De kracht van samenwerking Opbrengsten van het Jeugdzorgoverleg in de periode 2005-2014 Waarom een Jeugdzorgoverleg? Jeugdzorginstellingen werken al decennia met elkaar samen, op verschillende manieren en in verschillende samenstellingen. In 2005 is het Jeugdzorgoverleg Stadsregio Amsterdam (toen nog: ROA-jeugdzorgoverleg) van start gegaan met als deelnemers: Jeugdbescherming Regio Amsterdam/JBRA (toen nog: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Altra, Spirit, MOC ’t Kabouterhuis, de Bascule en HVO Querido. De samenstelling van dit overleg was niet toevallig, maar ingegeven door de subsidierelatie van iedere instelling met de Stadsregio Amsterdam. In 2013 zijn de Hoenderloo Groep, de Opvoedpoli en de William Schrikker Groep als vaste deelnemers aan het Jeugdzorgoverleg toegevoegd. De samenwerking speelde zich niet alleen af op bestuursniveau. Onder de vlag van het Jeugdzorgoverleg waren verschillende overleggen en werkgroepen actief, zoals het beleidsoverleg en de werkgroepen primaire processen, veiligheid, jeugdhulpwijzer, effectieve jeugdzorg en beleidsinformatie. Het Jeugdzorgoverleg was sinds haar start een belangrijke gesprekspartner voor de Stadsregio Amsterdam. De Stadsregio heeft het collectief regelmatig om advies gevraagd en op haar beurt gaf het collectief ook ongevraagd advies aan de Stadsregio. Het Jeugdzorgoverleg heeft een belangrijke rol gehad in het signaleren van leemtes of hiaten in het zorgaanbod. Wanneer niet binnen een acceptabele termijn een passend aanbod voorhanden is, worden individuele casussen geëscaleerd naar de bestuurders in het Jeugdzorgoverleg. De Stadsregio ontving via het Jeugdzorgoverleg periodiek beleidsinformatie over het functioneren van het stelsel.
Adviezen aan de Stadsregio gingen onder andere over: − − − − − − −
Inzet van extra financiële middelen Aanpak van de wachtlijstproblematiek Het inzichtelijk maken van de prestaties van de jeugdzorg Wenselijkheid van marktwerking binnen de jeugdzorg Beter bereiken van Marokkaanse gezinnen door de jeugdzorg Procedure bij buitenregionale plaatsingen Inzet van tolken bij hulpverleningsgesprekken
Om de intensieve samenwerking tussen de jeugdzorginstellingen en de Stadsregio te faciliteren, ontving het Jeugdzorgoverleg jaarlijks een bescheiden subsidiebudget, waaruit onder andere de secretaris werd betaald. Meerdere keren per jaar vond overleg plaats tussen het Jeugdzorgoverleg en de ambtenaren van het beleidsteam jeugdzorg van de Stadsregio. Halfjaarlijks was er een afstemmingsoverleg met de portefeuillehouder jeugdzorg. Dat was een wethouder van één van de 16 SRAgemeenten (o.a. Cees Loggen, Ahmed Aboutaleb en Lodewijk Asscher). Met ingang van volgend jaar houdt de Stadsregio Amsterdam op te bestaan en komt ook een einde aan het Jeugdzorgoverleg in haar huidige vorm. In de afgelopen 10 jaar heeft het Jeugdzorgoverleg als collectief veel gezamenlijk ontwikkeld. Met dit verhaal willen we gemeenten inzicht geven in de belangrijkste opbrengsten van de onderlinge samenwerking binnen het Jeugdzorgoverleg in de afgelopen jaren. De samenwerking heeft zich steeds gekenmerkt door de inhoudelijke drive om de zorg aan jeugdigen en gezinnen continu en naar de laatste inzichten te verbeteren en een dekkend aanbod te realiseren voor alle jeugdigen en gezinnen die zorg behoeven. De titel van dit verhaal is niet voor niks ‘de kracht van samenwerking’.
