De kunst van het kiezen De loopbaan van creatieve mbo’ers
Marieke Buisman en Sandra van den Dungen
Colofon
Titel
De kunst van het kiezen. De loopbaan van creatieve mbo’ers
Auteurs
Marieke Buisman en Sandra van den Dungen
Uitgave
Expertisecentrum Beroepsonderwijs
November 2012
Ontwerp
Art & Design Theo van Leeuwen BNO
Vormgeving
Evert van de Biezen
ISBN/EAN 978-94-6052-054-9 Bestellen
Via
[email protected] o.v.v. bestelnummer A00734
expertisecentrum beroepsonderwijs
ecbo ’s-Hertogenbosch
ecbo Utrecht
Postbus 1585
Postbus 19194
5200 BP ’s-Hertogenbosch
3501 DD Utrecht
073 687 25 00
030 296 04 75
www.ecbo.nl
Gebruik en overname van teksten, ideeën en resultaten uit deze publicatie is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermelding
EvdB-A00999_v1/121221
[email protected]
Inhoudsopgave
Woord vooraf
5
Samenvatting en achtergrond
7
1
Creatieve mbo-opleidingen
15
2
Na het mbo: werken
25
3
Na het mbo: doorstroom naar het hbo
31
4 Discussie
35
Literatuur
39
41
Gebruikte afkortingen
3
4
Woord vooraf
Nederland heeft onder meer de ambitie uitgesproken om in 2020 tot de meest creatieve economieën van Europa te behoren. Aandacht voor de creatieve sector betekent dat ook creatieve mbo-opleidingen in de belangstelling staan: mboopleidingen die opleiden voor een baan in de sectoren Kunsten, Creatieve zakelijke dienstverlening en Media & entertainment. Deze mbo-opleidingen zijn populair maar staan ook onder druk. Creatieve mboopleidingen zijn in trek bij deelnemers en bij mbo-instellingen: zowel de instroom van leerlingen als het aantal opleidingen is in de afgelopen jaren sterk gegroeid. Deze opleidingen kunnen een belangrijke rol vervullen om het scholingsniveau in de creatieve sector, waar van oudsher veel autodidacten werken, te verhogen. Maar creatieve mbo-opleidingen kampen ook met een imagoprobleem. De sterke groei van zowel het opleidingsaanbod als deelnemersaantallen roept vragen op over het arbeidsmarktperspectief. In de discussie rond macrodoelmatigheid in het mbo worden creatieve opleidingen vaak als hét voorbeeld gezien van populaire (pret) opleidingen zonder duidelijke arbeidsmarktrelevantie. Daarbij wordt de waarde van deze opleidingen kritisch tegen het licht gehouden: vinden afgestudeerde mbo’ers ook daadwerkelijk een baan in de creatieve sector? In dit factsheet wordt de loopbaan van ‘creatieve mbo’ers’ in brede zin in kaart gebracht: hoe presteren zij op het mbo en waar kiezen ze na hun opleiding voor: werken of doorleren? Aan de hand van feiten en cijfers over creatieve mboopleidingen, doorstroom naar het hbo en positie op de arbeidsmarkt wil deze publicatie bijdragen aan een gefundeerde discussie over creatieve opleidingen
5
in het mbo. De belangrijkste resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in een korte animatiefilm die te bekijken is op www.ecbo.nl. Marc van der Meer Directeur Expertisecentrum Beroepsonderwijs
6
Samenvatting en achtergrond
In dit onderzoek brengen we de (school)loopbaan van ‘creatieve mbo’ers’ in kaart: mbo’ers die een opleiding hebben gevolgd in de richting kunsten, creatieve zakelijke dienstverlening of media & entertainment. Hoe presteren zij op het mbo en waar kiezen ze na hun opleiding voor: werken of doorleren? Dit brengen we in beeld aan de hand van cijfers over instroom op het mbo, uitstroom naar de arbeidsmarkt en doorstroom naar het hbo. De belangrijkste uitkomsten op een rij: 1 De instroom in creatieve mbo-opleidingen is de afgelopen jaren veel sterker gestegen dan in andere mbo-opleidingen. Tussen 2005 en 2010 nam het aantal creatieve mbo’ers met 48% toe tegenover een groei van 7% van de nietcreatieve mbo’ers in dezelfde periode. 2 Bijna 90% van de creatieve mbo’ers volgt een opleiding op niveau 3 of 4. Deze creatieve mbo’ers hebben een wat hogere vooropleiding dan de gemiddelde mbo’er op niveau 3 en 4; ruim de helft (54%) heeft het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) theoretische leerweg of hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) met succes afgerond. 3 Vergeleken met niet-creatieve mbo-opleidingen op dezelfde opleidingsniveaus, halen creatieve mbo’ers minder vaak een mbo-diploma. Het komt vooral in de sector kunsten voor dat deelnemers na vijf jaar nog geen diploma hebben gehaald. Dat verschil in diplomarendement is deels te verklaren door de groep ‘snelle doorstromers’: 13% van de mbo-kunstenaars stroomt zonder mbodiploma al na twee, drie of vier jaar door naar het hbo. 4 Creatieve mbo’ers zijn ontevreden over de voorlichting die ze op school krijgen over hun arbeidsmarktperspectief (de kans op het vinden van werk dat aansluit bij de opleiding). Over de voorlichting over hun beroepsperspectief (het soort werk dat aansluit bij de opleiding) zijn ze vaker tevreden.
7
8
5 Creatieve mbo-opleidingen zijn vooral belangrijk voor de ontwikkeling van vakspecifieke competenties zoals creëren/toepassen van creativiteit. Deelnemers geven aan het minst te zijn voorbereid op ondernemers vaardigheden, zoals netwerken, leidinggeven en ondernemend/commercieel handelen. 6 Na het mbo kiest 49% van de creatieve mbo’ers ervoor om te gaan werken, 38% stroomt door naar het hbo. 7 Van de gediplomeerde creatieve mbo’ers die de arbeidsmarkt betreden, heeft 82% binnen anderhalf jaar na afstuderen een baan en is 12% werkloos. Het mbo is een belangrijke brug naar de arbeidsmarkt: een derde van de werkende mbo’ers heeft zijn eerste baan via het mbo gevonden. 59% van de creatieve mbo’ers heeft een baan in de creatieve sector. 8 Het percentage creatieve mbo’ers dat als zelfstandige werkt, is hoog in vergelijking met het gemiddelde voor mbo’ers, maar laag voor de creatieve sector. Ongeveer een kwart van de creatieve mbo’ers combineert een grotere baan in loondienst met een kleinere baan als zelfstandige in de creatieve sector. 9 Ongeveer driekwart (76%) van de creatieve mbo’ers die doorstromen naar een creatieve vervolgopleiding op het hbo, krijgt te maken met een vorm van selectie. Deze selectie bestaat met name uit een intakegesprek (66%), het maken van een opdracht (62%), portfolio (59%) of het doen van een auditie (9%). 10 Creatieve mbo-opleidingen bieden een goede opstap voor een creatieve vervolgopleiding op het hbo: ruim de helft van de creatieve mbo’ers die doorstroomt naar het hbo volgt daar ook een creatieve opleiding. Creatieve mbo’ers die een voor een aanverwante hbo-opleiding kiezen, vallen minder vaak uit op het hbo. Daarnaast behalen ze sneller een propedeuse dan de mbo-doorstromers die voor een niet-creatieve hbo-opleiding kiezen. Achtergrond Nederland heeft de ambitie uitgesproken om in 2020 de meest creatieve economie van Europa te zijn. De ‘creatieve industrie’ is daarom als een van de topsectoren aangewezen, en wordt gezien als een belangrijke motor voor innovatie en economische groei. De arbeidsmarkt in deze sector onderscheidt zich op een belangrijk punt van die van andere sectoren en kenmerkt zich door het grote aantal kleine zelfstandigen en een flexibele arbeidsmarkt met relatief weinig
gebaande loopbaanpaden. Deze jonge, beweeglijke sector biedt werk aan zo’n 184.000 mensen; bijna de helft van hen heeft een eigen bedrijf of is werkzaam als zzp’er1 (CBS; Statline). Juist deze kleine start-ups en zzp’ers worden als essentieel beschouwd voor het snel in kunnen spelen op veranderingen en voor het stimuleren van innovatie. De aandacht voor de creatieve sector betekent dat ook de creatieve opleidingen in de belangstelling staan. In Nederland zijn opleidingen voor beroepen in de creatieve sector van oudsher verankerd in het hoger onderwijs. Maar ook in het mbo bestaat (hernieuwde) aandacht voor de creatieve sector en creatieve opleidingen. Eind jaren negentig werd vanuit de cultuursector de vraag verkend of er ruimte is voor bijvoorbeeld kunstopleidingen in het mbo. Veel werkenden in de creatieve sector zijn autodidact; slechts een derde van de werkenden met een creatief beroep volgde ook een creatieve opleiding (CBS, 2011). Mbo-kunstenaars zouden bijvoorbeeld opgeleid kunnen worden voor beroepen die zich op het niveau tussen ongeschoold werk en hbo-opgeleide kunstenaars bevinden (Haanstra, 2004). Inmiddels hebben middelbare beroepsopleidingen ingespeeld op de groeiende markt van creatieve goederen en diensten. Het aantal aanbieders van creatieve opleidingen is sterk gegroeid: van zes mbo-instellingen in 1998 tot 33 in 2008. Naast de traditionele aanbieders – vakinstellingen – bieden vooral steeds meer regionale opleidingencentra (roc’s) creatieve opleidingen aan: veelal opleidingen voor nieuwe kwalificaties, zoals artiestenopleidingen, dansopleidingen en gaming. Daarnaast verschuift de deelname van de meer ‘traditionele’ technischcreatieve opleidingen (printmedia) naar nieuwere creatieve opleidingen, zoals artiest, audiovisueel medewerker, (multi)mediavormgever en podiumtechniek (Kenniscentrum GOC, 2009). Al met al is het aantal deelnemers in creatieve opleidingen de afgelopen jaren fors gestegen. (Arbeidsmarkt)relevant? Over de (arbeidsmarkt)relevantie van de creatieve mbo-opleidingen wordt momenteel volop discussie gevoerd. Daarbij wordt de (meer)waarde van deze opleidingen kritisch tegen het licht gehouden. De standpunten in de discussie over de relevantie van creatieve mbo-opleidingen zijn terug te voeren op het accentueren van een van de drie taken van het beroepsonderwijs: 1
Zzp’er: zelfstandige zonder personeel.
