Guy STEVINS KCS Laken 1958-1961 116 PROM POL
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
De auteur houdt eraan de vertalers te bedanken: Theo Aerts (Intermacht 1966 Li), Henri Cuypers (C 1958 Li), Remy Sproelants (C 1964 La) en Alain Vereecke (C 1964 La) Alle bijkomende commentaar is welkom bij Guy Stevins:
[email protected]
Dank voor de toelating om het werk op de site te plaatsen.
I
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL INHOUDSTAFEL
EERSTE DEEL : INLEIDING 1. KINDEREN ONDER DE WAPENS TIJDENS HET ANCIEN RÉGIME…………………………………1 DE CADETTEN : CADETS-GENTILSHOMMES IN FRANKRIJK, KONINKLIJKE CADETTENKORPS IN PRUISEN EN MILITAIRE ACADEMIE VAN WISKUNDE EN FORTIFICATIE VAN BRUSSEL ……….….……... 1 KWEKELINGEN, PUPILLEN OF ANDERE TROEPSKINDEREN IN DE NEDERLANDEN e EN IN HET I FRANSE KEIZERRIJK………………………………………………..…...…….... 4 2. PUPILLEN EN CADETTEN IN BELGIË : 1830 – 1940…………………………………….…..…... 6 VAN DE ONAFHANKELIJKHEID TOT DE OORLOG 1914-1918…………………………….….…….. 6 HET INTERBELLUM…………………………………………………………………….……….… 7 2e DEEL DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL 1946 – 1991 1. DE JAREN VAN GROEI : 1946-1965 …………………………………….……………….….…. 9 INLEIDING …………………………………………………………………………………..……. 9 VOORLOPIGE INSTALLATIE TE SEILLES …………………………………………………….…….… 9 HET CADETTENUNIFORM ………………………………………………………………………..... 10 HET PETERSCHAP VAN DE KLASSEN ……………………………………………….….…………. 11 HOMOLOGATIE VAN HET HUMANIORA DIPLOMA BIJ DE NEDERLANDSTALIGE CADETTEN……….…………………………………………….... 11 HET KWARTIER SINT-ANNA TE LAKEN…………………………………………….……….……. 12 DE BEGINJAREN VAN DE SCHOOL TE LAKEN…………………………………………………….. 12 HET OORLOGSMONUMENT DER GESNEUVELDEN VAN BEIDE WERELDOORLOGEN………………… 13 DE REGIONALE AFDELINGEN…………………………………………………….……….…...…. 14 EEN NIEUWE AFDELING TE LIER………………………………………………………………..... 15 DE AFRIKAANSE AFDELING…………………………………………………………………...…. 16 DE TOEGEVOEGDE OF INTER-MACHTEN AFDELINGEN…………………….…………………..…. 17 2. HET LEVEN IN DE CADETTENSCHOOL………………………………………..………..…..... 19 EVOLUTIE VAN HET SCHOOLREGIME……………………………………………..………...….…. 19 DE INGANGWEDSTRIJD EN DE ONTVANGSTWEEK……………………………………………………………………………….. 20 ENKELE UITTREKSELS UIT HET INWENDIG REGLEMENT VAN DE SCHOOL………….………...……. 21 DE DOOP VAN DE ROENEN…………………………..……………………………………….....… 21 DE STANDAARDDAG VAN DE CADET…………………………………..…….………………...... .22 TUCHTREGIME…………………………………………………………………………………... 23 BELONINGEN……………………………………………………………………..…………….... 24 LICHAMELIJKE OPVOEDING EN SPORT…………………………………………………….……... 24 CULTURELE ACTIVITEITEN……………………………………………………………..………... 25 DE CADETTEN EN DE INFIRMERIE………………………………………………………...……… 27 II
3. EEN RESEM HERVORMINGEN ……………………….……………………....………………. 29 HET MONITORAAT …………………………………………………….……………………...… 29 ADMINISTRATIEVE EVOLUTIE EN ZWAKKE REORGANISATIE POGINGEN …………………………… 29 DE JONGE MEISJES IN DE INTEMACHTEN IN 1980 …………………………………………………. 31 DE VROUWELIJKE CADETTEN KOMEN ERAAN ! ………………………………………………..… 34 4. SLUITING VAN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL ……………………..….…...………... 34 DE BESLISSING TOT SLUITING …………………………………………………………….……… 35 ZESEENVEERTIG JAAR IN ENKELE CIJFERS ………………………….……………………...……… 35
3e DEEL VERSCHEIDENE BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT….…………………………………………………………… 38 BEVELVOERDERS VAN DE KONINKLIJKE CADETTESCHOOL………………………..………… 40 DE PETERS VAN DE NAOORLOOGSE CADETTEN……………………………………….……… 42 ERETABEL : CADETTEN DIE DUBBELE ZILVEREN PALMEN KREGEN………………………... 43 KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL : 46 JAREN IN CIJFERS...…………………………….……. 46 HET DUBBELEN IN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL………………………..……….….. 47 ARCHIEVEN VAN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL………………………………..……. 48 KONINKLIJKE VERENIGING VAN DE OUD TROEPSKINDEREN, PUPILLEN, EN CADETTEN VAN HET LEGER (T P C I)…………………………………………………………..……….. 51
REFERTES………………………………………………………………………………….…. 57
III
EERSTE DEEL : INLEIDING EERSTE HOOFDSTUK KINDEREN ONDER DE WAPENS TIJDENS HET ANCIEN RÉGIME De eerste grootvorst van Macedonië, FILIPS II, was een geducht organisator en oorlogschef. Buiten zijn uitvinding van de beroemde Macedonische falanx, danken we ook aan hem de eerste, zo niet de allereerste bekende « Cadettenschool » in de geschiedenis. Inderdaad, rond 347 voor J.-C., heeft hij in Mieza, in samenwerking met de beroemde Griekse filosoof ARISTOTELES, een school opgericht voor jonge aristocraten tussen 13 en 17 jaar oud. Zijn zoon ALEXANDER en meerdere van diens latere generaals werden hier gevormd. De veroveringen van ALEXANDER de Grote nemen in de wereldgeschiedenis een uitzonderlijke plaats in. Zijn opvolgers, de diadochen of kroonprinsen PTOLEMEUS, SELEUCOS, HARPALES en de anderen, die de mediterrane wereld 15 jaar na de dood van ALEXANDER opdeelden, zijn ook allen gesproten uit deze zelfde school. Als voorloper van de formaties van Troepskinderen kan men de militaire organisatie citeren van de Zoeloes, die opgericht werden door hun Koning SHAKA-ZOELOE in het begin van de XIXe eeuw. Een opgelegde legerdienst van vijftien jaar voor alle jongens in de leeftijd van 13 tot 28 jaar, werd daar ingevoerd. Deze begon met drie jaar opleiding tot «dienaar » van een ervaren krijger, gevolgd door twee jaar basisopleiding, alvorens toe te treden tot de status van krijgsman. Het leger van Koning SHAKA-ZOELOE is het enige inboorlingenleger dat ooit een bloedige overwinning heeft behaald op het Britse Leger in Isandhlwana, Zuid-Afrika in 1879. Misschien is het een gewaagde extrapolatie deze twee voorbeelden te citeren als de eerste sporen van onze Scholen voor Troepenkinderen en voor Cadetten van het Leger? Ongetwijfeld is dat zo, maar bronnenonderzoek kan alleen maar verrijkt worden met deze voorbeelden en leiden tot succesvolle conclusies.
DE CADETTEN Zoals gebruikelijk in het verleden werden jonge adolescenten van aristocratische families opgevoed door leermeesters in de schoot van hun familie. Tijdens het Ancien Régime, duurde deze opleiding tot de ouderdom van ongeveer 16 jaar. Bij de aristocratie stond de opvolging in verband met het eerstgeboorterecht en volgde niet de regel van de evenredige verdeling van de erfenis onder de erfgenamen. Op die manier erfden deze familiecadetten geen titels, noch eigendommen, maar werden ze georiënteerd naar functies als geestelijken, in de magistratuur of in het leger. De familiecadetten van adel, die opteerden voor een militaire loopbaan werden ingelijfd en opgeleid in opleidingscentra en in functie van de militaire campagnes. Deze centra waren echte militaire scholen, geleed in compagnies, waar de cadetten op een intensieve manier geïnitieerd werden in de maneuvers van de sekties, het paardrijden, het schermen, het dansen en de administratie van de compagnies. Rond de ouderdom van 17 jaar en na één of twee jaren militaire instructie, waren ze klaar om als onderluitenant te dienen in de regimenten van de cavalerie, de artillerie of de infanterie. Franse woordenboeken geven de volgende definitie : « Cadet : jonge edelman, die zijn eerste stappen zet onder de wapens als soldaat » Onder edelman (gentilhomme) dient men dus te verstaan een lid van de adel, terwijl de “eerste stappen onder de wapens” duiden op de militaire opleiding : de Cadetten zijn dus volgens deze beknopte Franse definitie leerling-officieren (aspirant of vaandrig) in opleiding of in afwachting van hun eerste benoeming tot officier. Zoals we verder zullen zien zijn de Fransen trouw gebleven aan deze terminologie : er restten geen cadetten meer na de Revolutie van 1789. -1-
Dit is niet het geval in de Pruisische traditie, waar de naam cadet bewaard bleef na de democratiseringsgolf van de XIXe eeuw (de Pruisische cadetten zijn niet meer noodzakelijkerwijze van adel) en de naam kwam meer algemeen in zwang voor iedere opleiding van jongens vanaf de ouderdom van 8 jaar. De Belgische Cadettenschool werd veel later opgericht, in 1897. Hier wordt deze definitie evenmin gevolgd, want hier handelt het zich om de middelbare studies en niet om de militaire opleiding tot officier. Frankrijk : de Cadets-gentilshommes In Frankrijk worden de cadetten van de families, die voorbestemd zijn voor de dienst onder de wapens cadets-gentilshommes genoemd. Vanaf de leeftijd van 15 jaar deden ze dienst ofwel in het Huis van de Koning, ofwel werden ze verspreid ingezet in de Troepenkorpsen, waar ze de functie uitoefenden van aspirant-officieren in afwachting van hun benoeming tot onderluitenant. De eersten zijn genoegzaam bekend uit de romans van Edmond ROSTAND en van Alexandre DUMAS met zijn verhalen van de avonturen van de cadetten van Gascogne en met die van de musketiers van de Koning, waarvan ze deel uitmaakten onder LODEWIJK XIII. De anderen waren vooral bekend door hun misstappen en hun losbandig leven, m.a.w. hun opleiding en hun discipline lieten veel te wensen over. De oprichting van opleidingscompagnies met de naam Compagnies de cadetsgentilshommes werd een noodzaak gedurende de periodes van oorlog. Ze zagen het licht gedurende de Dertigjarige Oorlog, maar ze werden daarna ontbonden want hun instandhouding in vredestijd werd een te dure zaak. Vervolgens verschenen ze episodisch terug op het toneel en dit in functie van de internationale toestand. Negen compagnies Cadettengentilshommes werden opgericht onder LOUVOIS en ze bleven voortbestaan tussen 1682 en 1696. De Eerste Compagnie had haar kantonnement in de citadel van Doornik, waar ingenieurs der fortificaties gevormd werden. Deze compagnies werden terug geconstitueerd tussen 1726 en 1733 en uiteindelijk in Parijs, van 1776 tot 1788, onder de vorm van een compagnie Cadetten van de Koninklijke Militaire School, waar een jonge Corsicaan met de naam van BONAPARTE, geboren in 1769, toegelaten werd in 1784. Buiten deze periodes werden de Cadetten-gentilshommes zoals voorheen verspreid over de Troepenkorpsen. Echter, alvorens Cadetten van de Koning te worden, konden de verarmde jonge aristocraten (tussen de 10 en 16 jaar) vanaf 1604 een beroep doen op een staatsbeurs en aldus de Jezuïetencollege HENRI-le-GRAND te La Flèche (Sarthe) volgen, waar deze leerlingen werden voorbereid op Staatsfuncties. DESCARTES, geboren in 1596, studeerde er van 1607 tot 1615. Het college werd geseculariseerd vanaf 1762, en omgedoopt tot Collège militaire des gentilshommes élèves du Roy, door middel van een Koninklijk Decreet : het werd dus een nationale instelling onderworpen aan een militair regime. In 1776 werd dit college gedecentraliseerd in twaalf militaire instituten. Een van hen was de Militaire School van Brienne-sur-Aisne waar BONAPARTE zijn basisopleiding doorliep van 1779 tot 1784. Het gecentraliseerde college werd opnieuw opgericht in Saint-Cyr in 1804 onder de benaming Prytanée militaire en werd dan terug gehuisvest op de aanvankelijke locatie in La Flèche in 1808, aangezien de Keizer voor Saint-Cyr de voorkeur gaf aan de Militaire School voor aspirant-officieren. De naam van de school veranderde meerdere malen in de loop van de XIXe eeuw en sinds 1871 wordt ze de Prytanée national militaire genoemd. Sinds de Revolutie was het echter niet meer nodig te behoren tot de adel om officier te worden : van dan af was dan ook gedaan met de cadetten in die zin in Frankrijk. Pruisen : het Koninklijk Pruisisch Cadettenkorps Zich inspirerend op de Franse ervaringen en door het overnemen van dezelfde terminologie, richt de Keurvorst van Brandenburg, die Koning der Pruisen werd in 1701, het Koninklijk Pruisisch Cadettenkorps op in 1717. De Kroonprins, de latere Frederik II de Grote, werd er ingeschreven. Het instituut groepeerde de schoolse en militaire vorming van de jonge ”Junkers” van 8 tot 17 jaar om er een kweekschool voor officieren van grote kwaliteit van te maken. Het instituut bestond uit twee groepen scholen : acht voorbereidende scholen verspreid over het ganse land voor jongeren van 8 tot 14 jaar en een Hogeschool in Berlijn (Hauptkadettenanstalt), later overgeplaatst naar Lichterfelde in 1878, waar de aspirant-officieren van 14 tot 16 jaar gevormd werden. Dit werd dan afgesloten door een eindexamen van Vaandrig (Fähnrich). -2-
Na 1815 werden verschillende vruchteloze pogingen ondernomen om de rekrutering te democratiseren. In 1860 heeft het budget van de Landtag van Pruisen de nodige kredieten geweigerd om de werkingskosten van het Instituut te dragen. Keizer WILHELM I, daarin gesteund door BISMARCK, heeft die fondsen dan uit zijn eigen vermogen gehaald. Het merendeel van de grote generaals van het Duitse Leger zijn uit dit instituut gesproten : dat is ondermeer het geval voor generaal SCHLIEFFEN, maarschalk HINDENBURG en de kwartiermeesters-generaal LUDENDORFF natuurlijk, maar ook de Kanselier SCHLEICHER, maarschalk ROMMEL, de generaals VON BRAUCHITSCH en VON MANSTEIN et zelfs de minister VON PAPEN en maarschalk GOERING. Sinds half oktober 1918, toen ging blijken dat de vredesplannen van VSA-president WILSON zouden worden opgelegd aan Duitsland, werden de cursussen opgeschort en dat omwille van de officiële reden, de angst voor een grote griepepidemie. Het opheffen van het Cadettenkorps was een eis van de Duitse revolutionairen tijdens de dagen van muiterij in Berlijn in december 1918. De sluitingsceremonie had plaats op 9 maart 1920, in aanwezigheid van een groot aantal van oudgedienden van het Instituut en in aanwezigheid van de oude kwartiermeester-generaal LUDENDORFF, die defileerde samen met zijn oud-collega’s cadetten, op de plaats die hij bekleedde in die rang veertig jaar eerder. Zuidelijke Nederlanden : Militaire Academie voor wiskunde en fortificaties Gedurende het Spaanse tijdperk bestonden er geen lokaal gerekruteerde troepen in de Nederlanden : de Spaanse organisatie was er van kracht (de tercios of Spaanse regimenten). Vanaf 1611 werd er een instituut opgericht voor de opleiding van de edelknapen, die voorbestemd waren voor de loopbaan van officier. Men leerde er schermen, muziek, dans, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis en literatuur. In 1671 werd dit instituut omgedoopt tot de Academia real y militar del exercito de los Paises-Bajos en voorbestemd tot de vorming van militaire ingenieurs. Deze academie bevond zich in Brussel, in de Naamse Straat. Het onderricht werd er aanvankelijk in het Spaans gegeven, en vanaf 1715 in het Frans. Tijdens de Anjou periode en de Secessieoorlog in Spanje, dwongen de Fransen de Zuidelijke Nederlanden tot het leveren van een contingent van om en bij de 20 000 man. Tijdens het Oostenrijks tijdperk bleef deze school verder bestaan tot in 1784 met de naam Académie impériale militaire de mathématiques et de fortifications de Bruxelles. Haar faam bleef levendig in de tradities van de Spaanse en Oostenrijkse Legers. Ze is een voorafbeelding van de latere Koninklijke Militaire School en dit meer dan één eeuw op voorhand. KWEKELINGEN, PUPILLEN OF ANDERE TROEPSKINDEREN Het waren niet alleen jonge aristocraten, die de legers volgden en hun leven deelden in de garnizoenen. Men vond er eveneens zeer jonge knapen in de schoot van de militaire eenheden : het waren de kinderen van soldaten of ondergeschikten, getrouwd met wasvrouwen of andere marketentsters van de eenheid of wel wezen van gesneuvelde militairen. Zoals men wel kan denken was de omgeving van de kazernes niet bevorderlijk voor de fysieke, morele en intellectuele ontwikkeling van deze kinderen. Vanaf de ouderdom van 14 jaar trokken ze ten strijde met hun eenheden als muzikanten, tamboers of dwarsfluitspelers. Vanaf de ouderdom van 16 jaar werden ze als soldaten ingezet, maar door het ontbreken van zelfs de meest elementaire opleiding werden ze enkel voor ondergeschikte taken gebruikt. De Troepskinderen in de Zuidelijke Nederlanden Vanaf 1687 werden er twee militaire scholen voor jonge adolescenten opgericht in Oostende en in Lier. Ze groepeerden ieder 300 jongeren, zonen van militairen, 10 jaar oud of meer, waarbij de wezen reeds toegelaten werden vanaf de leeftijd van 7 jaar. Ze werden opgevoed en onderwezen in een internaat om later als onderofficier te dienen in de militaire eenheden van hun streek. De leerlingen, die sterk waren in wiskunde en in bouwkunde kregen bijkomende lessen van een ingenieur van het garnizoen en ze konden vanaf de leeftijd van 15 jaar toegelaten worden tot de Koninklijke Academie in Brussel. -3-
Vanaf 17 jaar en als ze een goede fysieke conditie hadden, werden de andere leerlingen aangeduid voor een regiment, meestal dat van hun vader of in ieder geval een regiment van hun eigen nationaliteit. Deze scholen verdwenen bij het einde van het Spaanse tijdperk. Door het Verdrag van Utrecht werden de Zuidelijke Nederlanden Oostenrijks bezit in 1713/1715. In de Oostenrijkse Legerkorpsen (regimenten) werden de kapelaans belast met het geven van catechese aan de kinderen van het gehuwd personeel van de regimenten. Sommigen interpreteerden deze opdracht meer globaal en voegden er de algemene vorming van de kinderen aan toe. Hun opvoeding kende op die manier vele varianten en kon alleen maar doorgaan in vredestijd. Gelukkig was de XVIIIde eeuw relatief kalm voor onze provincies, en dat onder de welwillende administratie van de Keizerin Maria-Theresa (1740-1780) en haar opvolgers. Ze waakte er in het bijzonder over de welvaart van haar onderdanen te verbeteren en ze liet meerdere publieke hospitalen, gast- en weeshuizen bouwen. Een van die instituten werd voorbestemd als het opvangen gratis onderrichtcentrum voor de wezen en de dochters van soldaten en van onbemiddelde ondergeschikten : het is het Koninklijk Instituut van Mesen bij Ieper (1), dat vandaag nog steeds bestaat. In 1782 wordt het systeem hervormd door het hergroeperen van de meest geschikte jongeren in ieder regiment in de schoot van een school onder een militair regime, met het oogpunt goed opgeleide onderofficieren te vormen. In ieder infanterie regiment werd een opleidingsstructuur opgericht, de genaamde Korpsacademie, waar 48 jongens tussen 6 en 18 jaar gekozen werden volgens de titel van hun vaders. Deze kinderen werden onderverdeeld in vier leeftijdklassen en geleid door een onderofficier. De cavalerie regimenten, de pontonniers, genisten en sappeurs en de gevechtstreinen zonden hun kinderen, die geschikt waren om toegelaten te worden tot een infanterieregiment in hun rekruteringsdistrict. De opdracht toegewezen aan deze scholen was het voortbrengen van goede onderofficieren : de leerlingen werden in de vierde klas opgesplitst tot de praktijk van de administratie van de regimenten, die een academie vormden : het 2de regiment te Brussel en het 7de te Brugge. De beperkte duur van het experiment (1789-1790) laat niet toe er lessen uit te trekken. Kwekelingen en pupillen in het Koninkrijk der Nederlanden en in Frankrijk In Frankrijk kende een Koninklijk Edict van 1776 aan iedere compagnie van het Leger een troepensoldij toe voor de opvoeding van de troepskinderen, wezen of kinderen van de soldaten van een eenheid. Vanaf 1788 liet men er twee per compagnie toe en zestien per regiment, maar zonder de subsidies daarom te verhogen : op die manier werden het “halve soldijentroepen” (demi-soldes). Deze regels werden afgeschaft in 1791, maar weer ingevoerd in 1799. In 1809 werden de troepskinderen gehergroepeerd in de Korpsdepots.
-4-
In de Noordelijke Nederlanden werden de troepskinderen, wezen en gevonden of achtergelaten kinderen opgevoed in de Staatsgestichten, waar deze werkkrachten ingezet werden ten voordele van Oost-Indië. De kinderen werden ondergebracht in de Legers gedurende het Franse tijdperk en onder de Bataafse Republiek, daarna onder het Koninkrijk Nederland. Twee compagnies van Koninklijke Kwekelingen werden opgericht voor twee klassen van leeftijden van 7-14 jaar en van 14-17 jaar. De uniformen van deze kwekelingen werden gesneden uit de oude afgedankte uniformen uit de kledijmagazijnen en ze hadden reeds een geweer aan de ouderdom van 12 jaar. Vanaf 1810 en na het annexeren door Frankrijk werd dit ongelooflijke manier van rekrutering van kinderen ook in Frankrijk geadopteerd. Na het annexeren van Holland door Frankrijk in 1810, werden de compagnies van Hollandse Kwekelingen geïncorporeerd in de Imperiale Wacht te Versailles, onder voogdij van de Hollandse Grenadiers en gezien de nood aan troepen groot was, werd dit systeem door de Minister van Binnenlandse Zaken uitgebreid over het ganse Keizerrijk. Weldra zouden negen compagnies (haast 2 000 kinderen) de Pupillen van de Keizerlijke Garde vormen (2).
Als uniformen droegen ze de herwerkte stukken van de oude Hollandse uniformen, die men met grote kosten had doen overkomen uit het verre Holland. Ze waren uitgerust met een dragondergeweer, voorzien van bajonet. Er bestaat een miniatuur geweer (108 cm) bij verzamelaars, van hetzelfde kaliber als het reglementaire geweer, voorzien van de stempel van de Luikse fabrikant. Dit geweer functioneerde goed, maar men weet niet of het werkelijk uitgedeeld werd aan de kleinsten onder de pupillen. Het Korps van de Keizerlijke Pupillen verdween in 1814 met het einde van het I ste Franse Keizerrijk. Nota’s : (1) Het Koninklijk Gesticht van Mesen Het Keizerlijk Gesticht van Mesen werd opgericht in 1776 door de patentbrief van de Keizerin Maria-Theresa. Het was de opdracht van het Gesticht te zorgen voor de opvang en de gratis vorming van weeskinderen en dochters van onbemiddelde soldaten en ondergeschikte militairen. Het werd geïnstalleerd te Mesen op enkele kilometer van Ieper. Onder NAPOLEON, was het een toevluchtsoord voor de weeskinderen van de Marine en in 1818 werd het Koninklijk onder WILLEM VAN ORANJE. In 1845 zal België zijn bestaan en doeleinden bevestigen onder de naam Koninklijk Gesticht van Mesen, met een opvangcapaciteit van 250 pensionairs. Het Gesticht zal blijven functioneren te Saint-Germain-en-Laye gedurende de Oorlog 1914-18, waarna het terug opgericht wordt te Lede in 1919, aangezien de gebouwen volledig vernield werden tijdens de gevechten rond Ieper. Het Koninklijk Gesticht te Mesen zal zijn vormingsactiviteiten pas opgeven in 1969 maar zet nog vandaag het werk voort van haar illustere stichtster onder de vorm van een Stichting, waarbij studiebeurzen worden toegekend aan dochters van rechthebbenden van het leger en de Administratie. (2)
deze Kwekelingen van de Keizerlijke Garde niet verwarren met de Kwekelingen van de Keizerlijke Garde van Rome : het regiment van de Koning van Rome werd opgericht te Dantzig door Generaal RAPP, gouverneur van de stad in 1813 -1814, gedurende het lang beleg volgend op de terugtrekking van Rusland).
