120e Jaargang
Weekblad
Woensdag 17 december 2008
Nummer 51 omvat 28 blz
P806191
ANDRE ROODHOOFT DE HOOP IN BANGE DAGEN !
P
Pulderbos - Als we de experts mogen geloven dan is de kerstperiode nog nooit zo vroeg in december begonnen als dit jaar. De donkere dagen voor Kerstmis ... in een donkere periode van al dan niet opgeklopte financiële crisis en economische recessie ... het doet de mensen snakken naar wat vreugde en vaste waarden. Sinterklaas zat maar amper terug op zijn stoomboot naar Spanje of de “ballen” werden al bovengehaald en opgehangen in kerstbomen van alle maten en gewichten. Kerstmis, het feest van het licht ... of de Kerstman uit het hoge noorden op zijn arrenslee ... het brengt allebei sfeer ... vreugde ... vriendschap ... en verwachtingen voor de toekomst. Ook de Bessenlaan in Pulderbos ademt de Kerstsfeer. Er passeren wel maar gemiddeld twee auto’s en één verdwaalde fietser per dag ... maar de koeien in de wei gedijen er goed. Kortom een echt “boeregat” ... en dat is eerder een compliment dan een verwijt. André Roodhooft voelt er zich goed ... kocht er een huis en een tuintje ... pootte er 25 meter schitterende duivenhokken neer ... en beoefent er een duivenliefhebberij in een omgeving die de perfecte rust uitstraalt. Hij is al vele jaren een vaste waarde in het jaarlijks kampioenen-gebeuren ... en nog geen klein beetje mogen we zeggen. Hij is de melker die
de legendarische tandem Van Rhijn-Kloeck met 11 Koningstitels in Union Antwerpen naar de kroon steekt ! In zijn imposante carrière werd André Roodhooft zo maar eventjes in 1983 ... 1988 ... 1992 ... 2000 ... 2005 ... 2006 ... 2007 en 2008 Koning in Union Antwerpen. In 2007 werd hij ... na Gebr. De Scheemaecker en Van RhijnKloeck ... de derde keizer in de 100-jarige geschiedenis van Union Antwerpen! André Roodhooft is ook al vele jaren een gewaardeerde kroniekschrijver van “Duifke Lacht” ... en voor heel wat melkers de hoop in bange dagen! Hoe dikwijls was hij niet het licht aan het einde van de tunnel met een oplossing die uitblonk door eenvoud en doeltreffendheid!
De grote verhuis! In de vroege jaren 70 was een jonge vitesser de schrik van de grote bond in Geel. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje en kwam op een schone dag aan de oren van de Gebr. De Scheemaecker. Robert en Noel waren
DANNY VAN DYCK
2008 BRACHT DE BEVESTIGING ! Pulle - Een deelgemeente van Zandhoven ... waar de “Kannibaal” van Dirk Van Dyck (what’s in a name) duivengeschiedenis schreef! Maar met Danny Van Dyck is daar een naamgenoot opgestaan die het ook verre van slecht deed. Een jonge ... fanatieke duivenmelker die voor de volle inzet ging en die meteen ook zijn voet naast die van de gevestigde kampioenen mocht zetten. Om even de laatste paar seizoenen in herinnering te brengen ... in 2006 schopte hij het tot 1e Kampioen jonge duiven in Union Antwerpen (met 5 1e vermeldingen, nooit eerder vertoond !) ... in 2008 reikten zijn ambities nog een echelon hoger en werd hij 2e Nationaal Kampioen kleine halve fond jonge duiven K.B.D.B. naast ook nog
1e Kampioen jonge duiven Union Antwerpen (4x 1e ... en ook 1e en 4e asduif)!
Grootvader Richard Danny zag het levenslicht in het duivennest Zandhoven ... en toen hij als jonge tiener ook met de duiven wilde spelen kwam vader aanzetten met een mand sierduiven. Dat was niet echt de bedoeling ... en een jaar later kreeg hij 8 jongen van grootvader Richard Van Dyck. Twee piepers deden het verre van slecht ... en het spel zat op de wagen! Het succes zat op hem te wachten ... en met een provinciale vermelding in het kampioenschap snelheid jonge duiven was het meteen al raak. Lees verder blz. 9
André Roodhooft werd in 2007 de derde keizer uit de 100-jarige geschiedenis van Union Antwerpen! Ook in 2008 werd hij weer tot koning gekroond. juist op zoek naar iemand die het werk op hun kweekstation op zijn schouders kon nemen. Voor André en zijn familie was het de start van een mooie tijd in Sint Antonius. Als manager van het kweekstation is André door de wol geverfd en zijn naam werd al vlug een begrip in de Kempense en de mondiale duivensport. Het laatste vliegjaar op de oude, doorleefde, supergezonde zolderhokken in Sint Antonius was in 1997. Aan het eind van het seizoen werden alle vliegers onder mondiale belangstelling geveild. Vele liefhebbers tastten diep in de geldbeugel maar deden uitzonderlijke zaken. Op de boerderij in Pulderbos nam André een nieuwe start met 20 kweekkoppels die zoals aangekondigd niet in de verkoop zaten en investeerde in 60 rechtstreekse Janssenduiven. Jarenlang werd drie keer per week koers gezet richting Arendonk. Het heeft een hechte vriendschap gesmeed met Louis Janssen die als enige van de “Janssenbrothers” is overgebleven.
Een weduwschapspeler! “Ik start het nieuwe seizoen met een 40-tal weduwnaars ... en hoe sneller er een deel verdwijnt hoe liever ik het heb. De mindere goden maken plaats voor de betere ... en dat komt de hele vliegploeg ten goede. Na afloop van het seizoen ... begin augustus ... mogen de weduwnaars een nestje afwerken en daarna worden ze gescheiden tot eind november. In die periode kan er voluit gerecupereerd worden van een stresserend seizoen. Er wordt dan royaal ruimengeling gevoederd met veel
Danny Van Dyck ... 2e Nat. Kampioen kleine halve fond jonge duiven K.B.D.B. ... behaalde 1e kampioenschappen in alle disciplines.
biergist en lookolie ... Naturaline ... en appelazijn. Vroeger werden de weduwnaars eind november gekoppeld en brachten twee jongen groot ... waarna ze na een tweede broedperiode van 5 à 6 dagen aan het weduwschap begonnen. Maar dat is enkele jaren geleden grondig veranderd! De “Mustang” was Olympiadeduif in Porto en ik wilde in het laat nog een koppel jongen van die klepper maar zijn duivin wilde niet leggen. Ik gaf hem een nieuwe duivin en dat lukte perfect ... maar uit nieuwsgierigheid heb ik toen zijn volledig doopceel gelicht. En wat bleek ... zijn duivin (een kween) had nog nooit eieren gelegd ... en hij had nog nooit gebroed in zijn heel leven. Dat was evenwel geen beletsel om uit te groeien tot een van de beste duiven die ik ooit op mijn hok heb gehad. Vanaf 2005 ... en in de toekomst altijd ... zullen de weduwnaars starten zonder vroege koppeling ... en alleen met een koppeling begin april. Dat is veel moeite en energie gespaard voor de melker! Wat doe ik wel om aan een ploegje jonge duiven te komen ? Eind november worden de beste weduwduivinnen gekoppeld aan de beste doffers van de duivinnen die op weduwschap gespeeld worden en samen met de kwekers zorgen die dan voor een 100-tal piepers. Wat men ook beweert ... voederen is helemaal geen kunst ... die tijd is lang voorbij. Genoeg voederen is belangrijk en de duiven op de honger spelen ... daar komt niks van. Gezondheid en conditie ... daar draait het om! Lees verder blz. 14, 15 en 16.
Wij wensen alle lezers, medewerkers, sponsors en iedereen die de duivensport een warm hart toedraagt, sfeervolle feestdagen ... gezondheid, voorspoed ... en succes in 2009 !
