Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Oost-Europese talen en culturen 2006-2007
De nationale thematiek in het werk
van Srečko Kosovel (1904-1926)
William Peynsaert
Promotor: Prof. Dr. M. Detrez
Licentiaatsverhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad van licentiaat in de Oost-Europese Talen en Culturen
1
2
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Oost-Europese talen en culturen 2006-2007
De nationale thematiek in het werk
van Srečko Kosovel (1904-1926)
William Peynsaert Promoor: Prof. Dr. M. Detrez
Licentiaatsverhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad van licentiaat in
de Oost-Europese Talen en Culturen
3
Woord vooraf 4
Woord vooraf Graag had ik mijn familie en vrienden bedankt voor hun grote steun, het veelvuldige herlezen en de even veelvuldige aansporingen en adviezen bij het tot stand komen v an deze thesis. Verder had ik graag mijn lector Sloveens, de heer Pavel Ocepek bedankt voor zijn inspirerende colleges, zijn aanstekelijke enthousiame en zijn motiverende aanpak. Tevens wil ik hem bedanken voor zijn steun bij de realisatie van deze lic entiaatsverhandeling, vooral wat betreft het ter beschikking stellen van materiaal en hulp bij het opklaren van moeilijkheden van de Sloveense taal, alsook voor het duidelijker afbakenen van mijn onderwerp. Tot slot wil ik ook graag mijn promotor, profes sor Detrez, bedanken, die verscheidene van zijn lessen wijdde aan interessante uiteenzettngen over Kosovel. Zonder zijn vak „literatuur van Zuid -Europa‟, was ik waarschijnlijk nooit tot mijn onderwerp gekomen. De integratie van -en bijzondere aandacht voor - de figuur van Kosovel in dit vak en andere colleges van professor Detrez, maakten dat ik kennis kon maken met deze intrigerende dichter en spoorden mij aan tot verdere verdieping in d e t o c h w e l m ys t e r i e u z e p e r s o o n l i j k h e i d v a n S r e č k o K o s o v e l .
5
Inhoudsopgave Inleiding ……………………………………………………………………………………..8 Hoofdstuk 1: De periode van Kosovels leven en werk………………………10 1.1 Srečko Kosovel…………………………………………………………………………...12 1.2 Kosovels relatie met zijn thuisomgeving………………………………………………. 15 1.3 De pijnbomen en moeder en vader……………………………………………………….16
Hoofdstuk 2: het Primorska van Kosovel en het Silezië van Bezruč……… 27 2.1 Peter Bezruč……………………………………………………………………………... 27 2.2 Peter Bezruč bij de Slovenen……………………………………………………………. 28 2.3 Peter Bezruč en Srečko Kosovel………………………………………………………….30
Hoofdstuk 3: Relatie tot Europa en de volkerenbond……………………... 37 3.1 Het Europese nationalisme en kapitalisme……………………………………………… 40 3.1.1 De visie van Tagore op het nationalisme……………………………………………… 42 3.1.2 Kosovel en Tagore…………………………………………………………………….. 43 3.2 Oswald Spengler en zijn ondergangsvisioen van Europa……………………………….. 48 3.2.1 Oswald Spengler: Untergang des Abendlands………………………………………... 51 3.2.2 Kosovels beleving van een apocalyptische tijd………………………………………... 53 3.2.3 Andere impulsen van het ondergangsvisioen………………………………………….. 55
Hoofdstuk 4: Relatie tot Joegoslavië………………………………………... 58 4.1 De Joegoslavische kwestie………………………………………………………………. 58 4.2 Kosovels relatie tot het Joegoslavische vraagstuk………………………………………. 61
6
Hoofdstuk 5: De ondergang van de oude wereld en de opkomst van de nieuwe…………………………………………………………………………. 64 5.1 Verval als voorwaarde tot leven…………………………………………………………. 64 5.2 Kosovels revolutie……………………………………………………………………….. 67 5.3 Kosovel en het zenitisme………………………………………………………………... 70 5.4 Opkomst van het slovenisme……………………………………………………………. 72 5.5 Het kapitalisme en de menselijkheid……………………………………………………. 73
Hoofdstuk 6: De oplossing van het nationale vraagstuk en de rol van de kunstenaar……………………………………………………………………. 78 6.1 Het karakter van het volk en de oproep tot actie………………………………………… 83
Conclusie……………………………………………………………………… 89 Bibliografie……………………………………………………………………. 94
7
Inleiding De Sloveense dichter, Srečko Kosovel, wordt tegenwoordig herinnerd als een bijzonder veelzijdige dichter, die ondanks zijn korte bestaan, een bijzonder rijke literaire evolutie doormaakte. Ons zal vooral Kosovels onmiskenbare empathie ten aanzien van het lot van zijn vaderland interesseren. We zullen trachten te bepalen hoe Kosovel de tragische situatie van zijn volk ervaren heeft. In deze thesis zullen wij de nationale thematiek behandelen zoals deze in het werk van Srečko Kosovel tot uiting komt. We zullen ons hierbij onder andere afvragen in welke mate Kosovel beïnvloed werd door de historische omstandigheden van zijn tijd. Daartoe zullen wij die allereerst beschrijven, onder andere in de woorden van Stano Kosovel, de broer van de dichter zelf. Vervolgens zullen wij aan de hand van een kort overzicht de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Srečko op een rijtje zetten. Later zullen wij de belangrijkste motieven bespreken, die opduiken in de nationaal-georiënteerde geschriften van Kosovel; waar zij voor staan, waar zij vandaan komen, wat de bedoeling van de dichter is. Ook leek het ons interessant om Kosovel te vergelijken met een dichter die in vergelijkbare omstandigheden werkte, meer bepaald de Tsjechische dichter Peter Bezruč. We zullen ons afvragen of er sprake kan gewees t zijn van beïnvloeding. Zo dat het geval blijkt te zijn, zullen wij trachten te bepalen hoe sterk deze beïnvloeding doorgewerkt heeft en of er ook te wijzen valt op verschillen. In onze thesis zal ook Kosovels relatie tot West -Europa –en de volkerenbond- ons interesseren, meer bepaald zijn ondergangsvisioen van Europa in het licht van zijn relatie tot het slavisme, zoals Kosovel dat ervaren heeft en tot uiting gebracht heeft via zijn poëzie, gedichten in proza en in zijn dagboekaantekeningen. Eerst zullen we enkele visies op Kosovels relatie tot het nationale vraagstuk, gelinkt aan zijn ondergangsvisioen van Europa behandelen, daarna zullen we argumenten proberen te vinden voor de connectie in zijn werk tussen zijn standpunt ten aanzien van het westen e n de nationale thematiek, zoals Kosovel die ervaren heeft. We zijn van mening dat we kunnen aantonen dat Kosovels ondergangsvisioen aangaande Europa niet enkel een weerspiegeling is van zijn kennis van Spengler, maar ook en vooral voortvloeit uit zijn erva ring van het lot van zijn eigen volk en haar bestaansprobleem op dat moment in de geschiedenis. We zullen proberen aantonen dat er mogelijk nog andere b r o n n e n z i j n v o o r K o s o v e l s a p o c a l yp t i s c h e v o o r g e v o e l . O o k d a a r o m zullen we in de introductie van deze the sis kort de gebeurtenissen ten tijde van Kosovels leven en werk presenteren. Verder zullen we p r o b e r e n a n a l ys e r e n w a t d e i d e e ë n v a n m o e d e r l a n d e n v o l k v o o r Kosovel betekenden, hoe en waarom hij haar bedreiging ervaart en waar hij een weg zoekt voor de opl ossing van haar situatie. Niet onbelangrijk 8
hierbij is de mogelijke invloed van de Indische schrijver Tagore, waaraan wij ook de nodige aandacht wensen te besteden. Tevens zullen we even blijven stil staan bij een beweging uit Kosovels tijd, waarmee de dichter in aanraking kwam, en die op het eerste zicht gelijkaardige ideëen verkondigde, namelijk de beweging van het zenitisme. We zullen bepalen in welke mate Kosovel gelinkt kan worden aan deze beweging. We dienen ons bovendien af te vragen of Kosovel tevr eden was met de vereniging van de zuid -slaven in één land, welke bedenkingen hij hier bij had, of hij een voorstander was, van dit concept of juist een tegenstander. We zullen ons verder meer concreet afvragen welk beeld Kosovel had van zijn eigen volk, hoe hij haar toekomst zag en welke rol zijn volk volgens hem zou kunnen vervullen, eens de ondergang een feit is. Hierbij zullen we Kosovels idee van revolutie proberen bepalen. We menen te kunnen aantonen dat Kosovel niet blind in de oplossing van revolutie geloofde en niet bijzonder happig was op de tragische gevolgen die een revolutie met zich meebrengt. Tot slot zullen wij ook de rol van de kunstenaar wat betreft de besproken thematiek, toelichten, zoals Kosovel die zag. We hebben Srečko Kosovel gec iteerd uit zijn verzameld werk, zoals dat samengesteld werd door Anton Ocvirk en opgenomen is in de bibliografie. Een Romeins cijfer voor het paginanummer wijst op een boek uit het verzameld werk.
9
1 De periode van Kosovels leven en werk In dit hoofdstuk willen we dieper ingaan op de historische omstandigheden waarin Kosovel leefde en werkte en de concrete gevolgen die deze omstandigheden hadden op het leven van de dichter ( en zijn familie) en natuurlijk ook op zijn werk als dichter en schrijver. De toenmalige politieke condities die Kosovel zelf meemaakte, kunnen we misschien het beste onder de loep nemen met de hulp van Kosovels broer Stano Kosovel, die deze omstandigheden beschreef in zijn essay Srečko Kosovel tussen Ljubljana en Trst (Srečko Kosovel med Ljubljano in Trstom) na zijn terugkeer uit de eerste wereldoorlog: “Na drie jaar afwezigheid ben ik naar huis teruggekeerd om te ontdekken dat vele dingen veranderd waren. Oostenrijk bestond niet meer. In de plaats kwam Italië, die als compensatie voor haar deelname aan de kant van de entente een stuk Sloveens grondgebied tussen Postojno en Triëst uit de buit sleurde. In de jaren 1918 -1922 stapelden zich de ontgoochelingen op. De vrijheid, die de overwinnaars beloofd hadden aan alle volkeren, realiseerde zich niet, want de geallieerden begonnen onderling ruzie te maken over wie dit of dat brokje zou toegespeeld krijgen. Primorska moest het gelag van de oorlog betalen met het verlies van een half miljoen Slovenen.”1 (Stano Kosovel 1970) Meteen na de Italiaanse bezetting brak het geweld uit, nog voor de grenzen goed en wel waren uitgetekend. De Italianen zijn zich reeds in 1919 gaan bezighouden met de Sloveense intelligentia. De Italiaanse overheid was van mening dat het misschien mogelijk zou zijn om het volk te winnen voor de Italiaanse ideeën, als de geestelijken en de onderwijzers hen daarbij niet zouden hinderen. Ook de vader van Srečko werd wegens zijn nationaal bewustzijn vroegtijdig met pensioen gestuurd, wat de sociale situatie van het gezin beïnvloed h eeft. In de herfst van het jaar 1919 hebben de Italiaanse autoriteiten alle Sloveense scholen in Triëst gesloten, zowel de middelbare scholen als de technische scholen. Het verdrag van Rapallo van 12 november 1920 legde definitief de grenzen vast tussen d e koningrijken, It alië en Joegoslavië. De belofte die generaal Petiti di Roreto deed aan de Slovenen in Italië, namelijk dat het land hun taal, cultuur en identiteit zou respecteren, bleek al snel quatsch te zijn. Over dit feit heeft Kosovel in een artikel over Igo Gruden geschreven:
1
“Po treh letih odsotnosti sem se vrnil domov in našel mnoge stvari spremenjene. Avstrije ni bilo več. Nadomestila jo je Italija, ki si je za plačilo udeleţbe na strani antante iztrgala iz plena kos slovenske zemlje med Postojno in Trstom. V letih 1918-1922 se je zvrstilo mnogo razočaranj. Svoboda, ki so jo zmagovalci obljubljali vsem ljudstvom, se ni uresničila, kajti zavezniki so se prepirali med seboj, kdo bo dobil ta ali oni griţlaj. Primorska je morala plačati davek vojni z izgubo pol miljona Slovencev.” (Stano Kosovel 1970)
10
“In die gedichten heeft Gruden al onze intimiteiten willen tonen, alsof hij de Slovenen wilde waarschuwen voor wat ze met Primorja zullen verliezen, want deze Primosrkische gedichten zijn ontstaan ten tijde van de Italiaanse bezetting, in een tijd dat we van de ene slavernij in de andere vielen /…/”2 Op drie juli 1920 staken de fascisten in Trst het „Narodni dom‟* in brand, waar de centrale Sloveense verenigingen, het theater, de spaarbank en hotel Balkan hun zetel hadden. H et Italiaans regime nam een aanvang met de gedwongen denationalisatie van Slovenen en Kroaten, met een verbod van hun taal in het openbaar en hun culturele activiteiten. Langs de andere kant was het land van de Serven, Kroaten en Slovenen voor velen een onnodige constructie, slechts gemaakt om de belangen van de Serven te dienen. Het bleek dat het land steeds meer onderworpen werd aan een totalitair regime. We kunnen stellen dat de ingrijpende historische gebeurtenissen in Kosovels korte leven hem bijzond er sterk geschokt hebben en dat deze hem nooit losgelaten hebben. Heel zijn leven zou hij verontwaardigd blijven over wat in zijn ogen een groot onrecht was: de bezetting van Primorska, de denationalisatie van de Slovenen. Hij ondervond dan ook veel gevolgen van deze feiten aan den lijve. Opeens bevond hij zich in een ander land; vreemde heersers kwamen met geweld hun stempel drukken op Kosovels omgeving, zijn eigen vader kreeg het te verduren van de nieuwe repressieve leiders, waardoor het gezin in financi ële problemen kwam te zitten. Ook de nabijheid van de gruwel van het front, ten tijde van wereldoorlog I, liet een blijvende indruk na op de jonge Kosovel. We kunnen dus stellen dat de dichter reeds op heel jonge leeftijd grondig dooreengeschud werd door d e historische gebeurtenissen en dat deze zijn leven en werk mede gedefineerd hebben.
2
Vse naše intimnosti je hotel Gruden prikazati v teh pesmih, kakor da bi hotel opozoriti vse Slovence, kaj bodo izgubili s Primorjem, kajti nastajale so te “Primorske pesmi” v dobi italjanske okupacije, v dobi, ko smo prešli iz suţenstva v suţenstvo/…/ (III 180)
11
1.1 Srečko Kosovel We zullen nu een kort biografisch overzicht geven van de belangrijkste gebeurtenissen in het korte leven van de dichter: 1904 Kosovel wordt geboren op 18 maart te Seţana. Zijn vader, Anton K o s o v e l 3, i s d a a r t e w e r k g e s t e l d a l s l e r a a r . Z i j n m o e d e r h e e t K a t e r i n a 4. N a z i j n b r o e r S t a n o 5 e n z i j n z u s s e n , A n t o n i j a 6, K a r m e l a 7 e n A n i c a , i s h i j hun vijfde kind. Srečko is een fragiel gebouwd, van nature nogal introvert en innig verbonden met zijn moeder. 1906 Het gezin verhuist naar Pliskovica, ge zien Kosovels vader onder dwang van de autoriteiten aldaar overgeplaatst werd.
1908 Anton Kosovel bekomt een betere betrekking in Tomaj. Daar nemen ze hun intrek in de woonvertrekken die bij de school horen. Anton onderwijst er onder andere zijn zoon S rečko. Het gezin had er ook een kleine wijngaard. 3
Anton Kosovel (1860, Črnice-1933, Tomaj) was opvoedkundige en tevens koorleider. Hij werkte in Šempas, Dutovlje en Seţana. In Šeţana was hij schoolhoofd. Vandaar plaatsten de Italjaanse autoriteiten hem in 1905 over naar het afgelegen Pliskovica. Gedurende drie jaar nam hij de school in Tomaj over. In 1924 stuurde de Italjaanse overheid hem echter abrupt met pensioen omwille van zijn nationale bewustzijn. Zijn pensioen werd slechts gedurende één jaar uitbetaald. Deze pensionering zorgde er ook voor dat het gezin haar behuizing op het schooldomein verloor. Ze bouwden een eigen huis, hetgeen de financiële situatie van het gezin, dat het al niet breed had, nog extra verslechterde. Kosovels vader was een cultureel begaan man, die fier was op zijn Sloveense roots. Hij porbeerde bij zijn kinderen dan ook interesse te wekken voor de Sloveense cultuur. 4 Katerina Stres (1862, Suţid-1938, Tomaj) was afkomstig uit de streek van Tolmin. In Seţana was ze jarenlang gezelschapsdame van de Griekse aristocratische familie Scaramanga d‟Atomonte. Ze trouwde met Anton in 1894. 5 Stano Kosovel (1895, Seţana- 1976, Ljubljana) koos voor een journalistiek beroep. Van de herfst 1915 tot de herfst van 1918 diende hij in het leger, vooral in Servië. Van 1921 tot 1941 was hij redacteur van „Jutro‟ in Ljubljana. Tijdens de oorlog was hij journalist bij „Slovenski poročevalec‟ (de Sloveense reporter) en bij „Tovariš‟ (kameraad). In 1981 verscheen onder de titel „Zrcalo‟ (spiegel) postuum een keuze uit zijn dichtwerk. 6 Antonija Kosovel (1862, Suţid-1938, Tomaj) beïndigde de handelsschool in Ljubljana. Later werkte ze als secretaresse in Matavun. Daarna was ze tewerkgesteld in een bank in Tomaj, waar ze –als enige van de vijf kinderen- tot haar dood geleefd heeft. 7 Karmela Kosovel (1898, Seţana-1990, Steinach am Brenner) studeerde tussen 1912 en 1916 aan het lyceum te Ljubljana, ze kreeg pianoles aan de Glasbena Matica (filarmonische sociëteit). Tussen 1918 en 1922 zette ze haar studies voort aan het Conservatorio di Musica G. Tartini in Triëst. In het begin van het jaar 1923 vertrok ze naar München. Daar was ze enige tijd bevriend met de schilder, Anton Černigoj. Na vijf jaar haalde ze haar masterdiploma aan de muziekacademie. In 1933 trouwde ze met de schilder, Alfonz Graber en verhuisde ze naar Oostenrijk. Ze gaf haar carrière als soliste op. Van Kosovels zussen is zij de belangrijkste wat Kosovels evolutie als dichter betreft. Samen met Černigoj en Kosovel organiseerde ze namelijk literaire avonden.
12
1915 Kosovel wordt geconfronteerd met de traumatische gebeurtenissen van de eerste wereldoorlog. De nabijheid van het front, maakt de tragedie des te erger voor de jonge Srečko. 1916 Kosovels ouders hebben hem naar Ljubljana gestuurd. Ljubljana is immers verder weg van het front dan de Karst; daar woedt de oorlog in alle hevigheid. Kosovel slaagt voor het examen voor het eerste jaar secundair en gaat over naar het tweede jaar. In Ljubljana kan hij echte r niet volledig aarden. De jonge Kosovel begint zich een outcast te voelen. 1918 Na afloop van de eerste wereldoorlog bezet Italië de hele kuststreek. Vanaf nu loopt Srečko school in een ander land: het koningrijk van Serven, Kroaten en Slovenen. 1920 Als leering van de middelbare school werkt hij mee in de literaire kring van Branko Jeglič. Deze kring brengt het studentenblad „Kres‟ u it. Met A l f o n z G s p a n 8s c h r i j f t h i j d e g e d i c h t e n b u n d e l „ M l a d o j u t r o ‟ . In september gaat hij op uitstap naar Venetië. 1922 Hij sticht een nieuwe literaire kring, „Lepa Vida‟ (zes nummers) Hierdoor komt hij samen met Gspan in financiële moeilijkheden. Na het behalen van zijn secundair diploma, schrijft hij zich aan de filosofische faculteit van Ljubljana in voor Romaanse talen, slavistiek en pedagogie. In juli gaat hij met de abituriënten van Ljubljana op reis naar Belgrado. Hij levert literaire en kritische bijdragen voor verschillende magazines.
8
Alfonz Gspan (1904, Dunaj- 1972, Ljubljana) Studiegenoot van Kosovel in de secundaire school in Ljubljana. Samen redigeerden zij het literaire blad „Lepa Vida‟. Hiermee vervielen ze in financiële moeilijkheden. Later waren ze actief in de literaire-dramatische kring „Ivan Cankar‟. Hij bewerkte de eerste postume uitgave van Kosovels gedichten. Later werd hij literatuurhistoricus en bibliothecaris. In het boekje „De onbekende Srečko Kosovel‟ („neznani Srečko Kosovel‟) publiceerde hij voorheen ongedrukte gedichten en brieven van de dichter.
13
1923 Kosovel werpt zich energiek op zijn studies, maar ontpopt zich daarnaast ook nog eens tot een veelzijdige autodidact. Hij onderhoudt een levendige correspondentie met zijn zus Karmela, die in München studeert. 1924 Hij bekomt de Joegoslavische nationaliteit. In juli gaat hij op reis naar Triglav. De Italiaanse autoriteiten sturen vader Anton plotseling met pensioen. Het gezin kan niet langer verblijven in de behuizing van de school. In de herfst heeft S rečko intensieve plannen voor „een almanak van de hele jonge generatie los van stroming of overtuiging‟. 1925 Hij stelt de dichtbundel „Zlati Čoln‟ samen, maar deze verschijnt niet. De jonge dichter verdiept zich in linkse literatuur, maar leest ook Nietzsche, Tagore en anderen. In oktober neemt Kosovel samen met gelijkgestemde zielen het maandblad „Mldadina‟ over. Ze stichten ook de Literaire-dramatische kring Ivan Cankar die publieke voordrachten organiseert. In oktober verhuist het gezin naar hun nieuw huis in Tomaj. 1926 In februari neemt hij deel aan een voordrachtavond in Zagorje. Na afloop valt Kosovel ziek. Op het einde van maart herstelt hij tijdelijk en keert terug naar Tomaj. Daar krijgt de ziekte hem opnieuw te pakken. Hij overlijdt de 27ste mei. De doodsoorzaak luidt: meningitis. Hij laat meer dan 1400 gedichten achter, ongeveer 80 teksten in proza, kritieken, schetsen en dagboeken. De hele literaire nalatenschap wordt bewaard in de afdeling voor manuscripten van de Nationale en universitair e bibliotheek in Ljubljana. Daar bewaart men ook een deel van de correspondentie van de dichter. Zijn werk werd pas (her)ontdekt in de jaren ‟60, ten tijde van de neo -avantgarde.
1.2 Kosovels relatie met zijn thuisomgeving 14
Na het schetsen van de algemene historische omstandigheden, willen we nu inzoomen op Kosovels persoonlijke leefwereld en dan vooralwat betreft die uitzonderlijke streek van de Karst, die Kosovel zijn geboortestreek mocht noemen. We zullen proberen bepalen hoe Kosovel stond tegenover deze streek en op welke manier de Karst de dichter beïnvloed kan hebben en welke rol deze vervult in zijn denken en werk.Tevens zullen we pogen Kosovels indrukken te vergelijken met die van kunstenaars die ook afkomstig zijn uit de Karst. Het lijdt geen twijfel dat de Karst bij Kosovel een centrale plaats inneemt. Kosovels oudere broer, Stano Kosovel (Stano Kosovel 1970), vermeldt bijvoorbeeld dat Srečko zich kort na het platbranden van het narodni dom, het duidelijkste focuspunt van de Sloveen se aanwezigheid in Triëst, is beginnen bezighouden met de volgende thematiek: met de miserabele en verarmde Karst, die hij behandelde vanuit nationale en sociale standpunten. We kunnen vaststellen dat nationale en sociale thema‟s in verband met de Karst bi j Kosovel nauw verbonden zijn. Peter scherber (1991: 158) wijst uit dat het fundamentele concept van Kosovel deze regio is en ook de maatstaf vormt voor andere ruimtelijke concepten (Italië, Joegoslavië). Een belangrijk deel van zijn poëzie en proza bevat dat regionaal concept. De Karst wordt in de poëzie van Kosovel voorgesteld als een regio, die een bepaald ideaal vertegenwoordigt, een microkosmos, waarin het leven nog onaangetast is. Zadravec is van mening dat de Karst in het geheel de basis is voor h et paradigma van Kosovels dichterlijke en persoonlijke biografie, een b l i j v e n d s c h e m a v o o r z i j n l yr i e k e n p e r s o o n l i j k h e i d , w a n t v a n d a n a f a a n k e e r t h i j i n n e r l i j k e n f ys i e k t e r u g n a a r d e „ z o n n i g e K a r s t ‟ ( s o n č n i Kras). Als essentieel in zijn ervaring van zijn thuisomgeving fungeert zijn geschiedkundige waarachtigheid als reden voor het feit dat een gedicht van Kosovel niet slechts een sentimentele kleuring van de regio kon worden. (Zadravec 1986: 16 -17) Hij wijst de invloed uit van de gebeurtenissen op Kosovel en stelt dat de maalstroom van de oorlog, met al zijn schoften, zich in de dichter gekerfd heeft, vooral dan wat betreft de nationale catastrofe. Hij moet de morele dood gevoeld hebben, die de Europeaan raakte en zijn fundamenten schokte. In zijn perceptie fungeerde Slovenië als wisselgeld tussen haar imperialistische buren.(1986: 410) Zadravec (986:315) veronderstelt, dat Kosovel een nationale banneling was op eigen etnische bodem en daardoor k on en wou hij zijn artistieke gedachten niet lostrekken van de nationale idee. Hoewel hij die filosofisch heeft beschreven, romantisch of realistisch, betoverd, pathetisch of objectief met de details van de ruwe alledaagsheid in Primorska, in Koroški en oo k in Ljubljana, gebeurde dit altijd in een net van de objectieve tijd en ruimte. Zo heeft hij zich in geen enkele stijl verwijderd van de nationale idee, nog het minst in de Konsen, in 15
de welke hij de Italiaanse, Duitse en de Servische bourgeoisie nog directer aanviel. De Italiaanse bezetting en het plebisciet van Koroski waren voor hem een ware foltering, hij ervoer ze als een persoonlijke en nationale tragedie en vernedering. Het nationale leed herstelde zich als een motief van de Sloveense literatuur. De ballade over de mooie V i d a w e r d v o o r K o s o v e l a l s e e n p r o d u c t i e f c u l t u r e e l n a t i o n a a l s ym b o o l : “Het Sloveense volk is klein, maar het bemint. Het bemint en het lijdt v e e l . Z i j n s ym b o o l i s d e M o o i e V i d a , d a t i s h e t s ym b o o l v a n h e t liefdesleed. Uit dit nationale poëem vloeit de hele Sloveense literatuur voort die vervuld is van een zoektocht naar schoonheid en hoop.” 9 (III 464) Ivanka Hergold (1996) meent dat zonder begrip van Kosovels tijd geen echt begrip van zijn poëzie en haar problematiek mogelijk is. C laudio M a g r i s ( M a r i j a P i r j e v e c 1 9 9 5 : 5 0 1 ) b e w e e r t d a t i n d e l yr i e k v a n Kosovel het gefixeerde landschap en het lot ervan een universele extensie bereiken- de Karst en het Sloveense pariastatuut, dat een s ym b o o l w o r d t v a n d e a l g e m e n e s i t u a t i e e n d e t o e n m a l i g e E u r o p e s e beschaving. Marija Pirjevec (1995: 429) ziet het lot van Primorska na de eerste wereldoorlog als buitengewoon traumatiserend voor Kosovel. De omstandigheden in zijn smalle thuisland moeten hem des te meer gealarmeerd hebben, omdat hij ze gro tendeels kon observeren vanuit Ljubljana. Zijn ouders hadden hem daarheen gestuurd om zo Triëst te vermijden. Daar waren de omstandigheden wegens de nabijheid van het front immers, in vergelijking met de Ljubljaanse, nog zwaarder. We hoeven er niet aan t e twijfelen dat een catastrofe van een omvang als de Eerste Wereldoorlog een blijvende indruk nalaat op een gevoelig kind als Kosovel er één was. Oorlogen beïnvloeden alle facetten van het dagelijkse leven en dit meestal ten kwade. Kosovel heeft al deze traumatiserende indrukken in zijn korte leven nooit van zich af kunnen schudden. Boris Višnovec (2001) beschouwt Kosovel, de filmregisseur, dichter, s c h r i j v e r e n e s s a yi s t , P a s o l i n i j a e n d e s c h r i j v e r T o m i z z o a l s d r i e persoonlijkheden, die gevormd werden in het grensgebied tussen Slovenië, Furlanija en Istrië. Ze werden gedefinieerd door de omstandigheden en hun kindertijd, die ze doorbrachten in dat grensgebied, dat hen elk apart beïnvloed heeft en er voor gezorgd heeft dat ze heel hun leven gespendeerd hebb en als kunstenaars, interpretators en zieners. Deze provincie heeft raakpunten met drie grote groepen van Europese volken en vormde aldus een voor de hand liggend toneel waarop zich voortdurend ruzies, bloedige afrekeningen en uitingen van intolerantie afs peelden. We kunnn er vanuit gaan dat 9
“Slovenski narod je majhen, toda ljubi. Ljubi in veliko trpi. Njegov simbol je Lepa Vida, to je simbol trpeče ljubezni. Iz te nacionalne poeme se razvija vsa slovenska literatura, polna iskanja lepote in upanja.” (III 464)
16
dit beeld van een conflictueus grensgebied, het beeld moet geweest zijn dat ook de kunstenaars uit deze regio bepaald heeft. Natuurlijk willen ze als kunstenaars de gevestigde waarden overstijgen en zich verdiepen in de natuur van het menselijke bestaan. Tegelijkertijd proberen ze ook een uitweg aan te wijzen. De weerspiegeling van deze conflictueuze situatie in de breuk van de geschiedkundige omstandigheden, locale beïnvloedingen en onzekerheid, vertoont zich bij elk van deze drie kunstenaars, zij het elk op hun manier, met vertwijfeling en rusteloosheid. De uitwendige omstandigheden vloeien over in de innerlijke wereld van een mens, die te maken krijgt met onzekerheid en persoonlijk innerlijk conflict. In Kosovels loven van „de rode dageraden‟ („rdeče zarje) staat een beweging van buitenaf, van de reële wereld, voor de verwachting van een betere wereld. Dit heeft ook als herkenningspunt, dat de dichter zich niet goed voelde in zijn tijd noch in de streek, waarin hij le efde, en dat hij ook een beter leven verwachtte bij de aankondiging van veranderingen. Naarmate de tijd van oorlog en afrekeningen verstreek, rees er tijdelijk hoop, die echter verloren ging in een nog gruwelijkere tijd van toekomstige conflicten. Wat Višnovec beschouwt als de fundamentele beïnvloeding van de artistieke persoonlijkheid, mede bepaald door de geschiedkundige achtergrond en de geografische gebeurtenissen, kunnen we grotendeels naar waarheid vaststellen voor Kosovel. Misschien moeten we ook Kosovels feitelijk inzet voor de Sloveense zaak benadrukken, want bij hem gaat het niet enkel om het zoeken van een uitweg door de kunst, maar bij hem dient kunst ook als een manier om tot actie aan te sporen. Kosovel zelf hield het bijvoorbeeld niet bij t heoriseren alleen, maar was ook heel actief in de literaire wereld van zijn tijd en organiseerde tal van voordrachten. We kunnen stellen dat hij zijn tomeloze energie wilde overbrengen op een hele generatie (en zichzelf hierbij wellicht opgebrand heeft). Kosovel beperkte zich als kunstenaar zeker niet tot alleen maar schrijven en had een hartsgrondige hekel aan de l‟art pour l‟art beweging. Het is heel duidelijk dat hij de oplossing zich zag in actie, in niet aflatende arbeid voor de toekomst. Om kort te gaan, de nationale idee was voor Kosovel het antwoord op de objectieve historische waarachtigheid, hij heeft deze ervaren als een deel van zijn innerlijke en historische zijn, als iets existentieels en daardoor als een fundamenteel motief van zijn kunstena arsschap. We kunnen uit het voorgaande concluderen dat de Karst hem sterk beïnvloed heeft, zoals dat ook het geval is bij andere kunstenaars die voortgekomen zijn uit deze streek. De Karst is een centraal motief in K o s o v e l s w e r k . D e s i t u a t i e i n d e K a r s t s t a a t s ym b o o l v o o r d e a l g e m e n e situatie in de wereld. Daarnaast vertegenwoordigt de Karst bij Kosovel ook een zuiver ideaal, iets ongerepts, een rustpunt waar de dichter zijn h e l e l e v e n l a n g , z o w e l f ys i e k a l s i n g e d a c h t e n n a a r t e r u g k e e r t .
1.3 de pijnbomen en moeder en vader 17
In dit kapittel zullen we de motieven die verbonden zijn met de thuisomgeving behandelen; hoe de dichter tot deze motieven kwam, hoe ze tot uiting komen in zijn werk en welke bedoeling er achter schuil g a a t . W e z u l l e n o n s h i e r b i j b e p e r k e n t o t d e t w e e b e l a n g r i j k s t e s ym b o l e n v a n d e K a r s t , d i e w e h e b b e n g e t r a c e e r d i n K o s o v e l s w e r k : h e t s ym b o o l v a n d e p i j n b o m e n e n h e t s ym b o o l v a n d e m o e d e r , d a t z i c h n o g v e r b i n d t m e t d e r o l v a n d e v a d e r . E r z i j n e c h t e r n o g a n d e r e s ym b o l e n v e r b o n d e n met de thuisomgeving, maar deze zijn niet zo uitgesproken. Laat ons beginnen met het gedicht in proza de verdwaalde pijnboom (Izgubljeni bor) waarin Kosovel de twee motieven, die zich bij hem vertonen in verband met de problematiek van nationaliteit en moederland verbond: “Ze hebben heel de Karst gekapt. Die bomen, die mij zwart, donker en s t i l b e g r o e t t e n b i j m i j n t e r u g k e e r u i t h e t b u i t e n l a n d 10, z i j n e r n i e t m e e r . Onbebouwd land, onbebouwd land, overal in de ronde. Rotsen en een jeneverbesstruik en sterren, tussen hen in ligt mijn weg. En ons dorp is een graf. Mijn moeder is er niet meer, nergens, helemaal nergens. Och, zat ik maar geknield voor haar, kuste ik maar die witte, uitgeputte hand, ik zou knielen op een scherpe rots, zodat mijn benen zouden beginnen bloed en: Moeder. Een verdorde plek. Het is stil. Een kerkhof. Moeder is er niet. Slechts daar in de verte, in het dalen tussen de rotsen en de jeneverbesstruiken, groeit de verdwaalde pijnboom, die ze nog niet geveld hebben. Hij is alleen; ik zie het, donker v an angst en zwijgzaam. Ik ga bij hem, kniel en ik schreeuw uit: “Waarom hebben jullie deze v e r d w a a l d e p i j n b o o m n o g n i e t o m g e h a k t ? ” 11 ( I I 2 7 0 ) Zadravec meent, dat de talrijke gedichten met het moedermotief tonen, hoe diep en ook waardoor zijn moeder zo een diepe indruk nagelaten heeft op zijn leven en zijn dichterschap –in de schetsen „achter de bergen‟(Za gorami) is de moeder “de spiritus movens en het werkpatroon, die de gelaten student de ledige, passieve dromer a a n s p o o r t t o t n i e u w e a c t i e ” 12 ( Z a d r a v e c 1 9 8 6 : 3 8 9 ) .