-5-
HOOFDSTUK 2 PUPILLEN EN CADETTEN IN BELGIË : 1830 - 1940 VAN DE ONAFHANKELIJKHEID TOT DE OORLOG 1914-18 De aanwending van de Troepskinderen door het Franse Ancien Régime werd bestendigd tijdens het Hollandse tijdperk en nadien tijdens de onafhankelijkheid van België. In 1838 zal een reglement de voorwaarden preciseren van het statuut van de Troepskinderen en hun ouderdom vastleggen op minimum 8 voor de wezen en 10 jaar voor de anderen. In 1847 verwonderde Koning LEOPOLD I er zich gedurende een troepeninspectie over in de kazernes kinderen vrolijk spelend in lompen aan te treffen. Hij besloot toen de Oostenrijkse traditie van een Korps Academie terug in ere te herstellen door al deze kinderen te hergroeperen in de schoot van één enkele schoolcompagnie : dit werd de Compagnie der Troepskinderen die in 1847 in Lier, in de kazerne Sion geïnstalleerd werd. Ze werd bevolen door een kapitein en bood plaats aan 700 jongens tussen 10 en 16 jaar oud. In 1856 wordt ze de School der Troepskinderen en onder het bevel geplaatst van een hoofdofficier. Bij die gelegenheid ontvangt de school het hoog bezoek van de Koning, in gezelschap van de Koninklijke Familie. Uiteindelijk vestigt deze school zich in 1859 in de gebouwen van de oude gevangenis van Aalst, die volledig omgebouwd werd voor deze nieuwe bestemming. Na de alarmeringsfase van de Frans-Pruisische oorlog van 1870, waarbij het Belgisch Leger gemobiliseerd en defensief ontplooid werd aan de grenzen, werden tevens heel wat organisatorische tekortkomingen van het Leger progressief verbeterd. Zo werd er in het bijzonder vastgesteld dat er een gebrek was aan officieren en aan geschikte onderofficieren. Er werd dan ook een hervorming van de opleiding van de Troepskinderen doorgevoerd met dit doel voor ogen en tevens werden de nieuwe programma’s aangepast aan die van de middelbaar onderwijs. Bovendien werd in 1883 één van de eerste taalwetten gestemd in ons land, met als doel de Vernederlandsing van middelbaar onderwijs in het Vlaamse land. Gezien de kennis van de taal van de troep fundamenteel was in de betrekkingen tussen de militairen, werd toen ook beslist het taalkundig gegeven eveneens te integreren in de hervorming. Om een definitieve breuk met het verleden te maken zal de nieuwe militaire school van Aalst, die officieel haar poorten opent 1883 de naam dragen Pupillenschool van het Leger. Ze bestaat uit twee secties : een voor lager onderwijs (10-13 jaar) te Aalst, terwijl de middelbare school (13-16 jaar) in Namen zal geïnstalleerd worden. De scholen zijn toegankelijk voor zonen van militairen, ambtenaren of rechthebbenden van het Leger. De Pupillenschool stelt zich tot doel een basisvorming te verstrekken aan deze kinderen tot de ouderdom van 16 jaar, om er goede onderofficieren van te maken, klaar om de boekhouding en de administratie van de compagnies te voeren, waarbij ook meer aandacht besteed wordt aan de kennis van het Nederlands. De leerlingen verlieten deze school op de leeftijd van 16 jaar om dan ingelijfd te worden als beroepsvrijwilligers, kandidaat onderofficieren en dit voor een minimumduur van acht jaar. In zijn zeer interessant boek “De Pupillenschool, Geschiedenis en huidige Organisatie” bespreekt luitenant VIATOUR G. deze laatste de verwezenlijkingen van de Scholen voor Troepskinderen en Pupillen in 1894. Op dat ogenblik waren reeds 504 oud-leerlingen officier geworden. Merk ook op dat in de Vrijstaat Kongo, tussen 1890 en 1908, de zwarte wezen of verlaten kinderen door de Staat opgenomen werden in de “landbouw- en beroepskoloniën” en dit tot de ouderdom van 21 jaar. De opvoeding werd meestal toevertrouwd aan religieuze congregaties. Buiten het werk op het veld, werden deze kinderen tevens opgevoed in lagere scholen gedurende drie jaar, gevolgd door een beroepsopleiding van één of twee jaar als bediende, verpleger, mecanicien, soldaat of wapenmaker. Zoals de Hollandse Kwekelingen uit de Verenigde Provincies en van het Koninkrijk der Nederlanden van vóór 1810, waren deze pupillen bestemd voor de staatsdienst. Een deel onder hen werd ingelijfd in de Openbare Weermacht voor de minimumduur van zeven jaar, een ander deel ging naar de Administratie. -6-
In 1895 werd in Brussel de Vereniging van de Gewezen Troepskinderen van het Leger (VGTL) – Société des Anciens Enfants de Troupe de l'Armée (SAETA) opgericht, die omstreeks 1910 uitgebreid werd met de oud-Pupillen. In 1897 werd een nieuwe school opgericht in Namen ter voorbereiding van het toelatingsexamen tot de Militaire School en dit in de lokalen van de middelbare sectie der Pupillen : dit is de Cadettenschool, voorbehouden aan kinderen van officieren. Daarna werden de twee secties van de Pupillenschool gehergroepeerd in Aalst. Eén van de oud-cadetten van deze school, Eugène BURETTE, heeft ongeveer 400 officieren geïdentificeerd onder de 600 cadetten, die daar gevormd werden gedurende het 17-jarig bestaan van dit instituut. Op het einde van de Grote Oorlog is de tol betaald gedurende de vijandelijkheden en voor de verdediging van het land zeer hoog. De balans van onze gesneuvelde helden in 1914-1918 bedraagt 137 oud-Troepskinderen of Pupillen, 73 oud-cadetten alsook 41 instructeurs, professoren of kaderleden van deze scholen.
HET INTERBELLUM De Pupillenscholen Meerdere pogingen werden in de XIXe eeuw ondernomen om het openbaar onderwijs in te voeren, zoals in Frankrijk, maar een hevige schoolstrijd zal de katholieken en liberalen verhinderen tot een snelle beslissing te komen. In afwachting hadden de Koninklijke Athenea hun organisatie en programma’s gemoderniseerd. Het was slechts in mei 1914 dat een compromis bereikt werd (Wet POULLET) voor het invoeren van de schoolplicht, niet beperkt tot het lager onderwijs, maar zich uitbreidend tot de leeftijd van 14 jaar. Deze fundamentele hervorming kon echter pas doorgevoerd worden op het einde van de oorlog. Om de talrijke families getroffen door de oorlog te ondersteunen werd de Pupillenschool heropend in 1919, met gratis internaat voor de oorlogswezen ouder dan 10 jaar. Voor de Nederlandstaligen werden dat voor het lager onderwijs Saffraanberg en voor het middelbaar onderwijs Aalst. Voor de Franstaligen werd dat respectievelijk Bouillon en Marneffe (streek van Hoei). De onderwijsprogramma’s werden afgestemd op deze van de burgernetten. Vanaf 1926 zal de toevloed van wezen verminderen, zodat er nog twee lagere scholen overblijven voor Nederlandstaligen en Franstaligen te Saffraanberg (Sint-Truiden), met ieder 150 leerlingen, evenals twee middelbare scholen (Nederlandstaligen in Aalst en Franstaligen in Saffraanberg) met ongeveer ieder 200 leerlingen (het maximum van 300 leerlingen werd nooit bereikt). De taalwetten van 1933 impliceren de verhuis van deze scholen naar de streek van hun taalstelsel. Rekening houdend met het succes van de schoolplicht ingevoerd vanaf 1919, kon men het openhouden van de Pupillenscholen niet meer rechtvaardigen, aangezien het gemiddeld niveau bereikt door de jongeren voldoende was om op een valabele manier het leger en de ondergeschikte kaders te bevoorraden. De lagere scholen werden dan ook afgeschaft vanaf het einde van het schooljaar 1932/33 en de rekrutering van pupillen voor het middelbaar onderwijs werd onderbroken, gezien de bestaande klassen hun cyclus beëindigden in 1935. De Nederlandstalige Cadettenschool werd dan ook overgebracht naar Saffraanberg, in de vrijgekomen lokalen van het lager onderwijs, terwijl de laatste twee klassen van de Franstalige middelbaren getransfereerd werd naar Namen (de Nederlandstalige Middelbare Pupillenschool bleef in Aalst tot 1935). De Cadettenschool De Cadettenschool van Namen werd opgericht in 1897 en dit ten voordele van de zonen van officieren om het aantal aanwezige en geslaagde kandidaten officieren te verhogen voor het toelatingsexamen tot de Militaire School. De rigoureuze definitie van de term cadet zoals die in Franse woordenboeken te vinden is - jonge edelman, die zijn eerste stappen zet als soldaat - wordt niet meer gerespecteerd : de Belgische cadetten komen niet noodzakelijkerwijze uit de aristocratie, maar zijn uitsluitend zonen van officieren tot in het jaar 1914. -7-
Bovendien beslaat de opleidingsduur slechts de middelbare studies en is het niet echt een opleiding tot officier (dit is de taak van de Militaire School) maar een opleiding van jonge adolescenten, in een pensionaat onderworpen aan de militaire discipline. De Cadettenscholen volgen de klassieke en moderne programma’s van de Koninklijke athenea voor een veertigtal leerlingen in iedere taalgroep, geselecteerd in een streng toelatingsexamen. In de periode 1897 tot 1914 bestonden er zes studiejaren, hetgeen na de oorlog omgevormd werd. Omdat er heel wat kritiek geventileerd werd ten opzichte van het elitair aspect van de Cadettenschool, die gereserveerd bleef voor een geprivilegieerde klasse, drong er zich na de val van de Keizerrijken een democratisering op in de rekrutering : deze richtte zich nu ook tot alle kinderen van militairen en rechthebbenden van het Leger. Anderzijds bestond de opleiding nog slechts uit drie jaar hoger middelbaar, hetgeen nu de bevoegdheid werd van de Pupillenscholen. Maar door de afschaffing van deze scholen in 1933, werd het Ministerie zich snel bewust dat er een tot dan toe verborgen probleem op de voorgrond trad, namelijk de noodzaak te beschikken over studiefaciliteiten bestemd voor kinderen van militairen in dienst in de garnizoenen gelegen buiten hun taalzone en aan de grenzen. Het is op die manier dat vanaf 1934, in de lokalen voordien bezet door pupillen en met hun onderwijzend korps aanwezig, in Namen en in Saffraanberg vier jaar betalend middelbaar internaat wordt georganiseerd, aan gereduceerd tarief (van het zevende tot het vierde jaar bedroeg het collegegeld 300 F per jaar). De leerlingen van 11 tot 16 jaar worden cadetten in overtal genoemd en ze dragen het cadettenuniform. Voor deze categorie van leerlingen wordt de toelating tot het hoger middelbaar onderworpen aan een wedstrijd. Zij, die niet batig gerangschikt werden kunnen er hun studies (betalend) aanvatten, net als de cadetten in overtal en dat tot aan de Retorica (20 plaatsen overtal werden geopend in het 3e jaar). Dit systeem bleef van toepassing tussen 1934 en 1940. Noteren we ook dat vanaf 1919 een school opgericht werd te Namen en genaamd de Centrale Wetenschappelijke School (CWS) – École Centrale Scientifique (ECS). Deze school vestigt zich in het scholencomplex van de Cadettenschool : ze was bestemd voor de opleiding van jonge onderofficieren, aanvankelijk opgericht wegens dwingende oorlogsomstandigheden. Deze school blijft bestaan tot 1935, jaar waarin ze vervangen wordt door een stage van vijf maanden (van maart tot juli) in Namen, samen met de cadetten van de Retorica, en dit in het kader van een intensieve voorbereiding tot het toelatingsexamen tot de Militaire School. De vrijgekomen ruimte in Namen laat dan het installeren toe van een nieuwe school voor oudere, vaak reeds gehuwde onderofficieren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sneuvelen er 112 helden op het veld van eer. Dit waren 52 oud-pupillen en 88 oud-cadetten. Onder deze laatsten, twaalf jonge cadetten, in de school aanwezig op 10 mei 1940, die aangehouden werden als weerstanders en die omkwamen in de vijandelijke kampen tijdens die verschrikkelijke jaren.
-8-
TWEEDE DEEL
DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL 1946 – 1991
EERST HOOFDSTUK
DE JAREN VAN GROEI 1946 - 1965
INLEIDING Op vrijdag 10 mei 1940 werden door de Duitse inval de Cadettenscholen van Namen en Saffraanberg van ambtswege gesloten. De burgercadetten en de leerlingen in overtal keerden huiswaarts. De dienstplichtige cadetten melden zich aan de hergroeperingcentra van hun respectievelijke wapenscholen. Een meerderheid van de retorica ging naar de infanterie of cavalerie. De retorica leerlingen, waarvan de studie als bestemming had de sectie artillerie – genie in de KMS, kwamen in de wapenscholen voor artillerie of genie terecht. Door de snelle vooruitgang van het Duits offensief werden de leerlingen voor de genie opgehouden te Namen. De leerlingen van de artillerie werden met de schoolbatterij gevangen genomen te Lokeren, maar werden begin juni gedemobiliseerd als student. Een meerderheid van de leerlingen kwam terecht in de Belgische opleidingscentra in Zuid - Frankrijk. Na de capitulatie van Frankrijk begon de terugkeer naar België. Die terugkeer gebeurde voornamelijk op volgende wijze : - diegenen die zonder al te veel problemen thuis geraakten. Deze groep reisde huiswaarts met hun demobilisatiedocumenten van zodra het mogelijk was, - diegenen die treuzelden tot september. Deze groep kon alleen maar vaststellen dat hun trein van de voorgenomen reisweg afweek en hen naar Duitsland voerde, waar ze enkele maanden in gevangschap verbleven. Door de tussenkomst van Koning Leopold II kwamen zij uit gevangenschap, samen met andere krijgsgevangen in december 1940 of januari 1941 vrij, een andere groep verzeilde in een interneringskamp te Frankrijk (Metz) en keerden enkele weken later terug . Eens terug thuis, vervolgden een meerderheid hun studies, in de moeilijke omstandigheden van de bezetting. Anderen sloten zich vol overgave aan bij de weerstand en melden zich druppelsgewijs het Geheim Leger aan. Van de aanwezige cadetten op 10 mei 1940, werden er twaalf aangehouden en verloren het leven in de krijgsgevangenkampen. Na de oorlog werden zij de Peter van de nieuwe klassen van cadetten, en werden ze aan de leerlingen voorgesteld als voorbeeld van moed, opoffering en vaderlandsliefde. VOORLOPIGE INSTALLATIE TE SEILLES In augustus 1946, werd de kolonel SBH BERBEN aangesteld als commandant van de opnieuw op te bouwen Cadettenschool, met als standplaats de kazerne te Seilles (Andenne). De schoolcommandant kreeg als opdracht een Cadettenschool op te richten die op 1 januari 1947 van start zou gaan, naar het voorbeeld van de vooroorlogse Cadettenschool met als beperking de drie laatste jaren van het secundair onderwijs. De reden van deze beperking was het gevolg van de leerplicht tot veertien jaar, waardoor er voldoende kwaliteitsvolle lagere secundaire scholen waren, die
-9-
verspreid lagen over heel het grondgebied. Het effectief aan leerlingen mocht niet meer bedragen dan 135 Nederlandstaligen en 105 Franstaligen. De historische bakermat van de school was de stad Namen, maar het schoolgebouw was niet meer beschikbaar. De linkervleugel van het gebouw werd zwaar beschadigd door een Duits bombardement op 12 mei 1940. Na een rudimentaire herstelling werden de lokalen voorbehouden voor de vorming van de rekruten en nadien nam de genieschool er haar kwartieren, in afwachting van het in aanbouwde zijnde wapenschool te Jambes. Te Seilles moest alle opgestart worden, de samenstelling van een lerarenkorps, lesmateriaal, labo’s enz. . . Een meerderheid van het vooroorlogse lerarenkorps keerde terug naar de school, maar de openstaande betrekkingen dienden te worden ingevuld. De toelatingswedstrijd voor de kandidaat cadetten werd in november 1946 gehouden en de lessen startten zoals voorzien op 2 januari 1947. Er waren drie onderwijsrichtingen : Grieks - Latijn, Latijn - Wiskunde en een Wetenschappelijke richting. De regels m.b.t. de werking van de school werden vastgelegd door het besluit van de Regent Nr 5378 van 17/09/1948. Zoals in het verleden, stond de Cadettenschool open voor de zonen van militairen in actieve dienst en oorlogswezen, zonen van oud-strijders, politieke gevangen, weerstanders, ambtenaren en zonen van kroostrijke gezinnen. Om te worden toegelaten tot de school was er een moeilijke toelatingswedstrijd. Op het gemiddelde behaalde punten tijdens deze wedstrijd werd aan de kandidaat bonificatiepunten toegekend naargelang de aard van rechthebbende waartoe hij behoorde. In elk van de taalstelsels waren er een vijftigtal openstaande plaatsen per jaar bestemd voor de reguliere cadetten en, zoals in het verleden, een tiental betalende plaatsen voor de leerlingen in overtal. Al de kandidaten waren onderworpen aan dezelfde toelatingsproef. De cadetten mochten hun studiejaar niet overdoen, tenzij om uitzonderlijke redenen, (zoals medische). Tijdens de drie jaar durende cyclus mocht de cadet maar eenmaal zijn jaar over doen. Uit de tabel in bijlage 6, blijkt dat deze regel niet altijd strikt werd toegepast. De eerste naoorlogse sessie bestond uit een honderdtal leerlingen verdeeld over drie klassen Franstaligen en drie klassen Nederlandstaligen. In dit onvolledig schooljaar was de retoricaklas samengesteld uit een zestal leerlingen per klas. Deze leerlingen waren reeds in het bezit van hun humanioradiploma en het aangeboden onderwijs was eerder een voorbereiding op de toelatingswedstrijd voor de Militaire School. De kazerne van Seilles werd « kwartier Tramaka » genoemd, het was een open kwartier, met talrijke kleine gebouwen zonder verdieping en de bestaande troepenkamers werden er omgevormd tot leslokalen. In die eerste naoorlogse jaren was het leven niet gemakkelijk, vooral de voedselrantsoenering was zwaar. De cadetten kregen het calorierijkste voedselrantsoen, dat overeenstemde met diegene onder de bevolking die zware arbeid verrichtte, maar het was eentonig. Het rantsoen was een Angelsaksisch menu : porridge, sinaasappelconfituur en dikwijls schapenvlees. Verspilling was vanzelfsprekend uit den boze. Wanneer de dienst huishouding beslag kon leggen op een supplement werd dit tot op de laatste gram verbruikt. Ging het om aardbeien of frieten was dat geen probleem maar bij de meer uitgesproken smaken zoals rolmops of haring was het moeilijker en vooral wanneer het twee dagen na mekaar op het menu stond. Zo rapporteerde men, dat te Seilles wel eens een refterrevolte plaatsgreep waarbij de rolmopsen door de lucht vlogen en het de reftermuren waren die hun vlucht onderbraken. Maar dat soort van revolte was niet nieuw, een soortgelijk verhaal werd reeds gemeld bij de cadetten van voor 1914 en later in 1935 te Namen. Of het al dan niet de waarheid is kon niet worden achterhaald maar meestal eindigde de revolte met een vrolijke noot en een drill oefening na de avondstudie soms tot middernacht (althans de versie van voor 1914).
HET CADETTENUNIFORM Door de haast waarmee de school werd geopend, werd de kwestie van het cadettenuniform naar een latere datum verschoven. In het jaar 1947, was het uniform de “battle dress” kaki van het Engelse type en onderscheidde zich niet van de andere rekruten in de krijgsmacht. Het - 10 -
onderscheid kwam er na het Paasverlof door het viltenschild op de muts met de Belgische leeuw. Wit was de kleur voor het aanvangsjaar 3de jaar, geel voor 2de jaar en rood voor de retorica. Voor de kaderleden van de school was het een permanente zoektocht naar een passend uniform en een onderscheidend kenteken voor de leerlingen van de school. Eind 1947, kreeg het probleem een oplossing. Het werd een luchtmachtblauw uniform met een passende politiemuts en de vooroorlogse rode palmen sierden opnieuw de kraag van het uniform. Het begrip blancoteren was een werkwijze om de webbing (gordel en beenstukken) op te frissen door middel van een lichtgekleurd verfmiddel op krijtbasis. Het “vercoteren” (lichtgroen) voor het kaki uniform werd vervangen door “bleucoteren” (lichtblauw) voor de uitrusting van het nieuw cadettenuniform zoals voorzien bij de luchtmacht. De politiemuts werd in 1949 vervangen door een speciaal ontworpen muts voor de cadetten, gemaakt uit dezelfde stof als de battle-dress en kreeg later het nieuwe schoolkenteken opgespeld (zie hierna). Samen met het nieuw uniform werd de kleur van de klaslintjes behouden maar op de schouder van het uniform gedragen (wit, geel, rood) en verving het voormalig gekleurde vilten schild van de muts. Op het uitgangsuniform waren deze schouderlinten van gevlochten glimmende stof en voor het dagdagelijks uniform waren het eenvoudige linten van vilten stof. Het dragen van deze klaslintjes werd onderbroken tussen 1957 en 1962 omwille van een dubbelzinnigheid tussen cadetten en bepaalde beroepsvormingen bij de Luchtmacht : inderdaad de kandidaat beroepsonderofficieren droegen ook witte lintjes en deze van de kandidaat reserveofficieren waren rood. Deze twee betwistbare kleuren werden later vervangen respectievelijk door lichtblauw en oranje voor de cadetten. De militaire opleiding was deze van de soldaat zonder wapen. De leerlingen van de retorica kregen evenwel drill met wapen, de Lee Enfield MK4. HET PETERSCHAP VAN DE KLASSEN Op 13de november 1947, werd door de Cadettenschool, een nieuwe traditie ingevoerd: het peterschap van de respectievelijke klassen. Het idee dateert van voor de oorlog. De afgestudeerden van de jaren 1938 en 1939 kregen een peter toegewezen tijdens de afscheidsceremonie in september, naar aanleiding van hun welslagen in de toelatingswedstrijd aan de Militaire School. Het waren de voormalige cadet kapitein Georges PANQUIN en de gewezen pupil sergeant Jules DUYCK, beiden gesneuveld in Wereld Oorlog I. Bij de aanvang van het nieuwe schooljaar in augustus 1947 werd, voor de nieuwkomers, aan het peterschap een meer pedagogische betekenis gegeven, namelijk deze van “het gegeven voorbeeld” door het heldhaftige en voorbeeldig gedrag van de peter en die eveneens een gewezen cadet of pupil was. In oktober 1947, te Seilles, kregen de drie klassen, tijdens een plechtigheid in aanwezigheid van hun ouders en familieleden, hun peter toegewezen. De eerste drie naoorlogse peters waren de gewezen pupil luitenant-kolonel SBH Jean-Baptiste DE SCHRIJVER, majoor SBH Charley CLASER en onderluitenant Landry LAMBERT, beiden gewezen cadetten. Alle drie waren helden uit Wereld Oorlog II In februari 1948, werd de schoolcommandant kolonel SBH BERBEN aangeduid voor een hogere functie en zijn opvolger werd de kolonel DEBAY. HOMOLOGATIE VAN HET HUMANIORA DIPLOMA BIJ DE NEDERLANDSTALIGE CADETTEN
Bij de heroprichting van de school te Seilles had de Generale Staf de taalwet op het lager en middelbaar onderwijs van 14 juli 1932 over het hoofd gezien. Deze taalwet huldigde het principe : streektaal is onderwijstaal. Een paragraaf van deze wet liet echter een uitzondering toe voor scholen in Brussel en aan de taalgrens, daar was het principe : moedertaal is onderwijstaal. Het was door deze taalwet, dat in 1933 Nederlandstalige cadetten van Namen genoodzaakt waren om naar Saffraanberg te verhuizen. De wet had overgangsmaatregelen voorzien maar deze waren niet meer van toepassing in 1946 en de militaire overheid had geen uitzondering aangevraagd - 11 -
voor de school te Seilles. Het probleem kwam pas aan het licht in juni 1948 toen de eerste homologatie aanvragen voor de Nederlandstalige cadetten werden geweigerd. De afgestudeerden van 1947 hadden reeds hun officieel erkend diploma bij de toelatingswedstrijd en dus was de schooloverheid onwetend gebleven over deze problematiek. Een dwingende beslissing diende te worden genomen, drie oplossingen waren mogelijk : een uitzondering op de wet vragen, wat natuurlijk veel tijd zou vergen, de school opsplitsen zoals in de vooroorlogse periode (Namen – Saffraanberg), of nog een eenheidsstructuur bewaren maar dan was een verhuizing naar een gebied, waar het principe moedertaal is onderwijstaal toepasselijk was, noodzakelijk. De tweede oplossing - het opsplitsen van de school - was weliswaar duur maar had in het verleden toch goede resultaten gegeven. Een school op het Vlaams grondgebied was een aantrekkingspool voor Vlaamse jongeren voor een loopbaan bij de krijgsmacht. Het was een publiek geheim dat Vlamingen niet bepaald warm liepen voor een loopbaan bij de krijgsmacht. De kazerne te Saffraanberg was reeds ingenomen door de technische school van de luchtmacht en dus was de enige oplossing, het behoud van de eenheidsstructuur en een verhuis naar de taalgrens of Brussel en haar agglomeratie. Er werd gekozen voor het Sint-Anna kwartier te Laken in de Brusselse agglomeratie, in de schaduw van het Koninklijk Paleis. Het kwartier beschikte over voldoende plaats om er een school te vestigen. Op 20 augustus 1948, startte het nieuwe schooljaar te Laken. De afgestudeerde retoricastudenten van 1948, verkregen hun homologatie via de Middenjury, de financiële en administratieve lasten werden door de school gedragen. De cadetten die het schooljaar 1947 te Seilles waren gestart verkregen een tijdelijke afwijking.