9
10
• Arbeidsmarktrelevantie: het mbo heeft als taak op te leiden voor een beroep, waarbij de behoefte van het bedrijfsleven leidend is. Een kwantitatieve afstemming van vraag (werkgelegenheid) en aanbod (opleidingen) is daarom van belang. Voor het aanbod van creatieve mbo-opleidingen is de arbeidsmarktrelevantie leidend. • Zelfontplooiing en burgerschap: het mbo heeft als taak de persoonlijkheid en competenties van leerlingen te ontwikkelen. Aandacht voor zelfontplooiing, individuele leerwensen, een voor jongeren aantrekkelijke invulling van de opleiding en het uitstellen van (loopbaan)keuzemomenten zijn daarbij de kernbegrippen (Kenniscentrum GOC, 2009). Creatieve opleidingen dragen bij aan de ontwikkeling van deelnemers. • Doorstroom naar het hoger beroepsonderwijs: de vraag naar hoogopgeleiden neemt toe in Nederland. Daarom zijn er in het onderwijsstelsel mogelijkheden voor doorstroom van het middelbaar naar het hoger beroepsonderwijs. De doorstroomwens van afgestudeerde mbo’ers en de optimale ontplooiing van talenten zijn potentiële argumenten voor het realiseren van een integrale beroepskolom in het kunstonderwijs. Met goede aansluitingen wordt voorkomen dat talent tussen wal en schip raakt en verloren gaat. Doel en opzet van het onderzoek en afbakening van de doelgroep Doel In dit onderzoek brengen we de (school)loopbaan van creatieve mbo’ers in kaart: hoe presteren ze op het mbo en waar kiezen ze na hun opleiding voor: werken of doorleren? Dit brengen we in beeld aan de hand van cijfers over instroom op het mbo, uitstroom naar de arbeidsmarkt en doorstroom naar het hbo. Het doel is om, aan de hand van kwantitatieve gegevens, bij te dragen aan een gefundeerde discussie over creatieve opleidingen in het mbo. Opzet Om de schoolloopbaan in kaart te brengen, kijken we naar drie stromen rond het mbo: • instroom: het aantal deelnemers dat, veelal na het voortgezet onderwijs (vo), aan een creatieve mbo-opleiding begint; • doorstroom: het aantal deelnemers dat via het mbo doorleert op het hbo; • uitstroom naar de arbeidsmarkt.
Om deze stromen in kaart te brengen, zijn twee onderzoeken uitgevoerd: • Voor de instroom wordt gebruikgemaakt van onderwijsnummergegevens uit het voortgezet onderwijs en mbo. Het onderwijsnummer is een uniek nummer voor iedere leerling die in Nederland door de overheid betaald voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgt. De doorstroom is beschreven door het onderwijsnummer te koppelen aan het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (criho). Dit register levert ook informatie over het rendement in het hbo. Deze gegevens zijn door DUO2 aangeleverd. • De positie van creatieve mbo’ers op de arbeidsmarkt is in kaart gebracht middels een online enquête: alle mbo-schoolverlaters die in het schooljaar 2009/2010 een creatieve mbo-opleiding (niveau 3/4 bol3) hebben gevolgd en een jaar later zijn door- of uitgestroomd, ontvingen een uitnodiging om aan het onderzoek deel te nemen. In dit onderzoek worden drie groepen onderscheiden: gediplomeerde uitstromers die de arbeidsmarkt betreden, uitstromers die een vervolgopleiding volgen op het hbo (doorstromers) en ongediplomeerde deelnemers die voortijdig met hun opleiding zijn gestopt (uitvallers). Aan het onderzoek deden 1300 leerlingen uit 88 creatieve opleidingen mee. De respons bedroeg 18%. De resultaten zijn geanalyseerd door middel van statistische analyses (custom tables met z- en t- toetsen). Alleen significante verschillen worden gerapporteerd. Afbakening Hoe bakenen we het begrip ‘creatieve mbo-opleiding’ af? In dit onderzoek zijn creatieve mbo-opleidingen geselecteerd aan de hand van twee invalshoeken. In de eerste plaats het arbeidsmarktperspectief: welke creatieve bedrijvigheid kunnen we in Nederland onderscheiden en welke opleidingen kunnen daaraan gekoppeld worden? Deze invalshoek is relevant omdat de relatie tussen opleidingen en het werkveld in middelbare en hogere beroepsopleidingen – de naam zegt het al – sterk is. In de tweede plaats gebruiken we een cultureel-inhoudelijk perspectief: welke opleidingen bereiden mbo’ers voor op beroepen in de cultureel-creatieve sector waarbij ontwerpen, creëren en vervaardigen van ideeën en producten centraal staat? Deze omschrijving sluit aan bij de meest gebruikelijke afbakening van beroepen in de creatieve sector (Braaksma, De Jong & Stam, 2005; Bureau Louter, 2008; Roso, Koops e.a., 2008) en onderscheidt drie subsectoren: 2 3
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs. Bol: beroepsopleidende leerweg.
11
1 Kunsten: beoefenaars van podiumkunst of beeldende kunst en bedrijven die kunst (re)produceren en distribueren, zoals restaurateurs, musea en cabaretiers. 2 Media en entertainment: producenten en distributeurs van media en ondersteunende bedrijvigheid, zoals decorbouw, geluidstechnici, film- en videoindustrie en uitgevers. 3 Creatieve zakelijke dienstverlening: creatieve zakelijke dienstverleners voegen een symbolische waarde toe die hun zakelijke afnemers ontwikkelen en op de markt brengen, zoals mode- en technisch ontwerpers, interieurontwerpers en reclame- en designbedrijven.