10
Hier wordt duidelijk aangetoond dat Kosovel Ljubljana niet beschouwde als zijn thuis, maar dat zijn geboortestreek, de Karst, fungeerde als moederland. 11 Ves Kras so posekali. Tistih borov, ki so me črni, temni in tihi pozdravljali ob povratku iz tujine, ni bilo več. Gmajna, gmajna vse naokoli…Skale in brinje in zvezde, med njimi moja pot. In naša vas je grob. Moje matere ni več, nikjer, nikjer. Joj, da bi bila, poklenil bi pred njo, poljubil tisto belo, izmučeno roko, poklenil bi na ostro skalo, da bi noga zakrvavela: Mati. Goličava. Tiho je. Grobišče. Matere ni. Edino tam v dalji, v dolini med skalami in brinjem, rase bor, izgubljen bor, ki ga še niso posekali. Sam je; vidim, od groze teman in molčeč. K njemu grem, pokleknem in zavpijem: “Zakaj niste posekali še tega izgubljenega bora?” (II 270) 12 “spiritus movens in delovni vzor, ki vzdigne resigniranega študenta iz praznega, pasivnega sanjača k novim dejanjem” (Zadravec 1986: 389)
18
A l s w e d u s d e m o e d e r a l s e e n s ym b o o l v o o r h e t t h u i s l a n d b e s c h o u w e n , kunnen we in die zin samenvatten, dat dit begrip moeder – thuisland het motief van Kosovels kunstenaarschap was, nauw verweven met de nationale thematiek. Gedichten over moeder vinden we reeds in het eerste boek van het verzameld werk, Anton Ocvirk noemt in de noten de reeks gedichten op de pagina‟s 116 -123 de moedergedichten (materinske pesmi). In het gedicht Een ochtend in de herfst (jesensko jutro) verwoordt hij in de eerste strofe het motief van het dorp in de Karst, dat in de tweede strofe uitdraait op de vaststelling dat zijn moeder gestorven is: To je zvon, glas njegov iz kraške vasi prihaja, jutro je sivo in mrzlo in moja mati vstaja. Romar pomisli: zvon, ki v temno jutro zvoni, moje matere, moje matere več ne prebudi… Dat is de klok, haar stem komt uit het dorp in de Karst, de ochtend is grijs en koud en mijn moeder staat op. De pelgrim denkt: de klok, die op die donkere ochtend weerklinkt, zal moeder, mijn moeder niet meer wekken… Ocvirk heeft in een noot bij dit gedicht geschreven, dat in Kosovels l yr i e k v a a k , d e e n e k e e r a l w a t o p v a l l e n d e r d a n d e a n d e r e , d e a n g s t opduikt dat zijn moeder plotseling zou sterven, en stelt dat zijn angsten onterecht waren, daar zijn moeder pas tien jaar ná hem gestorven is. (I 452). Wij vinden dat het motief van de moeder en de angst voor haar overlijden bij Kosovel niet slechts een feitelijke angst,dat zijn moeder zou sterven, omvat, maar dat het motief van de moeder symbool staat voor zijn smalle thuisland -de stervende Karst. Ook in zijn overpeinzingen, brieven en dagboeken zegt Kosovel nergens dat zijn moeder zal sterven, hoewel de motieven, die we vinden in zijn poëzie, gewoonlijk ook opduiken in andere notities. Het motief van de moeder duikt het vaakst op in verb and met het gevoel van vervreemding van de dichter en zijn verlangen om terug te keren naar zijn echte geboorteland, naar zijn thuis. Zo spreekt hij in het gedicht Ik zie je, moeder (vidim te, mati) over zichzelf als over een
19
reiziger, die zijn moeder, die hem trouw thuis opwacht, belooft dat hij zal terugkeren en voor altijd thuis zal blijven. Net zo opvallend verschijnt in het gedicht Ik zou zingen (pel bi) een moeder die op haar zoon wacht, die de weg zoekt: Pel bi, kako čaka mati vse dni a sin, sin išče drugih poti… Ik zou zingen, hoe moeder alle dagen wacht, maar de zoon, de zoon zoekt, andere wegen… Het ligt voor de hand dat Kosovel als jongste kind, en met zijn gevoelige persoonlijkheid, een bijzondere relatie had met zijn moeder, maar in zijn gedichten is toch niet zij bedoeld, maar zijn geboortestreek. Natuurlijk ontwikkelde het motief van de moeder als thuisland zich wel gedeeltelijk uit deze feitelijke relatie met zijn moeder. In de noot bij het gedicht Moeder wacht (Mati čaka), waar het motief van de moeder die wacht bij het verlichte raam, verschijnt, schrijft Ocvirk dat moeder, als ze Kosovel thuis verwachtte voor de feestdagen, een petroleumlamp bij het raam plaatste, die de dichter toescheen in begroeti ng, want het betekende dat ze hem thuis verwachtten. Geleidelijk aan is het plaatsen van een lamp bij het raam een echt ritueel geworden, ook ‟s ochtends vroeg, wanneer hij vertrok naar het station in Seţana, om af te reizen n a a r L j u b l j a n a . Z o o o k m o e t h e t l i c h t b i j h e t r a a m i n z i j n l yr i e k uitgegroeid zijn tot iets intiems, persoonlijk belangrijk, kort samengevat, van vrede en geluk, en omgekeerd geldt dat als er geen licht bij het raam zou zijn, er sprake zou zijn van een gevoel van dakloosheid en dood (I 453-454). Ocvirk verbindt dus het motief van dakloosheid alleen met het o n t b r e k e n v a n l i c h t b i j h e t r a a m , n i e t e c h t e r o o k m e t h e t s ym b o o l v a n het thuisland, waarvan de dichter vreest dat het er binnenkort niet meer z a l z i j n . E e n d e r g e l i j k e s ym b o l i e k v e r s c h i j n t e c h t e r d o o r h e e n h e e l h e t gedicht Mati čaka (moeder wacht). Zo wordt in de tweede strofe het licht niet enkel symbool van het thuisland, maar ook van de taal, wat we kunnen begrijpen als de vrees dat die taal zal verdwijnen. Opnieuw verschijnt bij het motief van moeder en van het licht, het motief van vervreemding:
Mati, poglej: nič nočem več od sveta,
20
reci besedo, besedo, besedo od srca, da bo v njej mirna luč zame, ki tavam okrog ubit, ubit. Moeder, kijk, ik wil niks meer van de wereld, Zeg een woord, een woord, een woord vanuit het hart, laat er licht in zijn voor mij, die gedood, gedood rondzwerft. Het motief van vervreemding of van zwerven door de wereld verschijnt ook samen met het motief van de moeder in het gedicht Moeder (mati): Jaz sem kot drevo izruto, jaz po svetu moram, moram, če ne, vzrastem v tvoje srce, mati dobra, ali modro goro. Ik ben als een ontwortelde boom. ik moet, moet door de wereld, indien ik niet, opbloei in jouw hart, goede moeder, of blauwe berg. Uit dit gedicht blijkt duidelijk dat Kosovel met het woord moeder heel wat anders bedoelt dan Katerina Stres, de vrouw die de dichter het leven schonk (de vergelijking van moeder met blauwe berg zou anders bijzonder vreemd aandoen). Hij heeft het over zijn geboortestreek die hij verlaten heeft, maar waar hij duidelijk n iet zonder kan. Alleen daar in de Karst voelt hij zich thuis, alleen daar komt de dichter tot zichzelf. Zadravec (1986: 56, 74 -75) ziet de moeder in Kosovels poëzie, bij eenzaamheid en leed, als extra krachten, ook als verlossend principe tegenover de wezenlijke angst, die hij beleefde als gevolg van het verstikkende gevoel van de westerse cultuur en als een of andere noodlottige component van het universele leven. De intensiteit van het moedermotief schijnt hem des te belangrijker toe, omdat hij in de moeder ook al het ingebedde principe van “de nieuwe mens” ervoer (“novi človek”)- de ethische mens, overeenkomstig met die expressionisten die de vrouw/moeder verschuldigd zijn voor de geboorte van de nieuwe mens. Een dergelijke rol van de moeder kunnen we verstaan uit het artikel De Sloveense vrouw (Slovenska žena), in hetwelk hij zegt dat wanneer de Sloveense vrouw geboren wordt, de bergen schreeuwen (“ko rodi naša ţena kriknejo gore”). In dit essay benadrukt hij nog een andere eigenschap van de moeder -thuisland, namelijk haar wil, haar volharding om nooit te wanhopen. In deze context kunnen we het thuisland, de realiteit, die uitgebeeld wordt door h e t s ym b o o l v a n d e m o e d e r , b e s c h o u w e n a l s e e n p l e k v a n r e d d i n g v o o r de mens; de moeder, dus het thuisland van de dichter, is of zal het land zijn dat die deze nieuwe mens zal baren.
21
Volgens ons bestrijdde Kosovel met dit begrip moeder ook zijn aangeboren levensangst, een angst en een onrust die hem voortstuwden op zijn artistieke weg. Het motief fungeerde voor hem als een rustpunt. Kosovel voelde zich bedreigd en volgens ons w ilde hij deze (zowel rationeel als irrationeel) vrees via zijn dichtwerk van zich afschudden. Scherber (1991: 160) echter stelt de concepten van thuisland en moeder expliciet niet gelijk, maar stelt, dat Kosovel tot beide dezelfde relatie had: “Hij voelt zich schuldig, omdat hij zich verwijderd heeft van zijn t h u i s l a n d ( e n v a n z i j n m o e d e r ) ” 13 Het thuisland, als een moeder die hem bij zich roept, betekent voor hem ook een plek van vrede en herstel, dit in contrast met het buitenland, zoals volgens ons bl ijkt uit het volgende fragment: “In het buiteland werd ik ziek. In de koortsdromen leek het mij, dat ik tussen de rotsen en de pijnbomen een witte weg zag, erboven een asachtige hemel, dat ik rondom de stilte van de herfst voelde. Het scheen mij toe alsof de pijnboom sprak, dat de weg mij riep. Het leek mij dat het hart van moeder mij riep: “Kom terug en ik maak je beter!” Wanneer ik wakker schoot en terug tot mezelf kwam, herinnerde ik mij dat het de weg was, langs dewelke ik voor het eerst naar het buit enland gegaan ben. I k k e e r d e t e r u g n a a r d e K a r s t e n w e r d b e t e r . ” 14 ( I I 2 0 0 ) Zijn geboorstestreek blijkt voor de dichter dus over bepaalde speciale eigenschappen te beschikken, ondere andere helende krachten zoals duidelijk is uit het voorgaande. I n z i j n b r i e f a a n O b e r e i n g e r 15 v a n 2 7 j u l i 1 9 2 1 n o e m t h i j d e a a r d e v a n thuis “moeder aardetje” (mater zemljico) (III 327) E e n s ym b o o l , s t e r k v e r w e v e n m e t h e t t h u i s l a n d , v o r m e n o o k d e pijnbomen, die in de context van de Karst ook een echte concrete betekenis hebben. Zadravec (1986: 16-17) vermeldt dat er een pijnboom voorkomt in minstens zeventien gedichten. Hierbij erkent hij echter dat het aantal nog niks zegt over de esthetische kracht van de pijnboom in deze gedichten, maar hij waarschuwt ervoor dat deze boom to t de focus van Kosovels metaforiek behoort; de pijnboom is voor hem het pittoreske beginpunt voor de nationale onderwerping.
13
“Počuti se krivega, ker se je oddaljil od domovine (in od matere).” (Scherber 1991: 160)
14
“V tujini sem zbolel. Sredi mrzličnih sanj se mi je zdelo, da vidim belo cesto med skalami in bori, nad njo pepelnato nebo, da čutim okoli tisto jesensko tišino. Zdelo mi je govori bor, da me kliče cesta. Zdelo se mi je, da me kliče materino srce: “Vrni se in te ozdravim!” Ko sem se vzdramil in se zavedel, sem se spomnil, da je to cesta, po kateri sem šel prvič v tujino. Vrnil sem se na Kras in ozdravel.” (II 200) 15 Bedoeld is Nada Obereigner (1906, Buzet- 1962, Gorica). Ze leerde S.K. kennen op school in Ljubljana. Ze was actief in een literaire kring en publicieerde gedichten in „Lepa Vida‟ en „Nov Kres‟. Ze volgde ook les aan de theaterschool in Ljubljana en in de herfst van 1925 ging ze studeren aan de Academie voor muziek en podiumkunsten. Na haar huwelijk ging ze niet verder op deze artistieke weg.
22
D e p i j n b o m e n z i j n d u s e e n s ym b o o l v a n h e t S l o v e e n s e k a r a k t e r . D e z e worden door het fascisme vernietigd en daarmee wordt ook het thuisland-moeder vernietigd, dat er niet meer is. Het motief van de moeder als een dood thuisland en het motief van identificatie met de pijnboom komen voor in het gedicht in proza met de titel Voor een gesloten deur (Pred zaprtimi vrati): “Als er hier rotsen waren, zou ik gaan slapen tussen hen, koud als ze zijn, zou ik het warm hebben, in mijn schuilplaats zou ik spreken met die pijnboom, die nooit slaapt zoals ikzelf. Ik zou gaan knielen bij het graf van moeder en zou schreeuwen vanuit mijn gebroken ziel: Moeder! E n m o e d e r z o u m i j a n t w o o r d e n : A c h , w a t b e n j e l a n g w e g g e w e e s t . ” 16 ( I I 210) Op de dezelfde manier zoals het concrete motief van de moeder, wachtend bij het verlichte raam, op de terugkeer van de reiziger, u i t g e g r o e i d i s t o t e e n s ym b o o l v a n h e t t h u i s l a n d , i s o o k h e t enthousiasme van vader voor het idee voor de bebossing van de Karst m e t p i j n b o m e n , u i t g e g r o e i d t o t s ym b o o l v a n h o o p o p r e d d i n g v a n h e t thuisland. Zoals Stano Kosovel (1970) vermeldt, wilde de v ader van Kosovel, dat Srečko zou afstuderen in de technische wetenschappen en bosingenieur was geworden. De redenen voor een dergelijke keuze zien er als volgt uit: “De Karst was desolaat, bijna een onvruchtbaar plateau, dat de boeren weinig opleverde. Het was van de laagste graad van onontwikkeldheid. Het werk op de desolate bodem was inspannend en tegelijkertijd duur. Gelukkig werden er mannen gevonden die ontdekten dat de Karst geschikt is voor het cultiveren van wijngaarden. Maar het duurde te lang, tot de specialisten er zich over uitspraken. Het was enkel nodig om de arme, stenige grond voor te bereiden, te onderzoeken en te a n a l ys e r e n . D a t g e b e u r d e o o k . D a a r n a z i j n e r h o u t v e s t e r s g e k o m e n m e t jonge bomen van de pijnboom, die het meest geschikt en res istent is voor de groei in de stenige aarde. De zwarte pijnboom zou in de Karst de aarde moeten verbeteren, de vegetatie veranderen en de noordenwind opvangen die de rode aarde van de Karst in zijn greep had. Met dichte aanplantingen werd niet enkel een bu ffer gecreëerd voor de noordenwind, maar ook voorwaarden voor overvloedige neerslag. De bewoners van de Karst hadden altijd al vochtigheid gewild, meer regen en minder droogte, dewelke altijd hun land getroffen had. Met de aanplanting van de zwarte pijnboo m zouden ook de lage struikpijnboom en de rozenbottel moeten verdwijnen. Dat was algemeen geschetst het plan voor de verbetering van de grond van de Karst - een zaak die tot op vandaag niet afgerond is, maar nog succesvol voortduurt. Het idee voor de bebossing van de Karst maakte de bewoners van de Karst enthousiast 16
“Če bi bile tukaj skale, bi šel med skale spat in med njimi, med mrzlimi, bi mi bilo toplo, v zavetju, govoril bi s tistim borom, ki ne spi nikoli kakor jaz. Šel bi in poklenil na materin grob in bi zakličal iz razbite duše: Mati! In bi mi odvrnila mati: Joj, kako dolge te ni bilo.” (II 210)
23
en ze eigenden het zich toe. Ook onze vader was overtuigd dat hij e i n d e l i j k e e n w e g n a a r e e n b e t e r e t o e k o m s t g e v o n d e n h a d . ” 17 ( S t a n o Kosovel 1970: 12-13) De pijnbomen hebben bij Kosovel een dubb ele betekenis. De beide s ym b o l i s c h e b e t e k e n i s s e n z i j n v e r e n i g d i n h e t g e d i c h t i n p r o z a D e verdwaalde pijnboom (Izgubljeni bor) , waarin de pijnbomen eerst en v o o r a l e e n s ym b o o l z i j n v a n h e t S l o v e e n s e k a r a k t e r , d e v e r n i e t i g i n g v a n deze jaagt de dichter angst aan bij zijn terugkeer in zijn thuisland, d a a r n a e c h t e r w o r d t d e e e n z a m e p i j n b o o m s ym b o o l v a n d e d i c h t e r s eigen vervreemding in de wereld en daarop volgt de wanhoop door het besef dat het moederland er voor hem niet meer is. Het motief van de pijnbomen duikt echter ook op in vele andere gedichten. Zo ook in waarschijnlijk het best bekende gedicht met die thematiek, namelijk het gedicht Pijnbomen (bori), de pijnbomen vertegenwoordigen de angst bij het gevoel van vernietiging van het thuisland. Ook het motief van de roep tot actie verschijnt. Deze kunnen we verstaan met het erkennen van hoe de vader van Kosovel de rol van de pijnbomen in de Karst zag – in het gedicht vinden we namelijk een dialoog met de pijnbomen als vertegenwoordigers van het Sloveense karakter of Kosovels smalle thuisland. De dichter vraagt hen –de bomen- ook of zijn vader hem soms roept. Die kreet kunnen we in de context van de gebeurtenissen in de Karst zien als een oproep tot daadwerkelijke actie voor de redding van het thuisland: Trudno sanjajoči bori, ali umirajo mi bratje, ali umira moja mati, ali kliče me moj oče? Moeilijk dromende pijnbomen, sterven mijn broeders, sterft mijn moeder, of roept vader me? Zadravec (1996: 78) stelt in het vadersmotief de pijn vast, dat de buitenlander de nationaal bewuste mens vervolgt, zijn gezin in gevaar brengt en zijn culturele scheppingskracht in de nationale geest 17
“Kras je bil pusta, skoro nedrodovitna planota, ki se je obdelovalcem slabo obrestovala. Tičala je na eni najniţnih stopenj nerazvitosti. Delo na pustih tleh je bilo naporno, hkrati pa drago. K sreči so se našli moţje, ki so odkrili, da je Kras primeren za gojitev vinske trte. Toda trajalo je precej dolgo, preden so strokovnjaki o tem izrekli svojo besedo. Pusta, kamenita je bilo treba šele pripraviti, raziskati in analizirati. Tudi to se je zgodilo. Potem so prišli logarji s sadikami črnega bora, ki se je zdel najprimernejši in najodpornejši za rast na kameniti zemlji. Črni bor naj bi na Krasu preustvaril, izboljšal zemljo, spremenil vegetacijo in se ustavljal burji, ki je zavijala čez kraško gmajno. S strnjenimi nasadi ne bi le ustvarili ovir za burjo, ampak tudi pogoje za obilje padavin. Kraševci so se si od nekdaj ţeleli vlage in mokrote, več deţja in manj suše, ki je vedno pestila njih deţelo. Z nasadi črnega bora bi moralo izginiti tudi nizko grmičevje bora in šipka. To je bil v glavnem načrt za melioracijo kraških tal –stvar, ki še danes ni dognana do konca, se pa uspešno nadaljuje. Idea pogozdovanja Krasa je navdušila Kraševce, ki so jo sprejeli za svojo. Tudi naš oče je bil prepričan, da je končno najdena pot v boljšo prihodnost.” (Stano Kosovel 1970: 12-13)
24
onderdrukt. De vader verschijnt in het gedicht als een symbool van het verzet tegen het geweld. In het gedicht Vader (oče)stelt hij vast dat de dichter erkent waar hij zijn nationale trots en een deel van zijn esthetiek en poëtica gehaald heeft: Vse sem dal sinu, ostal sem sam, čudno mrzel je naš hram. Čudno, čudno stresa. Kje je, o, kje je, kje, moj sin, bo šel preko mojih stopinj? Zunaj stresa drevesa. Ik heb mijn zoon alles gegeven. Ik ben alleen achtergebleven, ons huis is wonderlijk koud. Wonderlijk, wonderlijk schudt het. Waar is hij, o, waar is hij, mijn zoon, waar, zal hij In mijn voetsporen treden? Buiten schudden de bomen. Het hoeft ons niet te verbazen dat Kosovels vader het kunstenaarsschap van de dichter beïnvloed heeft. Elk kind is immers een product van zijn ouders en een zoon probeert op één of andere manier toch in het voetspoor te treden van zijn vader. Kosovel wer d geen bosingenieur, maar omarmde gretig het idee van de pijnbomen, waar zijn vader veel hoop in vestigde, en verwerkte dit idee in zijn dichtwerk en verbond het met een oproep tot actie. In het gedicht Pijnbomen (bori) verschijnt ook het behandelde motie f van moeder-thuisland, dat sterft. In verband met de pijnbomen verschijnt nog één relatie tot hen, hij noemt ze namelijk zijn broeders, dus zoals al duidelijk was uit het gedicht in proza de verdwaalde pijnboom identificeert de dichter zich met hen. De va der zag in de pijnbomen, zoals Stano Kosovel stelt, een concrete mogelijkheid voor de redding van de Karst en daaruit kunnen we de identificatie van de dichter met de pijnbomen verstaan als een begrip van zijn rol als dichter als iemand die, ondanks moment en van wanhoop, kan bijdragen tot de redding van het thuisland en de bewaring van het Sloveense karakter. Over de pijnbomen en hun rol bij het scheppen van de wereld van de nieuwe mensheid, van de nieuwe toekomst, spreekt hij zich ook uit in het manifest Aan de mechaniciens! (Mehanikom!) We kunnen vastellen dat Kosovel geloofde dat de voorwaarden voor een nieuwe, betere toekomst zouden voortvloeien uit de pijnbomen. Deze scheppen de voorwaarden voor een nieuw, gezond leven, in tegenstelling tot de rotheid van de oude wereld, de wereld van het kapitalisme,uit het volgende fragment komt, tussen haakjes, ook Kosovels ongebreidelde en aanstekelijke begeestering naar voren. We komen er later nog op terug, maar zij die in Kosovel vooral een pessimistisch dichter zien, hebben het volgens ons, bij het verkeerde eind:
25
“Doe de ramen open! De stormige lucht komt in de kamer, de nieuwe atmosfeer neemt vorm, vol van ozon, vol van krachtige gezondheid! (de o z o n k o m t v o o r t v a n d e p i j n b o m e n ! ) ” 18 ( I I I 1 1 4 ) Uit al het voorgaande kunnen we tenslotte concluderen dat de drie behandelde motieven duidelijk voortvloeien uit Kosovels persoonlijke omgeving. Het motief van de moeder gaat gedeeltelijk terug op zijn f ys i e k e m o e d e r . I n z i j n g e d i c h t e n s t a a t d i t b e g r i p v a n m o e d e r e c h t e r voor zijn land dat bedreigd wordt, en stervende is. Niets wees er i m m e r s o p d a t z i j n f ys i e k e m o e d e r d r a z o u k o m e n t e s t e r v e n . H e t m o t i e f van de pijnbomen vloeit ook rechtstreeks voort uit Kosovels t h u i s o m g e v i n g . D e b o m e n w a r e n f ys i e k a a n w e z i g e n w e r d e n d o o r d e Italiaanse autoriteiten omgehakt. Hierdoor vereenzelvigde Kosovel zich m e t d e z e v o o r z i j n g e b o o r t e s t r e e k t yp i s c h e b o o m . Z e g i n g e n v o o r h e m s ym b o o l s t a a n v o o r d e v e r d r u k t e s i t u a t i e v a n z i j n S l o v e e n s e landgenoten. Het motief krijgt extra kracht als we wete n dat Kosovels vader de oplossing voor de situatie van zijn streek net in deze pijnbomen zag. Te meer nog daar zijn vader graag gezien had dat Kosovel concreet tot de oplossing zou bijgedragen hebben als bosingenieur. Kosovel werd geen bosingenieur, maar w erd door het plan van vader toch beïnvloed; hij verwerkte het motief van de pijnboom in zijn dichtwerk en riep deels via hen op tot actie, tot het vinden van een oplossing, mede hierdoor zag Kosovel de redding in werk.
18
“Odprite okna! Nevihtni zrak prihaja v sobo, novo vzdušje nastaja, polno ozona, polno krepkega zdravja! (Ozon prihaja od borov!)” (III 114)
26
2 Het Primorska van Kosovel en het Silezië van Bezruč Maria Pirjevec (1972), stelt in haar artikel „de mens van de Karst en zijn naoorlogse lot‟ (Kraški človek in njegova povojna usoda) net als Kosovels broer Stano over Kosovels poëzie, dat het nationale vraagstuk in Kosovels Karstpoëzie nauw verweven is met sociale motieven, en ze wijst op de invloed van de Tsjechische proletarische schrijver Vladimir Vaška- Peter Bezruč.In het volgende hoofdstuk zullen we deze figuur nader toelichten en proberen uitmaken of er inder daad gelijkenissen zijn tussen de twee dichters en of er sprake is van beïnvloeding.
2.1 Peter Bezruč We zullen eerst de situatie schetsen die Bezruč betreurde en waaraan hij zijn dichtwerk gewijd heeft. Anders dan in de Karst kwam in het sterk geïndustrialiseerde Silezië de sociale problematiek niet voort uit een daadwerkelijke miltiair -politieke inlijving door een buitenlandse mogendheid, maar uit de massa mijnwerkers en staalarbeiders en de uitbuiting van de buitenlandse kapitalisten, deze situatie was bijzonder teneerdrukkend, zoals blijkt uit het volgende: “In de verte aan de nachtelijke hemel gloeit het bloedrode vuur van de ijzergieterijen, donderende en knisperende machines koelen het ijzer van de hoogovens af als een onafgebroken lied van suprem atie: de hele streek is in de ban van het triomferende kapitaal, het harde land is opgebouwd in het land, wrede arbitrariteit. En van Ostrava over de grens tegenover het Poolse Ostrava, Petrvaldo, Orlova, Dormbrova, Karvina, Poremba en Lazama strekt de don kere gordel van de mijnschachten zich uit –het zwarte en trieste koningrijk omhelst in zijn regio duizenden mijnwerkers. En al die schachten en ijzergieterijen zijn in buitenlandse handen, die kunnen bogen op hun eigen kracht en weten t e o n d e r d r u k k e n … ” 19 ( M a r t i n e k 1 9 1 9 : 4 ) Bovendien verscherpte de problematiek zich nog toen er een massa arbeiders begon aan te komen uit Galicië, omdat de lokale bevolking niet langer volstond. Deze nieuwkomers hadden culturele achterstand, alcoholisme en een wijdverspreide o ngeletterdheid als eigenschappen. Deze immigratie en gewelddadige germanisatie leidden er toe dat de
19
“Daleč po nočnem nebu ţari krvavo ogenj vitkovskih fuţin, grmé stroji in cvrči ohlajevano ţelezo plavţev kakor nepretrgana pesem nadvlade: ves kraj je zaklet v oblast zmagovitega kapitala, zgrajena je trdna drţava v drţavi, vzakonjena kruta samovoljnost. In od Ostrave čez mejo proti poljski Ostravi, Petrvaldu, Orlovi, Dombrovi, Karvini, Porembi in Lazami se vleče temen pas rudniškov rovov- črno in toţno kraljestvo, objemajoče v svojem področju na tisoče rudarjev. In vsi rovi in vse te fuţine so v tujih rokah, ki se znajo opreti na svojo moč in znajo potlačiti k zemlji…” (Martinek 1919: 4)
27
onderdrukte bevolking wegtrok en dat de dorpen geleidelijk aan in buitenlandse handen terechtkwamen. De sociale druk was, zoals we reeds benadrukten, nauw verbonden met de nationale onderdrukking: “De nationale onderdrukking gaat hand in hand met deze sociale druk. Weliswaar is dit op zich maar één druk, maar wel te beschouwen van twee kanten. De sociale onderdrukker, de mijnheer van de ijzergieterijen en de mijnen, draineert de mensen niet enkel van hun f ys i e k e k r a c h t e n , m a a r o n t n e e m t h e n o o k h u n t a a l , d e w e l k e h i j u i t d e kantoren wil duwen en probeert te ontrekken aan de kinderen op school. Al deze sociale tegenstanders zijn tegelijkertijd ook haters van h et volk. De sociale mens, de slaaf van de zwarte mijnen en de schietende vlammen, is tegelijk beroofd van zijn nationale rechten, neergetrapt als mens en als Tsjech. De klassenkwaal kruist hier niet met de nationale pijn, maar verergert die alleen. Onder d e druk van de kapitalistische overmacht verduitsen de gemeenschappen, denationaliseren zich hele families: buitenlandse scholen vol met daarheen verdreven Tsjechische k i n d e r e n . ” 20 ( M a r t i n e k 1 9 1 9 : 4 - 5 ) We kunnen concluderen dat er in de respectieve streken van de dichters (Silezië/Primorska) er enkele zaken grondig fout zaten. Onze vraag is nu hoe beide dichters deze omstandigheden verwerkt hebben, welke visie zij hier op hebben en welke gelijkenissen of verschillen wij hierbij kunnen vaststellen.
2.2 Peter Bezruč bij de Slovenen Als we willen weten of er sprake kan zijn van beïnvloeding moeten we allereerst zeker zijn dat Bezruč ten tijde van Kosovel hoegenaamd gekend was in Slovenië. Dit is echter met zekerheid te zeggen. Over de gelijkenis tussen het lot van het volk waarop Bezruč –Vladimir Vašek met zijn echte naam - zich richt en het Sloveense volk, hadden zich immers reeds Sloveense intellectuelen en kunstenaars gebogen vóór Kosovel. De Slovenen hebben Bezruč namelijk reeds in het jaar 1903 leren kennen, toen de Tsjechische krant De tijd (Čas) een eerste verzameling van zijn Silezische gedichten publiceerde, zodat ze toegankelijk werden voor Sloveense studenten in Praag. Anton Kristan sprak zich in Slovan 1903/04 al uitgebreid over hem uit en publiceerde daarin als eerste enkele verzen van Bezruč in hun originele versie, voorzien van een vertaling in proza van zijn hand. Hierbij zijn vooral zijn benadrukking dat de Tsjechen uit deze gedichten ondersteuning 20
“In s tem socijalnim pritiskom hodi roko v roki narodnostno zatiranje. Pravzaprav je to le en sam pritisk, toda opazovan z dveh strani. Socijalni zatiralec, gospod fuţin in rudnikov, ne izsesava ljudem samo njih fizične moči, ampak jim odvzemlje tudi jezik, ki ga potiska iz uradov in poskuša izruvati deci v šoli. Vsi ti socijalni nasprotniki so obenem tudi narodni sovraţniki. Socijalni razdedovanec, suţenj črnih jam in švigajočih plamenov, je hkrati oropan tudi svojih narodnih pravic, teptan kot človek in kot Čeh. Razredna bol se tu ne kriţa z narodno boljo, ampak jo le povečuje. Pod pritiskom kapitalistične premoči se ponemčujejo občine, se raznarodujejo celi rodovi; tuje šole polni tja nagnana česki otroci.” (Martinek 1919: 4-5)
28
zullen putten in hun sociale strijd tegen hun bes taan, en de suggestie, die hij de Slovenen in verband hiermee geeft, belangrijk: “Ook voor de Slovenen zouden zulke sterke geluiden nodig zijn…En ons Karantanië, wiens lot gelijk is aan het lot van Silezië, zou het nog v e e l m e e r n o d i g h e b b e n ! ” 21 ( B o r š n i k 1 9 5 8 : 3 0 2 ) Verder hebben ook Albin Ogris en Ivan Lah, twee Praagse studenten en aanhangers van het nationale radicalisme, in het jaar 1911 in de Sloveense kranten over Bezruč geschreven, de eerste in het nationaal radicale magazine Omladina, de tweede in de Ljublaans e Klok (Zvon). Ook Ogris benadrukte het uitsterven in Karantanië –het Sloveense Silezië- dat hetzelfde uitsterven kent als Silezïe - het Tsjechische Karantanië. Zodoende verschaften de toenmalige Praagse studenten Alojz Gradnik en Oton Ţupančič materiaal, zodat deze in het jaar 1911 in het sociale magazine „Naši zapiski‟ Sloveense vertalingen van Bezruč publiceerden. Fran Albrecht, de vertaler van het hele boek van Bezruč, een vertaling die Kosovel vast gelezen heeft (Ocvirk I 469), heeft de vertaling van Ţupančič opgenomen in zijn bundel, de andere heeft hij echter zelf gedicht voor het boek, dat verscheen in het jaar 1919 -als eerste op zichzelf staande publicatie van Bezruč in Sloveense vertaling (Boršnik 1958)-, wat eveneens wijst op het besef van de v erbondenheid van het lot van Silezië en dat van het toenmalige Slovenië. Het werk van B e z r u č w e r d o o k e e n s ym b o o l v a n v e r z e t t e g e n h e t b u i t e n l a n d s e g e w e l d . Marja Boršnik (1958: 309) spreekt zelfs over een brief van Bezručaan Onton Berkopec uit het jaar 194 6, die getuigt dat Bezruč bijgedragen heeft aan de strijd van de Slovenen van de Karst en de kuststreek voor nationale en politieke onafhankelijkheid. Albrecht benadrukte bij de aankondiging van de uitgave van de Silezische gedichten, dat het werk van Be zruč “zo verwant is aan onze situatie, dat iedereen onder ons Bezruč zal ontvangen als de heraut van z i j n m e e s t g e h e i m e w e n s e n , v a n z i j n v e r l a n g e n . ” 22 ( B o r š t n i k 1 9 5 8 : 3 0 3 ) In de introductiepagina van de uitgave van Albrechts vertaling staat een begroeting van Bezruč aan de Slovenen, in dewelke hij de gelijkenis tussen de Slovenen en de Tsjechen benadrukt: “Ik groet jullie warm, tak van het verenigde Joegoslavische volk, een trots volk, sterk van karakter en eervol, het enige dat zich aan de zijde v a n h e t T s j e c h i s c h e v o l k g e s c h a a r d h e e f t . ” 23 ( B e r u č 1 9 1 9 : 1 )
21
“Tudi Slovencem bi bili potrebni Bezruči krepkih tonov…In naš Korotan, čigar usoda je podobna usodi Šlezije, bi ga potreboval še prav posebno” (Boršnik 1958: 302) 22 “tako sorodno našemu razpoloţenju, da bo vsak izmed nas sprejel Bezruča kot glasnika svojih najtanjših ţelj, svojega hrepenenja.” (Borštnik 1958: 303) 23 “Jaz pozdravljam goreče Vas, verjo enotnega velikega naroda jugoslovanskega, naroda ponosnega, značajnega in častnega, edinega, ki se je postavil ob bok českemu narodu” (Bezruč 1919: 1)
29
Ook Martinek wijst in een studie in het voorwoord tot de Sloveense vertaling op de gelijkenis tussen de Slovenen en de Tsjechen en wat Bezruč betreft, vestigt hij de aandacht op een hechte samenhang tusse n de sociale en de nationale problematiek: “Want er is geen Tsjechische dichter, en er zijn er weinig in de wereldliteratuur, die zo vurig de nationale en sociale onrechtvaardigheden zou gevoeld hebben, die zoveel dichterlijke kracht zou gehad hebben om zijn beschuldiging te uiten met harde, onvergetelijke woorden. En welk ander slavisch volk zou beter de donkere wanhoop en de zware dreiging kunnen begrijpen, die de dichter grijpen, als hij zoveel onrecht ziet, dan precies het Sloveense volk, dat evenzeer zoals de Tsjechische tak in Silezië blootgesteld is aan het v r e s e l i j k s t e n a t i o n a l e e n e c o n o m i s c h e g e w e l d ? ” 24 ( M a r t i n e k 1 9 1 9 : 2 ) Tussen de reacties op de publicatie van het boek, die vooral de artistieke kwaliteit van de dichter en de Tsjecho -Sloveense medewerking bloot stelden, bevond zich ook de mening van France Bevek, die in het katholieke magazine Dom in Svet de aandacht vestigde op de verwantschap tussen de tragiek van de noordelijke broeders en de tragiek van de Sloveense grensprovincies (Boršnik 195 8), hetgeen Kosovel ook uitgedrukt heeft in zijn “Bezruč -georiënteerde poëzie”. Interessant is ook de vraag, die Ante K. stelde in Zora, namelijk of de voorstelling van deze gedichten niet “de dichter bevrucht hebben, die o n z e p i j n z o u u i t b e e l d e n t e g e n o v e r d e w e r e l d . ” 25 ( B o r š n i k 1 9 5 8 : 3 0 4 ) . Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat Bezruč zeker gekend was bij de Slovenen en dat velen de gelijkenissen zagen tussen de Silezische omstandigheden en de Sloveense. Ook Kosovel heeft Bezruč zeker gelezen.