De kracht van samenwerking
1
De belangrijkste opbrengsten van het Jeugdzorgoverleg Zoals gezegd werken de instellingen binnen het Jeugdzorgoverleg op veel terreinen met elkaar samen. Dit gebeurt als collectief, maar er zijn ook veel mooie voorbeelden van samenwerking(sprojecten) tussen enkele instellingen of met instellingen uit andere sectoren. Zo werken binnen behandelcentrum de Koppeling vier organisaties samen aan de behandeling van jongeren van 12-18 jaar met ernstige en complexe problematiek: Spirit vanuit de jeugdzorg, de Bascule vanuit de psychiatrie, Altra vanuit het onderwijs en Lijn5 met haar specifieke kennis van kinderen met een licht verstandelijke beperking. Medewerkers van MOC ’t Kabouterhuis werken intensief samen met crèches, peuterspeelzalen en scholen voor primair onderwijs. Zij geven advies en begeleiding aan leidsters en leerkrachten bij kinderen die zich problematisch ontwikkelen en/of gedragsproblemen vertonen. Op deze manier kunnen kinderen in hun vertrouwde omgeving geholpen worden en is verwijzing naar duurdere zorg veelal niet nodig. Een ander mooi voorbeeld van samenwerking zijn de FACT Jeugdteams, die in veel regio’s actief zijn. Zo nemen in Amstelland en de Meerlanden de Jeugdriagg, Brijder Jeugd, Lijn5, JBRA en Spirit aan het FACT Jeugdteam deel. Medewerkers van deze teams bieden outreachende hulp aan jongeren met een combinatie van psychische en andere problemen (zoals ruzie thuis of het niet kunnen volhouden op school). Het Jeugdzorgoverleg heeft in 2011 een notitie geschreven met als titel ‘Over grenzen heen’, waarin de sectorale en intersectorale samenwerkingsprojecten van dat moment beschreven staan. In dit verhaal ligt de focus echter op de belangrijkste opbrengsten van het collectief. We pretenderen hierbij geen volledigheid. Veiligheid De instellingen in het Jeugdzorgoverleg hebben gezamenlijk beleid ontwikkeld rondom de veiligheid van kinderen in de jeugdzorgketen. Op basis van een uitgebreide inventarisatie is jeugdzorgbreed besloten het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) in te voeren. De LIRIK maakt sinds een aantal jaren standaard onderdeel uit van de verwijzing van JBRA1. De instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp vullen deze LIRIK ook in tijdens en bij afsluiting van de hulp.
De LIRIK is een hulpmiddel bij het onderkennen van een vermoeden van kindermishandeling en bij het e maken van een 1 inschatting van het risico op kindermishandeling in de nabije toekomst. De LIRIK is toepasbaar voor alle leeftijden en alle vormen van kindermishandeling
Gezamenlijk is het Amsterdams protocol kindermishandeling (later: de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling) geïmplementeerd. Inhoudelijk verantwoordelijken van alle betrokken organisaties zijn gezamenlijk extern getraind in het herkennen en bespreken van vermoedens van kindermishandeling. Ook is een instructiekaart voor professionals ontwikkeld ‘Beoordelen en beslissen bij veiligheid van een kind’. Meer recent trekken de instellingen gezamenlijk op bij de implementatie van het ‘Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg’. Dit kader is landelijk ontwikkeld naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van de commissie Samson ‘Omringd door zorg, toch niet veilig: Seksueel misbruik van door de overheid uit huis geplaatste kinderen, 1945 tot heden’. Het kwaliteitskader bevat diverse acties, die variëren van aandacht voor seksueel misbruik in sollicitatie- en functioneringsgesprekken, deskundigheidsbevordering van medewerkers op het thema seksualiteit en seksueel misbruik tot het organiseren van lokale leeromgevingen met als doel om door reflectie en discussie met ketenpartners te leren van casuïstiek.
1
Inmiddels kiezen ook diverse gebiedsgerichte teams voor het gebruik van de LIRIK.