12
Voor elke subsector is nagegaan welke mbo-opleidingen voor een creatief beroep in deze sector opleiden. Een aantal voorbeelden: ‘Artiest’, ‘Grimeur’ en ‘Decoratie en restauratieschilder’ behoren tot de sector kunsten, ‘AV-productie’, ‘Gaming’ en ‘Theater en podiumtechniek’ tot de sector media en entertainment en ‘Technisch tekenaar’, ‘Goudsmit’ en ‘Grafische vormgeving’ vallen onder de sector creatieve zakelijke dienstverlening.4 In totaal zijn 183 mbo-opleidingen geselecteerd. ‘Creatieve mbo’ers’ zijn in dit onderzoek de mbo’ers die een van deze creatieve opleidingen volgden. Om de in-, door- en uitstroomgegevens van creatieve mbo’ers betekenis te geven, vergelijken we ze met gegevens van mbo’ers die geen creatieve opleiding volgen. 90% van de creatieve mbo-opleidingen concentreren zich op niveau 3 en 4 van de voltijds bol-leerweg. Om een zuivere vergelijking met de niet-creatieve opleidingen te kunnen maken, worden in dit onderzoek daarom uitsluitend mbo’ers meegenomen die zijn ingestroomd in de bol op niveau 3 en 4. Daarnaast worden alleen mbo-deelnemers meegenomen die een bekostigde opleiding volgen. Niet bekostigde inschrijvingen in het onderwijsnummer (bijvoorbeeld als examendeelnemer) worden niet door een accountant gecontroleerd en zijn daardoor minder betrouwbaar.
4 Voor elk van de drie creatieve subsectoren zijn de relevante opleidingen via de Crebo-nummers (mbo) gezocht. Een overzicht van de opleidingen is op te vragen via www.ecbo.nl.
Leeswijzer Dit factsheet bestaat uit vier korte hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt de mboschoolloopbaan van creatieve mbo’ers in kaart gebracht aan de hand van cijfers over instroom, switchgedrag en diplomarendement/uitval. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de arbeidsmarktpositie van creatieve mbo’ers. In hoofdstuk 3 komt de doorstroom naar het hbo aan bod. We sluiten in hoofdstuk 4 af met een discussie: wat betekenen de resultaten voor het creatieve mbo-onderwijs? Van de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek is ook een animatiefilm gemaakt, te vinden op www.ecbo.nl.
13
14
Creatieve mbo-opleidingen
1
In dit hoofdstuk staat de creatieve mbo-opleiding centraal. In de eerste plaats wordt de schoolloopbaan van creatieve mbo’ers in kaart gebracht aan de hand van cijfers over instroom, switchgedrag en diplomarendement/uitval. Daarnaast wordt ingegaan op de invulling van de zorgplicht door de aanbieders; starten creatieve mbo’ers goed voorgelicht aan hun opleiding en zijn ze op de hoogte van het arbeidsmarkt- en beroepsperspectief? Maar ook: zijn mbo’ers tevreden over de inhoud van de opleiding, welke competenties hebben ze opgedaan en zijn ze goed voorbereid op de toekomst na het mbo? Instroom: sterke groei van creatieve opleidingen Het aantal leerlingen dat een mbo-opleiding volgt, is in de afgelopen vijf jaar fors gestegen, zo blijkt uit tabel 1.1. Het totaal aantal deelnemers aan creatieve mboopleidingen is tussen schooljaar 2005/2006 en 2009/2010 met maar liefst 48% gegroeid. De groei is het sterkst in de sector kunsten (ruim 150%) In dezelfde periode bedroeg de groei van de niet-creatieve mbo-opleidingen slechts 7%. Kenmerken van creatieve mbo’ers Creatieve opleidingen bevinden zich vooral op de hoogste mbo-niveaus: bijna 90% van de deelnemers – vooral in de sector kunsten – heeft gekozen voor een mbo 3of 4-opleiding. Tussen schooljaar 2005/2006 en 2009/2010 is het aandeel mbo’ers op niveau 3 en 4 in de creatieve opleidingen gestegen en het aandeel deelnemers op niveau 1 en 2 gedaald. Bij niet-creatieve opleidingen is de verdeling over deze niveaus in deze periode ongeveer gelijk gebleven. Creatieve mbo’ers hebben een wat hogere vooropleiding dan de gemiddelde mbo’er op niveau 3 en 4. Ruim de helft (54%) heeft het vmbo theoretische leerweg of havo met succes afgerond. In niet-creatieve opleidingen is dit aandeel minder dan de helft (45%).
15
Tabel 1.1 Aantal deelnemers aan creatieve en niet-creatieve mbo-opleidingen en de stijging in het aantal deelnemers ten opzichte van 2005/2006* 2005/ 2006
2006/ 2007
2007/ 2008
2008/ 2009
2009/ 2010
Kunsten
1.314
1.890
2.364
2.839
3.349
Media en entertainment
5.385
6.082
6.983
7.505
8.241
Creatieve zakelijke dienstverlening
16.732
18.975
20.299
21.684
23.141
Totaal creatieve mbo-opleidingen
23.431
26.947
29.646
32.028
34.731
Totaal niet-creatieve mbo-opleidingen
449.821
459.410
469.821
470.901
480.244
Totaal mbo-opleidingen
473.252
486.357
499.467
502.929
514.975
15%
27%
37%
48%
Stijging niet-creatieve mboopleidingen t.o.v. 2005/2006
2%
4%
5%
7%
Stijging alle mbo-opleidingen t.o.v. 2005/2006
3%
6%
6%
9%
Stijging creatieve mbo-opleidingen t.o.v. 2005/2006
* Mbo-niveaus 3 en 4.
16
Bron: Buisman e.a., 2011.
Creatieve mbo’ers zijn daarnaast wat ouder dan de gemiddelde mbo’er. Autochtone deelnemers kiezen verhoudingsgewijs vaker voor een creatieve mbo-opleiding dan allochtone deelnemers. De creatieve mbo-opleidingen zijn geconcentreerd binnen de sector Techniek; circa 9 van de 10 creatieve mbo’ers volgt een opleiding in de technische sector. Ongeveer evenveel mannen (51%) als vrouwen (49%) volgen een creatieve opleiding. Switchen 1 op de 5 deelnemers die een creatieve mbo-opleiding volgen, doet een jaar later iets anders. Ongeveer de helft daarvan gaat verder met een niet-creatieve mboopleiding. De andere helft verlaat in de meeste gevallen het reguliere onderwijs. Vooral in de sector kunsten stroomt een relatief groot deel al na een, twee of drie jaar door naar het hbo op basis van een (eerder behaald) havodiploma of een eerder behaald mbo-4-diploma. Deze snelle doorstromers ‘parkeren’ zich tijdelijk op het mbo, bijvoorbeeld na afgewezen te zijn op het hbo. Het mbo voldoet voor deze groep of niet aan de verwachtingen, of was altijd al een tijdelijke optie.
Diplomarendement Vergeleken met niet-creatieve mbo-opleidingen halen creatieve mbo’ers minder vaak een mbo-diploma, blijkt uit tabel 1.2. 60% van de creatieve mbo’ers tegen 70% van de niet-creatieve mbo’ers verlaat het onderwijs binnen vijf jaar met een mbo-diploma op zak. In de sector kunsten komt het verhoudingsgewijs vaak (44%) voor dat deelnemers geen mbo-diploma hebben behaald. Dit cijfer wordt echter genuanceerd door de groep die snel – en voor het mbo-diploma te hebben gehaald – doorstroomt naar het hbo: ongeveer 13% van de deelnemers, veelal havisten, starten na een, twee of drie jaar op het mbo met een hbo-opleiding. Tabel 1.2 Percentage deelnemers dat een diploma heeft behaald* Geen diploma
Binnen 1 jaar diploma
Binnen 2 jaar diploma
Binnen 3 jaar diploma
Binnen 4 jaar diploma
Binnen 5 jaar diploma
Totaal
Kunsten
44%
0%
4%
6%
15%
31%
100%
Media en entertainment
37%
0%
0%
2%
23%
37%
100%
Creatieve zakelijke dienstverlening
40%
0%
0%
1%
10%
49%
100%
Totaal creatieve mboopleidingen
40%
0%
0%
1%
13%
46%
100%
Totaal niet-creatieve mbo-opleidingen
30%
0%
1%
8%
30%
31%
100%
Totaal mboopleidingen
31%
0%
1%
7%
29%
32%
100%
* Instroomcohort 2005-2006; mbo-niveaus 3 en 4. Bron: Buisman e.a., 2011.
