DE NAVO GETRANSFORMEERD
DE NAVO GETRANSFORMEERD
Noot: Iedere vermelding in deze publicatie van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is gemarkeerd met een sterretje (*), dat verwijst naar de volgende voetnoot: * Turkije erkent de Republiek Macedonië onder zijn constitutionele naam.
> INHOUD 1.
Doel van het Bondgenootschap en fundamentele veiligheidstaken
2
2.
Centraal in het transatlantisch partnerschap
6
3.
De defensievermogens versterken
9
4.
De veranderende rol van de NAVO-strijdkrachten
12
5.
De veiligheid uitbreiden door middel van partnerschap
16
6.
Het Bondgenootschap openstellen voor nieuwe leden
20
7.
Werken aan nieuwe betrekkingen met Rusland
22
8.
Een distinctief partnerschap met Oekraïne
26
9.
Dialoog met landen in het Middellandse-Zeegebied
28
10.
Vredeshandhaving en crisisbeheersing
30
11.
Reageren op civiele crisissituaties
34
12.
Samenwerken op het terrein van wetenschap en milieu
36
13.
Hoe de NAVO werkt
40
14.
Verandering en continuïteit
44
1
Doel van het Bondgenootschap en fundamentele veiligheidstaken
Het essentiële doel van het Noord-Atlantisch Bondgenootschap is de vrijheid en veiligheid van al zijn leden in Europa en Noord-Amerika te waarborgen in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. Om dat doel te bereiken, benut het Bondgenootschap zowel zijn politieke invloed als zijn militair vermogen, afhankelijk van de aard van de veiligheidsuitdaging waarmee de leden van het Bondgenootschap worden geconfronteerd. De strategische omgeving is veranderd en daarmee ook de reacties van het Bondgenootschap op de veiligheidsuitdagingen. Het blijft de stabiliteit in het gehele Euro-Atlantische gebied handhaven en het is bezig te evolueren om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe dreigingen als terrorisme en andere veiligheidsuitdagingen buiten zijn traditionele verantwoordelijkheidsgebied.
Collectieve verdediging
De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is een van de belangrijkste structuren die de leden van het Bondgenootschap gebruiken om hun veiligheidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het is een intergouvernementele organisatie waarbinnen de lidstaten hun soevereiniteit en onafhankelijkheid volledig behouden en die dient als forum waar zij met elkaar overleggen en besluiten nemen over zaken die hun veiligheid betreffen. De structuren van de NAVO bevorderen doorlopend overleg, coördinatie en samenwerking tussen de leden over politieke, militaire, economische en andere aspecten van de veiligheid en tevens samenwerking op niet-militaire terreinen zoals wetenschap, informatie, milieu en rampenbestrijding.
Ieder land blijft onafhankelijk en vrij om zijn eigen besluiten te nemen, maar door gezamenlijk te plannen en de middelen te delen, kunnen ze collectief een veel hoger niveau van veiligheid bereiken dan individueel mogelijk zou zijn. Dat blijft het grondbeginsel van de veiligheidssamenwerking binnen de NAVO.
Na vijf uitbreidingsrondes zijn de twaalf landen die de NAVO hebben opgericht – België, Canada, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten – aangevuld met Griekenland en Turkije (1952), Duitsland (1955), Spanje (1982), de Tsjechische Republiek, Hongarije en Polen (1999). Tijdens de meest recente toetredingsronde zijn daar in 2004 Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië bijgekomen.
2
>1
Het Bondgenootschap werkt vanuit het beginsel dat de veiligheid van iedere lidstaat afhangt van de veiligheid van hen alle. Als de veiligheid van een van de leden wordt bedreigd, heeft dat gevolgen voor hen allemaal. Met de ondertekening van het Verdrag van Washington, het handvest waarmee de NAVO is opgericht, belooft iedere lidstaat aan de andere dit principe te zullen eerbiedigen en naast de voordelen van de collectieve verdediging ook de risico’s en verantwoordelijkheden te delen. Dit betekent tevens dat veel aspecten van de defensieplanning en de voorbereidingen die ieder land voorheen zelf verzorgde, nu gezamenlijk ondernomen worden. Ook de kosten verbonden aan de faciliteiten die nodig zijn om de strijdkrachten te trainen en effectief samen te laten werken, worden gedeeld.
Transatlantische band De ondertekening van het Verdrag van Washington in 1949 was iets geheel nieuws in de moderne tijd. Niet alleen werd het gevaar van agressie van buitenaf erdoor kleiner, maar het verdrag bracht geleidelijk ook grote Europese landen bijeen die in het verleden vaak tegen elkaar ten oorlog waren getrokken en zorgde ervoor dat het gevaar van een militair conflict tussen hen verdween. In feite zouden zij afhankelijk van elkaar worden en door elkaars veiligheid te delen, zouden zij ook op veel andere gebieden kunnen samenwerken om hun welvaart te vergroten. De betekenis van het Verdrag van Washington ging zelfs nog verder. Het leidde tot een veiligheidspartnerschap tussen de Europese leden van het Bondgenootschap en de Verenigde Staten en Canada, en schiep een permanente transatlantische band tussen Europa en Noord-Amerika.
fundamenteel getransformeerd en afgestemd op de enorme verandering in de politieke en militaire omgeving in Europa en het ontstaan van nieuwe veiligheidsdreigingen. Bovendien is het begrip ‘defensie’ verbreed. Het omvat nu ook dialoog en praktische samenwerking met andere landen buiten het Bondgenootschap als het beste middel om de EuroAtlantische veiligheid te versterken.
De transformatie van de NAVO Toen het Bondgenootschap in 1949 werd opgericht, werd de Sovjet-Unie beschouwd als de grootste bedreiging van de vrijheid en onafhankelijkheid van West-Europa. De Communistische ideologie, politieke doeleinden en methoden, en militair vermogen betekenden dat geen enkele Westerse regering, wat de werkelijke intenties van de Sovjet-Unie ook waren, het zich kon permitteren de mogelijkheid van een conflict te negeren. Van 1949 tot aan het eind van de jaren 1980 – de periode die bekend staat als de Koude Oorlog – was het als gevolg daarvan de belangrijkste taak van het Bondgenootschap voldoende militaire vermogens in stand te houden om iedere vorm van agressie van de Sovjet-Unie en het Warschaupact af te kunnen weren. De stabiliteit die door de NAVO in deze periode werd geboden, heeft heel West-Europa in staat gesteld zijn welvaart na de Tweede Wereldoorlog weer op te bouwen, omdat zij het vertrouwen en de voorspelbaarheid creëerde die essentieel zijn voor economische groei. Het beleid dat door de lidstaten van de NAVO is overeengekomen, is voortdurend geëvolueerd in het licht van de veranderende strategische omgeving. Sinds het einde van de Koude Oorlog zijn het beleid en de structuren van het Bondgenootschap echter
Tegenwoordig is de NAVO veel meer dan een defensief Bondgenootschap. Zij heeft voormalige tegenstanders de hand gereikt en werkt nu aan het opbouwen en bewaren van vrede en veiligheid in het gehele Euro-Atlantische gebied. Met het oog daarop neemt het Bondgenootschap een steeds groter aantal taken op zich en hanteert het steeds flexibelere, innovatievere en pragmatischere benaderingen voor de oplossing van wat onvermijdelijk complexe vraagstukken zijn. In de loop van dat proces is de centrale taak van de NAVO versterkt ten aanzien van het garanderen van de veiligheid in het Euro-Atlantisch gebied en veel Partnerlanden willen in de toekomst toetreden tot het Bondgenootschap. Drie Midden- en Oost-Europese landen – de Tsjechische Republiek, Hongarije en Polen – hebben dit doel in 1999 al bereikt. Nog zeven landen – Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië – zijn in 2004 toegetreden. De transformatie van de NAVO in de afgelopen tien jaar werd gekenmerkt door een reeks visionaire initiatieven, die concrete, uiterst praktische reacties vertegenwoordigen op de nieuwe veiligheidsuitdagingen en -kansen in de veiligheidsomgeving van na de Koude Oorlog. Hiertoe behoren het Partnerschap voor de Vrede (Partnership for Peace: PfP), speciale betrekkingen met Rusland en Oekraïne, een dialoog met Mediterrane landen, het Actieplan voor Kandidaat-landen (Membership Action Plan: MAP) dat de kandidaat-landen helpt te voldoen aan de NAVO-maatstaven, en effectieve samenwerking met de Europese Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties. De NAVO houdt zich ook actief bezig met de aanpak van nieuwe veiligheidsuitdagingen, door de leiding op zich te nemen van crisisbeheersingsoperaties op de Balkan en door te besluiten op te treden 'waar en wanneer dit nodig is'
3
om internationaal terrorisme en andere nieuwe bedreigingen buiten het Euro-Atlantische gebied te bestrijden. Bovendien is de NAVO bezig haar vermogens aan te passen en te versterken om beter nieuwe missies op zich te kunnen nemen. Hiertoe zijn tijdens de Top van Praag in november 2002 drie cruciale initiatieven genomen: de oprichting van een NAVOReactiemacht; de reorganisatie van de militaire commandostructuur; en het Praagse Capabilities Commitment, dat ten doel heeft de tekortkomingen in de militaire vermogens op te heffen, door middel van individuele toezeggingen en samenwerkingsinitiatieven van de lidstaten.
Fundamentele veiligheidstaken Het Bondgenootschappelijk Strategisch Concept is een gezaghebbende verklaring over de doelstellingen en fundamentele veiligheidstaken van het Bondgenootschap. Het geeft richtlijnen voor de politieke en militaire middelen die kunnen worden gebruikt bij het verwezenlijken daarvan. De publicatie van dit document, voor het eerst in 1991, markeerde een duidelijke breuk met het verleden. Tijdens de Koude Oorlog waren vergelijkbare gevoelige documenten over de strategische planning vanzelfsprekend geheim. Het huidige Strategische Concept van de NAVO, dat in 1999 werd gepubliceerd, beschrijft de veiligheidsrisico’s waarmee het Bondgenootschap wordt geconfronteerd als “komend uit vele richtingen en moeilijk te voorspellen”. De fundamentele veiligheidstaken van het Bondgenootschap worden omschreven als: • • •
• •
4
dienen als fundament voor de stabiliteit in het Euro-Atlantische gebied; dienen als forum voor overleg over veiligheidsvraagstukken; afschrikking en verdediging bieden tegen iedere dreiging van agressie tegen ieder van de NAVOlidstaten; bijdragen aan effectieve conflictpreventie en actief deelnemen aan crisisbeheersing; en een breed partnerschap, samenwerking en dialoog bevorderen met andere landen in het EuroAtlantisch gebied.
Het Strategisch Concept van 1999 analyseert de veiligheidsuitdagingen voor de nabije toekomst en concludeert dat de strategische omgeving voortdurend, en meestal ten goede, verandert en dat het Bondgenootschap, naast andere organisaties, een essentiële rol gespeeld heeft in de versterking van de Euro-Atlantische veiligheid sinds het einde van de Koude Oorlog. Hoewel de dreiging dat er in Europa opnieuw een algemene oorlog zou uitbreken zo goed als verdwenen is, staan de leden van het Bondgenootschap en andere landen in Euro-Atlantisch gebied wel voor andere gevaren en onzekerheden, waaronder etnisch conflict, schending van de mensenrechten, politieke instabiliteit en economische kwetsbaarheid. Bovendien vormt de verspreiding van nucleaire, biologische en chemische wapens en hun lanceerinrichtingen een bron van ernstige zorg en de verspreiding van technologie zou ertoe kunnen leiden dat potentiële tegenstanders makkelijker in het bezit kunnen komen van hoogwaardige militaire vermogens. Bovendien moet de Bondgenootschappelijke veiligheid in een mondiale context worden gezien. Zij zou kunnen worden bedreigd door grotere gevaren, waaronder terreurdaden, sabotage, de georganiseerde misdaad, en de ontwrichting van de toevoer van vitale goederen. Sinds de publicatie van het Strategisch Concept van 1999 en na de aanslagen op de Verenigde Staten van september 2001, worden de dreiging verbonden aan terrorisme en het gevaar dat falende staten inhouden, opnieuw grondig geëvalueerd.
Artikel 5 voor het eerst ingeroepen Artikel 5 vormt de kern van het Verdrag van Washington, het handvest waarmee de NAVO werd opgericht, waarin staat dat een gewapende aanval op een der Bondgenoten zal worden beschouwd als een aanval op hen allen. In reactie op een inroepen van Artikel 5, beslist iedere Bondgenoot afzonderlijk, in overleg met andere Bondgenoten, hoe hij het best kan bijdragen aan ieder actie die noodzakelijk wordt geacht om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven, inclusief het gebruik van geweld. Artikel 5 werd voor het eerst ingeroepen op 12 september 2001, direct na de terroristische aanslagen van 11 september op de Verenigde Staten. Dit gebeurde in eerste instantie onder voorbehoud, omdat nog moest worden vastgesteld of de aanslagen vanuit het buitenland werden geleid. Dat werd op 2 oktober 2001 bevestigd, nadat Amerikaanse functionarissen de bevindingen van het onderzoek naar de aanvallen, waarin werd geconcludeerd dat het terroristisch netwerk Al-Qaeda verantwoordelijk was, hadden gepresenteerd aan de Noord-Atlantische Raad.
Op 4 oktober kwamen de Bondgenoten een reeks maatregelen overeen om de strijd tegen het terrorisme onder leiding van Amerika te steunen. Deze omvatte: het intensiever uitwisselen van inlichtingen en een versterkte samenwerking: volledige overvluchttoestemming en toegang tot havens en luchtvelden voor Amerikaanse vliegtuigen en vliegtuigen van andere Bondgenoten in het kader van antiterroristische operaties; de inzet van een deel van de permanente marinetroepen van de NAVO in het oostelijk deel van de Middellandse Zee; en de inzet van Bondgenootschappelijke AWACS-vliegtuigen (airborne warning and control systems) in de Verenigde Staten. Bovendien leveren individuele Bondgenoten nog een eigen bijdrage – in overeenstemming met hun middelen en vermogens – in reactie op Amerikaanse verzoeken. Deze hulp omvat militaire ondersteuning en ook juridische en financiële maatregelen om de geldstroom naar terroristische organisaties af te kappen.
5
Centraal in het transatlantisch partnerschap
De taken van de NAVO ten aanzien van de veiligheid van haar leden en de nieuwe taken die zij op zich heeft genomen om veiligheid en stabiliteit verder te verspreiden, zijn gebaseerd op een reeds langdurig bestaand partnerschap tussen haar Europese en Noord-Amerikaanse leden. De verwoesting in de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog had tot gevolg dat zij voor hun veiligheid in hoge mate afhankelijk waren van de Verenigde Staten en Canada. De Noord-Amerikaanse Bondgenoten hadden grote hoeveelheden troepen uitgezonden naar Europees grondgebied. Vanaf die eerste dagen van het Bondgenootschap, hebben die troepen altijd een cruciale rol gespeeld in de veiligheid van Europa – een rol die centraal staat in het begrip ‘transatlantische veiligheid’ en die een onmisbare pijler vormt onder het Bondgenootschap. In de loop der jaren is het aantal NoordAmerikaanse militairen in Europa geleidelijk afgenomen. Het leeuwendeel van de troepen die ter beschikking staan van het Bondgenootschap voor de verdediging van Europa wordt al vele jaren geleverd door de Europese Bondgenoten. Daarnaast is ook het grootste deel van de vredestroepen onder leiding van de NAVO op de Balkan afkomstig van de Europese Bondgenoten. Deze worden overigens ook ondersteund door significante troepencontingenten uit Partnerlanden en andere landen die niet tot de NAVO behoren.
6
Toch nemen de Verenigde Staten nog steeds een onevenredig deel van de kosten voor de Bondgenootschappelijke veiligheid voor hun rekening en een te groot deel van de verantwoordelijkheid voor de Bondgenootschappelijke acties, als
>2
gevolg van de ongelijkheid tussen de Verenigde Staten en andere Bondgenoten in de militaire vermogens. Na afloop van de Koude Oorlog konden de Europese en Canadese Bondgenoten in het begin van de jaren 1990 profiteren van het vredesdividend; zij hebben echter niet de investeringen gedaan die nodig waren om hun militaire vermogens aan te passen aan de nieuwe veiligheidsuitdagingen. Ze blijven op een groot aantal kerngebieden afhankelijk van de Verenigde Staten, waaronder de vermogens voor luchtvervoer – nodig voor de snelle inzetbaarheid van militaire troepen – satellietcommunicatie en andere gebieden die een geavanceerd technologisch vermogen vereisen. De tekortkomingen in de Europese defensievermogens kwamen tijdens de Balkanconflicten aan het begin van de jaren 1990 haarscherp aan het licht. Tijdens deze conflicten bleek dat de Europese landen niet in staat waren zonder de steun van de Verenigde Staten te voorkomen dat het conflict zich verder zou verspreiden. Aan het einde van de jaren 1990 werden zowel door de NAVO als door de Europese Unie initiatieven in gang gezet om de defensievermogens te versterken. In 1999 kwamen de twee organisaties overeen een strategisch partnerschap aan te gaan.
Lessen geleerd op de Balkan Toen Bosnië en Herzegovina in het begin van de jaren 1990 in een burgeroorlog belandde, stuurde de Europese Unie waarnemers om de implementatie van de VN-resoluties te controleren. Zij beschikte echter noch over het politieke mandaat, noch over de militaire troepen om meer te kunnen doen. De
Verenigde Naties hadden wel troepen gestuurd, maar die waren meer geschikt voor de vredeshandhaving dan voor een operatie om vrede af te dwingen. Al spoedig werd duidelijk dat alleen door het gebruik van geweld een einde zou kunnen worden gemaakt aan de gevechten. Het Bondgenootschap was in eerste instantie huiverig om betrokken te raken, omdat de implicaties van uitzending van NAVO-troepen naar gebieden buiten het traditionele NAVO-gebied nog niet waren uitgewerkt. Naarmate de situatie verslechterde, nam de betrokkenheid van de NAVO tussen 1992 en 1995 steeds verder toe en bood zij militaire ondersteuning voor de controle en implementatie van VN-resoluties en -sancties. Uiteindelijk, toen er eind 1995 op instigatie van Amerika een vredesakkoord werd ondertekend, was het een 60.000-man-sterke strijdmacht onder leiding van de NAVO, met een 20.000-man-sterk Amerikaans contingent, die ondersteuning bood voor de implementatie van dat akkoord.
aan de Europese Unie. Vanaf 2001 waren in dat land, op verzoek van de president, NAVO-troepen aanwezig geweest om de crisis te bestrijden (Zie hoofdstuk 10). In maart 2003 ging de Europese Unie met gebruikmaking van NAVO-faciliteiten van start met de Operatie Concordia en nam de taken van de NAVO over, die nu nog belangrijke ondersteuning biedt aan de door de EU geleide troepen op het gebied van de planning en de logistiek (zie ook hoofdstuk 10). De NAVO en de Europese Unie zijn in juli 2003 ook een gemeenschappelijke strategische benadering overeen gekomen voor de Westelijke Balkan en bovendien wordt overlegd onder welke voorwaarden de Europese Unie eind 2004 de verantwoordelijkheid op zich zal nemen, met steun van de NAVO, voor de veiligheid in Bosnië en Herzegovina.
