé (cf. français) de se réfugier sous la table. Zy toogt eenige kribbels: elle montre quelques égratignures (schrammen). Hij schreef altijd voort al gremeelen: il continuait d’écrire en souriant (glimlachend). De toker: le tisonnier. De vrouwmenschen housteten (pour de vrouwen hoestten): les femmes toussaient. Splindenieuw goed: marchandise flambant neuve (splinternieuw). Het goed en was niet vroom: la marchandise n’était pas de bonne qualité (vroom, pieux, pour sterk, robuste). Een litje op een keer: un petit peu à la fois. Hij dei de deure klappen: il claqua (« fit claquer ») la porte. Dat is goed genoeg voor zijn luppe: c’est (assez) bien fait pour sa g.... Achter het begravelijk: après (derrière) l’enterrement (na de begrafenis). ’t Schijnt me: il me semble (me dunkt). Zijn dievery: son larcin ou vol (zijn diefstal). Vier Fransbroodjes: quatre pains (« français »!). Wat zallen wy gereed doen om te ontnuchteren: qu’allons-nous préparer pour le petit-déjeuner (ontbijt) ? Een vierdeel potzukker: un quart (de livre) de sucre. Een half pond chocolade: une demi-livre de chocolat. Een kannetje zoete melk: un cruchon (un litre) de lait sucré. Hij draaide hem en baalde jo op de staak: il (se) tourna et lança la balle en plein sur le poteau (« jo » est l’exclamation du lexique
Beiden achter voor wachten op of ook verwachten. Het al vermelde vrij voor mooi of lief. Ook de vermelde Zuid-Vlaamse woorden zijn tegelijk Middelnederlands: om te ontnuchteren voor ontbijten, noden voor uitnodigen. Deelen achter : erven van. Reek niet op die beloften: reken niet. Vroom goed: sterk. Een kannetje melk: litertje. Men heeft my veroornaemt Tisje Tasje: de bijnaam gegeven. Oudere bij ons niet meer gebruikelijke woorden : Leen moeie voor tante. Al huiswart gaan: naar huis. In de koolhof: groentetuin. Gij kalfshoofd: kalfskop. Om met zulk een praetelaere lyk gy te huwen : trouwen. 2
Spraakkunst, syntaxis
De inversie wordt niet toegepast: achter wel eten te hebben, men was gekomen tot de papaerte, t’einde de halve uur, Tisje en beide maar juiste achter zyn stryne. (Na een half uur wachtte Tisje alleen nog maar op z’n nieuwjaarsgift, om te vertrekken). Alle dagen zy ging in de kerke (naar de kerk). Zoals de meeste Frans-Vlamingen past hij de woordvolgorde in de werkwoordelijke eindgroep toe zoals in het Standaardnederlands. Een bannetje (bandje) dat gy nooit meer los en zult kunnen doen. Of zyn zet beslegen zou zyn met goud (zelfs als z’n achterste beslagen zou zijn met goud). Als gy in den oven gesteken zult zijn. Dat hij my zoo licht kiet zal zijn (dat hij mij zo vlug kwijt zal zijn). Dat een huwelyk alleen een mensch gelukkig kan maken. Plancke heeft wel moeite met de vervoeging van hebben: heeft gy. Hebt ze mê? (heb je ze mee). Heeft gy dat gehoord?. Er zijn in z’n taal twee soorten van onvoltooid verleden tijd aanwezig: de meeste gaan uit op “-ste”, soms zelfs de zwakke werkwoorden. Een man die zich niet groot houdste, dat ze op de Steenakker een meule bezitsten. Fidelia wiste waer het houdste (wist wat het betekende). Een andere soort onvoltooid verleden tijd gaan uit op “-ede”: hij zettede een groot plakkaat op zyn kraam. De schamel beeste zweetede (zweette). De tweede kleeded hem met een kapote. Zij verkoortene dat lyke veele namen (verkortten het). Zy bidde met betrou8 wen. Als d’een of d’ander hem kniezed lexicon
lanceur quand il frappe dans le mille). Zyn ezel die van elde was: son âne, qui était âgé (littéralement « d’âge ») - elde signifie âge (leeftijd) ou vieillesse (ouderdom). Ik zijn daervan niet verondert (pour verwonderd): je n’en suis pas étonné. 2. Nous avons aussi repéré quelques rares mots de moyen néerlandais qui réapparaissent assez fréquemment dans le flamand de Flandre française. Il semble tout à fait normal à l’auteur d’employer des vocables anciens dans son francoflamand et dans son langage écrit. Exemples: beiden achter, attendre (wachten op) ou s’attendre à (verwachten); vrij (déjà mentionné) pour joli (mooi) ou gentil (lief). Viennent également du moyen néerlandais les mots francoflamands tels que ontnuchteren au sens de ontbijten, déjeuner, ou noden pour uitnodigen, inviter; deelen achter: erven van, hériter de quelqu’un; reek niet op die beloften: reken niet, ne compte pas sur; vroom goed: sterk, robuste ou résistant; een kannetje melk: un cruchon de lait; men heeft my veroornaemt Tisje Tasje: on m’a surnommé Tisje Tasje. D’autre part, on rencontre chez l’auteur des mots anciens qui ne sont plus en usage: leen moeie pour tante (« maman d’emprunt »); al huiswart gaan pour naar huis gaan, rentrer chez soi; in de koolhof (groentetuin, potager); gij kalfshoofd, kalfskop, « tête de veau » (tête de mule); om met zulk een praetelaere lyk gy te huwen: pour me marier avec un hâbleur comme toi.