2.3 Peter Bezruč en Srečko Kosovel In dit hoofdstuk zullen wij ons afvragen of Kosovel beïnvloed werd door Bezruč, die in gelijkaardige omstandigheden schreef. Indien dit zo is, zullen we trachten de twee dichters te vergelijken, wat betreft de manier waarop ze omgaan met vergelijkbare omstandigheden. Boršnikova vermeldt dichters, bij wie de invloed van Bezruč duidelijk is. Ze vindt deze bij elk van zijn vertalers: Ţupančič, Gradnik en Albreht. Naast deze vermeldt ze nog de proletarische dichter Anton Tanec, Čulkovski, die ze een onartistieke herhaling van Bezruč verwijt, en daar tegenover: Srečko Kosovel, in wiens gedicht Kdo je hodil? (wie g i n g d a a r ? ) z e K o s o v e l s e r v a r i n g z i e t v a n B e z r u č a l s e e n s ym b o o l v o o r 24
“Kajti ni českega pesnika, in malo jih je tudi v svetovni literaturi, ki bi čutil tako vroče narodne in socijalne krivice, ki bi imel toliko pesniške sile, da izrazi svojo obtoţbo s trdimi, nepozabnimi besedami. In kateri drugi slovanski narod bi mogel bolje razumeti temni obup in teţko groţo, ki obhaja pesnika, ko vidi toliko brezpravja, kakor ravno narod slovenski, ki je istotako kakor češka veja na Šleţkem izpostavljen najhušemu nasilju narodnostnemu in gospodarskemu?” 25 “oplodilo pesnika, ki naj bi izpovedal pred svetom našo bol” (Boršnik 1958: 304)
30
een loodzwaar, bloedend offer voor de rechtvaardig heid, waarmee het offer van de Sloveense dichter zich verenigt “als een goed, wit lam” (“kakor dobro, belo jagnje”) (Boršnik 1958: 314). Voor beiden stelt ze dat ze putten uit hun verwante pijn. Ocvirk meent, dat onder zijn invloed die gedichten van Kosov el tot stand zijn gekomen, waarvan de thematiek de Karst is, die kreunt onder het fascisme (Ocvirk I 469) Kosovel vermeldt Bezruč bevoorbeeld in het gedicht Pot ob Soči (de weg bij Soča), dat zich in de laatste strofe verbindt met de historische situatie van de bezetting van het Sloveense territorium: Spomnil sem se na Bezruča in njegova Andraţa, pala noč je na sotesko, pala na visoke gore. Ik herinner mij Bezruč en zijn Andraž, de nacht is gevallen over het ravijn, gevallen over de hoge bergen. U i t d e b r i e f a a n C i r i l D e b e b e c 26 v a n 1 0 s e p t e m b e r 1 9 2 5 k u n n e n w e opmaken, wanneer en vanuit welke impuls hij deze “ Bezručkische” (“Bezručjanske”) gedichten, zoals hij ze zelf noemde, geschreven heeft: “Hier bij ons zijn zulke omstandigheden, dat ik soms helemaal razend ben en razend op alles. Dan zou ik het liefste hebben dat de hele wereld naar de duivel liep. En dan schrijf ik zo, zoals het instinkt het eist en niet het verstand. Je weet immers dat ik in een zelfbeheerste toestand, gematigd ben. Nu ontbinden ze onze verenigingen en stichten ze de “Lego nazionale”… De Joegoslavische delegaten drinken echter op de broederschap…etc. Nu weet ik tenminste dat nationalisme een leugen is. Maar genoeg nu. Ik heb hierover enkele gedichten geschreven, die al dit veroordelen en die zelfs “bezručkisch” zijn, maar het zijn de mijne en d e o n z e . ” 27 ( I I I 5 7 5 )
26
Ciril Debevec (1903, Ljubljana- 1973, Ljubljana) Kosovel kwam nauwer met hem in contact, na Debevec‟ terugkeer uit Praag, waar hij voor acteur had gestudeerd. Samen richtten ze de literair-dramatische kring “Ivan Cankar” op en namen ze de redactie van “Mladina” over. Toen Kosovel in de zomer van 1925 in Ljublana zonder dak boven zijn hoofd kwam te zitten, ving hij hem op in de woning in de Kriţevniška ulica, waar hij leefde met zijn stiefmoeder. Hier verzamelden zich vaak literaire zielsverwanten. Deze woning was Kosovels laatste verbijfplaats in Ljubljana. Vandaar is hij op 27 maart vertrokken naar Tomaj en zonder nog weer te keren. Ciril Debevec was geëngageerd in het Nationaal Theater in Ljubljana als acteur en regisseur. Hij wijdde zijn hele leven aan acteren, toneelregie en operaregie. 27 “Tukaj pri nas so take razmere, da sem včasih kar divji in da sem divji na vse. Takrat bi najrajši, da bi šel ves svet k vragu. In takrat pišem tako, kot zahteva instinkt in ne razum. Saj veš, da sem v mirnem poloţaju trezen. Zdaj nam razpuščajo društva in ustanavljajo “lego nazionale”… Jsl. Delegati pa pijejo bratovščine…itd. Zdaj vsaj vem, da je nacionalizem laţ. Sicer pa dovolj. Jaz sem spisal na to par pesmi, ki vse to obsojajo in dasi so “bezručjanske”, vendar moje in naše.” (III 575)
31
De achtergrond bij Kosovels sociale en nationale thematiek was echter niet dezelfde als bij Bezruč, ze kwam namelijk voort uit de Italiaanse bezetting van een deel van he t Sloveense territorium, uit de opzettelijke en gewelddadige denationalisatie, tegelijkertijd ook uit de relatie van de grote volken tot de Sloveense nationale kwestie en de toenmalige sociale problematiek, verbonden met de nationale onderdrukking en beperking van de Slovenen. Ook Kosovel zelf heeft zich in een fragment van de reeds geciteerde brief aan Ciril Debevec gedistantieerd van Bezruč, daar hij immers benadrukt dat de bron voor zijn “Bezručkische” gedichten in de eigen nationale problematiek schuilt . We kunnen stellen dat de sociale problematiek bij Bezruč waarschijnlijk dieper en meer uitgesproken is dan bij Kosovel. Zadravec (1986: 53) stelt dat de bij Kosovel onder invloed van Bezruč ontstane gedichten, de sociale gedachte verbinden met de natio nale, waarbij de tweede bij Kosovel gevoelig overheerst. Een voorgevoel betreffende het uitsterven van hun volk en de daaraan gekoppelde identiteit en de waarschuwing hierbij hebben beide dichters gemeen. Net zoals Borniškova (1958) Bezruč als een “Silezis che bard” ziet, houdt Zadravec Kosovel voor de “bard van de Karst”. Kosovel stelt zichzelf gelijk met de pijnbomen, als symbool van de Sloveense mens, die zijn Slavische natuur bewaart, en hij beschouwt deze bomen als zijn broeders. Een dergelijke gelijkst elling met zijn volk wordt ook gesteld voor Bezruč -namelijk door Martinek (1919) - die zich volledig identificeerde met het onderworpen volk en zichzelf beschouwde als een broeder van alle verdrukten in Silezië. Daarnaast moet in de poëzie van Bezruč het ideaal van de dichter verrijzen, dat van de heraut en dichter-profeet (Martinek 1919), zoals we ook een dergelijk persoonlijk b e g r i p v a n d e r o l v a n d e d i c h t e r i n e e n a p o c a l yp t i s c h e p e r i o d e v a n d e nationale geschiedenis, bij Kosovel kunnen vinden. We kunnen verder ook wijzen op de interessante gelijkenis tussen de dichters die hun familiale omgeving vormt; Kosovel kwam voort uit een nationaal bewust gezin, dat in sociale nood verviel precies omwille van e e n o p e n l i j k e l o ya l i t e i t a a n h a a r S l a v i s c h e n a t u u r . H e t d i c h t w e r k v a n Bezruč werd op gelijkaardige wijze op de spits gedreven door het werk van zijn vader, die als professor in Opavski woordenboek („opavski besednik‟) de Tsjechische mens onderwees over de meest fundamentele volken en over politieke en histori sche begrippen. Maar we moeten ook vaststellen dat Beruč en Kosovel in één segment echter ook wezenlijk verschillen: ondanks een moment van wanhoop ziet Kosovel een oplossing voor de nationale vraag. De dichter -heraut drukt niet enkel de noden van het vol k uit, maar roept het ook op tot rebellie en gelooft tegelijkertijd, dat hij er toe in staat is, bij te dragen tot de oplossing van het nationale vraagstuk. Bij Bezruč beperkt de oproep tot het volk zich slechts tot een korte, opstandige schreeuw:
32
“De dichter wil de onderworpen massa‟s niet oproepen tot een s ys t e m a t i s c h e a a n v a l , h u n w a n h o p i g v e r z e t l i j k t o p h e t v e r z e t v a n slaven, dat opeens opvlamt, en met blote vuisten werpen ze zich op g e w a p e n d e p o l i t i e m a n n e n . ” 28 ( M a r t i n e k 1 9 1 9 : 1 3 ) Ook Marija Pirjevec (1972: 98, 103) meent dat de bezruč -achtige poëzie bij Kosovel niet enkel een getuige is van het nationale lijden, van de denationalisatie en de economische druk, maar ook een bevestiging van het geloof van de dichter, ondanks de bittere omstandigheden, i n de komst van vrijheid. Terwijl de poëzie van Bezruč doordrongen is van de angst dat zijn Sileziërs de denationaliserende druk niet zullen kunnen weerstaan, denkt Kosovel niet aan een uiteindelijke nederlaag. In tegenstelling tot de helden bij Bezruč, die zich vaak ten gronde richten via zelfmoord, ontwikkelt Kosovels mens zich vanuit lijden en onderdrukking tot opstandeling. We mogen zeggen dat Kosovel een stuk optimistischer is dan Bezruč en in tegenstelling tot de Tsjechische bard de situatie niet lij dzaam ondergaat. Kosovel beschrijft niet enkel, hij rebelleert tegen de situatie en wil er concreet verandering in brengen. Kosovel voorspelt het volk de redding, die zal komen na de vernietiging van de westerse kapitalistische wereld en met de opkomst va n het Slavisme. Višnovec (2001) vermeldt als een van de karakteristieken van kunstenaars van een onderdrukte streek ook het feit, dat ze proberen een uitweg te tonen uit de ontstane situatie, hetgeen expliciet blijkt bij een vergelijking van Kosovel en Bez ruč. Ook Claudio Magris (Marija Pirjevec 1995: 501) ziet een fundamentele kwelling van de twintigste e e u w s e d i c h t e r i n d e v e r s c h e u r d h e i d t u s s e n e e n a p o c a l yp t i s c h e v i s i e van het einde en de opstand ertegen. Kosovel roept zijn landgenoten op tot volharding in hun Slavische natuur. Op dat gebied is Bezruč echter een volslagen pessimist: “De miserabele tijd verhindert hem een blik naar onbewolkte hoogten, zijn oog kan zelfs geen spoor van een triomferende dageraad na de zware nacht opmerken. Zijn dichterlijke confessie is wanhoop, negatie en pessimisme zijn de meest fundamentele kenmerken van zijn dichterlijke uniciteit. Hij gelooft niet, dat uit de ingelijfde massa‟s een volk kan ontstaan dat de vijandelijke aanvallen uitdagend zou kunnen weerstaan. Hij is er van overtuigd, dat de sociale druk eeuwig zal duren en dat de toekomstige generatie, de kleinkinderen van zij, die vandaag o n d e r h e t j u k g e v a l l e n z i j n , z a l v e r b r o k k e l e n . ” 29 ( M a r t e l a c 1 9 1 9 : 1 2 ) 28
“Pesnik noče klicati podjarmljene mnoţice k sistematičnemu napadu, njegov obupni upor je podoben uporu suţnjev, ki hipoma vzplamte in z golimi pestmi planejo na oboroţene strţnike.” (Martinek 1919: 13) 29 “Bedna sedanjost mu zastira pogled v jasne višine, njegovo oko ne more zapaziti niti sledu zmagovite jutranje zarje po teţki noči. Njegova pesniška konfesija je obup, negacija in pesimizem sta najznačilnejši črti njegove pesniške individualnosti. Ne vereju, da bi iz zasuţnjenih mnoţič moglo nastati ljudstvo, ki bi kljubovalo presili
33
Uit het voorgaande morgen we opmaken dat er Kosovel inderdaad beïnvloed werd door Bezruč, tenminste wat zijn gedichten betreft, die verbonden zijn met de nationale thematiek. Beiden vereenzelvigen zich met het lijden van hun volk. Ze hebben het ook alle twee over het ideaal van de dichter-heraut die zich opwerpt als de vertolker van het lot van zijn volk. Kosovel is zich bewust van de invloed van Bezruč, maar benadrukt toch dat zijn „Bezručische‟ gedichten de „zijne‟ zijn. Er zijn inderdaad ook duidelijke verschillen. Beiden dichten vanuit vergelijkbare omstandighede n, maar bij Kosovel overweegt veel meer het nationale element, terwijl Bezruč vooral het sociale element benadrukt. Er is ook een duidelijk verschil in gemoedstoestand en toekomstvisie. Bij Bezruč overweegt de angst, hij ziet niet meteen een uitweg. Kosovel is heel wat optimistischer. Hij ziet wèl een oplossing en hij voorspelt ook dat zijn volk de beproeving te boven zal komen. In tegenstelling tot Kosovel ziet Bezruč geen verbetering in de toekomst. Dit optimisme van Kosovel onderscheidt hem duidelijk van zijn Tsjechische voorbeeld.
sovraţnih napadov. Prepričan je, da bo socijalni pritisk trajal na veke in da zdrobi prihodnje pokoljene, vnuke teh, ki so padli pod jarmom danes.” (Martelac 1919: 12)
34
3 Relatie tot Europa en de volkerenbond In dit hoofdstuk zullen we Kosovels relatie tot Europa bepalen. We zullen ons afvragen hoe Kosovel de behandeling van Slovenië door Europa (en haar instrument: de v olkerenbond) inschatte. Het bekendste gedicht inzake Kosovels relatie tot Europa is wellicht Ekstazo smrti en hoewel de meerderheid van de literatuurwetenschappers slechts Ekstazo Smrti vermeldt als representatief gedicht voor de relatie van Kosovel tot h et kapitalistische westen, mogen we ook andere gedichten niet vergeten, in dewelke hij zich uitlaat over zijn relatie tot Europa en zijn visie op haar toekomst. Ocvirk zegt over de totstandkoming van Integralen in de noten: “Al moesten ze dan op het eerste zicht zo snel en onverwacht lijken, toch zijn ze eigenlijk weloverwogen, want ze zijn immers ook tot stand gekomen als een gevolg van het besef, dat de wereld in verval is en dat het oude Europa op de rand van de instorting staat, dat na haar nieuwe geestelijke stromingen komen, die haar als enige kunnen opwekken uit de apathie, hernieuwen en dichter bij de realiteit, zoals ze is, kunnen v o e r e n ” 30 ( O c v i r k I I 5 5 4 ) e n “ H i j h a d o o k a n d e r e e s t h e t i s c h e d o e l e n e n intenties, bepaald door zijn artistieke mening, namelijk: Europa tonen in haar ontbinding, het uiteenvallen van de oude waarden en de geboorte van de nieuwe, diegene, die de wereld en de mens zullen b e v r u c h t e n e n v e r a n d e r e n . ” 31 ( I I 5 7 4 ) Gedichten met Europa als motief vinden we in de eerste twee delen van Integralen, waar volgens Ocvirk “Europa op de voorgrond treedt met haar vijandigheden en taboes in zichzelf, ten eerste Europa in het algemeen en de mens in haar, met visies op het thuisland, ten tweede, wij Slovenen, uiteengerukt, verkocht aan het bui tenland, dat ons v e r n i e t i g t , e n t h u i s s t i l r o n d l u m m e l t a c h t e r v e r b o r g e n h o r i z o n t e n . ” 32 ( I I 569) 30
Naj so bili na oko še tako hitri in nepričakovani, vendar so bili v resnici premišljeni, saj so tudi nastali kot posledica spoznanje, da je svet v neredu in stara Evropa v razsulu, da derejo po njej novi duhovni tokovi, ki jo edini lahko predramijo iz otopelosti, prerodijo in pribliţajo resničnosti, kakršna je.” (Ocvirk II 554) 31 “Imel je tudi druge estetske cilje in namene, določene po svojem umetniškem nazoru, in sicer: pokazati Evropo v razkroju, razpad starih vrednot in rojstvo novih, tistih, ki bodo svet in človeka oplemenitile in spremenile.” (II 574) 32 “pojavlja v ospredju Evropa s svojimi antagonizmi in tabuji v sebi, najprej Evropa nasploh in človek v njej s pogledi na domovino, v drugem mi Slovenci, razkosani, prodani tujcu, ki nas uničuje, in doma tiho ţdeči za zaslonjenimi obzorji.” (II 569)
35
Hier toont Ocvirk volgens ons duidelijk de link tussen de relatie tot Europa en de ervaring van het lot van het “uiteengerukte” Sloveense volk. De volkerenbond verschijnt opnieuw als iets negatief in het gedicht Ej, hej, deze keer ook in verband met het Italiaanse nationalisme - met de vernietiging van de drukkerij Edinost in Triëst. Zadravec (1986: 181) meent, dat Kosovel naar aanleiding van deze gebeurtenis zij n nationale weerstand in zijn gedichten nog vergroot heeft. V Trstu nam poţigajo Edinost. Krist je prišel v Društvo narodov. Ne, to ni tisti dobri, tisti lepi, z glorijo ljubezni obţarjeni. Psevdokrist je v Ţenevi. In Triëst brandden ze ons Edinost plat. Christus is naar de Volkerenbond gegaan. Nee, niet die goede, die mooie, bestraald met de glorie van liefde. De pseudo-Christus is in Genève. Kosovel alludeert op Europa, dat hij gewoonlijk gelijkstelt met de zogenaamde Volkerenbond, bijvoorbeeld in het gedicht Kons: ABC, voor hetwelk Ocvirk in de noten de volgende notitie op de rugzijde van het blad noemt: “De volkerenbond: verraderlijkheid ׀dat is een s c h a a m t e l o o s z a a k j e ׀e n e e n v e r n e d e r i n g v a n s l a v e n . ” 33 D e volkerenbond beschuldigt hij nog directer in het gedicht Pred kapitulacijami (voor de kapitulaties): Poslednje obhajilo. Imaginarno človečansko društ vo narodov-društvo različnih čednosti- v Ţenevi. Sterilni parlementarizem. Tajna diplomacija. Amerika. Zlati dolarji. Duh je hitrejši od orient -ekspressa. Neron v rdečem krvniškem plašču. Človek prosi: Naj bom človek! Het laatste sacrament. De imaginaire menselijke volkeren bond- bond van uiteenlopende deugden- in Genève. Steriel parlementalisme. Geheime diplomatie. 33
“Društvo narodov: Izdajstvo ׀to nesramna je kupičija ׀in poniţevanje suţnjev”
36
Amerika. Gouden dollars. De geest is sneller dan de Orient -Express. Nero in een rode beulskap. Een mens vraagt: Ik moet een mens zijn!
Kosovel valt vaak de Volkerenbond aan, omdat hij, zoals Ocvirk vermeldt (II 572), van mening was dat die schuldig was voor het lot van zijn volk, na de eerste wereldoorlog, want deze had immers als internationale organisatie, geboren uit de vredesonderhandelin gen van Versailles in het jaar 1919, in de eerste plaats moeten strijden voor de rechten van de kleine volkeren, speciaal van diegene, die na de oorlog verscheurd werden en onder een vreemd regime terechtgekomen zijn. Kosovel bekritiseerde vooral haar rela tie tot de minderheden, zoals duidelijk blijkt uit een extract uit het essay Refleksije ob koroškem dnevu (reflecties op een dag in de Karst): De Fransen en de Engelsen hebben de volkerenbond gesticht. Toen de rechten van de minderheden ter sprake kwamen (de Slovenen in Oostenrijk, de Slovenen in Italië) zijn de heren vergaderaars weggegaan. Ze mochten echter voor altijd weggaan. Want zolang er in die bond Engelsen, Fransen en Italianen zitten, die zelf kolonies en minderheden onderdrukken, tot dan zal het minderhedenprobleem niet opgelost worden. De Engelsen, Fransen en Italianen hebben graag de wolf voldaan en het schaap in haar geheel. Dat gaat echter niet bij het minderhedenprobleem. Gewoonlijk eindigt het echter met een voldane w o l f . D i e v o l d a n e w o l f i s h e t n a t i o n a l i s m e . 34 ( I I I 4 9 ) In het gedicht Evropa umira (Europa sterft) herhaalt hij reeds in de titel zijn voorspelling, daarna maakt hij de Volkerenbond nogmaals voor leugen uit, net zoals in het gedicht Destrukcije, dat opnieuw de A p o c a l yp s v o o r s p e l t , d i e d e l e u g e n a c h t i g e V o l k e r e n b o n d z a l vernietigen en met de dood van het oude, Europa zal redden. Zo spreekt Kosovel zich uit over de Volkerenbond in het essay Razpad družbe in propad umetnosti (het uiteenvallen van de bond en het verval van de kunst): “De Slovenen vinden hun weg niet temidden van de chaos van de zieke Europese geheime diplomatie, die marchandeert met het territorium van kleine volken en opstandige visies kalmeert met de Volkerenbond, in dewelke juist die mensen zetelen, die deze territoria verkocht hebben, j u i s t d i e m e n s e n , d i e d e z e t e r r i t o r i a o n d e r d r u k k e n . ” 35 ( I I I 4 0 ) 34
“Francozi in Angleţi so ustanovili Društvo narodov. Kadar so imele priti v debato pravice manjšin (Slovenci v Avstriji, Slovenci v Italiji), so gospodje zborovalci odšli. Lahko bi pa odšli za vedno. Kajti dokler so v tem društvu Angleţi, Francozi in Italjani, ki kolonije in manjšine sami zatirajo, do takrat manjšinsko vprašanje ne bo rešeno. Angleţi, Francozi in Italjani bi radi imeli volka sitega in ovco celo. To pa pri manjšinskem vrpašanju ne gre. Ponavadi se pa konča s sitim volkom. Ta siti volk pa je nacionalizem.” (III 49) 35 “Slovenci se ne znajdejo sredi kaosa bolne evropske tajne diplomacije, ki kupčuje z ozemlji malih narodov in miri uporne poglede z Zvezo narodov, v kateri sedijo ravno tisti ljudje, ki so ta ozemlja prodajali, ravno tisti ljudje, ki ta ozemlja zatirajo.” (III 40)
37
In de dagboeken van Kosovel vinden we een interessante satire, of beter gezegd een plan voor een satire, op de gang van zaken in de Volkerenbond, met de betekenisvolle titel Na pragu človečanstva . O m w i l l e v a n d e i n t e r e s s a n t e s ym b o l i s c h e n a d r u k k e n , v e r m e l d e n w e d e satire in haar geheel, ze illustreert volgens ons ook hoe bitter Kosovel tegenover deze organisatie stond, er blijkt duidelijk uit dat hij de volkerenbond een hypocri ete bedoening vond die doorspekt was van kleinzieligheid, een instelling die zich vooral ophield met muggeziften en de problemen niet werkelijk aanpakte, omdat de vertegenwoordigers enkel hun eigenbelang voor ogen hebben: Na pragu človečanstva Satira na dr. Narodov. Godi se v Švici. I. dejan. Hotel. Delegati prihajajo. Sprejo se med seboj. Slovenci se morajo umakniti iz svojih sob, ki gledajo na zapad (simbolično) zato ker so Italijani tam ţe stanovali dve leti zaporedoma. Spor. Italjanski kancelar se pri toţi nad upornostjo Slovencev, potem se pobotajo. Franc. Delegati oboli. Slabe ribe. Zato se zavleče vse za drugi teden. Ta čas se vozijo po jezeru itd. II dejanje. Kosilo. Vsi v znak prijateljstva kosijo skupaj. Zmeda. Ker vsak je po svoje, a se natakar zmoti ter zamenja kosila, nastane spor in seja se radi obkosilnega razburjenja odloţi za dva dni. III dej Večerja “Diner”. Na predvečer zborovanje. Slavnosti govori. Slučajno so se pripeljali mimo veliki ministri. Končno pride po večerji pogovor, sprejo se zaradi tega ali naj se Petrograd imenuje Petrograd ali Ljeningrad. Ker zavzamejo delegati malih narodov sporno stališče, se vsi uţaljeni delegatje “velikih narodov” skoro razididejo “kaj nam je treba nam društvo narodov.” Mi smo veliki in ga ne potrebujemo , a vi kanalje, majhni narodi ste pa uporni, čeprav veste, da Vas lahko pojemo. (Delegati majhnih narodov v zadregi vstajajo, sedajo, kimajo z glavami, manejo roko (ţalostno) in ne vejo, ali bi odgovarjali ali ne) Končno pride hotelski sluga povedat, da je nekdo ubil psa italj. delegata. It. delegat se razjezi in skliče takoj prvo sejo društva narodov. Konec Op de drempel van de menselijkheid Satire op de Volkerenbond. Het vindt plaats in Zwitserland. Eerste acte. Een hotel. Delegaten komen aan. Ze make n ruzie onder elkaar. De Slovenen moeten zich terugtrekken uit hun kamers, die uitkijken op het westen (symbolisch), omdat de Italianen daar al twee jaar onafgebroken wonen. Ruzie. De Italiaanse kanselier doet zijn beklag over de weerspannigheid van de Sl ovenen, daarna verzoenen ze zich. De Franse
38
delegaat wordt ziek. Slechte vis. Daardoor sleept alles een week aan. Gedurende die tijd varen ze op het meer etc. Tweede acte. De lunch. Ten teken van vriendschap eten allen samen. Verwarring. Gezien elk het zijne eet, maar de ober zich vergist en de maaltijden verwisselt, onstaat er ruzie en de vergadering wordt, omwille van de opschudding tijdens het eten, twee dagen verschoven. Derde acte. Avondeten “Dinner”. Aan de vooravond van de vergadering. Plechtige speeches. Toevallig zijn er zijn er hoge ministers toegekomen. Uiteindelijk volgt er na het avondeten een gesprek, ze ruziën of Petrograd Petrograd heet of Leningrad. Omdat de delegaten van de kleine volken een strijdige standpunt innemen, gaan alle beledigd e delegaten van de “grote volken” gauw uit elkaar “Waarom hebben wij de Volkerenbond nodig?” Wij zijn groot en hebben hem niet nodig, maar jullie, bandieten, kleine volken, zijn opstandig, nochtans weten jullie, dat we jullie kunnen opeten. (de delegaten v an de kleine volken staan in verlegenheid op, gaan zitten, schudden met hun hoofden, wrijven (droevig) en weten niet, of ze zouden antwoorden of niet) Uiteindelijk komt de hotelbediende zeggen, dat iemand de hond van de Italiaanse delegaat gedood heeft. De Italiaanse delegaat wordt boos en roept onmiddellijk de eerste vergadering van de Volkerenbond samen. Einde Zadravec (1996: 176) meent, dat Kosovel de Volkerenbond ervoer als h e t m e e s t s c h r e e u w e n d e s ym b o o l v a n d e l e u g e n a c h t i g e b o u r g e o i s d e m o c r a t i e e n d a t h i j d a a r o m d e i n h o u d v a n d i t s ym b o o l z o s c h e r p aanviel: “Hij hield haar voor een bond, die slechts menselijk ingebeeld was, die de democratische praktijk niet doordrongen had, maar opgebouwd was uit onzinnig, vruchteloos geëmmer. De bond –een masker voor de brutale internationale macht van de dollar, de bond, die de mensenrechten en de nationale rechten niet beschermde, een marktplaats, op de welke de koopsmansgeest van de “geheime diplomatie” weelderig tierde. Kosovel zocht er ook een allegorie voor in de Bijbelse Nero, de vervolger en moordenaar van de christelijke redder. Het democratische vernislaagje deed hem pijn en met een woedend gebaar wees hij er naar als naar een scène, op dewelke de i m p e r i a l i s t e n d o b b e l d e n v o o r d e m i n d e r h e d e n e n d e k l e i n e v o l k e n . ” 36 (Zadravec 1996: 177) 36
“Imel ga je za društvo, ki je bilo le namišljeno človečansko, ki ga ni prevevala demokratična praksa, ampak se je košatilo z jalovim, brezplodnim govoričenjem. Društvo- krinka za surovo mednarodno oblast dolarja, društvo, ki ni branilo človekovih in narodnih pravic, sejmišče, na katerem se je bohotil kupčijski duh “tajne diplomacije.” Kosovel je prispodobo zanj poiskal tudi v biblijskem Neronu, preganjalcu in ubijalcu krščanskega odrešenika. Strgal mu je demokratično naličje in z jezno kretnjo kazal nanj kot na prizorišče, na katerem so imperialisti kockali za manjšine in male narode.” (Zadravec 1996: 177)
39
Kosovel noemt de vertegenwoordigers van het politieke absolutisme ook Nero‟s in het essay Kriza (Crisis), waar hij ook de enige mogelijke uitweg uit de ontstane situatie aankondigt, nl. de dood: “De in de oorlog doodgebloede generaties, de thuis in de kiem gesmoorde generaties, debiliteit en vermoeidheid, het wrede absolutisme, dat zich niet schaamt te regeren over die verloren massa, al dat brengt de redding. De mens komt tot besef. Laat de Nero‟s regeren, de mens komt tot he t besef, dat het Nero‟s zijn. Laat de kracht r e g e r e n o v e r d e o n m a c h t , d e m e n s k o m t t o t b e s e f . ” 37 ( I I I 1 2 ) Hieruit blijkt, volgens ons, ook weer Kosovels optimisme en zijn geloof in de mens en in de toekomst. Hij ziet de dood als iets positief dat verandering ten goede mogelijk maakt.Volgens hem komt er ooit een dag dat de mensen inzien wat er mis is met de wereld en dan zullen ze die omver werpen en een nieuwe, betere, scheppen. Wat Kosovels relatie tot Europa betreft, kunnen we dus stellen dat Kosovel bijzonder negatief staat tegenover Europa en dan vooral tegenover de Europese grootmachten die via de volkerenbond alles regelen in hun eigen voordeel. Zij hebben schuld aan de ellendige situatie van zijn volk en van Primorska. Europa, gelijksteld met de volkerenbond, is hypocriet en egoïstisch, denkt enkel aan haar eigen voordeel en is blind voor de echte problemen, zoals die van de minderheden.