Vier jaar later, toen het geweld in Kosovo escaleerde en de humanitaire crisis verergerde, was het weer de NAVO die als geheel actie ondernam, nadat pogingen om via onderhandelingen tot een oplossing te komen waren mislukt. Deze crisis bevestigde tekortkomingen in de Europese defensievermogens die al eerder waren geïdentificeerd. Tijdens de luchtaanvallen werden de meeste vluchten door Amerikaanse vliegtuigen uitgevoerd en toen er een vredesmacht naar Kosovo moest worden uitgezonden, duurde het verscheidene maanden voordat die op volledige sterkte was.
In eerste instantie waren het de ervaringen op de Balkan die de Europese landen tot actie aanspoorden. De Europese Unie intensiveerde haar inspanningen om een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid te ontwikkelen, dat zou worden gekoppeld aan de noodzakelijke vermogens om op een crisis te reageren. Oorspronkelijk werden defensie- en veiligheidsvraagstukken namens de Europese Unie behandeld door een aparte organisatie, de West-Europese Unie (WEU) geheten. Tijdens een topconferentie in Helsinki in december 1999, besloot de EU echter dat zij in de toekomst een eigen rol in de veiligheid en defensie wilde ontwikkelen en zij begon de structuren op te zetten die daarvoor nodig waren. Zij stelde ook de zogeheten Hoofdlijndoelstelling vast, die inhield dat de EU in staat zou moeten zijn in 2003 een snelle reactiemacht van 60.000 man uit te zenden en gedurende een jaar op de been te houden.
Op dit moment beschikt Europa niet over de noodzakelijke middelen om het soort militaire operaties op te zetten en uit te voeren die in Bosnië en Kosovo een einde hebben gemaakt aan het conflict. De Europese Unie onderneemt echter serieuze stappen om haar vermogens te versterken en er is al een raamwerk ontwikkeld voor de samenwerking tussen de EU en de NAVO (zie hieronder). Hierdoor kon de NAVO de missie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* overdragen
De Europese vermogens versterken
Wat het Bondgenootschap betreft, dat besloot zijn Europese pijler te versterken door een effectieve Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit te
1
De West-Europese Unie: opgericht onder het Brusselse Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Samenwerking en Collectieve Zelfverdediging uit 1948, ondertekend door België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens sloten zich hierbij aan: Duitsland, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. Taken op het gebied van crisisbeheersing en humanitaire taken werden overgenomen door de Europese Unie, na besluiten genomen tijdens de EU-top in Helsinki in 1999. Verplichtingen krachtens het Verdrag van Brussel op het gebied van de collectieve verdediging blijven ongewijzigd en worden gewaarborgd door een nog resterend WEU-secretariaat.
7
ontwikkelen. Het doel van dit initiatief was de EU te steunen bij haar streven naar de ontwikkeling van een geloofwaardige veiligheidsrol en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan het ontstaan van een sterkere, evenwichtigere transatlantische relatie, door de Europese Bondgenoten een effectievere en coherentere bijdrage te laten leveren aan Bondgenootschappelijke missies en activiteiten. Met het oog daarop begon de NAVO in de jaren 1990 aan een proces dat ten doel had een werkelijk Europees vermogen voor de crisisbeheersing op te leveren, zonder onnodige duplicatie van militaire middelen en vermogens die al via de NAVO beschikbaar waren. In dit proces stond het concept "afzonderlijk inzetbare, maar niet-afgescheiden troepen" centraal. Dit concept maakte het mogelijk gebruik te maken van de NAVO-middelen en -vermogens tijdens een eventuele operatie in reactie op een crisis onder leiding van de WEU. In april 1999 verklaarden de NAVO leiders in Washington bijeen, in het besef dat de EU van plan was een zelfstandige veiligheidstaak op zich te gaan nemen, dat ze bereid waren de noodzakelijke regelingen te treffen om essentiële onderdelen van de militaire middelen en vermogens van de NAVO beschikbaar te maken voor operaties onder leiding van de EU, in reactie op crisissituaties waarin de NAVO als geheel niet militair betrokken wilde raken. Na de EU-besluiten die in Helsinki waren genomen, trad de NAVO in direct overleg met de EU over hun onderlinge samenwerking.
8
Sindsdien zijn nieuwe vormen van samenwerking gedefinieerd. In december 2002 hebben de NAVO en de EU gezamenlijk een declaratie gepubliceerd over hun groeiend strategisch partnerschap en in maart 2003 hebben ze overeenstemming bereikt over een reeks documenten over samenwerking bij de crisisbeheersing – waaronder regelingen die bekend staan als de “Berlijn-plus”-regelingen – over het gebruik van NAVO-middelen en -vermogens voor operaties onder leiding van de EU, waarmee het strategisch partnerschap concreet gestalte kreeg en de weg werd gebaand voor gecoördineerde actie. Permanente liaisonregelingen zullen meer samenwerking en overleg op operationeel niveau vergemakkelijken. Men is al overeengekomen een EU-cel te vestigen op SHAPE, het militaire hoofdkwartier van de NAVO, in Bergen, België en
ook dat de NAVO vertegenwoordigd zal worden bij de EU-Militaire Staf. De NAVO en de Europese Unie hebben tevens een akkoord gesloten om te zorgen dat de vereisten voor militaire vermogens die zij gezamenlijk hebben, consistent en transparant worden ontwikkeld en leiden tot wederzijdse versterking. In mei 2003, kwam de Gezamenlijke NAVO/EU-Groep Militaire Vermogens (Joint NATO-EU Capabilities Group) voor het eerst bijeen. Initiatieven ondernomen om de defensievermogens van het Bondgenootschap te versterken (zie hoofdstuk 3), moeten in overeenstemming zijn met het Actieplan Europese Militaire Vermogens van de EU (European Capability Action Plan) en haar Hoofdlijndoelstelling, en ertoe bijdragen dat de zo noodzakelijke verbetering wordt gerealiseerd in de militaire vermogens van de Europese Bondgenoten op kerngebieden. Het Bondgenootschap blijft het middel waarmee NAVO-leden hun collectieve defensie veiligstellen. Het blijft de hoeksteen van de Euro-Atlantische veiligheid en houdt het mandaat en vermogen om crisisbeheersingsoperaties, vredesafdwingings- en vredeshandhavingstaken uit te voeren. Het doel van de veiligheidssamenwerking tussen de EU en de NAVO is het aantal beschikbare opties te vergroten om crises en conflicten aan te pakken en daarbij duplicatie te vermijden. Dit zal de Europese militaire vermogens zodanig versterken dat toekomstige operaties onder leiding van de EU mogelijk zijn, ter bestrijding van crises waar niet het hele Bondgenootschap bij betrokken is.
>3
De defensievermogens versterken
De Bondgenoten streven er gezamenlijk naar hun defensievermogens te versterken en te zorgen dat de NAVO in staat is troepen op de been te brengen, die snel ter plaatse kunnen zijn, hun operaties gedurende langere tijd en op grotere afstand kunnen volhouden en hun doelen zo snel en effectief mogelijk kunnen verwezenlijken, terwijl onbedoelde schade aan niet-strijdende partijen zo veel mogelijk wordt beperkt. Het instandhouden van adequate militaire vermogens en een duidelijke bereidheid collectief op te treden, blijft van cruciaal belang voor de veiligheidsomgeving van deze tijd. In het geval dat zich een crisis voordoet die de veiligheid van de leden van het Bondgenootschap zou kunnen bedreigen, moeten de NAVO-troepen in staat zijn politieke acties aan te vullen en te ondersteunen en bij te dragen aan de beheersing en vreedzame oplossing van zo’n crisis.
bracht aan het licht dat er nog steeds lacunes in de Bondgenootschappelijke vermogens bestonden.
De campagne om de vermogens te verbeteren, ging van start toen de Bondgenootschappelijke leiders, die in april 1999 in Washington bijeen waren, hun visie uiteenzetten op een Bondgenootschap voor de 21ste eeuw: groter, met meer vermogens, flexibeler, toegewijd aan de collectieve defensie en in staat nieuwe missies te ondernemen, inclusief het leveren van een bijdrage aan de conflictpreventie en een actieve betrokkenheid bij crisisbeheersings- en crisisbestrijdingsoperaties. Zij zetten een initiatief ter verbetering van de defensievermogens in gang – het Defence Capabilities Initiative (DCI) – om de defensievermogens van de NAVO op een aantal kerngebieden te versterken.
Verbeteringen in de Bondgenootschappelijke interoperabiliteit en cruciale vermogens zal de Europese Bondgenoten in staat stellen een stevigere, coherentere bijdrage te leveren aan NAVO-missies, doordat de tekortkomingen in de Europese defensievermogens worden aangepakt. Dergelijke verbeteringen moeten ook een positieve invloed hebben op het streven van de Europese Unie om militaire vermogens te ontwikkelen en haar Hoofdlijndoelstelling te verwezenlijken, die inhoudt dat zij een inzetbare snellereactiemacht ter grote van een corps op de been moet kunnen brengen.
Tijdens de volgende drie jaar boekte het DCI op bepaalde gebieden wel vooruitgang, vooral op gebieden waar minder middelen mee gemoeid waren, maar ten aanzien van cruciale vermogens bleven er lacunes bestaan en de implementatie ging traag. Intussen is het steeds dringender noodzakelijk om te moderniseren en veranderen door de komst van nieuwe, asymmetrische bedreigingen – dat wil zeggen bedreigingen afkomstig van tegenstanders die trachten de kwetsbaarheid van moderne samenlevingen en militair superieure mogendheden uit te buiten, vaak door het meedogenloos gebruik van onconventionele middelen, zoals terreur. De terroristische aanslagen van september 2001 op de Verenigde Staten vestigden scherp de aandacht op de dreiging van terrorisme en de daaropvolgende door Amerika geleide interventie in Afghanistan
Tijdens de Top van Praag in november 2002 spraken de Bondgenootschappelijke leiders daarom af nog scherper te focussen op de verbetering van de NAVO-vermogens, in het kader van een pakket maatregelen om de effectiviteit van toekomstige missies te verhogen voor het hele scala van Bondgenootschappelijke missies, ook missies tegen terrorisme. Er werd besloten tot een drietrapsbenadering voor de verbetering van de Bondgenootschappelijke defensievermogens: een nieuw initiatief betreffende de vermogens; een NAVO-Reactiemacht; en een gestroomlijnde commandostructuur. Daarnaast werd een reeks defensie-initiatieven gelanceerd die speciaal gericht waren tegen de nieuwe dreigingen.
De in Praag gemaakte afspraken, het Capabilities Commitment Het DCI was gericht op vermogens die het Bondgenootschap als geheel wilde verwerven en niet op verplichtingen per natie. In het kader van het Praagse Capabilities Commitment echter, hebben individuele Bondgenoten publiekelijk vaste beloften gedaan om specifieke verbeteringen aan te brengen in cruciale militaire vermogens. Tevens zijn afspraken gemaakt over het tijdpad met opleveringsdata en controle van de implementatie op hoog niveau. Tot de cruciale vermogens behoren onder meer: strategische vervoersmogelijkheden via de lucht en over zee; het bijtanken van brandstof in de lucht, inzetbare eenheden voor gevechtsondersteuning en gevechtsdiensten; commando, controle en
9
communicatie; lucht-grond-surveillance; militaire inlichtingen, surveillance en doelbepaling; gevechtseffectiviteit, inclusief precisiegeleide munitie en onderdrukking van de vijandelijke luchtafweer; en defensiemiddelen tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire wapens. De versterking van de defensievermogens vereist ook dat veel Bondgenoten nog meer nieuwe prioriteiten stellen voor hun defensiebegroting, bijvoorbeeld door de troepenaantallen terug te dringen en de vrijgekomen middelen te gebruiken voor de modernisering van de uitrusting. In veel gevallen zal het echter niet genoeg zijn het beschikbare geld op een slimmere manier te besteden en zullen extra financiële middelen moeten worden gevonden. Op dit moment worden kosteneffectieve oplossingen voor tekorten in de defensievermogens onderzocht, zoals het bundelen van militaire vermogens, preciezere taakstellingen, het coöperatief aanschaffen van uitrusting en gemeenschappelijke en multinationale financiering. Wanneer het Praagse Capabilities Commitment helemaal is geïmplementeerd, zal het aantal grote transportvliegtuigen in Europa op zijn minst zijn verviervoudigd en de Europese Bondgenoten zullen door hun middelen te bundelen ook hun vermogen om brandstof bij te tanken in de lucht aanzienlijk hebben verbeterd. Volgens plan moet de voorraad nietAmerikaanse, vanuit de lucht lanceerbare, precisiegeleide munitie in 2007 met 40 procent zijn toegenomen.
De NAVO-Reactiemacht
10
De NAVO-Reactiemacht wordt een hightech, flexibele, snel inzetbare, en interoperabele strijdmacht voor langdurigere operaties, die land-, zee-, en luchtcomponenten zal omvatten en in staat zal zijn alle Bondgenootschappelijke missies uit te voeren. De ontwikkeling van deze snelinzetbare strijdmacht zal ook werken als katalysator voor de verbetering en grotere interoperabiliteit van de reguliere militaire vermogens van het Bondgenootschap en zo zorgen dat deze zich constant
blijven ontwikkelen om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe veiligheidsuitdagingen. Na de eerste conferentie over het oprichten van deze strijdmacht in juli 2003, kwam in oktober 2003 een prototype van de strijdmacht tot stand. Naar verwachting zal een initieel operationeel vermogen in oktober 2004 gereed zijn, dat in oktober 2006 volledig operationeel moet zijn. Het zal dan ruim 21.000 man tellen en kunnen beschikken over hypermoderne gevechtsvliegtuigen, schepen, legervoertuigen, en diensten voor gevechtsondersteuning, logistiek, communicatie en militaire inlichtingen. Het zal binnen vijf dagen in een crisisgebied kunnen worden ingezet en de operatie gedurende 30 dagen kunnen volhouden.
Nieuwe commandostructuur In Praag hebben de Bondgenootschappelijke leiders hun goedkeuring gehecht aan de plannen voor een afgeslankte, efficiëntere, effectieve en inzetbare militaire commandostructuur onder twee strategische commando’s, één operationeel en één functioneel. De details waren in juni 2003 helemaal uitgewerkt. De nieuwe commandostructuur weerspiegelt de behoefte aan kleinere, snel inzetbare strijdkrachten, die beter afgestemd zijn op de nieuwe missies van de NAVO. Het aantal commando’s is teruggebracht van 20 tot 11 en hun verantwoordelijkheden zijn opnieuw afgebakend. Alle operationele hoofdkwartieren vallen nu onder het Geallieerd Commando voor Operaties op SHAPE (Supreme Headquarters Allied Powers Europe), dat in België gevestigd is. SHAPE wordt ondersteund door twee interservice commando’s die in staat zijn een op land gestationeerd hoofdkwartier te genereren voor een CJTF (Combined Joint Task Forces), en een robuust, maar meer beperkt, permanent interservice hoofdkwartier, waar een hoofdkwartier ter zee kan worden opgezet. CJTF’s zijn flexibele commandostructuren, die militaire bevelhebbers in staat stellen te putten uit die onderdelen
ten doel heeft informatie uit te wisselen en de civiele instanties beter voor te bereiden op een eventuele chemische, biologische of radiologische aanval tegen de burgerbevolking en hun te helpen bij de bestrijding van de eventuele gevolgen. van de krijgsmacht van verschillende landen, die passen bij de specifieke vereisten voor een bepaalde militaire operatie. Een nieuw Geallieerd Commando voor Transformatie (ACT) houdt toezicht op de continue transformatie van de NAVO-vermogens en bevordert de interoperabiliteit van haar strijdkrachten. Het vervangt het voormalige Commando Atlantische Oceaan, is gevestigd in Norfolk, Virginia, in de Verenigde Staten, maar heeft ook een vestiging in Europa. Het feit dat de Geallieerd opperbevelhebber voor Transformatie ook de bevelhebber is van het US Joint Forces Command, het commando dat tot taak heeft veranderingen in de Amerikaanse strijdmacht te stimuleren, heeft duidelijk zijn voordelen. ACT zal een belangrijke rol spelen in de aanpassing van de vermogens en in de ontwikkeling van de doctrine voor de nieuwe NAVO-Reactiemacht.
De strijd tegen nieuwe dreigingen In Praag zijn verscheidene initiatieven genomen om het Bondgenootschap beter in staat te stellen zich te verweren tegen terrorisme en andere nieuwe veiligheidsbedreigingen. Er is een militair concept aangenomen voor de verdediging tegen terreurdaden. Met de Partnerlanden is ook een samenwerking gestart in de vorm van een Actieplan tegen Terrorisme dat
Er zijn vijf initiatieven gelanceerd om de Bondgenootschappelijke vermogens tegen nucleaire, biologische en chemische wapens te versterken: een prototype van een verplaatsbaar analytisch laboratorium; een reactieteam; een virtueel expertisecentrum voor de verdediging tegen deze wapens; een NAVO-voorraad van verdedigingsmiddelen tegen biologische en chemische stoffen; en een systeem dat de verspreiding van ziekten in het oog houdt. Daarnaast is men begonnen met een haalbaarheidsstudie voor een NAVO-raketverdedigingssysteem. Hierin wordt onderzocht op welke wijze het grondgebied, de strijdkrachten en de bevolkingen van het Bondgenootschap kunnen worden beschermd tegen alle mogelijke raketdreigingen. Ook de vermogens om een cyberaanval te kunnen afweren, worden versterkt. Op 1 december 2003 kreeg het nieuwe Bataljon voor Defensie tegen Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire Wapens (CBRN) zijn initieel operationeel vermogen. Het bataljon dat gelegerd is in Liberec, in het noorden van de Tsjechische Republiek, zal volgens plan in juli 2004 volledig operationeel zijn voor NAVO-operaties. Bij de start namen 13 landen deel aan de formatie van het bataljon: België, Canada, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Italië, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
11
De veranderende rol van de NAVO-strijdkrachten
Sinds de oprichting van de NAVO bestaat de fundamentele taak van de Bondgenootschappelijke strijdkrachten uit het garanderen van de veiligheid en territoriale integriteit der lidstaten. Het bieden van veiligheid door middel van afschrikking en collectieve defensie blijft een fundamentele verantwoordelijkheid, maar sinds het einde van de Koude Oorlog zijn de taak en organisatie van de NAVO-strijdkrachten ingrijpend gewijzigd om ze aan te passen aan de nieuwe veiligheidsomgeving en om de militaire samenwerking met Partnerlanden te bevorderen. Tijdens de Koude Oorlog was de defensieplanning van de NAVO in de eerste plaats gericht op het instandhouden van voldoende militaire vermogens om eventuele agressie van de Sovjet-Unie en het Warschau Pact af te weren. Na de val van de Berlijnse Muur werd wel gesuggereerd dat de NAVO overbodig was geworden. Hoewel de EuroAtlantische veiligheid steeds minder gekenmerkt werd door confrontatie, was de situatie ook complexer dan voorheen en veel nieuwe gevaren zijn van buiten Europa afkomstig, zoals falende staten, de verspreiding van massavernietigingswapens en hun lanceerinrichtingen, en terrorisme. Deze nieuwe veiligheidsagenda bleek duidelijk aan het begin van de jaren 1990, tijdens de etnische conflicten op de Balkan, waar uiteindelijk een beroep werd gedaan op NAVO-troepen om bij te dragen aan vredesondersteuning en crisisbeheersing.
