JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
De kerk die toekomst heeft De redactie van het Contactblad heeft me gevraagd een stukje te schrijven over de kerk van de toekomst, met als achtergrond de opgedane ervaring in Colombia en Rwanda. In Colombia hebben mijn vrouw Lisette en ik de Presbyteriaanse kerk gediend en in Rwanda de Anglicaanse kerk. In beide kerken zijn we vooral ingezet om leiders en voorgangers op te leiden via een afstandcursus theologie. Als gemene deler zijn beide kerken overzee bijbelgetrouw en hebben ze wat we een ‘gereformeerd-evangelische’ theologie zouden kunnen noemen, met ruime aandacht voor evangelisatie en fellowship. In Rwanda heeft dat geleid tot huiskringen. Er zijn ook pregnante verschillen tussen de twee kerken. In Colombia ligt de nadruk vooral op
geloofsoverdracht en geloofsleer. In Rwanda (en in de Anglicaanse kerk wereldwijd) gaat de meeste aandacht uit naar het lofprijzen van God en het gebed. De behoudende PKN-gemeenten in Nederland hebben als centraal thema de levensvraag van Luther: hoe krijg ik een genadig God? Het zwaartepunt van de gemeente is de eredienst, en daarin is de verkondiging het belangrijkste onderdeel. Vanuit de opgedane ervaring in verschillende culturen en kerken wil ik -meer dan naar de ‘toekomstige kerk’- kijken naar ‘de kerk die toekomst heeft’ en die, naar mijn mening, ook in de Nederlandse context groei kan doormaken en vrucht voor de Here kan dragen.
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 1
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
To glorify God and to enjoy His presence forever ‘De kerk die toekomst heeft’ looft, leeft, leert, evangeliseert en heeft oog voor de nood in de wereld. De erediensten in ‘de kerk die toekomst heeft’ mogen vieringen zijn waarbij de kerk als het ware ‘tempel’ wordt die (om Gerrit Achterberg vrij te citeren) ‘voor een tijd een plaats van God’ mag zijn, waar de gelovige een ontmoeting mag hebben met de Heilige. Waar we dus als gemeente tot ons doel komen; het doel zoals dat verwoord is in de eerste vraag van de Westminster Confession. Daar wordt gevraagd: What is the chief end of man? (Wat is het uiteindelijke doel van de mens?) Het antwoord is: To glorify God and to enjoy His presence forever (God te eren en Zijn aanwezigheid voor altijd te genieten). In de vieringen van ‘de kerk die toekomst heeft’, zoeken we dat, gaat het dus niet alleen om ‘de preek’, maar om de ontmoeting, om het prijzen en eren van God, om het genieten van Zijn aanwezigheid. ‘De kerk die toekomst heeft’ verkondigt en leeft het Evangelie van het Koninkrijk. Het Evangelie van de Here Jezus Christus zal centraal staan. Daarbij gaat het dus om de verkondiging van het wonder van Gods liefde, die we zien in Jezus’ werk aan het kruishout, en zal het dus blijven gaan om zonde én genade, om God die Zijn Zoon in onze wereld zond om ieder die gelooft te redden. Van daaruit zal het mijns inziens moeten gaan om een levende relatie, om discipelschap, om het dagelijks volgen van Jezus als Heer en Heiland en om het leven uit de kracht van de Heilige Geest, gevoed door Gods Woord. Discipelschap is hierin nieuw, in de zin dat het maken van discipelen in onze kerkelijke praktijk weinig voorkomt. De definitie van een discipel is in zekere zin nieuw voor ons, want ‘een discipel is iemand die Jezus Christus volgt én anderen tot discipelen van Hem maakt.’ Het gaat er in ‘de kerk die toekomst heeft’ om hoe je van dag tot dag leeft in navolging van Jezus, de Here. Dat zal overgedragen moeten worden, en dat red je niet met enkel een preek, of met de catechisatie en de Alphacursus. Er zal daarom bezinning moeten plaatsvinden over hoe we als gemeente invulling geven aan praktische vorming en toerusting.