2 Grammaire, syntaxe L’inversion n’est pas appliquée: achter wel eten te hebben, men was gekomen tot de paptaerte (après avoir bien mangé, on en était arrivé à la tarte) ; t’einde de halve uur, Tisje en beide maar juiste achter zyn stryne (au bout de la demi-heure, Tisje n’attendait plus que ses étrennes). Alle dagen zy ging in de kerke (tous les jours elle allait à l’église). Tout comme la majorité des Flamands de Flandre française, l’auteur applique au groupe verbal en fin de phrase le même ordre des mots qu’en néerlandais standard. Een bannetje (bandje) dat gy nooit meer los en zult kunnen doen: une bandelette que vous ne pourrez plus jamais enlever. Of zyn zet beslegen zou zyn met goud: même s’il avait le postérieur garni d’or. Als gy in den oven gesteken zult zijn: quand vous aurez mis au four. Dat hij my zoo licht kiet zal zijn: qu’il sera si vite lexique
(plaagde, de eind-e is weggeglaten). Het voltooid deelwoord van het zwakke werkwoord gaan soms uit op –en: ’t en is nog nooit niemand die myn gevragen heeft (gevraagd). Tisje had ook een plakkaat op zyn kraem gezetten (gezet). De verkleinwoorden eindigen doorgaans op –je of –tje. Toriaje. Uw kleen nichteje. Een bannetje (bandje). Sommige eindigen op –ige: en knap wit mutstige. Een zeldzame keer op –ke: voor ’t huizeke staande, Onze Lieve Vrouwke. I.p.v. –je, schrijft de auteur wel es –ch: zetche (zetje), een vry tasche (mooi tasje), jieve engelche (engeltje). Het vragend voornaamwoord is in het ZuidVlaams wiene (wat?), maar dikwijls gewoon wie. Het betrekkelijk voornaamwoord is “die” als onderwerp en “dat” als lijdend voorwerp, zoals in het West-Vlaams. 3
Spelling
Plancke blijkt geen benul te hebben van wat een open en gesloten lettergreep is. Hij zal de woorden wel goed uitgesproken hebben, maar schrijft kloster (klooster), verkoortened (verkortten), plate neuze (platte), kleen mannetje met zyn groote klouffen (kloefen: klompen). Romanietje was een koort dikke meisje (kort, lein). Om wie myn betje tarten Europa gelijkt (taarte: waarom m’n stukje taart op Europa lijkt). Ook over de eindletter van werkwoordsvormen blijkt hij nogal onwetend. Hij schrijft getrouwdt, gedroomdt, achter de vader hem eerst op de been gestalt ging hebben (gesteld, niet voor de vader hem op de been geholpen heeft), dat mijn dochter meer of honderd duizend frank ryke zall zyn (zal), die met Tisje nog gern gehuwdt hadde (gehuwd was), geleidt waren (geleid, begeleid), ’t Is dat zy eene vuilesousse is (vuilesaus: scheldwoord). Soms schrijft hij oo i.p.v. oe: vader zaliger en mooder (moeder), Plancke vermijdt soms de letter j als beginletter (uit vrees dat ze die als zj zouden uitspreken. In plaats daarvan schrijft hij een i of een y: ia, ya, Yo, yo (bij het balspel), ya’k, ya’k, myn kind, Ya’ge myn man, ia, myn man.
9 lexicon
débarrassé (« quitte ») de moi. Dat een huwelyk alleen een mensch gelukkig kan maken: que seul le mariage peut rendre un homme heureux. La conjugaison du verbe avoir pose quelques problèmes à Plancke: heeft gy. Hebt ze mê? (tu l’as emporté avec toi?). Heeft gy dat gehoord? (tu as entendu?). On rencontre chez lui deux sortes de prétérit (ou imparfait): la plupart ont pour désinence -ste, parfois même dans les verbes forts: houdste (pour hield, tenait), bezitsten (bezaten, possédaient). Fidelia wiste waer het houdste (Fidelia savait ce que cela signifiait); d’autres ont pour terminaison -ede: hij zettede een groot plakkaat op zyn kraam (zette - il apposa une grande affiche sur sa boutique); de schamel beeste zweetede (zweette - la pauvre bête suait). Il arrive que le -e final tombe: als d’een of d’ander hem kniezed (plaagde - quand l’un ou l’autre le taquinait); de tweede kleeded hem met een kapote (kleedde - le second se vêtit d’une capote). Autres formes: zij verkoortene dat lyke veele namen (verkortten het - ils l’abrégeaient comme beaucoup de noms); zy bidde met betrouwen (elle priait en toute confiance). Le participe passé des verbes faibles se termine parfois par -en: ’t en is nog nooit niemand die myn gevragen heeft (gevraagd): personne ne me l’a jamais encore demandé. Tisje had ook een plakkaat op zyn kraem gezetten (gezet): Tisje avait aussi mis une affiche à sa boutique. Les diminutifs se marquent généralement par la finale -je ou -tje. Toriaje. Uw kleen nichteje (votre petite cousine ou nièce). Een bannetje (bandje, bandelette). Certains se terminent en -ige: en knap wit mutstige (une jolie petite coiffe blanche). Rarement, on trouve la désinence -ke: voor ’t huizeke staande (debout devant la petite maison), Onze Lieve Vrouwke (La petite NotreDame). L’auteur remplace occasionnellement -je par -che: zetche (zetje, popotin), een vry tasche (mooi tasje, belle petite tasse), jieve engelche (engeltje, angelot). Le pronom interrogatif en flamand de la région est wiene (wat, quoi), souvent sous la forme raccourcie wie. Comme dans le dialecte de FlandreOccidentale, le pronom relatif sujet est die et le complément d’objet dat. lexique
Bijdrage aan de taalherleving
Gabriël Plancke heeft zijn Vlaamse spreektaal vrij goed bewaard, maar is toch het slachtoffer van de Franse politiek die het Nederlands in Frans-Vlaanderen geleidelijk wilde uitroeien door elke vorm van Nederlands onderwijs te verbieden. Mensen zoals Renaat Despicht (1870-1960) hebben dat gemis aan onderwijs door zelfstudie kunnen overwinnen en hij is er zelfs in geslaagd om volwaardig professor Nederlands te worden aan de katholieke universiteit van Rijsel. Daarin slaagde ook iemand als Maxime Deswarte, z’n opvolger. Maar niet Gabriël Plancke. Misschien heeft hij in de catechismusles enkele begrippen van z’n moedertaal meegekregen, maar veel te weinig om die correct te kunnen schrijven. Z’n spelling is de ene keer die van Des Roches en een andere keer van De Vries te Winkel omdat hij woorden uit Nederlandse teksten overschrijft. Maar daartegenover beschikt hij over een rijke Frans-Vlaamse woordkeuze en vlotte, levendige wendingen in z’n weergegeven gesprekken. Hij is een voorbeeld van de vele mensen die in het interbellum voor een taalopleving gezorgd hebben. Voorbeelden daarvan vinden we bij de opbloei van het Nederlandse toneel, de tijdschriften zoals “de Vlaemsche Stemme”, “De Torrewachtere”, “Le Beffroi de Flandre” en de “Le Lion de Flandre” en verder ook in het “Vlaams Verbond van Frankrijk”. Gabriël Planckes Tisje Tasje’s Almanakken, met daarin Tisje Tasje’s Leven kunnen we ook beschouwen als een aparte bijdrage in die Vlaamse herleving in het interbellum. ■
1 Die juiste datum werd opgezocht door Jean Vanelle, toenmalig burgemeester van Buisscheure. 2 De vier laatste dichtwerken werden opgeschreven door J.M. Pierens in een handschrift uit het archief van de bibliotheek van de Franse Nederlanden aan de KULAK in Kortrijk 3 Jaarboek De Franse Nederlanden, nr. 11, 1986, p. 230, 3, over het liedboek zonder titel van Louis Monsterleet (1847 1851). Dit lied werd al vijf jaar na de dood van Tisje Tasje opgeschreven (1842).