HET KWARTIER SINT-ANNA TE LAKEN Het kwartier werd gebouwd in het begin van de XXe eeuw, in een Vlaamse Renaissance stijl, volgens de plannen van de architect VAN YSENDIJCK. Het kwartier was bestemd voor het regiment Grenadiers, dat instond voor de bescherming van de verblijfplaats van onze vorsten. Einde jaren 1930, werd het kwartier een opleidingscentrum voor luchtverdediging en luchtwaarneming. Tijdens de bezetting werd het ingepalmd door de Duitsers. Bij de bevrijding van het land werd het kwartier een opleidingscentrum voor de pioniers van de Hollandse gevechtsgenie van eind 1944 tot midden 1946. Door het kwartier in bruikleen te geven aan deze geallieerde troepen werden de oorlogsvernielingen aan de gebouwen sneller hersteld en bezat het kwartier weer een uitstekende infrastructuur om er een school in te vestigen. Het kwartier is ingebed in de groene voorstedelijke Brusselse agglomeratie in de Sint-Annadreef, op nummer 90, op 500 m van het Koninklijk paleis, dicht bij het voor het publiek opengestelde park van Laken. Het kwartier beslaat een oppervlakte van 10 hectaren gelegen tussen de Medoristraat ten Westen, de Sint-Annadreef ten Oosten, de Tuinbouwersstraat ten Zuiden en de Witte Acacialaan ten Noorden, de monumentale ingang van het Stafgebouw geeft uit op deze laan. De Cadettenschool vestigde zich in het Noordelijk kwartier, wat ongeveer de helft van de totale oppervlakte vertegenwoordigde. Het Zuidelijk kwartier werd ingenomen door een logistiek complex, dat beschikte over een grote opslagruimte en een parking voor voertuigen. De vooroorlogse vermaardheid van de Cadettenschool, zijn heroprichting, zijn centrale ligging in een groene omgeving trok de aandacht van de militaire overheid. Deze namen de beslissing om er vanaf 1949 onder één bevelvoering een bijkomende school aan toe te voegen voorbereidend op het officiersambt : de Voorbereidende School voor Onderluitenant (VSOL of EPSL). Deze school nam haar kwartieren aan de Medoristraat. DE BEGINJAREN VAN DE SCHOOL TE LAKEN Het academisch jaar 1948/1949 startte in oktober 1948, met het traditionele peterschap ceremonie voor de binnenkomende leerlingen van het 3de jaar en eindigde in juli 1949 met de eveneens - 12 -
traditionele prijsuitreiking die dat jaar gekoppeld werd aan de inhuldiging van het nieuw oorlogsmonument ter ere van de gesneuvelde leerlingen van de scholen. In diezelfde periode ging het voltallig personeel, cadetten incluis koortsachtig op zoek naar een nieuwe leuze en een nieuw kenteken voor de school. Het nieuwe kenteken werd met de nodige luister officieel ingevoerd in oktober 1949 tijdens de plechtigheid van het peterschap en was het ontwerp van de commandant DEMART. Tijdens diezelfde plechtigheid werd eveneens het jubileum gevierd van de oprichting van de cadettenschool te Namen in 1897 alsook het 100 jarige geboortejaar van de compagnie der Troepskinderen in 1847. Het wapenschild van de school heeft de volgende heraldische beschrijving : In azuur met twee schuinsgekruiste zwaarden van zilver, der gevesten van sabel, de punten naar omhoog, vijf korenaren van goud ondersteunend, met de Koninklijke Kroon in hartpunt geplaatst, alles over een uitgebroken ruit van goud. Een band van hetzelfde met de wapenspreuk PRO PATRIA CRESCUNT, in letters van sabel, over de gevesten (VOOR HET VADERLAND GROEIEN). Het kenteken dat het wapenschild voorstelt, werd vanaf dan, ter vervanging van de Belgische leeuw gedragen op de muts met als achtergrond een zwart vilten schild in plaats van het gekleurde schild voorheen. Een uitvergroot wapenschild kreeg ook een plaats aan de rand van het paradeplein van de school. Het was 1.60 m op 2.30 m, en samengesteld uit meer dan 350 gekleurde tegels van 10 op 10 centimeter, gemonteerd op een circulaire sokkel van 3m diameter en lichthellend naar het paradeplein. In de jaren nadien werd de infrastructuur verbeterd en het opgefriste gebouw of lokaal werden dan met een passende plechtigheid ingehuldigd. Een riante kantine, uitgerust met de nodige ontspanningsspelen voor adolescenten (pingpong, biljart) werd in oktober 1949 ingehuldigd door haar Koninklijke Hoogheid Koningin Elisabeth. De uitbater van de kantine was de BELAAC (Belgian & Allied Army’s Club), voorganger van de CMC (Centale Militaire Cantine). Een ploeg van een zestal jonge dames in uniform (type air-hostess) behoorden tot het bedieningspersoneel. 25 mei 1951, was een bijzondere dag voor de school, de Koninklijke Prins Boudewijn1, bezocht de school vergezeld van de Minister van Landsverdediging, kolonel SBH DEGREEF en generaal PIRON. Bij deze gelegenheid werd aan de Cadettenschool de titel “Koninklijke” verleend en bevestigd bij koninklijk besluit 940 van 27/06/1951. De kapel werd heringericht en de plechtige inzegening in januari 1952 gebeurde in aanwezigheid van de kardinaal VAN ROEY, Aartsbisschop. Na 1951, werd het cadettenuniform verrijkt met een zwarte naamlint op de linkerschouder met in het wit de benaming : « KONINKLIJKE KADETTENSCHOOL ». Het gebruik van deze vestimentaire attributen was heel wispelturig en was afhankelijk van de beslissing van de schoolcommandant. Het naamlint verschijnt na 1973 terug op het uitgangsuniform. In de naamregisters werd slechts eenmaal melding gemaakt van leerlingen in overtal. In het erratum Nr1 aan het organiek reglement (IF 64) van 1951 wordt medegedeeld dat er 30 leerlingen in overtal waren over het geheel van de school. De eerste schooljaren te Laken waren een aantrekkingspool voor de hoogste autoriteiten van het Land, de nabijheid van het Koninklijk Paleis zal wel zijn invloed gehad hebben, maar hierdoor kwam de school in de actualiteit en kreeg ze een uitstraling over heel het grondgebied.
HET OORLOGSMONUMENT DER GESNEUVELDEN VAN BEIDE WERELDOORLOGEN De pupillenschool van Aalst, bezat naast een allegorisch monument ter herinnering aan de pupillen gesneuveld in 1914 -1918 eveneens 6 gedenkplaten uit zwarte marmer, bevestigd aan de muren van het schoolrefter met de 163 namen van de gesneuvelde anciens. Met de sluiting van deze school in 1935, werden de gedenkplaten overgeplaatst naar de Nederlandstalige cadettenschool te Saffraanberg waar ze een plaats kregen in de erezaal. In 1940, verhuisden de gedenkplaten naar de kelder van de school. Ook de Cadettenschool van Namen bezat een - 13 -
gedenksteen in wit marmer met de 48 namen van gesneuvelde leerlingen en professoren tijdens Wereld Oorlog I. Deze gedenksteen stond in de ontvangsthal van de school rechts van de eretrap. Naar alle waarschijnlijkheid verhuisde ook deze gedenksteen bij de aanvang van de vijandelijkheden in 1940 naar Saffraanberg. In onze archieven vinden we de sporen terug, dat op vraag van de toenmalige schoolcommandant kolonel SBH BERBEN in 1947 de gedenkstenen van Aalst en Namen werden overgebracht naar Seilles. Met de verhuis van de school naar Laken werd door zijn opvolger en de Vereniging der Oudgedienden overeengekomen een nieuwe gedenksteen op te richten. Het nieuwe monument zou de gesneuvelden leerlingen van beide wereldoorlogen vermelden zowel cadetten, pupillen en troepskinderen van al de scholen. De voormalige gedenkstenen waren dus niet meer nodig en zijn tot op heden spoorloos. Het nieuwe oorlogsmonument der gesneuvelden werd geïnstalleerd door de dienst Militaire Gebouwen te Laken in 1949. Het monument is een ontwerp van de kolonel DEBAY, het beeldhouwwerk en de tekeningen zijn van de beeldhouwer Ernest SALU. Het monument bestaat, op de vleugels, uit twee groepen van drie gedenkplaten in blauwe steen waarin in alfabetische volgorde de 166 namen van de pupillen en de troepskinderen staan gebeiteld die voordien op de zes gedenkplaten in de refter van de pupillenschool te Aalst stonden. Elk van deze drieluiken heeft een recht kapiteel met de jaartallen 1914 -1918 ingebeiteld. Het centrale gedeelte van het drieluik is versierd met de ronde Ł van Leopold, met daarboven de Koninklijke Kroon. Deze twee groepen omkaderen een derde drieluik dat de namen herneemt van de 101 cadetten en pupillen gesneuveld in 1940 -1945, waarbij op het centrale gedeelte de wapens van de Koninklijke Cadettenschool staan. De twee laterale drieluiken vormen een hoek van een dertigtal graden met het centrale gedeelte en geven aan het geheel de vorm van een lichte cirkelboog. Bij de inhuldiging op 3de juli 1949, was het monument niet volledig afgewerkt, slechts het centrale gedeelte dat de gesneuvelden van 1940-1945 vermeldde was klaar. De twee ontbrekende drieluiken 1914 -1918 vervolledigden enkele maanden later het monument. Maar de gedenksteen was onvolledig, de namen van de gesneuvelde cadetten van de eerste school te Namen (voor 1914) ontbraken. Dit werd rechtgezet in 1970, door de Vereniging der Oudgedienden, met een bronzen gedenkplaat aan de voet van het monument, waarop de namen staan van de 75 « cadetten van voor 1914 » en gesneuveld in beide Wereldoorlogen. Met deze aanvulling bevat het monument 340 namen : 230 gesneuvelden in Wereld Oorlog I en 110 in Wereld Oorlog II In het Kwartier Sint-Anna waren er nog drie andere gedenkstenen, deze waren vastgehecht aan de scheidingsmuur tussen de stafblok en het paradeplein. Deze gedenkstenen waren van de eenheden die vóór 1940 hier waren ingekwartierd, waaronder de transmissietroepen van de Genie, een eenheid lichtprojectoren en de Gevechtsgenie. In 2006 werd het kwartier overgedragen aan dienst der Regie der Gebouwen. Het oorlogsmonument kreeg een plaats in de Campus Renaissance op het plein van de Applicatieschool waar het in december 2008 met een plechtigheid werd ingehuldigd.
DE REGIONALE ONDERAFDELINGEN Na enkele jaren werking van de school te Laken kwam men tot de vaststelling dat de Cadettenschool niet tegemoet kwam aan de wensen van de Generale Staf en de wettelijke bepalingen inzake taalverhoudingen binnen de Krijgsmacht. Het was niet de kwaliteit van het onderwijs die in opspraak kwam maar de scheef gegroeide taalverhouding tussen Nederlandstalige en Franstalige cadetten. Alhoewel er een inspanning werd geleverd ten behoeve van de Nederlandstaligen namelijk een verhouding 60 N / 40 F deed zich het omgekeerde voor, vooral tijdens de schooljaren te Seilles. Een verbetering was vast te stellen toen de school zich te Laken vestigde. Het Nederlandse taalgebied was immers niet meer zover afgelegen en het bevestigde eveneens het belang van de regionale aanwerving, zoals in de vooroorlogse periode te Saffraanberg. Ter - 14 -
herinnering, de Cadettenschool was selectief, niet alleen op intellectueel vlak (toelatingswedstrijd) maar eveneens op het gebied van afstamming waardoor niet al de begaafde humaniora leerlingen van het land de kans kregen om deel te nemen aan de toelatingswedstrijd. Ter illustratie, de 200 openstaande plaatsen voor het jaar 1947 werden slechts voor de helft ingevuld. Voor de Franstaligen was er geen probleem, maar voor de Nederlandstaligen werd het dramatisch, daar er een groot tekort was aan Nederlandstalige officieren. Door de oorlog had de taalwet van 1932 een vertraging van 5 jaar opgelopen. Met het aanwerven van 3/5 Nederlandstalige cadetten hoopte men het tekort op te vullen en tegemoet te komen aan de wettelijke voorgeschreven taalverhoudingen. Maar zolang de belangrijkste rekruteringsbron - de Cadettenschool - voor de Nederlandstaligen ondermaats bleef, waren de toekomstplannen onbruikbaar. Vanuit deze vaststelling werd na enkele jaren, overwogen om de toegang tot de Cadettenschool te verbreden door onderafdelingen op te richten in de twee taalgemeenschappen. Het doel was de rekruteringsbron te verbreden door naast de 55 bevoorrechte plaatsen, 55 bijkomende plaatsen open te stellen voor de jonge Vlamingen zonder bijkomende voorwaarden en eveneens onder dezelfde voorwaarden 30 bijkomende plaatsen voor de Franstaligen. Dat betekende 110 Nederlandstaligen en 70 Franstaligen openstaande plaatsen. Deze gedachtegang werd officieel door Koninklijk Besluit van 13 maart 1955 die twee lokale onderafdelingen van de Cadettenschool organiseerde, één in het Vlaamse landsgedeelte en één in het Waalse landsgedeelte met als kenmerk dat ze open stonden voor al de jongeren die slaagden in de toelatingswedstrijd.
EEN NIEUWE ONDERAFDELING TE LIER Een eerste prioriteit voor de overheid was de rekrutering van Nederlandstaligen. De stad Lier bezat historische antecedenten. Reeds in de XVIIde eeuw was er binnen haar stadsmuren een school voor kinderen van militairen gevestigd. In 1847 was er de eerste compagnie van de troepskinderen gehuisvest. Het kwartier DUNGELHOEFF gelegen buiten de stadsvesten was beschikbaar. Alles werd in het werk gesteld opdat het schooljaar in september 1955 ordentelijk kon starten, waaronder het aanwerven van leraren, en het organiseren van de toelatingswedstrijd. Deze inspanning werd met succes bekroond. 91 Nederlandstalige cadetten werden toegelaten tot de afdeling Lier : 52 in het 3de jaar, 27 in het 2de jaar en 12 in de retorica. In de Waalse gemeenschap was de noodzaak minder groot. Bovendien was het historisch pand te Namen niet onmiddellijk beschikbaar en was het gebouw trouwens te groot om er drie klassen van 30 leerlingen te huisvesten. Toen in 1958 het pand vrij kwam door de verhuis van de genieschool naar het polygoon te Jambes, waren de geesten al omgeschakeld naar een andere oplossing, namelijk de Franstalige onderafdeling integreren in de school te Laken. De school te Laken bezat voldoende ruimte en mits een kleine aanpassing aan de lessenrooster kon het probleem van bijkomende leerlingen worden opgelost. Deze laatste oplossing werd bekrachtigd door het Koninklijke Besluit Nr 7049 van 28 maart 1959 waarin werd voorzien dat de onderafdelingen of één van de afdelingen tijdelijk bij deze van Laken kon worden gevoegd. De Franstalige kandidaten konden dus op dezelfde wijze worden aangeworven als de Nederlandstaligen te Lier. Het schooljaar 1959 startte dus onder deze nieuwe voorwaarden. Bij wijze van proef startte de Franstalige afdeling met 10 niet-prioritaire leerlingen. De verdeelsleutel voor de volgende jaren was 70 F en 55 N te Laken en 55 N te Lier. In de praktijk was het eerder zeldzaam dat dit cijfer werd bereikt (zie Tabel 1 hieronder en bijlage 5). Bij de Nederlandstaligen stelt men een dieptepunt vast in de jaren 1947 en 1948, vervolgens een heropleving in 1949 en nadien een constante van 50 à 60 leerlingen per jaar. Vanaf 1955 is de invloed van de onderafdeling te Lier onmiskenbaar. Het jaarlijks gemiddelde steeg naar een honderdtal cadetten en bleef zich handhaven tot het einde van de golden sixties. Nadien daalde het gemiddelde tot 80 à 90 leerlingen. Bij de Franstaligen was het gemiddelde van de eerste jaren ongeveer 30 à 40 leerlingen maar vanaf 1959, steeg het tot 60 en bleef er min of meer stabiel. De Cadettenschool te Lier was nogal zelfingenomen omwille van haar specificiteit namelijk - 15 -
dat de leerlingen “niet prioritair” waren. Het begrip “prioritair” werd wel eens verward met het begrip “voorkeursbehandeling”. Maar ook visueel hield men eraan een onderscheid te maken tussen Laken en Lier door de rode palmen op de kraag van het uniform te vervangen door gele palmen. Jaar
F
N Li
N Tot
06
N La 04
1946
Jaar
F
N La
N Li
N Tot
Totaal
04
Totaa l 10
-
24
16
-
16
40
1958
40
55
55
110
150
45 39 43 45 41 38 50 42 50 41 37 42
48 21 29 69 52 55 61 58 57 55 55 55
13 1 29 2 52 46 47
48 21 29 69 52 55 61 71 86 107 101 102
93 60 72 114 93 93 111 113 136 148 138 144
1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970
53 51 52 55 52 51 50 62 66 57 57 61
60 55 57 55 56 55 56 45 47 37 42 43
58 56 55 56 55 55 54 48 45 52 42 42
118 111 112 111 111 110 110 93 92 89 84 85
171 162 164 166 163 161 160 155 158 146 141 146
1
1946 2
1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957
Tabel 1 : Jaarlijks aantal toegelaten cadetten per afdeling (1) : toegelaten in 1e, (2) : toegelaten in 2de.
Dat vestimentair onderscheid van de beginjaren werd onder het commando van kolonel DEVOS tijdens het schooljaar 1957/58 afgeschaft en vanaf dan droeg iedereen rode palmen op zijn uniform. In feite hadden deze gele palmen een historische achtergrond. De leerlingen van de pupillenschool die het secundair onderwijs volgden voor 1935 droegen deze palmen. Een ander kenmerk van de school te Lier was de afkorting KKS op haar documenten dat verwees naar Koninklijke Kadettenschool daar waar de officiele afkorting KCS was. Voor historisch onderzoek heeft dat wel zijn voordeel, bij twijfel is vlug achterhaald wie de uitgever is van het document.
DE AFRIKAANSE DIVISIE In het vooruitzicht van de onafhankelijkheid van onze kolonie (voorzien voor 30 juni 1960) kwamen te Laken op 25 april 1960, 22 Afrikaanse stagairs toe (uit Kongo en Ruanda-Urundi). Het doel was om hen de nodige vorming te geven om toegelaten te worden tot de KMS. Onder de Congolese stagairs waren er acht die uit de Cadettenschool van Luluabourg2 (huidige Kananga) kwamen. Het waren meestal kinderen van chefs die vanuit alle uithoeken van de kolonie kwamen. Sommigen onder hen hadden reeds enkele academiejaren aan de koloniale universiteit Lovanium achter de rug. De enkele maanden die nodig waren om zich voor te bereiden op de toelatingswedstrijd aan de Koninklijke Militaire School waren dan ook druk bezette dagen, zowel voor de kandidaten als de leraars. Het Afrikaans contingent werd begeleid door twee officieren van de Openbare Weermacht. De kledij beperkte zich tot het uniform van de Weermacht en het cadettenuniform dat zij bij aankomst in de school hadden gekregen. Opdat ze zich ook zouden kunnen ontspannen buiten de schoolmuren werden ze uitgerust met een “burgeruniform” : een blauwe blazer met het kenteken van de school en een grijsblauwe regenjas, een kopie van de militaire regenjas. - 16 -
De laatste week van juni 1960, de week van de onafhankelijkheid, werd de kantine door de Congolese cadetten gemonopoliseerd en klonk er onophoudelijk door de luidsprekers de Congolese hit “Indépendance Tcha-Tcha“. Een welbepaalde kantinehoudster had een voorliefde voor deze “ontheemden” en hun muziek. Dit gaf aanleiding tot het volgend incident : Na de afsluiting van de proefwerken wensten de “inheemse” cadetten dit te vieren op hun manier en vooral zonder het permanente muziekwijsje “Indépendance Tcha-Tcha – Oyé - Oyé” De kantinehoudsters bleven echter bij hun standpunt. Een oproerige wind waaide door de eerbiedwaardige school met als aanstokers de Franstaligen en in het bijzonder de klas van 1957, die hun laatste schooljaar achter de rug hadden en zich gingen voorbereiden op de toelatingswedstrijd aan de KMS. Na overleg over mogelijke vergeldingsmaatregelen werd besloten om de kantine te boycotten telkens de bewuste kantinehoudster met dienst was. Een voorraad snoep, drank en zelfs boterhammen met gelei werden aangelegd. Het aanleggen van die voorraad gebeurde door de zogenoemde “missionarissen”. Dat waren de cadetten die op raadpleging gingen in het militair Hospitaal. Bij een bezoek aan de kantine werd er niets aangekocht in de kantine, maar werd de aangelegde voorraad opgepeuzeld, dit tot grote frustratie van de kantinehoudsters. De operatie was geslaagd. Het daaropvolgend schooljaar werden al de kantinehoudsters vervangen. Vanaf 1960 werd het Afrikaans contigent uitgebreid met drie volledige klassen om de driejarige cyclus te volgen. Om de voortzetting van deze vorming te verzekeren, werd met de leiders van onze gewezen kolonies een overeenkomst gesloten. Nieuwe middelen waren nodig, want men voorzag een permanente bezetting van een honderdtal Afrikaanse leerlingen met een jaarlijkse hernieuwing van een 30-tal leerlingen. Antwoorden vinden op deze nieuwe uitdaging was dringend nodig. De Afrikaanse leerlingen integreren in de Franstalige afdeling of een nieuwe specifieke afdeling oprichten? Daar men tot de vaststelling was gekomen dat er een grote verscheidenheid was inzake vorming onder deze kandidaten (vooral dan de Franse taal) werd wijselijk besloten een nieuwe divisie op te richten met een welbepaald onderwijs en een specifiek lerarenkorps. De in augustus 1960 aangekomen Afrikaanse cadetten konden rekenen op de ervaring van hun voorgangers. Zeer vlug kregen ze het “burgeruniform” maar eveneens - en dat was nieuw een Belgische peter. Die peter was een leerling van de retorica, het petekind bracht zijn schoolvakanties door bij zijn peter in plaats van te slenteren in de hoofdstad. In 1960 begonnen te Laken de “prestige” bezoeken van de hoogste autoriteiten van onze gewezen kolonie of de nog bestaande kolonies die weldra hun onafhankelijkheid zouden krijgen. Zo waren er de bezoeken van Mwami MWAMBUTSA van Urundi, de Katangese president TSCHOMBE in december 1960 en van generaal MOBUTU in 1964. In dat laatste jaar namen de Congolese cadetten deel aan het nationale defilé van hun land te Leopoldstad (Kinshasa). Na tien jaar samenwerking waren de Congolese (Zaïrese) autoriteiten de mening toegedaan dat de vorming van hun jeugd het beste in eigen land kon gerealiseerd worden. Deze beslissing was terecht. De leerlingen van de Afrikaanse divisie werden aan hun ouders onttrokken op de leeftijd van 15 à 16 jaar en zes à zeven jaar later zagen ze hun ouders en hun land terug. De overgang van puber naar volwassene had zich voltrokken ver van hun familie en deed menig Afrikaanse officier (ex-cadet) twijfelen om nog terug te keren naar zijn land. In de vernieuwde militaire school te Kananga was er een afdeling voorzien voor het algemeen secundair onderwijs. In 1968 werd de Afrikaanse divisie opgeheven en vanaf dan volgden de Afrikaanse kandidaten nog één voorbereidend jaar in België om deel te nemen aan de toelatingswedstrijd van de Koninklijke Militaire School. DE TOEGEVOEGDE OF INTER-MACHTEN AFDELINGEN De volgende uitbreiding was de Centrale School, die gevestigd was te Gent (Sint-DenijsWestrem), te integreren in de Cadettenschool. Deze integratie werd uitgevoerd tijdens het schooljaar 1962/ 1963. De Centrale School was opgericht in 1951 onder de titel “Hoge school voor de kandidaat gegradueerden” en was een fusie van de Brigadescholen. De school werd in 1955 herdoopt onder de naam “Centrale School”. Door deze integratie kwamen er twee afdelingen bij : een “Toege- 17 -
voegde Afdeling “ te Lier en een “Division Annexe“ te Laken, met in iedere afdeling een vijftigtal jonge onderofficieren. Met deze integratie kwamen al de voorbereidende vormingen voor de officierscholen onder één bevel te staan. Het was een verbeterde versie van de vooroorlogse Cadettenschool te Namen, waar tot 1935 een Centrale Wetenschappelijke school was (een voorloper van de Toegevoegde Afdeling) en nadien een voortbestaan kende onder de naam “Voorbereidende kursus voor onderluitenanten (VKOL)“. Het doel van de Toegevoegde Afdeling was de meest begaafde onderofficieren van zowel de Landmacht als de Zeemacht voor te bereiden op de toelatingswedstrijd van de militaire school of het “Examen A“. Het onderscheid met de cadetten was dat de cadetten soldijtrekkende militairen waren en de anderen weddetrekkende. Daarnaast verkregen de cadetten na hun cyclus een officieel erkend diploma terwijl de anderen geen erkend leerprogramma volgden. Daarenboven was de toegelaten leeftijdsvoorwaarden uitgebreider, namelijk van 17 jaar tot 28 jaar en ook gehuwde leerlingen waren toegelaten. De afdeling stond open voor zowel burgers als beroepsonderofficieren. De burgers die nog geen militaire opleiding hadden gekregen dienden een twee weken durende militaire opleiding te volgen in een militair kamp waar hen onderricht werd gegeven op het niveau van de sectie infanterie, bestaande uit drill, het onderhouden en vuren met het individueel wapen. De leerstof in de school was bestemd voor jongeren die hun middelbare studies hadden onderbroken om naar de Krijgsmacht te gaan. Het was een drie jaar durend leerprogramma en was een volledige herziening van de Grieks-Latijnse humaniora, echter zonder het Grieks en het Latijn. In het eerste jaar werd de leerstof van het lager middelbaar grondig herzien. Het 2de leerjaar, het hoger middelbaar en in het derde leerjaar een algemene herhaling en een intensieve voorbereiding op de toelatingswedstrijden van de Koninklijke Militaire School en het Examen A. Het was een unieke onderwijsvorm eigen aan Defensie, waarbij zowel de leraars als de onderrichters niet noodzakelijk academische titels moesten dragen. Een school waar jonge adolescenten zouden samenleven met jong volwassenen en zelfs gehuwden was niet zonder risico. Dat was trouwens reeds het geval te Laken met de leerlingen van de Voorbereidende School tot onderluitenant (VSOL). Een bijkomend artikel aan het tuchtreglement van de school voorzag dat het voor de cadetten ten strengste verboden was in contact te komen met de leerlingen van de Toegevoegde Afdeling en van de VSOL. In 1969 werd de toegankelijkheid voor de school uitgebreid naar al de krijgsmachtdelen en veranderde de benaming dan ook in Inter-machten Afdeling (IMA) of Division Inter-Force (DIF). Met de verlenging van de leerplicht van 16 naar 18 jaar kwam de overheid tot de vaststelling dat een drie jaar durende opleiding overbodig was. In 1978 herleidde men dan ook de studies tot één jaar intensieve voorbereiding voor de deelname aan de toelatingswedstrijd aan de officierenscholen. Dat systeem hield, na de sluiting van de Cadettenschool, gedurende meer dan 30 jaar stand onder diverse benamingen : Inter-Macht Voorbereidende School – Ecole Préparatoire Inter-Force (IVS – EPI), Voorbereidende Divisie voor de KMS – Division Préparatoire à l’ERM (VDKMS – DPERM). Opmerkingen bij hoofdstuk 1 (1) De archieven van de KCS omvat 3 filmrollen van 16mm, (1 origineel en 2copies F/N) met als inhoud een reportage over dit bezoek gemaakt door de cinematografische dienst van de Krijgsmacht. Deze dienst heeft voor ons ook een transcriptie op DVD gemaakt. (2) In zijn boek “ Congo, la fin d’un régime”, MOKILI, schuilnaam van Maurice BENDERA, voormalig cadet 1ste jaar in augustus 1960, beschrijft in zijn boek hoe de school van Luluabourg aan zijn naamsverandering komt van Pupillenschool naar Cadettenschool na het bezoek van Koning Boudewijn I in 1959, en eveneens Koninklijk wordt : “ Le Roi fait le tour de la garnison . . . et change la dénomination de l’école secondaire pour les enfants de fonctionnaires indigènes. Elle ne s’appelle plus Ecole des Pupilles mais Ecole royale des Cadets. Finie l’Ecole des “ Pipi” . - 18 -
Referte : “Congo, la fin d’un régime”, MOKILI (BENDERA Maurice), uitgever : Editions Impériales d’Occident, Brussel 1989, (APDB Nr K5037098).