Huiskringen De beste manier om dat loven en leren in het vat te gieten is door middel van huiskringen. Om samen te leven, te loven, te leren, te evangeliseren en oog te hebben voor elkaar, is de kerkdienst niet voldoende, en is een Bijbelkring ontoereikend. Daarom zullen er huiskringen gevormd worden waar elke gelovige een plek krijgt. De kans dat christenen ook hier in het Westen vervolgd gaan worden is groot. Huisgemeenten zijn klein en wendbaar, en geven de gemeente van Christus een grotere kans om te overleven als directe vervolging een feit wordt. In de kringen gebeurt het, worden mensen tot discipelen gevormd, met de hulp van medegelovigen. Daar vindt ook het pastoraat plaats. Daar komen initiatieven van de grond om elkaar te helpen, of anderen te steunen die het moeilijk hebben. In de kringen wordt geleerd en gebeden, wordt God geprezen. De buren kunnen worden uitgenodigd om mee te eten en een huisdienst mee te maken, waardoor evangelisatie op een heel natuurlijke manier gestalte krijgt. In Rwanda hebben we huiskringen geïntroduceerd. Na een jaar lang te hebben gebeden en ons te hebben voorbereid zijn alle kerken toegerust om de gemeente in te delen in huiskringen. Alles gebeurde vanuit de kringen. Elke kring had twee leiders, plus een leider-in-opleiding. De kring legde zich toe op gebed, op bijbelstudie, op pastoraat, op evangelisatie en op het helpen van elkaar. Het grootste wonder in dit door genocide geplaagde land was wel dat de Heilige Geest die structuur gebruikte om mensen onderling te helpen verzoenen. We hadden dit niet gepland of gevraagd. Mijn vermoeden is dat de Geest deze structuren juist wil gebruiken omdat het Nieuwe Testament aangeeft dat de eerste gemeente zo samenkwam (Handelingen 2 en 4). In ‘de kerk die toekomst heeft’ zullen de ambten mijns inziens heel anders ingevuld gaan worden. Alle ambten, dus ook dat van predikant, zullen opkomen uit de gemeente zelf. De groei zal daardoor natuurlijk zijn. Je groeit op in de gemeente of komt later tot geloof. Als je eenmaal lid bent van een huiskring wordt gaandeweg duidelijk waar je passie ligt en wat je gaven zijn. Op een gegeven moment word je met je gaven en passie opgemerkt door anderen, vind je je roeping en groei je door; word je opgeleid vanuit de praktijk. De ambten worden in ‘de kerk die toekomst heeft’ anders ingevuld, meer vanuit de gaven die Paulus opsomt (Ef. 4:11-13). De predikant als duizendpoot verdwijnt. Daarvoor in de plaats komt een broeder of zuster die pastorale gaven heeft en de gemeente en de huisgroepen begeleidt op dat gebied, en counselt. Dat is de herder, de pastor. Daarnaast is er plaats voor de leraar, die
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 2
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
de zondagse erediensten leidt en het hele gebied van discipelschapstraining binnen de huisgroepen overziet. Vervolgens is er de evangelist, die zich bezighoudt met de communicatie van het evangelie naar buitenkerkelijken, en de gemeente in de huiskringen daarvoor ook toerust. De profetische rol is er voor de gebedsleider. Hij of zij helpt de gemeente met het opzetten van de gebedskringen, met het verstaan van de tijden, en met de voorbede voor de kerk en de wereld. De diaken let op de nood van de gemeente, de wijk, en de wereld en ziet erop toe dat we zorg dragen voor elkaar. De kerk van de toekomst heeft een semi-episcopale structuur waar de ‘apostel’ een plek heeft als ‘overziener’ met een haast bisschoppelijke functie. Hij overziet meerdere gemeenten en begeleidt en zet zich in voor de band met de gemeente van Christus wereldwijd en heeft oog voor zending in alle continenten, voor de vervolgde kerk, en voor het werelddiaconaat. Het team wordt versterkt met enkele oudsten die zich vooral richten op advies en ondersteuning (aandacht voor kinderen, jongeren, gehuwden, singles, weduwen, ouderen etc., zorg voor de administratie van de gemeente, voor de financiën, enzovoorts). Zodoende krijgen alle ambten (‘gaven’) die Paulus noemt in Efeze 4 een plekje en worden ze allemaal gebruikt om de gemeente toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus hier op aarde. De meeste ambtsdragers zullen naar mijn mening part-time in de kerk werken, en zijn dus part-time ‘pastor’ (of welk ander ambt hierboven genoemd ze ook bekleden) en part-time werkzaam ‘in de wereld.’ Op die manier is er kruisbestuiving, waardoor de ambtsdragers in hun dienst in de gemeente van Christus op een natuurlijke manier dicht bij het leven van alledag staan. De meesten zullen een reguliere opleiding genoten hebben en al gaande in de gemeente op een adequatie manier en een bij hun taak passend niveau toegerust en opgeleid worden. De theologische opleiding blijft bestaan, maar niet elke gemeente zal door één academisch opgeleide theoloog geleid hoeven te worden. In de ene gemeente kan de pastor op academisch niveau toegerust worden, in de ander de evangelist en in de derde de leraar. In de training van het gehele kader van de plaatselijke gemeente maakt men gebruik van de kennis die in de verschillende gemeenten aanwezig is. Academisch onderzoek en theorievorming vindt plaats vanuit de praktijk van het gemeente-zijn en gebeurt zo in de lijn van wat theologen als Barth en McGrath voorstaan: theologie die dienstbaar is aan de kerk en aan de Heer van de kerk. Ad Verwijs Rockanje