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 2
Een goed milieu
I
In december vloeide en vloeit er veel inkt om over het kweken te schrijven. De meeste melkers hebben ook de kweek reeds op gang getrokken. Duiven bezitten een grote hoeveelheid erfelijk materiaal. Denken we maar eens aan een slagpen. De kleur, de lengte, de breedte, de afronding van de top, de verspringingen, de soepelheid van de schachten, de hoeveelheid pigmentatie, het hechten van de baarden... dat alles wordt erfelijk bepaald. Zowel de vader als de moeder hebben in hun voortplantingscel meegegeven wat voor slagpennen het jong ging krijgen. Deels gaat dat overeenkomen, deels gaat dat verschillen. Denken we nog maar aan de kleur, bv. rood en blauw. Er zijn bepaalde wetten die het vererven dan regelen, daar komt geen toevalligheid aan te pas. Het jong ontwikkelt slagpennen. Komen de eigenschappen die zij vertonen van de ouders ? Ja, ook al hebben die ouders soms eigenschappen doorgegeven die bij hen niet zichtbaar waren. Twee fokonzuivere blauw geschelpte (kras) kunnen blauw gebande jongeren leveren omdat die ouders het blauw geband onderdrukt meedroegen en die keer doorgaven. En toch moeten we nuanceren. Piet had ergens eieren gehaald. Op dat hok hadden alle duiven zonder uitzondering soepele slagpennen al generaties lang. Maar bij Piet werden die slagpennen niet echt soepel. We moeten de oorzaak in het milieu zoeken. Is er steeds gezonde lucht op de hokken ? Wordt er aangepast en voldoende gevoerd ? De duiven hoeven daarom niet het duurste voer te krijgen. Een beetje hygiëne schaadt niet. Overbescherming werkt averechts. Bleven de opgroeiende jongen gespaard van ziekte? Een bezoeker zei me eens... ook weeral jaren geleden... dat onze duiven tenminste witte neuzen hadden, de zijne niet... In hoever kan de vererving hierin een rol spelen ? Ik ben ervan overtuigd dat een liefhebber die jarenlang zijn duiven vrij natuurlijk houdt, duiven bezit die meer natuurlijke weerstand hebben dan de 09-12-08 (48) - Naar wij zowat her en der hoorden is de winterleg 2008-2009 vrij normaal verlopen. Op hokken waar niet bijgelicht werd, legden meerdere duiven een paar dagen later dan verwacht. Wat ongetwijfeld te maken had met de donkere en regenachtige dagen die eraan vooraf gingen, met praktisch zelden een beetje zonnelicht. Op eigen hok viel het ons op dat jonge duivinnen niet bij de eerste legsters behoorden en dat de duivinnen die elke dag de vrijheid kregen voor een groot deel tot de eerste legsters behoorden. Daarna volgden vooral de duivinnen die tot bij de koppelingen regelmatig hadden uitgevlogen, terwijl tot de laatste legsters vooral de nooit uitvliegende, bijgehaalde duivinnen behoorden, zoals ook over ‘t algemeen de vorige jaren. Misschien zouden eeuwig opgesloten bijgehaalde duivinnen wel wat eerder leggen indien ze werden bijgelicht? Afijn, na 8 dagen legde er bij ons 1 vijfjarige duivin en 4 dagen later had het gros van onze duivinnen wel hun eerste ei gelegd, wat ons als niet-bijlichters tevreden stemde.
Waarde van gerst bij winterfok Tot zowat de veertiende broeddag voederen wij onze duiven een kweekmengeling met 20 % maïs, aange-
Men abonneert zich op het bureel van het blad :
* 3 maanden : 18 euro * 6 maanden : 33 euro * 1 jaar : 59 euro (6 % BTW inbegrepen) Nederlanders abonneren zich uitsluitend bij Sportblad “De Duif”, Molenstraat 44, 5581 VK Waalre, Nederland. Abonneren ook mogelijk via www.deduif.be Abonnementsprijs: * 6 maanden : 33 euro * 1 jaar : 59 euro Andere landen : 83 euro Luchtpost : 159 euro Algemene direktie en verantwoordelijke uitgever : Jan Hermans Molenstraat 44, 5581 VK Waalre (Ned.) e-mail adres Nederland :
[email protected] e-mail adres Zandhoven :
[email protected] Bureel : Langestraat 95/3, 2240 Zandhoven, België Tel. 03-216.46.15 Fax 03-216.96.90 www.deduif.be PR : 000-0130130-53 Fortis : 220-0231282-70 H.R. Antwerpen : 244.024 BTW : 426.699.436
duiven van melkers die bij elk kuchje medicijnen geven. In het geval van witte of bruine neuzen geeft het milieu de doorslag. En het milieu dat is voor bijna 100 procent de melker... Wij kweken duiven om wedstrijden te betwisten. Duiven kunnen zich oriënteren om snel naar huis te vliegen. De erfelijkheid speelt hierbij een grote rol. Toch weet iedereen dat de opgedane ervaring voor de oriëntering belangrijk is. Melkers leren stapsgewijs op en verhogen stelselmatig de zwaarte van de opdrachten, de afstanden. Het oriëntatievermogen wordt ontwikkeld. Met de oude duiven gebeurt dat elk jaar opnieuw. Wedstrijdduiven mogen veel trainen. Spieren ontwikkelen door ze te gebruiken. We kweken uit duiven die de nodige kwaliteiten bezitten met het oog op de vluchten die zij gaan voorgeschoteld krijgen. De melker moet ook van wanten weten, want hij is voor het grootste deel verantwoordelijk voor het milieu.
Kleuren Duiven hebben de volgende kleuren: grijs, rood of blauw (zwart is een opeenhoping van blauw). Wit is geen kleur. Witte veren zijn pigmentloos. We zien niet alleen de kleur, er is ook het dessin of de tekening. Een geschelpte duif (kras) heeft vlekken in de veren, meer of minder, donkergeschelpt of lichtgeschelpt. We hebben de gebande duiven en de duiven die één gelijkmatige kleur hebben. In volgorde, de eigenschappen die sterkst vererven eerst. - grijs - volledig “asrood” (het meest voorkomende rood), rood geschelpt, geschelpte vos, vaal, zilvervaal (geen
banden) - zwart (“Moor”), donkgeschelpt blauw, lichtgeschelpt blauw, blauw met banden, vetblauw (schalie, muisgrijs) Jij hebt zeker al gehoord van het recessieve “baksteenrood”. Dat kan plots verschijnen zonder dat er één rode pluim in het bestand is. De ouders droegen dan beide dat rood wel onderdrukt mee en gaven het die keer beide door. Het zou nog een overblijfsel zijn van heel vroegere kruisingen met sierduiven. Er werd al met veel ophef over dat recessieve rood geschreven. Met vliegkwaliteiten heeft ook die kleur niets te maken. Schalieblauwe zijn ook niet beter dan blauw gebande door hun kleur. Ooit hadden wij in één nest twee zusjes, een donkergeschelpt en een recessief rood. Het donkertje voldeed, het roodje bakte er niets van. Toch heeft het ons vele jaren mogen dienen, als... lokduivinnetje, omwille van haar herkenbaarheid. Zelf kweekten wij ooit grijs over donkergeschelpt. Toch bezaten wij toen geen enkele grijze duif. Ik veronderstel dus ook een grijs dat recessief vererfd wordt. Een rode duif kan vale kinderen hebben. Het is voldoende dat die duif dan rood vererft en de partner blauw geband. Twee vaaltjes geven geen rood. Zwakker verervende eigenschappen kunnen geen sterker verervende eigenschappen voortbrengen. Zo kan je ook nooit, maar nooit, uit twee blauw gebande ouders een blauw geschelpt jong kweken. Albinisme, het volledig ontbreken van pigment in de veren en de ogen, vererft recessief. Velen zullen het verschijnsel best kennen bij konijnen; volledig witte vacht en rode ogen (de kleur van het bloed in de bloedvaatjes van het regenboogvlies). Gewone duiven kunnen een albino voortbrengen. Beide ouders moeten dan wel het albinisme onderdrukt in zich meedragen en gelijktijdig doorgeven. Een albino is altijd fokzuiver voor “geen pigment”. Twee albino’s geven uitsluitend albino’s. Albinisme en... witte pennen. Plots verschijnen er één of meer witte pennen. Dat heeft met de kleur van de duif niets te maken. Lang geleden kweekten wij zelf ruim 10 jaren uit “de blauw Witpen ‘71”. Nu nog leeft hij verder in ongeveer elke jonge duif die hier gebo-
WEEKBABBEL lengd met 50 % gerst. Daarna tot bij het spenen van de jongen dezelfde kweekkost met 10% gerst. Veel te veel gerst, horen wij lezers denken, doch zij vergeten dat gerst veel vitamine D bevat, en dat komt omdat de gerstkorrels in de aren rechtstreeks in contact komen met de zonnestralen, want de kafnaalden rond de korrels kunnen het licht niet weren. Zowat een vijftal dagen voor het uitkippen van de eieren schakelen we van 50% gerst over op 10% en voederen we enigszins ruimer, opdat de kwaliteit van de zogeheten pap, de kropmelk dus, van prima kwaliteit zou zijn. Want dit is wel een noodzaak als we weten dat het geboortegewicht van een plat jong binnen de 48 uur verdubbeld wordt. Een natuurwonder als we overwegen dat opgroeiende kippenkuikens 10 dagen nodig hebben om hun lichaamsgewicht te verdubbelen. Zo’n kropmelk voor duiven moet dus wel rijk zijn, alleszins bestaat zij uit 60 delen eiwitstoffen en 40 delen vet.