3 Orthographe Plancke n’a apparemment aucune idée de ce qu’est une syllabe ouverte ou fermée. Il est probable qu’il prononçait correctement les mots, mais il écrit kloster (klooster, prieuré), verkoortened (verkortten, abrégeaient), plate neuze (platte neus, nez camus), kleen mannetje met zyn groote klouffen (kloefen: klompen, sabots). Romanietje was een koort dikke meisje (kort, petite). Om wie myn betje tarten Europa gelijkt (taart: pourquoi mon morceau de tarte ressemble à l’Europe). Il n’a pas non plus de notion claire de la dernière lettre des formes verbales. Il écrit getrouwdt, gedroomdt, achter de vader hem eerst op de been gestalt ging hebben (gesteld): pas avant que le père l’ait aidé à se remettre debout; dat mijn dochter meer of honderd duizend frank ryke zall zyn (zal): que ma fille sera riche de plus de cent mille francs; die met Tisje nog gern gehuwdt hadde (gehuwd was): qui aurait volontiers épousé Tisje; geleidt waren (geleid, begeleid, conduit ou accompagné); ’t Is dat zy eene vuilesousse is (vuilesaus, « mauvaise sauce »): c’est que cette fille est de la mauvaise graine. Parfois, il écrit oo au lieu de oe: vader zaliger en mooder : feu le père et (moeder) la mère. Plancke évite çà et là de commencer un mot par un j, de peur qu’il soit prononcé comme zj. Il le remplace par i ou y: ia, ya, Yo, yo (le « Jo » au jeu de balle), ya’k, ya’k, myn kind, ya’ge myn man, ia, myn man.
Contribution à la renaissance de la langue
Gabriel Plancke a relativement bien préservé son flamand parlé, mais a été victime de la politique française, qui tendait à éliminer progressivement le néerlandais de Flandre française en y interdisant toute forme d’enseignement du ou en néerlandais. Des personnalités comme Renaat Despicht (18701960) ont pallié cette lacune de l’enseignement par l’étude personnelle. Despicht a même obtenu une chaire de professeur de néerlandais à part
10 lexicon
lexique
entière à l’Université catholique de Lille. Même réussite pour Maxime Deswarte, son successeur. Rien de semblable pour Gabriel Plancke. Peut-être celui-ci a-t-il gardé de ses leçons de catéchisme quelques notions de sa langue maternelle, mais beaucoup trop peu pour l’écrire correctement. Son orthographe est tantôt celle de Des Roches, tantôt celle de De Vries & te Winkel, selon les textes néerlandais dont il copie des mots. En revanche, dans les entretiens qu’on a recueillis de lui, Plancke démontre qu’il possède un riche vocabulaire flamand, s’exprime avec aisance et utilise des tournures vivantes. Il est très représentatif de ces nombreuses personnes qui ont oeuvré à la renaissance de la langue dans l’entre-deux-guerres dont nous trouvons des exemples dans l’essor du théâtre en langue néerlandaise, dans la publication de revues telles que de Vlaemsche Stemme (La Voix flamande), De Torrewachtere (La Vigie), Le Beffroi de Flandre ou Le Lion de Flandre, ou encore dans le Vlaams Verbond van Frankrijk (Ligue flamande de France). Gabriel Plancke, avec ses Tisje Tasje’s Almanakken et la Tisje Tasje’s Leven incluse dans ces almanachs, mérite qu’on lui reconnaisse un rôle dans ce mouvement de renouveau. Le « Lexicon » complet se trouve sur le site de Ons Erfdeel vzw (www.onserfdeel.be) et dans le blog des annales De Franse Nederlanden-Les Pays-Bas Français (dfnlpbfblog.onserfdeel.be). La version imprimée de ce texte intégral peut être obtenue gratuitement à l’achat d’un exemplaire des annales, moyennant demande adressée à la rédaction des annales (Murissonstraat 260, B-8930 Rekkem). ■ —Traduit du néerlandais par J.M. Jacquet
1 La recherche de cette date exacte est due à Jean Vanelle, ancien maire de Buysscheure. 2 Les quatre derniers poèmes ont été repris par J.M. Pierens dans un manuscrit qui fait partie des archives de la bibliothèque des Pays-Bas français à la KULAK de Courtrai 3 Annales Les Pays-Bas Français, n° 11, 1986, p. 230, 3, sur le chansonnier sans titre de Louis Monsterleet (1847-1851). La chanson citée y a été consignée dès 1847, cinq ans seulement après la mort de Tisje Tasje.
11 lexicon
lexique
Lexicon Lexique Afkortingen aanw. vn: aanwijzend voornaamwoord bn: bijvoeglijk naamwoord betr. vn: betrekkelijk voornaamwoord bez. vn: bezittelijk voornaamwoord Brs: Broeders bw: bijwoord FV: Frans-Vlaanderen Gal: Gallicisme m: mannelijk Mnl: Middelnederlands (Verdam, Middelneder landsch Handwoordenboek + Supplement) mv: meervoud o: onzijdig onb. vn: onbepaald voornaamwoord Schu: Schuermans, Algemeen Vlaamsch Woordenboek Stal: Stallaert, Debrabandere, Glossarium tw: telwoord uitdr: (vaste) uitdrukking uitspraaksp: uitspraakspelling v: vrouwelijk VD: Groot woordenboek van de Nederlandse taal,Van Dale, 3 in 1.(14e uitg.) vn-bw: voornaamwoordelijk bijwoord vra.vn: vragend voornaamw. vz: voorzetsel W.-Vl.: West-Vlaams westel.: westelijk vw: voegwoord wederk. vn: wederkerend voornaamwoord ww: werkwoord ww uitdr: werkwoordelijke uitdrukking zvl: Zuid- of Frans-Vlaams 12 lexicon
lexique
A
B
aard: bn, de tijden waren aard voor de arme menschen, 2, ‘hard’, sp. achter: vw, achter de vader hem eerst op de been gestalt ging hebben, 13, nadat, zvl. alle menschen: uitdr., alle menschen te veele, 21, ‘beslist veel te veel’, zvl. altemits: bw, ge zou altemits bedrogen kunnen zijn, 34, ‘wel eens’, zvl alzijns: bw, of ik in uw plekke ware, zou ik alzijns niet te bed gaan zonder mijn acte van berouw op te zeggen, 36, ‘hoe dan ook’, ‘zeker’, eigen spelling voor wvl alleszins.
baat: zn v, de dokter die zijn handen heel vol klytte had van juist een betje baat op zijn bal te plakken, 36, ‘wat klei waarmee de ene kant van de bol wat zwaarder gemaakt wordt om in die richting te lopen’; voor ‘baat’ zelf zie DB, s.v. baat, bate. baillesla eten: uitdr. het was de eerste keer niet dat Tisje baillesla moeste eten, 10, ‘de deur gewezen worden’, eigenlijk ‘door het hek (baaie) terug naar huis moeten’, ‘de bons krijgen’, zvl; zie WDB, s.v baaljesla. bal: zn v, in de bal hij miek kennisse met Julietje, 11, ‘het bal’, ‘dansfeest’, spr. bale, zie WDB s.v.bale. balder: zn m, gauw dokter, ’t is uw tour, 36, ‘iemand die bolt in het bolspel op de bollenbaan’, wvl. spr. bolder. ballen: ww, hij is bezig met ballen in de Krone, 36, ‘bollen’, ‘bolspel spelen’, een spel met platte bollen in een bollenbaan. bannetje: zn o, Let op, Toria, gij ult gebonden zijn met een bannetje dat gij nooit meer los en zult kunnen krijgen, 22, bandje’, zvl, let op de opmerkelijke werkwoordelijke eindgroep. beele: zn v, ’t en is maar al te waar, me man, ’t is een beele, 14, ‘het afzien van een gepland en voorbereid huwelijk’, wvl, zie DB s.v. beelen. begravelijk: zn o, achter het begravelijk had Paccoo nogal wel choppen gedrunken,32, ‘begrafenis’, zvl.