Uitval Het lijkt erop dat schooluitval onder creatieve mbo’ers wat hoger is dan onder nietcreatieve mbo’ers. Van de creatieve mbo’ers heeft 16% het onderwijs helemaal verlaten zonder diploma, tegenover 13% van de mbo’ers die geen creatieve opleiding volgen. De schooluitval van de creatieve mbo-opleidingen is het hoogst in de (sub)sector kunsten, gevolgd door media en entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening. Door 43% van de uitvallers wordt ontevredenheid over de mbo-opleiding als belangrijkste reden om te stoppen genoemd, bijvoorbeeld te moeilijk, te breed, slechte organisatie. Verder viel 28% uit vanwege persoonlijke omstandigheden, 15% gaf aan een andere interesse te hebben, 5% wilde werken, 3% ontving een negatief studieadvies of moest doubleren. Slechts 5%
17
van de respondenten gaf aan met de opleiding te stoppen vanwege onvoldoende perspectief op werk na de opleiding. Het arbeidsmarktperspectief is dus voor weinig uitvallers de hoofdreden om te stoppen.
18
Voorlichting Scholen hebben sinds 2008 een wettelijke zorgplicht om leerlingen voor te lichten over het arbeidsmarktperspectief van de opleidingen die zij aanbieden. Mbo’ers moeten een geïnformeerde keuze voor een opleiding kunnen maken; het beroepsperspectief – het soort werk dat aansluit bij de opleiding – en het arbeidsmarktperspectief – de kans op het vinden van werk dat aansluit bij de opleiding – zijn daarvan belangrijke onderdelen. Dat geldt zeker voor opleidingen die opleiden voor een beroep in een ongestructureerde arbeidsmarkt zoals de creatieve sector. De ruime meerderheid (87%) van de creatieve mbo’ers geeft aan voor aanvang van de opleiding te zijn voorgelicht over het beroepsperspectief. Van hen is twee derde positief over deze voorlichting. Aan voorlichting over het arbeidsmarktperspectief – kans op het vinden van werk dat aansluit bij de mbo-opleiding – schort het echter regelmatig. Uit tabel 1.3 blijkt dat 1 op de 3 mbo’ers (31%) hierover zegt helemaal niet te zijn voorgelicht, 32% geeft aan wel voorgelicht te zijn, maar dat de voorlichting onvoldoende was. Opvallend is dat gediplomeerde uitstromers die de arbeidsmarkt betreden, vaker aangeven dat de voorlichting over de arbeidsmarktperspectieven onvoldoende was dan mbo’ers die doorstromen naar het hbo. Deze groep oud-studenten merkt aan den lijve hoe de arbeidsmarkt eruit ziet en kijkt vanuit die beleving op de voorlichting terug.
Tabel 1.3 Voorlichting ontvangen over kans op het vinden van werk dat aansluit bij mbo-opleiding, in % 45
42
35
41 38
40
35 32
33 29
30
29
29
32
30
31
25 20 15 10 5 0 Uitstroom
Doorstroom Ja, voldoende
Uitval
Ja, maar dat was onvoldoende
Totaal Nee
Inhoud van de opleiding De meeste mbo’ers zijn tevreden over de creatieve opleiding die ze volgden. Wel vinden ze het niveau van de opleiding vaker te makkelijk dan te moeilijk en het tempo wat vaker te laag dan te hoog. Over de keuzemogelijkheden, breedte en het theorie- en praktijkgehalte van de opleiding is men positiever. De grootste groep geeft aan dat dit in balans is. Wel benoemen ze vaker dat er te weinig dan te veel keuzemogelijkheden in de opleiding zijn, dat deze eerder te breed dan te smal is en vaker te praktijkgericht dan te theoretisch is. Dat creatieve mbo’ers hun opleiding wat aan de makkelijke kant vinden, heeft mogelijk te maken met het feit dat het instroomniveau van creatieve mbo’ers relatief hoog is (vmbo-tl5 of havodiploma). De creatieve mbo’ers die zijn doorgestroomd naar het hbo geven het vaakst aan dat de mbo-opleiding te makkelijk was. Iets meer dan de helft van de creatieve mbo’ers (52%) vindt de opleiding die ze volgden een goede basis om te starten op de arbeidsmarkt. Bijna de helft vindt dus dat ze niet goed zijn voorbereid om te beginnen met werken. Mbo’ers zijn wat minder positief over de korte termijn (start op de arbeidsmarkt) dan over de langere termijn (toekomstige carrière en toekomstig werk): 6 op de 10 vinden dat de mboopleiding een goede basis biedt voor hun (toekomstige) werk en carrière. Ten 5
Tl: theoretische leerweg.
19
aanzien van hun persoonlijke ontwikkeling geeft driekwart van de mbo’ers aan dat de opleiding een goede basis biedt voor hun persoonlijke ontwikkeling. 81% van de mbo’ers geeft aan dat hun opleiding een goede basis biedt voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden.
20
Competenties Competenties vormen een combinatie van kennis, inzicht, houding en vaardigheden. Stuk voor stuk ontwikkelbare vermogens die nodig zijn om een diploma te behalen en in verschillende (werk)situaties adequaat te kunnen handelen. We onderscheiden hier drie verschillende soorten competenties: vakinhoudelijke (werk)competenties, generieke (leer)competenties en loopbaan competenties. We vroegen creatieve mbo’ers allereerst naar de werk- en leercompetenties die ze tijdens hun opleiding opdeden (zie tabel 1.4). Zij geven aan met name goed tot zeer goed te zijn voorbereid op vakinhoudelijke competenties, zoals het toepassen van creativiteit, creëren en vakdeskundigheid en minder goed te zijn voorbereid op de meer generieke vaardigheden als leidinggeven, netwerken en ondernemend/ commercieel handelen. Tabel 1.4 Percentage creatieve mbo’ers dat aangeeft in hoge mate tot zeer hoge mate te zijn voorbereid op leer- en werkcompetenties, in % Creativiteit toepassen
63,8
Samenwerken
59,4
Creëren
55,94
vakdeskundigheid toepassen
42,3
Communiceren
41,51
Plannen/organiseren
37,21
Kritisch reflecteren
34,07
Onderzoeken
29,3
Innoveren
27,9
Ondernemen/commercieel handelen
20,8
Relaties/netwerken opbouwen
17,3
Leidinggeven
16,4 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Naast de vakinhoudelijk en generieke competenties is ook de bijdrage van de opleiding aan het ontwikkelen van loopbaancompetenties onderzocht:
100
competenties die werkenden in staat stellen om te reflecteren op loopbaanwensen en om hun kwaliteiten en mogelijkheden in kaart te brengen. In dit onderzoek zijn aan de hand van veertien stellingen (gemeten op een 5-puntsschaal) vier aspecten van loopbaancompetenties onderzocht, gebaseerd op het loopbaan competentiemodel van Kuijpers (2004): 1 loopbaangerichte planning (loopbaansturing); 2 reflectie op motivatie; 3 vaardigheden om nieuw werk en/of opdrachten te verwerven (netwerken); 4 inzicht in ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (werkexploratie). Dat creatieve mbo’ers minder goed zijn voorbereid op competenties als netwerken opbouwen en ondernemend handelen, zien we ook bij de loopbaancompetenties terug (tabel 1.5). De loopbaancompetenties waar creatieve mbo’ers goed op scoren, hebben met name betrekking op reflectie op motivatie – weten wat ze leuk vinden in toekomstig werk en waar hun passies liggen – en op werkexploratie; inzicht in ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Ze scoren minder hoog op loopbaansturing en netwerken. Tabel 1.5 Percentage creatieve mbo’ers dat over (zeer) goede loopbaancompetenties beschikt, in % Reflectie op motivatie Ik weet wat ik leuk vind in mijn (toekomstige) werk Ik heb duidelijk voor ogen wat mijn passies zijn Ik weet wat voor mij belangrijk is in mijn loopbaan