De liefde dwingt mij… Hannie van der Weerd (25 jaar) is opgegroeid op de Veluwe. Tijdens haar opleiding tot maatschappelijk werker aan de Christelijke Hogeschool te Ede, verhuisde Hannie vier jaar geleden naar Amsterdam en sloot zij zich aan bij de Noorderkerkgemeente. Zij werkt bij stichting Bright Fame, een stichting die vanuit een christelijke identiteit hulp biedt aan vrouwen die werkzaam zijn in de prostitutie op de Wallen in Amsterdam. Op verschillende gebieden wordt hulp geboden, waaronder bij uitstappen, opvang, taallessen, zoeken naar werk en bij een terugkeer naar het land van herkomst. Je werkt voor stichting Bright Fame op de Amsterdamse Wallen. Hoe ziet jouw werkdag eruit? “In de ochtenden heb ik meestal begeleidingsafspraken met vrouwen die al uitgestapt zijn of zich bevinden in een proces van uitstappen. Tijdens deze afspraken wordt veel praktisch werk verricht, zoals het zoeken van woonruimte en werk als ook het bieden van hulp bij schulden. De vrouwen die gestopt zijn starten met een traject waarin wij, zo lang als nodig is, naast hen blijven staan. Er schuilt zo veel gebrokenheid achter de wereld van prostitutie, dat het proces van genezing en herstel vaak jaren in beslag neemt. Het vertrouwen van deze vrouwen is enorm beschadigd. Voor hen is geen mens, en vooral geen man, meer te vertrouwen. Ze worden niet alleen in de prostitutie, maar vaak ook in andere relaties uitgebuit en misbruikt. Aan het begin van de middag, voordat we de vrouwen gaan bezoeken nemen we de tijd om met elkaar als team te bidden voor de vrouwen. ’s Middags en vaak ‘s avonds bezoeken we de vrouwen die werkzaam zijn achter het raam. De meeste vrouwen werken niet voor zichzelf, daarom moeten we uiterst voorzichtig omgaan met de gelegenheden die zich voordoen. Voor veel vrouwen zijn we inmiddels een vertrouwd gezicht. Zij zijn ondertussen op onze komst gesteld. Toch gebeurt het nog regelmatig dat deuren gesloten blijven. De gesprekken zijn erop gericht het vertrouwen te winnen en een relatie met deze vrouwen op te bouwen en gaan dan ook over allerlei alledaagse dingen, zoals het weer, nagels, vervelende klanten en familie. Soms lukt het om over hun motivatie te spreken; “Wat heeft ervoor gezorgd dat je hier terecht bent gekomen?”. Het is vaak niet eenvoudig voor de vrouwen om hierover een open gesprek te voeren. Veel vrouwen proberen mij in eerste instantie ervan te overtuigen dat ze tevreden zijn met het werk en daar zelf voor gekozen hebben. Echter, de wereld van de prostitutie is één grote leugenwereld is, vol van schijn die bedriegt. Dagelijks hebben we gesprekken waarin vrouwen uiteindelijk eerlijk vertellen
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 3
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
hoe wanhopig ze zijn en ellendig ze zich voelen. Vaak bidden we op zo’n moment met hen, om de Heilige Geest de ruimte te geven iets te bewerken. We hebben momenten meegemaakt dat vrouwen werden aangeraakt door God zelf, ze hun spullen inpakten en met ons meegingen. Op die momenten ervaar je een stukje hemel op aarde. Echter, veel vrouwen werken nog gewoon achter het raam. Ook na bijzondere en open gesprekken. De volgende dag staan ze dan weer met een glimlach achter het raam. Een lach waarachter wanhoop en ellende schuilgaan.” Wat is het doel van jullie werk in Amsterdam? “In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is ons hoofddoel niet om vrouwen zo snel als het kan uit de prostitutie te halen. Ons doel gaat verder… We streven naar vrijheid voor deze vrouwen. Vrijheid van de wereld van uitbuiting, misbruik en afwijzing. Het gaat ons daarom om het aangaan van een relatie met deze vrouwen. Dit is de sleutel om hen te kunnen bereiken. Een relatie is nodig om te kunnen delen van de overvloed, de overvloed die wij hebben ontvangen als we leven van genade, vergeving en genezing. De liefde van God kan ook de angst en pijn van deze vrouwen genezen. Het aangaan van een relatie betekent dat we vriendschappen sluiten met deze vrouwen en ons leven met elkaar delen. Als ik voor een vrouw sta te bidden in haar kamertje, en ze staat in haar bikini, dan snap ik het evangelie en de opdracht van Jezus. Deze vrouwen leren mij om te delen, te geven, te ontvangen omdat zij mij elke keer herinneren aan mijn eigen gebrokenheid. Het is dan niet zo moeilijk om dichtbij God te blijven. Je hebt namelijk geen keus als gevolg van de confrontaties met je eigen gebrokenheid. In de kerk kost het me soms veel meer moeite om de opdracht van het evangelie te begrijpen, omdat we het vaak nog zo moeilijk vinden om ons hart te delen. Er zijn veel mooie momenten met deze vrouwen. Zo vroeg laatst een meisje dat kortgeleden is gestopt met de prostitutie en iets met Jezus heeft gekregen: “Dus als door Jezus al mijn zonden vergeven zijn, ben ik eigenlijk weer maagd?” en een ander: “Kan ik niet opnieuw geboren worden?”