13 lexicon
lexique
beien: ww, zij beide achter Tisje tot het jaar 1855, 9, Tisje en beide maar juste achter zijn stryne om voort te gaan, 4, ‘wachten’, wachten op’, zvl, Mnl. beld: zn o, zij ging nederknielen voor het beld van Onze Lieve Vrouw, 18, ‘beeld’, bild uitgesproken. beletsel van huwelijk: zn o, daer is een beletsel van huwelijk, 16, ‘huwelijksbeletsel’, Gallicistische constructie. beurse: zn v, want mijn beurse te klein was om die drie ( appels) daarin te drukken, 4, ‘zak’, ‘broek- of jaszak’, zvl, ook heel westelijk wvl. Vreemd gebruik van ‘want’ i.p.v. ‘omdat’; want is een zvl woord, vandaar de vergissing. bevrijd: bn, gij hebt daar koussen gevonden die bevrijd zijn van de sleete, 34, ‘vrij van’, zvl. bezitten: ww, e, dat) zij op de Steenakker een meule bezitsten, 26, ‘bezitten, bezaten’, typische onvolt. verl. tijd op –ste(n), zvl. bidden: ww, zij bidde met betrouwen,18, ‘bad’, zvl. ovt. blidder: zn m, verbrandt gij uw gat, gij moet op de blidders zitten, 16, ‘blaar’, zvl, zie WDB s.v. bledder.
boos: bn, Tisje was al een fijn en boos mannetje at hij naar de schoole ging, 2, ‘slim’, wvl en zvl. boggen: ww, de meisje die maert was in een hofstede daarby bogt stief op haar ouders die kleine boertjes waren en zy, op de Steenakker en een meule bezitsten, 26, ‘opscheppen’, ‘snoeven’, zvl, wvl is boffen, geval van f-g uitwisseling. bot: bn, maer twee keer zoo bot een trek te doen, ’t schelt alle menschen te veele, 21, ‘dom’, twee keer zo’n stommiteit verrichten. botelie: zn v, daer stond nog en botelie wijn, 15, ‘fles’, zvl. botelietje: zn o, ik zal nu ook trouwen met een botelietje wijn, 15, ‘flesje’, zvl. bruiloft: bruiloft! bruiloft! ’t was al bruiloft schreeuwen dat Tisje en Toria geleidt waren to Zuydpeene, 21, ‘feestgeroep in een bruiloftsstoet’, zvl; ik heb het ook nog weten roepen bij bruiloften van arbeidersfamilies in Langemark in de jaren 1930. Ze zongen toen ook nog: Bravo ’t is vo de trouwers, ’t is vo de trouwers, bravo, bravo, ’t is vo de trouwers, hiep hiep hoera. Ik herinner me nog de melodie. bruilofmenschen: zn m mv, als de bruilofmenschen weg waren, 15, ‘bruiloftsgasten’.
blijd: bn, ‘k zijn blijd van dit te hooren, 30, ‘blij’, zvl is bliide, waarschijnlijk bedoelt de auteur dat en veronderstelt dat we bliide uitspreken; wvl op de meeste plaatse is blie. 14 lexicon
lexique
C
D
choppe: zn v, achter het begravelijk has Paccoo nog al wel choppen gedrunken, ‘glaasje’, zie WDB s.v. sjoppe contrarie: zn o, moeder wacht om ’t contrarie te zeggen, 11, ‘het tegenovergestelde’, zvl complesantie: zn v, Daer was een man een fraeyen man een man van complesantie, 8, ‘gedienstigheid’, zvl,
dansen-dons-eddonsen: ww, de meisjes donzen gern met hem, 10, ‘dansten’, zvl. dazonder: aanw. vn-bw, wij zeggen al kwaad van de vrouwmenschen en wij kunnen niet doen dazonder, 24, ‘er zonder’, ‘zonder hen’, zvl doen: ww, gaet ge ten oorlog, doet een gebed, 20, (een gebed) zeggen, zvl. deelen: ww, die veele moeste deelen achter Lise moei, 14, ‘erven van’, zvl. dood gaan: uitdr., Tisje liet de stove niet dood gaan, 30, (de kachel laten) ‘uitgaan’, wvl en zvl. dienen: ww, ’t gebeurde een keer dat Tisje een groote bruilofttafel moest helpen dienen, 15, ‘opdienen bij’, zvl. dievery: zn v, zijn dievery, ‘diefstal’, zvl differente: bn, Tisje had differente keeren met Annatje gedonsen, 12, ‘verschillende’, zvl, oud wvl. droef: bn, er zijn maer twee sorten van vrouwmenschen, drooven en nog droevener, 20, ‘slecht’, ‘ondeugende’, zvl, zie WDB s.v. droef. duist: tw, bij duist gelukken, 22, uitdr. ‘met heel veel geluk’, wvl en zvl, spr duust.
15 lexicon
lexique
E
F
eende: zn o, en ’t eende van de negendagen doen wat Onze Lieve Vrouw mij zult bezielen, 18, ‘einde’, uitspraaksp. (ende), wvl. einste: onbep. tw, einste maanden voor dat Tisje huwde, 29, ‘enkele’, zvl. enè: tw, enê Tisje, 13, ‘nietwaar’, zvl, westel wvl. erstangen: ww, Menheer de Pastor die te kort komt van het verzekering om eijn kerke te erstangen, 33, ‘herstellen’, nergens genoteerd woord. eldig: bn, terwijl de eldige menschen rond de groote tafel nederzaten en een pintje dronken, 23, ‘bejaard’, ‘oud’.
fijn: bn, bw, Tisje was al een fijn en boos mannetje als hij naar de schoole ging, 2, ‘fijngeestig’, ‘scherpzinnig’, zvl; ‘k zou dat fijn uitlachen, 15, ‘fijntjes’, ‘op een slimme wijze’, zvl. fix: bn, Metje had de gewoonte van alle avond t’acht uur fix in slaap te vallen, 38, ‘precies’, < fr fixe, zvl. fraai: bn, en breing gij mij mê elk vier nieuwbakken fransbroodjes lyke e fraai, 35; uitdr. lijk e fraai, ‘als ’t je belieft’, zie DB s.v. fraai, zvl. fransbroodje: zn o, en bring gij mê elk vier nieuwbakken fransbroodjes, 35, ’broodje’, znl. ‘pistolet’; andere betekenis in WDB Fransch brood, ‘lang broodje voor in de soep’.
t’erger: bn, is ’t wel, te beter, is ’t kwalk, t’erger, 19, ‘des te erger’, zvl. exceptie: zn v, dat daer meer exceptien zijn op de regels, 16, ‘uitzondering’, zvl, < fr exception.