3.1 Het Europese nationalisme en kapitalisme We hebben gezien dat Kosovel Europa gelijkstelt met de volkerenbond, die hij als leugenachtig beschouwt, maar het gaat nog verder. Kosovel stelt Europa en de Volkerenbond gelijk met het begrip kapitalisme. In het gedicht Odprite muzeje! (open de museums!) spreekt hij over Europa en haar doodse nationalistische ideeën. In d it gedicht blijkt, dat hij slechts de dood voorspelt van een deel van Europa, namelijk dat deel dat het gewelddadige nationalisme uitvoert: Odprite muzeje! Odprite muzeje! Po Evropi ţe strašijo mrliči-ideje. Odprite muzeje za nacionalizem, za mrtve ideje. 37
“V vojni izkrvavele generacije, doma v kali zamorjene generacije, onemoglost in utrujenost, kruti absolutizem, ki ga ni sram kraljevati nad to izgubljeno mnoţico, vse to prinaša rešitev. Človek spoznava. Naj kraljujejo Neroni, človek spoznava, da so Neroni. Naj kraljuje, sila nad onemoglostjo, človek spoznava.” (III 12)
40
Odprite grobnice! R.I.P! Open de musea! Open de musea! Doorheen Europa vrezen ze al de lijken- de ideeën. Open de musea voor het nationalisme, voor de dode ideeën. Open de grafkelders! R.I.P! In het essay Narodnost in vzgoj (nationaliteit en opvoeding) lijnde Kosovel scherp de scheidingslijn uit tussen nationalisme en nationaliteit. Hij gaat uit van het standpunt, dat “de visie dat natie en n a t i o n a l i t e i t h e t z e l f d e z i j n , n i e t l a n g e r h o u d b a a r i s . ” 38 ( I I I 6 5 ) Hij veroordeelt de usurperende cultuur en beschaving, haar onderwerping van volkeren, haar kolonisatie van niet -Europese regio‟s en de verwoesting als gevolg van de eerste wereldoorlog. Nog woedender wordt hij van de onwetende houding van de volkeren, die zichzelf als een kind wijsmaken dat ze niks verkeerd gedaan hebben. De kolonies van de westerse mogendheden, die hij vaak vermeldt bij het vellen van het verdict van de Volkerenbond, beschouwt hij als “ t e g e n n a t u u r l i j k e d a d e n , d i e h e t p r o d u c t i e - e g o ï s m e d i e n e n . ” 39 H i j beschrijft hoe de Europeanen de Indianen bedrogen hebben en uiteindelijk stelt hij nationalisme gelijk met het kapitalisme: “Ze gaven ze glas in ruil voor goud, gouden kettingen in ruil voor gouden vrijheid. Dat is de ethiek van het nationalisme, dat we vandaag t e r e c h t m i l i t a r i s m e o f k a p i t a l i s m e n o e m e n . ” 40 ( I I I 6 6 ) Volgens Zadravec (1986: 373) zag Kosovel het agressieve nationalisme als een bepaald ontwikkelingsstadium van het kapitalisme. In een brief aan Alfons Gspan van 23 maart 1921 schrijft hij, hoe hij de kapitalisten en hun geest haat: “Ik heb gereden, zoals mensen rijden, die niet kunnen rijden, en ik heb aan de zijde gestaan van de kapitalisten, die ik haat zoals adders en in gedachten spuugde ik in hun gezicht. Zo‟n rotheid. Dieven en zonen van dieven, misschien kleinkinderen, achterkleinkinderen, maar in hun hart dragen ze de erfzonde, de bron van het kapitaal. Zo misselijk maakten ze mij, dat ik geen twee woorden met hen gesproken heb, want ik zou hen zeggen, dat in hun ogen de leugen schuilt en in hun hart een steen. Maar het verdict konden ze lezen in mijn ogen. “Ons mooie 38
“naziranje, da je narod in narodnost eno in isto, ne drţi več.” (III 65) “protinaravno dejanje, ki sluţijo produkcijskemu egoizmu.” 40 “Steklo so jim dali za zlato, zlate verige za zlato svobodo. To je etika nacionalizma, ki ga danes upravičeno nazivamo militarizem ali kapitalizem. (III 66)” 39
41
moederland”, als je eens wist, hoe mooi het is, maar hoe m i s s e l i j k m a k e n d r o l t d e a d d e r v a n h e t k a p i t a a l e r d o o r h e e n . ” 41 We kunnen concluderen dat Kosovel Europa verfoeide. Hij stelde het gelijk met het kapitalisme dat volgens hem verantwoordelijk is voor tal van misdaden, zeker niet alleen tegenover Slovenië, maar bijvoorbeeld ook tegenover haar kolonies. Hij stelt dat nationalisme e igenlijk hetzelfde is als kapitalisme en dat nationalisme enkel het eigenbelang dient. In de ogen van Kosovel is Europa –vooral de grote mogendheden dan- door en door egoïstisch.
3.1.1 de visie van Tagore op het nationalisme Niet onbelangrijk voor een goed begrip van Kosovel is een blik op de Indische nobelprijswinnaar Tagore. Hij schreef gedichten met een m ys t i e k e o f v a d e r l a n d s l i e v e n d e o n d e r g r o n d . D a a r h i j i n z i j n w e r k d e nodige aandacht besteedt aan het begrip nationalisme en Kosovel bekend was met zijn werk, willen we graag even stil blijven staan bij deze figuur, gezien deze Kosovel waarschijnlijk beïnvloed heeft. Tagore gaat bij de definiëring van het nationalisme uit van het feit, dat het fundamentele probleem in India een rassenprobleem is. In zij n land zijn namelijk etnisch verschillende rassen in nauw contact gekomen met elkaar. Naast dit stelt hij ook de problematische relatie van de Britten tot hun kolonie, die herinnert aan de relatie van Italië tot het Sloveense kustgebied: “De gouverneurs di enen onze taal niet te kennen, tenzij als ambtenaars is het voor hen niet nodig om in persoonlijk contact met ons te treden. Onze intenties kunnen ze vanop hautaine afstand steunen of belemmeren; ze voeren ons langs een bepaalde politieke weg en ze trekken ons niet weer terug door een ruk van hun bureaucratie.” (Tagore 1991: 42) Hij maakt het onderscheid tussen twee soorten volken: het ene volk is zo georganiseerd, dat het in ruime mate beschermd is tegen het geweld van de natuur of buren, daar naast zijn ze er toe in staat hun surplus aan macht te gebruiken tegen een ander; karakteristiek voor het tweede is dat het zich onafgebroken sociaal moet aanpassen en dat het geen georganiseerde kracht heeft om zich te verdedigen of om aan te vallen. De geschiedenis van de eerste is er één van vallen en opstaan, de geschiedenis van de tweede is echter die van de realisatie van geestelijke idealen. (Tagore 1991) Karakteristiek voor het westerse nationalisme, is volgens Tagore, dat het de organisatie van de macht ten volle ontwikkeld heeft, maar dat het 41
“Vozil sem se, kakor se vozijo ljudje, ki se nimajo voziti, in sem stal na strani kapitalistov, ki jih sovraţim kakor gade in sem jim iz misli pljuval v obraz. Taka gniloba. Tatje in sinovi tatov, morda vnuki, pravnuki- toda v srcu nosijo podedovan greh, izvor kapitala. Kako so se mi gnusili, da nisem govoril niti par besed z njimi, ker bi jim povedal, da je njihovem očesu laţ in v njihovem srcu kamen. Toda obsodbo so lahko brali iz oči. “Lepa naša domovina”, ko bi ti vedel, kako lepa je, toda kako gnusno se vali po njej modras kapital.”
42
geen enkel geestelijk idealisme ontwikkeld heeft. Een dergelijke natie moet in de loop van de geschiedenis noodzakelijkerwijs ten onder gaan, omdat de morele wet een wet is van de menselijke natuur.
3.1.2 Kosovel en Tagore Via Tagore vat Kosovel samen, in wat nationaliteit (“narodnost”) en nationalisme verschillen: “Hiermee is dus de definitie duidelijk bepaald: nationalisme is het geheel van georganiseerde kracht, dus iets materieels, nationaliteit is de totaalsom van alle elementen van de nationale spiritualiteit, iets g e e s t e l i j k s d u s . ” 42 ( I I I 6 6 ) Vervolgens vat Kosovel, opnieuw volgens Tagore -wiens filosofie hij l e e r d e k e n n e n v i a d e D u i t s e v e r t a l i n g v a n d e e s s a ys S a h d a n a o f d e w e g n a a r v e r v o l l e d i g i n g 43( Z a d r a v e c 1 9 8 6 : 5 4 ) - s a m e n w a a r d e f o u t z i t i n h e t nationalisme: “In werkelijkheid is het westerse nationalisme niet gefundeerd op sociale collectiviteit, maar wordt het al van in het begin overheerst van de gedachte van strijd en van hebzucht door verovering. Het hee ft de organisatie van de macht ten volle ontwikkeld, maar het heeft geen enkel geestelijk idealisme ontwikkeld. Haar geest is de geest van een roofdier, dat zijn prooi moet hebben. Voor geen enkele prijs kan het verdragen, dat haar jachtterrein zou verande ren in een cultureel land. Ja, in de grond vechten deze naties enkele voor de vergrooting van hun j a c h t g r o n d e n . ” 44 ( I I I 6 6 ) Nationalisme betekent dus de bundeling van macht, die de mens echter vervreemdt van de ethsiche principes. Als tegenstelling tot de ze bundeling van macht is er de macht die sublimeert in de kunst, meer bepaald de kunst, die voortvloeit uit het leven en daarmee de kunst is van het nieuwe tijdperk (III 999). Deze bundeling van de macht houdt een bedreiging in van de kleinere volkeren. H et materialisme van het n a t i o n a l i s m e t o o n t z i c h o o k i n d e t a c t i e k v a n d e n a t i o n a l e s ym p a t h i ë n en verbintenissen, die gebaseerd zijn op het principe van “profijtzoekend egoïsme” (“koristolovnega egoizma”). Nationaliteit daarentegen is een deel van de spirit ualiteit en op deze basis groeit de cultuur. Nationaliteit en cultuur zijn geen doel op zich, terwijl 42
S tem je torej definicija jasno opredeljena: nacionalizem je skupnost organizirane sile, torej nekaj materialnega, narodnost je skupna vsota vseh elementov narodne duševnosti, torej nekaj duhovnega. (III 66) 43 *Ocvirk vermeldt het boek „Nationalismus‟ (1921), in Duitse vertaling en de Kroatische vertaling „Nacionalizam‟, van hetzelfde jaar als Kosovels bron voor de filosofie van Tagore. 44 “V resnici namreč zapadni nacionalizem ni zrgajen na socialni skupnosti, ampak je od začetka pa do dna nadvladan od misli na boj in od pohlepa po osvajanju. Organizacijo moči je razvil do popolnosti, toda razvil ni nobenega duhovnega idealizma. Njegov duh je duh ţivali roparice, ki mora imeti svoj plen. Za nobeno ceno ne more trpeti, da bi se njegovo lovišče izpremenilo v kulturno deţelo. Da, v dnu se bojujejo te nacije le za razširenje svojih lovišč.” (III 66)
43
nationalisme zijn doel wel in zichzelf draagt en in het voordeel dat er uit voortvloeit. Kosovel gebruikt bij de bepaling van de verschillen tussen natio naliteit en nationalisme drie begrippen: mens/volk, nationaliteit en nationalisme; onder het nationalisme organiseren mensen zich tot een macht, haar wezenlijke kenmerk is materialisme; nationaliteit is echter een deel van de menselijke ziel met ethiek als essentie. Het uitgangsbegrip van Kosovel is dus volk (“ljudstvo”) of mens (“človek”), nationaliteit en nationalisme zijn manieren waarop het volk of de mens zich verwezenlijken. Hierbij is nationalisme verbonden met het begrip volk en nationaliteit met het begrip mens, dus gaat het bij nationaliteit om individualiteit en bij nationalisme om collectiviteit. Nationaliteit en nationalisme kunnen we bij Kosovel ook definiëren als een onderscheidende eigenschap tussen de volkeren, want hij zegt immers: “Het nationalisme gebruikt nationaliteit vaak als een soort van legitiem fundament van haar organisatie, hoewel haar doelen anders zijn. Nationaliteit is een deel van de menselijk ziel, het geheel van alle elementen, die haar particulier karakter vormen. En uit nationaliteit ontwikkelt zich de nationale cultuur, die alle speciale kenmerken van dat volk in zich meedraagt. Is het echter niet mogelijk dat nationaliteit een te smal begrip is voor het onderscheid van de volken of begeven we ons via nationaliteit ook niet op de brede weg van het nationale e g o ï s m e ? I k d e n k v a n n i e t . ” 45 ( I I I 6 7 ) Voor Kosovel is nationaliteit dus een innerlijke eigenschap, terwijl nationalisme zich aftekent op het niveau van de organisatie, en dus iets artificeels is, een secundaire forma tie, dat zich tot nationaliteit verhoudt, als tot de oorzaak van haar bestaan. I n d e e s s a ys O n a r o d n o s t i e n O m a l i h n a r o d i h d a c h t J o s i p V i d m a r t w e e jaar later net als Kosovel na over de verhouding tussen de kleine en de grote volken. De talrijkheid van e en volk betekent niet, dat dit volk capabel is om grotere, en voor de mensheid, belangrijkere taken uit te voeren. Net als Kosovel vervlecht ook Vidmar het begrip ziel in zijn overwegingen. Hij ziet de natie (“narod”) metaforisch als een wezen, “wiens ziel nationaliteit is, en het lichaam het volk.” (Vidmar 1925: 65) Ook Vidmar gaat dus uit van twee fundamentele begrippen, het volk of “ l j u d s t v o ” ( i e t s f ys i e k s , b i j K o s o v e l i e t s m a t e r i e e l s ) e n d e z i e l ( i e t s w a t eigen is aan de mens). Wat het lichaam voorstel t, is dus bij Kosovel nationalisme, wat de ziel voorstelt is nationaliteit.
45
“Nacionalizem večkrat uporablja narodnost kot nekak upravičen temelj svojega organiziranja, medtem ko so mu cilji drugačni. Narodnost je del človeške duše, je vsota vseh prvin, ki tvorijo njen poseben značaj. In iz narodnosti se razvije narodova kultura, ki nosi na sebi vse posebne znake tistega naroda. Pa ali ni mogoče narodnost preozek pojem za razlikovanje narodov ali uidemo tudi po narodnosti na široko cesto nacionalnega egoizma? Jaz mislim, da ne.” (III 67)
44
Vidmar gaat verder met te zeggen dat grote naties gewoonlijk grote historische taken hebben, zoals oorlogen en de ontdekking van nieuwe landen; een dergelijke natie draagt ook ove rdreven zorg voor de eigen lijfelijke existentie, dit ten koste van de ontwikkeling van geestelijke kwaliteiten. Een kleine natie daarentegen heeft niets, dat belangrijker zou kunnen zijn dan haar geestelijke taken en dus wijdt het al haar krachten aan de verwezenlijking van de geestelijke wet. Bovendien moet de geest van de grote naties inmense massa‟s sturen en leiden, daardoor verwezenlijkt het zich trager en met veel moeite, terwijl de overdracht van de geest in het leven bij de kleine naties makkelijke r en sneller verloopt, zodat het spirituele leven in een kleine natie onvergelijkelijk intensiever moet zijn dan in een grote natie. (Vidmar 1925: 65-66) Vidmar sluit een van zijn overpeinzingen af met de gedachte over de uitverkorenheid van de kleine nat ies, wat een aanmoediging moet zijn voor de Slovenen: “Dit zijn feiten, die bewijzen, dat de gedachte over de uitverkorenheid van de kleine naties natuurlijk en juist is. Deze gedachte moet een aanmoediging zijn, ook voor het Sloveense volk, dat één van de kleinste levende en wakker geschudde naties ter wereld is. Deze gedachte moet haar veranderen en leiden, vooral in de huidige zware tijden, wanneer de voor al het geestelijke blinde tijd enkele van haar leden in kleinzieligheid en onverschilligheid voer t, omdat ze het nationale geestelijke wezen niet zien en in de plaats daarvan macht en roem w e n s e n . ” 46 ( V i d m a r 1 9 2 5 : 6 6 ) Ook Pirjevec (1978: 95) heeft zich, net als Vidmar, met de metafoor van het volk als een lichaam, gebogen over de dubbele gelaagdheid v an de natie: aan de ene kant is er de verwezenlijking van de sociale noden en van de mogelijkheden van het kapitaal (Vidmar: lichaam; Kosovel: materialisme), aan de andere kant is er de sociaal -historische verwezenlijking van het wezen van de mens, van dat gene wat hem g e g e v e n i s v a n b i j d e g e b o o r t e : e e n g e m e e n s c h a p p e l i j k e t a a l 47, e e n bepaalde geestelijke structuur, specifieke culturele kenmerken etc. (Vidmar: geest/ziel; Kosovel: geest/geestelijk) Zodoende besluiten zowel Kosovel als Vidmar, dat de geestel ijke extentie van het leven van de natie karakteristiek is voor de Slovenen. Een dergelijke redenering hangt ook Pirjevec aan, meer bepaald met de mening dat het duidelijk is, dat de kleine Sloveense natie zich t e g e n o v e r d e d r u k e n h e t g e w e l d v a n d e b u i t e n l a n d s e f ys i e k e o v e r m a c h t e n o m w i l l e v a n h a a r e i g e n f ys i e l e t e k o r t k o m i n g e n , v o l l e d i g m o e t 46
“To so dejstva, ki dokazujejo, da je misel o izvoljenosti majhnih narodov naravna in pravilna. Ta misel naj bo spodbuda tudi slovenskemu narodu, ki je med najmanjšimi ţivečimi in prebujenimi narodi sveta. Ta misel naj ga spremlja in vodi zlasti v sedanjih teţkih časih, ko zavaja za vse duhovno slepi čas njegove člane v malodušnost in mlačnost, ker ne vidijo narodovega duhovnega bistva in si mesto tega ţele moči in slave.” (Vidmar 1925: 66) 47 Volgens Vidmar is een gemeenschappelijke taal enkel een gevolg van een bepaald chauvinisme
45
richten op morele en gelijkaardige geestelijke waarden (1978: 90). Hierbij ontwikkelt de natie zich, en speciaal de Sloveense, door het perspectief van het nationalism e –als begrip met een negatieve conotatie- tot iets contradictorisch, omdat de natie en haar ideeën omringd worden door zogenaamd negatieve, vernietigende en onmenselijke fenomenen, tendenties en krachten zoals agressief nationalisme, chauvinisme, imperial isme en zo verder. Pirjevec stelt, dat wanneer een natie zich, als de belichaming van zuivere ideeën, tegenover een ander volk stelt, dat zich schuldig maakt aan nationalisme en chauvinisme, natuurlijk boven die natie klimt, en zodoende reeds meer en beter is dan de andere. Het wordt, om het zo te zeggen, het enige zuivere. Ook Ivan Cankar (176: 236) benadrukt de geestelijke rijkdom van de Slovenen, met dewelke ze kunnen concurreren met de grote naties, en met dewelke ze zich in het kader van de verzamelde Joegoslavische naties zullen bewijzen: “Onder de Oostenrijkse opzichter, in onze gevangenis en armoede en talrijke problemen verhieven we onze cultuur zo hoog, dat het een schoonheid en een vreugde is. Dat is een expressie van nationale kracht, die helemaal niet onder doet bij die macht, die zich toonde voor Lozengrad en Kumanov. Laten we zien dat we in onszelf gezond zijn, krachtig en op zijn minst geestelijk rijk, zodat we niet op een dag bij onze broeders komen vragen om een aalmoes, meer nog, dat we hen geschenken dragen; of nog beter - dat onze broeders zelf om die g e s c h e n k e n k o m e n , v ó ó r w e z e h e n a a n b i e d e n . ” 48 ( C a n k a r 1 9 7 6 : 2 3 6 ) Vidmar (1925: 66) ziet de rol van het Sloveense volk in het licht van haar kleinheid, als volgt: “De roeping van een klein volk is de volvoering van grote geestelijke taken en de blootlegging van de waarheden, welke de laatste b e w e g i n g e n v a n d e w e r e l d z i j n . ” 49 Dimitrij Rupel ziet de literatuur als een orgaan van de Sloveense nationale emancipatie en dit fenomeen noemt hij “h et Sloveense c u l t u r e l e s yn d r o o m ” 50. ( R u p e l 1 9 7 6 : 1 1 ) Tine Hribar meent, bij zijn overwegingen over de verhoudingen tussen volk (narod) en natie, dat een natie in een moderne betekenis vooral gebaseerd is op nationaliteit. Via Hegel vat hij samen, dat een volk pas 48
“Pod avstrijskim valptom, v svoji ječi in revščini in mnogoštevilnih nadlogah smo povzdignili svojo kulturo tako visoko, da je kras in veselje. To je izraz narodne moči, ki ne zaostaja prav nič za tisto močjo, ki se je pojavila pred Lozengradom in Kumanovem. Glejmo, da bomo v sebi zdravi, močni in vsaj duševno bogati, tako da nekoč ne pridemo k bratom prosit miloščine, temveč da jim prinesmo darov; ali pa še boljše – da si pridejo bratje sami po te darove, predno bi jih mi ponujali.” (Cankar 1976: 236) 49 “Poklic majhnega naroda je izvrševanje velikih duhovnih nalog in odkrivanje resnic, ki so poslednja gibala svet.” 50
“slovenski kulturni sindrom” (Rupel 1976: 11)
46
historisch wordt, deel van de wereldgeest, als het een staat wordt. Op é é n n i v e a u g a a t h e t o m e e n v o l l e d i g e e t ym o l o g i s c h e v e r k l a r i n g v a n h e t woord narod uit het Latijnse woord natio met de betekenis „geboorte‟ of Natio als goddelijke geboorte, jui st zoals natio in het Latijn ook natura betekent, heeft rojstvo nog bijkomende betekenissen, zoals natuur in de betekenis van alles wat geboren is, de essenties van enkele dingen of de structuren van enkele zaken. Een narod (volk) noemt zich dus een narod, omdat het geboren is in de natuur. Als uitgangspunt is er dus rod (te vertalen als familie of origine), dus familiale verwantschap of de afkomst van een mens of bevolking (ljudstvo). Een populatie is een narod als het één en dezelfde afkomst heeft. Een na tie betekent dus een volk met een staat, een staat als gerealiseerd idee van vrijheid. (Hribar 1989: 39) Tagore stelt tegenover het begrip Ljudstvo het begrip bevolking en tegenover natie stelt hij bond als politieke en economische gemeenschap van mensen. (Tagore 1991) Bij Kosovel zijn de verhoudingen tussen de begrippen narod -narodnost en natie-nationalisme niet duidelijk omlijnd. In het essay Narodnost in vzgoja gebruikt hij voor het begrip nationalisme nog de termen narod e n n a c i j a a l s s yn o n i e m e n e n v o o r n a r a d n o s t o o k n a r o d . M i s s c h i e n kunnen we bij de onzorgvuldige definitie van deze begrippen wijzen op de gelijkenis tussen Kosovel en de overwegingen van Hribar - in de veronderstelling dat we Kosovels begrip van nationalisme gelijk kunnen stellen met het begrip natie en het begrip narodnost met narod. Aldus is volgens Kosovel een natie een gemeenschap van georganiseerde kracht, net zoals Hribar vindt dat een natie een volk is georganiseerd in het kader van een staat. Anders dan bij het begrip natie, is he t begrip narod verbonden met iets dat de mens aangeboren is, zoals Hribar en Kosovel vinden. Voor die laatste maakt narodnost deel uit van de menselijke ziel (III 65) en omvat het dus iets dat al van bij de geboorte deel uitmaakt van de mens. Zodoende kunnen we de vraag stellen of Kosovel, zoals hij zelf zegt in tal van gevallen, de verhouding tussen narod en narodnost zag als een problematische relatie tussen volken, die georganiseerd zijn in eigen staten, en volkeren, die, zoals de Slovenen toen, niet o ver een eigen staat beschikken. Het antwoord is nogal simpel, want Kosovels relatie tot nationaliteit (nacionalnost) of natie (nacija) is niet neutraal zoals bij Hribar, daar hij dit begrip als expliciet negatief beschouwt en het verbindt met concrete Europese staten. Bovendien, zoals we aangetoond hebben in het begin van dit hoofdstuk, tekent dit negativisme tegenover nationalisme af bij de gelijkstelling van dit begrip met het kapitalisme. Nochtans betekende het begrip nationalisme, geïntroduceerd door Herder (1774-1803), op wie ook Kopitar steunde, aanvankelijk niks negatief. Het slaat op nationaal bewustzijn van eenheid van nationale wil en nationale trots. Ofwel van leden van een al bestaand volk of
47
natie, owel van zij, die er voor ijveren, dat hun vo lk een natie zou worden. Een negatieve bijklank is het beginnen krijgen, toen er zich een deïficatie en een verering van de eigen natie ontwikkelden. (Hribar 1989: 47) We kunnen kort samenvatten dat Kosovel, steunende op Tagore, waarvan hij enkele ideëe n oppikt, volken indeelt in twee groepen. De e e r s t e g r o e p i s f ys i e k s t e r k e n t a l r i j k , h e t z i j n v o l k e n d i e o o r l o g e n v o e r e n , h u n g r o n d g e b i e d u i t b r e i d e n , e n e r s t e e d s o p u i t z i j n h u n f ys i e k e k r a c h t n o g u i t t e b r e i d e n d o o r f ys i e k z w a k k e r e v o l k e r e n t e d o m i n e r e n . Geestelijke kracht ontwikkelt deze soort echter niet. De tweede groep doet dat wel en kan dat ook veel makkelijker, omdat wanneer een bevolking klein is de kennisoverdracht of de geestelijke samenhang tussen de afzonderlijke leden efficiënter en vlugger tot stand kan komen. Deze tweede groep is meer waard dan de eerste, want deze belichaamt zuivere idealen en alleen de kleine volken kunnen de waarheid blootleggen. Slovenië behoort natuurlijk tot de tweede groep, terwijl een mogendheid als de eerste, in de redenering van Kosovel tot de eerste groep behoort. De eerste groep is nationalistisch en kapitalistisch, waarmee terug duidelijk is dat Kosovel nationalisme en kapitalisme als volstrekt negatieve begrippen beschouwt.
3.2 Oswald Spengler en zijn ondergangsvisioen van Europa In het werk van Kosovel treedt duidelijk een ondergangsvisioen met betrekking tot Europa naar voren. We kunnen ons de vraag stellen, in hoeverre Kosovel dat idee zelf ontwikkeld heeft. Het overbekende werk „Untergang des Abendlands‟ s tamt immers uit de tijd van Kosovel en werd zeker door de dichter gelezen. In dit hoofdstuk zullen we trachten te bepalen in welke mate het werk van Spengler Kosovel beïnvloed heeft in zijn denken over Europa en over de toekomst. Boris Pahor vermeldt in z ijn artikel de plaatsen, waar Kosovel zijn relatie tot het nationale vraagstuk uitdrukt. Pahor heeft het ook over het gedicht Ekstaza smrti, het meest representatieve gedicht van Kosovels gevoelens tegenover Europa. Dit gedicht verbindt hij met Kosovels intieme, dichterlijke beleving van zijn volk. Dit baseert hij op voorbeelden uit zijn correspondentie en poëzie: “Waarom is er geen enkele twijfel, dat het toekomstvisioen van de dichter een projectie is van dat kwaad, dat bij ons heerste in het k u s t g e b i e d , h e t v i s i o e n d a t z i c h i n h e t c a t a c l ys m e v a n d e t w e e d e wereldconflict verwezenlijkte, net zoals de voorspelling van het bloedige Soča werkelijkheid werd ten tijde van de eerste w e r e l d d e s t r u c t i e ? D e z e p s yc h o l o g i s c h e o v e r t u i g i n g v a n K o s o v e l v e r g e t e n e s s a yi s t e n e n c o m m e n t a t o r e n g e w o o n l i j k , z e n o e m e n S p e n g l e r en zijn Verval van het westen ( Untergang des Abendlands), omdat de
48
voortdurende vermelding van een buitenlands werk één of ander succes van ons moet ondersteunen, als het tenminste echt geloofwaardig moet z i j n . “ 51( P a h o r 1 9 8 7 : 3 2 ) Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat Pahor zich verzet tegen het al te makkelijke verwijzen naar Spengler als bron voor Kosovels ondergangsvisioen. Waarom zou de dichter dit niet zelf kunnen ontwikkeld hebben, vraagt hij zic h af. We kunnen er echter niet onderuit dat Spengler van invloed geweest is op Kosovels denken. Wat niet hoeft te betekenen dat Kosovel het hele discours van Spengler klakkeloos overnam. Marija Pirjevec (1995) stelt, dat het bewustzijn in Spenglers boek v an de ethische schuld en het verval Kosovel geïnspireerd heeft, maar ze toont ook aan dat Spenglers destructieve voorgevoel, slechts een deel is v a n K o s o v e l s d yn a m i s c h e v e r h o u d i n g t o t d e w e r e l d . Ekstaza smrti is Kosovels meest catastrofale gedicht, wat he t ondergangsvisioen van het westen aangaat, want hierin treedt de voorspelling van de vernietiging van de wereld naar voren, hetgeen we kunnen begrijpen met het vermelde citaat van Kosovel. Hierbij willen w e g r a a g a n a l ys e r e n h o e K o s o v e l S p e n g l e r g e l e z e n e n v o o r a l b e g r e p e n heeft. Branko Kreft (1984) plaatst Ekstaza smrti op de overgang tussen Kosovels constructivisme en zijn sociaal -revolutionaire dichterschap en ziet het als een uitsluitend programmatische verklaring over het uiteenvallen van de westerse k apitalistische wereld. Kosovel fundeert die verklaring in het essay Umetnost in proletarec (de kunst en de proletariër). Blaţ Tomaţevič (1961: 73) klasseert de gedichten over het verval van Europa -en dan vooral Ekstaza smrti- die Pahor verbindt met Kosov els intieme, dichterlijke nationale beleving, onder de sociale poëzie. Hij vermeldt opnieuw Spengler en zijn ideeën over de ondergang van het westen als invloed op Kosovel voor dergelijke poëzie. Ook Peter Scherber (1991) noemt enkel Spenglers impulsen als bron voor de idee van het verval van het westen. Zadravec (1986: 396) meent dat Kosovel Spenglers term „ondergang‟ beschouwde als een term die tot in den treuren gehoord kon worden in d e k o f f i e h u i z e n e n d u s v e r s l e t e n w a s . A l d u s w e r d h e t e e n s ym b o o l v a n 51
“Zakaj nikakega dvoma ni, da je pesnikova vizija prihodnosti projekcija na Evropo tistega zla, ki je gospodovalo pri nas na primorskih tleh, vizija, ki se je v kataklizmi drugega svetovnega spopada uresničila, kakor je v času prve svetovne ujme postala stvarnost Gregorčičeva napoved krvave Soče. Na to Kosovelovo psihološko razpoloţenje esejisti in komentatorji ponavadi pozabljajo, navajajo Spenglerja in njegov Propad zapada, ker mora zmeraj omemba tujega dela podkrepiti neki čas naš uspeh, če naj bo le-ta zares veljaven.” (Pahor 1987: 32) 49
de oppervlakkige Sloveense intelligentia, van algemene chaos en menselijke verdeeldheid tussen een bewust deel en een irrationele kracht, waar ze geen partij voor waren. Bij zulke Freudiaanse overwegingen trok hij de gevolgtrekking hoe belangrijk het was o m “de o n d e r b e w u s t e e n b e w u s t e h e l f t v a n o n z e z i e l ” 52 b i j t e s t e l l e n , z i c h z e l f t e ordenen met werk en geloof en zo snel mogelijk “uit de koffiehuizen te k o m e n . ” 53 K o s o v e l s t o n d d u s k r i t i s c h t e g e n o v e r z i j n l a n d g e n o t e n , d i e zich, in zijn ogen, niet werkelijk be wust waren van waar het werkelijk om draaide. Er werd te veel gepalaverd en te weinig gedaan. Het was tijd voor actie. Zadravec (1986: 396) herkent bij Spengler de voorspelling van desintegratie, alsook pessimisme (1986: 403), nihilisme en negatieve cultuurfilosofie (1986: 353) Op Kosovels optimistische visie op de t o e k o m s t , n á d e A p o c a l yp s , m o e t h e t b o e k „ A r b e i t e n u n d n i c h t v e r z w e i f e l n ‟ v a n C a r l yl e v a n i n v l o e d g e w e e s t z i j n . K o s o v e l l a s h e t i n h e t j a a r 1 9 2 0 , g e t u i g e e e n b r i e f a a n J e g l i č . C a r l yl e e n t h o u s i a s m e e r d e voor optimistisch filosofisch werk en verwierp “Spenglers pessimisme” en meer bepaald het standpunt dat hij deel uit zou maken van de “generatie van de dood”. (1986: 410) Hoewel Pahor kritisch st aat tegenover het vermelden van Spengler als invloed op het idee achter Ekstaza smrti, kunnen we het feit niet negeren, dat we voor het melden van deze invloed bewijzen kunnen vinden precies bij Kosovel zelf, namelijk in zijn essay Umetnost in Proletarec: “De laatste tijd hebben velen het er over dat Europa in verval is. De Duitsers hebben een groot boek, dat de Duitse filosoof Oswald Spengler schreef en dat “ondergang van het westen” heet (hiermee wordt het westerse Europa bedoeld: Duitsland, Frankrijk, S panje, Italië etc.). Hoewel er in al dat gepraat ook een kiem van waarheid zit - in Duitsland heeft dit boek een groot debat en polemiek uitgelokt - de “ondergang” van Europa is echter niet zo letterlijk te nemen. Als we het hebben over de ondergang van Europa, denken we aan de ondergang van het ineenstortende kapitalisme, dat namelijk met alle middelen probeert te regeren over Europa, maar zoals elke misdaad in de loop der jaren moet t e n o n d e r g a a n . Z o i s o o k m i j n g e d i c h t “ E k s t a z a s m r t i ” t e b e g r i j p e n . ” 54 (III 21) Kort samengevat kunnen we stellen dat Spengler inderdaad van invloed geweest is op Kosovels ondergangsvisioen. De dichter geeft zelf toe dat hij onder invloed van Spengeler geschreven heeft, maar uit het 52
“podzavestno in zavestno polovico naše duše”, “priti iz kavarne” 54 “V zadnjih časih govorijo mnogo o tem, kako propada Evropa. Nemci imajo veliko knjigo, ki jo je spisal nemški filozof Oswald Spengler in ki se imenuje “Propad zapada” (mišljena je s tem zapadna Evropa: Nemčija, Francija, Španija, Italija itd.). Dasi je v vsem tem govorjenju tudi kal resnice- v Nemčiji je ta knjiga izzvala velike debate in polemike- vendar pa ni vzeti “propada” Evrope tako dobesedno. Ako govorimo o propadu Evrope, mislimo na propad razpadajočega kapitalizma, ki sicer še skuša z vsemi sredstvi kraljevati po Evropi, ki pa bo kakor vseka krivica moral v teku let propasti. Tako je tudi razumeti mojo pesem “Ekstaza Smrti”” 53
50
voorgaande kunnen we ook concluderen dat hij Sp engler op zijn eigen manier geïnterpreteerd heeft en op basis van die persoonlijke interpretatie zijn eigen gedachtengang verder uitwerkte. Al te makkelijk stellen literatuurwetenschappers Spengler voor als dé bron voor Kosovels ondergangsvisioen. Kosovels optimisme wordt hierbij echter genegeerd. Hij reproduceert niet zomaar Spengler. Hij ziet de nakende ondergang alleen als een ondergang van het door hem verfoeide kapitalisme. Dit optimisme is deels gevormd onder invloed van het w e r k v a n C a r l yl e . W a t t e n g r o n d s l a g l i g t a a n h e t v e r v a l i s b i j K o s o v e l anders dan bij Spengler. Voor Kosovel is het maar logisch en vanzelfsprekend dat een misdaad –zoals het kapitalisme er één is - na verloop van tijd ten onder gaat. Die ondergang is de revolutie die Kosovel voorspelt. Bij Spengler gaat het niet zozeer over de nakende komst van een grote catastrofe, als wel om een natuurlijke evolutie die alle culturen in hun bestaan doorlopen.