vrouwen uitstappen of niet, ze zijn alle moeite, inzet en energie waard! In Gods koninkrijk bestaan geen hopelozen gevallen, want er is altijd genoeg genade. Trouwens niet alleen deze vrouwen zijn deze inzet waard… ” Hoe lukt het je om vol te houden in je werk en geloof? “Dat vraag ik mezelf ook wel eens af. Er zijn tijden geweest dat ik het nauwelijks aankon. Nog steeds blijft het een uitdaging. Ik zelf kan hun ellende namelijk niet dragen. Maar, ik raak er steeds meer van doordrongen dat voor God geen ellende te groot is, dat helpt mij om het over te geven. Hoe groter de nood of zonde, hoe groter de genade zegt Paulus. Zonde, pijn en teleurstelling houden ons van God af. Vaak hoor ik zeggen: “Als God bestaat waar is Hij dan? Waarom heeft Hij een bepaalde situatie laten gebeuren?” Maar Jezus is naar de wereld gekomen, te midden van alle problemen. En in Zijn naam proberen we de weg vrij te maken voor deze vrouwen, zodat deze verloren dochters herenigd kunnen worden met onze Hemelse Vader. Om het te kunnen volhouden is intimiteit met God, mijn Vader, heel belangrijk. Het zoeken van Zijn hart en het delen van mijn hart. Belangrijk is vertrouwen, overgeven, volharding en bereid zijn offers te brengen. Dat is niet altijd makkelijk. Volgelingen van Jezus is ook geen gemakkelijk pad beloofd. Maar ik weet dat God mij hiervoor geroepen heeft. Ik ben dankbaar voor de vele steun van lieve mensen en het geweldig team om mij heen. Zij moedigen mij elke dag weer aan.” Wat zou je de lezers mee willen geven? “In het koninkrijk van God zijn de regels anders dan je gewend bent. Vaak denken we dat we door te verzamelen een rijker mens worden, maar Jezus leert ons dat geven beter is dan ontvangen. Ik zeg vaak: “Wat je doet (of niet doet) is wat je gelooft.” Waar je tijd aan besteed, daar is je hart. Hoeveel tijd besteed je aan het navolgen van Jezus, wat mag het jou kosten? Waartoe dwingt de liefde jou?” John Kamphuis Amsterdam
Of de vrouwen vervolgens gaan stoppen met het werk in de prostitutie is aan God, dat moet ik elke keer weer loslaten. Het enige waar ik verantwoordelijk voor ben, is dat wij elke keer klaarstaan dat als een vrouw wil stoppen, er een netwerk is en er praktische oplossingen zijn. Het gaat niet om wat wij bereiken of om hoe effectief of succesvol we zijn. Het gaat erom dat we trouw zijn in de dingen die God op ons pad brengt. Of deze
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 4
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
Christelijke bevlogenheid? Buiten de steeds kleiner wordende groep van trouwe kerkgangers maakt niemand zich zorgen over de voortgaande secularisatie. Het geloof is uit het openbare leven verbannen. Wat er in de kerk gebeurt, interesseert niemand. Alleen in extreme situaties trekt de kerk nog publieke aandacht. Zoals rond het misbruik in katholieke internaten en de opvattingen over de rol van de vrouw in orthodox-protestantse kring. Verder wordt de kerkgang gezien als een hobby. De één gaat tennissen en de ander naar de kerk. Ieder moet maar doen wat hij of zij leuk vindt. Waarom zou er reden zijn tot zorg over de verdere ontkerkelijking van Nederland? Het ware socialisme Vastgesteld moet worden dat de ontkerkelijking geen recent verschijnsel is. In de 19e eeuw verloren veel landarbeiders hun baan door de mechanisatie van de landbouw. Om aan armoede te ontsnappen, trokken die werklozen massaal naar de steden. Daar was volop werk in de bouw, de industrie en de scheepsbouw. Veel van die migranten hebben toen niet alleen de band met hun traditionele dorpssamenleving doorgesneden, maar ook die met hun traditionele kerk. Toen de Groninger predikant dr. S.D. van Veen in 1891 voor de