12
De terroristische aanslagen van september 2001 en de daaropvolgende operaties in Afghanistan om AlQaeda te vernietigen, de terroristische groepering die verantwoordelijk was voor die aanslagen, hebben in het recentere verleden geleid tot steeds grotere bezorgdheid over de dreiging verbonden aan terrorisme, falende staten en de verspreiding van massavernietigingswapens (weapons of mass destruction: WMD). De NAVO-troepen leveren thans een bijdrage aan de verdediging tegen terrorisme en vervullen een bredere rol in internationale vredesmissies, waardoor de NAVO voor het eerst in haar geschiedenis ook buiten Europa opereert. Dus hoewel de dreigingen waarmee het Bondgenootschap tegenwoordig wordt geconfronteerd wellicht minder apocalyptisch zijn dan tijdens de Koude Oorlog, zijn ze toch zeer reëel, dringend, en vaak onvoorspelbaar.
>4
De conventionele strijdkrachten van de NAVO Sinds het einde van de Koude Oorlog is de totale omvang van de conventionele strijdkrachten aanzienlijk gereduceerd: sinds het begin van de jaren 1990 zijn de grondtroepen die door de lidstaten aan het Bondgenootschap ter beschikking worden gesteld, ingekrompen met 35 procent; de grote marineschepen zijn met ruim 30 procent teruggebracht en gevechtssquadrons van de luchtmacht met ruim 40 procent. De meeste strijdkrachten worden niet meer op een hoge graad van paraatheid gehouden en ze zijn geherstructureerd om ze flexibeler en mobieler te maken en ze in staat te stellen nieuwe vredes- en crisisbeheersingstaken op zich te nemen en daarbij effectief samen te werken met troepen uit niet-NAVO-landen. Een voorbeeld van de veranderingen die de nieuwe omstandigheden teweeg hebben gebracht in de organisatie van de Geallieerde strijdkrachten is de introductie van het militaire concept Combined Joint Task Forces (CJTF’s). Dit concept biedt een flexibele structuur, die militaire bevelhebbers in staat stelt te putten uit de krijgsmachtonderdelen van verschillende landen om te kunnen voldoen aan de specifieke vereisten voor een bepaalde militaire operatie. Het bevordert ook de integratie van nietNAVO-landen in vredesoperaties onder leiding van de NAVO en maakt eventuele militaire operaties mogelijk onder leiding van de EU met gebruikmaking van NAVO-middelen en -vermogens. De nieuwe crisisbeheersings- en vredesondersteuningstaken van de NAVO (uitvoeriger beschreven in hoofdstuk 10) werden halverwege de jaren 1990 steeds belangrijker. Van 1992 tot 1995 waren de NAVO-troepen betrokken bij de oorlog in Bosnië, omdat zij ondersteuning boden aan de Verenigde Naties. Ze hielpen bij de controle en oplegging van de VN-sancties op de Adriatische Zee en het handhaven van het vliegverbod boven Bosnië en Herzegovina. Ook leverden ze nauwkeurige luchtondersteuning voor de VN-Protectiemacht op de grond. Luchtaanvallen in augustus en september 1995 om het beleg van Sarajevo beëindigen, brachten verandering in de machtsbalans en leidden mede tot een vredesregeling. De NAVO stuurde vervolgens in december 1995, met een mandaat van de
VN, een multinationale strijdmacht die belast was met de implementatie van de militaire aspecten van het vredesakkoord.
een beroep op haar gedaan om te helpen veiligheid te verspreiden in instabiele zones die buiten het traditionele Euro-Atlantische gebied liggen.
In het voorjaar van 1999 werd de crisisbeheersingsrol van de NAVO versterkt toen de Bondgenoten luchtaanvallen inzetten om het Joegoslavische regime te dwingen te voldoen aan de eisen van de internationale gemeenschap en een einde te maken aan de politieke en etnische repressie in de provincie Kosovo. Vervolgens werd een grote multinationale strijdmacht onder leiding van de NAVO naar Kosovo gestuurd om te helpen bij het herstel van de stabiliteit.
In augustus 2003 kwam het Bondgenootschap overeen het bevel op zich te nemen van de internationale veiligheidsmacht ISAF (International Security Assistance Force: ISAF) in Afghanistan, en bij te dragen aan de stabiliteit van dat land dat al zo lang geteisterd werd door burgeroorlog en als een veilige haven diende voor terroristen. De NAVO had daarvoor al een belangrijke planningsrol vervuld ter ondersteuning van de Bondgenoten die achtereenvolgens de leiding over ISAF op zich hadden genomen. De nieuwe, sterkere NAVO-taak waarborgt de continuïteit en is een oplossing voor het probleem dat er ieder half jaar weer nieuwe landen gevonden moesten worden om de missie te leiden. Het NAVO-personeel opereert onder de ISAF-vlag en blijft werken met een VN-mandaat, dat in oktober 2003 werd uitgebreid om operaties buiten de hoofdstad Kabul mogelijk te maken.
Twee jaar later, begin 2001, heeft de NAVO in samenwerking met de nieuwe democratische Joegoslavische regering, gewerkt aan de crisispreventie in Zuid-Servië, een gebied met een grote etnisch-Albanese bevolking. Later in dat jaar zette de NAVO zich samen met de Europese Unie in om via preventieve diplomatie het uitbreken van een burgeroorlog in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* te voorkomen, door aan te dringen op onderhandelingen over een vredesplan. In de zomer werd een kleine NAVO-strijdmacht uitgezonden om de rebellen vreedzaam te ontwapenen en de veiligheid van internationale waarnemers te garanderen, en al spoedig werd de stabiliteit hersteld. Tijdens de operaties op de Balkan hebben de NAVO-strijdkrachten veel ervaring kunnen opdoen met vredesondersteunings- en crisisbeheersingsoperaties. Ook hebben ze geleerd leiding te geven aan multinationale coalities, waaraan tevens wordt deelgenomen door niet-NAVO-landen. Dit maakt de NAVO tot een waardevol instrument in de veiligheidsomgeving van vandaag. Sinds de terroristische aanslagen van 11 september wordt er steeds meer
De betrokkenheid van de NAVO in Afghanistan is de eerste Bondgenootschappelijke missie buiten het Euro-Atlantisch gebied. Zij vloeit voort uit een kernbesluit van de Bondgenootschappelijke ministers in Reykjavik in mei 2002, waarin stond dat “de NAVO in staat moet zijn troepen op de been te brengen die snel ter plaatse kunnen zijn en hun werk gedurende langere tijd en in afgelegen gebieden kunnen voortzetten.” Na de interventie onder leiding van de VS tegen het regime van Saddam Hoessein, heeft de NAVO toegezegd de multinationale divisie onder leiding van Polen, in centraal Irak te helpen met strijdmachtsamenstelling, logistiek, communicatie en militaire inlichtingen. Zij is bereid dezelfde steun te bieden aan andere Bondgenoten die daarom verzoeken.
13
In de veiligheidsomgeving na 11 september, werden tegen de nieuwe dreigingen ook de klassieke zeestrijdkrachten ingezet. In het kader van de Operatie Active Endeavour, patrouilleren NAVO-schepen sinds oktober 2001 in het oostelijk deel van de Middellandse Zee. Ze controleren schepen om eventuele terroristische activiteiten op te sporen en af te schrikken. De missie is vervolgens uitgebreid. Nu worden tevens niet-militaire schepen op hun verzoek begeleid bij het passeren van de Straat van Gibraltar en gaat men systematisch aan boord van verdachte schepen om ze te controleren. Behalve het afschrikken van terrorisme heeft de operatie ter zee ook een aantal onverwachte voordelen opgeleverd en waarneembaar effect gehad op de veiligheid en stabiliteit in de Middellandse Zee, hetgeen bevorderlijk is voor de handel en de economische activiteit.
De nucleaire strijdkrachten van de NAVO
14
Het NAVO-beleid ten aanzien van kernwapens is een van de terreinen in het militaire beleid die de afgelopen tien jaar het meest ingrijpend zijn veranderd. Tijdens de Koude Oorlog stonden de nucleaire strijdkrachten van de NAVO centraal in de strategie van het Bondgenootschap. Het bestaan van significante aantallen van deze wapens en de uitgesproken bereidheid van de Bondgenootschappelijke regeringen om ze in stand te houden en eventueel te gebruiken, was bedoeld als afschrikking – niet alleen als een afschrikking tegen het gebruik van kernwapens door andere landen, maar ook als de ultieme afschrikking tegen iedere vorm van agressie.
Medio jaren 1950 bestond de zogeheten strategie van de “massale vergelding” die krachtig afschrikte op grond van de dreiging dat de NAVO zou reageren op agressie jegens een van haar leden met ieder middel dat haar ter beschikking stond, waarbij de nucleaire wapens specifiek inbegrepen waren. In 1967 werd de strategie van het “flexibele antwoord” geïntroduceerd, die ten doel had agressie af te schrikken door onzekerheid in de geest van een potentiële agressor te creëren over de aard van de NAVO-reactie, conventioneel of nucleair. Dit bleef de strategie van de NAVO tot het einde van de Koude Oorlog. Kernwapens spelen tegenwoordig in de strategie van het Bondgenootschap een veel minder belangrijke rol. De drie nucleaire mogendheden van de NAVO – de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk – hebben alledrie hun aantallen wapens aanzienlijk teruggebracht, in sommige gevallen wel met 80 procent. De omstandigheden waaronder het gebruik van deze wapens zou kunnen worden overwogen, worden als uiterst onwaarschijnlijk beschouwd en de wapens zijn niet langer gericht tegen een specifiek land of een specifieke dreiging. Het fundamentele doel van de nog resterende nucleaire wapens is politiek: de vrede te bewaren en dwang te voorkomen door de risico’s van agressie tegen de NAVO incalculeerbaar en onacceptabel te maken. Samen met de conventionele, niet-nucleaire vermogens, creëren zij onzekerheid voor ieder land dat zou willen overwegen politiek of militair voordeel te behalen door te dreigen met het gebruik van nucleaire, biologische of chemische wapens tegen het Bondgenootschap, of door ze daadwerkelijk te gebruiken.
Tegelijkertijd streven de NAVO-Bondgenoten al heel lang naar nucleaire wapenbeheersing en ontwapening en het voorkomen van de verspreiding van kernwapens. De NAVO ondersteunt inspanningen om kernwapens op verstandige wijze steeds verder terug te dringen en tevens het streven om de verspreiding van
massavernietigingswapens (weapons of mass destruction: WMD) tegen te gaan. Binnen de NAVO is een WMD-Centrum opgericht, dat tot taak heeft de vereisten te identificeren en informatie op dit terrein uit te wisselen.
De NAVO-strijdkrachten De term NAVO-strijdkrachten kan misleidend zijn. De NAVO heeft geen permanent leger. In plaats daarvan maken individuele lidstaten afspraken over de types en de aantallen troepen die zij ter beschikking van het Bondgenootschap zullen stellen voor het uitvoeren van overeengekomen taken of operaties. Deze strijdkrachten blijven onder nationaal gezag, totdat er een beroep op hen wordt gedaan en dan worden ze onder verantwoordelijkheid van NAVO-bevelhebbers geplaatst. In feite heeft de NAVO slechts weinig permanente strijdkrachten. Kleine geïntegreerde staven, op verscheidene multinationale hoofdkwartieren, vormen de Bondgenootschappelijke geïntegreerde militaire structuur. Sommige operationele troepen, zoals de NATO Airborne Early Warning Force, hebben permanente faciliteiten voor communicatie of luchtdefensie en surveillance. En
Permanente Marinestrijdkrachten, bestaande uit een klein aantal schepen en personeel uit de marines van een aantal Bondgenoten, doen hun werk op toerbeurt. Hoewel de NAVO geen permanent leger heeft, kan zij de strijdkrachten van 26 Bondgenoten mobiliseren. De geïntegreerde, multinationale structuur heeft geleid tot een in de geschiedenis ongeëvenaard niveau van interoperabiliteit tussen militaire troepen, die zijn uitgerust en getraind om samen te werken, volgens gemeenschappelijke maatstaven en procedures. Dit, in combinatie met jaren ervaring met het leidinggeven aan multinationale crisisbeheersings- en vredesoperaties, maakt de NAVO tot een waardevol instrument in de huidige veiligheidsomgeving, waar de aanpak van nieuwe dreigingen gecoördineerde, internationale actie vereist.
15
De veiligheid uitbreiden door middel van partnerschap
Het Bondgenootschap heeft zich aangepast aan de nieuwe strategische situatie van na de Koude Oorlog door een bredere definitie van veiligheid te aanvaarden en een breedgesteunde strategie te lanceren van partnerschap en samenwerking in het gehele Euro-Atlantische gebied – dit wordt nu beschouwd als een van de meest fundamentele veiligheidstaken van de NAVO. Het proces werd in 1990 in gang gezet, toen de Bondgenootschappelijke leiders de vriendschapshand uitstaken over de voormalige scheidslijn tussen Oost en West heen en voorstelden een nieuwe, coöperatieve relatie aan te gaan met Midden- en Oost-Europese landen en voormalige Sovjetrepublieken. Dit leidde tot de oprichting van de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad (NASR) in december 1991, als forum voor overleg ter versterking van het wederzijds vertrouwen. Enkele jaren later maakte het partnerschapsproces een grote sprong voorwaarts met de introductie van het Partnerschap voor de Vrede in 1994 (Partnership for Peace: PfP) – een belangrijk programma voor praktische, bilaterale samenwerking tussen de NAVO en individuele Partners. Tegenwoordig overleggen de NAVO en Partnerlanden regelmatig over veiligheids- en defensievraagstukken in de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (Euro-Atlantic Partnership Council), die de NASR in 1997 heeft opgevolgd. Troepen van de NAVO en de Partnerlanden hebben regelmatig contact en voeren gezamenlijk oefeningen uit en hun soldaten werken als collega’s in vredesoperaties onder leiding van de NAVO op de Balkan. Tijdens de Top van Praag in november 2002 zijn stappen ondernomen om de samenwerking tussen de NAVO en de Partners te versterken en de partnerschapsactiviteiten sterker te richten op de aanpak van de veiligheidsuitdagingen van de 21ste eeuw.
Het Partnerschap voor de Vrede Een van de meest opmerkelijke internationale prestaties op het gebied van de veiligheid van de afgelopen tien jaar is het Partnerschap voor de Vrede-programma (PfP). Sinds de start in 1994, is de uitnodiging om toe te treden tot het Partnerschap
16
>5
aangenomen door 30 landen: Albanië, Armenië, Oostenrijk, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Bulgarije, Kroatië, de Tsjechische Republiek, Estland, Finland, Georgië, Hongarije, Ierland, Kazakstan, de Kirgizische Republiek, Letland, Litouwen, Moldavië, Polen, Roemenië, Rusland, Slowakije, Slovenië, Zweden, Zwitserland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oekraïne and Oezbekistan. Hiervan zijn er sindsdien tien toegetreden tot het Bondgenootschap: de Tsjechische Republiek, Hongarije en Polen in 1999 en Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije, en Slovenië in 2004. Bosnië en Herzegovina en Servië en Montenegro hebben ook de wens te kennen gegeven toe te treden tot het Partnerschap voor de Vrede en de EuroAtlantische Partnerschapsraad. De NAVO ziet er naar uit deze twee landen in het Partnerschap te kunnen verwelkomen, zodra zij voldaan hebben aan de door het Bondgenootschap gestelde voorwaarden, inclusief samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, en met name de aanhouding en overdracht van personen verdacht van oorlogsmisdaden aan het Tribunaal. Het Partnerschap voor de Vrede, dat gebaseerd is op dezelfde praktische samenwerking en toewijding aan democratische beginselen die ten grondslag liggen aan het Bondgenootschap, heeft ten doel de stabiliteit te verhogen, de bedreigingen voor de vrede te verkleinen en sterkere veiligheidsbetrekkingen op te bouwen tussen individuele Partnerlanden en de NAVO en met andere Partnerlanden. De essentie van het PfP-programma is het partnerschap dat door ieder individueel Partnerland met de NAVO wordt aangegaan, dat is afgestemd op de individuele behoeften van het Partnerland en dat gezamenlijk wordt geïmplementeerd op het niveau en in het tempo dat door iedere deelnemende regering zelf wordt bepaald. De officiële basis voor het Partnerschap voor de Vrede is het Raamwerkdocument, waarin de specifieke verplichtingen voor ieder Partnerland worden uiteengezet en de belofte van de Bondgenoten staat opgetekend om met ieder Partnerland te overleggen, indien het meent dat er sprake is van een
directe bedreiging van zijn territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of veiligheid. Ieder Partnerland gaat een aantal verreikende politieke verplichtingen aan: de democratische samenleving in stand te houden; de beginselen van het internationale recht te eerbiedigen; te voldoen aan verplichtingen verbonden aan het VN-Handvest, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Slotakte van Helsinki2 en internationale ontwapenings- en wapenbeheersingsakkoorden; zich te onthouden van het dreigen met, of het gebruik van, geweld tegen andere staten; bestaande grenzen te respecteren; en geschillen vreedzaam op te lossen. Ook gaat men specifieke verplichtingen aan om de transparantie in de nationale defensieplanning en budgettering te bevorderen, democratische controle over de strijdkrachten in te stellen, en het vermogen te ontwikkelen om samen met de NAVO in actie te komen bij humanitaire acties en vredesoperaties. Een Individueel Partnerschapsprogramma wordt samen met de NAVO ontwikkeld en overeengekomen. Uit een lijst van alle mogelijke activiteiten wordt een programma voor twee jaar samengesteld – het Partnerschapswerkprogramma – dat is afgestemd op de specifieke belangstelling en behoeften van ieder land. De samenwerking, vooral gericht op defensie, omvat praktische samenwerking op bijna ieder gebied van de NAVO-activiteiten. Het Werkprogramma biedt activiteiten op meer dan twintig terreinen, van defensiebeleid en -planning, civielmilitaire betrekkingen, onderwijs en opleiding, tot luchtverdediging, communicatie- en informatiesystemen, crisisbeheersing en civiele verdedigingsplanning. Om te zorgen dat de Partnerstrijdkrachten beter kunnen samenwerken met de NAVO-troepen bij vredesoperaties, worden richtlijnen gegeven voor de interoperabiliteit of de militaire vereisten via het PfP-Plannings- en Controleproces. Dit proces is
gebaseerd op het systeem voor de strijdkrachtplanning van de NAVO zelf en wordt aan de Partners optioneel aangeboden. Met ieder land worden planningsdoelstellingen, of Partnerschapsdoelen, overeengekomen en via uitvoerige controles wordt de voortgang gemeten. Dit proces heeft in sterke mate bijgedragen tot de nauwe samenwerking van Partnerlanden bij de vredesoperaties op de Balkan en in Afghanistan. In de loop der jaren is het Partnerschap voor de Vrede operationeler geworden en de betrokkenheid van de Partnerlanden bij de PfP-besluitvorming en -planning is toegenomen. Het Concept Operationele Vermogens werd geïntroduceerd om tot nauwere en meer gerichte militaire samenwerking te komen, met het doel de militaire effectiviteit van multinationale troepen te verbeteren. Daarnaast is een PolitiekMilitair Raamwerk opgesteld om het overleg met Partnerlanden te intensiveren tijdens een escalerende crisis, die wellicht de inzet van vredestroepen zal vereisen, en om hen eerder te betrekken bij de discussies over het operationele plan en de samenstelling van de strijdmacht. Met het oog op een betere integratie van de Partnerlanden in het dagelijks werk van het Partnerschap, zijn in verscheidene NAVO-hoofdkwartieren PfP-Stafelementen gevestigd, bemand door officieren uit de Partnerlanden. Bovendien helpt de Partnerschapscoördinatiecel, gevestigd in SHAPE, het militaire hoofdkwartier van de Geallieerde mogendheden in het Belgische Bergen, bij de coördinatie van de PfP-training en -oefeningen, terwijl een Internationaal Coördinatiecentrum overleg- en planningsfaciliteiten biedt voor alle nietNAVO-landen die troepen bijdragen aan de vredesoperaties onder leiding van de NAVO op de Balkan en in Afghanistan.