- 19 -
HOOFDSTUK 2 HET LEVEN IN DE CADETTENSCHOOL
EVOLUTIE VAN HET SCHOOLREGIME Het schoolregime evolueerde in belangrijke mate tijdens de veertig jaren na de oorlog. In het begin was de opleiding zoals die van jonge rekruten. Het regime van Seilles was het evenbeeld van de leer die heerste in die periode : streng en militair. In het nieuw kwartier Sint-Anna in Laken daarentegen, werd het regime drie keren versoepeld in tien jaren : van een weekend vergunning van 36 uren per maand in 1948, ging het over in een vergunning om de veertien dagen in 1951 en tenslotte in alle weekeinden vrij vanaf 1960. Aanvankelijk was de aandacht voor buitenschoolse en culturele activiteiten eerder beperkt. Dan maken we een langzame evolutie mee met militair-sportieve activiteiten, enkele militaire kampen en ook sportieve wedstrijden. In 1966 paste men eveneens het onderwijs lichtjes aan door wetenschappelijke B klassen te organiseren. De golden sixties eindigden echter met de studentenrevolte van mei 68 in Frankrijk. Zoals reeds gezegd was het uitzonderlijk om de door een strenge wedstrijd gekozen cadetten een jaar te laten dubbelen. Bijzondere redenen, medische of andere, dienden te worden ingeroepen. Maar deze regel werd niet steeds strikt toegepast. In bepaalde gevallen mochten verdienstelijke cadetten het laatste jaar overdoen, als ze niet gunstig gerangschikt waren bij het ingangsexamen van de KMS. Tot dan waren er elk jaar twee tot drie zittenblijvers per divisie. Maar, al dan niet gebonden aan de onrust van mei 68, kenden de jaren 1968 tot 1970 een sterke piek : het gemiddelde steeg plots tot ongeveer 8 zittenblijvers per divisie. Achteraf werden het terug normale waarden, om praktisch tot nul te komen vanaf 1975. De wet van juli 1971 werd uitgevaardigd als antwoord op de door mei 68 gelanceerde algemene emancipatiebeweging. Ze voerde het « vernieuwd onderwijs » in voor de type I vormingen. Het nieuwe weekprogramma bestond uit negen lesperiodes van vijftig minuten per dag en uit vier en een halve dag per week. De halve verlofdag in het midden van de week verschoof van donderdag naar woensdag. Bij die gelegenheid werd de omgekeerde nummering van de schooljaren … 3de, 2de en 1ste verlaten, om de logische en progressieve . . . 4de, 5de en 6de te worden. Het meest opvallende gevolg van deze hervorming, was het ontstaan van de vijfdagenweek, die zich als een lopend vuurtje in alle milieus verspreidde. Voor de cadetten was het vertrek op vrijdagavond om 17u00 een echte revolutie. Het onderwijs dat de cadettenschool verstrekte bleef van het klassieke type. Het officieel onderwijs integendeel, zou onmiddellijk overgaan tot de vernieuwde formule en het katholiek onderwijs op haar beurt vanaf 1980. Het commando gaat de cadetten bewust een grotere opening naar de buitenwereld aanbieden, zoals een moniteurbrevet, meer gevarieerde culturele en ontspannende activiteiten, schoolreizen, georganiseerde vakanties en uiteindelijk een meer passende kledij. Die laatste werd een beklonken zaak met het invoeren van de nieuwe uitgangskledij in 1973 : de cadetten ruilen de blouson voor een marine-blauwe en gecentreerde service dress vest zonder gordel. Bij deze gelegenheid werd de gewone muts vervangen door een politiemuts, maar de galons en schouderstukken bleven bewaard. Om de cadetten vertrouwd te maken met het gebruik van de rekenlat, werd de fysicaklas uitgerust met een twee meter lang didactisch model, dat boven het bord troonde. De lat werd door de leraar bediend door middel van een lange stok. Rond 1980, verving men de rekenlat door individuele electronische rekenmachines, die niet door persoonlijke computers zouden vervangen worden omdat de school haar activiteiten staakte. Uiteindelijk werd er een andere hervorming ingevoerd in 1984 : het uurrooster werd verlicht door het ochtendappel met een half uur te verlaten tot 6u30. -20-
Hiermee kwam men zeker tegemoet aan een stilzwijgende vraag van generaties cadetten die gefrustreerd waren door het tijdverlies van de ochtendstudie, tussen het vroege opstaan en het beging van de lessen. Andere wijzigingen betreffen een nieuwe hervorming van het onderwijs in 1986 en zoals overal in Belgïe, het toepassen van het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw. De school werd dus een gemengde instelling. Deze gebeurtenissen zullen gedetailleerd uitgelegd worden in een volgend hoofdstuk. DE INGANGSWEDSTRIJD EN DE ONTVANGSTWEEK De ingangsexamens voor de klassen van het 3e jaar, werden georganiseerd op een dag begin de maand juli. De uitverkorenen werden in het midden van de maand, per brief verwittigd dat ze aanvaard waren en ze zich enkele dagen later dienden aan te melden in de school, op de laatste maandag van de maand om 10u00. De leerlingen en hun ouders werden in de cafetaria of het restaurant ontvangen, om naar de welkomspreekbeurt van de commandant te luisteren. Daarbij werd het verloop van het dagrooster geschetst. Enerzijds werden de nieuwe cadetten meegenomen door de onderofficier belast met het verdelen van de benodigdheden en anderzijds werden de ouders uitgenodigd voor een toer in de lokalen, waar hun nakomelingen de volgende maanden of jaren zouden verblijven. Dan werden de ouders tegen de middag verzocht de installaties te verlaten, zonder hun kinderen nog te zien, om een verscheurend afscheid te vermijden. Op zich zal dit eerste contact met de school niet verschillen van dit met om het even welk burgerinternaat. Maar het zijn de volgende vier dagen die het verschil uitmaken, want er moet enorm veel aangeleerd worden tegen het officieel begin van het schooljaar en de confrontatie met de oudere leerlingen. Tot 1965, verliep het vervolg in de lokalen van Laken of Lier, maar daarna greep dit in een militair kamp plaats : « het ontvangst kamp ». Op de eerste dag kende men de naamlinten met het individueel nummer toe en werden de maten voor de kledij genomen. Daarna vertrokken de leerling-cadetten in oefenkledij met camouflagevest, voor drie dagen op « maneuver » naar Brasschaat, Leopoldsburg, Lombardsijde of een andere droombestemming. In 1969 probeerde men om dit kamp te laten begeleiden door de anciens van het eerste jaar, ingezet als monitoren (zie verder de opleiding voor het monitoraat). Volgens het kader dat slechts als waarnemer optrad, was het resultaat voortreffelijk, maar de jongeren waren duidelijk minder geestdriftig, omdat de anciens ervan profiteerden om reeds met de fratsen van de doop te beginnen. Deze ervaring werd vervolgens niet meer verlengd. In eerste instantie moest men leren zich alleen aan te kleden, zonder de hulp van de mama. Tot 1961, droeg de jongere een das en valse hemdkraag! Beide boordknoopjes schikken en de das knopen was geen geringe zaak! Er zijn heel wat nieuwigheden die de leerling-cadet vlot moet kennen : de bottinen aantrekken, de nestels knopen, de beenstukken bevestigen, de gordel onderhouden, het koper poetsen, het bed opmaken en de kleding rechthoekig schikken opdat de kast perfect in orde zou ogen. Er zijn zoveel nieuwe zaken aan te leren en de beschikbare tijd daartoe is beperkt. Vervolgens diende men natuurlijk ook de beginselen van het inwendig reglement en het tuchtreglement te leren, evenals de regels betreffende vergunningen en consignes, want vanaf de volgende maandag startte alles in volle glorie. Uiteindelijk om het geheel af te ronden, als de cadet dan goed in zijn uniform zit, moet hij een minimum aan drill aanleren, voornamelijk het marcheren en evolueren in peleton. Inderdaad hebben alle verplaatsingen in de school naar de leslokalen, naar de studiezalen of naar de eetzaal plaats in peloton en in de pas. Het moeilijkste is vanzelfsprekend het vertrek als het bevel « Voorwaarts …. Mars » klinkt : vertrek met de linkervoet en gelijktijdig een opwaartse beweging met de rechterarm. Sommigen zullen er maanden over doen om de juiste reflex aan te kweken, vooral omdat de zware boekentas de zaken natuurlijk niet vergemakkelijkt. Dit alles volstond om zelfs de vastberadenen te ontmoedigen en het gebeurde wel eens dat de maandag bij het officieel begin van de lessen, sommige leerling-cadetten definitief op het appel ontbraken. Namelijk diegenen die hun mama wisten te vertederen, zodat ze besliste haar zoon niet meer naar die kindergevangenis te sturen, die haar zoon met wat overdrijving beschreven had. Elk jaar waren er -21-
zo één of twee gevallen. De toelatingsexamens stonden eveneens open voor enkele plaatsen van de middenklassen van het 2e en 1ste jaar om de leegten op te vullen van de mislukte leerlingen. Maar deze tussentijdse recrutering stelde praktische problemen, omdat de herkansingsexamens eveneens in de laatste week van augustus georganiseerd werden en men pas na die examens wist hoeveel plaatsen er beschikbaar waren. De nieuwkomers kwamen soms één of twee weken later toe in de school, nadat ze het jaar reeds in hun vorige school aanvingen. Bovendien hadden ze geen basisvorming gekregen en kwamen ze in een klas met anciens terecht zonder de schoolregels te kennen. Dat kon enkele onduidelijke eerste weken veroorzaken. Deze recrutering was dus vrij beperkt en betrof meestal het tweede jaar, omdat het vooral op het einde van het eerste jaar was dat zich het grootste aantal mislukkingen voordeden. ENKELE UITTREKSELS UIT HET INWENDIG REGLEMENT VAN DE SCHOOL In zekere zin was het schoolregime na de oorlog ongeveer gelijk aan het vooroorlogse en dat tot 1960. De cadetten jonger dan 16 jaar, hadden een burgerstatuut en ontvingen een minimale dagelijkse soldij van 4 frank in 1947 tot 15 frank in 1987. Als ze 16 jaar waren ondergingen ze de medische controle zoals alle recruten en werden hen de militaire reglementen voorgelezen. Ze tekenden dan een verbintenis van enkele jaren. De duurtijd ervan evolueerde met de tijd. De vader of de wettelijke vertegenwoordiger diende het document mee te ondertekenen, omdat ze wettelijk nog minderjarig waren. Ze werden dan volwaardige militairen en kregen een soldij die evolueerde van 15 tot 50 frank per dag. Hieronder vindt men enkele levensregels die de « goede » cadet moest respecteren, om in harmonie te leven met de militaire gemeenschap en om zijn mentaal evenwicht te verzekeren. Gedurende de ganse dag diende de cadet een correcte binnenkledij te dragen, namelijk een battle dress, gordel, beenstukken, bottinen en een muts. Een cadet die een meerdere kruist dient op zes passen militair te groeten, als hij een muts draagt en zonder muts, in lokalen bijvoorbeeld, moet hij groeten door het hoofd op te richten en de meerdere in de ogen te kijken. Elke week wordt een leerling met weekdienst aangeduid, die belast is de klas voor te stellen bij de inspecties, de afwezigen te melden en de reden daartoe te geven. Hij leidt de klas ordelijk en op het juiste uur naar de klaslokalen en laboratoria die op het programma staan. Al deze verplaatsingen gebeuren onder bevel van de leerling met weekdienst, in rij per drie en op pas. De boekentassen worden aan dezelfde arm gedragen, afwisselend één week links en één week rechts. In de klaslokalen let de leerling met weekdienst erop dat de borden gekuist worden. Hij beveelt « ter orde » wanneer een leraar de klas betreedt en stelt hem de klas voor. De leerlingen staan recht naast hun bank en wachten tot de leraar hen laat zitten.
DE DOOP VAN DE GROENEN Gedurende de eerste drie maanden van hun aanwezigheid in de school worden de jonge cadetten onderworpen aan wat men de « doop » door de anciens zou kunnen noemen. De doop is natuurlijk verboden, maar zolang de plagerijen op een laag pitje verlopen toont het kader zich niet te kleinzielig. Een groentje richt zich bijvoorbeeld niet rechtstreeks tot een ancien, maar antwoord met eerbied als die hem wat vraagt. Vermits de kamers onder de controle staan van een kameroverste van het laatste jaar, zijn dat reeds twee halve uren waarbij de jongeren onderworpen zijn aan de grillen van de ouderen. Natuurlijk was er geen sprake van dat de groenen toegang zouden hebben tot de spelen in de ontspanningszaal, noch tot de televisie of kranten. Ze liepen er het risico extra geplaagd te worden door de anciens. In werkelijkheid blijven de ping-pongtafels en de biljarttafels in de cantine, gans het jaar voorbehouden aan de leerlingen van het laatste jaar. Zelfs -22-
aan de ingang van de cantine en de ontspanningszalen werd er gecontroleerd en geplaagd. Deze periode duurde gewoonlijk van het begin van het schooljaar tot Sint-Niklaas op 6 december. Er waren een zestal verschillende « operaties » die konden plaats grijpen gedurende de ontgroeningsperiode, waarvan sommige gecombineerd. De onschuldigste was een avond met conferenties georganiseerd door de retorica-leerlingen, maar uitgevoerd door verklede groenen die het kader en de professoren moesten uitbeelden. Een andere bestond erin dat op een avond de anciens een razzia hielden en al de voorraden aan chocolade, snoep en koekjes van de groenen in beslag namen. Dat was dan de « Sint-Niklaas van de anciens ». Sterker is het overhoop halen van de kamers van de jongeren waarbij de bedden worden omgekeerd, de kasten leeggehaald en al de uitrustingen op een hoop worden gegooid in het midden van de kamer. De anciens kunnen eveneens een opstand van de jongeren orchestreren, waarbij uiteindelijk de meest weerstand biedende jongeren aan een andere operatie onderworpen worden, namelijk « de rechtbank van de groenen » en dus gestraft worden op het einde van de vertoning. Uiteindelijk de bijeenkomst van « insmering », die de bekroning is van de doop. Hierbij worden de jongeren in onderbroek of sportshort langs hindernisbanen gestuurd, onder en boven de lessenaars van een klaslokaal. Ze worden daarbij goed ingesmeerd met vercot, saus, siroop, shampoo of om het even welk kleverig product. De « zachte » dopen omvatten een « conferentieavond » en de « Sint-Niklaas van de anciens » Men kan die laatste opfleuren met het overhoop halen van de kamers, zonder te erg de grenzen te overschrijden, want men kan deze beide operaties in slechts twee avonden uitvoeren. Maar voor de « harde » dopen met het insmeren en eventueel andere vermakelijkheden worden de grenzen wel overschreden en moet het kader tussenkomen. Als de overdrijvingen worden vastgesteld, is het wel dikwijls te laat om er dat jaar nog wat aan te doen en dan zijn dwingende maatregelen pas de jaren daarop van toepassing. Bijgevolg stelt men in het algemeen een cyclische evolutie van de doopactiviteiten vast met een periodiciteit van vijf tot acht jaren : na strenge maatregelen van het commando blijven de dopen zacht gedurende enkele tijd, om dan jaar na jaar te verharden tot er opnieuw een overdreven niveau wordt bereikt en er dus een reactie van het commando volgt, waarna de cyclus herbegint.
DE STANDAARDDAG VAN DE CADET De dag van de cadet vangt aan om zes uur, met het luiden van een electrische bel. Na een half uur gewijd aan de lichaamsverzorging, het aankleden en het schikken van de kamer, kon men enkele minuten wat frisse lucht scheppen, om dan te ontbijten van 06u30 tot 06u45 en tenslotte volgde de ochtendstudie tot 07u45. Voor sommigen werd deze studie vervangen door het bijwonen van de mis. Vervolgens hadden de vlaggegroet en de inspectie plaats. Om 08u00 uur begonnen de vier lessen van 55 minuten met één enkele onderbreking van een kwartuur van 10u00 tot 10u15 waarbij een lichte maaltijd met koffie en koekjes werd geserveerd. Vervolgens kwamen het middagmaal en de vrije tijd van 12u30 tot 13u30. De namiddag omvatte eveneens vier uren les met een lichte lunch van 15u30 tot 15u45. Dan volgden het avondmaal om 18u00, de avondstudie tot 20u30 en uiteindelijk de vrije tijd om zich te ontspannen in de cantine, leeszaal of televisiezaal (vanaf 1958). Om 21u30 ging het richting kamers en om 22u00 werden de lichten gedoofd. Met de vijfdagen-week vanaf 1971, werden er negen lesuren van 50 minuten ingevoerd, vijf in de voormiddag en vier in de namiddag. Bovendien profiteerde men van de aanpassing van de dagindeling om de verplichte avondstudie te onderbreken van 19u30 tot 20u15 zodat de cadetten de nieuwsberichten konden volgen op de televisie. Vanaf 1984 werd het wekken verlaat tot 06u30. De verloren tijd werd gecompenseerd door het ochtendritueel te beperken tot 20 minuten in de plaats van 30, de avondstudie in te korten en de lichte maaltijden af te schaffen. Het zwaarst om te dragen in dit strikte internaatregime, was zonder twijfel de absolute afwezigheid van enige intimiteit : alles verliep in gemeenschap, in de klasgroep of per peleton, met of zonder instructeurs. Zelfs de individuele kast mocht niet op slot gedaan worden. De enige vrije -23-
ogenblikken waren het uurtje ‘s avonds. Het aantal verbodsbepalingen was enorm. Men mocht zich bijvoorbeeld niet in de kamers bevinden tijdens de dag of geen niet toegelaten boeken lezen. De onderhoudstaken waren talrijk en lastig. Men wende er vlug aan, maar het vast stramien was vervelend. Elke ochtend diende men zijn bed op te maken, maar gelukkig waren er bedspreien, wat niet het geval was in de toegevoegde of intermachten divisies, die hun beddegoed elke dag vierkant dienden op te plooien. Men moest de gordels dagelijks netjes inwrijven en de schoenen en koperen knoppen doen blinken, zonder de stof er omheen te besmeuren. De individuele kast diende ordelijk te zijn, afgestoft te worden tot in de verste hoeken en de hemden geplooid met « de regel ». Deze techniek bestond erin een houten lat van dertig centimeter op één centimeter langs de hemden te glijden bij het opplooien. Op die manier waren ze perfekt opgelijnd bij het stapelen. Mogelijke sancties volgden onmiddellijk, want de kledij werd elke dag geïnspecteerd voor de vlaggegroet en de kamers en kasten ondergingen onaangekondigde inspecties. Deze controles waren de belangrijkste aanleiding om de slordigen en verstrooiden tuchtconsignes te geven, maar ze lieten ook toe opgelopen consignes te wissen als de inspectie van de kast perfect verlopen was (zie hierna). TUCHTREGIME Straffen De straffen gingen trapsgewijs van de onschuldige verwittiging tot de strenge wegzending van de school, langs de verplichte avondstudie in vervanging van de vrije tijd, het afnemen van de vrije week-end (PS = privation de sortie) en zelfs van vakantiedagen tot een maximum van vier (PV = privation de vacance). De schoolverloven van Allerheiligen, Kerst, Carnaval, Pasen en Pinksteren werden beschouwd als vakanties. De meest voorkomende straffen, namelijk de consignes werden in PS-en omgezet als men er teveel van had verzameld. De PV’s werden toegekend voor zware tuchtvergrijpen, zoals over de muur kruipen, het bevel van een meerdere weigeren uit te voeren of ook zoveel consignes gekregen te hebben, dat ze met enkele PS-en niet meer konden uitgeboet worden. Studieconsignes : deze werden opgelopen bij ondervragingen van minder dan 10 op 20. Hun aantal was omgekeerd evenredig met de behaalde punten. Tuchtconsignes : voor « stommiteiten » zoals praten in de rangen, stof of wanorde in de kast, bed slecht opgemaakt, lezen van een boek zonder toelating, te laat aankomen bij een verzameling, enz . . . (niet beperkte lijst want de cadet is zeer vindingrijk op dat gebied !) Vergunningen Van 1948 tot 1960, bestond het vergunningregime uit een week-end om de vier tot twee weken, van zaterdag 13u00, na de inspectie van de kledij voor het vertrek, tot zondag 22u00. Maar om er van te genieten mocht men niet teveel gestraft zijn (zie hierna) en om op tijd te mogen vertrekken diende men zich aan te melden in een onberispelijk uniform, zoniet betekende dit terug keren naar de kamer om de schoenen en het koper beter te poetsen. Of ook, voor diegenen die reeds wat haar op hun kin hadden, kon men teruggezonden worden om zich beter te scheren. Een beproefde techniek van de onderofficieren bestond erin zachtjes met een prop watten langs de kaak van de kandidaat-verlofganger te wrijven en als er witte pluisjes achter bleven, betekende dit een terugkeer naar de verdieping. De tussentijdse week-ends werden tot het begin van het schooljaar 1960, ingevuld met een programma van bijzondere activiteiten. De zaterdagnamiddag organiseerde men sportcompetities, culturele uitstappen, wandelingen, oefeningen in het park van Laken en ‘s avonds prive cinemavertoningen. De school beschikte over een eigen 16 mm cinemazaal, maar de keuze van de onderwerpen was streng : men vertoonde opvoedkundige filmen of cinéclub-filmen zoals de Panserkruiser Potemkin, de Fietsdief, enz . . . en dan meestal in zwart-wit. ‘s Zondags paste men een speciaal regime toe : opstaan om 07u30, ontbijt met warmechocomelk en boterkoeken, mis om 09u00. ‘s Namiddags mocht men buiten gaan, maar verplicht in uniform -24-
en van begin 14u00 tot einde 18u00 begeleid door de ouders of een persoon met hun schriftelijke toelating. Voor cadetten van wie de ouders niet beschikbaar waren en dat was het geval voor de meesten uit de provincie, waren facultatieve culturele en sportieve activiteiten voorzien. Maar het was vooral de verveling die heerste. Bij het begin van het schooljaar in 1960, waren de cadetten opgelucht en blij, toen die ingewikkelde situatie eindelijk ophield. BELONINGEN Gelukkig kende het systeem niet enkel verboden en straffen. Het voorzag beloningen en vooral het afkopen van consignes bij een « zeer goede » wekelijkse verrassingsinspectie van de kamers. De hoop bestond steeds een kleine stommiteit te kunnen uitwissen door onberispelijk gedrag. Op termijn had men twee categoriën beloningen : de eerste voor schoolprestaties en de tweede voor tuchtbesef en militaire kwaliteiten. Schoolse beloningen : de palmen die op de kraag gedragen werden waren dubbel als de gemiddelde studieresultaten beter waren dan 13/20 : dubbele rode palmen tussen 13/20 en 16/20, dubbele zilveren palmen tussen 16/20 en 18/20 en dubbele gouden palmen (p.m.) boven de 18/20. De zilveren palmen waren zeldzaam in Laken en vrij talrijk in Lier. Dat was een ander teken van de onafhankelijkheid van de school in Lier, die wilde markeren dat de « Lierenaars » beter waren dan die van Brussel en niet zoals die laatsten beweerden dat de leraars in Lier ruimer punten gaven. Gouden palmen werden nooit afgeleverd. Gedurende enkele jaren werden andere beloningen toegepast zoals erekaarten of inschrijvingen in het gulden boek. Bovendien kregen de cadetten tot in het midden van de jaren 1970, zoals in alle scholen van het koninkrijk, schoolprijzen bestaande uit wetenschappelijke boeken, toegekend aan de beste twee leerlingen van elk vak. Militaire beloningen : cadet-korporaal en cadet-sergeant Voor de goede elementen op gebied van militaire instructie en morele code en op voorwaarde dat ze hun verbintenis hadden getekend, d.w.z. ouder dan 16 jaar waren, werd de gelijkschakeling tot korporaal voorzien als het gemiddelde studieresultaat van het vorig jaar meer dan 13/20 bedroeg en tot sergeant als dit studieresultaat meer dan 14/20 bedroeg in het tweede jaar. De soldij van de korporaals en sergeanten was hoger. Deze graden werden geschrapt in 1969 onder kolonel DENBLYDEN en terug ingevoerd in 1986 door kolonel SBH PAELINCK. Ze worden dan links als zilveren staafjes op de kwartiermuts gedragen, één voor korporaal en twee voor sergeant. Bovendien werden prijzen van honderden franken toegekend aan verdienstelijke leerlingen door verschillende morele en militaire autoriteiten, door de Vereniging van Oudgedienden of door de familie van sommige peters van klassen. Verlofdagen met soldij konden eveneens verkregen worden gedurende de vakantie. Plechtigheden In de loop van het jaar waren er in het algemeen twee belangrijke militaire plechtigheden verbonden met het schoolleven. Het gaat enerzijds om, in oktober, de plechtigheid van het peterschap van de nieuwe klassen, in aanwezigheid van militaire autoriteiten, families van de peter en de nieuwe cadetten en anderzijds om de prijsuitreiking in juni. Elk jaar op 11 november, leverden de cadetten een eredetachement voor de plechtigheid aan de onbekende soldaat en bij Koningsdag op 15 november, vormden de cadetten van het laatste jaar een erehaag bij het te Deum in de kerk van Laken, in aanwezigheid van de koninklijke familie. Soms kwam daar in de loop van ‘t jaar een officieel bezoek bij of een bevelsovergave. Als er zich een uitzonderlijke gelegenheid voordeed, zoals het huwelijk van een Koning in functie, werden de cadetten natuurlijk gemobiliseerd : op die manier vormden ze in groot uniform met witte hemden en handschoenen de erehaag onder de boog van de Albertina op 15 december -25-
1960.