plaatselijke afdeling van de Sociaal-Democratische Bond een voordracht hield over Het Christendom en de sociale nooden, stelde hij vast dat velen nog nooit van het Evangelie hadden gehoord. Ontkerkelijking is een proces dat zich in de 19e eeuw overal in Europa heeft voorgedaan, ook in Nederland. In Nederland was de secularisatie lange tijd echter veel minder omvangrijk was dan elders in Europa. Het gedeelte van de Nederlandse bevolking dat trouw ter kerke ging, was in 1950 aanzienlijk groter dan in andere Europese landen! Rond het jaar 2000 was dat beeld echter volstrekt veranderd: nergens in Europa gaan zo weinig mensen naar de kerk als in Nederland. Ook in dit opzicht volgt de Nederlandse samenleving niet het Europese patroon. Er is dus iets bijzonders aan de hand met Nederland. Zowel de grote kerkelijkheid in de eerste helft van de 20e eeuw als de sterke ontkerkelijking in de tweede helft vraag om een toelichting. Toen dr. Van Veen in 1891 zijn voordracht voor de plaatselijke afdeling van de Sociaal-Democratische Bond had gehouden, ging het gerucht dat hij socialist was geworden. Om dat gerucht de kop in te drukken, heeft hij vervolgens in de Martinikerk gepreekt over Hand. 2:44: En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen. Boven die preek, die naderhand in druk is verschenen, schreef hij: Het ware socialisme. Voordat hij deze tekst behandelt, stelt hij zijn hoorders de vraag
of zij de volle betekenis en de ruime omvang van het Evangelie wel kennen en in hun eigen leven herkennen. De tekst geeft hem vervolgens aanleiding om de levenshouding van de vroege christenen aan de gemeente ten voorbeeld te stellen. Naar zijn mening moeten we ons in de kerk niet alleen bezig houden met de hemelse dingen, maar ook aandacht hebben voor de aardse toestanden om ons heen. Die aardse toestanden moeten we niet aards bekijken, maar beschouwen in het licht van het Evangelie en geïnspireerd door de Heilige Geest. Achteraf gezien had dr. Van Veen het erg makkelijk. Uit zijn eigen pastorale ervaring kon hij een staalkaart van sociale misstanden opnoemen. Weduwen die dagelijks in de fabriek aan de slag moesten om te voorkomen dat de kinderen verhongerden, gezinnen die verpauperden omdat de kostwinner arbeidsongeschikt was geworden, oppassende gezinnen die zo zeer verarmd waren dat er geen beddengoed meer in huis te vinden was. Zaken als luiheid en drankzucht waren hem niet onbekend, maar hij was er stellig van overtuigd dat velen in de gemeente buiten eigen schuld gebrek leden. En wie hem niet op zijn woord geloofde, riep hij op om zelf de armen te bezoeken en goed te kijken wat er miste en wat de oorzaak was. Omstreeks 1900 waren er in Nederland veel bevlogen predikanten die midden in de samenleving stonden en wisten waar het fout ging. Nederland veranderde in die tijd snel en er ontstonden nieuwe noden waar de samenleving geen antwoord op had. Die bevlogen predikanten waren geen socialist, zoals dr. Van Veen nadrukkelijk stelt, maar ze waren ervan overtuigd dat een hervorming van de maatschappelijke verhoudingen buiten God om onvruchtbaar zou blijken. Daarom hebben zij in de schat van het Evangelie niet alleen gezocht naar de vanouds vertrouwde zaken, maar daarin ook nieuwe dingen opgediept (Matt. 13:52). Gelukkig hebben veel gemeenteleden zich door die predikanten de weg laten wijzen. Meer dan in andere Europese landen richtte het kerkelijke leven in Nederland zich in de eerste helft van de 20e eeuw op de eigentijdse noden van de samenleving. Het functioneren van de samenleving was gediend met de aanwezigheid van de kerk. Dat maakt begrijpelijk waarom de kerkelijkheid in Nederland lange tijd zo groot is geweest. Zijn alle problemen verdwenen? Ook in de tweede helft van de 20e eeuw veranderde de Nederlandse samenleving ingrijpend. De welvaart nam sterk toe en de welvaartsstaat zette de kerk buiten spel. Van de wieg tot het graf worden we door de staat