2
Slotakte van Helsinki: aangenomen in 1975 door de toenmalige Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE), met als doel maatstaven vast te leggen voor internationaal gedrag, maatregelen te introduceren ter bevordering van het vertrouwen tussen Oost en West, het respect voor de mensenrechten te bevorderen, en economische, culturele, wetenschappelijke en technische samenwerking te bevorderen.
17
De Euro-Atlantische Partnerschapsraad De Euro-Atlantische Partnerschapsraad brengt NAVO-leden en Partners bijeen, op dit moment in totaal 46 landen, in een multilateraal forum voor regelmatige dialoog en overleg over politieke vraagstukken en veiligheidskwesties. De raad dient tevens als politiek raamwerk voor de individuele bilaterale betrekkingen die tussen de NAVO en de landen deelnemend aan het Partnerschap voor de Vrede tot stand zijn gekomen. Het besluit in 1997 om de EAPR op te richten, vloeide voort uit de wens verder te gaan dan de resultaten die de NASR had opgeleverd. Men wilde een veiligheidsforum oprichten dat in overeenstemming was met de steeds geavanceerdere betrekkingen die met de Partners in het kader van het Partnerschap voor de Vrede en in the context van de vredesoperatie in Bosnië en Herzegovina waren ontstaan, waar sinds 1996 troepen uit 14 Partnerlanden zij aan zij met hun collega’s uit het Bondgenootschap dienst deden. De oprichting van de EAPR vormde ook een aanvulling op maatregelen die tegelijkertijd werden genomen om de rol van het Partnerschap voor de Vrede te versterken, door de betrokkenheid van de Partnerlanden bij de besluitvorming en planning voor alle Partnerschapsactiviteiten te vergroten. Naast kortetermijn overleg in de EAPR over actuele politieke kwesties en veiligheidsvraagstukken biedt het tweejaarlijkse EAPR-Actieplan de mogelijkheden voor langeretermijn overleg en samenwerking op allerlei uiteenlopende gebieden. Hiertoe behoren, maar niet uitsluitend, crisisbeheersings- en vredesondersteunende operaties; regionale vraagstukken; wapenbeheersing en vraagstukken op het gebied van de verspreiding van massavernietigingswapens; internationaal terrorisme; defensievraagstukken zoals planning, budgettering, beleid en strategie; civiele verdedigingsplanning en rampenbestrijding; bewapeningssamenwerking; nucleaire veiligheid; civiel-militaire coördinatie van het luchtverkeer; en wetenschappelijke samenwerking.
18
De vergaderingen van de EAPR worden iedere maand gehouden op ambassadeursniveau, ieder jaar op het niveau van ministers van buitenlandse zaken en defensie en chefs-van-staven, en soms op topniveau. Vanaf 2005 zal ieder jaar een aparte bijeenkomst op hoog niveau worden gehouden waar belangrijke beleidsvraagstukken zullen worden besproken die voor de Euro-Atlantische gemeenschap van belang zijn. De meeste Partnerlanden hebben een diplomatieke missie op het NAVOHoofdkwartier in Brussel gevestigd, waardoor de regelmatige communicatie wordt bevorderd en direct overleg mogelijk is wanneer daar behoefte aan bestaat. Zo konden de ambassadeurs van de NAVOen Partnerlanden zeer snel bijeenkomen op 12 september direct na de terroristische aanslagen op de Verenigde Staten van 11 september 2001. De solidariteit die op die dag door de EAPR-leden – van Noord-Amerika en Europa tot Centraal-Azië – werd gedemonstreerd en de samenwerking die sinds die dag plaatsvindt in het kader van de strijd onder leiding van de VS tegen internationaal terrorisme, bewijzen dat de NAVO met haar partnerschapsinitiatieven de basis heeft gelegd voor de groei van een werkelijke Euro-Atlantische veiligheidscultuur.
Een complete herziening van de EAPR en het Partnerschap voor de Vrede leidde tot de aanbeveling de politieke dialoog met de Partners te versterken en hun meer te betrekken bij de planning, uitvoering en het toezicht op de activiteiten waaraan zij deelnemen. Tevens werd een nieuw samenwerkingsinstrument geïntroduceerd, het Individuele Partnerschapsactieplan, dat niet wordt samengesteld uit een activiteitenmenu, maar dat het Bondgenootschap in staat stelt de hulp aan de Partnerlanden af te stemmen op hun specifieke wensen en omstandigheden en hun meer gestructureerde steun te bieden bij hun binnenlandse hervormingen. Op basis van de in Praag geboekte vooruitgang, worden op dit moment voorstellen ontwikkeld die tijdens de volgende NAVO-top in Istanbul in 2004 gereed moeten zijn. Ze hebben ten doel het Partnerschap voor de Vrede geschikt te maken om belangrijke thematische vraagstukken aan te pakken en het aan te passen aan de behoeften en vermogens van individuele Partners; defensiehervorming leidend tot militaire transformatie en interoperabiliteit te bevorderen; en de regionale samenwerking en wederzijdse steun te versterken.
Het Partnerschap na Praag Het gezamenlijk besluit de krachten te bundelen in de strijd tegen de terroristische dreiging kreeg concreet gestalte in het Partnerschapsactieplan tegen Terrorisme, tijdens de Top van Praag. Ook werden in Praag stappen ondernomen om de samenwerking tussen de NAVO en Partnerlanden te verbeteren.
19
Het Bondgenootschap openstellen voor nieuwe leden
Het NAVO-lidmaatschap is toegankelijk voor ieder Europees land. Artikel 10 van het Verdrag van Washington staat bestaande leden toe, “iedere Europese Staat die in staat is de beginselen van dit Verdrag te bevorderen en bij te dragen tot de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied” uit te nodigen lid te worden. De 12 oorspronkelijke NAVO-leden zijn na vijf uitbreidingsronden thans uitgebreid tot 26 leden. De deur van de NAVO blijft open staan. Na de laatste uitbreidingsronde waarin Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije and Slovenië in 2004 zijn toegetreden, zijn er nog drie kandidaten voor het lidmaatschap, Albanië, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*, die hopen in de toekomst te worden uitgenodigd. Het doel van iedere uitbreidingsronde is de EuroAtlantische veiligheid te vergroten en de kracht, saamhorigheid en vitaliteit van de NAVO te verhogen. Ze zijn nooit gericht tegen de veiligheidsbelangen van andere staten.
Uitbreiding na de Koude Oorlog
20
Iedere uitbreidingsronde heeft meer veiligheid en stabiliteit in Europa gebracht. De rondes hebben de wonden geheeld van een continent dat geleden had tijdens twee oorlogen in de eerste helft van de 20ste eeuw en dat vervolgens veertig jaar lang door een IJzeren Gordijn in tweeën werd gedeeld. Griekenland en Turkije werden in 1952 toegelaten. In 1955, slechts tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, trad de Bondsrepubliek Duitsland toe. Het land integreerde stevig met het Westen en creëerde daarmee de omstandigheden die uiteindelijk de hereniging van Duitsland mogelijk maakten. Na veel verhit debat in politieke kringen, trad Spanje toe in 1982, hoewel het tot 1998 buiten de geïntegreerde militaire structuur van het Bondgenootschap bleef. Het besluit dat tijdens de Top van Madrid in 1997 werd genomen, om de Tsjechische Republiek, Hongarije en Polen uit te nodigen toetredingsonderhandelingen met de NAVO aan te gaan, was een belangrijke stap om een einde te kunnen maken aan de verdeeldheid uit de Koude Oorlog en de weg te banen voor de toetreding tot het Bondgenootschap van voormalige tegenstanders uit het Warschau Pact.
>6
De eerste uitbreidingsronde van na de Koude Oorlog was geen uitgemaakte zaak en het besluit vereiste de unanieme goedkeuring van alle toenmalige lidstaten. De belangrijkste overwegingen waren dat het Bondgenootschap in staat moest blijven besluiten te nemen op grond van consensus en dat de uitbreiding de veiligheid van Europa moest versterken. In 1994 werd opdracht gegeven een Studie inzake de NAVO-uitbreiding te doen, die een jaar later werd gepubliceerd. Deze studie concludeerde dat de toelating van nieuwe leden en de politieke, militaire en economische gevolgen van een eventuele uitbreiding bevorderlijk zouden zijn voor het primaire doel van het Bondgenootschap, de versterking van de veiligheid en het verhogen van de stabiliteit in het gehele Euro-Atlantische gebied. In combinatie met de relaties die het Bondgenootschap gelijktijdig zou ontwikkelen met Rusland, Oekraïne en andere Partnerlanden, zou het uitbreidingsproces heel Europa ten goede komen. Een belangrijk vraagstuk tijdens al het overleg over de eerste uitbreidingsronde na de Koude Oorlog was, hoe men verandering zou kunnen brengen in Ruslands perceptie van het Bondgenootschap, dat de NAVO zag als een militair blok dat vijandig stond tegenover de Russische belangen. De Bondgenoten waren het erover eens dat Rusland een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan de stabiliteit en veiligheid in Europa en ze begrepen dat Ruslands bezorgdheid over het uitbreidingsproces moest worden weggenomen. Niettemin diende ook het recht van iedere onafhankelijke Europese staat te worden eerbiedigd om zijn eigen veiligheidsregelingen te treffen en tot internationale organisaties te behoren en ook het recht van de leden van het Bondgenootschap moest worden gerespecteerd om hun eigen besluiten te nemen. Voordat de NAVO tijdens de Top van Madrid de uitnodigingen deed uitgaan, trachtte zij haar dialoog met Rusland te consolideren en institutionaliseren, door middel van de Stichtingsakte uit 1997 (zie hoofdstuk 7) en herhaalde de belofte geen kernwapens te zullen plaatsen, of buitenlandse troepen te zullen stationeren op het grondgebied van de nieuwe leden. Op grond van de aanbevelingen uit de Studie inzake de NAVO-uitbreiding en na een geïntensiveerde, individuele dialoog met geïnteresseerde Partnerlanden en uitvoerig overleg onder de Bondgenoten, werden de Tsjechische Republiek, Hongarije en
Polen in 1997 uitgenodigd toetredingsonderhandelingen aan te gaan en op 12 maart 1999 werden zij officieel lid van het Bondgenootschap. Verscheidene landen waren teleurgesteld dat zij geen deel uitmaakten van de eerste uitbreidingsronde na de Koude Oorlog, maar de NAVO-leden beklemtoonden dat het Bondgenootschap open zou blijven voor andere landen die in de toekomst toe zouden willen treden. Tijdens de Top van Washington in april 1999, lanceerden de Bondgenoten het Actieplan voor Kandidaat-landen (Membership Action Plan: MAP) dat ten doel had kandidaat-landen te helpen bij de voorbereiding op het toekomstig lidmaatschap (zie kader). Zeven van de oorspronkelijke deelnemers aan het MAP, namelijk Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië, werden tijdens de Top van Praag in november 2002 uitgenodigd toetredingsonderhandelingen aan te gaan.
Het MAP In 1999 werd het Actieplan voor Kandidaat-leden (Membership Action Plan: MAP) geïntroduceerd, naar aanleiding van de ervaringen opgedaan tijdens de eerste uitbreidingsronde na de Koude Oorlog. Het had ten doel de landen die tot het Bondgenootschap wilden toetreden, te helpen bij de voorbereiding op het NAVO-lidmaatschap. Negen landen – Albanië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije, Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* – hebben vanaf het begin deelgenomen aan het MAP. In mei 2002 kwam Kroatië daar nog bij. In 2004 zijn zeven van deze landen lid geworden van de NAVO. Kandidaat-landen die lid willen worden van de NAVO, moeten aantonen dat ze: beschikken over een goedfunctionerend, democratisch politiek systeem en een markteconomie; respect hebben voor personen behorend tot nationale minderheden, overeenkomstig de maatstaven van de OVSE; alle nog bestaande geschillen met hun buurlanden hebben opgelost en vastbesloten zijn alle geschillen in het algemeen vreedzaam op te lossen; in staat en bereid zijn een militaire bijdrage te leveren aan het Bondgenootschap en beschikken over strijdkrachten die interoperabel zijn met de strijdkrachten van
Na uitvoerige overlegrondes met de zeven landen, hebben de Bondgenoten in maart 2003 hun toetredingsprotocols ondertekend. Nadat deze protocols in alle lidstaten volgens hun respectieve nationale en parlementaire procedures waren geratificeerd, konden de zeven landen op 29 maart 2004 toetreden tot het Verdrag van Washington. Van de nieuwe Bondgenoten wordt verwacht dat zij verdere vorderingen maken met belangrijke, afgesproken hervormingen, met name op het gebied van defensie. De NAVO blijft ook na de tweede uitbreidingsronde van na de Koude Oorlog een opendeurpolitiek hanteren. Zij heeft drie andere landen die deelnemen aan het MAP – Albanië, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* – aangemoedigd door te gaan met hun hervormingen, vooral in de defensie- en veiligheidssector. In het geval van Kroatië, zal ook volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal van cruciaal belang zijn. de andere lidstaten; en beschikken over goedfunctionerende civiel-militaire betrekkingen overeenkomstig democratische maatstaven. Deelname aan het MAP is geen garantie voor het toekomstig lidmaatschap. Het stelt de betrokken landen echter wel in staat hun voorbereidingen te concentreren op de doelen en prioriteiten die in het plan uiteengezet zijn en specialistische hulp en analyses van de NAVO te krijgen. Deze betreffen alle aspecten van het lidmaatschap, inclusief de vereisten op het terrein van de politiek, economie, defensie, middelen, inlichtingen, veiligheid en het recht. Ieder deelnemend land kiest de onderdelen van het MAP die het beste passen bij zijn behoeften en bepaalt zijn eigen doelen en tijdschema’s. Deelname aan het Partnerschap voor de Vrede zelf, en in het bijzonder aan het PfP-Plannings- en Controleproces, is een integraal onderdeel van het proces, aangezien het kandidaat-landen in staat stelt strijdkrachten en strijdkrachtstructuren te ontwikkelen die beter in staat zijn samen te werken met de strijdkrachten van het Bondgenootschap. Regelmatig worden vergaderingen gehouden met de Bondgenoten om de voortgang te controleren en te zorgen dat advies en commentaar wordt gegeven. De implementatie van het MAP wordt constant bewaakt door de Noord-Atlantische Raad.
21
Werken aan nieuwe betrekkingen met Rusland
Sinds het begin van de jaren 1990 is de NAVO bezig bruggen te bouwen en tot steeds meer samenwerking met Rusland te komen. De reden voor de samenwerking tussen de NAVO-landen en Rusland is duidelijk: gemeenschappelijke veiligheidsuitdagingen kunnen het best worden aangepakt via samenwerking en de betrokkenheid van Rusland is van cruciaal belang voor ieder alomvattend veiligheidssysteem in het Europa van na de Koude Oorlog. Direct na de terroristische aanslagen van september 2001, die opnieuw bewezen dat tegen gemeenschappelijke dreigingen gecoördineerde actie nodig is, kreeg het partnerschap tussen de NAVO en Rusland een nieuwe impuls en inhoud tijdens de Top van Rome in mei 2002. Er werd een nieuwe NAVORusland Raad (NRR) opgericht, die de Bondgenoten en Rusland als gelijkwaardige partners bijeen brengt om mogelijkheden voor gezamenlijke actie op te sporen en verder uit te werken. De samenwerking op cruciale gebieden van gemeenschappelijk belang en zorg wordt geïntensiveerd. Uit het besluit hun partnerschap te verdiepen, blijkt de gezamenlijke vaste wil van de NAVO-landen en Rusland, nauwer samen te werken om hun gemeenschappelijk doel te verwezenlijken. Dit doel, een blijvende, alle landen omvattende vrede te scheppen in het Euro-Atlantisch gebied, werd voor de eerste maal verwoord in de NAVO-Rusland Stichtingsakte inzake Wederzijdse Betrekkingen, Samenwerking en Veiligheid uit 1997, waarmee de basis werd gelegd voor het partnerschap tussen de NAVO en Rusland.
Betrekkingen in ontwikkeling
22
Rusland was een van de oprichters van de NoordAtlantische Samenwerkingsraad in 1991, het trad toe tot het Partnerschap voor de Vrede in 1994, en Russische militairen werkten van 1996 tot hun terugtrekking in de zomer van 2003 (zie kader) samen met hun NAVO-collega’s op de Balkan. De werkelijke basis voor een sterk, duurzaam partnerschap tussen de NAVO en Rusland werd echter gelegd met de Stichtingsakte, die op 27 mei 1997 in Parijs werd ondertekend. Dit leidde tot de oprichting van de Permanente Gezamenlijke Raad (PGR) als forum voor regelmatig overleg over gemeenschappelijke
>7
veiligheidsvraagstukken en de ontwikkeling van een programma van overleg en samenwerking. In de vijf jaar daarna werd veel vooruitgang geboekt met de versterking van het wederzijds vertrouwen en het wegnemen van misvattingen door middel van dialoog. Ondanks meningsverschillen over de luchtaanvallen op Kosovo, die leidden tot een onderbreking van een jaar in de bijeenkomsten van de PGR, werden in 1999 verscheidene activiteiten, inclusief de vredeshandhaving in Bosnië en Herzegovina, zonder onderbreking voortgezet. Toch werden de ambities die in de Stichtingsakte waren neergelegd, nooit helemaal gerealiseerd onder de PGR. De “NAVO-plus-1” samenstelling van de PGR betekende dat de NAVO naar de bijeenkomsten kwam met vooraf overeengekomen Bondgenootschappelijke standpunten en dat de NAVO en Rusland informatie uitwisselden en overleg voerden in een min of meer “bilaterale” situatie. Dit bleek omslachtig toen de tijd gekomen was om verder te gaan dan overleg en te streven naar een meer concrete samenwerking. Toen na de aanslagen van 11 september gezamenlijke actie dringend noodzakelijk was om het internationaal terrorisme en andere nieuwe veiligheidsdreigingen aan te pakken, grepen de Bondgenoten en Rusland snel de kans aan om hun relatie naar een hoger niveau te brengen. Zij richtten de NAVO-Rusland Raad op om hun samenwerking als gelijkwaardige partners te bevorderen (zie kader). Ter vergemakkelijking van de samenwerking vestigde Rusland in 1998 een missie op de NAVO. Vervolgens is in Moskou een NAVO-Informatiecentrum opgericht, om uitleg te geven over de nieuwe NAVO en de voordelen van het partnerschap tussen de NAVO en Rusland onder de aandacht te brengen. In Moskou werd ook een Militair Verbindingskantoor van de NAVO gevestigd, dat de transparantie en de praktische militaire samenwerking bevordert.