3.2.1 Oswald Spengler: Untergang des Abendlands Om het verschil met Kosovel duidelijk te kunnen maken is het nodig dat we Spengler uitgebreider toelichten. Volgens Spengler is elke cultuur ter wereld op zichzelf georganiseerd met haar eigen krachten en waarden en leeft ze ongeveer duizend jaar. Drie stadia zijn hierbij karakteristiek: gebo orte, opkomst en neergang. De laatste fase verschijnt met de opkomst van de beschaving, wat betekent dat elke cultuur eindigt met beschaving. In zijn werk hebben sommigen een pessimistische visie op de Europese culturen menen te ontdekken, hoewel de essent ie van Spenglers theorie wil hebben dat de Europese cultuur zich in haar laatste fase bevindt en dat de beschavingskrachten haar beginnen te overspoelen terwijl de geestelijke krachten wegsterven. Spengler maakt een scherp onderscheid tussen beide begrippen. Cultuur betekent voor hem de voortgang van de geestelijke, creatieve krachten, beschaving betekent voor hem echter de vervlakking van de individuele stijl, wat er toe leidt dat de cultuur haar e i g e n t yp i s c h e k e n m e r k e n v e r l i e s t . ( I 4 8 5 - 4 8 6 ) Het eerste deel van het boek Untergang des Abendlandes verscheen in het jaar 1918, het tweede in het jaar 1922. In het jaar 1932 publiceerde de auteur een fundamenteel herwerkte versie. Ivo Fabinc vertaalt de titel van Spenglers werk als „zaton‟ (val), omdat, zo zegt hij, het zo dicht mogelijk bij de geest van het Duitse woord Untergang moet komen en de manier van Spenglers denken moet benaderen, zoals het woord „propast‟, het Servische equivalent, daar in slaagt. (Fabinc 1990: 537) Fabinc is van mening dat het veel g eciteerde, maar weinig gelezen en t e v e n s m i s b r u i k t e w e r k o v e r d e c yc l i s c h e o n t w i k k e l i n g v a n g r o t e
51
culturen gaat, dewelke ontstaan, groeien en uiteindelijk verdwijnen in het grijs van grote beschavingsperiodes.
Spenglers werk verscheen tijdens de crisis en beïnvloedde die rechtstreeks, speciaal wat betreft de breuk van het geldende w a a r d e n s ys t e e m t u s s e n d e t w e e o o r l o g e n e n d e t w i j f e l a a n d e mogelijkheden om het leven verder te zetten op de oude fundamenten. Het verhitte tijdperk moet Spenglers radicalism e gevormd hebben, een tijdperk wanneer de breuk van het economische wereldsysteem, gestoeld op de traditionele principes van vrije markt en het verbrokkelde k o l o n i a l e s ys t e e m , z i c h i n z e t t e . E e n t i j d p e r k o o k w a a r i n h e t s t a l i n i s m e en het nazi-fascisme ten tonele verschenen. Men creeërde het s t a a t s i n t e r v e n t i o n i s m e e n h e t s ys t e e m v a n m o n o p o l i e s , e r d e d e n z i c h schitterende technische verwezenlijkingen voor en er werd ruimte geschept voor een revolutie in de natuurwetenschappen. De fundamenten van het leven, de m ens en zijn omgeving veranderden wezenlijk, ook al waren de mensen zich daar toen niet geheel van bewust. In die zin mogen we Spenglers formule over de ondergang van het westen begrijpen; de teloorgang van de culturele en beschaafde waarden, terwijl we ons te laat realiseren dat telkens iets verdwijnt, er iets nieuws verschijnt, weliswaar nog ongedefinieerd, maar reeds verborgen in ons lot van vandaag. Spengler wilde nieuwe rationele pijlers voor het menselijke bestaan ontdekken en komen tot een morfologi e van de wereldgeschiedenis, wat voor hem een verwijdering inhield van de tradtionele, mechanische verdelingen van de geschiedenis in oudheid, middeleeuwen en nieuwe t i j d e n . I n d e p l a a t s w i l d e h i j d e i n t r o d u c t i e v a n v e r g e l i j k e n d e a n a l ys e s v a n d e g e e s t , d e k u n s t e n d e p o l i t i e k e s ys t e m e n v a n d e g r o t e h i s t o r i s c h e culturen, epoche per epoche. Hij toonde de links aan tussen historische periodes, ver van elkaar verwijderd in de tijd. Ook ontdekte hij noodzakelijke innerlijke karakteristieken van culturen, die enk el te begrijpen zijn binnen de context van de vergelijkende morfologie van de wereldgeschiedenis. Hiermee spreekt Spengler de lineaire evolutietheorie van Darwin tegen, maar benadert de strekking, die stelt dat veranderingen in de structuur van de levende soorten, zich sprongsgewijs voordoen. Met deze methodologie kunnen enkele verloren periodes van een cultuur gereconstrueerd worden en dit op basis van morfologische analogiën en anders slechts verspreide en onderling niet verwante fragmenten van het economische, culturele en politieke leven. Het inzicht in de toekomst van de beschaving zou echter pas feitelijk mogelijk zijn in de laatste w e s t e r s e c u l t u r e l e c yc l u s e n i n d e o v e r d e h e l e w e r e l d v e r s p r e i d e b e s c h a v i n g v a n h e t k a p i t a l i s t i s c h e s o c i o - e c o n o m i s c h e t yp e , d a t v o l g e n s hem in verval is. De wereldgeschiedenis is de visie op de wereld van de westerse beschaving en niet van de mensheid in het algemeen.
52
Spenglers blik was gefixeerd op de uiteenvallende politieke structuur van Europa, op de gecompromiteer dheid en de misbruiken van de vooroorlogse parlementaire democratie en verborgen diplomatie, op pacifistische bewegingen, verloren gegaan in de oorlog, die in werkelijkheid chauvinistisch waren, maar ook op gebeurtenissen in het beloofde land van het socialisme. Op deze doornige, kronkelige weg ziet Spengler een grote tegenstelling en een beslissend gevecht tussen de politieke eisen voor een hernieuwing van de traditionele waarden in e e n a n d e r s g e r e g e l d s o c i a a l s ys t e e m e n d e o v e r h e e r s e n d e s o c i a a l politieke macht van het kapitaal en de daaraan verbonden industriële maatschappij die al zijn medewerkers tot slaaf maakt. Fabinc denkt dat Spengler, toen zijn werk voor het eerst gepubliceerd werd, niet kon voorzien in welke noodlottige mate zijn dramatische en a p o c a l yp t i s c h e v o o r s p e l l i n g e n z i c h z o u d e n r e a l i s e r e n , n e t z o a l s h i j v e e l fenomenen van de technologische revolutie en radicale sociale, politieke en culturele metamorfoses niet kon voorzien. Fabinc benadrukt dat er bij Spengler niets is dat wijst op een cat astrofale wereldvisie of een fundamenteel pessimisme, zodoende moet het woord „ondergang‟ niet op die manier geïnterpreteerd worden, want hij bewaart zijn geloof in de mens en rekent zichzelf onder de aanhangers van Goethes universeel humanisme. Spengler i s zich bewust van de ondergang van een grote cultuur, maar weigert uit alle macht deze ondergang te aanvaarden als het einde van alles wat waardevol is aan de mens en hij blijft hopen op de mogelijkheid van een ethische herbronning van de menselijke samenl eving. Spengler is de filosoof van het harde bestaan van de mens, doordrongen door de wil tot leven, maar geketend aan het lot van zijn tijd, verder ook drager van creatieve actie, die degenen bevrijdt, die het hard g e n o e g w i l l e n . H i j v o l g t h e t v o o r b e e l d v a n h e t n i e u w e t yp e m a n v a n d e daad en kijkt op naar hem (zonder rekening te houden met zijn sociale klasse) die creëert en niet gewoon uitvoert. Hij veracht boekenwurmen, mensen die nooit toekomen aan actie omdat ze te veel denken. Want enkel de handelende mens, de mens van het lot, leeft in een waarachtige wereld, in een wereld van politieke, militaire en economische w a a r h e d e n e n d e z e l e e f t n i e t v o o r b e g r i p p e n e n s ys t e m e n . H e t g a a t o m een noodlottige tegenstelling tussen leven en denken.
3.2.2 Kosovels beleving van een apocalyptische tijd In een fragment van het essay Het verval van de maatschappij en de neergang van de kunst (razpad druţbe in propad umetnosti) benadrukt Kosovel, dat zijn visie van het verval van Europa niet uitgaat van Spengler, die hij als melancholisch beschouwt, maar uitgaat van de concrete omstandigheden, waarin de Slovenen zich bevonden:
53
“Allereerst moet ik de waarde luisteraars waarschuwen, dat deze gedachtegang geen product is van Spengler, dat deze gedachtegang op generlei wijze een jermiade is, maar enkel het product is van de o b s e r v a t i e e n b e l e v i n g v a n s p e c i f i e k e S l o v e e n s e o m s t a n d i g h e d e n . ” 55 ( I I I 998) In het vervolg van dit essay beschrijft hij de tijd waarin de Slovenen zich bevonden na de oorlog: “Alle Slovenen beleven de crisis van onmacht samen, dat is de crisis die onstaat na periodes van grote gevechten en ze heeft een golf, zodat z e z i c h v a n u i t h e t d a l o p r i c h t n a a r d e t o p . ” 56 ( I I I 8 0 7 ) De eerste wereldoorlog, die ook de aanleiding was tot Spenglers overpeinzingen inzake het einde van een bepaald tijdperk, heeft K o s o v e l s g e v o e l v a n e e n a p o c a l yp t i s c h e t i j d z e k e r i n g r o t e m a t e beïnvloed. Pahor ontwikkelt zijn gedachte over de bron van Kosovels visie op Europa in het monografische essay Srečko Kosovel . Ivanka Hergold (1996: 17) stelt dat de belangrijkste nieuwigheid van dit essay ligt in de benadrukking van de dichterlijke beleving van de oorlog, vooral van het fascisme, zoals de dichter het heeft ervaren met zijn gezin in de Karst en in Triëst en dat hem daarna vergezeld heeft helemaal tot aan zijn dood. De dichter wordt als aldus representatief voor het lot van de kuststreek en van Triëst. Hergold stelt dat Pahor hiermee het apocalyptische gevoel van destructie dat voorkomt in zijn gedichten, fundeert. Als voorbeeld vermeldt Pahor het gedicht Ekstaza Smrti, dat volgens hem beïnvloed werd door de platbranding van het Narodni dom in Triëst. Miran Košuta (1996) zoekt de bron voor Kosovels apocalyptische visie over de agonie van Europa ook in de beleving van de eerste wereldoorlog door de dichter. Want door de nabijheid van het front was hij getuige van vreselijke scènes van dood en ravage. We kunnen de links tussen de echo‟s van de ervaring van de eerste wereldoorlog en de voorspelling van de ondergang van de kapitalistische wereld ook funderen met een fragment uit Kosovels essay Umetnost in proletarec, waar hij de stelling poneert, dat de wonde van de oorlog te overweldigend is, zodat het kapitalisme –dat voor Kosovel hetzelfde is als het Europese nationalisme- zijn bestaan opnieuw zal moeten rechtvaardigen: “De kapitalistische cultuur desintegreert en gaat ten onder. En zoals het kapitalisme een groot, zwak proletariaat gevormd heeft, zo creëerde het ook een machtige cultuur. Een machtige cultuur heeft het echter maar gecreëerd zolang het kapitalisme vechtlustig was. Tegen het einde van 55
“Ţe vnaprej moram opozoriti cenjene poslušalce, da to razmišljanje ni produkt Spenglerja, da to razmišljanje ni nobenega jeremijada, ampak le product opazovanje in doţivljanje specifično slovenskih razmer.” (III 998) 56 Krizo onemoglosti doţivljajo v[si] Slovenci skupaj, to je kriza, ki nastane po dobah velikih borb in je potrebna valu, da se dvigne iz doline v vrh. (III 807)
54
de 19de eeuw werd de desintegratie echter duidelijk en zoals zich ook in een zieke mens de gezonde kern realiseert, zo heeft ook die desintegratie krachti ge en grote kunstwerken voortgebracht. Vandaag, na de eerste wereldoorlog, heeft het kapitalisme echter geen enkele zielskracht. Het bereikte zijn toppunt en met de wereldoorlog is het ten onder gegaan. Want zo‟n wonde, zoals de wereldoorlog er één was, heeft het kapitalisme elke morele rechtvaardiging van strijd en h e e r s c h a p p i j o n t n o m e n . ” 57 Om kort samen te vatten kunnen we zeggen dat Kosovel en Spengler gemeen hebben dat ze er van overtuigd zijn dat de Europese maatschappij zal vervangen worden, door iet s nieuws, dat de nieuwe mens zal opstaan. Beiden stellen hun hoop op actie. In hun visie op de mechanismen achter dit proces zijn hun visies echter verschillend. S p e n g l e r g e l o o f t i n e e n v a s t c yc l i s c h p r o c e s v a n o n t w i k k e l i n g e n ondergang dat geldt voor elke cultuur, terwijl Kosovel zijn a p o c a l yp t i s c h v o o r g e v o e l a f l e i d t u i t d e c o n c r e t e o m s t a n d i g h e d e n d i e h i j met zijn eigen ogen kan waarnemen in de Karst.Voor Spengler heeft de Europese cultuur haar laatste ontwikkelingsfase bereikt en moet ze nu noodzakelijkerwijze ten onder gaan. Kosovel richt zich specifiek tegen het kapitalisme dat rot is, zal instorten en vervangen worden. Het gaat b i j K o s o v e l n i e t o m e e n a l l e s o v e r k o e p e l e n d c yc l i s c h p r o c e s d a t v o o r alle culturen geldt, zoals bij Spengler het geval is.
3.2.3 Andere impulsen voor het ondergangsvisioen In dit hoofdstuk zullen we trachten bepalen of er soms nog andere b r o n n e n z i j n v o o r h e t a p o c a l yp t i s c h e v o o r g e v o e l v a n d e d i c h t e r . In Kosovels tijd en al daarvoor doken er immers ook bij andere intellectuelen dan Spengler gedachten op over een ondergang van Europa. Aldus concludeert Zadravec (1986: 97) dat het hoofdmotief van Kosovels ondergangsvisioen de Bijbelse zondvloed is of het einde van de wereld. De dichter leerde dit ook kennen in het gedicht Weltende van Jakob van Hoddis in de bundel Menscheitsdämerung. Van Hoddis steunde dit motief op het Bijbelse patroon, maar literair gezien was dat motief ook actueel ten gevolge van de oorlog. Zadravec (1986: 110) stelt ook dat ook vele andere Sloveense en veel naoorlogse Duitse dichters “de paradox - enkel via de dood naar een zuiverder leven” uiteen gezet hebben. Zo luidt ook het citaat van 57
“Kapitalistična kultura se razkraja in propada. In kakor je kapitalizem storil veliko slabega proletariatu, tako je vendar ustvaril močno kulturo. Močno kultura pa je ustvarjal le do tedaj, dokler je bil kapitalizem borben. Proti koncu 19. Stoletja pa je postal razpad očiten in kakor se v bolezni spozna tudi zdravo jedro človeka, tako je tudi ta razkroj rodil močne in velike umetnine. Danes, po svetovni vojni pa je kapitalizem brez vsake duševne sile. Dospel je na vrhunec in s svetovno vojno propal. Kajti taka rana, kakor je bila svetovna vojna, je vzela kapitalizmu vso moralno upravičenost borbe in vladanja.”
55
Albrecht, dat hij uit de Pinthusepiloog tot de tweede editie van de anthologie Mensheitsdämerung haalde: “Wie de revolutionaire furie negeert en open naar de huidige tijd kijkt, die weet, dat de jaren na het ineenstorten van het oude belangrijker zijn, wanneer we na het wakker schudden van het nieuwe, moeten nadenken over de gebeurtenissen in het politieke, sociale en economische leven of in de kunst. Er gebeurt echt veel en wat er gebeurt, is slechts de trage, maar onstuitbare desintegratie van het instortende Europese verleden. Wat ons nieuw en verbluffend toeschijnt, zijn altijd slechts elementen van het oude, die condens eren en bedrukt vissen naar de dood. De fundamenten van de ware toekomst z i j n n o g n i e t z i c h t b a a r . ” 58 (Zadravec 1986: 110) Terwijl we uit het extract uit Pinthus kunnen opmaken, dat “de fundamenten van de ware toekomst nog niet zichtbaar zijn”, kunnen we voor Kosovel stellen, dat hij nog een stap verder ging en ook de fundamenten van de toekomst voorspelde. Tomaţevič meent, dat Kosovel niet de enige was die in de sfeer van toen, het gevoel had dat er een grote dood kwam alvorens de nieuwe mens geboren zou worden. Ook Fran Albrecht had dit gevoel zoals blijkt bij zijn appreciatie van de Seliškarje Trbovelje in de Ljubljaanse klok uit het jaar 1923. Albrecht dacht bij de Seliškarische bundel als volgt na over de paradoxale gebondenheid van een hele generatie tussen dood en geloof in vernieuwing: “Er komt een grote duisternis, een vreselijke zonneeclips - de wrede dood voor de nieuwe geboorte voor de dageraad van de nieuwe, s c h i t t e r e n d e m e n s . ” 59 ( Z a d r a v e c 1 9 8 6 : 1 1 0 ) Ook Mile Klopčič sprak Kosovel over het stervende Europa in een brief. In deze stelt hij hem zijn ideeën voor inzake een programma van twee reciterende avonden op 9 en 10 november op het podium van het Sint Jakobstheater: “Evropa stara umira, poraja se nov sve t.” “Het oude Europa sterft, er wordt een nieuwe wereld geboren.” Bratko Kreft, één van Kosovels medewerkers en een gelijkgestemde ziel, vindt het idee, dat er een nieuwe wereld geboren wordt in de destructie van de oude wereld, al bij Cankar. Kosovel v ermeldt deze v a a k i n z i j n e s s a ys a l s e e n r e v o l u t i o n a i r e s c h r i j v e r d i e z o b e d r e v e n i s 58
“Kdor odmisli revolucionarni furor in odprto gleda v sedanjost, ta ve, da so leta pomembnejšja po sesutvi starega, kot po prebujenju novega, naj mislimo na dogodke v politiki, socialnem in gospodarskem ţivljenju, ali v umetnosti. Res se marsikaj dogaja, a kar se dogaja, je le počasno, a nezadrţno razkrajanje podirajoče se evropske preteklosti. Kar se nam kaţe kot novo in omamno, so zmerom le elementi starega, ki zgoščeno in napeto hlastajo po smrti. Temelji resnične prihodnosti še niso vidni.” (Zadravec 1986: 110) 59 “Prihaja velika tema, strašen sončni mrk- kruta smrt pred novim rojstvom pred zarjo novega, svetlejšega človeka.” (Zadravec 1986: 110)
56
dat hij er toe in staat is de mens door en door te transformeren. Kreft staaft zijn bewering met een fragment uit Cankars programmatische geschrift Bela krizantema (witte chrysant) met de ondertitel Mojim recenzentom (aan mijn recensenten): “Kijk beter, vrienden! Zie je niet vanwaar deze nieuwe krachten komen? Het leven wordt wakker in de laaglanden, die sliepen. De ogen gaan open, ze zoeken licht, de handen strekken zich uit, ze zoeken doelen. Want de lente komt in een storm en een overstroming! Uit dat s l i b z a l e e n w e e l d e r i g e g r o e i o n s t a a n . ” 60 ( K r e f t 1 9 8 4 : 6 8 0 ) Cankars Bela krizantema verscheen in de eerste dagen van juni 1910, dus voor de eerste wereldoorlog. Op twintig april 1918 hield Cankar echter een voorstelling op het volkspodium in Triëst, met de titel Očiščenje in pomlajenje (schoonmaak en verjonging), in dewelke hij sprak over de beproeving die het Sloveense volk doorstaan had en die nodig was voor een nieuw bes ef: “Tegelijkertijd voel ik echter dat die ervaring met al haar ongebreidelde horrors niet nutteloos geweest is, dat de ervaring nodig was, opdat haar (bedoeld is het Sloveense volk) ontstoken ogen de vrolijke dageraad van morgen en van de lente zouden zi en, opdat de ogen van haar ziel de dageraad van het nieuw doorgedrongen bewustzijn z o u d e n z i e n . ” 61 ( C a n k a r 1 9 7 6 : 2 3 9 ) Uit de voorstelling Očiščenje in pomlajenje kunnen we opmaken dat Cankar de eerste wereldoorlog zag als de noodlottinge gebeurtenis door welke “de lente komt in een storm en een overspoeling.” Zo spreekt Cankar over de nieuwgevormde fundamenten van de toekomst: “Want hoeveel duizenden van hen er ook gevallen zijn in de veldslagen, hoeveel duizenden van hen er ook thuis gestorven zijn van elk kwaad er blijven er nog genoeg over, opdat zich voltrekt, waar ik vast en waarlijk van overtuigd ben: op dit immense kerkhof, op deze met tranen en bloed overvloedig bemeste grond, zullen de zonen en kleinkinderen zich een schitterender, mooier huis bouwen, één dat ze zullen inrichten op hun manier, uit het lijden zullen ze de wil koken, in nieuw gerijpt b e g r i p . ” 62 ( C a n k a r 1 9 7 6 : 2 4 1 ) We kunnen stellen dat Kosovel In tegenstelling tot Cankar de eerste wereldoorlog niet ervoer als “verjonging en schoonmaak”, maar ook als 60
“Prijatelj, globlje poglej! Ali ne vidiš, odkod te nove sile? Ţivljenje se drami v niţavah, ki so spale. Oči se odpirajo, iščejo luči, roke se iztegnejo, iščejo ciljev. Kaj zato, če prihaja pomlad v viharju in povodnji! Iz te naplavine bo vzniknila bujena rast.” (Kreft 1984: 680) 61 : “Čutim pa obenem, da ni bila brezkoristna ta preikušnja z vsemi njenimi brezmejnimi grozotami, da je bila preizkušnja potrebna, zato da so njegove razbolele oči ugledale veselo zarjo jutra in pomladi, da so oči njegove duše ugledale zarjo novega poglobljenega spoznanja.” (Cankar 1976: 239) 62 “Kajti kolikor tisočev jih je padlo na bojiščih, kolikor tisočev jih je umrlo doma od vsega hudega- ostalo jih bo še dovolj, da se zgodi, o čemer sem trdno in verno prepričan: na tem ogromnem pokopališču, na teh od solz in krvi in bogato pognojenih tleh si bodo zgradili sinovi in vnuki svetlejši, lepši dom, ki si ga bodo uredili po svoji, iz trpljenja vkipeli volji, po svojem, v novem dozorelem razumu!” (Cankar 1976: 241)
57
oorzaak voor overpeinzingen over één of andere catastrofe, die nog moest komen en die het nieuwe tijdperk zou inluiden. Tenslotte kunnen we uit het voorgaande concluderen dat niet enkel Spengler aan de basis gelegen kan hebben van Kosovels ondergangsvisoen. Er zijn genoeg Sloveense en Duitse dichters die zich o o k u i t s p r a k e n o v e r e e n a p o c a l yp t i s c h e v o o r g e v o e l , v ó ó r S p e n g l e r d a t deed. Een dergelijk voorgevoel gaat zelfs terug op Cankar. Bovendien gaat volgens Zadravec het hoofdmotief van Kosovels ondergangsvisioen uit van de Bijbelse zondvloed of het einde van de wereld. De dichter leerde dit ook kennen in het gedicht Weltende van Jakob van Hoddis in de bundel Menscheitsdämerung. Er zijn dus wel degelijk andere bronnen d a n S p e n g l e r v o o r K o s o v e l s a p o c a l yp t i s c h e v o o r g e v o e l .
4 Relatie tot Joegoslavië In dit hoofdstuk zullen we Kosovels positie tegenover de vorming van een staat waarin de Zuid-Slaven verenigd zouden worden, proberen bepalen. Eerst zullen we het concept algemeen bespreken, daaropvolgend zullen we de zaak toelichten met betrekking op Kosovel zelf.
4.1 de Joegoslavische kwestie De zogenaamde Joegoslavische kwes tie was al enige tijd vóór Kosovel actueel, ze trad namelijk op de voorgrond na de Balkanoorlogen van de jaren 1912 en 1913. De discussies over het Joegoslavische vraagstuk en programma‟s voor de verbinding van de Slovenen met andere zuid Slavische volken leefden heftig op meteen bij het begin van de eerste Balkanoorlog. De overwinningen van de zuid -Slavische volken in de Balkanoorlog, wekten zelfvertrouwen en hoop op een betere toekomst op onder de Slavische volken die leefden binnen de grenzen van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. In dat kader steunde de Joegoslavische idee op de numerieke sterkte van de Slavische volken, vooral van de zuid-Slavische volken binnen de grenzen van de monarchie. Verder steunde ze ook op de hoop van een sterke onderlinge economische situatie. Ze schoot ook op in de marge van de culturele en t a a l k u n d i g e e e n m a k i n g d i e h e t I l l yr i s m e w i l d e b e r e i k e n . Maihjlo Rostohar, docent geschiedenis in Praag, was ten aanzien van het toenmalige nationale programma van de Slovenen niet al te optimistisch. Ook Ivan Cankar sprak zich over enkele punten ervan uit in zijn bekende voordracht met de titel Slovenci in Jugoslovani, die handelde over de Joegoslavische kwestie . Hij gaf deze in het jaar 1913 in het stadhuis van Ljubljana. Rostohar waarschuwde reeds voor het gevaar van een nationale, culturele en geestelijke gelijkschakelijking van de Slovenen met andere
58
zuid-Slavische volken en hij benadrukte het belang van de instandhouding van de eigen nationale uniciteit. Rostahar verzette zich o o k t e g e n d e n e o - i l l yr i s c h e b e w e g i n g . V o l g e n s h e m s t r e e f d e d e z e n a a r eenmaking van de zuid -slaven en werkte ze de culturele ontwikkeling van het Sloveense volk tegen. Hij zette zich wel in voor politieke eenmaking en de bundeling van de politieke krachten, doch b enadrukte hierbij de nood aan een respectabele eigenheid van elk volk en de noodzaak van actie om elk volk te ontwikkelen. (Voglar, Moravec 1976: 376) Hij was vooral ontgoocheld dat de Slovenen hun nationaal ideaal in een v r i j v e r e n i g d S l o v e n i ë 63 v e r g e t e n z i j n , d a t h u n l e i d r a a d w a s i n h u n innerlijke strijd en buitenlandse gevechten. (Voglar, Moravec 1976: 375) Ivan Cankar distancieerde zich in de reeds vermelde voordracht ook van zijn sociaal-democratische partij en haar resolutie van Tivola van het jaar 1909, die onder andere ook sprak over het bereiken van één taal, één cultuur en een volk met een geleidelijke ontwikkeling en aanpassing. De resolutie beschouwde de Joegoslavische volken enkel als elementen, die een eengemaakt volk dienden te worden. De eer ste voorwaarde daartoe was een gemeenschappelijke nationale taal en spelling. (Voglar, Moravec 1976: 380) Cankar zag de Joegoslavische kwestie enkel als een politieke kwestie en verwierp scherp het debat over een gemeenschappelijke taal en cultuur: “Een of ander vraagstuk in culturele of zelfs taalkundige zin heeft voor mij helemaal nooit bestaan. Misschien heeft het ooit bestaan, maar het werd opgelost toen de Joegoslavische stam zich splitste in vier volken met een viervoudig totaal zelfstandig culture el leven. Qua bloed zijn we broeders, qua taal enkel neven, -qua cultuur, die het resultaat is van een eeuwenlange afzonderlijke opvoeding, zijn we onderling veel eerder vreemden, want onze boer uit de Karst is een vreemde voor de Tiroolse, o f d e w i j n b o u w e r u i t d e b e r g e n i s e e n v r e e m d e v o o r d e F r i u l a a n s e . ” 64 (Cankar 1976: 234-235)
63
Rostohar heeft het over het Sloveense politieke programma dat de Karanthaanse geestelijke Matija Majar en sloveense intelectuelen uit Dunaj schreven en Verenigd Slovenië (Zedinjena Slovenija) doopten. Hierin eisten ze de eenmaking van het Sloveense territorium –toen nog steeds verdeeld onder verschillende staten- in één Sloveense regio, voorzien van een parlement en zelfbestuur, waarin de officiële taal het Soveens zou zijn. Verenigd Slovenië betekende voor hen dus een onafhankelijke Sloveense staat, waarin de Slovenen cultureel en politiek gezien zelf zouden regeren. Met het Habsburgse rijk zouden ze alleen de allernoodzakelijkste ministeries en de persoon van de keizer gemeen hebben. 64 “Kakšno jugoslovansko vprašanje v kulturnem ali celo jezikovnem smislu zame sploh ne eksistira. Morda je kdaj eksistiralo; toda rešeno je bilo takrat, ko se je jugoslovansko pleme razcepilo v četvero narodov s četverim čisto samostojnim kulturnim ţivljenem. Po krvi smo si bratje, po jeziku vsaj bratranci, po kulturi, ki je sad večstoletne separatne vzgoje, pa smo si med seboj veliko bolj tuji, nego je tuj naš gorenjski kmet tirolskemu, ali pa goriški viničar furlanskemu.” (Cankar 1976: 234-235)
59
Cankar ijvert echter voor een politieke eenmaking van de J o e g o s l a v i s c h e v o l k e n e n n a d e o o r l o g 65d r u k t h i j z i j n e n t h o u s i a s m e u i t voor Janez Evangelist Krek, één van de belangrijkste initiators van de beweging voor de Mei-declaratie, die leidde tot vereniging met de andere zuid-Slaven. Tegelijkertijd benadrukt Cankar echter dat de volken zich op evenwaardige basis en met dezelfde rechten moeten verenigen, alleen dan, zoals we al aanto onden in het hoofdstuk over het Euopese nationalisme en kapitalisme, kunnen de Slovenen hun culturele meerwaarde bewijzen en aanbieden. Het scherpst treedt Cankar op tegen zij die “helemaal zonder oorzaak of aanleiding de Sloveense taal nog in v e r b a n d b r e n g e n m e t h e t p o l i t i e k e J o e g o s l a v i s c h e v r a a g s t u k . ” 66 ( C a n k a r 1976: 238) Op dertig mei 1917 kwam de mei -declaratie tot stand –een verklaring van Sloveense, Kroatische en Servische vertegenwoordigers in het nationaal parlement in Dunaj, die zich verzameld hadd en in de Joegoslavische club. De declaratie was een uitdrukking van het verlangen van de Sloveense bevolking naar eenmaking van alle zuid slaven onder de Habsburgse kroon. Deze werd door de Slovenen met veel goedkeuring ontvangen, want ze hoopten dat de cr eatie van een onafhankelijk land van Zuid -Slaven ontwikkeling en nationale en economische redding zou brengen. Na de eerste wereldoorlog, in de herfst van 1918, begon het Oostenrijks -Hongaarse leger te desintegreren. Op 29 oktober 1918 werd in Ljubljana d e afscheiding van de Slovenen van Oostenrijk afgekondigd en de creatie van het land van Slovenen, Kroaten en Serven. Op 1 december verenigden het land van Slovenen, Kroaten en Serven en het koningrijk Servië zich tot het Koningrijk van Serven, Kroaten en Slovenen onder de scepter van de Servische d yn a s t i e v a n K a r a Ď o r Ď e v i ć . O p v i e r n o v e m b e r b e z e t t e n d e I t a l i a n e n h e t kustgebied. Natuurlijk bleven sommige Slovenen nog altijd geneigd tot de gedwongen, artificiële samensmelting van de Joegoslavische volken in hun geheel. Vidmar verwierp in 1925 in het essay O narodnosti –met de reeds beschreven relatie tussen ziel en lichaam - de neiging tot vernietiging van de eigen nationaliteit (van cultuur en taal) om deel te kunnen uitmaken van een machtiger volk met meer mogelijkheden . Vidmar meent immers dat de taal en het gemeenschappelijke lot van een volk enkel een gevolg zijn van het nationale wezen, dat we moeten zoeken in een bepaalde organisatie van de geest van enkele gemeenschappen van mensen. Gezien de taal dus iets secundai r is, is het onzinnig om de vermenging van twee volken te proberen bereiken door de vernietiging of hervorming van de taal van het ene volk of door de artificiële overname van de taal van het ene volk door het andere.