De kracht van samenwerking
2
Samenwerking en verbetering primair proces JBRA en de instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het afstemmen van werkprocessen op die onderdelen waar JBRA en Jeugd & Opvoedhulp elkaar ontmoeten. De werkprocessen zijn zo veel mogelijk ingericht op een wijze die vanuit het perspectief van de cliënt zo optimaal mogelijk is en voor de professionals uit alle instellingen zo efficiënt en effectief mogelijk. Zo zijn er afspraken gemaakt over casemanagement, zorgcoördinatie en vervangende zorg bij wachttijden. Deze afspraken zijn vastgelegd in - door de Stadsregio geaccordeerde - samenwerkingsdocumenten. De instellingen hebben zich in het kader van ‘Van indiceren naar verwijzen’ hard gemaakt voor het vervangen van indicatiebesluiten door verwijzingen met een geldigheid van 2 jaar. Met de invoering van verwijzingen schreef JBRA niet langer in detail voor welke hulp moest worden ingezet, maar werd het aan de professionaliteit van Jeugd & Opvoedhulp overgelaten om – uiteraard met instemming van JBRA – te komen tot een passend aanbod op basis van het diagnostisch beeld, de geformuleerde doelen en de hulpverleningsgeschiedenis. Met deze maatregel werd bureaucratie tegen gegaan en was meer maatwerk mogelijk. Ter voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg is in proeftuinen en pilots ‘direct verwijzen’ het nieuwe jeugdstelsel in de praktijk getest. Daarmee waren we koploper in het land. De deelnemende instellingen aan het Jeugdzorgoverleg hebben een actieve bijdrage geleverd aan deze proeftuinen en pilots. Door de pilot direct verwijzen was een verwijzing van JBRA voor ambulante hulp niet langer nodig. Lokale instellingen konden onder mandaat van JBRA rechtstreeks verwijzen naar Jeugd & Opvoedhulp voor ambulante zorg.
Wat levert direct verwijzen op? − − − −
Gezinnen zien minder gezichten Snellere toeleiding naar hulpverlening Lagere drempel voor ouders in het aanvaarden van hulp Verbetering van de samenwerking tussen instellingen
Samenwerking en verbetering inhoudelijk aanbod De betrokken instellingen binnen het Jeugdzorgoverleg hebben op hoofdlijnen voortdurend afgestemd over hun visie op zorg aan jeugdigen en gezinnen. De instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp hebben eerder dan veel organisaties in het land fors geïnvesteerd in het zo veel mogelijk bieden van ambulante jeugdzorg in de thuissituatie van gezinnen. In vergelijking met landelijke cijfers is het residentiële aandeel in het totale jeugdzorgaanbod in de Stadsregio Amsterdam beperkt. Bij uithuisplaatsing wordt zo veel mogelijk ingezet op pleegzorg. Vanuit een sterke inhoudelijke overtuiging dat jonge kinderen (baby’s en peuters) niet thuishoren in groepen met pedagogisch medewerkers is enkele jaren geleden in gezamenlijkheid uitwerking gegeven aan het convenant ‘Jonge kinderen groeien op in gezinsverband’. Inmiddels is het algemeen beleid dat kinderen tot en met 6 jaar altijd in een pleeggezin geplaatst worden en nooit op een residentiële groep. Deze inhoudelijke overtuiging had tot gevolg dat Altra de crisisgroepen voor jonge kinderen heeft gesloten (incl. bijbehorende noodbedden) ten gunste van uitbreiding van de pleegzorg. Vanwege het verdwijnen van de crisiscapaciteit bij Altra is er noodopvang voor kinderen buiten kantooruren gerealiseerd in speciale pleeggezinnen. Ook worden in de zomerperiode bungalows gehuurd op een vakantiepark, waar enkele enthousiaste pleegouders de crisisopvang gedurende enkele weken verzorgen. Dit omdat tijdens de zomervakantie veel crisispleegouders zelf op vakantie gaan en daardoor niet beschikbaar zijn.