De samenwerking verdiepen De NRR ontwikkelt zich tot een productief instrument voor overleg, consensusopbouw, samenwer-
king, gezamenlijke besluitvorming en gezamenlijke actie. Reeds in de eerste anderhalf jaar van zijn bestaan werd politiek overleg gevoerd over de situatie in Afghanistan, Servië en Montenegro en Bosnië en Herzegovina, en de praktische samenwerking leverde op velerlei gebied voordelen op. De NRR heeft een aantal werkgroepen en commissies ingesteld, die zich bezig houden met terrorisme, proliferatie, vredeshandhaving, verdediging tegen ballistische raketten (theatre missile defence), samenwerking bij het beheer van het luchtruim, civiele rampen, defensiehervorming, wetenschappelijke samenwerking en de uitdagingen in de moderne samenleving. Ook heeft de Raad deskundigen opgedragen verder te gaan met individuele projecten op allerlei andere terreinen. Er gaat bijna geen dag voorbij, of de NRR komt op een of ander niveau bij elkaar en dit leidt tot een ongeëvenaarde intensiteit in het contact en het informeel overleg. De strijd tegen terrorisme en nieuwe veiligheidsdreigingen zijn twee kerngebieden voor samenwerking die de eerste tastbare resultaten opleveren van de versterkte relatie tussen de NAVO en Rusland. Er worden gezamenlijke analyses van specifieke terroristische dreigingen in het Euro-Atlantisch gebied ontwikkeld, die regelmatig opnieuw worden beoordeeld en er wordt gekeken wat de rol van het leger moet zijn bij de strijd tegen terrorisme. De samenwerking bij de bestrijding van de verspreiding van nucleaire, biologische en chemische wapens en de verspreiding van ballistische rakettechnologie is geïntensiveerd: er wordt een gezamenlijke analyse opgesteld van mondiale ontwikkelingen in de verspreiding van massavernietigingswapens; en de samenwerking bij de theatre missile defence wordt gericht op de aanpak van het geheel nieuwe gevaar veroorzaakt door de steeds grotere beschikbaarheid van steeds accuratere ballistische projectielen. Via het Initiatief Cooperative Airspace wordt getracht de samenwerking te bevorderen bij het beheer van het luchtverkeer en de surveillance vanuit de lucht. Dit zal de veiligheid van het luchtruim en de transparantie ten goede komen en zal ook helpen voorkomen dat civiele vliegtuigen voor terroristische doeleinden worden gebruikt.
De NAVO-Rusland Raad Met de Verklaring van Rome uit 2002, die voortbouwt op de doelstellingen en beginselen van de Stichtingsakte uit 1997, werd de NAVORusland Raad (NRR) ingesteld als een instrument voor overleg, consensusopbouw, samenwerking, gezamenlijke besluitvorming en gezamenlijke actie, waarin de individuele Bondgenoten en Rusland samenwerken als gelijkwaardige partners inzake een breed spectrum van Euro-Atlantische veiligheidsvraagstukken van gemeenschappelijk belang. Een continue politieke dialoog over veiligheidskwesties stelt hun in de gelegenheid nieuwe problemen in een vroeg stadium te identificeren, een gezamenlijke benadering te bepalen, en – indien gewenst – gezamenlijk tot actie over te gaan. De nieuwe Raad, die in plaats komt van de PGR, werkt volgens het consensusprincipe en wordt voorgezeten door de NAVO-secretarisgeneraal. De vergaderingen worden minstens een keer per maand gehouden op het niveau van ambassadeurs en militaire vertegenwoordigers; twee keer per jaar op het niveau van ministers van buitenlandse zaken en defensie en chefs-van-staven; en soms op topniveau. Een belangrijke vernieuwing is het NRRVoorbereidend Comité, dat minimaal tweemaal per maand bijeenkomt om de discussies op ambassadeursniveau voor te bereiden en toezicht te houden op alle deskundigenactiviteiten onder auspiciën van de NRR. Het werk onder auspiciën van de NRR is gericht op alle gebieden van wederzijds belang die in de Stichtingsakte zijn aangemerkt. Op een aantal belangrijke gebieden wordt de samenwerking geïntensiveerd, waaronder de strijd tegen terrorisme, crisisbeheersing, nonproliferatie, wapenbeheersing en vertrouwenbevorderende maatregelen, theatre missile defense, logistiek, militair-militaire samenwerking, defensiehervorming en civiele rampen. Aan de agenda van de NRR kunnen nieuwe onderwerpen worden toegevoegd als de leden daar wederzijds toestemming voor geven.
23
Een van de belangrijkste doeleinden van de militaire samenwerking is de interoperabiliteit te verbeteren, aangezien moderne legers in staat moeten zijn binnen multinationale commando- en strijdkrachtstructuren te opereren wanneer een beroep op hen wordt gedaan voor vredesondersteunende of crisisbeheersingsoperaties. Er wordt onder verantwoordelijkheid van de NRR een uitgebreid opleidings- en trainingsprogramma geïmplementeerd. Verder richten de activiteiten zich ook op de logistiek, inclusief interoperabiliteitstests voor uitrusting en procedures op gebieden als luchttransport en brandstof bijtanken in de lucht. De samenwerking bij het opsporen van bemanningsleden van onderzeeërs en reddingsoperaties op zee, werd in augustus 2000 geïntensiveerd, nadat de Russische atoomonderzeeër Kursk was vergaan, waarbij de 118 bemanningsleden om het leven kwamen. In februari 2003 is een raamwerkakkoord getekend tussen de NAVO en Rusland over de redding van onderzeeërbemanningen. Defensiehervorming is een ander gebied dat voor beide partijen van belang is. Rusland en de NAVOlanden hebben behoefte aan strijdkrachten die de juiste omvang hebben en goed getraind en uitgerust zijn om alle dreigingen van de 21ste eeuw aan te kunnen pakken. Hoewel er geen blauwdruk is voor de hervorming van het leger, zou Rusland zijn voordeel kunnen doen met de ervaring van de NAVOlanden, aangezien een groot aantal daarvan hun strijdkrachten de afgelopen tien jaar fundamenteel heeft hervormd om ze aan te passen aan de eisen van deze tijd. Na een eerste brainstormsessie in oktober 2002, is samenwerking in gang gezet met betrekking tot verschillende aspecten van de defensiehervorming, zoals het beheer van menskracht en financiële middelen; macro-economische, financiële en maatschappelijke vraagstukken; en strijdkrachtplanning. De activiteiten van een geslaagd gezamenlijk project voor de omscholing van gepensioneerd Russisch militair personeel, dat in juli 2002 in Moskou van start ging, worden uitgebreid.
24
Bovendien heeft het in Rome gevestigde NAVODefensiecollege in 2003 twee beurzen ter beschikking gesteld aan Russische wetenschappers om verder onderzoek op het terrein van de defensiehervorming te stimuleren. Rusland en de NAVO werken al vanaf 1996 samen aan de ontwikkeling van een gezamenlijk vermogen dat in actie kan komen als zich een civiele ramp voordoet, zoals aardbevingen en overstromingen. Ook willen zij rampen in een vroeg stadium kunnen signaleren of zelfs voorkomen. Het was een Russisch voorstel dat in 1998 geleid heeft tot de oprichting van het Euro-Atlantische Coördinatiecentrum voor Rampenbestrijding (zie kader op blz. 35). Verschillende hulpverleningsoefeningen en seminars, waaraan vaak ook wordt deelgenomen door andere Partnerlanden, verbeteren de civil-militaire samenwerking. Via de NRR concentreert het werk op dit gebied zich in eerste instantie op een verbetering van de interoperabiliteit, procedures en de uitwisseling van informatie en ervaring. De wetenschappelijke en technologische samenwerking met Rusland, waarmee in 1998 werd gestart, richtte zich op drie specifieke gebieden die voor Rusland van bijzonder belang waren, namelijk plasmafysica, plantkundige biotechnologie en het voorspellen en voorkomen van natuurrampen en industriële catastrofes. Via het Wetenschappelijk Comité van de NRR is er echter nog een samenwerkingsgebied bijgekomen, namelijk de toepassing van civiele wetenschap bij de verdediging tegen terrorisme en nieuwe dreigingen, zoals bij het opsporen van explosieven, of het onderzoeken van de sociale en psychologische gevolgen van terreurdaden. De bescherming van het milieu tegen problemen die veroorzaakt worden door civiele of militaire activiteiten is ook een nieuw onderwerp, dat onder het Comité inzake de Uitdagingen van de Moderne Maatschappij valt, dat in 2003 onder de NRR werd opgericht.
Vredeshandhaving Meer dan zeven jaar lang (tot hun terugtrekking uit SFOR en KFOR in de zomer van 2003) heeft Rusland het grootste contingent niet-NAVO-troepen geleverd voor de door de VN gemandateerde NAVOvredesoperatie op de Balkan. Russische soldaten werkten naast hun collega’s uit NAVO- en Partnerlanden om het werk van de internationale gemeenschap aan de opbouw van een blijvende veiligheid en stabiliteit in het gebied te ondersteunen.
teruggetrokken, een integraal onderdeel van KFOR. Ze werkten aan het handhaven van de veiligheid in multinationale brigades in sectoren in het oosten, noorden en zuiden van de provincie; ze droegen samen met een NAVO-contingent dat verantwoordelijk was voor het luchtverkeer de verantwoordelijkheid voor het beheer van het vliegveld Pristina; en ze boden medische faciliteiten en diensten in Kosovo Polje.
De eerste Russische vredessoldaten kwamen in januari 1996 in Bosnië en Herzegovina aan, waar zij deel uitmaakten van een multinationale brigade in een noordelijke sector. Ze waren verantwoordelijk voor een uitgestrekt gebied, waar ze dagelijks patrouilleerden, veiligheidscontroles uitvoerden en hielpen bij de wederopbouw en andere humanitaire taken, zoals de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden.
De nauwe samenwerking tussen de NAVO en Rusland op de Balkan is van cruciaal belang geweest voor de verbetering in de betrekkingen en het gegroeide vertrouwen tussen de Russische en Geallieerde militaire organisaties. Dit toegenomen wederzijds vertrouwen zal vermoedelijk een solide basis bieden voor een verdere uitbreiding van de militair-militaire samenwerking. Onder de NRR is verder ook een algemeen concept voor gezamenlijke vredeshandhavingsoperaties overeengekomen, dat gemeenschappelijke benaderingen ontwikkelt, een raamwerk opzet voor overleg, planning en besluitvorming tijdens het ontstaan van een crisis, en vraagstukken definieert op het terrein van gezamenlijke training en oefeningen.
Rusland speelde een cruciale diplomatieke rol bij de beëindiging van het conflict in Kosovo, ondanks de politieke meningsverschillen over de luchtaanvallen van de NAVO op Kosovo in 1999. Russische troepen die voor het eerst werden uitgezonden in juni 1999, vormden, tot ze werden
25
Een distinctief partnerschap met Oekraïne
In de relatie tussen de NAVO en Oekraïne wordt het belang onderkend van een onafhankelijk, stabiel en democratisch Oekraïne en de uitgesproken intentie van het land om verder te integreren in de Europese en Euro-Atlantische structuren. Dit wordt uiteengezet in het Handvest inzake een Distinctief Partnerschap uit 1997, dat de officiële basis legt voor het overleg met de NAVO over Euro-Atlantische veiligheidskwesties en waarbij de NAVO-Oekraïne Commissie werd opgericht (NOC) die de samenwerkingsactiviteiten aanstuurt. De betrekkingen tussen de NAVO en Oekraïne dateren uit 1991, toen Oekraïne toetrad tot de NoordAtlantische Samenwerkingsraad direct nadat het land onafhankelijk was geworden van de SovjetUnie. Het streven van het land naar Euro-Atlantische integratie bleek wederom in 1994, toen het als eerste van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten toetrad tot het Partnerschap voor de Vrede. Oekraïne’s streven om een bijdrage te leveren aan de Euro-Atlantische veiligheid is sindsdien gebleken uit zijn steun voor de NAVO en haar Bondgenoten bij vredesoperaties en crisisbeheersingsmissies. Oekraïne heeft om de samenwerking te vergemakkelijken in 1997 een missie bij de NAVO gevestigd en in hetzelfde jaar een NAVO-Informatie- en Documentatiecentrum geopend in Kiev, dat moet helpen uitleggen hoe de nieuwe NAVO werkt en dat de voordelen van het partnerschap tussen de NAVO en Oekraïne onder de aandacht van het publiek moet brengen. In 1999 is ook een NAVOVerbindingskantoor geopend in Kiev dat ondersteuning biedt aan het Oekraïense defensiehervormingswerk en aan Oekraïne’s deelname aan het Partnerschap voor de Vrede. In november 2002 zijn in Praag maatregelen genomen om de relatie tussen de NAVO en Oekraïne significant te verbreden en verdiepen met de aanname van het NAVO-Oekraïne Actieplan (zie kader).
Veiligheidssamenwerking
26
De NAVO en Oekraïne werken actief samen bij het instandhouden van de veiligheid en stabiliteit in het Euro-Atlantisch gebied. Op de Balkan heeft Oekraïne de afgelopen jaren een infanteriebataljon, een gemechaniseerd infanteriebataljon en een helikoptersquadron bijgedragen aan de vredesmacht onder leiding van de NAVO in Bosnië en
>8
Herzegovina. Voor de operatie in Kosovo heeft Oekraïne onder meer een helikoptersquadron en een substantiële bijdrage aan het Pools-Oekraïense bataljon geleverd. Als verder blijk van de vaste wil van het land om een bijdrage te leveren aan de internationale stabiliteit, heeft Oekraïne het recht van overvlucht verleend aan alle coalitiestrijdkrachten die deel uitmaken van de internationale veiligheidsmacht ISAF in Afghanistan, waar door individuele Bondgenoten een vooraanstaande rol wordt gespeeld en waarover de NAVO in augustus 2003 het bevel overnam. Oekraïne heeft ook 1.800 manschappen uitgezonden die deel uitmaken van een multinationale strijdmacht onder leiding van Polen in een van de sectoren van de internationale stabilisatiemacht in Irak, die vredessoldaten uit verscheidene NAVO- en Partnerlanden omvat.
Steun voor hervorming Door adviezen te geven en praktische hulp te bieden, ondersteunen de NAVO en individuele Bondgenoten de verwezenlijking van Oekraïne’s ambitieuze hervormingsagenda, uiteengezet in het NAVO-Oekraïne Actieplan en de bijbehorende Jaarlijkse Doelstellingsplannen. Hoewel er nog veel moet gebeuren, wordt er ook vooruitgang geboekt. Nieuwe wetten leggen het fundament voor de hervorming van de politiek, economie en defensie en er zijn een aantal nieuwe overheidsstructuren opgericht die toezicht moeten houden op de implementatie en coördinatie van het hervormingswerk. Defensiehervorming is een van de belangrijkste prioriteiten. Dit is een gebied waarop Oekraïne kan putten uit de ervaring en expertise van de NAVO-landen. Op dit moment staan de ontwikkeling van een nieuw veiligheidsconcept en militaire doctrine, en de afronding van een herziening van het totale defensieapparaat hoog op de Oekraïense agenda. De samenwerking tussen de NAVO en Oekraïne is in de eerste plaats gericht op het versterken van de democratische en civiele controle over de strijdmacht, verbetering van de interoperabiliteit met de NAVO-troepen, en hulp aan Oekraïne bij de transformatie van zijn strijdkrachtstructuur. De erfenis uit het Sovjettijdperk, van een grote, topzware, slecht uitgeruste strijdmacht, moet worden omgezet in een kleinere, moderne en efficiëntere strijdmacht die kan voldoen aan zijn eigen veiligheidsbehoeften en die een actieve bijdrage kan leveren aan de Europese stabiliteit en veiligheid.
Een Gezamenlijke Werkgroep inzake Defensiehervorming (Joint Working Group on Defence Reform: JWGDR) vergemakkelijkt het overleg en de praktische samenwerking over vraagstukken als: defensiebudgettering en -planning, militaire afslanking en conversie, de overgang van een dienstplichtigenleger naar een beroepsleger, en de civiel-militaire betrekkingen. De NAVO bevordert ook de opleiding van hoge officieren ter ondersteuning van het transformatieproces en helpt bij de organisatie van herscholingsprogramma’s om ontslagen Oekraïens militair personeel te helpen bij de overgang naar de burgermaatschappij. Het Militair Comité vult samen met Oekraïne het werk van de JWGDR aan, door expertise op verschillende terreinen aan te bieden die de militair-militaire samenwerking met Oekraïne bevordert in het kader van het NAVO/Oekraïne Militaire Werkplan. De hulp van individuele Bondgenoten bij demilitariseringprojecten voor de veilige vernietiging van Oekraïense voorraden overtollige en verouderde landmijnen wordt gebundeld via een PfP-Trustfonds. Oekraïne’s streven naar verbetering van de interoperabiliteit wordt gunstig beïnvloed door zijn deelname aan het Partnerschap voor de Vrede. Het PfPPlannings- en Controleproces identificeert de belangrijkste vereisten voor de defensieplanning en allerlei PfP-activiteiten en militaire oefeningen stellen het Oekraïense militaire personeel in de gelegenheid praktische ervaring op te doen met de samenwerking met de NAVO-troepen.
Bredere samenwerking De samenwerking bij de civiele verdedigingsplanning en de rampenbestrijding levert Oekraïne directe praktische voordelen op. Het westelijk deel van Oekraïne heeft veel last van zware overstromingen. Een belangrijk doel was Oekraïne beter voor te bereiden op dergelijke rampen en te helpen bij een effectievere bestrijding van de gevolgen. PfP-oefeningen, waaronder een die in september 2000 in het Transkarpatische deel van Oekraïne werd gehouden, helpen de procedures bij de hulpverlening na een ramp te testen. Bovendien hebben de NAVOlanden en andere Partners Oekraïne geholpen na zware overstromingen in 1995, 1998 en 2001. De wetenschappelijke samenwerking met Oekraïne begon in 1991. Sindsdien is de Oekraïense deel-
name aan de wetenschappelijke programma’s van de NAVO alleen overtroffen door Rusland. De samenwerking heeft een extra impuls gekregen onder leiding van de Gezamenlijke Werkgroep Wetenschappelijke en Ecologische Samenwerking. Naast het toepassen van de wetenschap in het kader van de verdediging tegen terrorisme en nieuwe bedreigingen, in overeenstemming met de nieuwe oriëntatie van het wetenschappelijk programma van de NAVO, heeft Oekraïne op dit moment onder meer de volgende prioriteiten voor de samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied: informatietechnologie, celbiologie en biotechnologie, nieuwe materialen en het verstandig gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Het NAVO-Oekraïne Actieplan Het NAVO-Oekraïne Actieplan bouwt voort op het Handvest uit 1997, dat de basis blijft voor de betrekkingen. Het biedt een strategisch raamwerk voor geïntensiveerd overleg over politieke, economische en defensievraagstukken. Het beschrijft Oekraïne's strategische doelstellingen en prioriteiten op de weg naar volledige integratie in de EuroAtlantische veiligheidsstructuren. Het beschrijft tevens overeengekomen beginselen en doelen, en omvat ook vraagstukken op het terrein van politiek en economie; militaire inlichtingen; veiligheid, defensie en de strijdmacht; de bescherming en veiligheid van informatie; en juridische vraagstukken. De NAVO-landen steunen de hervorming door hulp en advies te bieden. De lasten verbonden aan de implementatie vallen echter voornamelijk toe aan Oekraïne, dat wordt aangespoord om het hervormingsproces krachtig te bevorderen, teneinde de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en de markteconomie te versterken. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de verwezenlijking van een verreikende transformatie van de defensie- en veiligheidssector. Jaarlijkse Doelstellingsplannen, inclusief specifiek Oekraïense maatregelen en gezamenlijke acties van de NAVO en Oekraïne, ondersteunen de implementatie van de doelen die in het Actieplan uiteen zijn gezet. Tweemaal per jaar wordt een beoordelingsvergadering gehouden en ieder jaar wordt een voortgangsrapport opgesteld.