65
in de voordracht Očiščenje in pomlajenje uit het jaar 1918 (verzameld werk XXV, pagina 248) “čisto brez vzroka in povoda spravljajo v zvezo s političnim jugoslovanskim vprašanjem še slovenski jezik.” (Cankar 1976: 238) 66
60
4.2 Kosovels relatie tot het Joeg oslavische vraagstuk Kosovel was net zo kritisch tegenover het land van de zuid -Slaven als tot de omstandigheden in Italië. Hij ondervond immers aan de lijve hoe het groot-Servische nationalisme en militarisme steeds gewelddadiger werd (Marija Pirjevec 1995: 429). Hij wilde dat de Slovenen een onafhankelijk volk bleven en kantte zich tegen de idee van het joegoslavisme. Want net zoals in Europa zag hij hier het agressieve nationalisme aan het werk: “We zijn een klein volk van nog geen twee miljoen, we ver drinken! We zijn een klein volk van bijna twee miljoen! We leven! In deze paradox zit verscholen: het vraagstuk van het slavisme. Verdrinken in het joegoslavisme, omdat we met te weinig zijn, kristaliseren in de sloveensheid, omdat we met genoeg zijn? Wie zegt dat we met te weinig z i j n ! D e t e l l e r s ! ” 67 ( I I I 4 8 ) We kunnen concluderen dat Kosovel het argument dus niet aanvaardt, dat de Slovenen zich omwille van hun kleine aantal moeten versmelten met de andere joegoslavische volken. Hij beschouwt dit enkel als een fundament voor nationalisme. In een brief waarin hij zich boos maakt over de slaafse houding van de Slovenen, laat hij zich als volgt uit over het joegoslavisme en hoe de Slovenen ertegenover staan, in deze brief bestempelt hij zowel het Italiaanse al s het Servische volk als zijnde nationalistisch: “Ik lees de Joegoslavische kranten en zie dat de situatie voor de Slovenen niet bepaald de beste is. Maar we zijn er zelf schuldig aan. Onze slaafsheid is er schuldig aan. Als de Slovenen niet zulke voorstanders van het joegoslavisme waren geweest, was alles beter geweest. /…/ Maar de wereldsituatie is net zo miserabel als die van ons. Jullie zullen zien dat de nieuwe wereld gebaseerd zal zijn op menselijkheid, dan, wanneer een volk een organisme van de mens heid zal zijn. Het extensieve nationalisme, zoals, laat ons zeggen, het Italiaanse of het Servische, zal vallen voor de menselijkheid, die m e n s e n n i e t t e l t m e t m i l j o e n e n m a a r p e r m e n s . ” 68 ( I I I 3 2 3 )
67
Majhen smo, niti dvomiljonski narod, potopimo se! Smo majhen, skoraj dvomilijonski narod! Ţivimo! V ta paradoks je zavito: vprašanje slovenstva. Utoniti v jugoslovanstvu, ker nas je premalo, izkralizirati se v slovenstvo, ker nas je dovolj? Kdo pravi, da nas je premalo? Številkarji! (III 48) 68 “Jgsl. Liste berem in vidim, da poloţaj za Slovence ni ravno najboljši. A krivi smo ga sami. Naše hlapčestvo ga je krivo. Ko bi ne bili Slovenci taki podpetniki jugoslovenstvu, bi bilo vse bolše. /…/ A svetovni politični poloţaj je prav tako mizeren kakor naš. Videli boste, da bo novi svet nastal zastavo človečanstva, takrat, ko bo
61
Zadravec (1986: 373) stelt dat Kosovel het agressieve nati onalisme in Europa en Joegoslavië zag als een bepaald ontwikkelingsniveau van het kapitalisme. Kosovel kende ook geen medelijden met het nationalisme in de eigen kuststreek, dat omhelsd werd door Orjuna en Vidovdeno, door nationalistische organisaties en k ranten dus. Hij twijfelde zelfs aan het nationale gedicht van Gradnik in de bundel Pot Bolesti (lijdensweg) van 1922, omdat hij vond dat het te zeer het Servische n a t i o n a l i s m e a a n h i n g . I n d e c yc l u s v a n v i e r g e d i c h t e n m e t d e t i t e l Razočaranje (terleurstelling) verwijt de tweede strofe van het eerste gedicht de Servische en de westerse bourgeois diplomatie, dat ze het kustgebied en een deel van Kvarner verkocht heeft en dat ze vooral de Slovenen aan de kust uitgeleverd heeft aan de willekeur van de Italiaanse assimilatie: Pa ste prodali nas za zlat denar in ste šteptali nas; pa kaj vam mar za nas, ki v dnu temnic umiramo, za nas, ki brez pravic se upiramo
Ze hebben ons verkocht voor goud geld en jullie hebben ons afgeschud; wat geven jullie om ons; die op de bodem van het gevang sterven, om ons, die zich rechteloos, verzetten. Marija Pirjevec (1995: 430) is van mening, dat Kosovel zijn visie op de agressieve natuur van de groot -Servische politiek niet onder stoelen of banken stak. Zijn openlijk verkondigde woorden waren immers een waarschuwing aan het adres van de Servische dictators en hun relatie tot de Slovenen. Hoewel Kosovel zelfs enige tijd samengewerkt heeft met de Joegoslavisch georiënteerde vereniging Jadran (de Adriatische zee) en hij in het jaar 1924 redacteur was bij de krant Vidovdan, die de Joegoslavische progressieve jeugd om zich heen verzamelde, was Kosovel te zeer nationaal bewust, in zijn hart te zeer Sloveen, om zich t e k u n n e n v e r b i n d e n m e t e e n k r a n t d i e h a a r u n i t a i r e s ym p a t h i e ë n n i e t wegstak. Daardoor verzette hij zich vastbesloten tegen de stellingen, die verspreid werden in Vidovdan of Jutri en waar nog meer. In het essay Odgovor Vidovdenu (antwoord op Vidovden) trok hij de aandacht op de manier waarop de advocaten van het joegoslavisme van leer pomenil narod organizem človeštva. Ekstenzivni nacionalizem, kakor je, recimo, srbski ali italjanski, bosta pala pred človečanstvom, ki šteje ljudi ne po miljonih, marveč po človeku.” (III 323)
62
trokken tegen diegenen die zich verzetten tegen het idee van “nationale eenheid” en hij stelde hen opnieuw gelijk met het Italiaanse nationalisme:
“Jutro, dat zich al bewees als zijnde de beursstudenten en niet beursstudenten erg gunstig gezin d, is nu ook de filosofen gunstig gezind geworden, wanneer het op 15 oktober 1925 over de filosofen schreef: “Er vormt zich een nieuwe generatie separatisten, die in het leven gebroken zal moeten worden, als ze wil leven.” “Ons land neemt toe in kracht en zal binnenkort in een situatie verkeren om van elke leraar, van de universiteiten tot aan de laatste openbare school, te eisen dat hij zich strikt houdt aan de voorschriften van de grondwet, dat alle opvoeding in de scholen in de geest van nationale eenhei d en religieuze tolerantie moet zijn. Alles wat de opmars van deze eenheid hindert, zal verpulverd worden, zoals Italië het klerikalisme en het particularisme v e r t r a p t h e e f t . ” ( d e i t a l i s a t i e i s v a n m i j ) Z o n d e r C o m m e n t a a r ! ” 69 ( I I I 72) Uii de voorgaande beweringen kunnen we concluderen dat het fascistische Italië het nieuwe Joegoslavische land tot voorbeeld gediend moet hebben, over hoe elke tendens tot onafhankelijkheid in het eigen milieu te onderdrukken viel. Kosovels opmerking in verband met een studieb eurs gaat terug op zijn afgewezen verzoek om financiële steun voor zijn studies. Srečko en zijn zus Anica hadden namelijk verzocht om een studiebeurs. Ze moesten hiertoe afstand doen van hun Italiaanse burgerschap en het Joegoslavische aannemen. Maar hun verzoe k werd desondanks afgewezen. De Karadjordjen in Belgrado ontvingen het nieuwe Sloveense élan namelijk met tegenzin, daar ze vooral in de kritische universitaire jeugd een obstakel zagen voor de uitbouw van een unitaire en gecentraliseerde Joegoslavische monarchie. Košuta (1996: 45) beschrijft de toestand waarin Kosovel zich bevond na deze ervaring: “Kosovel voelde zich bedrogen, verraden, in de steek gelaten, vastgeklonken in een nieuwe val. Het hakblok bleef hetzelfde, maar de bijl was van eigenaar gew isseld: hij was nu geen Oostenrijker meer,
69
“Jutro”, ki se je izkazalo ţe štipendistvom-neštipendistvom zelo naklonjeno, je postalo naklonjeno tudi filozofom, ko je 15. oktobra 1925 napisalo o filozofih: “Ustvarja se naraščaj separatistov, ki bo v ţivljenju moral biti zlomljen, ako bo hoteli ţiveti.” “Naša drţava se jača in kmalu bo v poloţaju zahtevati od vsakega učitelja od univerz do poslednje narodne šole, da se strogo drţi predpisa ustave, da mora biti vsa vzgoja v šolah v duhu narodnega edinstva in verske strpnosti. Vse, kar zavira pohod tega edinstva, bo strto v prah, kakor je Italija pomendrala klerikalizme in partikularizme” (Podčrtal jaz) Brez komentarja! (III 72)
63
maar een Joegoslaaf, die apatisch stond tegenover het lijden van het S l o v e e n s e k u s t g e b i e d . ” 70 We kunnen besluiten dat Kosovel negatief stond tegenover het untitaire concept van Joegoslavië, zeker nadat hij ondervo nd dat de aard van het Joegoslavische regime in weinig verschilde met het Italiaanse; beide waren voor hem nationalistisch, militaristisch en repressief tegenover de minderheden. Hij was bang voor assimilatie en bleef zich ten alle tijden Sloveen voelen. Als inwoner van Joegoslavië voelde hij zich als Sloveen bedreigd en in het nauw gebracht. Of de Slovenen nu onder de scepter kwamen van Italië of van de Joegoslavische authoriteiten; voor Kosovel maakte het weinig verschil, beide deden hun best om het Sloveense karakter uit te wissen. Kosovel verzette zich dan ook tegen alle oproepen tot assimilatie, de Slovenen moesten hun eigenheid bewaren. Als de Slovenen hierin bedreigd worden is dat volgens Srečko ook ten dele hun eigen schuld, ze hebben zelf het concept Joegoslavië omarmd. Kosovel wilde dat de Slovenen hun onafhankelijkheid zouden bewaren en hun geringe aantal –tenminste als je de tellers mag geloven is voor hem geen argument om die onafhankelijkheid op te geven.
5 De ondergang van de oude wereld en de opkomst van de nieuwe Over Kosovels ondergangsvisoen met betrekking tot de oude wereld zijnde de kapitalistische en nationalistische wereld - hebben we het al gehad in eerdere hoofdstukken. Nu rijst echter de vraag waar de oplossing- als die er al is- ligt voor de ontstane situatie, want Kosovel meent immers dat die ondergang onvermijdbaar is. We zullen ons ook afvragen hoe Kosovel de toekomst ziet na de ondergang, en hoe die verandering, van oud naar nieuw, de revolutie dus, zich precies zal voltrekken volgens hem.
5.1 Verval als voorwaarde tot leven In het essay Razpad družbe in propad umetnosti denkt Kosovel als volgt na over desintegratie als voorwaarde tot leven: “Als ik spreek over het uiteenvallen van de maatschappij met betrekking tot de teloorgang van de kunst moet ik allereerst duidelijk maken, dat deze overweging haar oorsprong niet vindt in één of andere Spenglerjaanse uitstervingsmelancholie, wel integendeel. Elke desintegratie vindt altijd dan plaats, wanneer de cohesie van de levenskrachten verzwakt en de bewegende kern van het leven naar een 70
“Kosovel se je počutil prevaranega, izdanega, zapuščenega, vklenjenega v novo past. Če je tnalo ostalo isto, je kladivo zamenjalo gospodarja: zdaj ni bil več Avstrijec, ampak Jugoslovan, ki je bil brezbriţen do trpljenja slovenskega Primorja.”
64
ander deel van het levende organisme nijgt. Desintegratie is een levensnoodzakelijkheid en valt niet te vermijden. Decompositi e en desintegratie zijn net zozeer belangrijk in het leven als progressieve groei. Daarom mogen we geen pessimisten worden, als we zien, dat iets desintegreert, dat iets afsterft, maar we moeten beseffen wat het is dat w e v e r l i e z e n i n d e c h a o s . ” 71 ( I I I 9 9 9 ) In dit fragment distantieert hij zich van Spengler en benadrukt hij zijn eigen visie; namelijk dat verval onvermijdelijk is en als er iets verloren gaat er altijd weer iets in de plaats komt om het oude te vervangen. Kosovel veroordeelt scherp het natio nalisme, vooral het Italiaanse, dat ondraaglijke gevolgen gehad heeft voor de mensen, vooral in het kustgebied (Primorska). Hij is van mening dat het de natuurlijke gang van zaken is dat een beschaving, gefundeerd op nationalisme –dat Kosovel gelijkstelt m et het kapitalisme, cultuurmoord, egoïsme en oorzaak van tal van misdaden - vroeg of laat tot chaos zal verzinken. Hij zegt namelijk vaak dat het recht “aan onze - de Sloveense dus - kant” ( “ n a n a š i s t r a n i ” ) s t a a t . I n e e n b r i e f a a n F r a n c e P a c h e i n e r 72 u i t h i j z i c h als volgt over de situatie aan de kust: “Aan de kust is het wanhopig gesteld. De mensen emigreren naar Amerika in drommen. –Als er ergens rechtvaardigheid is en als er ergens nog gelijk wat is, komt er een vreselijke aardbeving. Overal. Ik hoop erop. We moeten van bij het begin voorbereid zijn. Volgens mij is het al lang niet meer te stoppen. Als de mensen zich bewust zouden zijn v a n h u n k r a c h t , z o u d e n z e n i e t s t e r v e n . ” 73 ( I I I 5 1 9 ) Dat de ruïne (“pogin”) van het oude de basis vormt voor de nieuwe g r o e i , z e g t h i j o o k i n h e t g e d i c h t V I I I u i t d e c yc l u s T r a g e d i j a n a oceanu (tragedie op de oceaan): Ta ocean, strašno odprt, bodočim ţivljenje, nam pa smrt, ta preizkušnja, naval in strast, strašen pogin za novo rast. (I 410) Die oceaan, vreselijk open, 71
“Ako mi je govoriti o razpadu druţbe z ozirom na propad umetnosti moram najprvo pojasniti, da to razmišljevanje ne koreni v kakšni spenglerjanski melanholij odmiranja, marveč nasprotno. Vsak razpad nastaja vselej tedaj, ko kohezija ţivljenskih moči oslabi in se gibajoče jedro ţivljenja nagne na drugi del ţivljenskega organizma. Razpad je ţivljenska nujnost, ki se je ne da preprečiti. Razkrajanje in razpad je pravtako ţivljenske vaţnosti kakor progresivna rast. Zato ne smemo postati pesimisti, ako vidimo, da nekaj razpada, da nekaj odmira, marveč se moramo zavesti, kaj je to, ki nam v tem kaosu propada.” (III 999) 72 France Pacheiner (1900 Lašče- 1960, Ljubljana) Hechte vriend van Kosovel uit het germaans-romaanse seminarium van de Ljubljaanse universiteit. Germanist en slavist. In de herfst van 1923 ging hij op uitwisseling in Kočevje. Later onderwees hij in verschillende gymnasia. Hij keerde terug naar Ljubljana in 1941. 73 “Na Primorskem je obupno. Ljude se selijo v Ameriko trumoma. –Če je pravičnost in če je sploh še kaj, bo strašen potres. Jaz upam vanj. Treba je pripravljati izpočetka. Meni ţe zdavnaj ni obstati. Če bi vedeli ljudje za svojo silo, ne bi umirali.” (III 519)
65
leven voor de toekomstigen, de dood voor ons, die test, beroerte en angst, een vreselijk begin voor nieuwe groei. (I 410) In een brief aan Sanda voorspelt hij het einde van het rottingsproces en dus het begin van de nieuwe eeuw. De explosie van granaten bij militaire trainingen zet hem er toe aan:
“Enkele dagen geleden zijn hier oefeningen van artilleristen geweest, ah, als u eens wist, heer dokter, hoe gretig ik de explosies van de granaten heb gehoord en met welke aandacht ik de beweging van twee golven van het leger gevolgd heb, het was avond, toen het dorp insliep in stille rust en er bewoog geen blaadje aan de bomen. Ja, al dat komt nog, jawel, het moet komen met de allergrootste kracht, want het leven is een strijd, “de wilde humor van het bloed”, niet “de naastenliefde”, maar de haat jegens diegene, die op weg zijn, zonder medelijden is die strijd, hij kent noch broer, noch zus, noch vader, noch moeder, noch narod, noch volk, noch mensen, hij kent de schermer, “Zichzelf”. Dat hij kome met grote kracht e n dat hij de rotheid neerhale, laat hij een n i e u w e e e u w c r e ë r e n , v a n d a a g . ” 74 ( I I I 2 1 0 ) We mogen stellen dat Kosovel hoopte op een plotse catastrofe die alles zou omgooien, deze hoop vloeide voort uit een fundamentele onvrede met de omstandigheden van zijn tijd. Hij wilde iets totaal nieuws, al het huidige –en dan vooral de maatschappij gebaseerd op het kapitalisme was rot en aan vervanging toe. In het gedicht Oda na bodočnost (ode aan de toekomst) duikt de rode k l e u r v a n d e z o n s o p g a n g o p a l s s ym b o o l v a n d e d a g e r a a d , w a a r m e e d e morgen onstaat. Deze zal “die zware dageraden” (“te teţke zarje”) v e r n i e t i g e n , d i e w e k u n n e n i n t e r p r e t e r e n a l s s ym b o o l v o o r W e s t Europa: Pojoč z zastavami temne krvi o, glejte, na vzhodu se dan rdeči, da ugasnejo zarje te teţke, bodočnost bela se razprostre in trudno človeštvo leţi naokrog zbrano in sredi: Bog. Zingend met vlaggen van donker bloed o, kijk, in het oosten kleurt de dag r ood, 74
“Pred par dnevi so bile tu vaje topničarjev, ah, ko bi vedeli vi, gospod doktor, kako hlastno sem poslušal eksplozije granat in s kakšno pazljivostjo opazoval gibanje dveh valov vojaštva, zvečer je bilo, ko je zaspala vas v tiho mirovanje in se ni zganil list na drevesu. Da, vse to še pride- prav, naj pride z največjo silo, kajti ţivljenje je boj, “divji humor krvi”, ne “ljubezen do bliţnega”, ampak sovraštvo do tistih, ki so na poti, brez usmiljenja je ta boj, ne pozna ne brata ne sestre, ne očeta ne matere, ne naroda ne ljudstva, pozna borilca “Sebe”. Naj pride z veliko silo in naj podre gnilobo, danes, naj ustvari nov vek.” (III 210)
66
opdat die zware dageraden uitdoven, de toekomst strekt zich wit uit en de uitgeputte mensheid ligt rondom verzameld en temidden van hem: God. De voorspellingen van het einde duiken steeds samen op met de kleur rood, met vuur, bloed of met een bloedig e zon. Zadravec (1986: 280) beschouwt de kleur rood bij Kosovel als bivalent: aan de ene kant gaat het om een kleur die, angst en afgrijzen uitdrukt, omdat de Europese mens zich in de afgrond stort en de wereld desintegreert. Aan de andere kant kondigt die zelfde kleur ook de nieuwe mensheid aan. In het gedicht Ljubljana spi (Ljubljana slaapt) kunnen we ook de dubbele gelaagdheid van de kleur rood opmerken. De kleur rood wordt namelijk in het eerste deel benadrukt als het symbool dat verbonden is met de komst van de nieuwe mens, in het tweede deel fungeert deze kleur e c h t e r a l s s ym b o o l v o o r d e d o o d v a n E u r o p a . Het volgende voorbeeld toont aan dat de kleur rood een bivalente s ym b o l i e k h e e f t , i n d i e z i n , d a t h e t e e n g e m e e n s c h a p p e l i j k p u n t i s tussen de oude en de nieuwe wereld, tussen Europa dat desintegreert en de mensheid die uit die chaos van verval zal opstaan: V rdečem kaosu prihaja novo človečanstvo! Ljubljana spi. Evropa umira v rdeči luči. In de rode chaos komt de nieuwe mensheid! Ljubljana spi. Europa sterft in het rode licht.
5.2 Kosovels revolutie Volgens Tomaţevič (1961) heeft Kosovel het voortdurend over revoluties in allegorieën van gloeiende vlammen en rode dageraden, maar de revolutie zelf en de gebeurtenissen die er mee gepaard gaan, die beeldt Kosovel als dichter niet uit. We mogen er van uitgaan dat een revolutie, gezien alles wat zoiets meebrengt, een moeilijk vraagstuk moet geweest zijn voor de dichter. Als voorvechter van de revolutie voelde hij zich medeverantwoordelijk voor alles wat z e mocht inhouden; als humanist en dichter van mensenliefde moet hem de noodzaak van bloedvergieten geplaagd hebben. Hij aanvaarde haar slechts omwille van uiteindelijke resultaten en beloftes. Namelijk omdat hij van mening was dat ze de mens zou bevrijden en hem zijn menselijke waardigheid zou teruggeven. Een bevestiging van Tomazţič‟ stelling over Kosovels aanvaarding van de bloedigheid (“krvavost”) van de revolutie vinden we in een brief aan Fanica Obidova:
67
“Lethargie, de geestelijke ziekte van het Euro pese volk, het duister aan de horizon van de toekomst - dat is onze situatie…Er zullen krachtige vuisten nodig zijn, om het leven weer op te wekken, er zullen oneindige krachten nodig zijn, en wat dan nog als er bloed in gemengd is. Er z u l l e n z o n e n v o n k e n n o d i g z i j n i n o n s . ” 75 ( I I I 3 7 5 ) Kosovel verlangde zo erg naar revolutie dat hij er uiteindelijk toch de prijs van bloed en geweld wilde voor betalen, ook al was hij met zijn gevoelige persoonlijkheid sterk gekant tegen gebruik van geweld. We kunnen verder stellen dat gedetailleerde beschrijvingen van de dood en destructie die de revolutie zouden brengen bij Kosovel ontbreken, waarschijnlijk omdat hij er eenvoudigweg geen plezier in schiep om zulke zaken te beschrijven. Kosovel was er de man niet naar om zic h wellustig te verliezen in het beschrijven van verhoopte wreedheden waaraan de oude wereld –de kapitalisten bijvoorbeeld - zouden kunnen ten prooi vallen in geval van revolutie. Hoezeer hij de kapitalisten ook verfoeide, hij gaf zich niet over aan met onge breidelde geweldplegingen doorspekte fantasieën. Liever beperkte hij zich tot metaforen –zoals bijvoorbeeld de kleur rood - om de ondergang van het oude aan te kondigen. Wat Kosovels verhouding tot revolutie betreft is Zadravec (1986: 232) dezelfde mening van Tomaţevič toegedaan. Zadravec stelt in dit verband dat Kosovel zich distantieerde van het toenmalige, al te simpele proletarische proza en van het grote aanbod aan sociaal programmatische gedichten, omdat hij geen boodschap had aan hun goedkope effecten en niet dichtte over de revolutionaire motieven van de straat, maar ten eerste vanuit zijn humanisme en nog meer omdat hij eerder dichtte vanuit ervaring en niet vanuit een idee. Daardoor bleef de revolutie bij hem beperkt tot de metaforen bloed -vlam- rode dageraad. Deze werden dan nog eens verzacht door het perspectief van menselijkheid en broederlijkheid en beperkt tot de dramatische spanning tussen de huidige tijd en de toekomst. Kosovels hang naar revolutie moet dus begrensd worden binnen het kader van het sociale internationalisme, de overeenstemming tussen de volkeren en gemeenschappen. Tegelijkertijd zoekt hij wat de volkeren gemeen hebben en wat hen onderscheidt. Kosovel besloot dat de mens niet te humaniseren valt van buiten naar binnen (“od zun aj na znotraj”), aangezien dat een beperkte, éénzijde weg is, en dus hield hij het erop dat vernieuwing enkel mogelijk was langs de omgekeerde weg, van buiten naar binnen (“od znotraj navzen”). Hij wilde de economische crisis en confrontatie oplossen met v reedzame middelen zonder gebruik van geweld. Hij verwachtte een pacifistische revolutie, buiten de mens. (Zadravec 1986: 237, 366, 368) Dat Kosovel de revolutie niet naïef aanvaardt, wijdt Marija Pirjevec (1996) aan het feit dat hij bij elk geloof in een dag die “ rood kleurt in 75
“Letargija, duševna bolezen evropskega zapada, mrak na obzorju bodočnosti- to je naše razpoloţenje… Treba bo silnih pesti, da razvalovijo zopet ţivljenje, treba bo sile brezkončne, naj bo magari kri vmes. Treba bo sonca in isker v nas.”
68
het oosten” (“se rdeči na Vzhodu”) zich duidelijk bewust is van het bloedvergieten en de tragiek die ze meebrengt. Hij voelt duidelijk aan dat haar oplossing niet iets definitiefs is. De revolutie kan immers net zo goed uitlopen op een nieuwe dictatuur. Ook Košuta (1996: 50) stelt dat Kosovel de naoorlogse realiteit, met haar misdaden, begrenzingen en gruwels, als een chaos zag, die de mens moest vernietigen, platbranden, afbreken en vervangen met een radicale innerlijke ethische revolutie. Er is dus een morele cath arsis nodig van het individu en van de volkeren, die de fundamenten zal leggen voor de nieuwe wereld. Marija Pirjevec beschouwt de ambivalentie van de dichter tussen intimisme en geloof in de revolutie als de bevrijdster van de mens uit zijn toenmalige ond ergang. De bevestiging voor de gedachte over de hernieuwing van de mens van buiten naar binnen vinden we in het essay Narodnost in vzgoja, waarin Kosovel de gedachte uiteenzet die hem “weliswaar tot latere uitvoering gediend heeft” (“pravzaprav sluţila za poznejša izvajanja”): “Is de mens niet dat wezen, dat ten eerste in zichzelf, in zijn innerlijk, daarna in de mensheid, zoekt, en daar doorheen gaat, omdat hij enkel in d e e e u w i g h e i d v a n d e m e n s e l i j k e z i e l z i j n w a r e g e l a a t o n t w a a r t ? ” 76 ( I I I 65) Vidmar extraheert uit het inzicht in het wezen van het volk, een stelling die overeenkomt met de gedachte van Kosovel over de vernieuwing van de mens, van buiten naar binnen, die vervat zit in het essay Narodnost in vzgoja. Vidmar meent namelijk, dat de natuurlijk loop van de menselijke activiteit "van buiten naar binnen, en niet andersom” (od znotraj na izven, ne pa narobe”) stroomt. (Vidmar 1925: 49) In één van zijn dagboeken, meer bepaald in het artikel met de titel Sodobno evropsko življenje in umetnost (het huidige Europese leven en de kunst), spreekt Kosovel over de geestelijke revolutie als de enige mogelijke vorm van revolutie. In het vermelde essay benadrukt Kosovel opnieuw, dat de revolutie, die komt, een noodzakelijkheid is en dat deze onafwendbaar is, want het gaat immers om de natuurlijke loop van de geschiedenis: “De revolutie komt, omdat ze moet komen. Omdat ze moet komen, is ze een probleem van de mensheid. /…/ De revolutie moet komen, een volledige geestelijke revolutie. Maar die revolutie is altijd en overal begonnen in de kunst en wij zijn evenzeer revolutionairen als Prešeren, Levstik en Cankar dat waren. De revolutie is een inhoudelijk en geen formeel begrip. Revolteren tegen de wereld, betekent hem een i n h o u d e l i j k e v o r m g e v e n . ” 77 ( I I I 6 8 5 ) 76
“Ali ni človek ono bitje, ki vedno išče, najprvo v sebi, v svoji notranjosti, potem v človeštvu, in gre preko tega, ker šele v večnosti človeške duše uzre svoj pravi obraz?” (III 65) 77 “Revolucija pride, ker mora priti. Zato ker mora, je problem človeštva. /…/ Revolucija mora priti, popolna duhovna revolucija. A ta revolucija se je vedno in povsod začenjala v umetnosti in mi smo v toliko
69
5.3 Kosovel en het zenitisme Voor we verder gaan, is het nuttig om even dieper in te gaan op de beweging van het zenitisme, daar deze niet onbelangrijk is voor een goed verstaan van Kosovel. In dit kapittel willen we Kosovels relatie tot het zenitisme beter bepalen en wijzen op eventuele gelijkenissen of verschillen in zienswijzen, vooral wat betreft de visie op de komst van een revolutie. De beweging van de zenitisten groepeerde zich rond het tijdschrift Zenit, dat opgericht werd in het jaar 1921. Het behoorde tot de meest prominente avant -gardistische tijdschriften van het toenmalige Europa. Kosovel was er uitstekend mee bekend. We kunnen stellen dat Zenit het enige avant-gardistische magazine is dat Kosovel echt serieus bestudeerd heeft. Hierdoor bekw am hij informatie over het Berlijnse constructivisme, De Stijl, Tsjechische poëten, Italiaanse futuristen enz.(Krečič, 1981, 17) Het zenitisme propageerde een nieuwe kunstvorm en wilde een nieuwe mensheid creëeren. Centraal in hun denken stond de idee va n „barbarogenie.‟ Zij zouden het oude Europa nieuw leven inblazen, „balkaniseren‟ als het ware. De beweging propageerde een nieuwe kunst, die geen elitaire kunst van museums of koffiehuizen meer zou zijn. Deze zou leiden tot een nieuwe cultuur en een ander soort mens, met de stempel van Balkan wat betreft ethiek en humanisme. We kunnen zeggen dat Kosovel aanvankelijk bijzonder ontvankelijk stond tegenover de zenitisten, zoals blijkt uit zijn dagboeken dweept hij er zelfs mee. Vrečko vermeldt dat er in Kosovels dagboeken en brieven van het jaar 1924 geen enkel ander tijdschrift vernoemd wordt, tenzij Zenit. (Vrečko, 2005) Onder invloed van het zenitisme heeft Kosovel geleerd dat „een gedicht n i e t u i t m a a n s t r a l e n a l l e e n k a n g e w e v e n w o r d e n 78‟ , z o a l s h i j h e t z e l f stelt in zijn dagboeknotities. Ook zegt hij het discours van de beweg ing adopteerde als „een programma en een fundering om te werken met de d u i d e l i j k e p r i n c i p e s v a n a n t i - e s t h e t i c a 79‟ . N o c h t a n s d i s t a n i e e r d e h i j z i c h niet veel later van de beweging. Al gauw beschouwde hij het zenitisme
revolucionarji v kolikor so bili Prešeren, Levstik, Cankar. Revolucija je vsebinski ne formalen pojem. Zrevoltirati svet se pravi, dati mu novo vsebinsko obliko.” (III 685) 78 “pesem ne more biti iz samih luninih ţarkov spletena” 79 “program in temelj za delo z jasnimi načeli anti-estetike”
70
als louter verbaal en formeel defineerbaa r aanmodderen en dus bekritiseerde hij de beweging in scherpe bewoordingen. (Vre čko, 2005) Volgens Vrečko brak Kosovel met de zenitisten, ook omwille van hun ander concept van revolutie, dat voor hem, zoals duidelijk blijkt uit het citaat, van inhoudelijke en niet van formele aard was. Ze vereist ernst en geen speelsheid, zoals de “h eren zenitisten” (“gospodje zenitisti”) het aanpakten. (Vrečko 1996: 10) De zenitisten ontgoochelden hem diep met hun standpunten inzake de fundamenten van de revolutie. Bovendien zag Kosovel in dat hij zijn konsen niet zou kunnen publiceren, omwille van h et fetisjistische, nationaal -functionele karakter van zijn taalgebruik erin. Aangezien hij ze ook niet op een andere manier functioneel kon maken, moest Kosovel zich tot de sociaal-revolutionaire literatuur richten. (Vrečko 1985: 668) Janko Kos spreekt ov er het bestaan van twee avant -gardes in de jaren 20 van de 20ste eeuw; namelijk enerzijds de politiek gekleurde avant garde, vooral georganiseerd door de communistische partijen, anderzijds de literair -artistieke avant-garde, die belichaamd werd door de verschillende avant-gardistische groepen (futuristen, dadaïsten, surrealisten…). Het fundamentele verschil tussen de twee, was hun doel; terwijl de politieke avant -garde een politieke omgooi in de socio historische wereld tot doel had, stelde de literair -artistieke avant-garde zich een geestelijke revolutie of een revolutie van de geest tot doel. Dit concept was ook gekend door de Sloveense historische avant -garde. Kos (1985: 958) voert hiervoor als bewijs de ondertitel die Anton Podbevšek aan zijn tijdschrij ft Rdeči pilot (de rode piloot) gaf, aan. Die luidde immers als volgt: “magazine van de progressieve jeugd voor een geestelijke revolutie” (“mesečnik prevratne mladine za duhovno revolucijo”) Verder stelt Kos, dat voor dit soort revolutie een revolutie van h et eigen zelf van binnen uit karakteristiek is. (Kos 1985: 958) Dit komt overeen met Kosovels overtuiging dat de vernieuwing van de mens begint in zijn innerlijk. In de Europese avant -garde ging het om een geestelijke revolutie in de betekenis van de meest brede omgooi van de traditionele geestelijke waarden en structuren. Daarom moest de geestelijke revolutie in de eerste plaats het traditionele begrip van ethiek, esthetiek en kunst aanpakken, maar ook de logica en uiteindelijk ook de taal, hetgeen de toenmalige manifesten bewijzen, die schreeuwen om een nieuwe ethiek, een nieuwe esthetiek, een nieuwe kunst of, om kort te gaan, een nieuwe kijk op het leven in het algemeen. Kos - één van de eerste om met het idee te komen dat het de Europese avant -garde na het jaar 1900 om een geestelijke revolutie te doen was - noemt Nietzsche en zijn radicale afwijzing van de moraal, het humanisme, de verlichting, het liberalisme en de bourgeois cultuur van de negentiende eeuw, maar benadrukt tegelijkertijd wel dat het bij N ietzsche niet regelrecht ging om een
71
geestelijke revolutie, die de hele mensheid zou moeten aanpakken. (Kos 1985: 959-960) Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat Kosovel aanvankelijk aangetrokken werd door de zenisten en enige zaken van hen overgenomen heeft, zoals bijvoorbeeld zijn anti -esthetica, gericht tégen het verfraaien om te verfraaien. Later echter vond hij de beweging te formeel, te zeer gericht op de vorm met een verwaarlozing van de inhoud tot gevolg. Kosovel wilde wel inhoud, hij wilde de problemen werkelijk aanpakken, iets in de plaats stellen voor de betreurenswaardige werkelijkheid. Van de zenitisten vindt hij eigenlijk dat ze maar wat rond de pot draaien en zich verliezen in mooie theorieën.
6.4 Opkomst van het slovenisme In het gedicht Gloria in excelsis tekent Kosovels visioen zich af van hetgeen het oude, stervende Europa zal vervangen, van de redder, die te paard rijdt op het landgo ed van Matjaţ; de Sloveen dus: O pozdravljen, rešitelj Evrope, dolgo pričakovani! V gloriji človečanstva prihajaš, kaj ti mar krvava perjanica! Preko mostu sporazuma jahaš na Matjaţev grad. O gegroet, redder van Europa, Langverwachte! In de glorie van de mensheid kom je, Wat kan jou de bloederige panache schelen! Over de brug van de overeenkomst, Rijd je te paard op het landgoed van Matjaž. Zadravec (1996: 181-182) vraagt zich af, wie die redder is, die komt. Hij stelt dat de dichter de reddende almachti gheid niet beschrijft. Kosovel wijt zijn dichterlijke woorden immers niet aan deze almacht, die als enige redt. Zadravec meent echter dat Kosovel er misschien van overtuigd was dat de federatieve nationale gemeenschap de roof van de Italiaanse en Duitse bo urgeoisie in de Sloveense etnische ruimte, zou moeten uitdagen. Hij baseert zich hierbij op het gedicht Ej, hej: Ej, hej. Balkanska federacija. Grška je bela. Rusija rdeča. No, naprej! Ej, hej.