LICHAMELIJKE OPVOEDING EN SPORT Vermits het doel van de school erin bestond haar leerlingen te laten slagen voor het ingangsexamen van de KMS, moest men in de eerste plaats de medische onderzoeken ondergaan zoals recruten bij hun intrede. Deze onderzoeken vonden plaats bij het ondertekenen van de dienstverbintenis, enkele weken voordat men 16 jaar werd. Op gebied van lichamelijke opvoeding omvatte het weekprogramma drie uren turnen en twee uren sport. De vrije namiddag, op donderdag tot 1970 en op woendag daarna, werd eveneens besteed aan sport of drill en militaire opleiding. De beste sportieve beoordeling bestond uit de testen van het Nationale Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (NILOS), dat achteraf het BLOSO werd. De cadetten legden die proeven elk jaar af. De training moest de cadetten er vooral toe brengen, te slagen voor de moeilijkste testen van de sportproeven bij de ingangsexamen. In de eerste plaats was er de wedloop van 1000 meter halve-fond, die in minder dan drie minuten en tien seconden diende afgelegd te worden. Op de site van het kwartier Sint-Anna bestond die uit drie toeren en half van de erekoer, af te leggen in wijzerzin. In tweede plaats kwamen de armbuigingen, zonder aanloop aan de vaste staaf, waarbij een minimum van vier vereist was. Als men in het begin één of meer armbuigingen kon doen, lieten training en herhaling toe zich regelmatig te verbeteren, maar als de cadet er zelfs niet in slaagde zich één enkele keer op te trekken, dan wist de turnmeester niet tot welke heilige zich te wenden. Deze laatste test liet erg van zich horen, want deze proef was moeilijk voor de meisjes die vanaf 1978 mochten deelnemen. Vermits zwemmen geen deel uitmaakte van de ingangstesten van de KMS, werd de training hiervoor beperkt gehouden. De afwezigheid van zwembaden in de buurt speelde natuurlijk een rol. Men moest ‘s morgens vroeg met de bus naar het zwembad van Strombeek-Bever rijden, om er in het koude ochtelijk water te zwemmen. Gelukkig viel dit niet veel voor. Op sportgebied werden er verschillende teams gevormd en elke lente zag men inter-divisie competities opduiken in basketbal, handbal, tennis of een andere sport. De beste ploegen mochten aan inter-school wedstrijden deelnemen. Vanaf 1965 kwamen daar andere paramilitaire activiteiten bij, waarvoor de cadetten een standaard oefenkledij kregen bestaande uit een camouflagevest en een linnen hemdvest en broek. Er waren bijvoorbeeld een parachutisme stage bij de Paras van Schaffen of rally-oefeningen met kaartlezen en marcheren met kompas, afwisselend met culturele bezoeken. In bepaalde gevallen waren de verplaatsingen voorzien met militaire vliegtuigen of helikopters. In het algemeen waren deze oefeningen bestemd voor vrijwilligers van de eerste twee jaren en hadden ze plaats gedurende vier tot vijf dagen van het Paasverlof. Sommige leerlingen kregen eveneens de gelegenheid een vorming te volgen van onderwaterduiker in een instelling dicht bij de school. Uiteindelijk bedacht men ook een vorming als moniteur voor een vakantiekolonie of « monitoraat », hierna gedetailleerd. In 1978 werd de school langs de Robinierstraat uitgerust met een omnisport zaal, terwijl de oude turnzaal omgevormd werd tot feestzaal.
CULTURELE ACTIVITEITEN De culturele vorming is belangrijk, want zij laat de adolescenten toe om hun algemene cultuur aan te vullen en om hun geest te openen voor ruime problemen. De door de school georganiseerde culturele activiteiten bestonden in de eerste jaren uit één of twee avonden van « Jeugd en Muziek », « Ontdekking van de Wereld », een conferentie of een tentoonstelling , wanneer de geldmiddelen van de school het toelieten. Sommige activiteiten waren gebonden aan momentele omstandigheden. Bijvoorbeeld, ter gelegenheid van de Expo 58 logeerden Britse cadetten van de Duke of York’s Royal Military -26-
School gedurende twee weken van september 1958 in de school. Het jaar daarop werden een honderdtal verdienstelijke leerlingen van de klassen 56, 57 en 58, uitgenodigd voor een tegenbezoek, in Dover en Londen. Ze woonden in het uitzonderlijk kader van het kasteel van Dover een openluchtvoorstelling mee van de opera HAMLET, van SHAKESPEARE. We spreken hier niet over de activiteiten die door de cadetten georganiseerd werden ter gelegenheid van de Expo 58, maar de klassen 55, 56 en 57 vertelden onuitputtelijk over hun avonturen in « Vrolijk België », na de examens van 1958. De muren van de eerbiedwaardige school hebben wat meegemaakt in die periode! Ook de leraars hadden de mogelijkheid om bepaalde opvoedkundige of historische bezoeken voor te stellen. Op die manier zijn cadetten van het tweede jaar verschillende theateravonden gaan bijwonen in de Vlaamse schouwburg te Brussel, op initiatief van VAN VLIERDEN, leraar Nederlands in de Franstalige Divisie. Er grepen eveneens culturele bezoeken plaats aan verschillende steden van het land. Met de geschiedenis leraren greep een georganiseerde uitstap plaats naar de landingstranden van Normandië in 1944. Wanneer in verschillende klassen enkele jonge musici aanwezig waren, kon een klein kamerorkest gevormd worden, met de versterking van amateur pianisten of violisten, onder de leraren of het kader of nog in de families hiervan. Dan konden muzikale avonden georganiseerd worden op school en soms zelfs buiten de instelling. Maar dit alles was eerder geïmproviseerd en schommelde fel en dus moest men trachten een meer systematische organisatie op poten te zetten. Dit is hetgeen kolonel DENBLYDEN deed in 1970 en 1971, door elk jaar in de winter een liefdadigheidsactiviteit in te voeren. Het ging bijvoorbeeld om een deelname van de cadetten aan de « Operatie 11.11.11 » of aan de « Kerst voor minder bedeelde kinderen », in samenwerking met de stad Brussel. In de lente organiseerde men een culturele week onder de vorm van een thematische tentoonstelling, met name de « Blik op wetenschap en cultuur – Regard sur la science et la culture » in 1970 en 1971. Het niveau van die evenementen werd opgetild door de aanwezigheid van prinses Paola het eerste jaar en door die van Koning Boudewijn de tweede keer. De volgende jaren veranderde het onderwerp en interesseerde men zich voor onze provincies met de tentoonstellingen « Blik op onze provincies – Regard sur nos provinces ». Men hield ook een boekenbeurs en men organiseerde drie of vier conferenties en een welsprekenheidstornooi waaraan ook scholen van de omgeving deelnamen. Toen de Afrikaanse divisie nog aanwezig was, werd er eveneens een tentoonstelling gehouden van Afrikaanse kunst en bezienswaardigheden. Er werden ook uitwisselingen georganiseerd met de analoge Franse school « Le Prytanée militaire » van « La Flèche » in de Sarthe. Laten we ook de organisatie noteren van de lenteconcerten, waaronder die van 1984 ten voordele van het fonds « Generaal ROMAN ». Er waren eveneens de danslessen die georganiseerd werden voor de Militaire School, maar waar de leerlingen van het laatste jaar ook toegang toe kregen. Bij de gelegenheid van de 150 ste verjaardag van de grondwettelijke eedaflegging van onze eerste vorst Leopold I in 1981, vatte de commandant van de school, JANSSENS DE BISTHOVEN, de idee op om een gesponserde mars te organiseren van 153 km, gaande van De Panne tot Brussel, langs dezelfde weg die ons eerste staatshoofd volgde toen hij in het jonge België toekwam. Deze mars omvatte vijf etappes van ongeveer 30 tot 35 km elk en ze werd begeleid door een bus met een tentoonstelling die deze historische reis verduidelijkte. Prins Laurent die op dat ogenblik leerling van de school was nam er aan deel met zijn klas. Schoolvakanties Laten we er aan herinneren dat de schoolvakanties van juli en augustus in huishoudelijke kring werden doorgebracht. Toch werden tijdens deze periode activiteiten georganiseerd op basis van vrijwilligheid. We noteren de eindestudiereis in juli 1948, waarbij de cadetten onze troepen in bezet Duitsland bezochten. Daar hadden ze de grote eer om te defileren voor de generaal -27-
KOËNIG. Er was eveneens de reis naar England in 1959 en verschillende andere achteraf. Vanaf 1972, werd het een jaarlijkse optie voor de leerlingen van het vijfde jaar, om een vijftiental dagen door te brengen in een vakantiekamp te Solenzara in Corsica. Het transport werd georganiseerd met een C130 van de Luchtmacht. Alhoewel het verblijf zich tot vrijwilligers richtte, nam elk jaar toch ongeveer een 120 cadetten eraan deel. Gedurende een tiental jaren, van 1975 tot 1985, organiseerde men voor de cadetten van het laatste jaar, tijdens het Paasverlof eveneens een reis naar Rome. De kosten voor deze reis waren allesbehalve verwaarloosbaar en toen zich donkere wolken vertoonden boven de school, was het deze « extra » die als eerste verdween.
DE CADETTEN EN DE INFIRMERIE Zoals in alle Belgische kazernes, moet de vraag voor een medisch onderzoek geformuleerd worden bij het ochtendappel. De ziekenlijst dient zowel om de afwezigheid van een cadet bij de vlaggegroet te rechtvaardigen, als om de infirmerie toe te laten haar werk te organiseren en de cadetten vrij te geven voor het begin van de lessen. Het medisch onderzoek verliep normaal van 07u00 tot 08u00 en de meeste gewone « bobo’s » werden behandeld door het personeel voor de aankomst van de dokter. Voor jongeren van 15 tot 19 jaar betrof het vooral verstuikingen, verkoudheden, keelpijn, tandproblemen, keelontstekingen of griep, maar zelden een ernstiger ziekte. De aspirines, BMA pastilles en de eucalyptol siroop werden onbeperkt verdeeld. De dokter onderzocht de duidelijk zieken en moeilijke gevallen en ondertekende verder de diagnoses van zijn personeel. De commentaar die in het schrift van de zieken genoteerd werd, ging van « verzorgd » tot « gehospitaliseerd » en liet ook diverse vrijstellingen toe zoals, schoenen dragen, marcheren in rang, turnlessen bijwonen, een opname in de infirmerie of een raadpleging in het militair hospitaal (MH). In dat laatste geval kreeg de cadet een gele consultatiekaart voor het MH, die door betrokkenen als een soort sesam beschouwd werd voor een kleine uitstap in de stad. Meestal ging het om een raadpleging bij de tandarts en voor wie niet te bang was voor de militaire tandartsen was dit een gouden tip, want de behandeling van cariës vergde drie tot vier zittingen, met telkens een wandeling van een ganse voormiddag. De tramreis van Laken naar het hospitaal in de Kroonlaan, duurde een uurtje. Alhoewel de cadetten in het hospitaal absolute voorrang kregen moest men toch op twee-en-half tot drie uren rekenen alvorens men terug op school was. Als men om 08u30 vertrok, nadat men zich omgekleed had in uitgangsuniform, was men logischerwijze pas terug tegen het middagmaal. Besluit : geen les die voormiddag. De cadetten van Lier verplaatsten zich slechts op bepaalde dagen, gezamelijk naar het militair hospitaal van Antwerpen en dit duurde eveneens een halve dag. De infirmerie van de cadettenschool was de plaats waar talrijke generaties cadetten gevaccineerd werden. Zoals alle rekruten kregen de cadetten een batterij militaire vaccinaties : tetanus, cholera, enz. In 1958 gebeurde dat per klas : de cadetten werden naast elkaar opgelijnd met een naald ingeplant in de rug ter hoogte van het schouderblad. De meervoudige vaccinatie werd met drie tot vier opeenvolgende inspuitingen verricht, waarbij elke grote spuit telkens op de naalden geschroefd werd en terug afgeschroefd. Door de sterke overheersende geur van het ontsmettingsmiddel, gebeurde het wel meer dat een cadet flauw viel alvorens de spuit in de rug te krijgen. Een andere anekdote toont het misbruik aan dat die raadplegingen in het MH konden betekenen. Er was een cadet die de stof voor een aangekondigde ondervraging niet ingestudeerd had. De bepaalde dag schrijf hij zich ‘s morgens vroeg in voor het medisch onderzoek. Bij de ontvangst door de dokter simuleerde hij een stekende buikpijn en speelde zijn rol zo overtuigend dat hij voor een consultatie naar het hospitaal werd gestuurd. Hij werd er opgenomen, gehospitaliseerd, van alle kanten onderzocht en na meerdere radiofotografiën, werd hem ‘s namiddags meegedeeld dat zijn geval ernstig was en dat hij ‘s anderdaags zou geopereerd worden. Onze bedriegende cadet werd in zijn eigen spel meegesleurd. Hij zag zich reeds op de operatietafel, om in zijn ingewanden te laten snijden voor een zoektocht naar dat kleine stukje -28-
vlees dat bovendien in perfekte staat was. Die nacht belette het koud zweet hem te slapen. Het ging duidelijk om opgezet spel van het medisch personeel dat hem doorzien had, want ‘s anderdaags aanvaardde men zonder veel problemen dat hij geen enkele pijn meer voelde, dat er op de radiografiën niks te zien was en dat hij genezen terug naar zijn eenheid mocht keren. Het toppunt was dat de gevreesde ondervraging een week uitgesteld werd.
-29-
-30-
HOOFDSTUK 3 EEN RESEM HERVORMINGEN HET MONITORAAT De invoering van het « Monitoraat » als ondersteuning van de opleiding verstrekt aan de Koninklijke Cadettenschool is de verdienste van kolonel DENBLYDEN (1969-1972). Met verloop van de tijd had men opgemerkt dat, ondanks de kwalitatieve sportieve en fysieke opleiding gegeven in de school, er een niet onbelangrijk en dus zorgwekkend aantal leerlingen mislukten tijdens de psychotechnische proeven opgelegd aan alle kandidaat officieren, dienstplichtigen incluis. Was het een gebrek aan maturiteit of een ander onvermogen, er dient gezegd dat sommigen een of twee jaar later wel slaagden in deze proeven. In het verleden werd wel getracht scouting activiteiten te integreren in het schoolprogramma maar dit was moeilijk te verzoenen met de bestaande verlofregeling. De activiteit kon dus enkel op vrijwillige basis doorgaan en bleef dus beperkt tot de groep Brusselse cadetten. De opleiding tot monitor is een vorming tot vakantiekampmonitor en wordt in een periode van twee jaar gegeven onder toezicht van het Bestuur voor Jeugdvorming (BJV) en de Service National de la Jeunesse (SNJ). Gezien de goede omkadering waarover de cadetten beschikken kon deze opleiding beperkt worden tot één jaar. Ze wordt gegeven tijdens het tweede jaar, dit komt overeen met het vijfde jaar in de moderne nummering. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen bedraagt 15 tot 16 jaar. De bedoeling is hen toe te laten om, op hun leeftijd en op hun niveau, een ervaring in leiderschap op te doen die dicht bij het scoutisme ligt tijdens de vrijetijdsactiviteiten van jonge mensen. De werkelijke opleiding bestaat uit theoretische lessen gegeven tijdens drie periodes van vijf dagen gedurende de schoolverloven (Allerheiligen, Kerst en Carnaval) en eindigt met een praktische stage van twee weken in juli/augustus in een vakantiekamp naar keuze in België, De Bondsrepubliek, het Groothertogdom of in Frankrijk waar de cadetten dienst doen als monitor. Om deze vorming te verwezenlijken deed de school beroep op de twee hierboven genoemde jeugddiensten (BJV en SNJ) maar het concept en de algemene leiding waren initieel in de handen van de socio-culturele dienst (OSC) van de school en in het bijzonder van de commandant Hubert RYELANDT die de vorming controleerde gedurende de elf jaren van zijn tegenwoordigheid in de school. Vervolgens werd deze opleiding toevertrouwd aan Top Vakantie en Vacances Vivantes voor de cadetten in Laken, terwijl de afdeling in Lier zich richtte tot de vereniging Don Bosco. Alle cadetten uit deze periode herinneren zich deze vorming en voornamelijk de bijhorende stage als de meest verrijkende ervaring uit hun cadettenbestaan.
ADMINISTRATIEVE EVOLUTIE EN ZWAKKE REORGANISATIEPOGINGEN
Vanaf 1949 deelt de Koninklijke Cadettenschool het noordelijk gedeelte van het kwartier Sint-Anna met de Voorbereidende School voor Onderluitenanten (VSOL). De schoolcommandant beschikt buiten zijn staf, over een hoofdofficier, commandant van de VSOL, en twee lagere officieren, divisiechefs. Elke divisie heeft het niveau van een compagnie. 1955 De situatie wordt ingewikkelder in 1955 wanneer twee regionale subdivisies geopend worden te Lier. Een speciale staf wordt geopend te Lier met als taak enerzijds de nieuwe school te organiseren en anderzijds de voorbereidingen te treffen voor de opening van de Waalse subdivisie. De Cadettenschool heeft dus twee chefs, een in Lier en een in Laken ! Deze situatie bevordert natuurlijk de onafhankelijkheidsgeest van de school van Lier, hetgeen dikwijls resulteert in een geest van tegenstelling of verzet. - 31 -
Aan deze moeilijkheden komt een einde in 1959 wanneer het specifieke rekruteringsregime van Lier voor iedereen geldt en omdat het commando voor het geheel gecentraliseerd wordt te Laken. Voor Laken betekent Lier een bijkomende ver afgelegen compagnie. Voor Lier echter betekent dit het einde van de “splendid isolation” en dus van de onafhankelijkheid. De commandant van de VSOL is tegelijkertijd ook tweede commandant en commandant van het kwartier Noord te Laken. Met de tijd werden meerdere reorganisatiepogingen ondernomen met als doel de werking te rationaliseren of te optimaliseren zowel op het vlak van de administratie als op dat van het onderwijs. Te noteren valt dat gewoonlijk, een reorganisatie enkel beschouwd wordt wanneer het Ministerie van Landsverdediging of de Generale Staf besparingen wil verwezenlijken en dat in dat geval de scholen meestal het eerst geviseerd worden. 1961 In 1961 zette de wil tot besparing aan na te gaan of de cadetten in Laken gecentraliseerd konden worden. Vanwege de Vlaamse senatoren en volksvertegenwoordigers volgde, over alle partijen heen, een storm van protest die zich - via de pers en andere middelen - met hand en tand verzetten om de sectie in Lier te behouden. Deze bezuinigingspolitiek had de afschaffing van de Centrale School van Sint-Denijs-Westrem tot gevolg en haar integratie in de Cadettenschool, één helft in Laken en één helft in Lier. De Cadettenschool werd hierdoor versterkt. 1962 Later, bij de opening van de Afrikaanse divisie en de aankomst van de twee toegevoegde afdelingen wordt de staf versterkt door twee hoofdofficieren adjunct. De ene staat aan het hoofd van de drie Franstalig divisies (cadetten, Toegevoegde afdeling, Afrikanen), de andere van de drie Nederlandstalige divisies (cadetten van Laken, cadetten van Lier, Toegevoegde afdeling). Ook de school van Lier krijgt een hoofdofficier om het bevel ter plaatse te voeren, alsook om als studiedirecteur te fungeren. 1968 Een andere nogal aarzelende hervorming vond plaats in 1968/1969 en had tot doel de twee divisies van de Nederlandstalige cadetten te rationaliseren. Men bedacht eerst om de studiekeuzes per locatie te hergroeperen. Een van de vijf mogelijkheden bestond er bijvoorbeeld in de Latijn-Wiskundige richting in Laken te concentreren, de richting Wetenschappelijke B zou op een locatie naar keuze behouden worden, terwijl men voor de grootste groep, de Wetenschappelijke A, één klas zou behouden op iedere site. Voor het honderdtal instromende leerlingen per jaar zou men tot een verdeling komen van 25 leerlingen per klas. Een andere variante bestond in de richting Wetenschappelijk B enkel op te richten vanaf het tweede jaar, zoals het al gebeurde in de drie divisies cadetten. Deze verschillende voorstellen werden fel afgeraden omdat - alhoewel ze enkel leidden tot een kleine besparing van een of twee leraarsposten - ze zouden uitmonden in overvolle klassen en in een onevenwicht tussen de twee scholen wat een nadelige invloed zou hebben voor de rekrutering van de Vlaamse cadetten. De andere mogelijke oplossing bestond in het opdoeken van de school van Lier, het heropstarten van een soort centrale school voor de Intermachten te Lier met de cadetten in Laken en tenslotte de splitsing in twee eentalige scholen (N te Lier, F te Laken) zoals het voor de oorlog het geval was. Het besluit van deze omvangrijke studie was dat enkel het opdoeken van de Grieks-Latijnse richting weerhouden werd, terwijl de richting Wetenschappelijke B verder georganiseerd werd vanaf het tweede jaar. 1972 De twee eerst geciteerde mogelijkheden die hierboven vermeld werden kwamen terug ter sprake in 1972 toen de Generale Staf besloot 30 tot 50% van het personeel van de Intermachten eenheden en scholen op termijn te reduceren. De schoolcommandant maakte hier een einde aan door te bevestigen dat de enige doeltreffende oplossing erin bestond de twee scholen in Laken samen te voegen maar dat deze oplossing onmogelijk was voor redenen die buiten Defensie - 32 -
lagen. Hij stelde voor zich tevreden te stellen met een vermindering van een twaalftal personeelsleden in de school van Lier. 1982 In 1982 moest de divisie Intermachten van Lier overgeplaatst worden naar Laken. De overgang werd gepland voor september 1983. Naar het schijnt zijn de stevige reacties van de ouderverenigingen, gesteund door de lokale mandatarissen, erin geslaagd de Generale Staf bakzeil te doen halen 1987 De sluiting van de school van Lier en de overplaatsing van al de leerlingen naar Laken werd beslist in augustus 1987 en moest ingaan in september 1988, de samensmelting van de twee lerarenkorpsen incluis. Deze beslissing was perfect gefundeerd op administratief vlak omdat een Koninklijk Besluit van 1959 aan de Minister van Landsverdediging de mogelijkheid gaf om een of meerdere regionale subdivisies aan te hechten aan de zetel van Laken. De schoolcommandant van Lier vernam deze beslissing begin september 1987 maar de krachtige reactie van de Vlaamse politieke middens leidde de Generale Staf ertoe deze beslissing terug te trekken in november. HERVORMINGEN IN HET ONDERWIJS De lessen gegeven in de Koninklijke Cadettenschool zijn sedert 1919 conform aan het lessenpakket van het traditioneel secondair onderricht en betreft enkel de hogere cyclus. Wat de Cadettenschool betreft zijn het enerzijds de klassieke humaniora met de richtingen GrieksLatijnse en Latijns-Wiskunde en anderzijds de moderne humaniora met de richting Wetenschappen. Teneinde de homologatie van de humaniora diploma’s te bekomen voor de leerlingen, eerbiedigde de school nauwgezet de richtlijnen van Nationale opvoeding of van de Taalgemeenschappen betreffende de lessenroosters of de inhoud van de lessen en onderwierp ieder voorstel van aanpassing of van hervorming aan hun toets. Te noteren valt dat in 1955 de schoolcommandant, kolonel DE DACK, toegaf niet volledig te voldoen aan de eisen van Nationale opvoeding op het gebied van de programma’s, in het bijzonder voor de lessen biologie. Hij besliste daar zonder dralen aan te verhelpen. De jaren 1960 / 70 Het Schoolpact van 1958 had een grotere diversiteit aan vormingen ingevoerd en het einde ingeluid van de oppermacht van de klassieke talen met de afschaffing van de verplichte kennis van het Grieks om aan de universiteit studies te volgen voor arts of apotheker. Het gevolg was snel merkbaar in het wegvallen van kandidaten voor deze richting die dus verdween bij gebrek aan leerlingen. Dit was het geval in 1962 voor de Franstaligen waar de laatste Grieks-Latijnse klas plaats vond in 1957-1960 en slechts drie leerlingen telde. Deze richting verdween voor allen in 1971 daar de laatste Nederlandstalige Grieks-Latijnse klas binnenkwam in 1968. In de moderne humaniora werd slechts de richting Wetenschappen georganiseerd van 1947 tot 1966. Het vak wiskunde omvatte enkel het niveau “sterke wiskunde”. Daar de lessenroosters van de richtingen Latijn-Wiskunde en Wetenschappelijke identiek zijn op het Latijn na, was de richting Latijn-Wiskunde de zwaarste wat het aantal lessen betreft. Men overwoog dat het overdreven was alle leerlingen, sterk of minder sterk in wiskunde, te vormen met het oog op de ingangsexamen van de sectie polytechniek van de K.M.S. terwijl meer dan de helft van deze leerlingen zich zeer goed plaatsten maar wel in de sectie “Alle Wapens” of in andere richtingen zoals de Rijkswachtschool of in de vormingen van industriële ingenieurs. Voor de Cadettenschool vertaalde deze aanpassing zich, midden de jaren 1960, in de oprichting van de richtingen Wetenschappelijke B voor de leerlingen van het tweede jaar en van het eerste jaar vanaf de klassen 1963-1966 te Lier. Voor Laken was dit respectievelijk in 1964 en in 1966 voor - 33 -
de Franstalige divisie en twee jaar later voor de Nederlandstalige divisie. Dit liet toe het gewicht van de wiskundelessen te verminderen voor de kandidaten “Alle Wapens” of gelijkgestelde. Men bereikte de toestand dat - afgezien het aantal gerekruteerde leerlingen (tussen 45 en 55) in iedere divisie en voor de drie klassen - deze klassen een vijftiental leerlingen telden in de twee laatste jaren. Dit benaderde een pedagogisch ideale toestand. In de praktijk stelde men vast dat deze aanpassing perfect werkte : de leerlingen uit de secties LatijnWiskunde hadden meestal toegang tot de polytechnische afdeling van de KMS of tot de medische studies, wat ook kon gezegd worden voor de helft van de leerlingen uit de Wetenschappelijke A, terwijl dezen uit de Wetenschappelijke B behoorlijk presteerden in de toegang tot de andere officiersvormingen. De jaren 1980 Het vernieuwde onderwijs of het type II werd officieel ingevoerd in 1971. Het ligt in de lijn van de andere onderwijstypes en bestaat uit drie cycli van twee jaren : observatie, oriëntatie en beslissing. De hoofddoelstelling was een antwoord te bieden aan de kritiek die van oudsher gericht was tegen het traditioneel onderricht of het type I, waarbij verweten werd dat het een te groot belang hechtte aan het klassieke onderwijs alsook een te vroegtijdige keuze van de studierichting verplichtte, met een gebrek aan overstapmogelijkheid tussen de richtingen. Enerzijds biedt het vernieuwde onderwijs een antwoord op deze kritiek door een grote keus toe te laten tussen de oriëntaties en de opties maar anderzijds vergt het een belangrijke vermeerdering der middelen op het gebied van de pedagogische begeleiding. Het onderricht aan de Cadettenschool bleef van het traditioneel type (type I). Nochtans werd in 1982 een poging tot hervorming ondernomen voor de klassen die binnen kwamen in 1981 teneinde hen meer opties toe te laten tijdens de twee laatste jaren. Een bijkomende richting “ Latijn-Wetenschappen “ werd geïntroduceerd voor diegenen die het Latijn niet wilden laten vallen wanneer ze wensten of moesten overstappen naar de Wetenschappelijke B. Deze richting is identiek met de Wetenschappelijke B met het vak Latijn als toemaat. De nieuwe formule omvatte vier richtingen : Latijn-Wiskunde, LatijnWetenschappen, Wetenschappelijke A en Wetenschappelijke B. Een optie moderne talen (Duits) werd ingevoerd maar enkel ten voordele van de Wetenschappelijke B. Ondanks alles bleven er enkele incoherenties bestaan en vooral een groot verschil in aantal lessen tussen de secties. Ze varieerden tussen de 36 en 45 lesuren per week. Het was deels om deze afwijkingen te verwijderen dat de vernieuwing van de structuur van het onderricht bestudeerd en verwezenlijkt werd in 1986-1987. De minimum eisen van Nationale opvoeding moesten in overeenstemming gebracht worden met de hoge eisen die de voorbereiding tot de officiersscholen stelden op het gebied van wiskunde, van de eerste en van de tweede taal alsook van de lichamelijke opvoeding. Te meer dat de verbreding van de voorgestelde opties en een gelijkstelling van de last van de lesuren hoog op de wenslijst stonden. Het weerhouden rooster bevatte 41 lesuren per week verdeeld over de zes studierichtingen gevormd door de combinatie van wiskunde A en B met de drie opties Latijn, wetenschappen en moderne talen. Samengevat zijn de kenmerken van dit rooster : een gemeenschappelijk deel (27 lesuren: 67%), twee niveaus wiskunde (A en B, 10 lesuren : 25%) en de opties (4 lesuren : 10%). Deze hervorming werd bestudeerd tijdens het commando van kolonel SBH PAELINCK, ten experimentele titel uitgevoerd door zijn opvolger en bevestigd gedurende het academisch jaar 1986-1987 en het jaar daarop, mits kleine aanpassingen. In de werkelijkheid kon ze niet echt geëvalueerd worden door de beslissingen die twee jaar later genomen werden en die leidden tot de sluiting van de school in 1991. DE JONGE MEISJES IN DE INTERMACHTEN IN 1980 De wettekst die aan de basis lag van de verplichte gemengdheid werd gestemd in 1973 en voorzag binnen een periode van vijf jaar de gelijkschakeling van man en vrouw in alle - 34 -
beroepsactiviteiten. Deze tekst opende de deur voor vrouwelijke loopbanen in het leger, zoals in de andere beroepen. In werkelijkheid werden er vrouwen gerekruteerd in 1978. In een eerste tijd werden alle redenen, goede of slechte, gezocht om de toegang van de vrouwen te beperken of te verhinderen in “edele” militaire functies zoals de gevechtseenheden, de para-commando’s, de jachtvliegtuigen of het pantserwapen, hopende de dames op te sluiten in logistieke, administratieve of medische functies. Men moet weten dat het militair personeel, niet officier, verdeeld wordt in vier “profielen” tijdens de rekruterings- en selectietesten. Deze gaan van het profiel Nr 1 van de super taaie Rambo, goed voor de commando’s en andere speciale eenheden, tot profiel Nr 4 enkel geschikt om in een achterwaarts depot ingezet te worden. Het leger rekruteert enkel personeel met de profielen 1 en 2 maar aanvaardt een verlaging tot profiel Nr 4 tijdens de loopbaan in functie van de risico’s van het leven zoals kwetsuren, ongevallen of gezondheidsproblemen die de militair gekend heeft. Lager dan het profiel Nr 4 wordt het de afkeuringscommissie en de terugkeer naar het burgerleven. Het leger rekende op dit systeem om de vrouwen in de zwakke profielen te houden en ze aldus op afstand te houden van de “edele” militaire functies! Helaas, sommige meisjes profileerden zich op het niveau 1! De Koninklijke Militaire School was ook betrokken bij de openstelling van de officiersloopbaan voor de vrouwen. Dit was het geval in 1978, maar de eerste moeilijkheden boden zich aan tijdens de fysieke testen van de toelatingsexamens. Immers, de vereiste vier armbuigingen lieten toe praktisch alle vrouwelijke kandidaten uit te sluiten. Het is reeds lang geweten dat de biceps van de mannelijke individuen sterker zijn dan deze van de vrouwen in het menselijk ras en gedurende generaties had men zich niet bezorgd gemaakt over deze verschillen. Het gevolg was dat de fysieke criteria moesten herzien worden! Er volgde een langdurige polemiek over het al dan niet verlagen van de fysieke criteria tijdens de ingangsexamens in de naam van de gelijkheid tussen man en vrouw, waarbij de critici vreesden dat dit de fysieke prestaties van alle officieren zou aantasten ! In 1980, na een «laatste slag” werden de fysieke vereisten aangepast (naar beneden) tot grote tevredenheid van (bijna) allen. Over deze controverse werd later met geen woord meer gerept! Gedurende deze tijd hadden de divisies Intermachten van de Koninklijke Cadettenschool zich voorbereid om de vrouwelijke kandidaten te integreren. Dit koste enkele aanpassingen aan de lokalen voor douches en sanitair alsook de versterking van enkele tussendeuren in de vleugels met de slaapzalen. Vanaf 1980 deed het vrouwelijke geslacht zijn intrede in de Intermachten divisies en werd er opgeleid. Het aantal vrouwelijke leerlingen was echter laag in het begin : van 1980 tot 1987 tellen we per jaar respectievelijk: 5, 0, 1, 3, 3, 3, 9 et 4 leerlingen (zie Tabel 2). Er valt te noteren dat men nog minimum drie jaar moest wachten vooraleer de eerste vrouwelijke onderofficieren hun opleiding zouden beëindigen en beschikbaar zouden zijn om de jonge vrouwen van de Intermachten te omkaderen. Datum
F
N
1980
2
3
1981
-
1982 1983 1984 1985 1986 1987
1 1 1 2 1
Datum F
N
Datum
F N
Datum
F
N
1988
4
8
1996
-
1989
-
8
1997
1 8 0 3 11
2004
8
2 3 2 7 3
1990 1991 1992 1993 1994 1995
4 2 6 3 11 2 5 9 12 10 10
1998 1999 2000 2001 2002 2003
5 9 4 3 9 7
2005 2006 2007 2008 2009 2010
1 0 7 8 8 3 5
11 13 8 6 7 9
Tabel 2 : Aantal vrouwelijke Intermachten sedert 1980
- 35 -
3 5 5 6 5
Gemiddeld waren er maar een gering aantal meisjes in het leger, hun aantal overtrof nooit 15%. De initiële verwachtingen van een honderdtal jonge meisjes voor de divisies Intermachten werden nooit gehaald. Het effectief aan vrouwen varieerde tussen een tiental en een twintigtal meisjes per jaar voor de twee divisies samen.