27
Dialoog met landen in het MiddellandseZeegebied
Verschillende Zuid-Europese NAVO-leden grenzen aan de Middellandse Zee: de veiligheid en stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied zijn dus van groot belang voor het Bondgenootschap. In feite is de veiligheid van heel Europa nauw verbonden aan de veiligheid en stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied. Dat is dan ook de reden dat de NAVO in 1995 een nieuwe dialoog in gang heeft gezet met de zes landen in het zuidelijk deel van het MiddellandseZeegebied: Egypte, Israël, Jordanië, Mauritanië, Marokko en Tunesië. Algerije neemt vanaf februari 2000 ook deel aan deze dialoog. De Mediterrane Dialoog, die een integraal onderdeel uitmaakt van de coöperatieve benadering die het Bondgenootschap ten opzichte van de veiligheid hanteert, wil een bijdrage leveren aan de veiligheid en stabiliteit in het gebied, door een beter wederzijds begrip te creëren en misvattingen over de NAVO bij de Dialooglanden weg te nemen. De Dialoog vormt een aanvulling op andere aanverwante, maar afzonderlijke, internationale initiatieven, zoals de initiatieven van de Europese Unie en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.
Politieke dialoog en praktische samenwerking De Dialoog biedt de mogelijkheid voor politieke dialoog en praktische samenwerking met de deelnemende landen. Alle Mediterrane partners krijgen dezelfde basis aangeboden voor discussie en gezamenlijke activiteiten, maar de intensiteit van de deelname verschilt van land tot land in overeenstemming met hun wensen.
28
De politieke dialoog bestaat uit regelmatige, bilaterale, politieke discussies op ambassadeursniveau. Deze bieden de gelegenheid om van mening te wisselen over allerlei verschillende onderwerpen die
>9
relevant zijn voor de veiligheid in het Middellandse Zeegebied en over de verdere ontwikkeling van de Dialoog. Ook worden regelmatig multilaterale bijeenkomsten van de Noord-Atlantische Raad met de Dialooglanden georganiseerd om hen te informeren over de activiteiten van de NAVO en van gedachten te wisselen over actuele gebeurtenissen. Deze bijeenkomsten vinden meestal plaats aansluitend aan alle ministeriële vergaderingen en topconferenties van de NAVO, of wanneer zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Op 23 oktober 2001 bijvoorbeeld, werd met de Mediterrane partners overlegd over de mogelijke reactie van de NAVO op de terroristische aanslagen van 11 september. De praktische samenwerking is geregeld via een jaarlijks werkprogramma. Dit omvat uitnodigingen aan functionarissen uit de Dialooglanden om deel te nemen aan cursussen op de NAVO-School in Oberammergau, Duitsland, en het NAVODefensiecollege in Rome, Italië. Deze cursussen behandelen vredeshandhavingsvraagstukken, wapenbeheersing, inspanningen gericht tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, milieubescherming, de civil-militaire samenwerking bij civiele rampen, en de Europese veiligheidssamenwerking. Andere activiteiten zijn bijvoorbeeld bezoeken van opinieleiders, academici, journalisten, en parlementariërs uit Dialooglanden aan de NAVO. Daarnaast bevordert de Dialoog wetenschappelijke samenwerking door middel van het wetenschappelijk programma van de NAVO. Sinds 2000 hebben meer dan 800 wetenschappers uit Dialooglanden deelgenomen aan door de NAVO georganiseerde activiteiten. De meer operationele aspecten van de militaire dimensie van het programma bieden functionarissen uit de Dialooglanden de mogelijkheid PfP-oefenin-
gen als waarnemer bij te wonen, deel te nemen aan seminars en workshops die door de Strategische Commando’s worden georganiseerd, en een bezoek te brengen aan de militaire hoofdkwartieren van de NAVO. Daarnaast doet de Permanente Marine Strijdmacht van de NAVO in het Middellandse Zeegebied regelmatig havens van de Dialooglanden aan. In 2002 hebben 300 functionarissen uit de Dialooglanden deelgenomen aan meer dan 50 verschillende activiteiten die in het kader van het door de NAVO georganiseerde militaire programma worden aangeboden. Drie van de Mediterrane partners – Egypte, Jordanië en Marokko – hebben in het verleden een bijdrage geleverd aan vredesmissies onder leiding van de NAVO op de Balkan. In mei 2002 deden er alleen nog Marokkaanse militairen dienst in SFOR en KFOR.
Het proces evolueert De Dialoog is een proces dat qua deelname en inhoud steeds in ontwikkeling is. Deze flexibiliteit maakt uitbreiding van de onderwerpen en deelnemers in de loop der tijd mogelijk. In de loop der jaren zijn de politieke discussies frequenter en intensiever geworden. De praktische dimensie is aanzienlijk uitgebreid sinds de Dialoog van start ging en betreft nu het leeuwendeel van de activiteiten waaraan door andere Partnerlanden wordt deelgenomen. Met de oprichting van de Mediterrane Samenwerkingsgroep in 1997 kreeg de Dialoog een nieuwe, meer dynamische oriëntatie. De groep biedt een forum waar door NAVO-leden en Dialooglanden van mening kan worden gewisseld over de veiligheidssituatie in het Middellandse Zeegebied en over de verdere ontwikkeling van de Dialoog. Tijdens de Top van Washington in 1999, werden verdere stappen ondernomen om zowel de politieke als de praktische
dimensie van de Dialoog te versterken. Er kwamen meer mogelijkheden om samen te werken op gebieden waar de NAVO toegevoegde waarde kan leveren, met name op militair gebied, en op andere gebieden waarvoor de Dialooglanden hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt. Direct na 11 september zijn de NAVO en de Mediterrane Dialooglanden frequenter bij elkaar gekomen voor overleg met de Noord-Atlantische Raad, zowel individueel als per groep. Tijdens de Top van Praag in november 2002 werd een uitbreiding van het initiatief aangekondigd. De Bondgenootschappelijke leiders kwamen een pakket maatregelen overeen om de politieke en praktische dimensie van de Dialoog uit te breiden, en daarmee maakten zij de versterking en verdieping van deze relatie tot een Bondgenootschappelijke prioriteit. Deze maatregelen omvatten een regelmatiger, effectiever consultatieproces, de identificatie van meer gerichte activiteiten en een gestroomlijnde benadering van de samenwerking. Naast een verdieping van reeds bestaande samenwerkingsgebieden, werden ook nieuwe terreinen aangedragen, zoals speciaal geselecteerde activiteiten die de Dialooglanden beter in staat moeten stellen een bijdrage te leveren aan crisisresponsoperaties onder leiding van de NAVO die niet onder Artikel 5 vallen, defensiehervorming en defensie-economie, overleg over terrorisme en grensveiligheid, en rampenbestrijding. De implementatie van deze maatregelen zal helpen de aard van de relatie tussen de NAVO en de Dialooglanden te veranderen. Bovendien worden thans nieuwe opties gegenereerd voor een ambitieuzer en uitgebreider raamwerk voor de Mediterrane Dialoog die tijdens de volgende NAVO-top in Istanbul in 2004 zullen worden besproken.
29
Vredeshandhaving en crisisbeheersing
Een van de meest significante aspecten van de transformatie van de NAVO is wel het besluit geweest vredesmissies en crisisbeheersingsoperaties te ondernemen in het Euro-Atlantisch gebied en daarbuiten. In de Balkan, waar de NAVO voor het eerst in 1995 in actie kwam, vormden instabiliteit en conflict een directe bedreiging voor de veiligheidsbelangen voor haar leden en voor de vrede en stabiliteit van geheel Europa. Meer recent heeft het Bondgenootschap, met zijn betrokkenheid bij de vredeshandhaving in Afghanistan, getoond dat het bereid is veiligheidsproblemen buiten zijn traditionele verantwoordelijkheidsgebied aan te pakken. De betrokkenheid van de NAVO bij dergelijke operaties heeft bovendien meer contact en samenwerking noodzakelijk gemaakt met landen die troepen bijdragen maar niet tot de NAVO behoren en ook met andere organisaties. Dit is een voorbeeld van het soort veiligheidssamenwerking die vandaag de dag nodig is. Een samenwerking die nauwe werkrelaties vereist met internationale en non-gouvernementele organisaties en met niet-NAVO-landen, zoals de landen die deelnemen aan het Partnerschap voor de Vrede.
Bosnië en Herzegovina Tussen 1992 en 1995 ondersteunde de NAVO de pogingen van de VN om een einde te maken aan de oorlog in Bosnië (zie ook hoofdstuk 4). Zes dagen na de ondertekening van het Dayton-Vredesakkoord op 14 december 1995, werd een multinationale Implementatiemacht onder leiding van de NAVO (IFOR) naar Bosnië en Herzegovina gestuurd met een VN-mandaat om de militaire aspecten van het vredesakkoord te implementeren. IFOR’s opdracht was een einde te maken aan de vijandelijkheden; de strijdkrachten van de nieuw gecreëerde entiteiten – de Federatie Bosnië en Herzegovina, en de Republiek Srpska – te scheiden; en grondgebied tussen de twee entiteiten over te dragen. IFOR voltooide zijn werk binnen een jaar en werd in december 1996 vervangen door een kleinere Stabilisatiemacht (SFOR).
30
Naast het voorkomen van verdere vijandelijkheden en het stimuleren van een klimaat waarin vorderin-
> 10
gen zouden kunnen worden gemaakt in het vredesproces, kreeg SFOR tot taak steun te verlenen aan civiele agentschappen die betrokken waren bij de inspanningen van de internationale gemeenschap om een blijvende vrede in het land te creëren. De vredesmacht helpt vluchtelingen en ontheemden bij hun terugkeer naar huis en draagt bij aan de hervorming van de Bosnische strijdkrachten. Daarnaast is SFOR ook actief bij het aanhouden van personen die beschuldigd zijn van oorlogsmisdaden om hen vervolgens over te dragen aan het JoegoslaviëTribunaal in Den Haag. Naarmate de veiligheidssituatie verbeterde, werd het aantal troepen steeds verder teruggebracht. In het voorjaar van 2004 bestond SFOR uit ruim 7.000 manschappen, significant minder dan de 60.000 die onder IFOR waren uitgezonden. Dit weerspiegelt de vooruitgang die Bosnië en Herzegovina heeft gemaakt in de richting van een duurzame vrede. Op dit moment wordt bekeken welke opties er zijn voor de toekomstige omvang en samenstelling van SFOR, inclusief de eventuele beëindiging van de operatie aan het einde van 2004 en een overgang naar een door de EU geleide vredesmacht, hoewel de NAVO een zekere hoeveelheid troepen in het land zal houden.
Kosovo In 1998 brak een openlijk conflict uit in de Joegoslavische provincie Kosovo, die hoofdzakelijk bevolkt wordt door etnische Albanezen, waardoor meer dan 300.000 mensen hun huis ontvluchtten. Belgrado negeerde de herhaaldelijk geuite eis van de internationale gemeenschap dat de Servische troepen zich zouden terugtrekken en de vraag om samen een einde te maken aan het geweld en de vluchtelingen naar huis te laten terugkeren. Toen de NAVO in oktober 1998 dreigde met luchtaanvallen, beloofde de Joegoslavische president Slobodan Milosevic aan deze eisen te zullen voldoen en de luchtaanvallen werden afgelast. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) stuurde waarnemers, terwijl de NAVO surveilleerde vanuit de lucht en een militaire taakgroep naar de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* stuurde, die klaarstond om de OVSE-waarnemers te
evacueren als zij door een opnieuw opvlammen van het conflict in gevaar zouden komen. Begin 1999 laaiden de gewelddadigheden weer op. De Servische troepen intensiveerden hun operaties. De intensieve, gezamenlijke diplomatieke inspanningen van de internationale gemeenschap om het conflict op te lossen, mislukten en in maart verlieten de OVSE-waarnemers het land. Enkele dagen na de terugtrekking van de OVSE werd als laatste redmiddel, een Geallieerde luchtaanval ingezet op doelen in de Federale Republiek Joegoslavië. De luchtaanvallen duurden 78 dagen. Toen pas kon er een einde gemaakt worden aan de onderdrukking door het regime Milosovic en toen pas stemde het regime in met de eisen van de internationale gemeenschap. De NAVO bleef saamhorig en trachtte alleen het regime en militaire doelen te treffen en civiele slachtoffers zo veel mogelijk te voorkomen. Tegelijkertijd hielpen Bondgenootschappelijke troepen de vluchtelingencrisis in het buurland Albanië en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* te verlichten, waar op het hoogtepunt van de crisis respectievelijk 445.000 en 330.000 etnisch-Albanese vluchtelingen bivakkeerden. Bovendien schatte men dat er ruim 400.000 ontheemden binnen Kosovo waren. Nadat er een Technisch Militair Akkoord was gesloten tussen de NAVO en de Joegoslavische bevelhebbers, werd KFOR, een vredesmacht onder leiding van de NAVO, naar de provincie gestuurd met een mandaat van de VN. KFOR had tot taak een hervatting van de vijandelijkheden te voorkomen, een veilige omgeving te scheppen, het Kosovo Bevrijdingsleger te demilitariseren en ondersteuning te geven aan het humanitaire werk van de internationale gemeenschap en het werk van het VNInterrimbestuur in Kosovo (UN Interim Administration Mission in Kosovo: UNMIK). In het begin, toen KFOR op volle sterkte was, telde de vredesmacht ruim 43.000 man. Herhaaldelijke
troepenreducties hebben dit aantal teruggebracht tot minder dan de helft. In juni 2003 omvatte KFOR troepen uit de meeste NAVO-landen, 15 Partnerlanden en drie andere landen, namelijk Argentinië, Marokko en Nieuw-Zeeland. Na de belofte van het Kosovo Bevrijdingsleger om zich te ontbinden, heeft KFOR een significant aantal kleine wapens ingezameld en vernietigd. Verder heeft KFOR geholpen bij het opzetten van het Kosovo Protectie Corps, een lokaal, civiel corps dat kan optreden in noodgevallen, opereert onder gezag van UNMIK en waarop KFOR het dagelijks toezicht houdt. KFOR-troepen patrouilleren langs de grenzen van Kosovo en bewaken de grensovergangen en andere belangrijke plaatsen. Aanzienlijke mankracht is ingezet voor de bescherming van Servische inwoners, die teruggekeerd zijn naar de provincie. In samenwerking met UNMIK helpt KFOR bij het scheppen van een veilige omgeving waarin alle burgers, ongezien hun etnische achtergrond, in vrede kunnen leven en waarin de groei van de democratie met internationale hulp kan worden bevorderd. Dit zal een moeilijke, langdurige taak zijn. Maar de civiele wederopbouw is gestart en er is nu weer een zekere mate van veiligheid en normaal leven voor de plaatselijke bewoners mogelijk.
Zuid-Servië Begin 2001 hebben de NAVO, de Europese Unie en de OVSE tezamen een conflictpreventiestrategie gevoerd, om het gewapend conflict in Zuid-Servië dat de stabiliteit van de regio bedreigde, tot een vreedzaam einde te brengen. Eind 2000 waren ongeregeldheden uitgebroken in het Presevo Dal, waar een grote etnisch-Albanese gemeenschap woonde onder directe Servische heerschappij die onvoldoende politieke en maatschappelijke rechten had. Lichtgewapende etnisch-Albanese strijders zetten een reeks aanvallen in op Servische veilig-
31
heidstroepen in de zogeheten Ground Safety Zone – een vijf-kilometer-brede bufferzone langs Kosovo's interne grens met Servië, verboden gebied voor het Joegoslavische Leger, die onder toezicht stond van KFOR krachtens het Militair Technisch Akkoord tussen het Bondgenootschap en het Joegoslavische leger. Het snel escalerende conflict betekende een ernstig veiligheidsrisico met directe gevolgen voor Kosovo. Er moest een politieke oplossing komen, zowel om meer rechten voor de etnische-Albanezen in ZuidServië te garanderen, als om de territoriale integriteit en soevereiniteit van de Federale Republiek Joegoslavië te handhaven.
32
In het voorjaar van 2001 vond een reeks contacten op hoog niveau tussen de NAVO en de nieuwe Joegoslavische regering in Belgrado plaats. Naar aanleiding daarvan stemde de NAVO ermee in de Ground Safety Zone geleidelijk te verkleinen, zodat het Joegoslavische Leger de controle over het gebied zou kunnen overnemen. De regering in Belgrado zou op haar beurt een pakket vertrouwenbevorderende maatregelen moeten introduceren. Dit bracht de etnisch-Albanese strijders er uiteindelijk in mei toe hun wapens neer te leggen. Een NAVOteam, vergezeld van een EU-vertegenwoordiger, hielp via onderhandelingen een aantal bestanden en directe communicatiekanalen tot stand te brengen
tussen de Servische autoriteiten en de etnischAlbanese gewapende groeperingen. Men kwam een uitgebreid maatregelenpakket overeen om de snelle integratie van de etnischeAlbanezen in de politieke en bestuurlijke structuren van het land en de terugkeer van de vluchtelingen te bevorderen. De internationale gemeenschap controleerde en hielp bij de implementatie. De OVSE organiseerde een trainingsprogramma voor een multietnische politiemacht die naar de voornamelijk Albanese dorpen zou worden gestuurd die daarvoor in handen van de rebellen geweest waren. Ook hielp zij bij de organisatie van plaatselijke verkiezingen, die in augustus 2002 werden gehouden en ten doel hadden te zorgen dat alle etnische groeperingen eerlijker en evenwichtiger vertegenwoordigd zouden worden.
De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië * Vanaf 2001 hebben de NAVO-troepen op verzoek van de regering duidelijk omschreven crisisbeheersingstaken uitgevoerd in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*. In het voorjaar van 2001 braken interne ongeregeldheden uit, toen etnisch-Albanese gewapende groeperingen het
Afghanistan
gezag van de autoriteiten op de proef stelden. De NAVO veroordeelde deze aanvallen en verscherpte de controle langs de grens met Kosovo, terwijl zij de regering aanspoorde constitutionele veranderingen door te voeren en iets te doen aan de grieven van de etnische Albanezen. De NAVO-secretaris-generaal heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. In juni stemde de NAVO in met een officieel verzoek om militaire hulp bij de demilitarisering van het zogeheten Nationale Bevrijdingsleger van de etnische Albanezen, op voorwaarde dat men een staakt-hetvuren zou implementeren en een vredesplan overeen zou komen. In augustus werd men het eens over een raamwerkakkoord, hetgeen de weg vrijmaakte voor de NAVO om 3.500 man uit te zenden voor een missie van 30 dagen om de etnischAlbanese milities te ontwapenen. Eind september werd de NAVO in het verlengde van deze missie verzocht een kleine troepenmacht in het land te houden die een bijdrage zou kunnen leveren aan de bescherming van EU- en OVSE-waarnemers, die de implementatie van het raamwerkakkoord moesten controleren. Ongeveer 700 NAVOmanschappen werden ingezet om aan deze operatie deel te nemen. Ze voegden zich bij een klein contingent NAVO-troepen dat al in het land aanwezig was, en dat de communicatie- en logistieke lijnen van KFOR bewaakte. Deze NAVO-operatie werd in maart 2003 beëindigd, toen de verantwoordelijkheid voor de missie werd overgedragen aan de EU, als gevolg van akkoorden tussen de EU en de NAVO die het gebruik van NAVO-militaire middelen en -vermogens voor EU-operaties mogelijk maakten (zie hoofdstuk 2). Aangezien de EU erin geslaagd is de situatie voldoende te stabiliseren, is de militaire operatie beëindigd en met ingang van 15 december 2003 vervangen door een civiele EU-politieoperatie.