Aandacht voor vitamine A en B Tijdens de opfok zijn voedingsmiddelen die veel vitamine A bevatten meer dan ooit een noodzaak, en dan denken we vooral aan rijke A-bronnen, als daar zijn tarwekiemen, kaas, melk, karnemelk, sojabonen, rode biet, rode wortelen, uien, kool en ander groenvoer dat momenteel nog ter beschikking is. Het groentenpoeder Vegetural is tijdens de opfok evenmin te versmaden, want stel je voor op z’n eerste geboortedag krijgt een piepertje zoveel vit. A als zich bevindt in 1 druppel levertraan. Misschien kunnen liefhebbers, die nogal gemakkelijk problemen hebben met coccidiose, aandacht besteden aan de woorden van een kuikenfokker die stelde dat supplementen vitamine A zijn beste hulp waren bij de strijd tegen coccidiose? Uiteraard geneest vitamine A niet, maar wellicht is zij in staat een algeheel gezondheidsklimaat te scheppen waarin coccibesmetting geen of minder armslag krijgt ... Daarnaast is toediening van biergist zeer belangrijk, wetend dat de opname van vit. B de eerste dag dezelfde is als deze vervat in een tiende gram biergist, terwijl er de tweede dag reeds van een verdubbeling gesproken wordt. Het kan tevens geen kwaad eens na te gaan of de opfokvoeding voldoende elementen bevat die de 8 voedingsstoffen van Dr. Moerman inhouden, te weten citroenzuur, ijzer, zwavel, jodium, vitamine A, C en het B-complex, om zodoende zeker te zijn dat de azende ouders over super gezonde slijmvliezen kunnen beschikken om het hoofd te bieden aan trichomoniase.
Zuiveringsmengelingen in vraag? Zijn aminozuren dan wel zo noodzakelijk voor het wellukken van de kweek, was de vraag? Meteen werden we verplicht na te denken over de zin of de onzin van het toedienen van pure zuiveringsmengelingen ... Feit is, de laatste jaren stapten meerdere liefhebbers af van het toedienen van zogeheten zuiveringsmengelingen, dus mengelingen zonder peulvruchten. Naar ons gevoel terecht, want het is namelijk zo dat de kwaliteit van elk voedingseiwit afhangt van de aanwezige aminozuren. Feit is, als de voedingseiwitten evenveel essentiële aminozuren leveren als het lichaam nodig heeft, zijn deze eiwitten pas volledig te gebruiken, doch doorgaans is er ergens een tekort van een of meer essentiële aminozuren. Een tekort dat weliswaar kan vermeden worden door ervoor te zorgen dat elke maaltijd zowel peulvruchten als granen bevat, wat dus bij de zogeheten zuiveringsmengelingen niet het geval is. Het ligt dan ook voor de hand dat er pas dan sprake kan zijn van elkaar aanvullende eiwitten. Want zo hebben bvb. granen een hoog gehalte aan het aminozuur methionine en een laag gehalte aan lysine, terwijl het bij peulvruchten net andersom is. Wie bijgevolg altijd dezelfde ruim gevarieerde mengeling voedert, zorgt ervoor dat z’n duiven bij elke maaltijd de nodige essentiële aminozuren naar binnen krijgen.
ren wordt. In de stamboom van de “Schouwveger” en de “Preutse”, een nestkoppel uit 1986, vind ik die “Witpen ‘71” eventjes 9-maal terug. Nu en dan verschijnt er bij ons een witte pen zonder dat de ouders een witte pen hebben. In zo’n geval kunnen we dus niet spreken van dominant vererven. Ik besluit dat witte pennen verschijnen door recessieve overerving. Toevallig willen de vader en de moeder dat het jong op die plaats een witte pen ontwikkelt. Wie in jaren geen witte pen(nen) heeft gezien en geen duiven ging bijhalen, zal geen witte pen(nen) zien. Alhoewel... recessieve eigenschappen kunnen soms generaties lang onderdrukt worden doorgegeven om dan plots te verschijnen.
Oude kwekers Alleen maar kweken uit jonge ouders? Je hoort vaak deze regel verkondigen. Toch dacht de Hongaarse prof. Alfons Anker daar anders over. Niet alleen bij duiven, ook bij nutsdieren, behouden oude dieren hun genenbestand, geheel hun erfelijke materiaal. Alleen een erge ziekte kan soms de kwaliteit van de zaad- of eicel blijvend aantasten. Eigenschappen die duiven als 4-jarige doorgaven, geven zij ook nog als 10-jarige door. Wie leest verneemt wel vaker dat een oude klepper een bijzondere duif voortbracht. Niet alleen de bevruchte eicel telt. De kwaliteit van het ei en de voedingswaarde van de kropmelk hebben invloed op de ontwikkeling van het jong. Daarom, uit veiligheid, krijgt een bejaarde kweker vaak een jonge partner. Toch zijn er paren die samen oud worden en dergelijke jongen blijven geven. De reeds aangehaalde “Witpen ‘71” gaf jongen tot in 1983. In 1984 bevruchtte hij niet meer. Eén van zijn betere zonen was de “Favoriet ‘81”. Als jaarling won hij tweemaal in een groot verbond. Bij zijn geboorte was zijn vader 10 jaar jong, zijn moeder “Paula” bijna 4. “Marieke ‘94” kweekte ook lang. Een dochter van 2006 met een vader van 1997 heb ik wel vrij vlug opgeruimd. “Marieke” kweekte sedert 1997 nadat zij in 1996 een volle maand en een dag was achtergebleven van een rampvlucht uit Montargis (380 km.). En de “110/94” heeft nog een zoon van 2007 rondvliegen. In 2008 bleef hij goed aanvoelen, maar bevruchtte niet meer. Ik heb geen afdeling voor zulke oude rotten... De meeste duiven worden niet oud op een kweekhok, wegens matige resultaten. Wij moeten voorkomen dat op een bepaald moment het ganse kweekhok versleten is. Duiven die lang goed kweken mogen we betrachten. Het bewijst dat zij gezond en sterk zijn. Leo
Aandacht voor aminozuren Wij durven het als leek niet mordicus stellen, maar het zou toch wel verkeerd kunnen zijn om langere tijd pure zuiveringsmengelingen te voederen? Het is juist dat er 8 essentiële aminozuren zijn die niet in het lichaam kunnen aangemaakt worden, en die dus langs de voeding moeten opgenomen worden, te weten lysine, fenylanine, methionine, tryptofaan, isoleusine, leucine, valine en threonine. Praktisch bekeken betekent dit dat wie zeker wil zijn dat de 8 essentiële aminozuren in z’n voeding aanwezig zijn ervoor zorgt dat erwten, sesamzaad, dari, sojabonen, maïs en rijst zeker in de mengeling aanwezig zijn. Als aanvullers zijn er: melkpoeder, dierlijke eiwitkorrels, kaas, biergist. En wat met gerst ? Welnu, gerst bevat ook in ruime mate de 8 essentiële aminozuren, hetgeen ons over de waarde van gerst even tot nadenken kan stemmen. Laten wij dus hopen dat sommigen niet langer zouden denken dat duiven gerst minder graag opnemen omdat het geen goed voedingsmiddel zou zijn. Het zullen eerder de puntige kafnaalden zijn die voor een minder vlotte opname verantwoordelijk zijn, terwijl de ondervinding ons leerde dat duiven die vanaf het spenen ook gerst krijgen er van jongsaf minder afkerig voor zijn. Ook zagen wij dat gezwollen en gekiemde gerst steeds gelijkmatig met ander voer wordt opgepikt. Misschien is dit het bewijs dat de scherpe kafnaalden wel degelijk een vlotte opname verhinderen ... André Christiaens
Union Antwerpen Zondag 21 december en niet zaterdag
KAMPIOENENVIERING Aldhem Hotel, Jagersdreef 1 te Grobbendonk (afrit 20 van de autosnelweg E313, richting Hasselt)
Aperitief aanvang 12.30 u. Aan tafel 13.30 u. Viering van kampioenen en laureaten Verkoop van bons Tombola Uitreiking van de gratis prijzen en gewonnen gelden (6-dagen, top 3, criterium) Voor deelname aan het banket betaal je 35 euro. Verplichte reservatie bij Jos Pemen tel. 0495/10.99.97 en de bestuursleden.