1987 : DE VROUWELIJKE CADETTEN KOMEN
ER AAN
!
Tijdens de studies die leidden tot de vervrouwelijking van de divisies Intermachten, was het voor iedereen klaar dat de divisies cadetten geenszins betrokken waren. Inderdaad, de wet bepaalde enkel een verplichte gemengdheid in het beroepsleven. Daar het onderwijs in de cadettenschool van het algemene type was, was de gemengdheid niet formeel opgelegd. Het gehele vernieuwde onderwijs paste de regels van gemengdheid echter toe en het katholieke onderwijs deed het ook vanaf 1980. Politieke druk kwam op om de cadettenschool ook in deze algemene richting van openheid en gelijkheid te duwen. Wat meer was, de ervaring opgedaan met de vervrouwelijking in al de sectoren was goed, de aanvankelijke polemiek was opgehouden en dus waarom de Koninklijke Cadettenschool verder buiten deze evolutie houden ? De studie die bij de hervatting in 1986 dringend gevraagd werd aan de schoolcommandant leidde snel naar gelijklopende conclusies als deze die enkele jaren voordien geleid hadden tot de integratie van de meisjes in de Intermachten divisies. Enkele aanpassingen aan het sanitair en een nieuwe kleedkamer in de sporthal moesten voldoende zijn in Laken daar de slaapzalen voorzien voor de Intermachten gemakkelijk 72 meisjes konden herbergen. Ook moest het kader versterkt worden met drie vrouwelijke onderofficieren en een tweetalige vrouwelijke turnlerares moest gerekruteerd worden. De infrastructuurwerken liepen nochtans op tot meer dan een miljoen frank maar waren tijdig verwezenlijkt voor de hervatting in september 1987. Er werd beslist de vrouwelijke cadetten te Laken te concentreren, daar voor de adaptatie van de kazerne te Lier een nieuw gebouw nodig was voor de slaapzalen en dit onevenredig hoge kosten zou veroorzaken. De komst van de vrouwelijke cadetten te Laken eiste de herziening van enkele artikels van het reglement van inwendige dienst, zoals bijvoorbeeld dit dat de volledige scheiding oplegde tussen de cadetten en de leerlingen van de Intermachten. Immers de slaapzalen van de meisjes waren gegroepeerd. Wat meer is, het klein aantal meisjes had tot gevolg dat de nabijheid van de meisjes van verschillend taalregime in aangrenzende kamers veel groter was dan die ooit geweest waren bij hun mannelijke collega’s. Voor hen betekende dit een bijkomend voordeel. Klas 1987 / 1990 In F N Totalen
8 16 24
Tot. in 6e
15
Mislukt 4e 3 3 6
Mislukt 5e 1 2 3
Klas 1988 / 1991 In 7 18 25
Mislukt 4e 2 2
Mislukt 5e 4 4
19 Tabel 3 : Twee jaar vrouwelijke cadetten
De maximale bezetting werd bereikt in 1988/1989 te Laken met 43 vrouwelijke cadetten (12 F en 31 N) en 4 Franstalige Intermachten, terwijl er zich 8 Nederlandstalige Intermachten bevonden te Lier. ONGELUKKIGLIJK DUURDE DIT NIET LANG ! - 36 -
HOOFDSTUK 4 SLUITING VAN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
DE BESLISSING TOT SLUITING In 1989 stelde de Minister van Landsverdediging, op voorstel van de Chef van de Generale Staf, maar zonder samenspraak met de verscheidene actoren, het project van de afschaffing van de Koninklijke Cadettenschool voor aan de Ministerraad. Dit project werd op 17 maart 1989 aanvaard. Er werd benadrukt dat de divisies Intermachten, onder gecentraliseerd commando, in Laken behouden zouden blijven. De cadetten konden de aangevangen middelbare cyclus wel beëindigen, maar de rekrutering werd stopgezet en 3.000 nieuw gedrukte informatiebrochures voor de families alsook de affiches voor de rekruteringscampagne van 1989 werden vernietigd. De Koninklijke Cadettenschool sloot definitief haar deuren op 30 juni 1991. Op die datum verzamelden 1.500 oud-cadetten op het ereplein van het kwartier Sint-Anna te Laken om deel te nemen aan de een afscheidsceremonie van de laatstejaarscadetten. De perscampagnes hadden ditmaal een positief resultaat voor de school van Lier die verder de Nederlandstalige leerlingen van de divisie Intermachten (IMA) mocht opleiden tot in 1998, jaar van de definitieve overgave van het kwartier DUNGELHOEFF aan de gemeentelijke administratie. Nadien werden ze ondergebracht te Laken onder de naam VDKMS / DPERM (Voorbereidende Divisie voor de KMS / Division Préparatoire à l’ERM ) tot in 2006, jaar waarin ze naar de campus Saffraanberg werden getransfereerd. Het kwartier Sint-Anna werd overgemaakt aan de Regie der gebouwen en omgebouwd tot school ten voordele van de Europese ambtenaren. ZESENVEERTIG JAAR IN ENKELE CIJFERS
In plaats van lang na te kaarten over de diepere of andere oorzaken die geleid hebben tot de afschaffing van de formule “cadet” van deze bijna honderdjarige school, denken we dat het beter is de toegangscijfers tot de Militaire School te bekijken omdat daar in werkelijkheid het echte hoofdobjectief lag van de oprichting van de Cadettenschool in 1897. Tabel 4 is een uittreksel van de numerieke gegevens samengebracht in de bijlage 5. Dit uittreksel bevat de gegevens vanaf 1958 dat overeenkomt met de cadetten binnengekomen in 1955, jaar van de uitbreiding van de rekruteringsvoorwaarden van deze cadetten. Het bevat ook de uitslagen voor de “toegevoegde” scholen of de Intermachten. Datum 1958 1959 1960 1961 1962
Cad. Toeg. 69 15 (1) 61 84 77
14 (1) 14 (1) 15 (1)
1963 1964 1965
78 60 69 55
13 (1) 7 13 9
1966
71
19
(1) (1)
Datum Cad. 53 1967
IM 11
59 72 43
11 8 11
1972 1973 1974
70 62 59 52
17 15 15 18
1975
59
26
1968 1969 1970 1971
Datum Cad. 48 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983
IM 39
71 62 56
29 27 40
62 44 71 64
35 59 40 35
Centrale School
Tabel 4 : Aantal kandidaten toegelaten in de KMS - 37 -
Datum Cad. 60 1984
IM 45
67 61 54
59 54 57
1989 1990 1991
57 39 39 47
55 47 59 71
1992
--
51
1985 1986 1987 1988
Aan de Tabel 4 kunnen ook de resultaten van de toelatingsproeven van de leerlingen uit de Intermachten divisie aan de KMS voor de jaren 1991 tot 2005 toegevoegd worden. Deze getallen zijn : 71 in 1991 en verder 51, 62, 57, 60, 69, 58, 67, 81, 83, 73, 46, 61, 67 en om te besluiten 56 in 2005. Te noteren valt dat universitaire loopbanen ten voordele van het Leger ook tot de objectieven behoren van de school. Een tiental cadetten per jaar kiezen voor deze richting. In bepaalde gevallen worden deze leerlingen opgenomen in die cijfers hierboven vermeld maar enkel wanneer ze zich ook batig gerangschikt hebben in het toelatingsexamen, wat niet systematisch ieder jaar het geval was. Zoals dikwijls het geval is met tijdelijke reeksen handelend over menselijke en sociale fenomenen, is de analyse niet eenvoudig te maken. Het is inderdaad zo dat de resultaten jaar na jaar verschillen en dit soms in zeer grote mate. Men moet zich beperken tot de analyse van de tendensen en de jaarlijkse schommelingen in zaagtandvorm weggommen. Na de uitstekende resultaten tijdens de beginjaren 1960 (84 toelatingen in 1960) stelt men een lichte terugloop vast en het gemiddelde blijft bijna onveranderd staan op 58 cadetten gedurende ongeveer twee decennia. Vervolgens is de val tijdens de laatste jaren zeer opvallend (slechts 39 toelatingen in 1989 en 1990). Daarentegen stelt men vast dat de divisies Intermachten, die tot in 1975 “vegeteerden” met minder dan 20 toelatingen per jaar, steil stegen om zelf deze van de cadetten te overtreffen tijdens de laatste jaren. Men merkt op dat de beperking van de studies tot één jaar vanaf 1978 geen negatief effect schijnt te hebben, wel integendeel. In de praktijk heeft deze beslissing bewezen dat ze volledig terecht was. Er dient gemeld dat de Koninklijke Militaire School op dit ogenblik, eind van de jaren 1970, rekruteringsmoeilijkheden had door de aankomst van de eerste burgerkandidaten uit het vernieuwd middelbaar onderwijs. Dit leidde naar de verplichte verlaging van het niveau van de toelatingsproeven vanaf 1982. Hetzelfde gebeurde, maar voor andere redenen, met de fysieke proeven. Zou dit een mogelijke uitleg zijn voor de goede resultaten van de divisies Intermachten van de jaren 1980 ? Deze omstandigheden staan wel in schril contrast met de toelatingsresultaten van de cadetten die tijdens deze periode niet, zoals te verwachten, met een sprong de hoogte ingegaan zijn alhoewel zij nog steeds in het traditionele onderwijssysteem zaten. Wat men kan besluiten uit de studie van deze tabel is dat de slaagcijfers van de cadetten meer dan eerbaar is. De berekende gemiddelden uit de bijlage 5 tonen aan dat niettegenstaande de moeilijke toelatingswedstrijd, de effectieven van de klassen gaat van 100% bij het binnenkomen tot 92% na vier maanden te wijten aan een zeer selectieve eerste trimester zowel op het vlak van de studies als op dat van de morele weerstand. Drie jaar later blijven er maar 59% van de leerlingen over die een gehomologeerd diploma behalen. De uiteindelijke proef bestaat erin te slagen in de toelatingswedstrijd van de KMS of gelijkgestelde waarvoor er gemiddeld 58 lukken. Deze score valt wel tot 37% als men hem vergelijkt met het oorspronkelijk effectief van 158 leerlingen die in het vierde jaar binnenkwamen. Teruggebracht naar het aantal gediplomeerden is de score van 63% meer dan eerbaar en vergelijkbaar met de cijfers van vóór de oorlog waar 45 toegelaten waren voor 75 kandidaten of 60% per jaar.
- 38 -
DERDE DEEL VERSCHEIDENE BIJLAGEN
1.
CHRONOLOGISCHE OVERZICHT
2.
BEVELVOERDERS VAN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
3.
DE PETERS VAN DE NAOOLOGSE CADETTEN
4.
ERETABEL : CADETTEN DIE DUBBELE ZILVEREN PALMEN KREGEN
5.
KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL : 46 JAREN IN CIJFERS
6.
HET DUBBELEN IN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
7.
ARCHIEVEN VAN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
8.
KONINKLIJKE VERENIGING VAN DE OUD TROEPSKINDEREN, PUPILLEN, EN CADETTEN VAN HET LEGER (T P C I)
- 39 -
BIJLAGE 1
CHRONOLOGISCH OVERZICHT 1946 :
In augustus wordt kolonel SBH BERBEN belast met het heropenen van de Cadettenschool en dit tegen januari 1947 in de kazerne van Seilles bij Andenne. 1947 : 02 januari : opening van de Cadettenschool van Seilles voor het schooljaar 46/47, met drie studiejaren (3e, 2e en 1e) en ongeveer 100 leerlingen. Kaki tenue van het type Britse battle dress, met muts. De kleur van het uniform wordt gewijzigd in luchtmachtblauw vanaf einde 1947. 1948 : Juli : reis naar het bezette Duitsland. Augustus : verhuis naar Laken, kwartier Sint-Anna. 19 september : Besluit van de Regent Nr 5378 betreffende de oprichting van de Cadettenschool van Laken. In dit Kwartier bevindt zich dan ook een VSOL / EPSL (Voorbereidende School tot Onderluitenant / École de Préparation à la sous-lieutenance). 1949 : 03 juli : inhuldiging van het monument der gesneuvelde Cadetten, Troepskinderen en Pupillen. 1949 : December : nieuw schild en devies Pro Patria Crescunt, ontworpen door kapiteincommandant DEMART. Dit schild vervangt vanaf dan de leeuw op de muts. Bezoek van Zijne Majesteit en Koningin Elisabeth voor de inhuldiging van de kantine BELAAC (Belgian & Allied Army’s Club). 1951 : In mei, bezoek van Zijne Koninklijke Hoogheid de Koninklijke Prins Boudewijn. Op 27 juni wordt de school van Laken, middels Koninklijk Besluit de Koninklijke Cadettenschool. Uitgangsweekeinde om de twee weken. 1951 Fusie van de oude Brigadescholen in een School voor kandidaat-gegradueerden in Gent (Sint-Denijs-Westrem). 1952 : 22 januari : inzegening van de Kapel van de school door Zijne Eminentie Kardinaal VAN ROEY. 1953/54 : Oprichting van de Congolese Pupillenschool te Luluabourg. Dit werd herdoopt als ”Koninklijke Cadettenschool” in 1959, na het bezoek van Koning Boudewijn. 1955 : Koninklijk Besluit van 13 mei : oprichting van twee regionale onderafdelingen in Namen en in Lier. Alleen de divisie te Lier wordt effectief open gesteld met 80 Nederlandstalige leerlingen, in het militaire kwartier DUNGELHOEFF. De school in Sint-Denijs-Westrem wordt omgedoopt tot de Centrale School. 1958 : Het kwartier Sint-Anna zorgt voor de huisvesting van een compagnie van de Congolese Openbare Weermacht gedurende de Wereldtentoonstelling van 1958, alsook van een 50tal Britse cadetten van de Duke of York’s Royal Military School en dit gedurende twee weken in de maand september. 1959 : 28 maart : Koninklijk Besluit Nr 7049 : de Franstalige Onderafdeling wordt voorlopig geïnstalleerd in Laken. In augustus volgt er een wederkerig bezoek aan Engeland waarbij Dover en Londen worden aangedaan. 1960 : 25 april : aankomst van de 22 eerste stagiairs uit Kongo en Ruanda-Urundi. In augustus bezoek van Mwami van Urundi en in december, bezoek van de Katangese president Moïse TSCHOMBÉ. Wekelijkse uitgangsweekeinden. Oprichting van de Afrikaanse Divisie. 1960 : Koninklijk Huwelijk op 15 december 1960 : de Cadetten vormen in groot uniform de erehaag onder de arcades van de Albertine (uitgangstenue met wit hemd en witte handschoenen). 1962 : Ontbinding van de Centrale School te Sint-Denijs-Westrem die geïncorporeerd wordt in de Cadettenschool : de Nederlandstalige Toegevoegde Afdeling te Lier en de Franstalige te Laken. 1963 : Koninklijk Bezoek aan de Stad Lier, de Cadetten vormen een erehaag. In april wordt een delegatie van de School ontvangen op het Koninklijk Paleis en er wordt een Wapenspeld van de School aangeboden aan het Vorstenpaar. 1964 : Bezoek van generaal MOBUTU. De Congolese Cadetten defileren in Leopoldstad ter - 40 -
gelegenheid van de Congolese Nationale Feestdag op 30 juni 1964. 1966 : Oprichting van een Franstalige klas Wetenschappelijke B (voor het 2e en het 1ste jaar) vanaf 1965. Idem dito voor de Nederlandstaligen twee jaar later in Laken. 1969 : De Toegevoegde Afdelingen worden Inter-Machten en vormen alle kandidaten van alle Machten, met inbegrip van die van de Luchtmacht. Ze worden de Afdeling Inter-Machten (IMA)- Division Inter-Forces (DIF) gedoopt. 1970 : Bezoek van prinses Paola. De vorming van de Cadetten wordt verrijkt met « sociale activiteiten », zoals de cursus « monitor » voor de leerlingen van het 2e jaar (5e). Ontbinding van de Afrikaanse Afdeling, de Zaïrese Cadetten worden vanaf nu opgeleid in Zaïre zelf in de School van Kananga (ex-Luluaburg). 1971 : bezoek van Zijne Majesteit Koning Boudewijn. Hervorming van het Onderwijs (Wet van juli 1971 met betrekking tot het Vernieuwd Onderwijs) en aanpassing van de week tot 5 schooldagen met ieder 9 lesperiodes van 50 minuten. Vrije weekeinden vanaf vrijdag 17u00. Ontbinding van de secties Grieks-Latijn en opsomming van de schooljaren in de directe volgorde : 4e, 5e et 6e. 1973 : Het nieuw uniform bestaat uit een uitgangsvest en politiemuts in marineblauwe kleur, ter vervanging van de battle dress met muts. van 1975 tot 1985 : Schoolreizen naar Rome voor de 6e klas tijdens het Paasverlof. 1977 : Sluiting VSOL. 1978 : Meisjes worden toegelaten tot het leger en de Koninklijke Militaire School. De duur van de opleiding wordt teruggebracht tot één jaar in de Inter-Machten Afdelingen. Inhuldiging van een nieuwe zaal omnisport. 1980 : Meisjes worden toegelaten in de Inter-Machten Afdelingen na enkele aanpassingen in de slaapzalen en aan het sanitair. Toelating van Prins Laurent, onder aanwezigheid van zijn ouders, de prinsen van Luik Albert en Paola en van de Prins Filip tijdens een Academische Zitting en de Doopplechtigheid van de nieuwe klassen. 1984 : Nieuw uurrooster met wekken om 06h30. Lente Concert georganiseerd ten voordele van de Stichting « Generaal ROMAN ». 1986 : Hervorming van het Onderwijs, blijft van het traditionele type, maar met drie richtingen : Latjin, Wetenschappen en Moderne Talen, ieder van hen geassocieerd aan Wiskunde A of B. 1987 : Na enkele aanpassingswerken worden meisjes als Cadetten toegelaten in Laken. 1988 : augustus : laatste toegelaten sessie voor de volledige duur van drie jaar. 1989 : 17 maart : regeringsbeslissing tot sluiting van de school. 1991 : Sluiting van de Koninklijke Cadettenschool op 30 juni. NA DE SLUITING 1991 :
De Inter-Machten Afdelingen zetten hun activiteiten voort in Laken en in Lier onder de naam Inter-Machten Voorbereidende School - École Préparatoire Inter-forces (IVS / EPI). 1992 : Installatie van het Koninklijk Hoger Instituut van Defensie te Laken na een renovatie van het kwartier. De vereniging van de Anciens verandert van naam en wordt nu TPCI wat staat voor « Troepskinderen, Pupillen, Cadetten en Inter-Machters van het Leger » met het oogpunt zijn rekruteringsveld uit te breiden en door te blijven gaan in het moreel en financieel ondersteunen van de Scholen. 1993 : De School werd aangehecht aan de KMS : ze werd de « Voorbereidende Divisie - Division préparatoire (VDKMS / DPERM) ». 1998 : Definitieve sluiting van de divisie in Lier en centralisatie in Laken, zoals oorspronkelijk voorzien in het plan van 1989/91. 2005 : Overgave van het kwartier DUNGELHOEFF aan de Lierse Gemeentelijke Administratie. 2006 : 20 december : overgave van het kwartier Sint-Anna aan de Regie der Gebouwen. De Voorbereidende Divisie wordt geïnstalleerd in de Campus Saffraanberg, in de schoot van - 41 -
2008 :
de Koninklijke School voor Onderofficieren (KSOO). 12 december : inhuldiging van het monument der gesneuvelden Cadetten, Pupillen en Troepskinderen op de Campus Renaissance (KMS), op het binnenhof van de Applicatieschool.
- 42 -
BIJLAGE 2
BEVELVOERDERS VAN DE KONINKLIJKE KADETTENSCHOOL
1. DE SCHOOLCOMMANDANTEN KONINKLIJKE KADETTENSCHOOL
BERBEN Léon DEBAY REYNDERS Clément DEDACK Jules DEVOS Abel LEEUWERCK Victor VAN EERDENBRUGGHE Emile DEPUYDT Jules DENBLYDEN Jérôme MATTON V. DE BOODT Jozef JANSSENS DE BISTHOVEN Benoît PAELINCK Claude VANDESCHOOR Gaston
3.
1946-1948 1948-1953 1953-1956 1956-1957 1957-1960 1960-1961 1961-1966 1966-1969 1969-1972 1972-1974 1974-1978 1978-1983 1983-1988 1988-1991
2.
BEVELVOERDERS SCHOOL TE LIER
begin in 1955
DE VRIEZE R.