In augustus 2003 nam de NAVO de verantwoordelijkheid over voor ISAF IV, de Internationale Veiligheidsmacht in Afghanistan (International Security Assistance Force: ISAF). Deze veiligheidsmacht heeft tot taak de Afghaanse Overgangsautoriteit te helpen een veilige omgeving te scheppen voor de inwoners van Kabul en de omliggende gebieden. Het land probeert zich te herstellen van twintig jaar burgeroorlog en, korter geleden, het destructieve bewind van de Talibaan, die onderdak boden aan terroristen. ISAF is een internationale vredesmacht met een VN-mandaat, die eind 2001 werd uitgezonden. De eerste missie stond onder leiding van het Verenigd Koninkrijk en bestond uit troepen uit andere landen, waarvan de meeste tot de NAVO behoorden. ISAF II werd vervolgens geleid door Turkije en ISAF III door Duitsland en Nederland samen. Volgens het oorspronkelijke mandaat mocht ISAF alleen opereren in Kabul en omliggende gebieden, maar in oktober 2003 maakte een resolutie van de VNVeiligheidsraad mogelijk de operaties tot gebieden buiten Kabul uit te breiden. De NAVO heeft beloofd haar missie in Afghanistan uit te breiden, vooral door tijdelijk troepen te stationeren buiten Kabul en het militair bevel op zich te nemen van een substantieel aantal Provinciale Wederopbouwteams (PWT’s), die helpen de verschillende regio’s te stabiliseren. ISAF zal beginnen met ondersteuning aan de PWT onder leiding van Duitsland in Kunduz, om vervolgens zijn werk uit te breiden en ook andere PWT’s te gaan ondersteunen. De internationale gemeenschap en de Afghanen worden bij de wederopbouw van hun land geconfronteerd met ernstige problemen. De NAVO heeft beloofd in Afghanistan te zullen blijven, zo lang zij daar nodig is. Voor het begin van de volgende NAVO-top in Istanbul in 2004, zal een complete strategie voor het NAVO-optreden in Afghanistan moeten worden ontwikkeld, in nauw overleg met andere internationale organisaties en de Afghaanse Overgangsautoriteit.
33
Reageren op civiele crisissituaties
> 11
Alle landen hebben de plicht te zorgen dat er goede plannen zijn op nationaal niveau die in werking kunnen treden bij rampen zoals ongelukken met chemische of giftige stoffen, lawines, overstromingen, en aardbevingen, of bij het bestrijden van de gevolgen van terroristische aanslagen. Maar rampen, of ze nu door de natuur of door de mens veroorzaakt worden, storen zich niet aan internationale grenzen, daarom is samenwerking en planning op internationaal niveau onontbeerlijk. Op het gebied van de civiele verdedigingsplanning wordt door de NAVO-landen al vele jaren samengewerkt. Sinds kort gebeurt dat ook met de Partnerlanden. Er is grote vooruitgang geboekt in de wijze waarop de middelen zijn georganiseerd om een civiele ramp in het Euro-Atlantisch gebied te kunnen bestrijden.
Coördinatie binnen de NAVO Een effectieve reactie op rampen vereist de coördinatie van transportfaciliteiten, medische middelen, communicatie, rampenbestrijdingsvermogens en andere civiele middelen. De NAVO heeft een cruciale rol gespeeld in de harmonisering van de verschillende plannen van haar leden. Zij heeft gezorgd dat de plannen zullen werken als er een beroep op wordt gedaan, en dat de benodigde middelen ook inderdaad beschikbaar zullen zijn. Het instrument dat binnen de NAVO wordt gebruikt voor de coördinatie van de planning op dit gebied, bestaat uit een aantal technische planningsraden en commissies, die onder toezicht van het Hoge Comité voor de Civiele Verdedigingsplanning werken. Deze organisaties brengen regelmatig deskundigen uit nationale regeringen, het bedrijfsleven en het leger bijeen, om de planning te coördineren voor het Europees transport over land, het oceaantransport, de civiele luchtvaart, voedsel en landbouw, de industriële productie en aanvoer, post en telecommunicatie, medische zaken, bescherming burgerbevolking, en de productie en aanvoer van aardolie.
Bredere samenwerking
34
Tegenwoordig zijn de ervaring en expertise van de NAVO op het terrein van de civiele verdedigings-
planning breder toegankelijk dan vroeger. Tegelijkertijd wordt ook geput uit de kennis en vermogens van andere landen die deelnemen aan de Euro-Atlantische Partnerschapsraad. De Partnerlanden raken in toenemende mate actief betrokken bij concrete vormen van samenwerking, via het werk van de planningsraden en commissies en in 1998 werd het Euro-Atlantisch Coördinatiecentrum voor Rampenbestrijding opgericht (Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre) (zie kader). De civiele verdedigingsplanning is ook een belangrijk aspect van de totale samenwerking met de Partnerlanden en op dit moment vormt zij het grootste onderdeel van de niet-militaire activiteiten in het kader van het Partnerschap voor de Vrede. Deze activiteiten bestaan uit seminars, workshops, oefeningen en opleidingscursussen, waaraan wordt deelgenomen door civiel en militair personeel uit verschillende niveaus van lokale, regionale en nationale overheden. Andere internationale organisaties, zoals het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken en de VN-Hoge Commissaris voor Vluchtelingen, het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, en de Europese Unie, zijn ook belangrijke participanten, en dat geldt ook voor nongouvernementele hulpverleningsorganisaties. De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben duidelijk aangetoond hoe dringend noodzakelijk het is samen te werken bij de voorbereiding van de burgerbevolking op eventuele terroristische aanslagen waarbij chemische, biologische, radiologische of
nucleaire wapens worden gebruikt (CBRN-wapens). Het Partnerschapsactieplan tegen Terrorisme, dat werd gepubliceerd tijdens de Top van Praag in november 2002, stimuleert het uitwisselen van relevante informatie en deelname aan de civiele verdedigingsplanning, om de risico’s te analyseren en de kwetsbaarheid van de burgerbevolking voor terreur en massavernietigingswapens te verminderen. De NAVO en haar Partners werken aan een inventaris van nationale vermogens die beschikbaar zouden
kunnen worden gesteld, indien zich zo’n aanval voordoet. Tevens is men een Actieplan voor de Civiele Verdedigingsplanning overeen gekomen om nationale overheden te helpen zich beter voor te bereiden op een mogelijke terroristische aanval op de burgerbevolking met CBRN-wapens en er zijn discussies in gang gezet over de respectieve taken en vermogens van de NAVO en de Europese Unie op het terrein van de civiele verdedigingsplanning.
Een Euro-Atlantisch vermogen voor de rampenbestrijding De behoefte aan een beter gecoördineerd EuroAtlantisch vermogen voor de rampenbestrijding heeft geleid tot de vestiging van een EuroAtlantisch Coördinatiecentrum voor de Rampenbestrijding (Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre: EADRCC) op het NAVOhoofdkwartier in juni 1999, op basis van een voorstel van Rusland. Dit Centrum dient als spil voor de uitwisseling van informatie en coördineert de reacties van NAVO- en Partnerlanden op rampen in het Euro-Atlantisch gebied. Het organiseert ook grote civiele rampenbestrijdingsoefeningen om de reacties op gesimuleerde natuurrampen en door de mens veroorzaakte noodsituaties te verbeteren. Het EADRCC heeft een bijdrage geleverd aan de humanitaire hulpverlening tijdens de vluchtelingencrisis in en rond Kosovo en waardevol werk verricht in reactie op: grote overstromingen in Oekraïne, Roemenië, Hongarije, Albanië en de Tsjechische Republiek; de aardbeving in Turkije in 1999; de bosbranden in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* en Portugal; en extreme weersomstandigheden in Oekraïne en Moldavië.
Het Centrum werkt nauw samen met de VNagentschappen die een vooraanstaande rol spelen wanneer er een internationale ramp plaatsvindt – het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken en het Bureau van de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen – en andere organisaties. Landen worden aangemoedigd bilaterale of multilaterale regelingen te treffen om bijvoorbeeld de volgende vraagstukken aan te pakken: de regelingen voor het verstrekken van visa, voorzieningen bij grensovergangen, transitovereenkomsten, in- en uitklaren aan de grens en de status van het personeel. Met dit soort maatregelen kan men voorkomen dat bureaucratie vertraging veroorzaakt wanneer hulpgoederen en teams naar een rampgebied moeten worden gestuurd. Er zijn ook regelingen getroffen voor een EuroAtlantische Rampenbestrijdingseenheid (EuroAtlantic Disaster Response Unit), bestaande uit een mix van nationale elementen, die zal worden samengesteld wanneer daar behoefte aan is om vervolgens naar het rampgebied te worden uitgezonden.
35
Samenwerking op het terrein van wetenschap en milieu
Twee aparte NAVO-programma’s brengen wetenschappers en deskundigen bijeen om regelmatig te werken aan problemen van gemeenschappelijk belang – het civiele wetenschappelijke programma van het Wetenschappelijk Comité van de NAVO en het programma voor milieu en samenleving van het Comité voor de Uitdagingen van de Moderne Maatschappij (CUMM) (Committee on the Challenges of Modern Society: CCMS). De netwerken die via de samenwerking ontstaan, een traditie onder wetenschappers en een voorwaarde voor wetenschappelijke vooruitgang, beantwoorden ook aan een politiek doel, namelijk dat begrip en vertrouwen wordt gekweekt tussen gemeenschappen uit verschillende culturen en tradities. Het wetenschappelijk programma, dat al meer dan 45 jaar bestaat, heeft onlangs een nieuwe oriëntatie gekregen. Het zal zich voortaan uitsluitend richten op geprioriteerde onderzoeksonderwerpen op het terrein van de verdediging tegen terrorisme of andere veiligheidsbedreigingen. Het civiele wetenschappelijk programma van de NAVO, dat op dezelfde lijn zit als de andere Bondgenootschappelijke initiatieven gericht op de bestrijding van nieuwe bedreigingen, ondersteunt van nu af alleen werk aan onderzoek op deze gebieden. In verband met deze fundamentele verandering is ook een nieuwe naam gekozen voor het programma, dat vanaf 2004 het NAVO-programma voor "Veiligheid door Wetenschap" zal heten.
36
> 12
Het CUMM houdt zich bezig met problemen in milieu en samenleving door nationale agentschappen bijeen te brengen om samen te werken aan pilotstudy’s op dit terrein. Het heeft recentelijk een aantal kerndoelstellingen op veiligheidsgebied gedefinieerd die richting zullen geven aan zijn toekomstig werk. Het programma versterkt de samenwerking tussen de NAVO- en Partnerlanden bij de aanpak van problemen van gemeenschappelijk belang. Speciale initiatieven van beide comités bevorderen zowel belangrijke samenwerkingsactiviteiten tussen wetenschappers en deskundigen uit NAVO- en Partnerlanden als de samenwerking met wetenschappers en milieudeskundigen in Rusland, Oekraïne en de Mediterrane Dialooglanden.
Wetenschap voor veiligheid, stabiliteit en solidariteit De oorsprong van het Wetenschappelijk Programma van de NAVO ligt in de jaren 1950, toen men concludeerde dat vooruitgang in de wetenschap en de technologie zeer belangrijk was voor de toekomst van de Atlantische gemeenschap. Met het oog daarop werd een programma ter bevordering van wetenschappelijke samenwerking ingesteld en gedurende de volgende 40 jaar werd de samenwerking tussen wetenschappers in de NAVO-landen ondersteund, waarmee hoge maatstaven voor
Virtuele Zijderoute
wetenschappelijke topprestaties werden gesteld. Vanaf het begin van de jaren 1990, na het einde van de Koude Oorlog, werd het programma geleidelijk ook toegankelijk gemaakt voor deelname door nietNAVO-landen, en in 1999 werd het programma helemaal aangepast, zodat het ondersteuning kan bieden aan de samenwerking tussen wetenschappers in NAVO-landen, en Partnerlanden of Mediterrane Dialooglanden. Het duidelijk doel is vooruitgang en vrede te bevorderen, door banden te creëren tussen wetenschappers in deze vroeger van elkaar gescheiden gemeenschappen. Begin 2004 is het programma opnieuw fundamenteel gewijzigd in verband met de nieuwe dreiging van terrorisme en andere bedreigingen van de veiligheid in de moderne wereld. Het programma zal in de toekomst uitsluitend ondersteuning bieden voor samenwerking bij de geprioriteerde onderzoeksonderwerpen op de volgende twee gebieden "Defensie tegen terrorisme" en "Een antwoord op andere bedreigingen van de veiligheid". Het doel van het nieuwe Programma Veiligheid door Wetenschap is een bijdrage te leveren aan de veiligheid, stabiliteit en solidariteit onder de naties, door de wetenschap in te zetten voor de probleemoplossing. Samenwerking, netwerken en uitbreiding van de capaciteit, zijn de middelen die worden ingezet om dit doel te realiseren.
Het grootste en meest ambitieuze project dat door het Wetenschappelijk Programma van de NAVO gesponsord wordt, werd in oktober 2001 gelanceerd. Het kreeg de naam Virtuele Zijderoute – waarmee wordt verwezen naar de Grote Zijderoute die vroeger Europa met het Verre Oosten verbond. Dit project bevordert de uitwisseling van goederen, kennis en ideeën en heeft de academische en wetenschappelijke gemeenschappen in acht landen in de Zuidelijke Kaukasus en Centraal-Azië toegang verschaft tot computernetwerken en het internet. Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazakstan, de Kirgizische Republiek, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan liggen aan de rand van het Europese internetbereik en hun ontwikkeling is een zodanig stadium dat zij zich in de nabije toekomst geen glasvezelverbinding zullen kunnen veroorloven. Via dit NAVO-project verschaft relatieve goedkope, hypermoderne satelliettechnologie de wetenschappelijke en academische gemeenschappen in de deelnemende landen nu toegang tot het internet, via een gemeenschappelijke satellietverbinding. De satellietbandbreedte en de installatie van negen satellietschotels zijn uit een NAVO-beurs bekostigd – acht kleine schotels in de landen, die verbonden zijn met een grote schotel in Hamburg, Duitsland, die als de Europese spil dient. Andere medesponsors leveren bijdragen in natura. In 2003 werd besloten het netwerk van de Virtuele Zijderoute uit te breiden tot Afghanistan door de installatie van een satellietgrondstation in Kabul.
37
Aan wetenschappers werkzaam in NAVO-, Partneren Dialooglanden worden allerlei soorten beurzen aangeboden om de samenwerking aan de geprioriteerde onderzoeksonderwerpen te stimuleren. Ook worden beurzen aangeboden om Partnerlanden te helpen bij het opzetten van de elementaire infrastructuur voor computernetwerken. De civiele wetenschap is een buitengewoon effectief medium gebleken voor de internationale dialoog, vanwege haar universeel karakter en haar vermogen om nieuwe, zeer effectieve internationale netwerken te genereren. Het talent dat via deze wetenschappelijke netwerken wordt binnengehaald, kan worden gebruikt om de nieuwe bedreigingen voor het Bondgenootschap te bestrijden. Wetenschap is zowel een middel om antwoorden te vinden op cruciale vragen, als een manier om landen met elkaar in contact te brengen.
De uitdagingen van de moderne maatschappij aanpakken Het CUMM werd opgericht in 1969 in reactie op bezorgdheid over milieuvraagstukken. Het biedt een forum voor deskundigen uit verschillende nationale agentschappen, waar zij hun kennis en ervaringen kunnen delen op technisch en wetenschappelijk gebied en ten aanzien van de beleidsaspecten van maatschappelijke en milieuvraagstukken op zowel civiel als militair terrein.
38
De projecten die onder auspiciën van het CUMM worden ondernomen, bevorderen de samenwerking bij de aanpak van problemen die het milieu en de kwaliteit van het leven aantasten, zoals milieuvervuiling en geluidsoverlast, grootstedelijke problematiek, menselijke gezondheid en aan defensie gerelateerde milieuproblemen. Wat dit laatste terrein betreft, zijn hergebruik van land dat vroeger voor militaire doeleinden werd gebruikt, reinigingsmethodes, en milieuveiligheid in verband met oliepijplijnen, typerende voorbeelden van de onderzoeksgebieden. Het CUMM werkt decentraal. Het werk omvat pilotstudy’s, projecten, workshops en seminars, die alle nationaal gefinancierd worden. Een of meer landen nemen de leiding op zich en regelen de planning en coördinatie van het werk. De laatste jaren zijn de activiteiten van het comité uitgebreid, het omvat nu ook workshops en nieuwe studies over onderwerpen die voor Partnerlanden van bijzonder belang zijn. Het CUMM heeft ook een aantal kerndoelstellingen geformuleerd die richting moeten geven aan het werk in de toekomst. Dit zijn: de gevolgen van militaire activiteiten voor het milieu verkleinen; regionale studies doen, inclusief grensoverschrijdende activiteiten; conflicten voorkomen die verband houden met de schaarste van grondstoffen; nieuwe gevaren voor het milieu en de samenleving aanpakken, die zouden kunnen leiden tot economische, culturele en politieke instabiliteit; en niet-traditionele bedreigin-
Kwetsbaarheid als gevolg van vervlechting in de samenleving De huidige samenleving is kwetsbaarder dan vroeger, als gevolg van de toenemende vervlechting op alle niveaus. Een meer open mondiale gemeenschap, complexere technologische systemen, een toegenomen afhankelijkheid van elektronische informatie- en communicatiesystemen, verstrengelde voedselproductie- en afleveringssystemen, onderling verbonden en steeds fijnmazigere transportsystemen – veroorzaken nieuwe, steeds veranderende vormen van kwetsbaarheid. Als het telecommunicatie- of elektriciteitsnetwerk voor langere tijd plat gaat, zou dat bijvoorbeeld tot grote ontwrichting kunnen leiden. En na 11 september 2001 is de bezorgdheid toegenomen over een mogelijke niet-traditionele terroristische dreiging met biologische wapens, of een cyberoorlog. Men kan de veiligheid alleen in stand houden en de maatschappij tegen een breed scala van gevaren beschermen, als tussen verschillende agentschappen op allerlei gebied wordt samengewerkt en gecoördineerd, op zowel nationaal als interna-
tionaal niveau. Dit is gebleken tijdens de door Amerika geleide campagne tegen terrorisme, die niet alleen militaire samenwerking vereiste, maar ook samenwerking in de diplomatie, financiën, economie, militaire inlichtingen, en de douane- en politiediensten. In maart 2001 werd gestart met een kortetermijn project onder auspiciën van het CUMM. Dit project heeft ten doel een beeld te krijgen van gemeenschappelijke problemen en gebieden aan te merken die geschikt zijn voor meer internationale samenwerking, om de kwetsbaarheid van complexe, onderling afhankelijke systemen die van cruciaal belang zijn voor het goed functioneren van de moderne samenleving te verminderen. Noorwegen heeft de leiding van dit project op zich genomen, waaraan ook wordt deelgenomen door Denemarken, Georgië, Hongarije, Litouwen, Moldavië, Polen, Roemenië, Zweden, Zwitserland, Turkije, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
39
Hoe de NAVO werkt
De NAVO is geen supranationale, maar een intergouvernementele organisatie. Het is een verbond van onafhankelijke soevereine staten, die elkaar gevonden hebben in het belang van hun gezamenlijke veiligheid en de verdediging van gemeenschappelijke waarden. Besluiten worden genomen op basis van consensus. Ter vergemakkelijking van het overleg, wordt iedere lidstaat vertegenwoordigd door een permanente vertegenwoordiging op het politieke hoofdkwartier van de NAVO in Brussel. Deze bestaat uit een permanent vertegenwoordiger, die delegatieleider is, en een militair vertegenwoordiger. Ieder van hen wordt ondersteund door een staf van civiele en militaire adviseurs, die hun land vertegenwoordigen in de verschillende NAVO-comités. Binnen de NAVO zijn aparte civiele en militaire structuren opgezet die zich bezighouden met respectievelijk de politieke en militaire dimensie van het Bondgenootschappelijk werk. Beide structuren ondersteunen de Noord-Atlantische Raad, het hoogste besluitvormingsorgaan in de NAVO.