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 3
VERSNIPPERING
Te veel is te veel Na uren in de blokkade te hebben gestaan vond ik het welletjes. Zelfs al betrof het een blokkade van protesterende truckers die wekelijks met onze duiven naar de losplaatsen rijden. Ik dus naar hen toe. ‘Jongens, nu moet je er eens mee op houden. Jullie hebben iets gedaan waar men nog jaren over zal praten maar het is genoeg geweest. Ik moet er langs.’ Het maakte weinig indruk, integendeel. Een beer van een chauffeur greep me met een hand bij de nek, tilde me een meter de lucht in en zei: ‘Jij gaat nergens heen. Wij staan ergens voor. Het vervoer van duiven is te duur geworden en dat komt vanwege de hoge dieselprijzen. ‘ ‘Te duur? Vinden jullie de diesel te duur stelletje achterlijke nichten dat je bent ? De diesel is helemaal niet te duur. De diesel is ONBETAALBAAR geworden. Dat is andere koek hè ?’
WEER EEN Een van zijn collegae had me gehoord. ‘Laat hem gaan’ zei die. ‘Die vent staat aan onze kant.’ De kolos plaatste me op de begane grond, ik gaf alle actievoerders een hand en vertrok onderdanig knikkend. Wat verder WEER een blokkade van duivenwagens. De chauffeurs hadden kennelijk een telefoontje gekregen dat ik er aan kwam want ze zeiden: ‘jij gaat dus nergens heen want de diesel is onbetaalbaar. Wij kunnen geen stuiver meer verdienen aan het vervoer van duiven.’ ‘Niet overdrijven jongens’ zei ik. ‘Weten jullie wat echt onbetaalbaar is ? Jonge duiven spelen zonder de bibber op het lijf er een aantal te verliezen.’
MEE EENS De truckers gingen even apart staan om te overleggen. Wat ze zeiden kon ik niet horen, wel dat het een stevige discussie was en daarom riep ik luid: ‘Eigenlijk zou de openbare weg alleen gebruikt mogen worden door mensen die er hun boterham verdienen. Laat me dus maar gauw gaan.’ Dat viel in goede aarde maar een slimmerik vroeg me of ik ook de kost verdiende op de weg. ‘Absoluut niet’ gaf ik toe, ‘ik schaam me zelfs dat ik op jullie wegen durf rijden maar ik verdien de kost met stukjes schrijven over duiven. Die moeten vervoerd worden dus zeg ik altijd: Schrijvers en vervoerders zijn een. Die voeren dezelfde strijd.’ En ik mocht gaan.
OPNIEUW Ik kon nog lang het gejuich en het enthousiaste getoeter horen van de mensen die me doorgelaten hadden maar weer was het raak. Deze keer was de weg afgesloten door pyromanen. De prijs van diesel was weer het thema. Het was zo ver gekomen dat sommigen bij vrienden of familie geld moesten lenen. Een zo’n pyromaan: ‘Vroeger kon je een kampioen al eens dreigen met -nu is het gedaan met hard spelen of je hok gaat in vlammen op- maar met diesel die amper te betalen is neemt men zo’n dreigement niet meer serieus.’ ‘Luister eens’ zei ik. ‘Enkele kilometers terug staan wagens vol duiven. Niets vat zo gemakkelijk vlam dan pluimen. Voor een paar centen heb je de boel in de fik.’ De woordvoerder viel me schreiend van dankbaarheid om de hals en allen spoedden zich naar de plaats vanwaar ik gekomen was wat mij in staat stelde me te begeven naar de plaats waar ik moest zijn en dat was ? Ook een blokkade maar ... nu van ‘gewone liefhebbers’ zoals ze zich noemden.
TE VEEL GEKWEEKT Daar beletten zo’n 500 fietsers, bromfietsers en bejaarden het verkeer. ‘We zijn het kotsbeu’ legde de woordvoerder uit. ‘Wat zijn jullie kotsbeu ?’ Wilde ik weten. ‘Alles’ zei hij. ‘Ga maar eens met die mensen
met die borden praten’. ‘Wat is je probleem ?’ Vroeg ik aan iemand met een bord waarop stond: ‘Minder duiven meer liefhebbers’. ‘Ik wil met duiven blijven spelen’ zei de man. ‘Bij ons stoppen er velen omdat ze zo veel jongen verliezen en omdat ze elk jaar weer te maken hebben met ziektes. En weet je hoe dat komt ? Er wordt maar raak gefokt uit alles en nog wat. Vroeger was dat niet zo. Mensen moeten minder kweken en alleen uit de beste. Dan heeft men die problemen niet.’ Ik knikte, schudde hem de hand en liep naar een volgende contestant.
TEGEN ANTIBIOTICA Die droeg een bord met daarop: ‘Minder
medicijnen meer liefhebbers.’ ‘Waarom sta je hier en wat bedoel je ?’ Vroeg ik hem. Hij: ‘We helpen onze duiven naar de vaantjes door te veel medicijnen. Vroeger hadden we al die ziektes niet en gingen minder jongen verloren. Een zieke duif was verloren. Nu krijgen we die terug op de been maar gevolg is wel dat we duiven kregen met minder immuniteit die niets kunnen hebben. We moeten terug naar de natuur, zorgen voor sterkere duiven die al die medicijnen niet nodig hebben om te overleven. Mensen die leven van de verkoop van medicijnen hebben ook te veel macht. Die hebben centen om agressief te adverteren en veel liefhebbers met slechte duiven geloven hun leugens dat die met medicijnen wel presteren. We zijn op de verkeerde weg.’ ‘Misschien heb je gelijk’ zei ik.
‘Stop de versnippering’ las ik op een ander bord. ‘Ik wil ook met duiven blijven spelen’ zei deze bordenman. Tegen 40 of 70 duiven concoursen noem ik niet met duiven spelen. Waarom moeten er op zondag 2 vitessevluchten zijn ? Waarom op zaterdag 2 fondvluchten van amper 100 kilometer verschil ? Waarom moeten jaarlingen apart vliegen ? Met minder vluchten en minder versnippering krijg je meer duiven en dan kan ik ook al eens een duifje naar China verkopen zoals al die Hollanders. Die oosterlingen beseffen niet dat ze in Nederland meestal maar een vlucht per week hebben en er daarom zo veel duiven vliegen. Ik kon niet anders dan hem gelijk geven maar EEN hindernis wilde ik nog nemen. Een man met een bord ‘Omhoog die prijzen’. ‘Wat bedoel je ?’ vroeg ik.
TE GOEDKOOP ‘De prijs van duivenvoer is te laag’ zei hij. ‘En de prijs van diesel te duur’ zei ik. Hij: ‘Te duur? Te goedkoop bedoel je. Als het voer en de vracht duurder zouden zijn zou men minder, betere en gezondere duiven houden. Nu worden lossers en bestuurders de huid vol gescholden na een slechte vlucht. Het weer is niet slechter dan vroeger en men is beter geïnformeerd. Daaruit zou je mogen concluderen dat lossingen nu meer verantwoord zijn. Maar toch verliezen we meer duiven. En waarom houden we meer duiven ? Omdat er te veel vluchten zijn.’ Maar dat had ik al gehoord.