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 5
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
verzorgd. Alle problemen op slag verdwenen? Bestaan er geen maatschappelijke noodsituaties meer? Of kennen we die niet! Het zal ons toch niet gebeuren dat we geen weet hebben van de noden waar onze broeders en zusters mee tobben?! Daarom is het advies van dr. Van Veen nog steeds actueel: ga bij de mensen op bezoek, luister goed en kijk eens rond. Als je weet wat het probleem is, kun je nadenken over een oplossing. Die oplossing moet dan niet aards zijn, maar worden geplaatst in het licht van het Evangelie en geïnspireerd door de Heilige Geest. Net als de heer des huizes in de gelijkenis kunnen we dan in de schat van het Evangelie op zoek naar nieuwe dingen. Want buiten God om is het weinig vruchtbaar om te zoeken naar fundamentele veranderingen in de verhouding tussen mensen. Heeft de welvaartsstaat de kerk buiten spel gezet of heeft de gemeente zich dat zelf aangedaan? Is de samenleving nog gediend met de aanwezigheid van de kerk? Als het in de kerk alleen gaat om buitenaardse zaken, dan zal niemand zich zorgen maken over de voortgaande ontkerkelijking. Mijns inziens is de conclusie van dr. Van Veen nog steeds van belang: De geloovigen in Christus Jezus hebben het zichzelven te wijten, dat er niet meerderen komen tot het geloof, waardoor de zondaar voor God gerechtvaardigd wordt. Geen boodschap voor de samenleving? In 1914 ontving ds. C. Lindeboom een beroep uit Amsterdam en op 10 mei van dat jaar werd hij bevestigd in de Keizersgrachtkerk door dr. B. Wielenga. In zijn preek stelde dr. Wielenga dat de kerk onmachtig is aan de religieuse behoefte van den modernen mensch naar behooren te voldoen, omdat zij geen ware cultuurdraagster, maar slechts bewaarder van de dorre dogma’s uit een dood verleden is. Een scherpe aanklacht,
maar tegelijkertijd een helder signaal. De kerk moet niet verworden tot een vereeniging ter beoefening van den godsdienst, maar behoort cultuurdraagster te zijn en daarmee richtingwijzer voor het leven en samenleven van de mens. Bij het opdiepen van schatten uit de rijkdom van het Evangelie gaat het niet alleen om het oude, maar ook om het nieuwe. Het getuigenis van de christelijke gemeente dient betrokken te zijn op de vragen van de eigentijdse samenleving, een opdracht die niet door de tijd is achterhaald. Ds. C. Lindeboom was de bouwpastor van de Waalkerk in de Rivierenbuurt. In 1936 werd daarvoor de eerste steen gelegd, maar in 1989 moest dat godshuis worden afgebroken vanwege het verminderde kerkbezoek. Al bij zijn emeritaat in 1937 toonde ds. Lindeboom zich bezorgd over het sterk teruglopende kerkbezoek in Amsterdam. Steeds meer mensen verhuisden naar de randgemeenten. Daar werden weliswaar nieuwe kerken gesticht, maar het kerkelijke leven in Amsterdam leed daaronder. Na de oorlog versnelde zich dat proces. De verkrotte binnenstad van Amsterdam werd gesaneerd en in de tuinsteden ontstonden nieuwe kerken. Maar toen de suburbanisatie in de jaren 1970 goed op gang kwam, had de kerk geen boodschap meer voor de samenleving en de samenleving geen boodschap meer aan de kerk. De omvorming van het Oostelijke Havengebied tot een aantal wooneilanden heeft in de jaren 1990 niet geleid tot de stichting van ook maar één kerk. De pogingen om op IJburg de kerk weer present te laten zijn, verlopen moeizaam. Is de samenleving nog gediend met de aanwezigheid van de kerk?