74,9 70,3 65,9 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
21
Werkexploratie Ik ga na wat ik voor verschillende soorten werk uit zou kunnen voeren Ik onderzoek de mogelijkheden die er voor mij zijn om me verder op te laten leiden Ik ga op zoek naar de ontwikkelingen binnen mijn vakgebied Ik verken wat de mogelijkheden voor mij zijn op de arbeidsmarkt
65,9 65,2 63,3 54,9 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Loopbaansturing Ik stel voor mezelf doelen die ik wil bereiken in mijn loopbaan
61,3
Ik weet wat ik over een jaar bereikt wil hebben in mijn loopbaan
22
43,7
Ik maak voor mezelf duidelijke plannen voor mijn loopbaan
41,6
Ik maak een planning voor wat ik wil bereiken in mijn loopbaan
32,7 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Netwerken Ik weet hoe ik mensen in mijn netwerk om hulp kan vragen
55
Ik kan de juiste mensen benaderen om mij te helpen met mijn loopbaan
44,7
Ik ken veel mensen die mij kunnen helpen met mijn loopbaan
35,4 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Wel blijkt dat die mbo’ers die een creatieve opleiding volgden èn in de creatieve sector werkzaam zijn, vaker aangeven over netwerkvaardigheden te beschikken dan creatieve mbo-afgestudeerden die niet in de creatieve sector werken (tabel 1.6). Mogelijk worden deze vaardigheden meer ingezet omdat ze in een sector werken waar een groter beroep op netwerkvaardigheden wordt gedaan; de ongestructureerde arbeidsmarkt en het relatief hoog percentage zelfstandigen in deze sector maakt het beschikken over een netwerk noodzakelijk. Tabel 1.6 Netwerkvaardigheden van creatieve mbo’ers die binnen/buiten de creatieve sector werken, in % 64,5
70
60,2
60 50 40
46,7
44,6 34,5
34,1
30 20 10 0 Ik ken veel mensen die mij kunnen helpen met mijn loopbaan
Ik weet hoe ik mensen in mijn netwerk om hulp kan vragen
Werzaam in de creatieve sector Werkzaam in de creatieve sector
23
Ik kan de juiste mensen benaderen om mij te helpen met mijn loopbaan
Niet werkzaam in de creatieve sector Niet werkzaam in de creatieve sector
24
2
Na het mbo: werken
In dit hoofdstuk kijken we naar de arbeidsmarkt. We hebben mbo-schoolverlaters die een creatieve opleiding op niveau 3 of 4 hebben afgerond in een enquête gevraagd naar onder andere de aansluiting van hun opleiding en werk, arbeidstevredenheid en salaris. Aan de hand van deze gegevens wordt de arbeidsmarktpositie van creatieve mbo’ers in kaart gebracht. Met een mbo-diploma op zak kiezen de meeste creatieve mbo’ers ervoor om te gaan werken (49%) of door te leren op het hbo (38%). 13% valt in de categorie ‘anders’ en kiest ervoor om bijvoorbeeld te gaan reizen of een andere (niet hbo-) opleiding te volgen. Tabel 2.1 Keuze van gediplomeerde creatieve mbo’ers na de opleiding
13% 49% 38%
Werken
Doorleren op het hbo
Anders
Het grootste deel (82%) van de creatievelingen die hun mbo-diploma hebben gehaald en uitstromen naar de arbeidsmarkt, heeft anderhalf jaar na afstuderen
25
betaald werk. Anderhalf jaar na afstuderen heeft 59% van de mbo’ers een baan gevonden in de creatieve sector. Dit geldt vooral voor creatieve mbo’ers die zijn afgestudeerd in de richting media en entertainment. Mbo’ers met een baan in de creatieve sector werken meer uren per week dan mbo’ers die buiten de creatieve sector werkzaam zijn: respectievelijk 36,6 uur en 29,8 uur.
26
Anderhalf jaar na afstuderen is 12% van de creatieve mbo’ers werkloos. Het werkloosheidspercentage is hoger dan voor mbo’ers die een niet-creatieve opleiding op hetzelfde niveau volgden: respectievelijk 10% voor niveau 3 en 7% voor niveau 4 bol-opleidingen (ROA, 2012). Als we kijken naar intrede werkloosheid, dan is een derde (32%) van de werkende creatieve mbo’ers na afronding van de mbo-opleiding enige tijd werkloos geweest; gemiddeld zo’n vier maanden. Mbo’ers die werkzaam zijn in de creatieve sector geven minder vaak aan werkloos te zijn geweest dan mbo’ers die buiten de creatieve sector werken. Ook zijn ze wat korter werkloos (gemiddeld 3,6 versus 4,4 maanden). Slechts 4% van de creatieve mbo’ers geeft aan naast hun betaalde baan een uitkering (zoals Wwik, de Wet werk en inkomen kunstenaars) te ontvangen. Aansluiting opleiding-werk 79% van de gediplomeerde creatieve mbo’ers heeft een baan op mbo-niveau. Zo’n 10% werkt onder en 10% boven dat niveau. We zagen al dat 59% van de mbo’ers een baan in de creatieve sector heeft gevonden, zo’n 4 op de 10 (38%) werken uitsluitend binnen hun eigen vakgebied. Ruim een derde (34%) werkt uitsluitend daarbuiten en bijna 3 op de 10 (29%) doen allebei. Onvoldoende werk binnen het vakgebied is overall gezien de belangrijkste reden om elders aan de slag te gaan. Degenen die zowel binnen als buiten hun vakgebied werken, kijken met name buiten hun eigen vakgebied omdat ze bredere interesses hebben. Benutten van creatieve capaciteiten Naast werken in de creatieve sector, is het van belang of de oud-studenten creatieve capaciteiten ook daadwerkelijk in hun werk kunnen benutten. De meningen zijn verdeeld; de groep die creatieve beroepsvaardigheden in hoge mate kan benutten, is ongeveer net zo groot als de groep die hier voor een klein deel tot geen gebruik van kan maken, blijkt uit tabel 2.2. Creatieve capaciteiten van afgestudeerde mbo’ers worden logischerwijs beter benut wanneer men binnen de creatieve sector, het eigen vakgebied en opleidingsrichting werkt. In dit perspectief
benutten afgestudeerden in de sector media en entertainment hun capaciteiten het meest; ze werken het vaakst in de creatieve sector waarvoor ze zijn opgeleid. Tabel 2.2 Benutten van creatieve capaciteiten op het werk, in %
14,2%
23,2%
27,8%
17,6% 17,2%
(Bijna) helemaal niet
Een beetje
Hoge mate
Zeer hoge mate
Redelijke mate
27 Baankenmerken Creatieve mbo-opleidingen leiden op tot een beroep in een sector met een breed, beweeglijk en veelal ongestructureerd karakter. Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de creatieve sector een hoog percentage zelfstandigen kent; bijna de helft van de werkenden in deze sector (47%) begint voor zichzelf (CBS; 2011). Dat is veel hoger dan het gemiddelde van 1 op de 7 van de totale beroepsbevolking (CBS, 2011). Dit wijst erop dat er minder ‘gebaande looppaden’ in de creatieve sector zijn. Bijna driekwart van de creatieve mbo’ers met een baan is werkzaam in loondienst, de meerderheid met een tijdelijk contract (zie tabel 2.3). 1 Op de 7 mbo’ers die een creatieve opleiding hebben afgerond, begint voor zichzelf. Dat is een relatief laag percentage voor werkenden in de creatieve sector.