16 lexicon
lexique
G
H
gat: zn o, ’t gat uit, uitdr., ’s avonds als hij thuis kwam daar was Steftje nog een keer lijk een met ’t gat uit, 35, ‘uitgeput’, zvl; wvl ’t gat af. glasetje: zn o, zat Tisje hem ook bij de tafel alleen in de keuken en dronk e glasetje of twee uit, 15, ‘glaasje’, zvl; zie liedje: ‘k nemen uyt het glazeken een, Chants populaires, de Coussemaker, 355. god zy geloont: uitdr, en Tisje zei altijd voort; God zy geloont, 37, ‘God zij gedankt’, ‘gellond misschien onder invloed van de dankformule ‘God zal het u loonen’. gegrondet: vd, gegrondet in 1750, ‘gesticht’, verkeerde vertaling van fr fondé of onder invloed van gegrondvest. gepijpt: bn, en een knap wit mutsige met de kant wel gepijpt, 22, ‘pijpen’ is met een pijpschaar plooien in kant. gremeelen: ww, de commissaris schreef altijd voort al gremeelen, 28, ‘glimlachen’, zvl, zie wdb s.v gremelen. groote: zn o, een boeremeisje die van ’t groote wilde maken, 8, uitdr. van ’t groote maken’, ‘opscheppen’, zvl
halen: ww, en gij zijt ’t haar van uw hoofd haalt,7, haalt = ‘gehaald’, zvl vd (zonder voorvoegsel half: zn v, ik geve een half van all mijn goed aan mijn wijf Katrintje, 38, ‘helft’, bedoeld is halft, de t is geassimileerd, zvl. happeren: ww, wyn happerde daer, 16, ‘gebeuren’ (van iets wat niet zou mogen gebeuren, meestal in een vraagzin met wat, zvl wiine), westelijk wvl haperen, zvl. (Ik heb dit woord in die betekenis nergens vermeld gevonden) haverstrobbel: top, het oudste meisje van een boer bij den Haverstrobbel, 10, wijk bij Bollezele, ‘haverstoppelveld’. hebben: w, ik ben verwonderd moeder dat gij eens getrouwd heeft, 2, ‘in het huwelijk getreden zijt’, hulpww hebben voor het ww trouwen zelf, zvl. houden: ww, een geestig man een die zich niet groot en houdste, 14, ‘hield’, houden is hier een zwak ww met de zvl ovt op –ste. hoogstad: zb v, al de hoogstaden van Europa, 2, ‘hoofdstad’, zvl een f-g geval. horken: ww, hork hier, Toria, zei Tisje op een k, Toria, zei Tisje op een keer, 32, ‘luisteren’, zvl (op andere plaatsen hurten; wv: hurten of horten) housten: de vrouwmenschen housteten zoo stief, 29, ‘hoestten’, zvl ovt, uitzonderlijk op -ete, meestal op -ede. Zie WDB, beknopte grammatica, blz. 31.
17 lexicon
lexique
I huiswart: bw, het is tijd van huiswart te gaan, zei oom, ’t is verre van hier tot Peene, 4, ‘huiswaarts’, spr huuswaart. Plancke schrijft soms een enkele a i. p. v. een dubbele om een vrije a weer te geven. huwen: ww, ja man, en klapt niet van huwen tegen mij, 7, ‘huwen’ is gewone spreektaal in het zvl.
in: vz, alle dagen zij ging in de mis, 18, ‘naar’, zvl. indoen: ww, een soldaat ging om hem te kussen een tweede kleedde hem met zijn kapote,een ander dei hem de sabel in, 40, ‘aandoen’, hier ‘omdoen’, zvl, zie WDB s.v. indoen.
18 lexicon
lexique
K kalfshoofd: zn o, gy kalfshoofd, zei Tisje, 6, ‘domkop’, ook kalfskop als vleesgerecht. Kop wordt bweinig of niet gezegd in het zvl, meestal hoofd, zelfs bij het verwijten, b.v. gy’n aaphoofd.
kniezen: ww, en (met) hun bevallige verlegenheid als d’een of d’ander hem kniezden, 2, ‘plagen’, zvl, DB.
kennen: ww, trouwen is een strop round uw hals binden dat gij niet los en kennt doen, 7, ‘kunnen’, zvl.
korf: zn m, Tisje wa binnen gegaen in zijn boer’s tusschen de Engel en den Koffer et zijn korf, 1, ‘mars’, ‘marskorf’, zvl.
kelderkoorts: zn v, zwicht u van degene die kelderkoorts hebben en die dikwijls het biervat gaan bezoeken, 18, ‘drankzucht’, beeldspraak, zvl.
koffer: top, tusschen den Engel en den Koffer, wijknaam en herbergnaam (zoals de Engel) niet ver van Kassel, richting Arneke.
keuvel: zn m, met een splinde nieuwe blauwe keuvel aan, 21, ‘bovenkleed’, hiermee gekleed wordt Tisje Tasje altijd voorgesteld.
kommige: zn o, de menschen noodigen veele kommmiges en schoteltjes, 2, ‘kommetje’, verkleinvorm uit de streek van Kassel.
klaai: zn m, Fielje was gedaan lijk een klaai op een stok, ‘ventje op een stok’, uitdr. verwijst waarschijnlijk naar een bestaande ‘koekenman’ op een stok als Sinterklaasgeschenk in die tijd; zie DB s.v. klaai.
konijnboer: zn m, haer ouders waeren maer kleine konijnboeren, 36, ‘keuterboertje’
klappen: ww, hij dei de deure klappen, 30, ‘slaan’
kramen: ww, hij zou wel kunnen kramen lijk die Ekelsbeke, 16, ‘onhandig handelen’, ‘knoeien’, DB.
kleinen wijn: zn m, der vrouwen liefde als kleinen wijn verandert spoedig in azijn, ‘flauwe wijn’; de hele zin lijkt een spreekwoord te zijn over de onbetrouwbaarheid soms van de liefde van een vrouw. knaap: zn m, te boer Van Kempen’d waar hij knaap was, 15, ‘kleine knecht’, zvl.