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 6
G.J. Borger Musselkanaal
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
“De betekenis van kerkplanting voor de toekomst van de christelijke traditie in Europa” Dit was de ondertitel van de rede die prof. Stefan Paas in 2011 uitsprak ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de missiologie aan de Vrije Universiteit. Paas legt een verband tussen kerkplanting en de toekomst van de christelijke traditie. Rede voor de redactie om in dit nummer over de toekomst van de kerk de rede van Paas samen te vatten. Europeanen zijn post-christelijk. Zoveel is een ieder die maar een beetje op de hoogte is van de situatie in Europa wel duidelijk. Maar, zo stelt Paas vast, dit betekent niet dat diezelfde Europeanen de religie verlaten. “Zij omarmen en potpourri van religieuze of semi-religieuze ideeën.” Ook zijn er “postchristelijke zoekers” die weliswaar de traditionele vormgeving van het Christelijk geloof niet meer zien zitten, maar nog wel leven volgens normen en waarden die aan de christelijke traditie zijn ontleend. Deze situatie in Europa vraagt van de kerken een visie op christelijke zending. Want Europa is ‘zendingsveld’ geworden. Paas: “Dat is niet alleen zo omdat er zo weinig christenen overblijven, maar ook omdat Europa staat voor uitdagingen van een morele en religieuze aard.” Contextualisatie en geloofwaardigheid De eerste vraag die Paas aan de orde stelt in het kader van de visie op zending in Europa is hoe die verkondiging van het christelijk geloof vorm kan krijgen in een plurale samenleving. Hoe worden nieuwen contexten en nieuwe generaties bereikt? Hoe worden bruggen geslagen naar al die verschillende groepen, levensbeschouwingen, culturen en generaties die onze maatschappij rijk is? Dit betreft de vraag naar contextualisatie van het evangelie. Paas signaleert tegelijkertijd het grote belang van een tweede vraag, de vraag naar de geloofwaardigheid van de boodschap, de integratie tussen verkondiging en gemeenschappelijk leven. Hij citeert Sojourner Jim Wallis die zegt: “Onze Bijbel ligt open voor iedereen om te onderzoeken, en dat geldt ook voor het leven van de kerk (…). De kloof tussen die twee heeft een enorme geloofwaardigheidscrisis veroorzaakt (…). De kracht van evangelisatie vandaag wordt getest door deze vraag: Wat hebben wij uit te leggen aan de wereld over onze levensstijl?”. De vorming van (nieuwe) gemeenschappen is volgens Paas noodzakelijk bij het vinden van een antwoord op de vragen naar contextualisatie en geloofwaardigheid.
Nieuwe generaties worden alleen bereikt “wanneer de kerk onbeschermd leeft te midden van de wereld, waar het geloof een dialoog is met het leven (en niet alleen een interne dialoog binnen de geloofsgemeenschap), waar het evangelie de context raakt en wordt geraakt door de context” (James Douglas Hall). En zo komen – aldus Paas – kerkplanting (het vormen van nieuwe gemeenschappen) en evangelisering bij elkaar. Maar daar blijft het niet bij. Het dynamische proces van kerkplanting, waarin wordt gezocht naar de juiste vormen van gemeentevorming , leidt ertoe dat ook het kerk-zijn zelf aan de orde komt. Kerkplanting speelt volgens Paas een rol bij vernieuwing van de kerk. En vernieuwing gaat verder dan aanpassing van het bestaande. De situatie in de kerk in Europa is te ernstig, slechts het aanbrengen van wat wijzigingen is onvoldoende. Paas: “Er zijn vernieuwingen nodig: veranderingen die verder gaan dan aanpassingen van het bestaande.” Broedplaatsen voor vernieuwing Dat brengt Paas op de vraag hoe vernieuwing tot stand komt. Diepgaande vernieuwingen worden voorbereid en uitgeprobeerd in kleine groepen, die in eerste instantie door het grootste deel van een organisatie met veel argwaan en achterdocht worden bekeken. Paas verwijst naar Alan Hirsch die zegt uit geschiedenis van de zending volgt dat “alle grote zendingsbewegingen beginnen aan de randen van de kerk, onder de armen en de gemarginaliseerden, en zelden of nooit in het centrum”. Paas: “Zo kijk ik vandaag graag tegen kerkplanting aan: als het inrichten van een missiologisch laboratorium. Die benadering van kerkplanting als een broedplaats van ecclesiologische vernieuwing vindt steeds meer ingang.” “Kerkplanting brengt zending in het hart van de kerk. Een kerk die zich toewijdt aan kerkplanting moet wel nadenken over zichzelf.” Dit geeft de kerk Europa de gelegenheid om zichzelf opnieuw uit te vinden. Wat is de identiteit van de kerk in een seculier Europa? Zo kan de kerk de “vitaliteit van het evangelie opnieuw ervaren.” “Kerkplanting is een weg waarlangs de kerk zich kan reformeren.” Paas wijst er daarnaast op dat kerkplanting de kracht van kleine gemeenten duidelijk kan maken. Kleine gemeenten zijn weliswaar mogelijk riskant en kwetsbaar en niet zonder gevaar (Paas noemt sectarisme, manipulerend leiderschap, verstikkende relaties), maar juist