LES Op weg naar huis moest ik denken aan wat wij duivenliefhebbers allemaal gemeen hebben: TE VEEL DUIVEN ! En ik moest denken aan die jongeman die duiven ging houden. ‘Een erbij’ zuchtte ik. Maar niet voor lang. Nooit zal ik zijn gezicht vergeten toen hij de eerste keer zijn 6 duiven in ging manden en aan moest schuiven achter een man die net zijn aanhangwagen met 80 weduwnaars aan het uitladen was. ‘Wat een werk. Volgende keer breng ik de verzorger mee’ zei hij tegen de jonge gast. De verzorger ? 80 Duiven ? De beginner reed terug naar huis en vervloekte de dag dat hij stopte met voetballen. Toen was het elf tegen elf. Ad Schaerlaeckens
TIE C A K E E KW
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 4
Kampioenschappen 2008 Heist-Goor
Jozef Van Genechten en echtgenote ... de algemeen kampioen van Heist-Goor (Quiévrain, Noyon & halve fond).
H
Heist-Goor - Alfons Wuyts, voorzitter van Zuiderkempen-Hafo en provinciale voorzitter had de glimlach van de grote dagen, immers de zaal was volledig vol gelopen voor de kampioenendag. De talrijke gratis prijzen stonden uitgestald op het podium, er waren kostbare stukken bij. Ook de burgemeester van Groot-Heist had er aan gehouden de huldiging van de kampioenen bij te wonen. Ook de verkoop van de bons bracht veel op. Op het einde kon Alfons in zijn handen wrijven van contentement. Quiévrain Oude: 1. Adams Jozef, 49 ptn; 2. Van Camp Willy, 30 pt; 3. Van Genechten Jozef, 26 ptn; 4. Yskout Andre & Zoon, 21 ptn; 5. Heylen Ludovic, 18 ptn; 6. Gijsemans alfons, 17 ptn; 7. Van Den Eynde Paul, 12; 8. Goysens Marcel, 10 ptn; 9. Moorgat Cyriel, 10 ptn; 10. Spruyt Tom, 9 ptn. Jaarse: 1. Adams Jozef, 50 ptn; 2. Van Genechten Jozef, 46 ptn; 3. Heylen Ludovic, 45 ptn 4. Goysens Marcel, 37 ptn; 5. Yskout Andre, 33 ptn; 6. Schellens Marc, 32 ptn; 7. Van Camp Willy, 26 ptn; 8. Bergen Paul, 21 ptn; 9. Cornelis Roger, 21 ptn; 10. Nauwelaerts Andre, 20 ptn. Jonge: 1. Spruyt Tom, 180 ptn; 2. Goysens Marcel, 167 ptn; 3. Yskout Andre & Johan, 150 ptn; 4. Van Genechten Jozef, 144 ptn; 5. Adams Jozef, 95 ptn; 6. Heylen Ludovic, 90 ptn; 7. Van Camp Willy, 76 ptn; 8. Van Overstraeten Willy, 54 ptn; 9. De Veuster Alfons, 50 ptn; 10. Borremans Rene, 47 ptn. Noyon Oude: 1. Goovaerts Victor 68 ptn; 2. Van Overstraeten-Vervoort, 53 ptn; 3. Heylen Ludovic, 42 ptn; 4. Van Genechten Jozef, 40 ptn; 5. Goysens Marcel, 34 ptn; 6. Gijsemans Alfons, 34 ptn; 7. Verstraeten Ronny, 32 ptn; 8. Moortgat Cyriel, 28 ptn; 9. Yskout Andre & Zoon, 23 ptn; 10. Bergen Paul, 23 ptn. Jaarse: 1. Van Camp Willy, 56 ptn; 2. De Meutter Jan, 55 ptn; 3. Adams Jozef, 53 ptn; 4. Van Genechten Jozef, 44 ptn; 5. Victor Goovaerts, 40 ptn; 6. De Ceuster Nick, 39 ptn; 7. Vervloesem Frans, 37 ptn; 8. Schellens Marc,
36 ptn; 9. Heylen Ludovic, 34 ptn; 10. Yskout Andre & zoon, 31 ptn. Jonge: 1. Spruyt Tom, 121 ptn; 2. Verelst Willy, 105 ptn; 3. Van Camp Willy, 96 ptn; 4. Goysens Marcel, 72 ptn; 5. Scheers Remy, 71 ptn; 6. Gijsemans Alfons, 70 ptn; 7. Dockx Alfons, 63 ptn; 8. Lambaerts Jan, 62 ptn; 9. De Proost Firmin, 61 ptn; 10. Yskout Andre & Zoon, 60 ptn. Kampioenschap snelheid 2008: 1. Van Genechten Jozef, Heist 38 punten; 2. Van Camp Willy, Heist 35 punten; 3. Adams Jozef, Heist 34 punten. Algemeen kampioenschap 2008 Quiévrain, Noyon & halve Fond samen: 1. Van Genechten Jozef, Heist 38 punten; 2. Van Camp Willy, Heist 35 punten; 3. Goovaerts Victor, Beerzel 34 punten. Heist - Het is een ongelooflijk verhaal. In mei lag Jozef Van Genechten in de kliniek en onderging drie overbruggingen. Hij verbleef er verscheidene weken want zijn chronische bronchitis stak weer de kop op. Gelukkig kon hij rekenen op zijn vrouw en zijn zoon Luc. Hij moest in een rolstoel letten op de duiven. Uit curiositeit telde hij de prijzen bij de jonge duiven, het waren er 130. Hij leverde het resultaat in en tot zijn allergrootste verwondering werd hij algemeen kampioen. Hij speelde niet op de schuifdeur noch verduisterde hij zijn jonge duiven, hij liet ze gewoon doen. Ze hadden de forme. Zijn jonge duiven spruiten voort uit ras Remi De Mey en Milleke Van Dijck. Hij beschikt over 8 weduwnaars, 4 weefduivinnen en 7 kwekers en 40 jonge duiven. Gelukkig voor Jef steken zijn echtgenote en zoon Luc nog steeds een handje toe bij de verzorging van zijn duiven. Halve Fond Oude: 1. Goovaerts Victor, 129 ptn; 2. Lens Jules, 126 ptn; 3. Goovaerts Kenny, 119 ptn; 4. De Haes Raymond & zoon, 115 ptn; 5. Daans Jos, 109 ptn; 6. Scheers-Lodewijckx, 104 ptn; 7. De Rijck Gaston, 85 ptn; 8. Engels Leon, 84 ptn; 9. Soetewye & zoon, 64 ptn; 10.
Eric Goovaerts, algemeen kampioen halve fond, krijgt zijn prijs uit handen van burgemeester Vleugels.
Gaston De Rijck krijgt de prijs van Groot-Heist uit handen van burgemeester Vleugels. Links voorzitter Alfons Wuyts. Verschooten Marcel, 63 ptn. Jaarse: 1. De Haes Raymond & Zoon, 182 ptn; 2.Goovaerts Kenny, 148 ptn; 3. ScheersLodewijckx, 130 ptn; 4. Verschooten Marcel, 109 ptn; 5. Lens Jul, 101 ptn; 6. Vervloesem Frans, 86 ptn; 7. De Rijck Gaston, 84 ptn; 8. Goovaerts Victor, 74 ptn; 9. Engels Leon, 70 ptn; 10. Van Genechten Luc, 58 ptn. Jonge: 1. Scheers-Lodewijckx, 136 ptn; 2. Wouters Jos, 111 ptn; 3. Goovaerts Kenny, 77 ptn; 4. Yskout Andre & zoon, 76 ptn; 5. Lambaerts Jan, 76 ptn; 6. Goovaerts Victor, 74 ptn; 7. Sterckx Rene, ptn; 8. Spruyt Tom, 72 ptn; 9. Cannaerts -Verhaegen, 66 ptn; 10. Lens Jul, 64 ptn. Kampioenschap halve fond: 1. Goovaerts Kenny, Baal 25 punten; 2. Scheers-Lodewijckx, Beerzel 23 punten; 3. Goovaerts Victor, Beerzel 18 punten. Baal - Thuishaven van de algemeen kampioen halve fond, Kenny Goovaerts en van de Belgische kampioen veldrijden Sven Nijs ... en van de ongelukkige doch veelbelovende jonge crosser Niels Albert. In feite is vader Eric Goovaerts de duivenmelker die alles bereddert. Eric is al jaren thuis na een zware operatie aan de rug en verscheidene ingrepen aan de knieën en gaat nu verder door het leven als invalide, hij is pas 49 jaar. Zijn zoon Kenny is ook invalide, zit in een rolstoel en doet administratiewerk in de VDAB. De Goovaertssen wonen temidden van de bossen, het is er zeer rustig. Basis Eric haalde duiven bij superkampioenen zoals Eddy Huygens uit Booischot (soort van Remi De Mey), Frederic Sterckx uit Rotselaar, Patrick Van Hoof uit Keerbergen, Willy Meuris uit Overijse, Jan Dils uit Vorselaar, Luc Daems uit Begijnendijk en tenslotte - en niet de minste Hugo Van Den Putte uit Booischot. Meer dan de helft van zijn duiven stamt af van dat fameuze hok uit Booischot. Een duiver van Hugo gekoppeld aan een duivin van Hugo gaven zijn beste jonge duiven, ze vlogen 11 prijzen van de 11.