19
knecht: zn m, huwt toen, knecht, 21, ‘jongen’, zvl, wvl. vgl. knechtenschool, wvl voor jongensschool. lexicon
koolhof: zn o, in ’t koolhof, ‘groentetuin’ zvl, ook een wijk in Sint-Omaars.
kribbel: zn m, ze toogde eenige kribbels, 27, ‘schram’, zvl. kwalk: bn, is’t wel, te beter, is ’t kwalk, t’erger, 19, ‘kwalijk’, ‘slecht’, zvl. kweest: zn v, Tisje had in kweest gekomen met zijn eigenaar, 31, ‘ruzie’, zvl; wvl: kweste. kwiek: bn, en al de vrouwmenschen lachten met moei Meene’s kwiek antwoord, 24, ‘pittig’, ‘levendig’, zvl, DB, Kil. lexique
L
M
lancier: zn m, omdat hij zulk een grooten leutemaker was en den besten kunte polka of den lancier dansen, 10, soort dans. lap: zn v, om dat hij laps en parullen koopt, 7, laps is zvl meerv. van lap leegekonte: zn v,stikt ze de oogen niet uit met de top van haar mes,’t is dat ze leegekonte is, ‘luiwammes’, zvl. li cht: bw, gij en weet nog niet dat het bruiloftkoekje licht geeten is, 20, ‘gauw’, ‘vlug’, zvl, wvl: lichte lijden: ww, die eyeren wil hebben, moet het kakkelen der henne lijden, 7, ‘verdragen’, zvl. litje: zn o, ze bleef e litje in de kerk, ‘beetje’, ‘poosje’, zvl, zie WDB s.v. lietje, zvl lood: ww ovt, verleden week lood de klokkeluider van Ekelsbeke het al verloren, 16, ovt van ‘luiden’. luppe: zn v, ik zal hem een mand pruimen dragen, dat is goed genoeg voor zijn luppe, 31, ‘bek’, ‘mond’, zvl, nergens vermeld.
mennegat kermisse: zn v, al dansend op een Mennegat kermisse, 13, ‘kermis in de herberg of in de wijk Mennegat’, kruispunt tussen Noordpene en Arneke, langs de Romeinse heerweg van Kassel naar Waten. meule: zn v, die een meule bezitsten, 26, ‘molen’ spr mulle, zie WDB s.v. mulle. mijn eigen: wederk vnw, k’ hebbe gezeid in mijn eigen als het moeste gebeuren dat deezen heere’s gezichte zou verminderen, hoe zoud hij moeten doen om een bril te dragen, 2, ‘me zelf’, zvl, wvl. moei: zn v, die kind alleene was en nog veele moeste deelen achter Lisa moei die heur metje was en rentierde op Bollezeele plaatse, 14, ‘tante’, zvl, oud wvl. moen: bn, niemand had ooit gepeist dat den moen ezel zulk een zeerelooper kone zijn, 39, ‘moe’, (van moeden ezel, moeën ezel) verbogen vorm. mouse: zn v, daar vliegt Tisje in ’t water en in de mouse, 39, ‘slijk’, spr moeze.
20 lexicon
lexique
N
O
naarste: bn, de naarste keer gy vraagt aan uw bruiloft volk zich beter te houden, ‘naaste’, ‘volgende’, hypercorrect (omdat het wvl de s voor een r niet uitspreekt: dust voor dorst, Sint-Omaas vor Sint-Omaars). namen: ww, T’is doordat gij wel de hoogstaden van Europa kan namen, 2, ‘noemen’, zvl. nauw: bn, oomtje van den Balenberg was een nauwen man die een centiem in tween beet, ‘erg zuinig’, zvl. negendagen: ik zal een negendagen houden voor Onze Lieve Vrouw van Troost, 8, ‘novene’ (novene wordt beschouw als Frans, ze zeggen altijd negendagen). niet: onb. vn, Tisje en hadde niet, 10; wij kunnen niet dazonder, 24, ‘niets’, zvl, wvl. noden: ww,Tisje was naar de kermisse genoudt, 5, ‘uitnodigen’, zvl nog al wel: tw, hij hadde nog al wel choppen gedrunken, 31, ‘tamelijk veel’, zvl, wvl. noodigen: ww, de menschen noodigen veele kommiges en schoteltjes, 2, ‘nodig hebben’, zvl?
of: vw, ik zou geen man willen hebben gelijk een of u, of zijn zet beslegen zou zijn met goud, ‘zelfs als’, zvl. om wie: vra vn-bw, kan gij zeggen om wie mijn beste tarten Europa gelijkt? 3, ‘waarom’, letterlijk ‘om wat’, hier: ‘waarop ’ ons zoo lang dat: vw, om dat gij geen vrouwmenschen en kent ons zoo lang dat gij ze net gezien heet aerdappels schillen, 20, ‘zolang als’, zvl (onhandige weergave van ‘o(l) zoo lang dat’. ontnuchteren: ww, en wat zullen wij gereid doen om te ontnuchteren, 35, ‘ontbijten’, zvl, Mnl. oomtje: zn o, oomtje van den Balenberg was ee nauwen man die een centiem in tween beet, 4, ‘oompje’ oorzake: zn v, ik en wille daervan de oorzake niet zijn…en met u en trouwe ik niet, 10, ‘reden’, ‘oorzaak’ zvl. op een laatst: uitdr., en de vijftien koppels op een laatst rochten in de kerke, ‘eindelijk’, ‘te langen leste’, zvl. opkomen: ww, de minister is opgekomen, schreeuwde de wachtman, 40, ‘(onverwacht) komen’, ‘aankomen’, ‘verschijnen’, zvl opgeplagd: bn, hij was opeplagd van zijn schuldeischers, 29, ‘moe geplaagd’, zvl
21 lexicon
lexique
P paaretje: zn o, ik en heb nooit zulk een paaretje gezien dat zoo vel van elkander houdt, 8, ‘paartje’, uitspraaksp. paptaarte: zn v, men was gekomen tot de paptaarte, 18, ‘nog bestaande taart in FransVlaanderen’, zie WDB. parulle: zn v, Piet Parulle is zoo genaemt om dat hij laps en parullen koopt, 7, ‘lomp’, ‘oude lap’, zvl (vandaar parullemarsjang, zie WDB) patje: zn o, zij en is niet ziek, zij en is niet dood, zij legt te bed met haer patjes bloot, 25, ‘pootje’, hier met haar beentjes bloot, zvl verkleinvorm van paat, zie WDN s.v paat. pekken: ww, gij zou me pekken! zei de kraai,19, ‘pikken’, zvl, wvl. pele: zn v, ons zoo lang dat gy ze niet gezien hebt aardappels schraen, …makt een vrouwmensch groote pelen, ’t is dat zy niet en spaarzaam en is, 21, ‘schil’.
