De magische vergissing
Terry Brooks bij Mynx: De eerste koning van Shannara de shannara-trilogie Het zwaard van Shannara De elfenstenen van Shannara Het wenslied van Shannara de reis van de jerle shannara De heks van Shannara De kolos van Shannara De schaduw van Shannara het erfgoed van shannara De nazaten van Shannara De druïde van Shannara De elfenkoningin van Shannara De wakers van Shannara de hoge druïde van shannara Jarka Ruus Tanequil Straken de geboorte van shannara Kinderen van Armageddon De elfen van Cintra Vluchtelingen van Shannara het magisch koninkrijk Koninkrijk te koop De zwarte eenhoorn De magische vergissing De demonkist De heksenleerling de krachten van het kwaad Dansen met de demon Ridder van het woord Vuur van de engelen www.boekerij.nl
Terry Brooks
De magische vergissing
Voor Alex, die zelf wel iets heeft van een ontspoorde tovenaar…
Eerste druk 1996 Tweede druk juni 2010 isbn 978-90-225-5632-0 nur 334 Oorspronkelijke titel: Wizard at large Oorspronkelijke uitgever: Ballantine Books Vertaling: Frans Hille Omslagontwerp: dps design & prepress services, Amsterdam Omslagillustratie: Steve Stone Zetwerk: Mat-Zet bv, Soest © 1988 by Terry Brooks. This translation published by arrangement with Ballantine Books, an imprint of Random House Publishing Group, a division of Random House, Inc. © 2010 De Boekerij bv, Amsterdam Niets uit deze uitgave mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ne Fee vels ënw en ere de ld
ls ve e ld e N n d ere e nw eë Fe
het t Har
Zuiver Zilver
Diepval
meer
Irrylyn-
Rhyndweir
w
ere
Eld
de Grienswaard
Merengebied
Melchor
Landover
e elijk Oost stenij woe
Vuurbronnen
de n eld e ls er ve nw e N eeë F
ls ve e ld e N n d ere e nw eë Fe
Bij dat woord liet de jongeman zijn glas uit zijn vingers glippen en bekeek Keawe alsof hij een geest zag. ‘De prijs,’ zei hij, ‘de prijs! U weet de prijs niet?’ ‘Daar vraag ik nu juist naar,’ antwoordde Keawe. ‘Vanwaar die ontsteltenis? Is er iets niet in orde met de prijs?’ ‘Hij is heel wat in waarde gedaald sinds uw tijd, meneer Keawe,’ stamelde de jongeman. ‘Nou, des te minder hoef ik ervoor te betalen,’ zei Keawe. ‘Hoeveel heeft hij jou gekost?’ De jongeman zag krijtwit. ‘Twee cent,’ zei hij. ‘Wat?’ riep Keawe, ‘twee cent? Goed, dan kun je hem mij voor maar één cent verkopen. En degene die hem koopt…’ De woorden bestierven Keawe op de lippen; degene die hem kocht kon hem nooit meer verkopen, de fles met de imp moest tot zijn dood bij hem blijven, en als hij stierf moest hij hem meevoeren naar het diepst van de hel. Robert Louis Stevenson, The Bottle Imp
Nies
Ben Holiday zuchtte moedeloos en wenste dat hij ergens anders was. Heel ergens anders. Hij zat in de tuinkamer van Zuiver Zilver. Dat was voor Ben zo’n beetje de meest geliefde plek van het kasteel. Het was er licht en fris. Bloembakken op de betegelde vloer verspreidden een overdaad aan betoverende kleuren. De zon scheen naar binnen door hoge ramen op het zuiden, en het stuifmeel dwarrelde in de brede lichtbanen. De ramen stonden open en boden een en al geurigheid. De kamer zag uit op de eigenlijke tuin, die een doolhof was van bloemperken en bosschages, aflopend naar het meer waarin het eilandje lag, waarbij de kleuren zich mengden als op een aquarel waarover water wordt gegoten. De bloemen bloeiden het hele jaar door. Een tuinarchitect uit Bens oude wereld zou in alle staten zijn geraakt bij deze plantengroei, die alleen te vinden was in het koninkrijk Landover. Maar op dit moment had Ben er alles voor willen geven om hier niet te zijn. ‘…Grote Opperheer…’ ‘…Machtige Opperheer…’ De bekende smeekbeden werkten op zijn zenuwen en herinnerden hem weer aan de oorzaak van zijn misnoegen. In wanhoop sloeg hij zijn ogen ten hemel. Alsjeblieft! Zijn blik dwaalde verwilderd van bloembak naar bloembak en weer terug, alsof zijn ontsnappingsmogelijkheid ergens tussen die nietige bloemblaadjes lag. Hij liet zich weer in zijn leunstoel zakken en bedacht hoe onbillijk dit alles was. Hij wilde zich niet aan zijn plicht onttrekken. Hij had wel degelijk gevoel voor dit soort zaken. Maar hij moest toch ergens rust kunnen vinden! Hier diende men hem niet lastig te vallen! ‘… en namen al onze moeizaam verzamelde bessen mee.’
9
‘En al onze biervaatjes.’ ‘Terwijl wij alleen maar een paar leghennen hebben geleend, heer.’ ‘Die hadden ze heus wel teruggekregen, heer.’ ‘We wilden eerlijk blijven.’ ‘Ja.’ ‘U moet zorgen dat we onze spullen terugkrijgen…’ ‘Ja, dat moet u doen.’ En zo ging het maar door. Ben bezag Fillip en Sot zoals zijn tuinman onkruid in de bloemperken bekeek. De Wegweesgnomen rebbelden onbevangen door, en hij dacht aan de spelingen van het lot die hem zo’n pech konden bereiden. De Wegweesgnomen waren een armzalig, fretachtig graversvolkje dat bedelde, bietste en meestal stal om te krijgen wat het wilde hebben. Ze verhuisden van tijd tot tijd en waar ze zich vestigden raakte men ze niet meer kwijt. Ze werden over het algemeen gezien als parasieten. Anderzijds hadden ze onwankelbare trouw aan Ben getoond. Toen hij het koninkrijk Landover uit de kerstcatalogus van het warenhuis Rosen’s kocht en naar de vallei kwam – nu bijna twee jaar geleden – hadden Fillip en Sot als eersten namens alle gnomen hun trouw betuigd. Ze hielpen hem bij de moeizame verwerving van het koningschap. Ze stonden weer voor hem klaar toen Meeks, de gewezen hofmagiër, terug was in Landover en Ben zijn identiteit en troon afnam. Ze waren vrienden geweest in tijden dat hij op bijna niemand kon rekenen. Hij zuchtte diep. Zeker, hij was hun iets verschuldigd, maar niet in die mate. Ze maakten van zijn vriendschap gebruik op een manier die volstrekt niet door de beugel kon. Ze speculeerden er ook met deze nieuwe klacht op, waarbij ze opzettelijk de gebruikelijke kanalen van de hofhouding omzeilden die hij met zoveel moeite had ingesteld. Ze dreven hem zo in het nauw dat hij naar zijn laatste toevluchtsoord was uitgeweken. Het zou niet zo erg zijn als ze niet met elk wissewasje bij hem aankwamen, en dat om de haverklap. Ze verwachtten alleen van hém onpartijdigheid en wilden dat hun Grote, Machtige Opperheer hen aanhoorde. Met engelengeduld. ‘… het zou niet meer dan billijk zijn als we alles wat gestolen is terugkrijgen en alle schade wordt vergoed,’ zei Fillip. ‘Het lijkt me billijk als u enkele tientallen trollen oproept om ons
10