Tabel 2.3 Dienstverband van creatieve mbo’ers, in %
Werkzaam in loondienst
3% 15%
Werkzaam als uitzend‐ /oproepkracht
11% 71%
Werkzaam als zelfstandige/zzp'er/fr freelancer eelancer Anders
28
Het lijkt er dus op dat creatieve mbo’ers als beginnend beroepsbeoefenaar niet snel als zelfstandige aan de slag gaan. Maar als we specifiek kijken naar de mbo’ers die in de creatieve sector werken, dan blijkt dat een kwart als zelfstandige/ zzp’er werkt en 65% werkzaam is in loondienst. Van de creatieve mbo’ers die buiten de creatieve sector werken, is slechts 2% voor zichzelf begonnen; 79% werkt in loondienst. Als creatieve mbo’ers besluiten om voor zichzelf beginnen, bouwen ze dus vaker voort op wat ze tijdens hun opleiding hebben geleerd. Waarschijnlijk kiezen creatieve mbo’ers er eerst voor om werkervaring op te doen in loondienst en een netwerk en portfolio op te bouwen alvorens voor zichzelf te beginnen. Dit komt ook naar voren in onderzoek naar de loopbanen van zelfstandigen. Daaruit blijkt dat 71% van de zzp’ers in Nederland eerst in loondienst werkt, voordat ze aan het zelfstandig ondernemerschap beginnen (EIM, 2008). Slechts 4% van de zzp’ers start direct na afronding van een opleiding als zelfstandige. Dat blijkt ook uit de leeftijdsverdeling van zelfstandigen: in 2011 was slechts 3% van de zelfstandigen jonger dan 25 jaar (CBS, Statline). Dit wijst erop dat het tijd kost om je als zelfstandige op de arbeidsmarkt te vestigen. Ruim een kwart van de creatieve mbo’ers (27%) heeft zijn of haar huidige baan via de mbo-stage gevonden en 3% via de mbo-opleiding. Mbo-opleidingen vormen daarmee vooral indirect (via stagecontacten) een belangrijke brug naar de arbeidsmarkt. Dit geldt vooral voor mbo’ers die een baan in de creatieve sector hebben gevonden: 44% van hen geeft aan via de mbo-stage of opleiding hun
huidige baan te hebben gevonden. Creatieve mbo’ers die niet in de creatieve sector werkzaam zijn, vinden vaker een baan via familie of vrienden. Combinatie van banen Bijna een kwart van de mbo’ers die een creatieve opleiding volgden en zijn gaan werken, combineert meerdere banen: dit geldt relatief vaak voor kunstenaars. Mbo’ers die verschillende banen combineren, hebben wat vaker een hoofdbaan (van meer uren) in loondienst, met een kleinere creatieve baan als freelancer/ zzp’er ernaast. Mogelijk combineren creatieve mbo’ers die meerdere banen omdat ze van een baan in de creatieve sector alleen (nog) niet rond kunnen komen. In tabel 2.4 wordt een aantal kenmerken van combinatiebanen weergegeven. De tabel heeft alleen betrekking op creatieve mbo’ers die meer dan één baan hebben. Tabel 2.4 Kenmerken van banen van creatieve mbo’ers die twee banen combineren Baan 1
Baan 2
Gemiddeld aantal uren
27
13
Werkzaam in creatieve sector
51%
60%
Werkzaam als zelfstandige
21%
55%
Werkzaam in loondienst
55%
25%
Creatieve capaciteiten worden in (zeer) hoge mate in mijn werk benut
43%
54%
Baantevredenheid Over het algemeen geldt dat de meeste creatieve mbo’ers (70%) (heel) tevreden zijn over hun huidige werk. Hun mening hangt samen met de aansluiting tussen opleiding en werk. Afgestudeerden die binnen de creatieve sector, hun vakgebied en opleidingsrichting werken, geven vaker aan tevreden te zijn met hun huidige baan dan afgestudeerden die respectievelijk buiten de creatieve sector, vakgebied en opleidingsrichting werken. Daarnaast zijn ze vaker tevreden over de uitdaging in hun huidige werk, de mogelijkheden om bij te blijven/te scholen en de loopbaanen carrièremogelijkheden. Salaris Tot slot het salaris: bijna 6 op de 10 afgestudeerden (58%) verdient tussen de 1000 en 2000 euro bruto per maand. Ruim een derde verdienen minder dan 1000 euro bruto per maand. 43% is (zeer) tevreden over het salaris van hun huidige baan, bijna een kwart is hier (zeer) ontevreden over. Mbo’ers die in de creatieve
29
sector werken, verdienen gemiddeld een hoger bruto uurloon dan mbo’ers die niet in de creatieve sector werken; respectievelijk 9,14 en 7,79 euro per uur.
30
Na het mbo: doorstroom naar het hbo
3
In dit hoofdstuk komt de doorstroom van creatieve mbo’ers naar het hbo aan bod. Aan de hand van gegevens over instroom en selectie op het hbo, aansluiting tussen mbo en hbo en studiesucces wordt deze groep doorstromers in kaart gebracht. Doorstroomcijfers Na het mbo kiezen 4 op de 10 creatieve mbo’ers voor een vervolgopleiding op het hbo. De meeste doorstromers zijn afkomstig uit de mbo-sector creatieve zakelijke dienstverlening (75%), 17% is afkomstig van media en entertainment en 8% uit de kunstensector. Meer dan de helft (51%) van de creatieve mbo’ers kiest na het mbo ook voor een creatieve opleiding op het hbo, in de meeste gevallen (81%) in dezelfde sector als de mbo-opleiding. Populaire creatieve vervolgopleidingen zijn ‘Vormgeving’, ‘Media’, ‘Entertainment en management’, ‘Kunst en techniek’, ‘Communication and media design’ en ‘Autonome beeldende kunst’. Motieven Waarom kiezen creatieve mbo’ers ervoor om door te studeren op het hbo? 44% van de doorstromers wil vooral zichzelf verder ontwikkelen; dat geldt vaker voor doorstromers die in het hbo ook een creatieve opleiding volgen. 22% verwacht dat een hbo-diploma betere carrièremogelijkheden biedt. Studenten die doorstuderen in een niet aanverwante studierichting, geven vaker aan dat ze een andere/bredere (studie)interesse hebben. Toelating en selectie Het voorbereiden op doorstroom naar een hogere beroepsopleiding vormt een van de drie kerntaken van het mbo. Voor de meeste opleidingen in het hbo geldt dat een mbo-diploma een minimumvereiste is voor toegang tot het hbo. Soms is er sprake van selectie aan de poort, dat is bijvoorbeeld het geval bij het hbo
31
32
kunstonderwijs (kuo). Op basis van door de instelling vastgestelde criteria worden studenten geselecteerd omdat schoolprestaties in het voortgezet onderwijs of mbo alleen, een onvoldoende beeld geven van hun artistieke aspiraties en hun talent. Het hbo kunstonderwijs is bij uitstek een sector die specifieke eisen stelt aan de instroom. Daarmee onderscheidt de sector zich van de rest van het hbo. Maar ook andere creatieve hbo-opleidingen selecteren, zoals opleidingen in de zakelijke creatieve dienstverlening, bijvoorbeeld mode en toegepaste kunst. De selectie aan de poort is streng te noemen. Alhoewel er geen landelijke cijfers beschikbaar zijn, blijkt uit onderzoek van de HBO-raad onder drie hogescholen dat gemiddeld 1 op de 5 aspirant-studenten wordt aangenomen in het hbo kunstonderwijs (HBO-raad en MBO Raad, 2009). Uit dit onderzoek blijkt dat ongeveer de helft (49%) van de creatieve mbo’ers die doorstromen naar het hbo, te maken krijgt met een of meerdere vormen van selectie. Voor mbo’ers die een creatieve hbo-opleiding volgen, is 76% met een vorm van selectie in aanraking gekomen. Dit geldt vooral voor de richtingen kunsten en zakelijke creatieve dienstverlening. Deze selectie bestaat met name uit een intakegesprek (66%), het maken van een opdracht (62%), het overleggen van een portfolio (59%) of het doen van een auditie (9%). Voorlichting Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de oud-mbo’ers de voorlichting op het mbo over het arbeidsmarktperspectief niet altijd voldoende vinden. Dit geldt ook voor voorlichting over doorstuderen op het hbo. De meeste doorstromers zijn op het mbo wel voorgelicht over vervolgopleidingen op het hbo die aansluiten bij de mboopleiding (69%), maar van deze groep heeft bijna de helft (47%) aangegeven dat de informatie onvoldoende was. Ruim 3 op de 10 hebben helemaal geen voorlichting over doorstroom naar het hbo gehad. Studenten die doorstromen naar een aanverwante studierichting, geven vaker aan te zijn voorgelicht dan studenten die voor een niet-creatieve hbo-opleiding kozen. Daarnaast geven bijna 8 op de 10 (79%) mbo’ers die een opleiding in de sector kunsten volgden aan, niet of onvoldoende voorgelicht te zijn over de selectieprocedure op het hbo. Waarschijnlijk zijn zij vaker ontevreden over de voorlichting omdat ze tegen de selectie aan de poort zijn aangelopen en wellicht behoefte hebben aan meer begeleiding bij de voorbereiding op dit selectieproces.