pradelles: top, Romanietje was een koort dikke meisje van Pradelles, 9, ‘Pradeels’, dorp langs de weg van Belle naar Hazebroek. (Pradeels op de kaart van het Bisdom Ieper 1642). praetelaere:zn m, nog zoo dom niet da om met zulk een praetelaere als gy te huwen, 12, ‘babbelaar’, ‘kletser’, ‘praatjesmaker’, zvl. prullige: znv, Tisje van jong’s af dei de menschen kijken mry alle zyn prulliges, 3, ‘mopje’, zvl. pruimmoes: zn v, Tisjes hoofd was gauw vol pruimmoes, 31, ‘pruimenmoes’, zvl pruttig: bn, Emmatje was eene van de pruttigste meisjes van Noordpeene, 13, ‘lief’, ‘mooi’, zie WDB. putten en steens: zn m mv, zij klagde puten en steens, ‘putten in de aarde klagen’, ‘stenen uit de grond klagen’ (Sch), misschien een contaminatie.
pen: zn o, en (met) een glimmende zwarte klakke met een lang pen, ‘klep’, zvl. poenen: ww, eerste jahr poenen en lekken, 7, ‘zoenen’, zvl ponpon: zn o, een vierde zette zijn shako met ’t ponpon op zijn hoofd, 40, ‘wollen sjakopompon’ (balletje) 22 lexicon
lexique
R
S
raadhuis: zn o, voor in de kerke te gaan hadden zy in ’t raadhuis moeten gaan, 29, ‘gemeentehuis’, raadhuis, puristische vertaling van mairie uit het woordenboek. razen: ww, wanneer Tisje op een zondag avond een beetje laat t‘huis kwam, raasde ze meer of gemeen, 32, ‘kwaad en luid opspelen’, zvl. reken: ww, reek niet op die groote schoone beloften,18, ‘rekenen’, zvl. roepen: ww, Djoos is algauw beschuldigd als de dief van ’t zwijntje en geroopen bij de juge, 34, geropen: wvl vd van roepen. roet: zn o, gebruikt ze te veele roet om te koken, ’t is dat zy gulzig is, 21, ‘vet’, zvl. round: vz, als hy round de twintig jahren oud was, 7, ‘rond’, wvl en zvl.
schaame: bn, het schaame Romanietje, 9, ‘schamel’, ‘arm’, zvl. schaeke: top, met Toria van bij de Schaeke, 17, wijknaam ten westen van Noordpene. schijnen: ’t schijnt me dat ik vandaag heel verjongt ben, 33, ‘me dunkt’, zvl. schoolekoster: zn m, waerom hebben zy watte gesteken in uw rechteroote? vroeg de schoolekoster, 3, ‘onderwijzer’, zvl, zie WDB. schraen: ww, heeft gij alleenlijk Toria aardappels zien schraen? ‘schillen’, zvl eigenlijk schroon, domd uitgesproken als sjraon, zvl, oud wvl. shako: zn m, een vierde zettede zijn shako met ’t ponpon op zijn hoofd, 40, ‘sjako’, ‘stijf, hoog van een klep voorzien militair hoofddeksel’ VD. sjaal: zn v, Toria in een schoon sjaal met roode bloomjes op zwarte grond, 22, ’kleurige omslagdoek’, VD. smijten: ww, ia, ia Marieje, verre gesmeten, naar gegrepen, ‘weggooien’, vermoedelijk zvl spreekwoord: ‘je gooit zgn. iets ver weg maar als je de kans hebt grijp je het toch als het dichtbij is’: je wilt iets schijnbaar niet, maar je pakt het wel zo gauw je de kans krijgt… smout pot: zn m, in de herberg van de Smout Pot, 13, herbergnaam bij Sint-Janskappel, ‘reuzelpot’, wvl.
23 lexicon
lexique
snorren: w, ’t was nog geen tien minuten dat menheer Pastor binnen was als metje snorrede lijk een fraie mensch, 39, ‘snurken’, zvl, uitspraak meestal snaoren, zie WDB s.v. snaren. splinde nieuw: bn, met een splinde nieuwe blauwe keuvel aan, 21, ‘splinternieuw’, zvl.
stutte: zn v, n Tisje was gezonden om zyn stutten te vragen, 2, ‘boterham’, zvl, wvl, spr. stute. stutepanger: zn m, vierde jaar met den stutepanger gaan, 9, ‘korf met een oor’, zvl, daarmee ging men boterhammen bedelen, zvl.
spottig: bn, ik en peise dat niet, antwoorde het spottige meisje, 10, ‘spotlachend’, zvl, zie OOV, ‘grappig’. stallen: ww, achter de vader hem eerst op de been gestalt ging hebben, 13, ‘stellen’, zvl plaatselijke uitspraak. stoffen: ww, en met boffen en stoffen op zijn terve, 26, ‘opscheppen’, volgens Sch Limburgs, zvl? stryne: zn v, Tisje beide achter zyn stryne, 5, ‘nieuwjaarscadeau’, ‘nieuwjaarsgift’, (ook: ‘nieuwjaarswafeltje’), zvl, zie WDB. stryne dag: zn m, stryne dag, 20, ‘nieuwjaarsdag’, zvl. strynen: ww, zoudt gy niet een briefke willen mee geven om te toogen aan moeder dat ik niet en strynt geweest en hebbe. Zij zullen peezen dat ik het al verteerd hebbe, 5, ‘iemand een nieuwjaarsgift schenken’, zvl (overgankelijk ww) stukje: zn o, Tisje kwam van een stukje van vier sous te ontvangen van een dikken heer die al de weg van Schaake voortging, 2, 24 ‘geldstukje’, zvl. lexicon
lexique
T
U
te gaere: bw, hedennacht heb ik gedroomd da wij te gaere getrouwd waren, ‘met mekaar’, wvl, zvl. terden: ww, als Toria weere kwam van de altar en al terden op haar lang rok haest plat viel, schooten zy in een groot lach uit, 23, ‘treden’, ‘trappen’, zvl, wvl. (In die tijd moesten de gehuwden na de inzegening het altaar gaan kussen). terve: zn v, en met boffen en stoffen op zijn terve, 26 ‘tarwe’, zvl, zie WDB s.v. terve.
uitkraaien: w, ‘k gaan ook trachten of ‘k nog een uit gaan kunnen draaien, 32, ‘verwoorden’, iets vertellen’, hier: ‘een liedje zingen’; zie OOV, s.v uutkraoien. uithalen: ww, Tisje hiel zijn neusdoek uit, ovt van uithalen, zvl; Tisje zal zeker geen zulke trekken meer uitmeten, 16, ‘uitrichten’, ‘doen’, wvl, zvl. uittrekken: ww, Tisje dei een tand uittrekken,36, ‘trekken’, zvl.