De kracht van samenwerking
3
Het Jeugdzorgoverleg heeft verschillende malen met bestuurders van de GGZ-instellingen overlegd over het onderling beter afstemmen van de zorg aan jeugdigen en gezinnen en de consequenties van bezuinigingen binnen de GGZ voor het functioneren van het stelsel. Samen met de volwassenen-GGZ is een convenant ontwikkeld rond het uitwisselen van informatie over ouders van kinderen die binnen de GGZ behandeld worden. Deze informatie is van essentieel belang om de zorg goed te kunnen vormgeven, maar óók om bij uithuis geplaatste kinderen te kunnen bepalen of terugkeer naar huis mogelijk en in het belang van het kind is. Informatie uitwisseling tussen de jeugdzorg en de volwassenen-GGZ is tegelijkertijd complex, omdat er allerlei privacyissues spelen. In dit convenant is JBRA de aangewezen partij om informatie op te vragen bij een behandelend psychiater van een ouder, die tevens jeugdzorg ontvangt. Het Jeugdzorgoverleg heeft in samenwerking met de Stadsregio, Agis/Achmea en de GGZinstellingen gewerkt aan multifocale zorg. Jeugdzorg wordt in multifocale trajecten gecombineerd met diagnostiek en/of behandeling vanuit de jeugd-GGZ en de jeugd-LVB. Ook zijn er multifocale trajecten met het speciaal onderwijs. Deze multifocale aanpak vanuit verschillende sectoren komt de cliënt zeer ten goede. Er heeft ook verschillende keren overleg plaatsgevonden tussen het Jeugdzorgoverleg en de woningcorporaties over het meer samen optrekken bij die jongeren en gezinnen, waar naast problemen met opvoeden en opgroeien ook een probleem met huisvesting speelt. Effectiviteit en professionalisering In 2010 is het ‘Netwerk Effectieve Jeugdzorg Amsterdam’ (NEJA) van start gegaan. Het NEJA Naast de jeugdzorginstellingen (zie ook www.neja.nl) is een samenwerkingverband nemen aan het NEJA deel: tussen de praktijkinstellingen voor Jeugd- & Opvoedhulp, JBRA, de hogeschool, universiteiten − Universiteit van Amsterdam en onderzoeksinstituten. Het NEJA slaat een brug − Vrije Universiteit tussen de jeugdzorgpraktijk en de wetenschap. Het − Universiteit Utrecht NEJA begeeft zich op het terrein van de jeugdzorg − Hogeschool van Amsterdam − Kohnstamm Instituut en dient als platform voor kennisuitwisseling over − Verwey-Jonker Instituut de resultaten van jeugdzorginterventies en de − Traumacentrum Bascule wetenschappelijke onderbouwing van wat werkt bij specifieke doelgroepen. Dit onderwerp binnen de jeugdzorg wordt aangeduid als het ‘effectiviteitsvraagstuk’. Naast een platform voor kennisuitwisseling wordt binnen het netwerk gezamenlijk onderzoek uitgevoerd om de kennis betreffende effectiviteit in de jeugdzorg te vergroten. Binnen het domein Maatschappij & Recht van de Hogeschool van Amsterdam is mede door de Amsterdamse instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp, die verenigd zijn in het NEJA, een lectoraat ‘Implementatie in de jeugdzorg’ ingesteld. Leonieke Boendermaker is in februari 2010 aangesteld als lector van dit programma. Het programma ontwikkelt en onderzoekt manieren om interventies te implementeren en de uitvoering ervan op de werkvloer te ondersteunen. Het programma wil samen met professionals in de jeugdzorg nagaan wat zij nodig hebben om op lange termijn interventies effectief uit te kunnen voeren. De uitkomsten van onderzoek worden vertaald naar de opleiding van (a.s.) professionals in de jeugdzorg. Kennis over interventies in de jeugdzorg krijgt onder meer een plaats in de minor Jeugdzorg en in het uitstroomprofiel Jeugdzorg, dat met ingang van het studiejaar 2011-2012 aan de HvA is gestart. Docenten, studenten en professionals in de jeugdzorg werken op uiteenlopende manieren mee aan de projecten. Het lectoraat is in 2014 met 4 jaar verlengd en heeft een bredere titel gekregen, namelijk ‘Kwaliteit en effectiviteit in de zorg voor jeugd’. Het lectoraat wil ook aandacht gaan besteden aan samenwerking van professionals binnen
De kracht van samenwerking
4