Consensus en algemene instemming Het Bondgenootschap is gebaseerd op de vaste wil van de leden samen te werken ten aanzien van defensie- en veiligheidskwesties. Er wordt niet gestemd in de NAVO, de besluiten worden genomen op grond van consensus of algemene instemming. Dit betekent dat politiek overleg een cruciaal onderdeel vormt van het besluitvormingsproces. Alle NAVO-organen bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten, die tot taak hebben het standpunt van hun land duidelijk te maken aan de andere Bondgenoten, en terug te rapporteren aan hun eigen regering wat het standpunt van de andere Bondgenoten is.
40
Hoewel politiek overleg in de NAVO een essentieel onderdeel is van de crisisbeheersing en het dus vaak geassocieerd wordt met periodes waarin zich spanningen en problemen voordoen, behoort het ook net zo goed tot het normale dagelijkse werk, dat de lidstaten in staat stelt te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om tot overeenstemming te komen en langetermijn beleid op te stellen. Het overleg vindt in allerlei vormen plaats. Het kan een eenvoudige uitwisseling van informatie en meningen zijn; er kunnen acties of besluiten worden gecommuniceerd die regeringen hebben genomen, of op het punt staan te
> 13
nemen en die van invloed zouden kunnen zijn op de belangen van hun Bondgenoten; er kan een waarschuwing worden afgegeven over regeringsbesluiten of -acties, waarbij aan anderen de gelegenheid wordt geboden om daarop hun commentaar te leveren of hun goedkeuring daarvoor uit te spreken; er kan worden gediscussieerd met het doel consensus te bereiken over beleid dat moet worden aangenomen, of acties die parallel daaraan moeten worden ingezet; of er kan overleg gevoerd worden dat ten doel heeft landen tot overeenstemming te brengen over collectieve besluiten of gezamenlijke actie. Het overlegproces is continu. Aangezien de vertegenwoordigers van de lidstaten zich allen op hetzelfde hoofdkwartier in Brussel bevinden, kan overleg tussen de Bondgenoten op verzoek van een van hen, of op initiatief van de NAVO-secretaris-generaal, altijd op korte termijn plaatsvinden. Het overlegapparaat zorgt ervoor dat er een permanente dialoog wordt gevoerd en dat er ruim voldoende gelegenheid is om punten van zorg te bespreken en uit te leggen. Soms zijn de lidstaten het helemaal eens en is het geen enkel probleem om tot een besluit te komen. Soms is er een meerderheidsstandpunt, maar hebben een of meer landen een afwijkende mening. In dat geval wordt veel moeite gedaan om de kloof te overbruggen en, indien noodzakelijk, tot een compromis te komen. Het is natuurlijk mogelijk dat de meningsverschillen niet op te lossen zijn. In dat geval staat het individuele leden vrij de handelswijze te volgen die hun voorkeur heeft. Geen enkele lidstaat wordt gedwongen acties of besluiten te nemen tegen zijn wil. Over het algemeen heerst er echter een compromisbereidheid, en het besef van gedeelde belangen en doelen die er voor zorgen dat er ondanks bestaande meningsverschillen toch genoeg gronden voor overeenstemming kunnen worden gevonden. Zodra ze eenmaal genomen zijn, vertegenwoordigen de Bondgenootschappelijke besluiten de gezamenlijke vaste wil van alle betrokken landen.
De civiele structuur van de NAVO Het belangrijkste besluitvormingsorgaan is de Noord-Atlantische Raad. Deze Raad, die verantwoordelijk is voor alle NAVO-besluiten, is het enige orgaan dat door het Noord-Atlantisch Verdrag in het leven is geroepen. De Raad is in de allereerste plaats een politiek forum dat vertegenwoordigers
van de lidstaten bijeenbrengt om te discussiëren over beleidskwesties en operationele vraagstukken. Hij kan op verschillende niveaus bijeenkomen, meestal een maal per week met ambassadeurs van ieder land, ten minste tweemaal per jaar met ministers van buitenlandse zaken of defensie, en af en toe met staatshoofden en regeringsleiders. Op welk niveau de Raad ook bijeenkomt, de besluiten hebben altijd even veel gezag, en weerspiegelen de standpunten van iedere regering. Normaal gesproken, komt hij bijeen om te discussiëren over vraagstukken van gemeenschappelijk belang, waarvoor een collectief besluit nodig is. Er zijn echter geen beperkingen aan de onderwerpen waarover de Raad kan discussiëren. Het Defensieplanningcomité behandelt de meeste defensiezaken en onderwerpen die verband houden met de collectieve verdedigingsplanning. Het geeft richtlijnen aan de militaire autoriteiten van de NAVO en heeft hetzelfde gezag als de Raad over zaken die binnen zijn bevoegdheid vallen. Evenals de Raad komt het Defensieplanningcomité meestal op ambassadeursniveau bijeen, maar tenminste twee maal per jaar vergadert het op het niveau van ministers van defensie. De ministers van defensie komen ook regelmatig bijeen in de Nucleaire Planninggroep, die het nucleair beleid van het Bondgenootschap in het oog houdt en discussieert over allerlei verschillende specifieke beleidsonderwerpen die verband houden met de nucleaire strijdkrachten en over bredere onderwerpen zoals nucleaire wapenbeheersing en proliferatie. Frankrijk, dat geen onderdeel uitmaakt van de geïntegreerde militaire structuur van de NAVO, neemt geen deel aan het Defensieplanningcomité of de Nucleaire Planninggroep. Een groot aantal ondergeschikte comités legt verantwoording af aan de Raad en het Defensieplanningcomité. Zij spreken over specialistische aspecten van het beleid en doen aanbevelingen over de eindbeslissingen. Iedere lidstaat is vertegenwoordigd in ieder van deze comités. Een voorbeeld daarvan is het Politiek Comité, dat regelmatig bijeen komt, op verschillende niveaus, om de Raad te adviseren over de belangrijkste politieke kwesties van de dag, die van invloed zijn op het Bondgenootschappelijke beleid. Een ander voorbeeld is het Comité Defensiebeoordeling, dat toezicht houdt op het overlegproces dat leidt tot besluiten over het niveau van de strijdkrachten die de lidstaten gedurende de eerstvolgende planningsperiode ter beschikking van de geïntegreerde militaire structuur
van de NAVO zullen stellen. Het NAVO-Comité Infrastructuur beoordeelt voorstellen voor de gezamenlijke financiering van faciliteiten die door de NAVO-troepen worden gebruikt. Het Economisch Comité richt zich op economische ontwikkelingen die direct van invloed zijn op het veiligheidsbeleid. Begrotingscomités leggen voorstellen voor aan de Raad voor het beheer van de civiele en militaire begrotingen waaraan ieder land een bijdrage levert. Over alle aspecten van het Bondgenootschappelijk werk wordt overleg gevoerd. De Conferentie van Nationale Bewapeningsdirecteuren komt regelmatig bijeen om politieke, economische en technische aspecten te bespreken van de ontwikkeling en aanschaf van materieel voor de NAVO-strijdkrachten. Op het gebied van informatie houdt een NAVOcomité inzake de publieke diplomatie zich bezig met informatieprogramma’s die ten doel hebben kennis en begrip voor de NAVO en haar beleid over te dragen in zowel NAVO- als Partnerlanden. Vraagstukken die verband houden met de wetenschappelijke activiteiten en milieuprogramma’s van het Bondgenootschap komen aan de orde in het Wetenschappelijk Comité en het Comité Uitdagingen van de Moderne Maatschappij. Andere comités en groeperingen, zoals de Politiek-Militaire Stuurgroep betreffende het Partnerschap voor de Vrede, bevorderen en controleren de samenwerking met Partnerlanden. Bondgenootschappelijke activiteiten waar Partnerlanden bij betrokken zijn, zoals de vredeshandhaving, of het PfP-programma, worden besproken met de betrokken regeringen. Er wordt overleg gevoerd in de daartoe geëigende fora, zoals de EuroAtlantische Partnerschapsraad, de NAVO-Rusland Raad en de NAVO-Oekraïne Commissie. Ook de activiteiten in het kader van de Mediterrane Dialoog worden besproken met de deelnemende landen, namelijk in de Mediterrane Samenwerkingsgroep. De NAVO hecht er zeer veel waarde aan dat het werk van deze organisaties wordt voortgezet. Zij bieden, vooral wanneer zich een crisis voordoet, een nuttig platform waar meningsverschillen kunnen worden besproken en standpunten uitgewisseld.
41
De militaire structuur van de NAVO De militaire structuur van de NAVO staat onder toezicht van het Militair Comité, dat de hoogste militaire autoriteit is in het Bondgenootschap, maar wel onder politiek gezag staat van de Noord-Atlantische Raad. Het Comité geeft militaire adviezen aan het Bondgenootschap. Op het hoogste niveau komt het bijeen op het niveau van chefs-van staven, maar in de normale dagelijkse gang van zaken worden de lidstaten vertegenwoordigd door hun militaire vertegenwoordigers. Het Militair Comité geeft ook richtlijnen aan de strategische bevelhebbers van de NAVO. Er zijn twee van deze bevelhebbers, namelijk de Geallieerd opperbevelhebber Europa, of SACEUR, die zijn hoofdkwartier SHAPE (Supreme Headquarters Allied Powers Europe) heeft in het Belgische Bergen, en de Geallieerd opperbevelhebber Transformatie, of SACT, die in Norfolk, Virginia in de Verenigde Staten gevestigd is. SACEUR staat aan het hoofd van het Geallieerd Commando voor Operaties, dat het bevel voert over de militaire strijdkrachten die de leden overeengekomen zijn ter beschikking van de NAVO te stellen. Hij is daarom verantwoordelijk voor alle NAVO-operaties, ongeacht hun locatie, en heeft tevens de functie van bevelhebber van het US European Command. SACT heeft een functionele taak. Als hoofd van het Geallieerd Commando voor Transformatie, is hij verantwoordelijk voor het bevorderen en controleren van de continue transformatie van de Bondgenootschappelijke strijdkrachten en vermogens. Ook hij heeft nog een tweede functie, namelijk die van bevelhebber van het US Joint Forces Command.
42
In het verleden waren de verantwoordelijkheden van de twee bevelhebbers geografisch verdeeld. SACEUR stond aan het hoofd van de NAVO-operaties in Europa en de Geallieerd opperbevelhebber Atlantische Oceaan (SACLANT) was verantwoordelijk voor operaties op de Atlantische Oceaan. De stroomlijning van de militaire commandostructuur werd tijdens de Top van Praag in november 2002 voorgesteld en goedgekeurd. Het plan weerspiegelde het vaste voornemen van de NAVO om de militaire vermogens te versterken en de troepen op een graad van paraatheid te houden die voldoende
is om crisisbeheersings-, vredesondersteunings- en humanitaire taken uit te voeren binnen en buiten haar traditionele verantwoordelijkheidsgebied. Het werd aangevuld met de oprichting van een NAVOReactiemacht en de lancering van het Praagse Capabilities Commitment (zie hoofdstuk 3).
De Parlementaire Assemblee van de NAVO Het Bondgenootschap is een intergouvernementele organisatie, iedere regering die lid is, is ook verantwoording verschuldigd aan zijn eigen parlement. De steun van de democratisch gekozen parlementaire vertegenwoordigers voor de doelen van het Bondgenootschap is dus belangrijk. De Parlementaire Assemblee van de NAVO is het interparlementaire forum van de NAVO-landen, waar Europese en Noord-Amerikaanse parlementariërs kunnen discussiëren over vraagstukken van gemeenschappelijk belang en zorg. De Assemblee is volledig onafhankelijk van de NAVO, maar vormt een schakel tussen nationale parlementen en het Bondgenootschap. Zij moedigt de regeringen aan rekening te houden met Bondgenootschappelijke belangen bij het formuleren van nationale wetgeving. De Assemblee dient ook als permanente herinnering, dat de intergouvernementele besluiten die in de NAVO worden genomen, uiteindelijk afhangen van politieke goedkeuring via nationale democratische processen. De Parlementaire Assemblee van de NAVO heeft ook uitgebreide contacten met parlementen in Partnerlanden, die hun vertegenwoordigers sturen om deel te nemen aan haar discussies en overleg.
De taak van de secretaris-generaal van de NAVO De secretaris-generaal bevordert en stuurt het overleg- en besluitvormingsproces in het gehele Bondgenootschap. Hij is de voorzitter van de Noord-
Atlantische Raad en van andere belangrijke Comités en heeft aanzienlijke invloed op het besluitvormingsproces. Hij kan onderwerpen aandragen voor discussie, en zijn positie als onafhankelijk en onpartijdig voorzitter gebruiken om de discussies in de richting van consensus te sturen in het belang van het Bondgenootschap als geheel. De secretaris-generaal heeft echter niet de bevoegdheid om zelf beleidsbesluiten te nemen en hij kan alleen maar uit naam van de NAVO handelen voor zo ver als de lidregeringen dat toestaan. Hij is ook de belangrijkste woordvoerder voor het Bondgenootschap en staat aan het hoofd van de Internationale Staf, die het werk van de lidstaten op verschillende niveaus in de Comités ondersteunt.
Wie betaalt voor de NAVO? Bijdragen aan de NAVO-budgetten worden berekend volgens overeengekomen kostenverdelingsformules en vertegenwoordigen slechts een klein deel van de totale defensiebegrotingen van de NAVO-landen. Gemeenschappelijk gefinancierde budgetten worden beheerd via aparte civiele en militaire budgetten en een veiligheidsinvesteringsprogramma. •
•
De Civiele Begroting betreft de operationele kosten van de Internationale Staf op het NAVOHoofdkwartier; civiele programma’s en activiteiten; en de kosten die gepaard gaan met de bouw, het gebruik en het onderhoud van faciliteiten als conferentiediensten voor bijeenkomsten van Comités en werkgroepen. De Militaire Begroting betreft operationele en onderhoudskosten van de geïntegreerde militaire structuur, inclusief het Militair Comité; de Internationale Militaire Staf en bijbehorende agentschappen; de twee Strategische Commando’s; en bijbehorende commando-, controle- en informatiesystemen, onderzoeks-,
ontwikkelings-, aanschaf-, en logistieke bureaus; en de Airborne Early Warning Force van de NAVO. •
Het Veiligheidsinvesteringsprogramma financiert installaties en faciliteiten die de NAVO nodig heeft buiten diegene die door individuele lidstaten voor hun eigen nationale veiligheidsdoeleinden worden gebouwd, bijvoorbeeld, communicatie- en informatiesystemen, radars, militaire hoofdkwartieren, vliegvelden, brandstofpijplijnen, opslagfaciliteiten, havens en navigatiehulpmiddelen.
Het toezicht op deze begrotingen berust bij Civiele en Militaire Begrotingscommissies en het Comité Infrastructuur, dat verantwoordelijk is voor de financiering van gezamenlijk bekostigde faciliteiten die ondersteuning bieden aan de NAVO-troepen. De Hoge Commissie Hulpbronnen houdt toezicht op het militaire gemeenschappelijke bekostigingsbeleid. Iedere lidstaat is vertegenwoordigd in deze organen. Alle NAVO-begrotingen zijn bovendien onderworpen aan externe controles.
43
Verandering en continuïteit
De NAVO van nu is een heel andere instelling dan de NAVO die in 1949 werd opgericht. Het Bondgenootschap en de wereld erom heen hebben zich ontwikkeld op een manier die de oprichters zich nauwelijks hadden kunnen voorstellen. De NAVO is ook een heel andere instelling dan de organisatie die West-Europa vier decennia lang verdedigde tijdens de Koude Oorlog, of zelfs dan de organisatie die de veranderingen in Europa in het tijdperk na de Koude Oorlog, tijdens de jaren 1990, begeleidde. Binnen enkele jaren zal zij zich zonder twijfel opnieuw hebben getransformeerd, nu zij gecoördineerde reacties ontwikkelt op de veiligheidsbedreigingen waar de lidstaten in het begin van de 21ste eeuw mee worden geconfronteerd. Terwijl de strategische omgeving verandert, zal de NAVO zich vermoedelijk steeds sneller moeten aanpassen om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe bedreigingen van haar leden. De elementaire grondslagen van de samenwerking binnen het Bondgenootschap, namelijk gedeelde waarden en belangen, blijven echter trouw aan de principes neergelegd in het oprichtingsverdrag.
44
Naar aanleiding van de aanslagen op de Verenigde Staten op 11 september 2001 en het inroepen van Artikel 5 voor de eerste maal in haar geschiedenis, is de NAVO bezig met een fundamentele heroverweging van de wijze waarop zij functioneert, met het doel de dreiging verbonden aan internationaal terrorisme aan te pakken. Al vóór de terroristische aanslagen had het Bondgenootschap zich verplicht tot een uiterst intensief activiteitenprogramma. Zij voerde drie crisisbeheersingsoperaties uit in het voormalige Joegoslavië, trof voorbereidingen voor de toelating van nieuwe leden, en smeedde steeds diepere partnerschappen met landen en organisaties zowel in het Euro-Atlantisch gebied als daarbuiten.
> 14
In deze tijd, waarin de taak om veiligheid te bieden steeds complexer wordt, is de NAVO op zoveel gebieden actief dat het niet mogelijk is haar activiteiten in één kreet of leuze te vangen.
De NAVO van morgen Naarmate het Bondgenootschap zich verder uitbreidt, zal het de belangen moeten behartigen van een groeiend aantal landen die alle trachten eendrachtig samen te werken. Tegelijkertijd zal het gebied waar stabiliteit heerst in Europa vermoedelijk groter zijn dan voorheen, en daarmee ook de vooruitzichten op meer economische welvaart. Naarmate het Bondgenootschap steeds nauwere betrekkingen smeedt met Rusland, Oekraïne en andere Europese landen, laat Europa haar verscheurde verleden steeds verder achter zich en wordt het een steeds stabieler continent. Deze positieve ontwikkelingen moeten worden gekoesterd. Hoewel de aard van de dreigingen waar de lidstaten voor staan en de wijze waarop de NAVO zichzelf organiseert om ze aan te pakken, veranderen, blijft het Bondgenootschap berusten op dezelfde fundamentele pijlers waarop het altijd gebouwd is geweest. De NAVO biedt een transatlantisch politiek-militair raamwerk voor het beheersen van veiligheidsdreigingen. Het Bondgenootschap koppelt Europa en Noord-Amerika aan elkaar en brengt evenwicht in een grote hoeveelheid nationale belangen. Bovendien is de NAVO, die zich ontwikkelt van een collectief verdedigingsschild tot een veiligheidsbeheerder in de breedste zin des woords, evenzeer komen te staan voor een gemeenschap van gedeelde waarden – zoals democratie en mensenrechten – als voor een gemeenschap van belangen.
© NAVO - 2004 Fotorechten: De foto’s in deze publicatie zijn of © NATO of welwillend ter beschikking gesteld door het Amerikaanse Ministerie van Defensie.
NATO / OTAN Public Diplomacy Division / Division Diplomatie publique 1110 Brussels / Bruxelles Belgium / Belgique Web site : www.nato.int Site Web : www.otan.nato.int E-mail / Courriel :
[email protected]
NATOTRADUC0604