72
De federatie van de Balkan. De Griekse is wit. Rusland rood. Nou, vooruit! Kosovel heeft het over de Slaven als volk van de toekomst, in het essay Stojimo, waarin hij refereert naar de filosofie van Herder en Spengler: “De fantastische mens weende vanuit zijn mathematische gevangenis om immense, ondoorgrondelijke eeuwigheid, om een hart, een ziel, zoals Herders roep een voorspelling was van de opkomst van de Slaven, zo was ook Spenglers roep een voorspelling van hun kom st. Maar nu komen de Slaven niet in de naam van een of ander nationaal idee van panslavisme, maar in naam van de mensheid. Ze komen in de strijd voor de mens en de mensheid. Ze zullen haar bevrijden met hun grote levenswil, met hun sappige, vrolijke levens verlangen. De roep daartoe k o m t v o o r t u i t o n s . ” 80 ( I I I 4 2 ) Uit dit fragment kunnen we concluderen, dat Kosovel de ideeën van Spengler niet begreep in pessimistische of catastrofale zin, maar echt in de zin van een noodzakelijke ontwikkeling op een bepaald historisch moment, in de zin van een ondergang van de beschaving, waarop de opbloei van het eigen volk volgt. Hoewel hij spreekt over de opstanding van de Slaven, niet enkel van de Slovenen, en over de samenwerking van alle verdrukten, die enkel door midde l van samenwerking en gemeenschappelijk verzet de bevrijding zullen bereiken, benadrukt hij toch zijn gekantheid tegen de versmelting van de Slavische volken tot slechts één volk. In het essay Separatisti schrijft hij: “Laat ons één zijn q u a g e e s t e n l i e f d e , m a a r l a a t o n s o n z e e i g e n g e z i c h t e n b e h o u d e n . ” 81( I I I 58) Het gedicht Tujina in mi (het buitenland en wij) heeft de twee begrippen reeds samen geplaatst in de titel - het buitenland (Europa) en de sloveensheid (wij). De dichter is er van overtuigd dat de Slovenen de waarheid aan hun kant hebben: Resnica je pri nas, in ako ji pomagamo do vstajenja, je s tem ţe rešen problem ţivljenja. Ţivimo resnično ţivljenje. De waarheid is met ons, en als 80
“Fantastični človek je iz svojega matematičnega zapora jokal po neizmerni nedojeti večnosti, po srcu, po duši, kakor je bil Herderjev klic slutnja vstajanja Slovanov, tako je Spenglerjev klic slutnja njihovega prihanja. A sedaj ne prihajajo Slovani v imenu kake nacionalne ideje panslavizma, marveč v imenu človečanstva. Prihajajo v borbi za človeka in človečanstvo. Odrešili ga bodo s svojo veliko voljo po ţivljenju, s svojo sočno barbarsko veselo ţivljenja ţeljnostjo. Klic po tem prihaja iz nas.” (III 42) 81 “Bodimo eno po duhu in ljubezni, a ohranimo svoje lastne obraze.” (III 58)
73
we haar tot opstand helpen, is daarmee het probleem van het lev en al opgelost. Laat ons het leven waarachtig leven.
5.5 het kapitalisme en de menselijkheid B i j d e v i s i o e n e n v a n d e a p o c a l yp t i s c h e o n d e r g a n g v a n h e t w e s t e n e n d e vernietiging van de imperialistische landen, verschijnt bij Kosovel het ideaal van de ethische vernieuwing van de mens. Bij de voorspellingen van vernietiging, branden, overstromingen en chaos ziet hij de nieuwe menselijkheid, die geboren moet worden uit de revolutie. Maar zoals Tomaţevic en Zadravec aantonen, was de gedachte van revolutie met haar bloedige lijken Kosovel niet aangenaam, temeer daar hij zelf nogal van nabij de eerste were ldoorlog meegemaakt had. Daarom kunnen we waarschijnlijk zijn voorspellingen van vernietiging en a l l e s o v e r h e e r s e n d e c h a o s b e g r i j p e n i n d e z i n v a n e e n s ym b o l i s c h e ondergang of verrotting (“gniloba”), zoals hij het zelf uitdrukte. (III 210) Deze zal de nieuw e mensheid en het nieuwe slavisme teweeg brengen. West-Europa heeft namelijk geen bestaansvoorwaarden meer: “De westerse beschaving moet sterven, de westerse “kunst” moet sterven en zal sterven, zoals we bij ons al kunnen zien…want, waar geen levensfunderingen zijn, kan het leven niet bestaan. En hier is het n i e t . ” 82 ( I I I 3 3 ) Ocvirk interpreteert het gedicht Na piramidi, als een gedicht dat de tegenstelling toont tussen “de kapitalist, de gevangene van de “gouden productie”, die reeds voor het leven ter do od veroordeeld is, en de herboren mens, die zich bevrijd heeft van egoïstische neigingen, een wezen, verscholen in de toekomst, die geen levensverval of m a a t s c h a p p e l i j k o n z i n z a l k e n n e n . ” 83 ( I I 5 7 5 ) Deze tegenstelling of triomf van de mens en zijn menselij kheid komt aan bod in het laatste vers van het gedicht: Človek z zlatim srcem stoji na beli piramidi De mens met het gouden hart staat Op een witte piramide
82
“Zapadna civilizacija mora umreti, zapadna “umetnost” mora umreti in bo umrla, kakor se ţe pri nas pozna…kajti, kjer ni ţivljenske osnove, ne more nastati ţivljenje. In tu je ni.” (III 33) 83 “med kapitalistom, ujetnikom “zlate produkcije”, ki je ţe za ţivljenje obsojen na smrt, in prerojenim človekom, ki se je osvobodil egoističnih nagonov, bitjem, zagledanim v prihodnost, ki ne bo poznala ţivljenskih prepadov in druţbenih nesmislov” (II 575).
74
De tegenstelling tussen Europa en de menselijkheid treedt ook naar voren in het gedicht Kons: z , waarin hij twee keer de dood van Europa aankondigt (Europa sterft. / Voor Europa komt het uur van de dood, Europa umira/ Evropi prihaja ura smrti) en tegelijkertijd deelt hij mee wat het oude Europa en haar waardensysteem zal vervangen: Nova kultura: človečanstvo. Nova politika: človečanstvo. Nova umetnost: za človeka. De nieuwe cultuur: de menselijkheid. De nieuwe politiek: de menselijkheid. De nieuwe kunst: voor de mens. In het essay Kriza človečanstva (III 31) noemt Kosovel als enige crisis van Europa de crisis van de menselijkheid. Zadravec (1986: 372) schrijft, dat Kosovel zich verzette tegen het principe van een almachtig land, tegen de rechtspraak van de machtigste en het imperialistische nationalisme. Al dit beschouwde hij echter als overkomelij k vooral met de “ethiek van de menselijkheid” en ook omdat het nationalisme enkel de dictators gediend had en “de kracht niet bezat om een idee te dienen” (“ni imel moči, da bil sluţil ideji”). Hij beschouwde diegenen die egoïstische ideeën dienden en voor z ichzelf, in naam van deze ideeën, een volkerenbond stichtten -zoals de Fransen, Italianen en Engelsen dat gedaan hadden in Genève - als zwakkelingen. Het idee van de nieuwe menselijkheid, die zal komen door de dood van het oude, zet hij ook uiteen in het manifest Mehanikom! (aan de mecaniciens!): “De nieuwe menselijkheid verrijst. /…/ Er is er maar één…dat ze kome, dat ze toch kome! Wat dan nog, als ze over lijken komt? De kracht van h e t l e v e n i s i n h a a r . D e k r a c h t , d i e d e d o o d w e e r s t a a t . ” 84 ( I I I 1 1 4 ) Het begrip menselijkheid verschijnt meermaals in oppositie met het nationalistische Europa en in het gedicht Jesenska pokrajina (herfstlandschap) duikt het op als een gedachte die de dichter innerlijke rust brengt: Vera v človečanstvo. Zame je to sveta misel. Het geloof in de menselijkheid. Voor mij is dat een heilige gedachte. Tagore –van wie Kosovel het onderscheid tussen narod en narodnost overnam- had het al over de menselijkheid in tegenstelling tot de organisatie van de macht, op basis waarvan de nati e ontstaat. Als een 84
“Novo človečanstvo vstaja. /…/ Samo eno je…da prihaja, da le prihaja! Kaj, če prihaja preko mrlicev? Sila ţivljenja je v njem. Sila, ki smrti kljubuje.” (III 114)
75
volk zich richt op een streven naar zoveel mogelijk macht, vergeet het zijn menselijkheid. (Tagore 1991) Košuta (1996: 50) ziet het woord menselijkheid als essentie van heel Kosovels filosofie. Voor Kosovel betekende het “respect voor de mens en de menselijke waardigheid, broederliefde, sociale rechtvaardigheid, b e g r i p t u s s e n d e v o l k e r e n , v r i j h e i d ” 85. I n h e t e s s a y K r i z a v o o r s p e l t h i j zijn volk de komst van de nieuwe menselijkheid en met deze wil hij het opwekken uit zijn vertwijfeling: “Waarom wanhopen jullie, wanneer de mensheid geboren wordt? Eén oplossing komt: de redding van de mensheid. Jullie zijn echter defaitistisch en jullie sterven. Voelen jullie die glimmering dan niet? Voelen jullie de beweging van de massa‟s niet? De nieuwe mensheid staat op. /…/ Er is er maar één: dat ze kome, dat ze toch kome. Open de r a m e n , o p e n d e d e u r e n , d e b e v r i j d e m e n s k o m t . ” 86 ( I I I 1 9 ) Ter vervollediging van dat gedicht noemt Ovirk (II 605) nog het gedicht Italjanska kultura, waarin Kosovel het fascis tische geweld tegen de Slovenen overloopt. (Het Sloveense narodni dom in Triëst in 1920. / het arbeidershuis in Triëst in 1920. / De korenvelden in Istrië branden. S l o v e n s k i n a r o d n i d o m v T r s t u 1 9 2 0 . ) 87H i j b i e d t t e v e n s e e n o p l o s s i n g tot het vraagstuk aan - het antwoord op het geweld is het slovisme en de m e n s e l i j k h e i d o f t e w e l d e n o o d z a k e l i j k e s yn t h e s e , h e t m e n s e l i j k e slovisme: Het slovisme is een progressieve faktor. / De menselijkheid is een p r o g r e s s i e v e f a k t o r . / H e t m e n s e l i j k e s l o v i s m e : d e s yn t h e s e v a n d e o n t w i k k e l i n g . 88 ( I I 6 0 5 ) Hoewel het visioen in Ekstaza smrti misschien pessimistisch klinkt, kunnen we zeggen dat andere gedichten met een Europese thematiek nogal optimistisch aandoen. Ze kondigen immers de nieuwe wereld aan, die zal ontstaan op basis va n de dood van het oude en op basis van de menselijkheid. De basis voor de nieuwe wereld zal de mens zijn, niet het kapitaal: “Het enige licht dat schijnt op de ruïnes van de mensheid en de menselijkheid, is de mens. De mens als verpersoonlijkt ethos. /…/ Maar de ontwikkeling gaat verder: het leven eist niet slechts onmiddelijke oplossingen, de oplossingen van één generatie, maar de oplossing van de mensheid. De mens begrijpt het doel niet van de oplossing, maar 85
“spoštovanje človeka in človeškega dostojanstva, bratovsko ljubezen, socialno pravičnost, razumevanje med narodi, svobodo” 86 “Zakaj obupujete, ko se preraja človeštvo? Ena rešitev prihaja: rešitev človeštva. Vi pa ste maloupni in umirate. Ali ne čutite tega svetlikanja? Ali ne čutite gibanja mnoţic? Novo človečanstvo vstaja. /…/ Samo eno je: da prihaja, da le prihaja. Odprite okna, odprite duri, osvobojeni človek prihaja.” (III 19) 87 Delavski dom v Trstu 1920. / Ţitna polja v Istri gorijo. 88 Slovenstvo je progresiven faktor. / Človečanstvo je progresiven faktor. / Človečansko slovenstvo: sinteza razvoja. (II 605)
76
wordt de basis van de redding, de voorwaarde tot een nieuwe, goede o n t w i k k e l i n g . ” 89 ( I I I 1 3 ) We kunnen al het voorgaande samenvatten als volgt: Kosovel stelt zijn hoop –ná de ondergang van de oude wereld gebaseerd op het kapitalisme- op de Slaven, meer bepaald zelfs op de Slovenen. Deze visie heeft raakpunten met de idee van barbarogenie van de zenitisten, doch Kosovel distanieerde zich van deze beweging, omdat hij hun een gebrek aan inhoud verweet, en een overdreven focus op het formele. Kosovel wil niet slechts experimenteren met de vorm; hij wil mé ér. Hij gelooft in een oplossing, niet slechts voor één generatie, maar in een blijvende redding voor de hele mensheid. Hierin verschilt hij met S p e n g l e r d i e h e t v e r l o o p v a n d e g e s c h i e d e n i s z i e t a l s e e n c yc l i s c h terugkeren van opbloei en verval. Voor Kosov el is de komende ondergang nodig om de nieuwe wereld van morgen mogelijk te maken. Als het oude vernietigd is, komt de menselijkheid. Mensen zullen leven in waarachtigheid en in de plaats van het oude komt een nieuwe kunst, een nieuwe politiek, kortom een nieuwe mens. Hierbij zullen de Slovenen het voortouw nemen. Over de revolutie spreekt Kosovel zich nauwelijks uit. Hij beperkt zich tot metaforen. De kleur rood staat bijvoorbeeld voor de vrees bij de desintegratie van de oude wereld, maar tegelijk ook voo r de hoop die rijst bij de gedachte aan de komst van de nieuwe. Het geweld dat gepaard gaat met een revolutie, aanvaardt hij slechts omwille van de verbeteringen die ze kan brengen. Eigenlijk hoopt Kosovel op een pacifisctische, geestelijke revolutie. Maar als er bloed aan te pas komt, dan zij het maar zo. De revolutie is onvermijdelijk en moet komen. De waarheid is aan de kant van de Slovenen. Zij zullen komen in naam van de mensheid. Kosovel is er van overtuigd dat de revolutie begint in de kunst. Ze zal de opkomst van de menselijkheid teweeg brengen, dat houdt voor Kosovel in: „respect voor de mens en de menselijke waardigheid, broederliefde, sociale rechtvaardigheid, begrip tussen de volkeren, vrijheid.‟ Hij beoogt geen effecten op de korte termijn zoals de zenitisten. De dichter streeft naar oplossingen die blijvend van aard zijn.
89
“Edina luč, ki zasije na razvaline človeštva in človečanstva, je človek. Človek kot poosebljeni etos. /…/ A razvoj gre dalje: ţivljenje ne zahteva le hipne odrešitva, odrešitve ene generacije, marveč rešitve človeštva. Človek ne pomeni cilja odrešitve, ampak postane temelj odrešitvi, pogoj novemu dobremu razvoju.” (III 13)
77
6 De oplossing van het nationale vraagstuk en de rol van de kunstenaar Uit het voorgaande hoofdstuk weten we dat Kosovel er vanuit gaat dat de revolutie begint in de kunst. In dit hoofdstuk zullen we ons afvragen hoe Kosovel de rol van de kunstenaar ziet, hoe de kunstenaar volgens hem kan bijdragen tot de redding, de komst van de menselijkheid. In het essay Kriza onthult Kosovel duidelijker, wie diegene is, die te paard rijdt op “het landgoed van Matjaţ” - eerst komt de zogenaamde patriot aan het op landgoed. Deze zou graag het leger van Matjaţ redden door het zwaard uit de schede te trekken, maar de aristocraat verzwakt en hij slaapt samen met het leger in: “Daar tussen de bergen slaapt het volk. Het slaapt en het slaaft. De patriot speelt er koning over. De jongeling -kunstenaar komt echter en trekt de scherpe waarheid uit de schede en de patriot moppert en de hele kudde na hem: nauwelijks heeft de jongeling de scherpte helemaal te voorschijn gehaald, of de kudde grijpt hem al en doodt hem. /…/ maar nee, het hart van de sloveense kunstenaar mag niet breken, wanneer hij zich bewust is van dit onoverkomelijke feit. Dat feit geeft hem enkel een tegenstander, die zij n krachten te voorschijn moet r o e p e n . ” 90 ( I I I 1 5 ) Uit het voorgaande fragment is duidelijk dat Kosovel voorspelt dat de kunstenaar zal afrekenen met de oude wereld. De kunstenaar komt hier naar voren als een strijder die de waarheid als wapen heeft en waar mee hij zijn vijanden kan bekampen. In het gedicht Kaj se vznemirjate? (waar maken jullie zich druk over?) maakt Kosovel zijn verhouding tot de volkerenbond, die hij verbindt 90
“Tam med gorami spi narod. Spi in hlapčuje. Rodoljub mu kraljuje. Pa pride mladenič- umetnik in izdere ostrino resnice iz noţice in rodoljub godrnja in vsa čreda za njim; in komaj izdere mladenič ostrino popolnoma, ga če čreda popade in ubije. /…/ toda ne, slovenskemu umetniku ne sme počiti srce, kadar spozna to nepremagljivo dejstvo. To dejstvo samo mu daje nasprotnika, ki naj prikliče njegovo silo na dan.” (III 15)
78
met het nationalisme, rechtstreeks duidelijk. Volgens Ocvirk bestaat de centrale gedachte van het gedicht er uit, dat de kunstenaar in opstand moet komen tegen zijn observeerder, moet zeggen wat hij echt denkt en tegelijkertijd bewust zijn plaats in de wereld moet innemen. Hij moet „een electrische vonk worden, die springt‟ (električn a iskra, ki skače) en de waarheid onthullen zoals die is. Vanuit deze centrale gedachte moeten Kosovels aanvallen op de volkerenbond in Genève en tegen het nationalisme in Italië gezien worden. In dit gedicht verschijnt opnieuw het ondergangsvisioen en ook hier klinkt er optimisme in door. “de zonsondergang” (zahod sonca) is niet iets waar men zich druk om moet maken, want daarmee gaan ook het oude en de leugen onder:
Kaj se vznemirjate, Ker zahaja sonce? Ves svet naj gre k vragu! Nacionalizem je laţ. Društvo narodov je laţ. Waarom zijn jullie van slag, Omdat de zon ondergaat? De hele wereld kan naar de duivel lopen! Nationalisme is een leugen. De volkerenbond is een leugen. Zadravec (1986: 320, 324 -325) ziet de rol van de dichter bij Kosovel, als de rol van iemand die met volledige inzet van zijn innerlijke kracht en vanuit het menselijke perspectief en het geloof daarin, zou moeten ijveren voor “het grote leven” (visoko ţivljenje). Deze moet de ziektes van de Europese geest –die de voorbode waren van d e neergang van de kapitalistische moraal - elimineren. De echte kunstenaar, namelijk iemand die creatief is, dient het volk, zijn kunstenaarsschap helpt mee “de bevrijding van de Slovenen” (osvoboditev Slovence) te verwezenlijken. In één van zijn dagboeken duidt Kosovel Prešeren aan als model voor zo‟n kunstenaar: “Prešeren is met zijn leven en werk een levendige, gedocumenteerde affirmatie van de sloveense nationale eenheid, die voor hem een miserabel bestaan leidde in de nationale verdeeldheid, en die bij hem de term kosmopolitisch slovenisme verwierf. Dat idee van zijn culturele s yn t h e s e v a n h e t v o l k , z o u v a n d a a g , w a n n e e r d e S l o v e n e n g e v i e r e n d e e l d leven, een licht in elke mens moeten zijn, de reflectie van één culturele s yn t h e s e , o p b a s i s w a a r v a n w i j i n n a a m v a n d e m e n s e l i j k h e i d , a l l e mensenrechten eisen voor de Slovenen bij ons en over de grens. /…/ Daarom staat Prešeren in die rij van mensen, die zich bevrijdden van de al te liefelijke kleinheid van ons thuisland, de numerieke kleinzieligheid van ons kleine volk te boven kwamen, over de grens van lokaal patriotisme stapten en zich aldus omhoog bewogen vanuit de Sloveense dalen naar de kosmos in een dubbele dageraad van de onopgeklaarde roeping van de mens, die overvloeit in de rode dageraad
79
van de menselijkheid en zijn betekenis vindt in vredig, stil werk voor d e p o s i t i e v e , w a a r a c h t i g e w e l v a a r t v a n d e m e n s . ” 91 ( I I I 7 7 7 - 7 7 8 )
Aan de hand van het volgende fragment kunnen we aantonen dat Kosovel zijn rol als dichter beschouwde als de taak om via de literatuu r de aandacht te vestigen op de toestand van het tijdperk, waarin hij leeft: “We moeten de politiek erkennen, maar mijn werk ligt in de literatuur. Ik begrijp vandaag ten volle mijn werk en mijn werksfeer: ik moet in de literatuur doen, wat onze allerjongsten doen in de politiek, dat wil zeggen: het tijdperk uitbeelden waarin één wereld ten ondergaat en een andere opstaat. Waarom en hoe, dat is individueel. Dat is, zie je, onze taak. De literatuur moet in de mensen het besef wakker schudden! Ze m o e t d e l e v e n s k r a c h t i n t e n s i f i ë r e n . ” 92 ( I I I 4 0 ) In het essay Umetnost in proletarec (de kunst en de proletariër) denkt hij op gelijkaardige wijze na over de rol van de kunstenaar in zijn tijd. Deze rol wordt hem opgedrongen door het kapitalisme. Kosovel trekt partij voor de kunstenaar die de waarachtigheid overbrengt: “De bourgeosie heeft zich bevrijd van elke culturele institutie en heeft ook de kunstenaars ingelijfd. Ze heeft hen hun vrije mening proberen afpakken, namelijk door het parool: kunst om de kunst, te ve rkondigen. Op die manier wilde ze zeggen: “De kunstenaar interesseert zich niet voor wat er gebeurt in het leven, of iets eerlijk is of niet, rechtvaardig of misdadig, maar hij schrijft, hij schrijft, kunst omwille van de kunst.” /…/ Maar het schisma van de maatschappij, dat ontstaan is door een steeds verdere verwijdering van de arbeiders van de parasieten, heeft nieuwe voorwaarden voor groei en creativiteit van de kunstenaar geschapen, het heeft de kunstenaar de nieuwe taak opgelegd het leven te vormen uit waarachtigheid, die waarachtigheid over te brengen in een a r t i s t i e k e v o r m , d i e w a a r a c h t i g h e i d v o r m t e g e v e n i n d e k u n s t . ” 93 ( I I I 23-24) 91
“Prešeren je ţiva z ţivljenjem in delom dokumentirana afirmacija slovenskega narodnega edinstva, ki je pred njim ţivotarilo v narodnem razcepljenu in dobilo v njem izraz kozmopolitičnega slovenstva. Ta ideja njegove kulturne sinteze naroda, bi morala danes, ko smo Slovenci razčetverjeni ţiveti kot luč v vsakem človeku, kot odsev one kulturne sinteze, s katero zahtevamo mi v imenu človečanstvo vse človeške pravice za Slovence pri nas in onkraj meje. /…/ Zato stoji Prešeren v oni vrsti slovenskih ljudi, ki so se osvobodili malenkostni premile naše domovine, premagali številčno (numerično) malodušnost malega naroda, stopili iznad meja lokalnega patriotizma in vendar vzrasli iz slovenskih tal v kosmos v dvojno zarjo nerazjasnjenega poslanstva človeka, ki pa se prelije v rudečo zarjo človečanstva in zadobi svoj zmisel v mirnem, tihem delu za pozitivni, resnični blagor človeka.” (III 777-778) 92 “Mi sicer moramo poznati politiko, a moje delo je v literaturi. Jaz danes popolnoma razumem svoje delo in svoj delokrog: jaz moram delati v literaturi tisto, kar delajo naši najml[ajši] v politiki, to se pravi: prikazovati dobo, v kateri propada en, a vstaja drugi svet. Zakaj in kako, to je individualno. To, vidite, je naša naloga. Literatura mora v ljudeh buditi spoznanje! Stopnjevati mora ţivljensko silo.” (III 40) 93 “Burţuazija si je osvojila vse kulturne zavode in tudi usuţnjila umetnike. Skušala jim je vzeti svobodno mnenje na ta način, da je razglasila parolo: umetnost zaradi umetnosti. Na ta način je hotela povedati: “Umetnik ne zanimaj se za to, kar se godi v ţivljenju, ali je to pošteno ali ne, pravično ali krivično, marveč piši, piši,
80
In het essay Razpad družbe in propad umetnosti kant Kosovel zich tegen “de verfraaiende estheet”, die er van overtuigd is dat de kunst haar wetten heeft en dat ze is “verheven boven de alledaagsheid” (vzvišena nad vsakdanjostjo” (III 35). Ook bij een evaluatie van Kosovels visie op de rol van de dichter, kunnen we zien dat bij hem nationale en sociale thema‟s sterk verbon den zijn. In het essay Umetnost in proletarec, is de proletariër en zijn situatie in het kader van het kapitalistische westen, het uitgangspunt voor de reflecties over de rol van de kunstenaar. In Razpad družbe in propad umetnosti gaat hij echter uit van het nationale vraagstuk en de nationale geschiedenis. Over de rol van de kunstenaar spreekt hij zich uit als voorheen - de kunstenaar moet het actuele beeld van de toestand tonen, hij moet uitgaan van het leven, het uitbeelden en daarmee het volk tonen, dat het moet vechten voor veranderingen, hij moet het zeggen, dat er in hen kracht is, opdat het wakker schrikt en zich bevrijdt van alles wat het o n d e r d r u k t . I n b e i d e e s s a ys i s d a t h e t k a p i t a l i s m e ( g e l i j k g e s t e l d m e t nationalisme), waarvan Kosovel het einde aankondigt. Hij verfoeit de „l‟art pour l‟art‟ beweging en ziet de redding in de weergave van het leven. In het essay Narodnost in vzgoja zegt hij dat het leven, dat doortrokken is van economische en politieke vraagstukken zich weerspiegelt in de kunst. (III 63) Zoals hij het stelt in het essay Razpad družbe, zou de Sloveense kunst moeten leven met het bestaansvraagstuk van het volk in de toekomst, maar in werkelijkheid leverde ze enkel maar enige le ge en zwakke producten af, die voortkwamen uit patriottisch enthousiasme en niet uit het besef van de kunstenaar. (III 41) Aldus bekritiseert hij de Sloveense kunstenaar, die zich niet realiseert, dat de nieuwe vorm, de nieuwe inhoud en het nieuwe leven o rganisch verbonden zijn. Daardoor gaat zijn talent verlor en in frivole dingetjes (“v artizmih”). Voor Kosovel is de kunst een levensprobleem (“ţivljenski problem”) (III 650). De kunstenaar die dat niet snapt, mist aan de ene kant een band met zijn volk en met de situatie in Europa aan de andere kant: “Onze kunstenaar is zijn band met het leven verloren, niet enkel met dat van het Sloveense volk, maar ook de band met het leven van heel Europa en hier verdroogt hij als een geknotte boom. /…/ Net zoals die verzameling van de enkele happy few de band met het leven v erloren heeft en vandaag afgestorven is voor elke levensvraag en een waardeloze en volkomen dode factor wordt in het leven, zo is ook de Sloveense kunstenaar achter gebleven zonder antwoord op elke vraag,
umetnost zaradi umetnosti.” /…/ A razkol druţbe, ki je nastal z vedno hujšim oddaljevanjem delavcev od parazitov, je ustvaril nove pogoje za rast in ustvarjanje umetnika, naloţil je umetniku novo nalogo upodabljati ţivljenje iz resničnosti, prenašati to resničnost v umetnostno obliko, oblikovati to resničnost v umetnost.” (III 2324)
81
d i e h e t t i j d p e r k h e m v o o r d e o g e n s t e l d e , o p d a t h i j z e z o u o p l o s s e n . ” 94 (III 37-38) In het essay Kriza človečanstva spreekt hij rechtstreeks over de rol die hij heeft als kunstenaar. Hij moet de weg tonen naar hetgeen het kapitalistische Europa zal vervangen - de weg naar de menselijkheid: “Ik heb de taak gezien, die de nieuwe kunst heeft: de menselijkheid. Ze moet het masker afnemen van de beschaving, die ziek is, omdat de maatschappij ziek is, ze moet de elementaire mens ontdekken, zijn hart o p e n e n e n d e w e g o p e n e n v a n m e n s t o t m e n s . ” 95 ( I I I 3 3 ) Zadravec vestigt de aandacht op nog een punt van Kosovels begrip van de kunstenaar. Namelijk dat de kunstenaar ook een authentieke creatieve persoonlijkheid moet worden en ook de persoonlijke wetten moet volgen. Dat komt volgens Zadravec niet omdat Kosovel zou gedacht hebben dat de kunstenaar niet afhankelijk zou zijn van de geschiedenis, van zijn tijd, de omstandigheden en de ruimte, want hij is het in substantiële en problematische mate: “Zo ben ik zelf levendig en pijnlijk opgegeroeid en ik dicht door hen en in h en.”(“tako ţivo, boleče sam zrasel in pesnil iz njih in v njih.”) Hij benadrukte de persoonlijke wetten, omdat hij het mechanische, materialistische en idealistische begrip van de kunstenaar en van de kunst verwierp. Tegelijkertijd waarschuwde hij duideli jk, diegenen die zichzelf te kort deden omwille van welomlijnde voordelen en die zich ontrokken aan artistieke verantwoordelijkheid met de dooddoener, dat men zich niet kan verzetten tegen de krachten van de tijd. (Zadravec 1986: 324) In tegenstelling tot Zadravec vindt Kos (1985: 964), dat de kunst bij Kosovel, rechtstreeks verbonden is met de klassenstrijd, waardoor ze omslaat in proletarische kunst en cultuur omslaat in proletarische cultuur. Zo beperkt de autonomie van de kunst zich bij Kosovel niet to t een puur geestelijke revolutie, hetgeen opgaat voor de Europese avant garde na het jaar 1900, maar is ze ook te zien door het perspectief van de strijd van de politieke avant -garde. We kunnen samenvatten dat Kosovel er allereerst van overtuigd moest zijn dat de kunstenaar waarachtig diende te zijn. Hij moet zeggen wat hij echt denkt en bewust zijn plaats innemen in het leven. Er is een belangrijke rol voor hem weggelegd. De kunstenaar kan actief meewerken aan de bevrijding van de Slovenen. Hij moet ijve ren voor 94
“Naš umetnik je izgubil stik z ţivljenjem ne samo slovenskega naroda, marveč stik z ţivljenjem celokupne Evrope in tukaj sahne kakor izpodrezano drevo. /…/ Kakor je izgubila stik z ţivljenjem ona druţba zgornjih desettisočev in je danes odmrla vsem ţivljenskim vprašanjem, postane nesposobna in popolnoma mrtev faktor v ţivljenju, tako je ostal tudi slovenski umetnik brez besede na vsa vprašanja, ki mu jih je postavila doba pred oči, da jih razreši.” (III 37-38) 95 “Videl sem nalogo, ki jo ima nova umetnost: človečanstvo. Odkriti mora krinko civilizacije, ki je bolna, ker je bolna druţba, elementarnega človeka mora odkriti, odpreti mora njegovo srce in odpreti pot od človeka do človeka.” (III 33)
82
het grote leven, het voorbeeld bij uitstek hierbij is, de romantische dichter France Prešeren. De kunstenaar moet via de literatuur de aandacht vestigen op de toestand van het tijdperk waarin hij leeft. Hoe hij dat doet, maakt niet uit, dat heeft elk voor zich te bepalen. Volgens Kosovel gaat de l‟art pour l‟ art beweging uit van de bourgeoisie, met dit parool van „kunst om de kunst‟ wil ze de kunstenaar zijn vrije meningsuiting ontnemen. De kunstenaar is zijn band met het leven verloren en heeft op geen enkele vraag nog een antwoord. Hij moet deze band terugvinden en het volk haar kracht tonen. De kunstenaar moet het volk aanmoedigen om te vechten voor veranderingen. Op die manier kan de kunstenaar actief meewerken aan het verwezenlijken van de nie uwe mensheid.
6.1 Het karakter van het volk en de oproep tot actie Kosovel drukt een speciale relatie uit tot de Slovenen en hun activiteit of inactiviteit in verband met de oplossing van het Sloveense nationale vraagstuk. Ten eerste is hij verontwaardi gd over de lafheid van de Slovenen, over hun slaafsheid, hun passiviteit en nationale onmacht. E e n t yp i s c h g e d i c h t i n d i e z i n i s R o d o v n i k ( s t a m b o o m ) u i t I n t e g r a l e n : Suţenj. Suţenj Hlapec. Suţenj Hlpapčevič Hlapec. Suţenj. Suţnjevič Hlapčevič Poniţni. Suţenj II. Suţenj Poniţnjevič III. Hlapčevič IV. Janez Poniţni. Strahopetni, Velepotezni. Slaaf. Slaaf De knecht. Slaaf De Geknechte Knecht. Slaaf. De Slaafse De Geknechte De Onderdanige. Slaaf II. Slaaf De Onderdanige III. De Geknechte IV. Jan de onderdanige, de Laffe, de Drukdoende. In het essay Separatisti (III 58) zegt hij, dat het feit dat alle Slovenen slaven zijn, de enige basis is die hen verbindt. In het essay Kriza openbaart hij ook, dat de Slovenen geen volk van slaven zijn, omdat ze ingelijfd zijn, maar omdat ze zich niet bewust zijn van hun eigen kracht. (III 14)
83
In het gedicht Balada o narodu , spreekt hij zich iets minder radicaal uit over het gebrek aan nationale trots. Terwijl hij het volk bekritiseert, nodigt hij het ook uit om na te denken o ver zichzelf en haar rol: Korenike dehte pod hladom ros, mavrične rose bleste sredi vej, kje je tvoja sila, kje je tvoj ponos? Narod, povej! (I 328) De wortelstokken geuren zoet onder de koude dauw, de veelkleurige dauwdruppels blinken in de weides, waar is jouw kracht, waar is jouw trots? Volk, zeg het! (I 328) Naast de nationale onmacht, die uitging van het volkskarakter, wees Kosovel nog op de verdeeldheid (III 777 -778), die het volk in haar geheel verlamde, en die uitging van de zelfbeschikking en h et patritottisme van de imperialistische volkeren. In het essay Razpad družbe in propad umetnosti bekritiseert hij het karakter van de volken, als volgt: “Maar toen we de catastrofale nederlaag van het jaar 1918 beleefden, toen buitenlanders over ons levenslot beslisten, en niet wijzelf, de catastrofale nederlaag, die het zwart gelabelde Rapallo tot het gevolg had en het voor de Slovenen beschamende Karstplebisciet, toen lag de oorzaak van die nederlaag in onze onvoorbereidheid. De doelloosheid van ons werk heeft daarmee een zware, maar verdiende, slag gekregen. Die slag was zo krachtig, dat ze alle Slovenen had kunnen opwekken, maar de nederige, godvrezende Slovenen hebben het geknield ontvangen als een goddelijke straf van driedubbele vijfhonderdjarige slavernij en tirannie. /…/ we dienen en dagdromen liever, dan dat we zouden leven en onszelf regeren. In een tijd dat de zweep van de Europese imperialisten ons slaat, knielen we voor God en bidden we voor onze r e c h t v a a r d i g e h e e r s e r s . ” 96 ( I I I 3 4 ) Uit Kosovels kritiek van het volkskarakter en zijn ontevredenheid met de toestand, waarvoor het volk zelf de schuld draagt, gaat een oproep tot verandering, actie, bewustzijn van de eigen mogelijkheden uit, die zal bijdragen tot de oplossing. Reeds in het essay Razpad družbe in propad umetnosti, waar hij de oorzaken van de toestand stelt, zoals blijkt uit het voorgaande citaat, zegt hij ook waar de oplossing ligt: in actief werk in de toekomst.