Studiesucces op het hbo Bekend is dat de uitval onder eerstejaars hbo’ers die afkomstig zijn van het mbo – in vergelijking met havisten – relatief hoog is (HBO-raad en MBO Raad, 2009). Dit is deels te verklaren door het algemeen toelatingsrecht voor elke mbo’er ook als het gaat om niet-verwante doorstroom (Commissie Veerman, 2010). In het eerste jaar van de hbo-opleiding vallen die studenten uit voor wie het hbo te moeilijk is of niet aan de verwachtingen voldoet. Voor de toelating tot creatieve hbo-opleidingen gelden vaak aanvullende toegangseisen: we zagen al dat ruim driekwart van de mbo’ers die een creatieve vervolgopleiding op het hbo volgen, met selectie te maken krijgt. Het lijkt erop dat deze selectie een positief effect heeft op de uitvalcijfers en het studierendement van mbo’ers op het hbo. Uit tabel 3.1 blijkt dat 19% van de mbo’ers met een creatieve opleiding die doorstromen naar een creatieve hbo-opleiding binnen vier jaar uitvalt zonder hun propedeuse te halen. Dit percentage is vergelijkbaar met dat van havisten. Van de niet-creatieve mbo’ers die naar een niet-creatieve hbo-opleiding doorstromen, valt 31% uit; dat percentage is fors hoger. Kiezen zij echter voor een creatieve opleiding op het hbo dan is de uitval lager: 22%. Tabel 3.1 Percentage doorstromers van het havo en het mbo dat binnen vier jaar op het hbo zonder propedeuse uitvalt Vooropleiding
Creatieve hbo-opleiding
Niet-creatieve hbo-opleiding
Havo
20%
20%
Mbo - Kunsten
21%
26%
Mbo - Media en entertainment
23%
23%
Mbo - Creatieve zakelijke dienstverlening
19%
27%
Totaal creatieve mbo-opleidingen
19%
26%
Totaal niet-creatieve mbo-opleidingen
22%
31%
Totaal mbo-opleidingen
21%
31%
Bron: Buisman e.a., 2011.
Creatieve mbo’ers presteren goed op het hbo: 41% haalt binnen één jaar een propedeusediploma van een creatieve hbo-opleiding. Dit is hoger dan het propedeuserendement van mbo’ers die een opleiding buiten de creatieve sector volgen op het hbo (26%). Vooral deelnemers die een creatieve hbo-opleiding volgen die aansluit bij de mbo-opleiding, halen relatief vaak een propedeuse. Studiesucces op het hbo is dus hoger bij verwante doorstroom.
33
Tabel 3.2 Percentage doorstromers dat binnen één jaar op het hbo een propedeuse heeft behaald Mbo 2005/2006 Hbo 2006/2007
Kunsten
Media en enter tainment
27%
31%
50%
41%
31%
36%
Media en entertainment
0%
20%
21%
20%
20%
20%
Creatieve zakelijke dienstverlening
0%
37%
45%
44%
35%
40%
Totaal creatieve hboopleidingen
29%
30%
43%
41%
31%
36%
Totaal niet-creatieve hbo-opleidingen
21%
31%
28%
29%
26%
26%
Totaal hbo-opleidingen
26%
30%
37%
41%
26%
27%
Kunsten
Bron: Buisman e.a., 2011.
34
Creatieve zakelijke dienst verlening
Totaal creatieve opleiding
Totaal nietcreatieve opleiding
Totaal mbo
Discussie
4
Creatieve mbo-opleidingen zijn populair, maar staan ook onder druk. Enerzijds leiden ze op voor beroepen in een sector die als economisch relevant en belangrijk voor innovatie wordt gezien. Mbo-opleidingen kunnen een belangrijke rol vervullen in het verhogen van het scholingsniveau van deze sector: slechts een derde van de werkenden in de creatieve sector heeft een creatieve opleiding afgerond (CBS, 2011). Creatieve mbo-opleidingen zijn daarnaast populair bij deelnemers. Zowel de instroom van leerlingen als het aantal opleidingen is in de afgelopen jaren sterk gegroeid. Anderzijds kampen creatieve mbo-opleidingen met een imagoprobleem. En de sterke groei van het aanbod en de vraag naar deze opleidingen in de afgelopen tien jaar roept vragen op over het arbeidsmarktperspectief. In de discussie rond macrodoelmatigheid in het mbo worden creatieve opleidingen vaak als hét voorbeeld gezien van populaire (pret)opleidingen zonder duidelijke arbeidsmarktrelevantie. De arbeidsmarkt in de creatieve sector is veelal ongestructureerd en kent veel kleinschalige creatieve bedrijvigheid (zzp’ers en kleine start-ups). De vraag is dan ook of mbo’ers die een creatieve opleiding volgen, worden opgeleid voor een baan met een beperkt arbeidsperspectief. De Inspectie van het Onderwijs wijst in dit verband op de twee markten waarop mbo-instellingen opereren: naast de arbeidsmarkt waar mbo-instellingen voor opleiden, hebben zij ook te maken met een deelnemersmarkt. Instellingen willen tegemoet komen aan de opleidingsbehoeften van jongeren en zijn in hun financiering afhankelijk van deelnemersaantallen (Inspectie van het Onderwijs, 2010). Dit kan leiden tot een prikkel om populaire opleidingen zonder arbeidsmarktrelevantie aan te bieden.