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 7
JAARGANG 48 • NUMMER 2 • oktober 2013
kleine gemeenschappen weerspiegelen makkelijker het leven van de eerste gemeenten. Paas: “Groei is niet alles; er is zoiets als kerkelijke obesitas.” Méér kerken hebben we volgens Paas voorlopig niet nodig in Nederland. “We hebben schreeuwend behoefte aan contextuele en geloofwaardige kerken.” “Meer dan ooit hebben we broedplaatsen nodig van creativiteit, opoffering en bezieling, aan de organisatorische rand van het kerkelijk leven. Dat, en niets anders, is de rechtvaardiging voor kerkplanting in een post-christelijke samenleving.” Aan het slot van zijn rede gaat Paas in op de vraag waar vandaag praktijken van kerkplanting zijn te ontdekken. Deze initiatieven moeten volgens hem voldoen aan drie voorwaarden. “In de eerste plaats moeten vragen aan de orde komen die zich met behulp van bestaande kennis niet laten oplossen. In de tweede plaats moet er sprake zijn van een bij elkaar komen van verschillende, soms tegenstrijdige karakters, ideeën, theologieën en culturen. In de derde plaats moet er voldoende overeenstemming zijn over waarden en doelen in die cultuur.“ Hij wijst op een aantal voorbeelden (“zonder dat ik al teveel zeg over de concrete vernieuwingen die dit oplevert”) waaronder multiculturele gemeenten en kleinere gereformeerde kerkplantingen. Bij multiculturele gemeenten signaleert Paas een “interessante spanning tussen niet-Westerse en Westerse verwachtingen omtrent kerk en missie, bijvoorbeeld in de vraag naar vormen van leiderschap.” “Die praktijken staan nog in de kinderschoenen, maar dat hier sprake is van een laboratorium waaruit nieuwe benaderingen van ambt, leiderschap en structuur ontstaan, geloof ik vast.” Over de kleinere gereformeerde kerkplantingen:“Hier ervaar je aan den lijve dat oude tegenstellingen tussen ‘orthodox’ en ‘vrijzinnig’, ‘evangelisch’ en ‘gereformeerd’ en ‘laagkerkelijk’ en ‘hoogkerkelijk’ nauwelijks
nog functioneren. Er ontstaat een nieuwe, rijke mix van theologie en praktijken, die er institutioneel nog heel kerkelijk uitziet, maar in cultuur, samenleven en de wijze waarop men in de omgeving staat, veel verschilt van de meeste gangbare kerken.” Kennis en ervaring die met deze nieuwe initiatieven worden opgedaan, moeten worden doorgegeven. Daarvoor zijn met name persoonlijke contacten van belang: goede netwerken tussen bestaande en nieuwe gemeenten. Paas: “Vertrouwen is nodig en een zekere afstand. Nieuwe projecten moeten niet voortdurend bevraagd worden op hun onmiddellijk opbrengst; dat dooft de creativiteit. Bedenk dat het hier gaat om een lange-termijnperspectief: het duurt vaak tientallen jaren voordat echte vernieuwingen doordringen naar het centrum.” Jan Gooijer Abcoude De rede van prof. Paas met als titel "Kerkvernieuwing door kerkplanting" is gepubliceerd op www.gemeenteopbouw.nl.
In het Contactblad staat de vraag centraal wat het betekent om gemeente van Jezus Christus te zijn in een grote, geseculariseerde stad als Amsterdam en welke rol de gereformeerde traditie daarin speelt. Deze vraag wordt met name belicht vanuit de Noorderkerk- en Jeruzalemkerkgemeente en vanuit de concrete geloofspraktijk en de persoonlijke geloofsbeleving. Het Contactblad verschijnt vijf maal per jaar. De uitgave ervan wordt mogelijk gemaakt door de Afdeling Amsterdam van de Gereformeerde Bond. Het richtbedrag voor een abonnement is 15 euro per jaar. Toezending van een digitaal exemplaar is aan te vragen via
[email protected]. Redactie • G.J. Borger • J. Gooijer • J. Kamphuis • D. de Ruiter
Redactieadres • Stigterhof 2 • 1391 JC Abcoude •
[email protected] Abonnementenadministratie • P. Verhoog • Oostzaanstraat 313 • 1013 WJ Amsterdam IBAN NL22INGB0001744363 t.n.v. penningmeester Geref. Bond Amsterdam. Op dit rekeningnummer zijn ook giften welkom.
de kerk die toekomst heeft • PAGINA 8