96
“A ko smo doţiveli katastrofalen poraz 1918. leta, ki je imel za posledico črno zaznamovani Rapallo in za Slovence sramotni koroški plebiscit, tedaj je bil vzrok temu porazu v naši nepripravljenosti. Nesmotrnost našega dela je s tem dobila trdo in teţko klofuto, pa vendar zasluţeno. Ta klofuta je bila tako močna, da bi lahko vzdramila vse Slovence, a poniţni, bogaboječi Slovenci so jo sprejeli kleče kot boţjo kazen trikrat petstoletnega suţenstva in tlačanjenja. /…/ rajši hlapčujemo in sanjarimo, kakor da bi ţiveli in si vladali. V času, ko nas tepe bič evropskih imperializmov, poklekamo pred Boga in molimo za svoje pravične gospodarje.” (III 34)
84
In het essay Umetnost in proletarec heeft hij het concreet over de noodzaak van een gevecht. In dit essay roept hij de proletariërs op tot strijd en werk, want het kapitalisme is enkel te overkomen door strijd: “Het vijfde bedrijf van de komedie over de bevrijding van het kapitalisme is al begonnen. De kapitalist die doorheen de eeuwen de proletariër gegeseld, geslagen en uitgelachen heeft, blijft alleen achter. Buiten waken de massa‟s en ze zingen een lied over de nieuwe wereld, die ze op hun handen zullen dragen. Maar voor die wereld zijn strijd en werk nodig. Het is nodig, dat de proletariër beseft, wat hij verloren heeft in de donkere millenia, dat hij niet alleen bijna al zijn mensenrechten verloren heeft, maar ook alle rechten op een geestelijke cultuur. Het kapitalisme wil de proletariër niet bevrijden, daarom moet d e p r o l e t a r i ë r z i c h z e l f b e v r i j d e n . ” 97 ( I I I 3 0 ) Zadravec (1986: 373) ziet werk en de samenwerking tussen alle verdrukte volkeren als enkele mogelijkheden voor een oplossing van het vraagstuk, die Kosovel op geeft: “De huidige avontuurlijke politiek zonder construc tief, fundamenteel werk zal dit vraagstuk niet oplossen. Niemand zal ons helpen, als we onszelf niet helpen, maar we kunnen onszelf ook niet helpen. Slechts in een mogelijke falanx van alle verdrukten ligt de oplossing. Want enkel die, die verdrukt zijn, k unnen de nieuwe rechtvaardigheid voelen en v o r m e n , d e n i e u w e w e r e l d g e b o u w d v o o r d e m e n s . ” 98 ( I I I 4 9 ) Overeenkomstig met deze visie op redding voor het volk, roept hij diegenen op, die “leeg, vernederd, ingelijfd” (plah i, poniţani, zasuţnjeni) zijn, om samen de triomf te ervaren: “In mij is een tijd dat de mens voor de mens een mens zal zijn. In mij is een tijd dat een volk voor een volk een volk zal zijn. Geef mij de hand, l e g e , v e r n e d e r d e n , i n g e l i j f d e n , o p d a t w e n a a r d e v e r r i j z e n i s g a a n … ” 99 (III 19) Deze verrijzenis is te bereiken met de kracht die actie met zich meebrengt. Kosovel noemt werk en activiteit als die middelen waarmee zelfmoorden kunnen voorkomen worden. Zelfmoorden beschouwt hij als e e n s ym p t o o m v a n d e k a p i t a l i s t i s c h e s a m e n l e v i n g , z o a l s h i j z e g t i n h e t essay Samomori: 97
“5. dejanje komedije o odrešujočem kapitalizmu se je ţe pričelo. Kapitalist, ki skozi stoletja bičal, klofutal in zasmehoval proletarca, ostaja sam. Zunaj čuvajo mnoţice in prepevajo pesem o novem svetu, ki ga bodo nosile na svojih ramah. A za ta novi svet je potreba borbe in dela. Potreba je, da se proletarec zave, kaj je izgubil v temnih tisočletjih, da je izgubil ne samo skoro vse človeške pravice, marveč tudi vse pravice do duševne kulture. Kapitalizem noče osvoboditi proletarca zato se bo proletarec osvobodil sam.” (III 30) 98 “Sodobna pustolovska politika brez konstruktivnega, temeljitega dela tega vprašanja ne bo rešila. Nikdo nam ne bo pomagal, če si ne bomo pomagati sami, a tudi sami si ne moremo pomagati. Šele v mogočni falangi vseh zatiranih je naša rešitev. Kajti le tisti, ki so zatirani, lahko čutijo in ustvarjijo novo pravico, nov svet, zgrajen za človeka.” (III 49) 99 “V meni je čas, ko bo človek človeku: človek. V meni je čas, ko bo narod narodu: narod. Dajte mi roko, plahi poniţni, zasuţnjeni, dajte mi roko, da gremo v vstanje…” (III 19)
85
“We komen. Met werk komen we er, want alleen werk is de onvernietigbare waarde. In werk is kracht, maar in kracht is de o p s t a n d i n g . ” 100 ( I I I 1 9 ) “Zelfmoordenaars komen meestal uit de kapitali stische klasse. De oververzadiging, de ontgoocheling over hun doelen, waarvan ze weten dat hun klasse ze niet zal bereiken, lost op in hun onderbewustzijn, maar duikt op in hun bewustzijn als een absurditeit op het leven. Zij zijn beknot, ze sterven en dat weten ze. Voor hen is alles een roes en daarna de dood. Want de kapitalistische klasse is vandaag de veroorzaker van alle misdaden, alle gewelddadigheden, die neer wegen op de huidige samenleving. Dat is de tweede component. /…/ z e l f m o o r d e n z u l l e n w e e c h t e r o v e r w i n n e n m e t w e r k . ” 101 ( I I I 7 0 - 7 1 ) Volgens Zadravec (1986: 184 -185) protesteerde Kosovel in zijn gedichten als dichter en als heraut van de nationale gemeenschap. In die rol verkondigde hij ook dat niets de komst van de nieuwe mens zou kunnen stoppen. De nieuwe mens komt namelijk “uit het hart van de duisternis” (“iz srca teme”) wanneer de zwarte muren instorten over zijn ziel, zoals hij zegt in het gedicht Črni zidovi, hij komt ook in dat bepaalde maatschappelijke ogenblik van “rode chaos” ( Ljubljana spi). Moed, heroïek en vertrouwen in de kracht van al het nieuwe, bieden perspectief. Temidden van het vernietigende en constructieve revolutionarisme van Koso vel vindt Zadravec echter ook twijfel in de macht van het dichterlijke woord. Om die bewering te staven, vermeldt hij het gedicht Evakuacija duha, in het welke de dichter toegeeft dat hij bang is, dat hij vruchteloos woorden rondstrooit, dat hij slechts te gen zichzelf spreekt en dat hij in de mensen het besef van wat er gebeurt met de wereld, niet zal wakker schudden: Sam govorim in sebi svetim; slepi čutijo samo elektriko moje luči, ne vidijo svita. A vsi trepečejo kakor jaz, kakor v smrtnem opoju. In ne vedo, da je to trepet kril, ki se hočejo razprostreti, vzţareti kot zlati ogenj v noč. Ik spreek zelf en ik schijn voor mezlf; blinden voelen alleen electriciteit van mijn licht, ze zien de dageraad niet. Maar allen bibberen zoals ik, 100
Prihajamo. Z delom prihajamo, kajti le delo je neporušljiva vrednota. V delu je sila, a v sili vstajenje. (III 19) “Samomorilci so večinoma iz kapitalističnega razreda. Prenasičenost, razočaranje nad cilji, od katerih vedo, da jih njihov razred ne bo dosegel, stopa v podzavest, a se javlja v zavesti kot nesmisel nad ţivljenjem. Oni so spodrezani, umirajo in to čutijo. Zanje je vse opoj in potem smrt. Kajti kapitalistični razred je danes povzročitelj vseh krivic, nasilij, ki pritiskajo sodobno druţbo. To je druga komponenta. /…/ samomore pa bomo premagovali z delom.” (III 70-71) 101
86
zoals in de roes van de dood. En ze weten niet, dat dit het gebibber is van vleugels, die zich willen spreiden, opvlammen als goud vuur in de nacht. Kosovel (Zadravec 1986: 315, 321) heeft ook veel gepiekerd over de traditionele constanten van de Sloveense literatuur, over de nationale gedachte en het nationale gevoel. Beide erkende hij als het artistiek productieve innerlijke perspectief van de literatuur. De natio nale idee heeft hij meermaals de kern van de Sloveense literatuur genoemd. (bij Trubar, Prešeren, Levstik en Cankar) Na de oorlog moet dit echter nog meer zo zijn. In de versnippering van Slovenië ziet hij het thema voor de Sloveense tragedie. In een uitda gende brief reageert hij hiermee polemisch op het literaire programma van Levstik: “De deling” van Polen, die elke grond voor een realistsich cultureel leven vernietigd heeft en die misschien de grootste tragedie van de negentiende eeuw was, baarde Mickie wicz en Chopin. In hen bekwam het zijn heraut en zijn redder. Waarom zou de driedeling van Slovenië enkel een historische en geografische tragedie moeten blijven? Als wij Slovenen geen “materiaal” hadden voor een tragedie, dan hebben we die hier: reëel en bitter genoeg, dat we er ons in scherpen en er ons bewust v a n w o r d e n . ” 102 ( I I I 5 8 8 ) Kosovel zet zich duidelijk in voor actie, voor zelf handelen. Zo kunnen de Slovenen de waarheid opwekken en hun nationale vraagstuk oplossen. Kosovel weet dat de Slovenen in hun bijzonder kritische situatie, anders kunnen reageren, daarom heeft hij zich veel moeite getroost, om hen met zijn geschriften en zijn werk aan te vuren tot trotsering en radicale rebellie. (Marija Pirjevec 1995: 431) In het hoofdstuk „Andere oorzaken van het ondergangsvisioen‟ werd getoond hoe Cankar de eerste wereldoorlog zag als een tijdperk van schoonmaak van het volk, waaruit de nieuwe toekomst van het volk gebouwd zal worden. Dit in tegenstelling tot Kosovel die de komst van een dergelijk tijdper k nog verwacht. In deze verwachting gelooft hij al in de innerlijke kracht van zijn volk. Dit terwijl Cankar tijdens de beproeving twijfelt aan zijn volk en dit geeft hij toe in Očiščenju in pomlajenu: “Ik geef openlijk toe, dat ik in de eerste maanden v an de oorlog gebeefd heb, voor dit volk, dat ik bemin, zoals een mens beminnen kan. Ik zei tegen mezelf in mijn timide hart: “Dit handjevol goede mensen aan de Adriatische zee zal in de wereldstorm verdwijnen, zal vertrapt worden, hun lijk zullen ze in de zee werpen!” Ik schaam mij niet voor 102
“Razpad” Poljske, ki je uničil vse pogoje realističnega kulturnega ţivljenje, in ki je bil obenem mogoče največja tragedija v zgodovini 19. stoletija, je rodil Mickiewicza in Chopina. V njiju je dobil svojega glasnika in rešnika. Zakaj bi raztrojitev Slovenije morala ostati tragedija samo zgodovinsko in zemljepisno? Ako Slovenci nismo imeli “snovi” za tragedijo, tu jo imamo: realno in bridko dovolj, da se izbrusimo v njej in spoznamo. (III 588)
87
die bedeesdheid; want ik weet dat er velen waren die dachten zoals ik. Reeds vroeg echter zag ik al de tekens, ik zag ze in hun hartelijke stralendheid en beschaamdheid, dat ik dit volk, dat ik bemin, niet kende. Ik ken de haar kracht niet om terug te slaan, noch haar politieke rijpheid of haar zelfbewustzijn. /…/ Het bleek dat die zware wereldstorm ons niet tegen de grond duwde, maar dat hij onze geest en o n s h a r t o p e n d e , o n s v e r j o n g d e , o n s h o g e r t i l d e . ” 103 We kunnen waarschijnlijk stellen dat Kosovels vertrouwen in de kracht van het eigen volk uitging van een gelijkaardig bewustzijn als hetwelke zich vormde bij Cankar. Als we recapituleren kunnen we zeggen dat het Sloveense volk, volgens Kosovel nationale trots ontbeert . Zonder zich te verzetten heeft het buitenlanders laten beslissen over hun lot. De Slovenen zijn onderdanig en zich niet bewust van hun kracht. Aan de nationale onmacht is het volk zelf schuldig. De oplossing ligt in actief werk in de toekomst. Kosovel roept zijn volk op tot een gevecht tegen de bestaande onrechtvaardigheden. De Slovenen moeten aaneensluiten met alle verdrukten, dan komt de redding. Volgens Kosovel levert de nationale tragedie genoeg brandstof voor de kunst, naar het voorbeeld van Polen. De Slovenen moet hun onderdanigheid laten varen en zich bewust worden van hun kracht. Uiteindelijk heeft hij wel vertrouwen in zijn volk, het heeft toch veel doorgemaakt en het bestaat nog altijd. Ondanks af en toe opduikende twijfel, is Kosovel voornameli jk optimistisch wat de toekomst betreft.
103
“Priznam odkrito, da sem v prvih mesecih vojne trepetal za ta narod, ki ga ljubim, kolikor človek ljubiti more. Rekel sem si v plahem srcu: “Ta pščica dobrih ljudi ob Adrji bo v svetovnem meteţu izginila, bo poteptana, truplo njeno bo vrţeno v morje!” Ni me sram tiste plahosti; saj vem, da jih je bilo mnogo, ki so mislili kakor jaz. Kmalu ţe pa sem videl znamenja, videl jih v svojo srčno radost in obenem v svojo sramoto, da tega narodo, ki ga ljubim- nisem poznal. Ne poznal odporne moči njegove, ne politične zrelosti njegove, ne njegove samozavesti. /…/ Izkazalo pa se je, da nas ta silni svetovni vihar ni potisnil k tlom, temveč da nam je opral duše in srca, nas pomladil, nas povzdignil kvišku!” (Cankar 1976: 248)
88
Conclusie In deze thesis hebben we Kosovels visie op de problematische toestand van zijn volk proberen bepalen. We deden dat middels een overzicht van wat literatuurwetenschappers en anderen, die zich gebogen hebben over Kosovels relatie tot de nationale thematiek in het licht van Europa en haar attributen, daar over te zeggen hadden. Tot dit overzicht kwamen wij door raadpleging van fragmenten uit Kosovels verzameld werk en eigen reflectie over de beschikbare literatuur. Bij het lezen van deze literatuur stootten wij op enkele problemen, verbonden met de behandelde problematiek, die we omwille van hun complexiteit of omdat ze ons te ver verwijderden van ons onderwerp, niet opgenomen hebben in dez e thesis. Een van deze vragen slaat op Kosovels standpunt ten aanzien van verschillende ideologische s ys t e m e n d i e i n z i j n t i j d h e t l e v e n s l i c h t z a g e n e n d i e h i j o n g e t w i j f e l d gekend moet hebben. Een uitbreiding van de behandelde problematiek, zou de evoluti e van Kosovels gedachtengang, aangaande de nationale kwestie, kunnen omvatten. Bij Kosovel is het moeilijk één problematiek van een andere te o n d e r s c h e i d e n . I n z i j n w e r k , i n z i j n b r i e v e n , a r t i k e l s , e s s a ys , overpeinzingen en dagboeken vloeien gedachten en ideëen dusdanig ineen, dat het moeilijk wordt één bepaalde problematiek in haar geheel onder de loep te nemen of deze te scheiden van andere sferen van Kosovels denken. Uit ons onderzoek kunnen we concluderen dat het merendeel van de literatuurwetenschapp ers, die zich gebogen hebben over Kosovels ondergangsvisioen van Europa, vooral focust op de invloed van de filosofie van Oswald Spengler en diens Untergang des Abendlandes. Spengler spreekt over de westerse cultuur, die uiteindelijk ten onder zal gaan, zoals alle grote culturen in de geschiedenis, maar hij spreekt zich niet uit over wat die toenmalige cultuur zal vervangen. Zijn voorspellingen zijn in wezen niet catastrofaal. Hij heeft het over de
89
natuurlijke loop van de geschiedenis en hij gelooft in een ethische herbronning van de mens. De redenen voor dit al te gemakkelijk toeschrijven van Kosovels ondergangsvisioen aan de invloed van Spengler, vinden we juist in Kosovels geschriften zelf. Hij zegt immers zelf dat de bron voor zijn Ekstaza smrti, één van de meest pessimistische gedichten wat betreft de toekomst van Europa, het vermelde werk is. We kunnen echter ook f r a g m e n t e n v i n d e n i n K o s o v e l s d a g b o e k e n , b r i e v e n e n e s s a ys , w a a r i n d e dichter zich distantieert van Spenglers ideëen. Hoe Kosovel diens filosofie begrepen heeft –in de zin van een catastrofe, waar hij zelf niet echt happig op was, of in de zin van een etische vernieuwing van de mens, waar hij zich zelf voor inzette - blijft waarschijnlijk een open vraag. Wij zijn er van uitgegaan dat Kosovel een grote catastrofe voorziet, die anders dan bij Spengler niet uitgaat van een of ander vast c yc l i s c h p r o c e s , m a a r g e w o o n v o o r t k o m t v a n u i t h e t k a p i t a l i s m e d a t r o t en misdadig is en noodzakelijkerwijze moet verdwijnen. Verval bij Kosovel is slechts de voorwaa rde tot nieuw leven. Kosovel is er van overtuigd dat telkens er iets verloren gaat, er iets nieuws in de plaats komt om het oude te vervangen. Kosovel richt zich op minstens drie sferen of we kunnen spreken meer specifiek spreken van drie thuislanden: De Karst, Italië en Joegoslavië. Zijn gedachtengang inzake de nationale thematiek gaat uit van de bedreiging die één van deze ervaart van de zijde van de twee overige. De Karst stelt zijn thuis voor, zijn gezin. De moeder wordt bij hem het s ym b o o l v a n h e t l i j d e n d e t h u i s l a n d , w a a r v a n h e t b e s t a a n i n e e n t i j d v a n grote en ronduit fatale politieke veranderingen heel twijfelachtig is. Tegelijkertijd is haar volharding zo koppig en betrouwbaar, dat ze voor de dichter een plek van steun en veiligheid wordt. Het vader lijke principe toont de dichter de weg, langs de welke een redding van het thuisland mogelijk is: actief werk, dat vanuit het concrete plan voor bebossing, waarmee de thuisregio gered zou worden van de sociale en nationale ondergang, uitgroeit tot de dicht erlijke oproep tot het volk. In K o s o v e l s w e r k k o m t n o g e e n s ym b o o l n a a r v o r e n , n a m e l i j k d a t v a n d e pijnbomen, die hij zijn broeders noemt, met andere woorden: de kinderen van het moederlijke en vaderlijke principe. De pijnbomen s t a a n v o o r h e m o o k s ym b o o l v o o r z i j n e i g e n t a a k d i e e r u i t b e s t a a t z i j n volk op te roepen tot de bevrijding en tegelijkertijd persoonlijk werk inhoudt. Deze motieven –de moeder, de pijnbomen- vloeien ten dele voort uit K o s o v e l s t h u i s o m g e v i n g . D e s t e r v e n d e m o e d e r a l s s ym b o o l v o o r d e ellendige situatie voor zijn land, gaat voor een stuk terug op zijn f ys i e k e m o e d e r b i j w i e h i j z i c h g e b o r g e n v o e l t , n e t z o a l s h i j z i c h i n d e Karst geborgen voelt. Beide vertegenwoordigen iets spiritueel zuivers, een rustpunt, iets waar de dichter kan op te rugvallen. De pijnbomen zijn terug te brengen op Kosovels relatie met zijn vader. Ten eerste zijn d e p i j n b o m e n n a t u u r l i j k e e n t yp i s c h v e r s c h i j n s e l v a n K o s o v e l s h u i s e l i j k omgeving. Kosovels vader zag echter de redding van de Karst in deze
90
bomen en had graag gehad dat zijn zoon bosingenieur was geworden. Kosovel gaf op zijn manier gehoor aan deze wens, door het motief van de pijnbomen te verbinden met een oproep tot actief werk in de toekomst. In dit actief werk ligt de redding verscholen. Een andere regio waarop Kosovel zijn pijlen richt is Italië, of bij uitbreiding West-Europa, dat voor hem vooral de Volkerenbond, met haar onderdrukkende verhouding tot de minderheden, vertegenwoordigt. Bij het definiëren van nationalisme steunt hij vooral op Tagore, de vertegenwoordiger van een volk, dat het nationalisme ook direct aan den lijve ondervond, namelijk met de kolonisatie door Engeland. Kosovel verwijt West-Europa egoïsme en een materialistische georiënteerdheid. De volkerenbond is slechts een constructie die enkel het eigenbelang van Europa voor ogen heeft. Hij kant zich tegen haar nationalisme, dat hij als inwoner van het westerse deel van het sloveense gebied, via de Eerste wereldoorlog, ook aan de lijve ondervond. Dit nationalisme stelt hij gelijk met het k apitalisme. Kosovel ging bij de voorspellingen van een ondergang van het kapitalistische westen dus ook uit van duidelijke, concrete problemen van denationalisatie van een deel van het Sloveense territorium. Kosovel maakt, op basis van Tagore, een ondersc heid tussen enerzijds volken waarvan het fundament de ontwikkeling en verwezenlijking van de geestelijke essentie van het volk is en anderzijds volken die zich realiseren door de organisatie van kracht. Waarschijnlijk vloeit uit dit onderscheid zijn inzet voor een geestelijke revolutie voort. Grote volken kunnen deze niet bereiken. Het Sloveense volk behoort tot de groep die zuivere geestelijke idealen kan verwezenlijken. Deze groep is belangrijker dan de materieel -geörienteerde, want deze laatste kunnen de waarheid niet blootleggen. Over de Joegoslavische kwestie laat Kosovel zich ook scherp genoeg uit. Tegenover de expansieve groot -servische nationale politiek, die haar nationalistische belangen wist te realiseren in de gemeenschap van Serven, Kroaten en Slovenen, stond Kosovel al even negatief als tegenover het Westerse kapitalisme en nationalisme. Vanuit de ervaring van de druk van het Italiaanse fascisme, verzette hij zich scherp tegen het modelleren van de joegoslavische volkeren in slechts één. Hij ijverde er voor dat de Slovenen hun individualiteit zouden bewaren. Het feit dat hij klaar en duidelijk uitdrukking gaf aan deze ideëen, woog ook op zijn materiële en sociale positie. Kosovels begrip van een authentiek thuisland, kan dus beperkt geweest z i j n t o t h e t s m a l l e s ym b o o l v a n d e g e z i n s k r i n g , w a a r i n h i j e e n b a s i s e n de nodige morele steun vond voor zijn handelen en de weg langs welke hij zijn plan moest uit voeren. Ongetwijfeld werd hij als dichter en persoonlijkheid gevormd door het gevoel van ver vreemding en het voortdurende slingeren tussen geloof in de toekomst en wanhoop over de toenmalige situatie.
91
Ondanks de pessimistische indruk van zijn werk, is zijn toekomstvisie overwegend positief. De toekomst brengt immers de geboorte van de nieuwe wereld. Hierin onderscheidt hij zich wezenlijk van één van zijn voorbeelden, de Tsjechisch e dichter, Peter Bezruč. Deze beschreef het lot van Silezië en haar bewoners, in hun verdrukking door de kapitialistische klasse en hun ondermijning door buitenlanders. Bezruč ziet geen uitweg uit deze “rotte” toestand. Hij ziet in de toekomst altijd een totale ondergang. Dit terwijl Kosovel een duidelijke visie heeft op wat de “rotheid” (“gniloba”) van de kapitalistische wereld zal vervangen: aan de horizon is de nieuwe menselijkheid, die zal onstaan uit de samenwerking tussen de vernederde en verdrukte vo lken. De overgang van het ene tijdperk naar het andere, vanuit het kapitalisme/nationalisme naar de nieuwe menselijkheid, gebaseerd op een ethische vernieuwing van de mens, is echter problematisch. Hoewel d e k l e u r r o o d b i j K o s o v e l s t e r k a a n w e z i g i s a l s s ym b o o l v o o r d e revolutie en haar bloedige strijd, zet Kosovel zich in de eerste plaats in voor een geestelijke revolutie. Deze zal er onvermijdelijk komen. Zowel Spengler als andere tijdsgenoten van Kosovel zien de periode na het einde van de oorlog, als een periode waarin de dingen zich simpelweg moeten veranderen, een periode waarin het oude sterft en het nieuwe geboren wordt. Naast de filosofie van Spengler en het bewustzijn van de eigen nationale problematiek, kunnen we nog een impuls vinden die Kosovel l eidde tot zijn gedachten over o n v e r m i j d e l i j k e a p a o c a l yp t i s c h e v e r a n d e r i n g e n i n d e s t r u c t u u r v a n d e matschappij en de wereld: het was gewoon de geest van de tijd, die leidde tot een gevoel van een dreigende catastrofe. De individuen die zich daar over uitspraken, verschillen vooral in de wijze waarop ze de toekomst zien, na dat zich één of andere ramp voltrokken heeft. Zoals we reeds aantoonden was Kosovel op dat vlak een optimist. Kosovel ziet immers hoe “de redder van Europa” (“rešitelj Evrope”) aan komt gezet “over de brug van de overeenkomst” (“preko mostu sporazuma”), dus niet door een bloedige revolutie. Hij ziet de toekomst van Europa in een menselijk wederzijds begrijpen tussen de volken, waarschijnlijk met de Slovenen als dragers van de ethiek van de menselijkheid. Belangrijk hierbij is dat Kosovel het noodzakelijk vond dat de Slovenen hun Sloveensheid zouden bewaren en niet volledig zouden opgaan in één Joegoslavsich volk. En wat is de rol van de kunst en de kunstenaar hierbij? Kosovel wil met zijn kunst een equivalent van het bebossingsplan van zijn vader bieden: het leggen van fundamenten voor toekomstige ontwikkeling van zijn streek, die nu nog van twee zijden fijn geknepen wordt. De kunstenaar moet zich bewust worden van de problemen van zijn t ijd en er de aandacht op vestigen. Hij moet zich in de geest van Prešerens streven naar eenheid van het volk, inzetten voor de verrijzenis van de volken. In verband hiermee verschijnen bij Kosovel kritische opmerkingen op de nationale slaafsheid en onversc hilligheid aangaande de uitvoering van de eigen rechten. De dichter heeft bij het schetsen van het nationale beeld slechts de intentie om het volk aan te manen dat het
92
zich bewust moet worden van de eigen kracht en dat het zich niet blind mag schikken naar één of ander buitenlands regime. Hij verwijt zijn volk een gebrek aan nationale trots, maar gelooft uiteindelijk welk in de kracht van de Slovenen, ze moet er zich alleen zelf bewust van worden. De kunst mag zich niet opsluiten in een ivoren toren van f rivoliteit. Dit is wat hij ondere andere de beweging van de zenitisten voor de voeten gooit. Hoewel hij zich aanvankelijk tot hen aangetrokken voelt, vindt hij al snel dat ze enkel maar wat experimenteren met de vorm. Dit terwijl de kunst het voortouw dien t te nemen in de bevrijding van de mens en het verwezenlijken van de nieuwe mensheid. Haar inhoud moet dus opgebouwd zijn rond reëele historische gebeurtenissen. Maar net zoals Kosovel inziet dat een revolutie even goed tot een nieuwe dictatuur kan leiden, voorziet hij ook het gevaar dat schuilt in de blinde onderschikking van de kunst aan politieke doeleinden. Net zoals de Slovenen temidden van andere Slavische volken hun identiteit moeten bewaren, zo ook moet de kunstenaar een waarachtige scheppende persoonlijkheid blijven, die de verantwoordelijkheid voor zijn kunst moet opnemen. Kosovel ging ongetwijfeld uit van de eigen nationale ervaring, maar als veelzijdige creatieve persoonlijkheid stond hij ook open voor eigentijdse Europese filosofieën en stromin gen. Deze verweef hij in zijn werk en hij plaatste er zich programmatisch tegenover. Bij al dit hield hij zich aan hoge artistieke criteria. Deze leidden hem hoofdzakelijk ook bij het verwerken van zijn principiële visies in het artistieke deel van zijn cr eativiteit.
93
Bibliografie Bezruč, Peter: Sležke pesmi. Ljubljana: Slovenska socialna matica, 1919. Boršnik, Marja: Petr Bežruč med Slovenci. Praha: S. N., 1958. 302-314. Cankar, Ivan: Zbrano delo, 24. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1967-1976 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Cankar, Ivan: Zbrano Delo, 24-25. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1967-1976 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Fabinc, Ivo: Ni konec zgodovine, Sodobnost XXXVIII/5 (1990), 522-539. Hergold, Ivanka: Zastopnik primorske in trţaške usode Primorski dnevnik CII/121 (1996), 17. Hribar, Tine: Slovenska državnost. Ljubljana: Cankarjeva zaloţba, 1989. Kos, Janko: Josip Vidmar in slovenska zgodovinska avantgarda, Sodobnost XXXIII/10 (1985), 943-968. Kosovel, Srečko: Zbrano delo, 1. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1946-1977 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Kosovel, Srečko: Zbrano delo, 2. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1946-1977 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Kosovel, Srečko: Zbrano delo, 3. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1946-1977 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Kosovel, Srečko: Zbrano delo, 3/I. Ur. Anton Ocvirk. Ljubljana: DZS, 1946-1977 (Zbrana dela slovenskih pesnikov in pisateljev). Košuta, Miran: Kozmični narodi: Srečko kosovel in kronotop itaijansko-slovenske meje, Pretoki 3-4 (1996), 39-54. Kreft, Branko: Kosovel v času, Naši razgledi XXXIII/23 (1984), 680.
94
Kreft, Bratko: Srečko Kosovel in socializem, Socialistična misel (1955) Krečič, Peter, Slovenski konstruktivizem in njegovi evropski okviri. Ljubljana, kunstfaculteit, dissertatie, 1981. Pahor, Boris: Srečko Kosovel ob usodi Primorske in Koroške, Celovški zvon V/14 (1987), 2936 Pahor, Boris: Kette, Cankar, Kosovel-Troje velikih sporočil, Zaliv 56-57 (1976), 174-201. Pirjevec, Dušan: Vprašanje o poeziji; Vprašanje naroda. Maribor: Zaloţba Obzorja, 1978. Pirjevec, Marija: Kosovelova razpetnost med ničem in smislom, Kras III/14 (1996), 6-7. Pirjevec, Marija: Kraški človek in njegova usoda v Kosovelovi poeziji, Zaliv 34-35 (1972), 95-103. Pirjevec, Marija: Recepcija Kosovelove poezije v Italiji, Primorska srečanje XVI/121-122 (1991) 501-504. Rupel, Dimitrij: Svobodne besede od Prešerna do Cankarja. Koper: Ţaloţba Lipa. 1976. Scherber, Peter: Regionalism versus evropeanism as leading concepts in the works of Srečko Kosovel, Slovene studies XIII/2 (1991), 155-165. Srečko Kosovel v Trstu. Ur. Boris Pahor. Trst: Zaliv, 1970. Tagore, Rabindranath: Nacionalizem na zahodu, Čelovški zvon IX/31 (1991), 38-52. Tomaţevič, Blaţ: Kosovelova socialna pesem, JiS VII/3 (1961), 69-78. Vidmar, Josip: O malih narodih, Kritika 5 (1925), 65-66. Vidmar, Josip: O narodnosti, Kritika 4 (1925), 49-51. Višnovec, Boris: Osebnost umetnika in vzgibi ustvarjalnosti, SRP IX/41-42 (2001), 84-86 Vrečko, Janez: Kosovel, socialistni pisatelj, Naši razgledi XXXIII (22 novermber 1985), 668669. Vrečko, Janez: Kosovelovo razmerje do moderne tehnike, Kras III/14 (1996), 8-11. Vrečko, Janez: Srečko Kosovel in Evropska avantgarda, Primerjalna književost (Ljubljana) 28/2005, speciale editie Zadravec, Franc: Srečko Kosovel (1904-1926). Koper, Trst: Zaloţba Lipa in Zaloţništvo trţaškega tiska, 1986. Ţvanut, Marja; Vodopivec, Peter: Vzpon meščanstva. Ljubljana: Modrijan, 2000.
95
Universiteit Gent Opleidingscommissie Slavistiek en Oost-Europakunde Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,…………………………… Afgestudeerd als licentiaat Slavistiek en Oost-Europakunde in het academiejaar ……..-……., en auteur van de scriptie met als titel: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. verklaart hierbij: dat hij/zij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van zijn/haar scriptie: 0
De verhandeling mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager.
0
De verhandeling mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar)
0
De verhandeling mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachtijd van ……jaar. (maximum: 10 jaar)
0
De verhandeling mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het embargo: 10 jaar)
en eist dat elke gebruiker ten allen tijde gehouden is aan een correcte en volledige bronverwijzing. Staat toe/staat niet toe dat melding gemaakt wordt, in de vorm van een letter, van de quotatie van de scriptie door de commissarissen. Quotering: Gent, ……………………(datum) …………………………(handtekening)
96