Bestand Eric heeft de zorg over 120 duiven gedurende de winter. Daarvan vliegen 32 op weduwschap en zijn er een twintigtal voorzien voor de kweek. Hij begint met honderd jonge duiven. Als ze twee vluchten vanuit Quiévrain achter de rug hebben scheidt hij de geslachten. Van dan af worden ze gespeeld volgens de schuifdeurmethode. Vanaf half maart tot half juni worden ze verduisterd. Een duivinnetje van Eddy Huygens was een van de beste op de nationale Bourges voor jonge duiven. Uitslagen Tussen Demer & Dijle: Bourges 1110 jo.: 10, 15, 144, 158, 190, 211, 6/14 nationaal 4 per tiental 309 jl.: 9, 11, 16, 30, 41, 50, 6/7 nationaal 6 per tiental Argenton 741 jo.: 12, 25, 28, 171, 225, 5/10 nationaal 3 per tiental 142 jl.: 8, 11, 13, 16, 47, 5/6 nationaal 4 per tiental La Souterraine 420 jo.: 5, 28, 33, 58, 67, 103, 182, 7/11 Nationaal 21.258 d.: 7, 146, 173 enz. 9/11, 7 per tiental Gueret 449 jo.: 26, 37, 78, 3/7 nationaal 3/7, 3 per tiental In Sans Peur: Pithiviers 796 jo.: 5, 7, 8, 10, 11, 17, 19, 21, 24, 27, 28, 38, 40, 56, 59, 66, 68, 69, ... 29/48 Pithiviers 820 jo.: 6, 7, 37, 38, 48, 56, 48, enz. 21/44 Pithiviers 595 jo.: 5, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 21, 22, 23, 28, 54, enz. 20/23 Eric Goovaerts heeft in 2008 bewezen dat hij klasseduiven bezit die op de halve fond en de kleine fond ver boven het gemiddelde uitstijgen. In het verbond “Holland”, Zuiderkempen-Hafo legde hij beslag op de 2e plaats bij de jonge duiven en op de 2e plaats bij de jaarlingen en op de 3e plaats bij de oude en dat resulteerde in ALGEMEEN KAMPIOEN HALVE FOND. Willem
Jos Wouters en kleinkinderen lieten zich opmerken met de jonge duiven op halve fondvluchten.
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 5
Over leven, kriskras Het leven, de gezondheid gaan boven alles. Zolang er leven is, is er hoop. Hoop doet leven. Leven en laten leven. Je leeft maar eenmaal. Arbeid is de saus van het leven. De mens zal bij brood alleen niet leven. Leven en dood gaan hand in hand ... Alles verandert, veel verdwijnt ... Er wordt aan het leven gesleuteld, er wordt met leven gegoocheld. We hebben het deze dagen weer over het Kerstkind ...
De kabouterboom Rob was vier. Aan de hand van zijn vader stapte hij door de Holstraat, toen aan beide zijden begrensd door houtkanten. Zij waren op weg naar familie. Rob keek een beetje schichtig voor zich. Ja, ginder zag hij hem, de kabouterboom. Toen ze dichterbij kwamen, drukte hij de hand van zijn vader steviger. Daar stond de oude dikke knotwilg, ooit op een drietal meter hoog afgezaagd, die zijn beste tijd had gehad. Die boom was hol en onderaan was er een gat, een ruime voetbal groot. ‘s Nachts kwamen de kabouters langs daar naar buiten. Dat wist kleine Rob. Hij wist ook dat zijn vader van niets of niemand bang was. Hij had aan zijn vader al eens gevraagd om ‘s nachts de wacht op te trekken, goed verscholen in de houtkant tegenover de boom. Dan zouden zij de kabouters naar buiten zien komen. Vader had zijn zoontje heel ernstig aangekeken. Neen, dat konden zij niet doen. Het risico was te groot. De kabouters zouden hen bijna zeker opmerken en dan verdwijnen, voorgoed. Zij zouden waarschijnlijk gaan verhuizen naar een holle boom over de Nete. Wie zou er dan op zaterdagavond wanneer Rob al sliep vaders stoppelbaard komen scheren? Wie zou er dan ‘s nachts de winkelhaak komen herstellen die Rob in zijn broek had na het ravotten ? Wie zou er dan ook Robs schoenen schoonmaken om de volgende dag naar de kleuterklas te gaan? Neen, die kabouters mochten zij geen strobreed in de weg leggen ... Rob is bijlange niet jong meer. Al die tijd heeft de kabouterboom daar gestaan, meer dood dan levend. Maar ... er kwam dit jaar een nieuwbouw op dat perceel en alle houtgroei werd gerooid met zwaar materiaal anno 2008 ... Verdomme, zouden de kabouters tijdig begrepen hebben? Zouden zij nu nog leven? Of zou die zware bulldozer ...? Rob wil er niet aan denken ... Ruim dertig jaar geleden woonde Fille op het perceel met de kabouterboom. Fille telde al wel wat jaren. Rob bracht eens enkele duiven weg voor 100 km. naar een buurvereniging. Na de inschrijving wilde Rob zijn duivenmand nemen om naar het achterliggend inkorflokaal te gaan. Die mand was verdwenen ... In het inkorflokaal zag Rob Fille staan, met de snelle “57” van Rob in zijn handen, verbouwereerd en volledig uit zijn lood geslagen ... Rustig lichtte Rob Fille in. Filles mand stond nog in het lokaal. Wie weet, zei Rob thuis tegen zijn vrouw, wat halen wij uit wanneer we zo oud mogen worden ... Van de aftakeling van de geest, spaar ons, Heer ...!