tettebrokken: zn v mv, de goede betjes zijn afgehouden voor de meier, alzoo als mijn moeder gaat er zijn nog maar tettebrokken meer, 5, ‘afval van vlees’, letterlijk ‘stukjes uier of tepels’. toestoppen: ww, dat t’gene die ingaat al een ore, en moet niet uit gaan aan de andere kant. Zoo hebbe ik eene toegestopt, 3, ‘dicht gestopt’; toestoppen ‘dichtmaken’ staat in VD. toker: zn m, ‘k heb te toker op zijn hoofd geklopt, 28, bedoeld is stoker of poker, “pook’, zie WDB s.v. poker en stoker. trek: zn m, Tisje en zal zeker geen zulk trekken uitmeten, 16, ‘schelmstuk’, zvl. tucken: ww, hij zat bij Tisje en tuckste met hem, 14, ‘ klinken’, ‘toosten’, zvl, zie WDB s.v tukken; wvl: tikken. tween: tw,, die een centiem in tween beete, 4, ‘tweeën’, zvl, wvl. 25 lexicon
lexique
V van elde: uitdr, Tisje kwam van Kassel markt weer met zijn ezel die van elde kwam en zijn vleesch verloren had, 40, ‘oud’, van mensen ‘bejaard’, zvl; zie WDB s.v. elde. van nuchten: bw, Natalie was van nuchten bezig met klagen bij de commissaris, 27, ‘vanochtend’, wvl, zvl.
veroornamen: ww, zoo als ik altijd een dozijn of vijf tassen met mij hadde…men heeft mij veroornaamt Tisje Tasje, 16, ‘en bijnaam geven’, zvl vette betjes: zn o mv, nog de man nog de beeste konden geen vette betjes eten, 40, ‘vette hapjes’, ‘vet voedsel’, beetjes is hier letterlijk hapjes, zvl
van wie: vra vn, weet gij niet van wie uw ezel zoo mager gekomen is? 40, ‘waardoor’, zvl
vlaan: ww, derde jahr slaan en vlaan, 7, ‘af- of uittrekken’, vlaan is letterlijk ‘het vel afstropen’, ‘villen’, wvl, zvl. DB.
verdoen: ww, ’t zijn er meer of gij peinst die het zullen verdoen zullen zij kunnen, 20, ‘overdoen’, hier; ‘anders doen’.
vreeve: zn v, en up Marianne De sausepanne en geeft ze maer een vreeve, 7, ‘knuffel’, zvl, volgens DB kan een wreve een oorvijg betekenen.
verdraeyt: bn, ’t is in ’t huys geheel verdraeyt / waer t’haentje zwygt en ’t hennetje kraeyt, 8, ‘verkeerd’, verdraaid staat in VD; zvl spreekwoord; waar het henneke kraait en het haneke niet/ daar is veel verdriet (Nel Walters, Nederlands spreekwoordenboek).
vrevellen: ww, dat zou my te stief vrevellen als men dat van u zou zeggen, 10, ‘vervelen’, waarschijnlijk onhandig gespeld overgeschreven uit een woordenboek als vertaling van embêter, bedoeld wordt veeleer ‘hinderen’, ‘verdrieten’.
verduiveld: tu, hoe verduiveld is dat gekomen? 15, ABN, VD. verobligierd: bn, om geen slagen te krijgen was hij verobligierd van onder de tafel te vluchten, 27, ‘gedwongen’, ‘genoodzaakt’, zvl. verondert: bn maer zyn ik daarvan veronderd, 16, ‘verwonderd’, de w valt weg zoals in oord (woord), oorm (worm), antoorden (antwoorden) enz.
vroom: bn, het goed dat ik kortelings van u gehad heb is niet vroom, 34, ‘sterk’, zvl, Mnl. vrij: bn, maer zy was eene vry meisje and wisted het, 8, ‘mooi’, ‘lief’, zvl, Mnl, “and wisted het”= en het wist het.’ vuilesausse: zn v, wascht ze maar haar aardappels in een water, ’t is dat ze een vuilesausse is, 21, ‘vuile vrouw’, zvl.
26 lexicon
lexique
W
Y
wachtman: zn m, de minister is opgekomen schreeuwde de wachtman en ’t heel hoofdwacht had buitengesprongen te wapen, 40, ‘schildwacht’, zelfgevormd woord. wafel: zn m, voor dat Steftje wel naar haar zinnen gekomen was kreeg zy vier groote wafels langs haar ooren, 36, ‘oorvijg’.
ya: wilt gij in den hemel gaan? O ya’k, pa, 21, y om de Franse uitpraak van j te vermijden als zj.
yo: yo, 36, tu, yo, yo, schreeuwden de bolders, 37 ‘hoera’, uitroep bij het bollen als iemand gewonnen heeft, zvl. gebruik van y i.p.v. j, zie boven.
wel: bw, wel gepijpt, 22, ‘goed’, ‘mooi’, met mooie pijpjes in, zvl. wie: vra vn, ik ben vijf en twintig en oud genoeg om te weten wie ik heb te doen, 19, ‘wat’, meestal wiene. wiegeband: zn m, tweede jahr by den wiegeband trekken,7, ‘wiegetouw’, ‘touw waarmee je de wieg laat schommelen’, zvl. wijf: zn o, ik zou mijn wijf altijd op mijn harte dragen, 13, ‘vrouw’ in de neutrale betekenis, zvl, oud wvl, Mnl. wooreje: zn o, ’t is zeker geen waar stammerde Tisje dat voor een woordeje dat wij te gaar gehad hebben, gij u engagierd hebt, 40, ‘woordje’, ‘ruzietje’, spr woretje.
27 lexicon
lexique
Z zaalige: bn, moeder zaalige, 7, ‘zaliger’, zvl. zeerlooper: zn m, niemand had ooit gepeinzt dat een moen ezel zulk een zeerlooper konde zyn, 39, ‘hardloper’, zvl, wvl. ’t zelve: aanw vn, ik heb een onderbroek van ’t zelve goed en er is algelijk een gat drin, 34, ‘hetzelfde’, zvl, Mnl. zet: zn m, maer zou gij u zet verbrannen gij zult moeten op de blidders zitten, 18; ‘k zou geen man willen hebben gelijk een of u of zijn zet beslegen zou zijn met goud, 22, ‘achterste’, ‘zitvlak’, zvl, Mnl. zetche: zn o, Julietje draeyede her zetche om, 12, verkleinwoord van zet, ‘achterste’, ’zitvlak’, zvl, Mnl.
zetten: ww, hij zettede een groot plakkaat op zijn kraam, 30, ovt van ‘zetten’ op –ede, plaatselijk zvl; zie WDB, beknopte grammatica, blz. 21. zijn: zn v, ik zal niet zeggen tegen de zijn van den eene of van den anderen, 11, ‘zin’ ongewone spelling maar als ‘zin’ uitgesproken zomtijds: bw, hij doet zomtijds een geweldige pinte, 18, ‘soms’, vero ‘somtijds’. zot: ’t is ’t ergste van al, dat hij toen zoo van den zot gemaakt heft, 28, van den zot maken, uitdr.: ‘voor zot spelen’, zvl. zweeten: ww, ook al komen bij de Kasselpoort bevede de schamel beeste op haar been en zweetede zij heel haar lichaam door, 39, ovt van zweten op –ede, plaatselijk zvl, WDB blz. 21.
28 lexicon
lexique