en tussen teams (o.a. wijkteams en specialistische teams) in het nieuwe jeugdstelsel en aan veiligheid en seksualiteit. De instellingen in het Jeugdzorgoverleg voeren binnen de werkgroep ‘effectieve jeugdzorg’ gezamenlijk beleid om de kwaliteit en effectiviteit van de jeugdzorg te bevorderen. Zij begeleiden onder andere onderzoek naar de effectiviteit van de hulp. Zo zijn meerdere programma’s van de instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp enkele jaren terug doorgelicht op indicaties van effectiviteit. De instellingen wisselen onderling ervaringen uit met onderzoek en volgen (inter)nationale trends in jeugdzorgonderzoek. Gezamenlijk is veel energie gestopt in het ontwikkelen en goed implementeren van prestatie-indicatoren als doelrealisatie, cliënttevredenheid en de afname van problematiek. Voor dit laatste zijn binnen de instellingen vragenlijsten ingevoerd als de Child Behavior Check List (CBCL), de Youth Self Report (YSR) en de Vragenlijst Gezin & Opvoeding (VG&O). De instellingen in de werkgroep effectieve jeugdzorg leveren tevens een bijdrage aan het NEJA en het lectoraat ‘Implementatie in de jeugdzorg’, zoals hierboven genoemd. Beleidsinformatie en informatievoorziening De instellingen in het Jeugdzorgoverleg willen inzicht geven in het gebruik en het functioneren van de jeugdzorg en de kosten die met jeugdzorg gemoeid zijn. De jeugdzorginstellingen in de Stadsregio Amsterdam waren één van de eersten in het land, die gezamenlijke beleidsrapportages maakten om trends in beeld te brengen en gezamenlijk verantwoording af te leggen aan o.a. de financier. Met ondersteuning van de ADDgroep beschikken we over een gezamenlijke database, die maandelijks gevuld wordt met de meest actuele registratiegegevens van de aangesloten instellingen (JBRA, Altra, Spirit, MOC ’t Kabouterhuis, de Bascule en HVO Querido). Uit deze gezamenlijke database kan allerhande beleidsinformatie gedestilleerd worden en op verschillende manieren gepresenteerd worden. In met name de beginperiode is intensief overleg gevoerd over o.a. definities van beleidsitems als wachtlijsten, reguliere beëindiging/uitval en zorgtrajecten. De jeugdzorginstellingen zijn zich eind 2014 aan het oriënteren hoe zij de beleidsinformatie en informatievoorziening na 2014 willen vormgeven. Landelijke ontwikkelingen (o.a. de halfjaarlijkse gegevenslevering aan CBS) en gemeentelijke ontwikkelingen rond beleidsinformatie spelen in het nadenken over dit vraagstuk een rol. We kenden lange tijd de praktijk dat dagelijks stapels indicaties/verwijzingen per post of per fietskoerier vanuit JBRA naar de instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp gingen. Eveneens met ondersteuning van de ADDgroep is gezamenlijk gewerkt aan een beveiligde digitale postbus. Verwijzingen van JBRA worden iedere nacht klaargezet in de digitale postbus van de verschillende instellingen. De volgende dag kunnen deze verwijzingen dan worden opgehaald en direct in het digitale dossier van de cliënt worden gehangen. Inmiddels zijn er andere manieren om op een beveiligde wijze te zorgen voor digitale overdracht van verwijzingen, waardoor deze digitale postbus op termijn niet meer nodig is. Communicatie en informatie over het aanbod In 2000 hebben de instellingen die later het Jeugdzorgoverleg zijn gaan vormen, het initiatief genomen om een nieuwsblad – Jong aan de Amstel - uit te brengen over de jeugdzorg in de Stadsregio Amsterdam. Dit nieuwsblad onder hoofdredactie van Martin Gerritsen/Tekstbeeld.eu is bedoeld voor iedereen die beroepsmatig bij de zorg aan jeugdigen en gezinnen betrokken is, variërend van huisartsen, de politie, scholen tot beleidsambtenaren bij gemeenten. Jong aan de Amstel verschijnt 4 keer per jaar. Het nieuwsblad kent inmiddels 16 participanten uit de jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de jeugdLVB. Sinds enige tijd bestaat er ook een digitale nieuwsbrief van Jong aan de Amstel. Deze verschijnt 11 keer per jaar. Ieder nummer staat een thema centraal, zoals huiselijk geweld, passend onderwijs of vechtscheidingen. Jong aan de Amstel kent een oplage van 9000 exemplaren. Regelmatig worden oude nummers opgevraagd door bijv. hogescholen.