Op de boerenbuiten Rob groeide op in een boerderijtje op een klein dorp dat begrensd werd door de Nete, toen nog een levende rivier met eetbare vissen erin. Op het platteland kwamen de kinderen anders dan in de stad met leven en dood in aanraking. Het leven sprong soms tegen hun benen op of vloog hen in het aangezicht. Robs ouders verzorgden de hoevedieren. Die hadden een naam en kregen aandacht. Was het paard ziek dan stond Robs vader ‘s nachts op. Het gebeurde dat hij dan het beest van stal haalde en ermee ging wandelen, omdat hij daarvan heil verwachtte. Denk nu niet dat het pure romantiek was. Neen, dat paard vertegenwoordigde een deel van het bedrijfskapitaal. Zou het doodgaan dan was dat een kleine financiële ramp. Er werd een varken vetgemest. In de winter kwam “Den Dove” met zijn zoon Tist het varken slachten. Rob herinnert zich nog best goed hoe het bloed uit de steekwonde in de hals bleef gutsen. Zijn vader had wel eerst zijn handen flink gewassen en bleef in het warme bloed roeren. Dat was nodig om het bloed te kunnen gebruiken voor het maken van bloedworst en “kwet”, de bloedworstvulling gebakken in de pan. Om bloedworsten te maken werden de schoongemaakte darmen van het zwijn gebruikt. Eerst werd het dode dier op de ladder gehangen. Er werd kokend water gebruikt om het te scheren. Geen baard op de zwoerd van het spek. Het dier werd opengemaakt en versneden. Niets ging verloren. Het spek kwam in de kelder in de pekelbak terecht. Varkenshaasje en koteletten werden door Robs moeder ingemaakt in glazen weckpotten. Poten en oren leverden een vleesnat
dat geschikt was om minderwaardig vlees te verwerken tot preskop (hoofdkaas is hier onbekend). Sommigen vonden de hersenen een pure delicatesse, in ieder geval niet vaak voorradig. Het was een tijd van smikkelen ... Rob weet dat ze wel respect hadden voor al dat lekkers. De mensen van toen beseften dat het voedsel niet zonder moeite op tafel kwam. Zij leefden ten volle ... Zij zorgden goed voor hun dieren. Daar kwam geen weekheid bij te pas. Het was volledig realisme, een onderdeel van de struggle for life, de strijd om het bestaan. In het voorjaar werd er jaarlijks ergens een babygeitje gekocht. Een tijdlang werd dat met de fles gevoed. De kinderen stonden te springen om erbij te zijn. Het geitje werd hun speelkameraad. Maar ... ter gelegenheid van de jaarlijkse kermis werd het beestje door Robs vader geslacht. Wat waren die mensen van toen handig! De kinderen plengden een traantje, maar aan tafel verzoenden ze zich smullend met de situatie. Robs vader had jarenlang een grote zwarte pony. Het paard werd verkocht. De handelaar van het dorp kwam het met de fiets ophalen. Rob en zijn broers stapten zwijgzaam echter het paard tot aan het einde van de straat. Zij hechtten zich snel aan de nieuwe vosse “Ierlander”. De poes op het boerderijtje was een goede muizenvanger. Dat werd ook van haar verwacht. Op zekere morgen had ze een nest jongen afgeleverd in een kast. De koters waren weer blij verrast. De babypoesjes werden gestreeld en geaaid. Maar ... een paar dagen later zei vader dat er op het boerderijtje geen plaats was voor hen ... De volgende morgen heel vroeg ging Robs vader de diertjes naar het pensionaat brengen. Daar gingen ze prima verzorgd worden. Rob en zijn broers namen er vrede mee, zij het met tegenzin. Het bestaan van dat pensionaat werd al snel onuitgesproken in twijfel getrokken. Na zijn lagere school wilde Rob in geen geval naar een pensionaat ... Rob had geen zussen. Zijn moeder was de sterkste niet. Rob hielp haar in het huishouden. Hij was nog een knaap toen hij de kast in de woonkamer ordende. Wat voor stevig kartonnen doosje stond daar in een hoekje ? Nieuwsgierig opende hij het. Revolverkogels ...!? Eentje ontbrak er ... Bondig, maar zonder omwegen, vernam hij van moeder dat een oom van hem dat ene kogeltje door zijn hoofd had gejaagd nog voor Rob geboren was. Later vernam hij meer. Die oom dat moest een bijzondere kerel zijn geweest. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog had hij met smokkelen veel geld verdiend en lieve vrouwen leren kennen. Nadien had hij wel eens de indruk gehad dat de miraculeuze Lieve Vrouw in de parochiekerk hem scheef aankeek. Hij was beresterk. Als dertiger boorde hij met de hand gaten in dwarsliggers, biels. Dat was goed betaald stukwerk. Na vier dagen zwoegen had hij soms het dubbele verdiend als zijn makkers spoorwegaanleggers op zes dagen. Het gebeurde dat hij de laatste dagen van de week niet werkte. Die bracht hij dan door bij zijn vaste jongere vriendin in het stationskwartier van een grootstad. Hij hield zielsveel van haar. Hij werd 40 en vond het de hoogste tijd om zich te settelen en een gezinnetje te stichten. Hij deed nog een laatste aanzoek. Hij ving bod en stelde een einde aan zijn leven ... De kwezels hadden weeral een smeuïg verhaal om rond te bazuinen. Waarom eindigt het voor sommigen zo tragisch? Waarom lukt hen niet wat voor anderen zo doodgewoon is ... Jaren later vertelde een melker dat hij Robs oom had gekend. De man had “boven Lier” als raper met oom samen gewerkt in een ploeg aardappelrooiers. Aan die oom kon de slungel alles vragen. Handig naaide die ook de broek die de jongen had gescheurd. Dat het zo met de oom was gelopen ... Bij het maaien van het hooigras vonden Rob en zijn broers elk jaar wel gevlekte roomwitte kwarteleieren. Zij hadden het over kwakkels. Rob herinnert zich nog goed de herhaalde “kwik-me-dit”-roep van het mannetje. Bij het maaien raakten er ook steeds kikkers dodelijk gewond, gewoon vies. Naast het grasland lagen akkers. Geregeld klom een zingende leeuwerik tot 50 m. hoog in de lucht. De vele kikkers, de kwartels, de leeuweriken ... waar zijn ze? Boerenmensen hadden veel last van insecten: coloradokevers op de aardappelen, rupsen op de kolen, vliegen in de stal. Maar ... hupsakee, daar was de DDT ! Aardappelen en andere planten werden ermee besproeid. Het witte poeder werd over de ruggen van de dieren gewreven om de insecten te doden. Een wespennest in de grond ... een halve emmer DDT-water er ‘s avonds ingegoten en de zaak was rond. Tot er alarm werd geslagen. DDT brak niet af en hoopte zich op in de natuur! Er waren al veel insecten ongevoelig geworden
voor het gif ... Rob krijgt een andere inval. Het boerderijtje van Robs vader lag naast een aardeweg. Enkele jaren na de oorlog werden vele aardewegen verhard met gruis van de hoogovens. De boeren waren tevreden. Maar ... Rob heeft lang een perceel bewerkt langs zo’n gruisweg. Hij won er o.a. maïs voor zijn duiven. Tot ruim een meter in het perceel groeide er bijna niets. Later hoorde Rob over zware metalen die de grond hadden vergiftigd. Rob windt zich op. Wisten de geleerde scheikundigen dan niet op voorhand dat DDT niet ging afbreken, dat die gruis schadelijke zware metalen bevatte??!! We mogen vergelijken met vandaag: de grootste “bankspecialisten” zijn verantwoordelijk voor de crisis! Toen hielpen kinderen al jong mee op het veld, o.a. onkruid wieden. De aardappelen werden geplant. Wanneer zij boven kwamen, was het onkruid ook reeds verschenen. Hakken, wieden ... Rob liep enkele jaren school in een provinciestad. Hij leerde er Franse spreekwoorden. “Mauvaise herbe croît toujours.” Onkruid vergaat niet. En of Rob dat wist ! Maar dat de Franstaligen dat ook wisten ... Die moesten dus ook soms hun handen vuil maken. Rob was 10. Hij hielp vader op het veld. Op de helft van dat veld rijpte rogge. Toevallig zag Rob langs de achterkant ervan een negenjarig meisje uit de buurt het graanveld verlaten. Onmiddellijk daarna kwam een klasgenoot van Rob vanuit de halmen te voorschijn. Hij riep het meisje en gaf haar haar slipje terug. Rob voelde prikkelende verbazing. Wie had dat verwacht: een veldhospitaaltje in hun rogge! Rond die tijd voelde Rob nog eens die onverklaarde prikkels. Hij zag een jonge stier zijn mannelijkheid uitproberen in een wei met kalveren, waarvan er één waarschijnlijk ook voor het eerst bronstig was geworden. Het bleef bij gefascineerd geprikkeld zijn. De kinderen van de boerenbuiten knoopten al vlug een en ander aan mekaar. En Rob kon met vragen bij zijn moeder terecht, een fantastische moeder! Hij was 13 toen hij midden in de nacht samen met zijn 15 maanden oudere broer werd gewekt. Ze moesten helpen bij een kalving. Toen ze in de stal kwamen, zat hun vader geknield achter het liggende koebeest in barensweeën. Hij had reeds een touw om de zichtbare voorpoten van het kalfje gebonden. Op zijn aanwijzing trokken de zonen. Na een flinke inspanning kwam het kalf ter wereld. Vader begon het met stro droog te wrijven, maar moeder troonde haar zonen mee naar binnen. Zij had warme melk klaar. In bed vond Rob direct te slaap. Het voorval staat hem nog klaar voor de geest. Kinderen van de boerenbuiten ... In de beek die onder de spoorweg doorliep, gingen Rob en zijn makkers kikkervisjes, stekelbaarsjes en salamanders vangen. In de Nete was grondelingen ophalen met een piertje aan de vishaak een koud kunstje. Voorn vangen met een gekiemde hennepkorrel was veel moeilijker. Katvis en paling vangen deden de 14-jarige Rob en zijn jongere broer met verboden nachtlijnen. Die werden bij valavond in de rivier geworpen. Ongewild stoorden ze daarbij eens een vrijend paar. ‘s Morgens vroeg werden de lijnen weer opgehaald. Over die palingen had broertje opgeschept in de klas. Zijn meester geloofde hem niet. Een paar dagen later overhandigde Robs broer fier als een gieter een meterlange paling aan zijn verbaasde onderwijzer. Rob was nooit een goede zwemmer. Toch heeft hij ooit een paar witvissen met zijn handen gepakt in hun hol in de rivieroever. In de winter vingen zij mussen met klemmen en met de kooltjeszeef die ze lieten neervallen nadat ze enkele dagen eronder hadden gevoerd. Hun vader maakte ze panklaar en moeder braadde ze. Vis en gevogelte brachten al eens afwisseling in het menu. Uit noodzaak ? Niet echt, maar er was nog dat jagersinstinct dat hen dreef. Zijn jongste broer en hun vader hadden eens een paar ratten gevild en van de moeder een pan opgeëist om ze klaar te maken. Zij smulden, Rob heeft niet mee gesmuld... Hetzelfde instinct dreef de jongens de bomen in naar de vogelnesten toe. Er waren er die eksternesten hoog uit de canada’s haalden ... Rob keek dan geboeid en met ontzag toe, maar waagde zich niet zo hoog. De jeugd van toen ...