1955-1956
BASTIJNS Vincent
1956-1966
DAENE Joris
1966-1969
WAER Jozef
1969-1978
GILS Robert DE WULF Willy MARINUS Georges
1978-1985 1985-1988 1988-1991
NEDERLANDSTALIGE AFDELINGEN CADETTEN - LAKEN
DEPUYDT Jules WOUTERS LEDUC D’HOOGH PIRET VAN HECKE VERHASSELT DEFORCHE Roger VAN HAEKEN C. CANDAU Leon STALPAERT Renaat DECONINCK E. ZAGO Arduino
CADETTEN - LIER 1947-1949 1949-1950 1950-1951 1951-1953 1953-1953 1953-1954 1954-1959 1959-1962 1962-1964 1964-1973 1973-1987 1987-1990 1990-1991
- 43 -
begin in 1955 DE VRIEZE R. WAER Jozef VAN DE BOSCH Léonard BRUSSELAERS J. VEULEMANS STRUYS Robert VAN CAMP Robert HOSSEY Yvon BAILLIEN DE PAUW COISNES P. VAN ROMPAEY Willem
1955-1956 1956-1960 1960-1961 1961-1972 1972-1973 1973-1975 1975-1979 1979-1982 1982-1985 1985-1988 1988-1989 1989-1991
TOEGEVOEGDE EN/OF INTER-MACHTEN AFDELING -LIER begin in 1962 JOSEPHY Pierre LACROIX Emiel THEEUWS R. CLAUS Alfons VAN CAMP Robert VERVLOET VAN HOOGHTEN WOUTERS Ludo DE PAUW M. COISNE P. VAN LINTHOUT G.
4.
1962-1970 1970-1972 1972-1978 1978-1979 1979-1981 1981-1982 1982-1985 1985-1988 1988-1989 1989-1990 1990-1991
FRANSTALIGE AFDELINGEN TOEGEVOEGDE EN/OF INTER-MACHTEN AFDELING
CADETTEN
ROBERT CONTOR EVERAERT Jules DE TROOSTENBERGH Charles MICHEL Pierre COCHAUX Étienne DELHAYE Paul LENOIR Michel RYELANDT Hubert D’HOOGHE Claude STIENON Jean-Marie MARTIN Y.
1947-1950 1950-1957 1957-1962 1962-1968 1968 -1969 1970-1973 1973-1978 1978-1980 1980-1982 1982-1985 1985-1987 1987-1988
HOECK C. ZAGO Arduino
1988-1990 1990-1991
begin in 1962
DE CAESEMAEKER Robert VERBRUGGEN M.
1962-1967 1967-1969
SNOECK Michel
1969-1980
LICOT J.
1980-1984
STIENON Jean-Marie REMY Philippe
1984-1985 1985-1989
ZAGO Arduino HOECK C.
1989-1990 1990-1991
Nota : eveneens afhankelijk van de Franstalige Afdeling was de Afrikaanse Afdeling die bevolen werd door de Cdt DE SAEDELEER R., vanaf zijn oprichting in 1963 tot zijn ontbinding in 1968.
- 44 -
BIJLAGE 3
DE PETERS VAN DE NAOORLOGSE CADETTEN
1947/1 : CLASER Charley, 1947/2 : DE SCHRYVER Jean-Baptiste, 1947 : LAMBERT Landry, 1948 : NELISSEN Felix, 1949 : BRASSEUR Alfred, 1950 : VERLINDEN August, 1951 : FOSSAERT Hubert et Jacques, 1952 : JANNE Paul, 1953 : DE PRIJCKER Karel, 1954 : MASSART Marcel, 1955 : COLLIN Roger, 1956 : LABYT Léon, 1957 : BOSMANS Gaston, 1958 : MASSET Gustave, 1959 : HENRY de la LINDI Paul, 1960 : BOLLEN Guy, 1961 : VAN SCHUERBEEK Jean, 1962 : VAN HECKE Albert, 1963 : NICOLAS Robert, 1964 : CORTEN Walter, 1965 : HAMMEL Léopold, 1966 : DREZE Louis, 1967 : ANTONISSEN Jan, 1968 : PIERART Paul, 1969 : VILEYNE Émile, 1970 : DETIEGE Georges, 1971 : KUNNEN Jean, 1972 : RUQUOY Pierre, 1973 : VAN ROBAEYS Michel, 1974 : DELHAYE Jean, 1975 : MOMBERS Louis, 1976 : HUYBRECHTS Albert, 1977 : BREYNE Jacques, 1978 : ROMAN Pierre, 1979 : FRANCKX Albert, 1980 : DE VULDER Hector, 1981 : ORDIES Emiel, 1982 : DEGREEF Jacques, 1983 : DE CEUNINCK Armand, 1984 : DE MONTJOYE Robert, 1985 : MICHEM Victor, 1986 : TRIEST Paul, 1987 : VAN HERLE Roger et 1988 : UTENS Henri.
Op 10 mei 1940 waren de 12 hier onderstaande cadetten aanwezig in de Cadettenschool te Namen : NELISSEN F., JANNE P., VERLINDEN A., DE PRIJCKER K., COLLIN R., LABYT L., MASSET G., BOLLEN G., NICOLAS R., VAN ROBAEYS M., MOMBERS L. en BREYNE J..
Een meerderheid van de hieronder geciteerde anciens zijn gesneuveld tijdens WO II, uitgezonderd : - Gesneuveld tijdens WO I : PIERART P., RUQUOY P. et DE VULDER H.. - Overleden in bevolen dienst maar niet door het feit van de oorlog : VAN HERLE R.. -
Worden beschouwd als de beschermheren van de cadetten : ROMAN P., ORDIES E., DE CEUNINCK A., DE MONTJOYE R., MICHEM V., TRIEST P. en UTENS H..
Is een gewezen Troepskind : DE CEUNINCK A..
Waren achtereenvolgens pupil en cadet : BRASSEUR A., VAN HECKE A., KUNNEN J., MOMBERS L., HUYBRECHTS A. en DEGREEF J..
Nota : Vóór WO II hadden de cadetten van de laatste twee jaren een peter gekregen tijdens de afscheidsplechtigheid. Deze peters zijn : PANQUIN Georges (klas 1938) en DUYCK Jules (klas 1939).
- 45 -
BIJLAGE 4
CADETTEN DIE DUBBEL ZILVEREN PALMEN KREGEN
Hieronder de naamlijst van de cadetten die voor hun uitzonderlijke studieresultaten beloond werden met de dubbel zilveren palmen. Deze onderscheiding werd toegekend aan de leerlingen die een jaargemiddelde behaalden dat hoger was dan 16/20. De vetgedrukte namen in de lijst zijn de leerlingen met een jaargemiddelde van meer dan 17/20. De vrouwelijke cadetten van de laatste twee sessies (1987-90 en 1988-91) komen met hun volledige voornaam in de lijst van de afdeling Laken. De geraadpleegde registers hernemen niet de drie laatste schooljaren. Via ons tijdschrift doen we een oproep naar de leerlingen van de drie laatste jaren zodat we in één van de volgende edities de lijst kunnen aanvullen. Het zal de lezer wel zijn opgevallen dat er een opmerkelijk verschil bestaat in het aantal toegekende palmen tussen Franstalige en Nederlandstalige cadetten alsook tussen de afdelingen Laken en Lier. De cijfers spreken voor zich : 24 F en 38 N laureaten in de 45 schooljaren te Laken en 99 laureaten voor de afdeling Lier in 36 schooljaren. De oud-leerlingen van Laken zullen hieruit besluiten dat hun leerkrachten veel strenger waren in het verbeteren van de toetsen en de proefwerken dan deze van Lier. Deze van Lier zullen beweren dat ze nu eenmaal de beste waren toe te schrijven aan een grotere studie-ijver en motivatie. Zoals meestal zit in de beide argumenten een grond van waarheid ! Nota : De afkortingen in de volgende drie tabellen betekenen : GL = Grieks-Latijn, LW of LM = LatijnWiskunde, W ou Sc = Wetenschappelijke (A of B).
- 46 -
ERETABELLEN CADETTEN DIE DUBBELE ZILVEREN PALMEN KREGEN Tenminste een jaarresultaat boven 16 / 20 (of 17 / 20 : naam in vetdruk vermeld) In
Namen
Klas (sen)
In
Namen
Klas (sen)
1957 1961
VAN BRABANT D. VAN DEN BOSCH R
3W 1 GL
1976 1976
PEETERS A. FRANSEN E.
4 - 5 - 6 LW 4 LW
1965 1967 1968
SPROELANTS R. LAMPAERT O. DEGROOTE L.
3W 3 LW 3 LW
1976 1977 1978
TERRIJN E. MULS A. LEURS W.
4W 4W 4 LW
1968 1968 1969
MALFAIT P. VAN RENTERGHEM C. VAN PEPERSTRAETE A.
3W 3-2W 1 GL
1978 1978 1980
VAN DE WALLE J.-P. WILSON R. DE RIDDER R.
4 LW 4 LW 6 LW
1970 1971 1971
VANHOVE L. CLEMENT G. GHEYSEN L.
3 LW 3 - 2 LW 3 - 2 -1 W
1980 1981 1981
ROBBERECHT W. HOEDEMAEKERS P. LAMBRECHT S.
6W 4 LW 4W
1972 1972 1973
VAN DE WALLE M. WITTOCK L. MARCHAND R.
3 LW 3-2-1W 3W
1983 1983 1983
VAN KEIRSBLICK J. VAN BOCKRIJCK L. ORBIE L.
5W 4 LW 4W
1973 1973
VAN COILLIE D. DENDIEVEL G.
3-2W 3-2-1W
1983 1986
VERBEEMEN R. DE GRAER P.
4W 4 LW
1975 1975 1975
LECOCQ D. LEYSEN J. VAN SPRINGEL B.
3 - 2 - 1 LW 3 - 2 - 1 LW 3 LW
1986 1988 1989
DUBOIS C. SCHOOFS K. LIBERT Heidi
4 LW 4W 4 LW
1975
CLAEYS P.
3W
1989
VAN BELLEGHEM K.
4 - 6 LW
1976
HEEREN G.
4 - 5 LW
1989
VANDEWAL Marijke
4 - 5 - 6 LW
LAKEN - NEDERLANDSTALIGE DIVISIE DUBBELE ZILVEREN PALMEN
In 1949 1950 1951 1959 1959 1960 1964 1966 1974 1974 1975 1975 1977 1977 1977
Namen CAUCHIE R. LAURENT J. DAUSIMONT J. BIVER A. JARDON A. DELFOSSE C. DUVIGNEAUD R. COLLARD R. COPPENS J.-P. SCOHY P. DELCOURT E. LEFEBVRE M. MARCHAL G. PRAILLE J.-P. SURQUIN E.
Klas (sen)
In
2 - 1 Sc 3 LM 3 - 2 LM 1 LM 3 Sc 2 - 1 LM 1 Sc 3 Sc 1 LM 3 LM 3 LM 3 - 2 - 1 Sc 1 LM 1 LM 4 - 6 LM
1981 1981 1983 1983 1983 1986 1987 1988 1988 1988 1989 1990 1990 1991 1991
Namen HEREMANS A. HINNEKENS P. DUPONT Y. DORMAL P. DRUEZ V. DEBROUX L. VAST F. FILSFILS C. LINOTTE F. MINDELGRÜN F. KÖNIGS C. SCHOUBEN Y. THIJS J.-M. DEPREZ Marie DE ROOCK Sophie
Klas (sen) 6 LM 6 LM 6 LM 6 Sc 6 LM 4 LM 4 LM 4 - 5 - 6 Sc 4 - 6 LM 4 - 5 - 6 Sc 4 - 5 LM 6 LM 6 LM 6 Sc 6 Sc
LAKEN - FRANSTALIGE DIVISIE DUBBELE ZILVEREN PALMEN Nota : de schooljaren met onvolledige resultaten in onze archieven zijn : Laken N : 1986-1989, 1987-1990 et 1988-1991, Laken F : 1987-1990, Lier : 1987-1990 en 1988-1991. - 47 -
In 1958 1958 1960 1961 1963 1964 1964 1965 1965 1965 1967 1967 1967 1968 1969 1969 1970 1970 1970 1970 1971 1971 1971 1971 1972 1973 1973 1974 1974 1974 1974 1974 1975 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1977 1977 1977 1977 1978 1978 1978 1978
Namen
Klas (sen)
STEVENS T. TIJTGAT H. VANDENBRAND W. CLEMENT J. DEREZE G. BALDEWIJNS L. VANSCHOOR R. VERTRIEST R. EGGERMONT R. MERLYN C. STORME R. FREDERIX R. HEUGHEBAERT D. HEYLEN L. BAERT C. CALLEWAERT J. DEGEZELLE P. PERDU H. DEMEY D. VERBEKE G. GABRIEL L. DUPONCHEEL L. VAN PUYVELDE M. RYCKMANS J.-P. IWENS M. MEURISSE P. VINDEVOGEL H. HAUTERA D. BAEYENS H. CORDEEL G. VERMEULEN-PERDAEN G.
RENS E. CEUSTERS W. HENNES J. VEREEKEN H. VAN EESTER D. DERIJCKE S. WATRIPONT P. OCULA M. MALYSSE H. FRIGNE R. MAERTENS J. DAELEMANS P. HUYSENTRUYT P. VERHAEGHE D. VAN DER VOORT C. VAN WESEMAEL G. FRANS B. EECKELOO R. GEYSELS L. SLABBYNCK H.
2 LM 2 LM 3 - 2 LW 2 GL 1 LW 3 LW 3W 2 - 1 LW 3W 3 - 2 LW 2 LW 3 LW 3 - 2 LW 3-2-1W 3 LW 3-2W 3-2-1W 3W 3 - 1 LW 3 LW 1 LW 2 LW 3W 3W 3-2W 2 LW 3 LW -2 -1W 2W 2 LW 3 LW 3 LW 3 - 2 - 1 LW 3 - 2 - 1 LW 2W 1 LW 3W 3W 3 - 2 - 1 LW 3 - 2 - 1 LW 3-1W 3W 3W 3W 4 - 5 LW 4 LW 4W 4W 6W 4W 4W 4-6W
In 1978 1978 1979 1979 1979 1979 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1981 1981 1981 1981 1981 1981 1982 1982 1982 1982 1983 1983 1983 1983 1984 1984 1984 1984 1985 1985 1985 1985 1985 1985 1986 1986 1986 1986 1987 1987 1987 1987 1988 1988 1988 1989 1989 1989
Namen VAN AELBROEK L. VETS J. RENS L. WOUTERS D. DECLERCQ K. DE SMET R. LODEWIJCKS P. GOOSSENS E. GYSELS P. SIX N. D’HAENE B. GEERS M. VANDEWALLE G. LEMMENS G. VAN OPSTAL B. AENDENBOOM M. DESCHEEMAEKER V. NAUDTS D. WAUMAN D. DE COCK G. LECLUYSE H. RAEYMAEEKERS W. SYMOENS L. DE BIE B. FLAMANT T. LECLUYSE D. VAN HOOF R. DEMAERE P. ERZEEL D. VAN DE CRAEN G. VOETS R. DE RUYTER P. FRANCQUE S. SERPENTIER F. DEGRAEVE G. VEKEMANS T. WOUTERS L. DEBU T. BOUDRY G. BRYSE S. DELMOUZEE M. JACOBS G. JANSSEN D. RAEYMAEKERS B. WILLEMS A. PUELINCKX P. ERZEEL L. FONTEYNE W. BOLLAERT E. FLEMENT F. VAN DEN DRIESSCHE C.
Klas (sen) 4W 4 - 5 - 6 LW 4 LW 4 LW 4W 4-6W 6W 4 LW 4 LW - 5 W 4 LW 4 - 5 LW 4-6W 4W 4 LW 4 - 5 LW 4-5W 4W 4W 4W 4 LW 4-5-6W 4 - 5 - 6 LW 4 LW 4 LW 4 - 5 LW 4-5W 4-6W 4W 4W 4W 4W 4 LW 4 - 5 - 6 LW 4 - 5 LW 4 LW 4W 4W 4 LW 4W 4-5W 4W 4W 4W 4 LW 4 LW 5 LW 4 WA 4 WA 4 LW 4 LW 4 LW
LIER - NEDERLANDSTALIGE DIVISIE ERETABEL : Dubbele zilveren palmen Nota :
De schoolresultaten van Lier zijn onvolledig voor sessies 1987-1990 en 1988-1991.
- 48 -
BIJLAGE 5 Tegenwoordig op januari +1
Ingang KCS Jaar 1946 1 1946 2 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986* 1987* 1988*
F 06 24 45 39 43 45 41 38 50 42 47 41 37 42 40 53 51 52 55 52 51 50 62 66 57 57 61 47 48 57 50 62 60 60 66 67 70 66 72 69 69 59 63 58 67
TOT.
2357 60
GEM. %
NLa 04 16 48 21 29 69 52 55 61 57 57 55 55 55 55 60 55 57 55 56 55 56 45 47 37 42 43 42 42 46 44 45 46 47 46 50 55 51 54 50 50 56 44 47 51
NLi 13 1 29 2 52 46 47 55 58 56 55 56 55 55 54 48 45 52 42 42 44 43 45 46 45 45 45 44 49 50 50 52 51 55 55 55 49 44
Tot. 10 40 93 60 72 114 93 93 111 112 133 148 138 144 150 171 162 164 166 163 161 160 155 158 146 141 146 133 133 148 140 152 151 152 156 166 175 167 178 170 174 170 162 154 162
F 06 24 38 38 40 33 40 32 44 39 43 33 37 39 39 53 50 47 52 50 44 42 51 59 53 54 58 41 41 46 47 57 56 55 51 53 62 58 59 54 59 55 60 58 59
2163 1727 6247 2106 48 50 158 53 100 88
NLa 04 15 43 19 29 68 44 51 59 55 57 49 52 50 49 58 53 53 52 46 46 42 42 44 29 38 39 36 40 38 42 44 41 41 37 42 45 47 47 45 48 47 44 47 51
NLi 121 272 51 44 46 53 56 52 51 55 52 48 48 43 44 45 40 41 40 39 44 44 43 44 44 40 47 49 47 48 43 44 50 50 49 44
Tot. 10 39 81 57 69 101 84 83 101 106 127 133 133 135 141 167 155 151 159 148 138 132 136 147 127 132 138 117 120 128 133 144 141 140 128 142 156 152 154 142 151 154 154 154 154
1968 46 96
1617 46 92
5691 145 92
Met diploma Jaar 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991
F 03 18 18 31 27 27 20 23 23 25 30 28 26 29 27 34 33 29 32 21 18 21 24 36 41 31 30 24 23 26 42 27 36 32 32 37 39 34 39 37 37 31 22 44 41
NLa 03 11 23 10 23 36 29 36 42 43 44 36 39 32 33 30 25 26 23 19 19 12 29 20 19 22 23 27 31 26 30 34 30 28 27 32 33 35 39 32 34 36 14 33 36
Tot. 06 29 41 41 50 63 49 59 65 79 98 96 93 91 90 99 87 89 65 73 67 68 82 88 98 86 78 72 77 88 112 98 101 97 88 107 111 105 117 101 101 109 77 115 103
Cad 06 02 16 14 27 41 31 33 38 55 61 69 61 84 77 78 60 69 55 71 53 59 72 43 70 62 59 52 59 48 71 62 56 62 44 71 64 60 67 61 54 57 39 39 47
IM 15 02 07 00 24 25 15 14 14 15 13 07 13 09 19 11 11 08 11 17 15 15 18 26 39 29 27 40 35 59 40 35 45 59 54 57 55 47 59 71
1316 1264 1129 3709 2494 1075 32 29 32 92 58 27 53 58 64 59 37 -
Koninklijke Cadettenschool : 46 jaren in cijfers
- 49 -
NLi 111 242 32 28 30 30 35 29 34 10 33 30 27 29 32 38 33 25 21 23 36 40 37 35 37 29 38 39 36 39 32 30 42 41 38 26
In KMS
BIJLAGE 6
HET DUBBELEN IN DE KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL De tabel hieronder herneemt alle overzittingen van leerlingen gedurende de veertig jaren werking van de school na de oorlog. Alhoewel zitten blijven in principe uitzonderlijk was, stelt men vast dat tot 1975 het fenomeen alles behalve zeldzaam was. Het artikel 27 van het regentenbesluit van 1948 preciseert: « Toelating om te dubbelen Kunnen toegestaan worden hun studiejaar over te doen op beslissing van de schoolcommandant : a) De cadetten die geslaagd zijn voor de eindejaarsexamens, maar mislukten voor de ingangsexamens van de KMS, op voorwaarde dat ze het jaar daarop nog voldoen aan de leeftijdsvoorwaarden om zich opnieuw te presenteren, b) De leerlingen die om redenen onafhankelijk van hun wil, in mindere voorwaarden geplaatst werden tegenover hun medeleerlingen en die onvoldoende punten behaalden bij de eindejaarsexamens of de herexamens (ziekte, ongeval, enz…) De commandant van de school onderwerpt alle andere bijzondere gevallen aan de beslissing van de Minister van Landsverdediging De gunst om over te zitten kan slechts één maal toegekend worden. » Jaar 1946 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959
F 1 3 2 5 2 3 3 5 5 3 1 2 4
NLa
NLi
Tot
Jaar
F
2 3 1 6 6 3 4 2 1 5 1 2 2
2 1 2 2
3 6 2 6 8 9 6 4 7 6 10 2 5 2 8
1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973
1 1 1 3 5 10 8 1 3 1 2 3
NLa
NLi
Tot
2 1 1 5 2 1 7 3 1 3 1 5 -
2 1 7 3 1 4 2 1
2 4 1 2 6 5 6 24 14 3 10 4 7 4
Jaar 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988
F 1 2 1 1 -
NLa
1 1 1 -
NLi
3 1 -
Koninklijke Cadettenschool : zittenblijvers
Wat leren ons de getallen hierboven ? Het is moeilijk algemene besluiten te trekken uit deze gegevens. Toch zijn er twee lessen te trekken : - de klassen 1967-70 en 1968-71 werden duidelijk beïnvloed door het algemene fenomeen van de studentenrevolutie van mei 68 in Frankrijk, zoals de cijfers aanduiden met een uitgesproken piek van 24 zittenblijvers in 1967-70, - het verschijnsel wordt marginaal om praktisch volledig te verdwijnen na 1975.
- 50 -
Tot
4 1 2 1 1 1 1 1 -
BIJLAGE 7
ARCHIEVEN van de KONINKLIJKE CADETTENSCHOOL
Na de sluiting van de Koninklijke Cadettenschool in 1991 werden de archieven geleidelijk overgebracht naar het Centrum voor Historische Documentatie van het Leger (CHD - oude naam). Bij de sluiting van de kazerne van Lier in 1998 werden de archieven van deze school gestockeerd in het kwartier Sint-Anna te Laken samen met de bestaande archieven ondergebracht in de lokalen van de Intermachten School (VDKMS - DPERM), de opvolger van de Cadettenschool. In 2006 werd de rest van de archieven door de evacuatie van het kwartier SintAnna verhuisd naar het CHD. De foto’s en andere documenten die tijdens de verhuis in meerdere dozen op de zolders vergeten waren zijn door de Koninklijke Vereniging van OudTroepskinderen, Pupillen en Cadetten van het Leger (TPCI) gerecupereerd. Het uitbaten van deze archieven heeft toegelaten, uit een periode die langer duurde dan honderd jaren, een lijst op te stellen met de namen van ongeveer 15.000 oud leerlingen : waarvan troepskinderen en pupillen (een duizendtal), cadetten (ongeveer 9.000), kandidaat gegradueerden (ongeveer 4.000) alsook van een duizendtal leden van het kader en van de leraren. Na 1945 De best gedocumenteerde periode is de naoorlogse omdat we enerzijds beschikken over de lijst met de gediplomeerde cadetten en over de lijst van de geslaagden in het ingangsexamen van de school en anderzijds over een grote hoeveelheid steekkaarten en individuele boekjes van de cadetten en van de kandidaat gegradueerden en Intermachten. De bestudeerde periode omvat de schooljaren 1946/47 tot 1990/91 voor de cadetten, de jaren 1954/55 tot 1961/62 voor de school van Sint-Denijs-Westrem en van 1962 tot heden voor de toegevoegde afdelingen of Intermachten die op het laatst VDKMS genoemd werden. Al deze stukken zijn beschikbaar op het CHD te Evere, en omvatten : -
-
het Blauwe boek (gediplomeerde cadetten), het ingangsregister tot de KCS : een A4-register voor de school van Lier en drie A3registers voor de twee divisies te Laken (gezien de omvang ook Grootboek van de Cadetten genoemd). Een A4 kopie van alle registers is beschikbaar op de Zetel van de Vereniging van gewezen Troepskinderen, Pupillen en Cadetten en Intermachten van het Leger (met als afkorting TPCI, vroeger de SRAETPCA- KMGTPCL). 60 dozen archiefmateriaal bevattende de individuele boekjes van de cadetten en 24 dozen voor de kandidaat gegradueerden Intermachten.