De kracht van samenwerking
5
De instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp hebben jaren geleden een website ‘de jeugdhulpwijzer’ ontwikkeld om medewerkers van JBRA te informeren over de inhoud en wijze van inzet van hun specifieke programma’s. Dit was nodig om de toegangsfunctie tot het geïndiceerde aanbod van de instellingen goed te kunnen vormgeven. De website is in de loop van de tijd herzien en breder toepasbaar gemaakt, ook voor cliënten. Tevens zijn programma’s van instellingen uit de jeugd-GGZ en de jeugd-LVB-deel gaan uitmaken van deze website. De website heeft lange tijd haar nut bewezen. Inmiddels kijken de instellingen – in aansluiting op ontwikkelingen binnen gemeenten - naar nieuwe manieren om de informatie over het specialistische aanbod onder de aandacht te brengen. Tot slot In 10 jaar tijd heeft het JZO in gezamenlijkheid veel ontwikkeld en uitgedacht. Alle genoemde onderwerpen in dit verhaal – deels inhoudelijk en deels voorwaardenscheppend – zijn ook voor het nieuwe jeugdstelsel relevant. Gemeenten hoeven niet alles opnieuw te bedenken en te ontwikkelen. Zij kunnen voor een belangrijk deel voortborduren op wat er al is. Ook kunnen zij gebruik maken van kennis en expertise binnen de instellingen op verschillende onderwerpen, zoals nu nadrukkelijk gebeurt bij de ontwikkeling van de wijk-/gebiedsgerichte teams in de verschillende regio’s. Gemeenten kunnen gezamenlijk optrekken bij die onderwerpen, waarvan het om inhoudelijke redenen of om redenen van administratieve lastenverlichting wenselijk is deze zo veel mogelijk op eenzelfde manier op te pakken. Dit gebeurt nu al op het terrein van de informatievoorziening. In het Regionaal Adviesteam Informatievoorziening werken gemeenten en instellingen vanuit verschillende sectoren, in opdracht van het Directeurenoverleg Transitie Jeugdzorg, gezamenlijk aan een minimum basisset aan informatie. Ook voor andere onderwerpen zou het wenselijk zijn als gemeenten de handen ineen slaan en samen met vertegenwoordigers van de instellingen deze oppakken. Wij gaan hierover graag in overleg met de gemeenten. Het Jeugdzorgoverleg zal na 1 januari 2015 niet meer in de huidige opzet bestaan. Juist omdat we de kracht van samenwerking zo goed kennen, blijven we de samenwerking opzoeken, met elkaar en met andere partners. Onze drive blijft om vanuit een multifocale aanpak de specialistische zorg verder te verbeteren en vorm te geven. Ellen Schulze
ambtelijk secretaris Jeugdzorgoverleg Stadsregio Amsterdam
De kracht van samenwerking
6