35
Creatieve mbo-opleidingen opereren dus in een spanningsveld tussen de wensen van deelnemers – werken in een creatief beroep, ruimte voor zelfontplooiing – en de eisen die werken in de creatieve sector stelt. Welke conclusies kunnen we op basis van de onderzoeksresultaten trekken over creatieve mbo’ers en creatieve mbo-opleidingen? Voorlichting over en voorbereiding op de arbeidsmarkt Uit dit onderzoek blijkt dat creatieve mbo’ers vinden dat ze onvoldoende voorgelicht zijn door hun mbo-opleiding over het beroeps- en (met name) het arbeidsmarktperspectief. Ook geven ze relatief vaak aan niet goed te zijn voorbereid op vaardigheden als netwerken en ondernemen/commercieel handelen. Het zijn juist die vaardigheden die vooral in de arbeidsmarkt voor zelfstandigen van groot belang zijn en hier kan in de opleiding meer aandacht aan worden besteed. Anderzijds is de meerderheid van de afgestudeerde creatieve mbo’ers tevreden over de gevolgde opleiding; zij vinden dat de mbo-opleiding een goede basis biedt voor hun toekomstige carrière en persoonlijke ontwikkeling. 36
Aansluiting met het hbo Over het algemeen presteren mbo’ers – vergeleken met havisten – op het hbo minder goed bij aanvang, maar wat beter aan de eindstreep. De schooluitval onder mbo’ers is in het eerste jaar zo’n 31%; dat is hoger dan onder havisten. Wel halen mbo’ers die de hbo-opleiding vervolgen sneller (vaker binnen vijf jaar) een hbodiploma (HBO-raad en MBO Raad, 2009). De relatief hoge uitval in het eerste jaar leidt tot toenemende zorg en aandacht voor het aanvangsniveau waarmee mbo’ers het hbo binnenkomen: hogere exameneisen op het mbo (Focus op vakmanschap; Min. OCW, 2011) en meer ruimte voor selectie op het hbo (Commissie-Veerman; Min. OCW, 2010) staan prominent op de beleidsagenda in de discussie rond de doorstroom mbo-hbo. De prestaties op het hbo van creatieve mbo’ers onderscheiden zich echter van die van de gemiddelde mbo’er: de uitval is met 19% vergelijkbaar met die van havisten. Daarnaast halen deelnemers die op het mbo een creatieve opleiding volgden, relatief vaak een propedeuse op een creatieve hbo-opleiding. Het studiesucces op het hbo is dus groter als mbo- en hbo-opleiding op elkaar aansluiten. De selectie aan de poort bij veel creatieve hbo-opleidingen is waarschijnlijk ook een verklaring voor de hoge slaagpercentages na een jaar: voor de studie begint zijn de
beste en meest gemotiveerde studenten geselecteerd. Bovendien verhoogt selectie de drempel voor het stoppen met de opleiding; je hebt er immers zoveel moeite voor gedaan om er mee te mogen beginnen. Aansluiting tussen opleiding en beroep: opleiden voor een ongestructureerde arbeidsmarkt De meerderheid (59%) van de mbo’ers die een creatieve opleiding volgde en uitstroomt naar de arbeidsmarkt, heeft op de korte termijn (anderhalf jaar na afstuderen) een baan in de creatieve sector gevonden. Diegenen die een baan hebben gevonden die aansluit bij hun mbo-opleiding, werken vaker op of boven niveau, zijn na afstuderen minder vaak en minder lang werkloos geweest en zijn vaker via het mbo aan de slag gegaan. Ook zijn ze meer tevreden over hun huidige werk (ontwikkelingsmogelijkheden, carrièremogelijkheden en uitdaging in het werk) en verdienen gemiddeld een hoger uurloon. Creatieve mbo’ers die een baan hebben gevonden in de creatieve sector, nemen op de arbeidsmarkt – anderhalf jaar na afstuderen – een tussenpositie in. Bijna de helft van de werkenden gaat in de creatieve sector als zelfstandige aan de slag, dit geldt voor maar een kwart van de mbo’ers. Toch is het aantal creatieve mbo’ers dat als zelfstandige start, hoog te noemen in vergelijking met de gemiddelde mbo-schoolverlaters; van deze groep start zo’n 3% als zelfstandige (ROA, 2010). Het is goed mogelijk dat -gelet op de aard van de werkgelegenheid in de creatieve sector- van degenen die in loondienst starten een deel zich later als zelfstandig ondernemer vestigt. Ze bereiden zich daarop voor door eerst een paar jaar werkervaring in loondienst op te doen en een netwerk en portfolio op te bouwen. Een niet ongebruikelijk patroon; 71% van de zzp’ers in Nederland was voorafgaand aan het zelfstandig ondernemerschap in loondienst (EIM, 2008; CBS, Statline). Dit wijst erop dat het tijd kost om je als zelfstandige op de arbeidsmarkt te vestigen. Een indicatie hiervoor is bijna 25% de creatieve mbo’ers anderhalf jaar na afstuderen een hoofdbaan in loondienst combineert met en een kleinere baan (veelal als zelfstandige) in de creatieve sector. Tegenover de mbo’ers die een creatieve opleiding volgden en een baan in de creatieve sector vonden, staat echter een relatief grote groep mbo’ers dat buiten de creatieve sector is gaan werken. Ruim 4 op de 10 creatieve mbo’ers zijn elders aan de slag gegaan. In de meeste gevallen was dit geen vrijwillige keuze: ze geven vaak
37
aan dat onvoldoende werk binnen hun vakgebied de belangrijkste reden is om buiten de creatieve sector te werken.
38
Een kanttekening die bij deze cijfers gemaakt kan worden is dat het om een korte termijnperspectief gaat; we hebben de arbeidsmarktpositie van creatieve mbo’ers anderhalf jaar na afstuderen in kaart gebracht. In een recent advies over macrodoelmatigheid stelt de Onderwijsraad dat ook de arbeidsmarktrelevantie op lange termijn een rol moet spelen in de beoordeling van opleidingen. De aansluiting tussen de gevolgde opleiding en de eerste baan geeft slechts een beperkt beeld van de arbeidsmarktrelevantie van mbo-opleidingen (Onderwijsraad, 2012). Op langere termijn kan de aansluiting anders uitpakken. Opleidingen moet voldoende flexibiliteit bieden om door te kunnen stromen naar ander werk, met name in conjunctuurgevoelige sectoren. In de creatieve sector zijn jongeren tot 25 jaar wat ondervertegenwoordigd: 7% van de werkenden in deze sector is jonger dan 25 jaar (CBS, Statline). Ter vergelijking: van de gehele werkende beroepsbevolking behoort 11% tot deze leeftijdsgroep. Werkenden die een baan in de creatieve sector hebben, starten hun loopbaan mogelijk vaker elders op de arbeidsmarkt, en stromen pas op latere leeftijd door naar deze sector. Dit onderzoek laat zien dat het vinden van werk in de creatieve sector niet alleen van de inhoudelijke aansluiting tussen de mbo-opleiding en openstaande functies afhankelijk is. Kenmerkend voor de sector is dat veel nieuwe werkgelegenheid ontstaat omdat mensen voor zichzelf beginnen en als zelfstandige blijven werken. Dat maakt het voor beginnende beroepsbeoefenaren lastig hun weg te vinden. Een deel van hen kiest de oplossing in de combinatie van een deeltijdbaan met een bestaan als zelfstandig creatief ondernemer. De vraag is wat dit betekent voor de samenstelling en groei van de werkgelegenheid in deze sector. Het is de moeite waard de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van creatieve mbo’ers te blijven volgen.
Literatuur
Braaksma, R., Jong, J. de & Stam, E. (2005). Economische bedrijvigheid in Nederland. Structuur, ontwikkeling en innovatie. Zoetermeer: EIM. Buisman, M., Dungen, S. van den & Fleur, E. (2011). De schoolloopbaan van creatieve mbo’ers. Cultuur + Educatie: Creatieve mbo-opleidingen tussen talentontwikkeling en arbeidsmarkt, (29). Bureau Louter (2008). Pieken in beeld. Nulmeting pieken in de Delta monitor. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. CBS (2011). Creatieve industrie in Nederland. Creatieve beroepen. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. EIM (2008). Zelfstandigen zonder personeel. Zoetermeer: EIM. Haanstra, F. (2004). Een kunstencluster voor het mbo? Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum. HBO-raad en MBO Raad (2009). Doorstroom mbo-hbo. Den Haag: HBO-raad. Inspectie (2010). Zorgplicht arbeidsmarktperspectief bij mbo-instellingen. Resultaten van een verkennend onderzoek naar de relatie tussen het opleidingen- en informatieaanbod aan deelnemers en de arbeidsmarkt. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Kenniscentrum GOC (2009). Trends in de creatieve industrie. Nieuwe sterren schitteren. Veenendaal: GOC. Kenniscentrum GOC (2010). Trends in de creatieve industrie. Voel de verandering. Veenendaal: GOC. Kuijpers, M. (2004). Breng beweging in je loopbaan. Den Haag: Academic Service. Min. OCW (2010). Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel (Commissie-Veerman). Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Min. OCW (2011). Actieplan mbo Focus op Vakmanschap 2011-2015. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
39
Onderwijsraad (2012). Zicht op een macrodoelmatig opleidingsaanbod. Den Haag: Onderwijsraad. ROA (2010). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2009. Maastricht: ROA. ROA (2012). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2011. Maastricht: ROA. Roso, M., Koops, O., Bussel, J. van, Hammen, J. van der, Rutten, P. & Huismans, J. (2008). Crossmedia monitor 2008. ICT en Creatieve industrie in de Noordvleugel. Bedrijvigheid, innovatiekansen en perspectieven. Hilversum: Stichting IMMovator Cross media Network.
40
Gebruikte afkortingen
Bol CBS Crebo Criho DUO Ecbo Havo Hbo Mbo Kuo ROA Roc Tl Vmbo Vo Wwik Zzp’er
Beroepsopleidende leerweg Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal register beroepsopleidingen Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs Dienst Uitvoering Onderwijs Expertisecentrum Beroepsonderwijs Hoger algemeen voortgezet onderwijs Hoger beroepsonderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hbo kunstonderwijs Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Regionaal opleidingencentrum Theoretische leerweg Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs Wet werk en inkomen kunstenaars Zelfstandige zonder personeel
41
42