Het Blauwe boek met de namen van ongeveer 3.000 gediplomeerde cadetten werd op initiatief van de toenmalige Schoolcommandant in twee stappen opgesteld tussen 1989 en 1991, wanneer vaststond dat de school zou gesloten worden. De eerste versie diende om de adressen van al de voormalige leerlingen via de Stamboekdienst op te zoeken en was bedoeld om ze te kunnen uitnodigen voor de sluitingsceremonie van 30 juni 1991. De zo nodig verbeterde lijst leidden tot het ontstaan van de tweede versie. Deze laatste versie bestaat in acht exemplaren waarvan één in het bezit van de CHD en de andere op de Zetel. De kaartenbak voor de uitnodigingen tot de sluitingsceremonie diende als basis voor het initieel bestand van de TPCI. Dit bestand werd op initiatief van de Sectie Brabant omgezet in een “ Exel ” gegevensbestand. Dit werd gezamenlijk uitgevoerd door het kader, de leraren van de school en de toenmalige leden van de Vereniging en bevatte ongeveer 5.000 lijnen. Maar zelfs deze kwaliteitsvolle documenten laten niet toe een exhaustieve lijst van de leerlingen op te stellen. Al deze documenten waren inderdaad onvolledig : - 51 -
-
het boek van de gediplomeerde cadetten omdat het de namen niet weergeeft van de cadetten die tijdens hun studies de school verlaten hebben, - de registers hernemen niet de twee (Lier) en drie (Laken) laatste klassen daar deze nog niet gearchiveerd waren wanneer de sluitingsbeslissing viel in april 1989, - de individuele boekjes zijn ver van allen aanwezig, sommige jaren ontbreken zelfs volledig voor sommige divisies. De auteur herinnert zich in 1998 deelgenomen te hebben aan de afscheidsplechtigheid van een kolonel bevelhebber van de Groepering der Arsenalen. Als afscheidscadeau ontving hij een reuze vergroting van zijn identiteitsfoto als cadet evenals zijn individueel boekje ! Hij was zeker niet de enige die, vrijwillig of niet, een aandenken aan zijn schooltijd meekreeg. Een andere collega, oud-leerling aan de Centrale school bewaarde, als souvenir, al de individuele fiches van de leerlingen uit zijn klas. Het interbellum : 1919 – 1940 Voor de periode gelegen tussen 1919 en 1940 beschikken we in het Gulden boek van de cadetten over de namen van de leerlingen die tot de KMS of de universiteit toegelaten werden. Deze lijsten zijn echter niet volledig daar de leerlingen van de Nederlandstalige school van Saffraanberg enkel vermeld worden voor de jaren 1934, 35 en 36. Wat de Franstalige Cadettenschool betreft leverden de archieven een bijna volledige collectie van de puntenschriften van leraar Pierre MALCHAIR die niet enkel geschiedenisonderricht gaf van 1913 tot 1947 aan de cadetten van Namen, maar ook aan de kandidaat gegradueerden van de Centrale Wetenschappelijke School tot in 1935 en vanaf deze datum aan de lagere klassen van de cadetten in overtal. Spijtig dat de schriften van de laatste schooljaren 1938/39 en 1939/40 niet teruggevonden werden. Voor de laatste jaren van 1930 is ook een andere informatiebron beschikbaar : dubbels van ongeveer 200 studieattesten die in 1939 afgeleverd werden door majoor TRIEST, commandant van de Franstalige school van Namen en in 1940-1943 door majoor MARTIN, tweede commandant en bewaarder van de schoolarchieven tijdens de Bezetting. We beschikken eveneens over de twee laatste palmaressen van 1938 en 1939 van de Nederlandstalige school te Saffraanberg, wat het ontbreken van archieven van deze school niet goed maakt. Deze verspreidde gegevens konden worden vervolledigd door de Inschrijvingsregisters van de KMS die veel van deze gegevens konden vervolledigen omdat ze een rubriek “militaire afkomst van de leerling” bevatten met de gegevens Cad FR of Cad Fl voor de cadetten, en CS, CCS of ECS voor de kandidaat gegradueerden van de Centrale Wetenschappelijke School. Spijtig genoeg werd deze kolom niet ingevuld voor de jaren 1921 tot 25, 1937 en 1938. Samengevat kan men besluiten dat voor het interbellum en rekening gehouden met het verlies van archieven, de lijsten van Franstalige leerlingen voldoende gestoffeerd zijn, ze worden tot 80% correct geschat wat de cadetten en kandidaat gegradueerden betreft. Voor de Nederlandstaligen zakt dit cijfer tot ongeveer 30%. De eerste School : 1897 – 1914 De archieven van de Koninklijke Cadettenschool van vóór 1914 zijn compleet verdwenen. De actuele lijsten baseren zich op de werken van Eugène BURETTE, cadet binnen gekomen in het 7de jaar in 1905 die gedurende lange jaren binnen de Vereniging KMGTPCL animator was en de secretaris was van de Vriendenkring van de oudgedienden van de 1ste School. Zijn studies werden gepubliceerd in verscheidene revues waaronder het bulletin van onze Vereniging in de jaren 1970. In vier tamelijk gedetailleerde artikels beschrijft hij oud-cadetten die officier geworden zijn via de Militaire school, ook deze die het geworden zijn langs het kader of door de oorlog. Hij heeft ook een chronologie geleverd van de oud-cadetten gesneuveld gedurende de twee wereldconflicten. De BEERNAERTS archieven van de KMS bevatten eveneens de palmaressen van de jaren 1905 tot 1912. - 52 -
Troepskinderen en Pupillen van het Leger. Wat de oude Pupillen en Troepskinderen betreft is de situatie veel minder gunstig. De archieven hebben slechts enkele verspreide lijsten opgeleverd, waarvan deze door de luitenant VIATOUR opgesteld de meest volledige waren, alhoewel ze slechts de oud-leerlingen herneemt die officier geworden zijn vóór 1894, datum waarop zijn boek uitgegeven werd. Een andere lijst is deze van de 114 stichtende leden van de Vereniging der oud-Troepskinderen van het Leger (SAETA) een voorganger van de huidige Vereniging TPCI. Er werd geen enkel archief teruggevonden van de School der Pupillen te Aalst, behalve een klein honderdtal foto’s van de scholen en van de pupillen die in zwart-wit gedrukt waren op postkaarten. De School stopte haar activiteiten in 1935 en de gebouwen te Aalst kregen een pak andere functies, zowel militaire als burger, om uiteindelijk gerenoveerd te worden als administratief complex van de gemeente Aalst gedurende de jaren 1990.
- 53 -
BIJLAGE 8
GESCHIEDENIS VAN DE KONINKLIJKE VERENIGING VAN OUD TROEPSKINDEREN, PUPILLEN EN CADETTEN VAN HET LEGER
1.
STICHTING
Het begin van de geschiedenis van de Vereniging van Oud- Troepskinderen en Pupillen van het Leger wordt verteld op de eerste bladzijde van het register van de Verslagen van de Vereniging. “De Heer Jules LALLEMAND, promotor van de Vereniging, had een rondschrijven gericht aan de oude kamaraden waarvan hij zich de naam herinnerde, hen meedelende dat een vergadering zou gehouden worden op 1 september 1895 in het Hotel van Dover, Brabantstraat 38. Hij omschreef in deze rondzendbrief de doelstelling van deze vergadering. Op 1 september 1895 om drie uur in de namiddag bevond de Heer Jules LALLEMAND zich op het afgesproken uur voor de vergadering alleen in voornoemd hotel. Om vier uur, ontgoocheld door het feit dat geen enkele van de bijeengeroepen vrienden was opgedaagd, verlaat hij het Hotel van Dover om zich naar een nabijgelegen café te begeven. Hij heeft het geluk er de Heren PELISSE en GRAD te ontmoeten. De drie heren keren terug naar het Hotel van Dover waar ze de Heer COMMAERT ontmoeten. Wij hebben dan beslist om een actieve propaganda te voeren voor de oprichting van een “Nationale Vereniging van Oudtroepskinderen, of Pupillen van het Belgisch Leger.” Er werd beslist een vergadering te houden op 22 september 1895. De vier anciens die zich die dag teruggevonden hadden, fier om hun heldendaad en zich openlijk gelukkig prijzend voor het succes van deze eerste oproep, riepen een nieuwe vergadering bijeen om de statuten van de Vereniging voor te bereiden. Dit keer was er veel volk zodat, op 1 december , de voorzitter van het voorlopig comité het Paleis kon aanschrijven om de Hoge Bescherming te bekomen van Z.M. Koning Leopold II voor de jonge Vereniging “Nationale Vereniging van de Oud Troepskinderen van het Leger”. De definitieve organisatie werd op 22 december 1895 in plaatse gesteld onder het voorzitterschap van Henri LALLEMAND, broer van de promotor en Troepskind 1856-1860. Het wapenschild van de Vereniging is : « het Frans schild met in azuur de gouden Ł in hartpunt met boven twee gekruiste sabels met de gevesten omlaag, ondersteunend de Koninklijke Kroon en onderaan een band van goud met de wapenspreuk van de Staat : Eendracht maakt Macht ». De oudste namenlijst in ons bezit telt 114 namen. Aangezien de aanwerving zich uitsluitend beperkte tot het Brusselse, klom het ledental nooit hoger dan 200. Oorspronkelijk had de Vereniging geen ander doel dan verbroedering en vermaak. Een muziekkorps, samengesteld uit oud-pupillen-muzikanten, werd opgericht, daar de scholen van Aalst en Namen elk een muziekkorps en een sectie klaroenblazers hadden bezeten. Dit muziekkorps verwierf op festivals en concerten een reeks erepenningen en onderscheidingen. In 1897 werd te Aalst de 50e verjaardag gevierd van de stichting van de School voor Troepskinderen. Een talrijke afvaardiging van de Vereniging, met vlag, woonde de feestelijkheden bij. Vereniging en School kwamen herhaaldelijk in contact, onder andere in 1897, ter gelegenheid van het bezoek van alle leerlingen aan de Wereldtentoonstelling te Brussel, bij een galavervoorstelling georganiseerd door de Vereniging in het Koninklijk Circus te Brussel, waar de schoolmuziek een daverend succes oogstte, of bij een turn- en schermfeest, gegeven door de School van Aalst op de Grote Markt te Brussel, enz. - 54 -
In die tijd had de Pupillenschool, opgericht in 1883, nog niet de tijd gehad om vele Oudgedienden te produceren. Maar enige jaren later, in 1910, wanneer Z.M. Koning Albert I, zijn Koninklijke Hoge bescherming verleende, werd de Vereniging de : “Nationale Vereniging van de Oud- Troepskinderen en Pupillen van het Leger”.
2.
TUSSEN DE TWEE WERELDOORLOGEN
A.
Uitbreiding van de Vereniging
Bij het einde van de oorlog 1914-18, bleven er slechts 77 leden over. Maar een krachtige wervingscampagne, aangevangen in 1920 door nieuw aangeworven leden, vol ijzer en geestdrift, had voor gevolg dat vele leden, verspreid over het ganse land, toestroomden zodat het spoedig nodig bleek om nieuwe lokale afdelingen in het leven te roepen. Zo zagen wij afdelingen ontstaan te Brussel, Antwerpen, Gent, Oostende, Leopoldsburg, Luik, Charleroi, Bergen en Sint Niklaas-Waas. Dit is het ogenblik waar, naast de vaderlandslievende doeleinden van vroeger, de Vereniging ook filantropische doeleinden definieerde. De effective link met de Pupillenscholen en de in 1919 heringerichte Cadettenscholen ziet het daglicht. Het eerste bezoek van de Vereniging aan die aloude school te Aalst, waar alle oudgedienden van toen hadden vertoefd vond plaats op 4 juli 1920. De grote delegatie werd geleid door generaal MAHIEUX L., oud-Troepskind, held van de oorlog 1914-18. Sindsdien werd ieder jaar één der scholen door een talrijke afvaardiging van de Vereniging bezocht. In februari 1921, ter gelegenheid van haar 25e verjaardag, werd ze met nota van het Kabinet van 21 december 1921 vereerd met de titel “Koninklijke Vereniging”. Ze werd ter die gelegenheid “Koninklijke Vaderlandslievende en Filantropische Vereniging”. Dank zij de gulle giften van haar leden en sympatisanten kon ze vele leningen toestaan aan de families van noodlijdende militairen. De Vereniging had trouwens in Oostende een home laten bouwen ten voordele van de wezen van militairen. De opbrengsten van feesten en de soms zeer belangrijke giften, op een oordeelkundige manier beheerd en door al onze leden bijeengebracht, hebben toegelaten om het actueel vermogen samen te brengen; dit vermogen bedraagt in 1955 ongeveer 850 000 franken, het Tehuis van Oostende op te bouwen en te onderhouden, studieleningen toe te kennen, een vakantiefonds voor onvermogende pupillen en cadetten te stichten, jaarlijks belangrijke prijzen te verlenen, enz. Al deze giften gevoegd bij nog andere onkosten ten voordele van de Pupillen- en Cadettenscholen hebben uitgaven of het aangaan van investeringsverbintenissen lopende tot meer dan 1 500 000 franken tot gevolg gehad. Hierna de voornaamste posten : - ereleningen 375 000, - bouwen van het Tehuis Leopold 250 000, - huisvesting in dit Tehuis 280 000, - monument en gedenkplaten te Aalst 80 000, - gedenksteen te Laken (1951) 40 000, - prijzen voor cadetten 90 000, - vakantiegeld 50 000, - hulp aan noodlijdende leden 50 000, - en daarbij nog een aantal giften van minder belang, zonder rekening te houden met de sommen die door de afdelingen uitgegeven werden voor de Scholen.
B.
Hulde aan onze helden
Het was tijdens het eerste bezoek aan de school van Aalst, in juli 1920, dat de gedachte rees om, door het oprichten van een gedenksteen, de herinnering aan onze gesneuvelde makkers te vereeuwigen en dat de eerste maatregelen overeengekomen werden. - 55 -
Een comité werd samengesteld, inschrijvingen werden opgenomen, feesten ingericht. In zeer korte tijd werd een kapitaal vergaard, voldoende om rechtover de School te Aalst, een prachtig monument op te richten. Het werd op 23 juli 1922 ingehuldigd, in een grootse plechtigheid, vereerd door de aanwezigheid van Kroonprins Leopold. Het overschot van de samengebrachte gelden diende om in de eetzaal van Aalst marmeren platen te plaatsen, waarop in grote gouden letters de namen gebeiteld werden van onze twee honderd gesneuvelde makkers. En dan nog bleef geld genoeg over om een prijs te stichten « Prijs van het Monument », welke ieder jaar aan de meest verdienstelijke leerling der Cadettenschool zou verleend worden. C.
Bijeenkomst der zes Scholen te Brussel
Op 22 juli 1923, had te Brussel een grootse betoging plaats, ingericht en bekostigt door de Vereniging, in een massa de zes Pupillen- en Cadettenscholen bundelend en begeleid door het muziekkorps van Aalst en de trompettenkorpsen der andere scholen. Opgesteld in het Park te Brussel, werden zij door Kroonprins Leopold geschouwd, waarna zij vóór Hem defileerden. Op weg naar de Onbekende Soldaat defileerden zij op de hoek der Koninklijke straat vóór de Minister van Landsverdediging. Al de pupillen en cadetten brachten individueel hulde aan de Onbekende Soldaat. Van iedere lagere Nederlandstalige en Franstalige Pupillenschool nam een leerling publiekelijk het woord, waarna de Jonge Garde en de Vereniging vóór het Monument defileerden. Daarna kwamen de Scholen bijeen op de Grote Markt, voor een indrukwekkende groet aan onze vaandels. Zij werden vervolgens uitgenodigd op een banket met 1200 deelnemers in de Madeleine-zaal. D.
Vlaggen der Pupillenscholen
Reeds in 1923 stelde onze Vereniging aan de Minister van Landsverdediging voor om aan ieder der zes Pupillen- en Cadettenscholen een vlag toe te kennen. Ze stelde voor om zelf de kosten ervan te dragen. Uiteindelijk, in 1926, besloot de Minister van Landverdediging ons herhaald voorstel aan te nemen. De plechtige overhandiging door generaal RUQUOY L. – oud Troepskind – vertegenwoordiger van de Minister van Landsverdediging, nam plaats op 28 november 1926 op de Graanmarkt, rechtover de school van Aalst. Het vaandel van de Koninklijke Cadettenschool is één van die zes vaandels. De vijf andere werden aan het Koninklijk Legermuseum toevertrouwd. E.
Maandblad « L’Enfant de Troupe »
Reeds vóór 1914, werd door de Vereniging een periodiek bulletin aan de leden verstuurd. Uiteraard verdween deze publicatie tijdens de oorlog. Het daagde opnieuw op in juli 1921, onder de titel « L’Enfant de Troupe ». Het vertegenwoordigt het beste bindmiddel tussen de leden. Herhaaldelijk kwam het in het openbaar op, ter verdediging van de belangen van onze Jonge Garde, en voor het bedreigd bestaan der scholen. Laat ons herinneren aan : - onze herhaalde en vastberaden tussenkomsten wanneer er sprake was van vermindering van de getalsterkte der scholen, en later wanneer het bestaan zelf der scholen werd bedreigd, - onze brief aan de Koning bij deze laatste gelegenheid, - onze wenken betreffende de organisatie der scholen, - onze tussenkomsten ter verbetering van de voeding en tot verhoging van de voedingsvergoeding, - vervanging van het kaki door het blauw uniform van voor 1914, - prijsvermindering op reizen per spoor voor de min-zestienjarigen, - toekennen van rangbevorderingen aan onze Jonge Garde, - enz . . . - 56 -
F. Vakantie- en Huisvestingsfonds Reeds in 1920, bij gelegenheid van het bezoek aan scholen, vernamen de leden dat bepaalde wezen of kinderen van onbemiddelde ouders, de vakantieweken in de school moesten doorbrengen. Spontaan stelden bepaalde leden voor ze gedurende de vakantie in eigen familiekring op te nemen. In 1923 werd een vakantie- en huisvestingsfonds opgericht. Eerst werden de jongelingen kosteloos opgenomen in een bijgebouw van het militair Hospitaal te Oostende ons welwillend ter beschikking gesteld; hun voeding en verzorging bleef ten laste van onze Vereniging. Daar het aantal van de beschermelingen steeds aangroeide, werd besloten een eigen Tehuis te Oostende, dat 32 bewoners kon herbergen, te bouwen en in te richten. Bepaalde jaren, vóór de afschaffing van de lagere en middelbare Pupillenscholen, klom het aantal onderhoudsdagen op tot 1300. Gemiddeld werd jaarlijks daarvoor een som van 22 000 franken uitgegeven. Het Tehuis werd tijdens de Tweede Wereldoorlog totaal verwoest. Daarbij werd aan onbemiddelde leerlingen, die liefst hun vakanties in familie doorbrachten, een dagelijkse toelage toegekend, om de minder begoede ouders deze supplemantaire last te helpen dragen. Deze liefdadigheid bleef nog na 1945 bestaan door het uitreiken van vakantiegeld. G.
Fonds voor onderlinge hulp
Dit werk werd eveneens in 1923 opgericht. Oorspronkelijk bestemd om bepaalde leden ter hulp te komen, kreeg dit werk een grote uitbreiding toen er besloten werd dit fonds ook te gebruiken ten voordele van leerlingen van de Pupillen- en Cadettenscholen, opgenomen in de Koninklijke Militaire School of in de universiteiten. Tot in 1940 werd globaal voor al deze doeleinden ongeveer 375 000 franken uitgegeven. In de loop van de laatste oorlog werd nog 150 000 franken uitbetaald aan giften en leningen zonder intrest.
3.
SEDERT 1947
Gedurende de vijandelijke bezetting waren de activiteiten van de Vereniging noodgedwongen gereduceerd. Vele verenigingsleden hebben actie gevoerd bij de gewapende weerstand. Een honderdtal oud- Pupillen en Cadetten hebben hun leven op het veld van eer gelaten. Na de tweede wereldoorlog heeft de Vereniging zich uitgebreid tot de cadetten om alzo de “Koninklijke vaderlandslievende en menslievende maatschappij der gewezen Troepskinderen, Pupillen en Cadetten van het Leger” te worden onder de ingewikkelde acronym : KMGTPCL of SRAETPCA (Société royale patriotique et philanthropique des Anciens Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets de l’Armée). Laat ons herinneren aan enkele activiteiten van de Vereniging. We volgen daarbij hetzelfde schema als voor de periode tussen de twee wereldoorlogen.
Uitbreiding van de Vereniging Onze interventies ten voordele van de prioriteitsaanvaarding voor het klassement in de graad van Onderluitenant voor hen die leerling waren in de cadettenschool in 1940 en voor de homologatie van het diploma van de Nederlandstalige cadetten van Seilles. De permanente betrekkingen met het Commando van de Scholen. De opening van de Vereniging in 1968 voor de leerlingen van de Intermachten afdeling, de Wetenschappelijke scholen (1920-1935) en de Centrale school (1952-1962). - 57 -
Hulde aan onze helden Herinhuldiging van de monumenten van Aalst en Namur na het toevoegen van de namen van de helden van 1940-1945. Inhuldiging in 1951 te Laken van een monument dat de namen herneemt van alle anciens gesneuveld voor het Vaderland. Jaarlijkse bedevaart naar de diverse monumenten. Tussenkomst om het monument van Laken te laten transfereren naar de Campus Renaissance na de vervreemding van het Sint-Annakwartier in 2006.
Tussenkomst voor het behoud van het kindergeld voor onze cadetten. Plechtigheden 60e verjaardag van de Vereniging in 1955 : diverse ceremonies. 70e verjaardag van de Vereniging in 1965 : een vitrinekast in massief eik (42.000 frank) wordt door de Vereniging aan de school van Laken geschonken om een traditiezaal in te richten. Deelname in de kosten (300.000 frank) van de sluitingsceremonie van de Koninklijke Cadettenschool in juni 1991 Ten gevolge van de verdwijning van de laatste der scholen werden geen festiviteiten georganiseerd ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Vereniging. Maandblad Vervanging in 1965 van L’enfant de Troupe door een tijdschrift van kleiner formaat (24 X 16), met tweekleurige (rood en blauw) kaft op gele achtergrond; maandelijks tot in 1973, bimestrieel tot in 1980 en vervolgens trimestrieel. De publicatie neemt het A4 formaat met een polychroom dekblad aan in 1995. Het wordt gepolycopieerd, daarna gedrukt bij de drukkerij van Defensie. Het verschijnt sinds 2010 in volledige vierkleurendruk. Fonds Toekenning van studieleningen aan cadetten die aan de universiteit studeren en vakantietoelagen aan de minderbedeelde leerlingen. Jaarlijkse toekenning van prijzen aan de meest verdienstelijke leerlingen. Sinds 1991 worden alle prijzen bestemd voor de cadetten vervangen door twee prijzen van 125 € (5000F) voor de leerlingen van de divisies “Intermachten” die de opdrachten van de Koninklijke cadettenschool verderzetten.
4.
HEDEN
Sinds de sluiting van de Koninklijke Cadettenschool in 1991, heeft de Vereniging haar actieveld uitgebreid om te voorzien in de behoeften van alle opvolgers van de cadetten door zich te richten naar de Voorbereidende instellingen aan Officierenscholen van het Belgisch Leger. Haar naam is geëvolueerd naar : “Koninklijke Vereniging der oud- Troepskinderen, Pupillen, Cadetten en Intermachters van het leger. Een meer gebruiksvriendelijke, tweetalige acronym werd ingevoerd : T.P.C.I., voor Troepskinderen, Pupillen, Cadetten et Intermachters (of Inter-forces). - 58 -
Haar doelstellingen zijn nog steeds deze beschreven in de oorspronkelijke statuten van de Vereniging (uittreksel van de statuten 2004, artikel 3) : 1. Bijdragen tot het materiële, intellectuele en morele welzijn van de leerlingen van de Voorbereidende instellingen aan Officierenscholen van het Belgisch Leger. Een voortdurende zorg voor hen is het voornaamste doel van de Vereniging. 2. De geest van broederlijkheid en onderlinge hulp tussen de gewezen pupillen, cadetten, intermachters en leerlingen van de VDKMS van het leger behouden. 3. Onder hen en eventueel buiten de Vereniging de vaderlandsliefde, de trouw aan de dynastie en de nationale instellingen onderhouden. 4. Gebeurlijk medewerking verlenen aan werken die een analoog doel nastreven. Sinds de installatie van de Voorbereidende Divisie op de Koninklijke Militaire School (VDKMS) op de Campus Saffraanberg in 2006, is de vereniging er aanwezig in de maand, - juni ter gelegenheid de Prijsuitreikingsceremonie. De TPCI verleent er de Prijs einde schooljaar VDKMS. Deze prijs wordt toegekend aan de beste kandidaat-officieren van de nederlandstalige en de franstalige afdeling op het vlak van morele, intellectuele en fysische kwaliteiten. Ze worden gekozen door hun medeleerlingen. - oktober ter gelegenheid van de ontmoetingsdag met de nieuwe leerlingen van de VDKMS. De Vereniging maakt van de gelegenheid gebruik om er haar tweede prijs te overhandigen : Speciale prijs TPCI – Toelatingswedstrijd KMS (vroegere Prijs Coppens). De begunstigden zijn een nederlandstalige en een franstalige leerling van de polytechnische sectie, alsook een nederlandstalige en een franstalige leerling van de sectie sociale en militaire wetenschappen . Om de prijs te bekomen moeten zij het beste resultaat behaald hebben bij de toelatingswedstrijd aan de KMS in één van de hierboven vermelde secties en effectief toetreden tot de School als kandidaat officier.
===
- 59 -
REFERTES
BALACE Francis : Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets, Militaria Belgica I-6, I-7 en I-8, 1978, BEAUPERE B. : Histoire du Prytanée national militaire, Uitg. LAVAUZELLE, Paris, 1985, BENOIST-MECHIN : Histoire de l’Armée Allemande, deel I : L’effondrement : 1918-1919, Uitg. Albin MICHEL, Paris, 1936 en 1964, BOIJENS Richard : De Taalwetgeving in het Belgische Leger : 1830 – 1940, Uitg. Centrum voor Militair Geschiedenis, Koninklijk Leger Museum, KLM-MRA, Brussel,1992, BURETTE Eugène : Fonds Nr 87 École des Cadets de Namur, Koninklijk Legermuseum MRAKLM, en vier artikels uit de revue van de kring KMGTPCL n°2/1968 (officieren voortgesproten uit de KMS) en Nr 3, 4 et 5/1969 (officieren voortgesproten uit het kader), DUPIERRY É. : Les compagnies de cadets-gentilshommes (1682-1733) et les cadetsgentilshommes des troupes (1776-1791), tijdschrift La Figurine « Spécial Cadets », 1983, CLAERHOUT Arnaud : L’École royale des Cadets de Laeken, de 1945 à nos jours : eindwerk KMS, 1989, JORDENS E. : Les Établissements militaires aux Pays-Bas, in « Histoire de l'École Militaire : 18341935 », Uitg. M. HAYEZ, Bruxelles, 1935, NYS Albert : De Koninklijke Cadettenschool tijdens het Interbellum : eindwerk KMS, 1989, PATTYN Jean-Jacques : Les Pupilles de la Garde Impériale, tijdschrift La Figurine « Spécial Cadets », 1983, POTTIE Freddy : De nederlandstalige afdeling van de Koninklijke Cadettenschool na 1945, eindwerk KMS, 1989, ROOMS Etienne : Militaire Scholen in de XVIIde eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, Koninklijke Militaire School, Brussel, tijdschrift TPCI Nr 2/2000, VANDERSTRAETEN Jean-François : De la Force Publique à l’armée nationale Congolaise, Uitg. DUCULOT, Brussel, 1985, VAN RENTERGHEM Yvan : Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets de l'armée, 1838-1945, generaalmajoor IMM b.d., Uitg. Koninklijk Legermuseum, reeks Miscellanea Nr 1, Brussel, 2000, VIATOUR Gustave (lieutenant) : L’École des Pupilles de l’Armée, son historique et son organisation actuelle, Uitg. ROEDER, Antwerpen, 1894 (KLM Nr Au 17340), VON SALOMON Ernst : Die Kadetten, 1933, Les Cadets, 1953, Uitg. BARTILLAT, Parijs, 2008.
- 60 -