Echels De vader van Rob huurde destijds een grasland dat de “Echelpoel” werd genoemd. Echel is in het dialect het woord voor bloedzuigers. Er zijn vele soorten. We beperken ons verder tot de echels die in de geneeskunde werden aangewend. Bloedzuigers zijn wormen, sterk verwant met regenwormen. Ze hebben een kegelvormig lichaam met de zuigkop aan de dikste kant. Uitgerekt zijn ze 10 cm. lang, samengetrokken slechts 5 cm. De rug is groenachtig met een
paar rode strepen in de lengte. Aan de zijkanten zitten zwarte stippen. De buik is lichter van kleur. Het zijn echt speciale dieren. Ze zijn namelijk tweeslachtig, mannelijk en vrouwelijk tegelijk. Maar bij de bevruchting zijn altijd wel twee dieren betrokken. De bevruchting verloopt wederzijds. Wat een doelmatigheid: één vrijpartij en beide dieren leveren daarna bevruchte eieren. Tot 1850 werden bloedzuigers veel gebruikt. O.a. krankzinnigheid, huidziekten, tumoren, kinkhoest en zwaarlijvigheid werden behandeld door aderlating, al naargelang de beslissing van de arts. Meerdere bloedzuigers werden ergens op de huid gezet, op de slapen, op de buik ... Zij zogen elk tot vijfmaal hun eigen gewicht aan bloed, om de levenskwaliteit van de patiënten te verbeteren. Het speeksel dat bloedzuigers in de bijtwonde brachten, ging de stolling van het bloed tegen en verwijdde de bloedvaten, zodat het bloed flink bleef stromen. Wondere natuur ... Lang vond men voldoende bloedzuigers in de natuur. Maar later moesten er kwekerijen worden opgestart om aan de vraag te kunnen voldoen. In 1824 werden 5 miljoen bloedzuigers ingevoerd uit Engeland. Wat een massale intocht ! Het grasland dat Robs vader vijftig jaar geleden huurde, zou ooit zo’n kweekpoel zijn geweest. Een niet onaardig weetje, maar dat betekent ook dat het nogal waardeloos grasland was, te nat, te veel biezen ... In 1900 raakten bloedzuigers in Europa helemaal in onbruik. Zij hebben in bepaalde omstandigheden wel nuttig werk geleverd. Levende wormen kunnen het leven dienen.
Nieuw leven Er sterven mensen, er worden kinderen geboren ... Hoe is dat ooit begonnen ! Met heel eenvoudig leven in het water, leven dat evolueerde. Zo wordt vrij algemeen aangenomen. In een talkshow op “één” komt wekelijks een jonge wetenschapper dingen vertellen die de mensen zouden kunnen boeien. Enkele tijd terug formuleerde hij het ontstaan van het leven heel bondig: de gepaste eiwitten, water, de juiste temperatuur en ... er ontstond leven! Rob heeft zijn kinderen laten zoeken op internet. Er zouden zeker demonstraties van levensschepping te vinden zijn, toch minstens in New York, Parijs en Moskou. Maar neen, niets ... Om leven te laten ontstaan waar er geen is, moet de mens nog verstek geven. In deze periode worden er veel duivenjongen geboren. Een levende doffer, een levende duivin, de paring, een ei, een jong ... Toch fantastisch! Het is niet verboden om er even verwonderd bij stil te staan. Er wordt met leven gegoocheld. Kunstmatige bevruchting is een vrij eenvoudige techniek. Rob heeft een kleinzoon van bijna 3 jaar oud die op die manier in de vruchtbaarheidskliniek werd verwekt. Het ventje is biologisch evenveel zijn kleinkind als de andere kleinkinderen. Het is een gezonde kleuter, zijn mama is tevreden en zijn grootouders verwennen hem ... Rob vindt het wel spijtig dat er waarschijnlijk grootouders zijn die van hun kleinzoontje geen weet hebben ... En dan ... over leven ... het Kerstkind ... 2000 jaar geleden werden in Israel een schrijnwerker en zijn eenvoudige vrouw vader en moeder van een zoontje. Dat is geschiedenis. Die baby ... dat was geen gewone ... hij werd een echte volksmenner. De mensen liepen hem na. Hij trapte sommige hooggeplaatsten op hun tenen, stampte tegen hun schenen. Hij had een groot rechtvaardigheidsgevoel. Hij nam het op voor de kleinen, de zieken, de verdrukten. Hij werd uit de weg geruimd na een schijnproces, te kinderlijk ... Het is niet zijn schuld dat zijn volgelingen niet altijd zijn voorbeeld hebben gevolgd. Gelovigen en ongelovigen spreken met ontzag over Jezus van Nazareth. Laten wij vredig kerstmis vieren. Bij de geboorte van een kind hoort een feest. Er mogen feestlampen branden. Wij herdenken dat een bijzonder iemand het levenslicht zag. Zalig kerstmis! Gelukkig nieuwjaar! Leo
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 6
Ik, Jan Theelen Het onverbloemde verhaal van een levensgenieter Deel V
Soms OK ... soms KO Duivensport is amusement. Zou het toch moeten zijn... en toch is het niet altijd rozengeur, is het niet altijd juichen, ook niet bij Jan Theelen. “Duivensport heeft wat van de bokssport,” filosofeert Jan Theelen... “Je moet kunnen klappen uitdelen, maar je moet even goed kunnen incasseren !” Een duivenmelker, zelfs de grootste kampioen, krijgt zijn klappen: een topper die achterblijft, een rampvlucht, duiven in topvorm die om onverklaarbare redenen door en door missen, je beste vlieger die gekwetst thuiskomt, je beste kweekster die plots ziek wordt en sterft, je eerste van Barcelona die twee weken later gepakt wordt door de sperwer, een klok die stilvalt... Iedereen kent het, iedereen herkent het. Uiteraard een goede zaak dat duivensport geen mathematische wetenschap is, anders was er geen fun meer aan. Maar toch zijn er kampioenen van meer dan één zomer die meer van de duivenwiskunde kennen dan anderen. Theelen is er zo één. We vernemen graag hoe hij de duivensport aanpakt. Misschien verklapt hij wel een geheim...
D
De troepenmacht in Buggenum Een kleine melker kun je Jan Theelen niet noemen, maar hij bezit dan ook weer niet een monsterkolonie waar de macht van het getal het wint van de kwaliteit. Bij de start van het seizoen herbergt Jan zowat 36 weduwnaars en 18 koppel nestduiven, bestaande uit vliegduivinnen gekoppeld aan overwegend late jaarlingen. Op nest worden vooral de duivinnen gespeeld en in het laat kunnen de doffers wel eens de baan op om wat ervaring op te doen. Met duivinnen op weduwschap heeft Theelen ook wel geëxperimenteerd, maar het is zijn ding niet: eer het seizoen een paar weken oud is, zitten ze meestal terug op nest. De kwekers zitten niet bij Jan; die vertoeven een paar huizen verder in de straat bij schoonzoon Hans Gommans. Wel is het Jan zelf die ook daar het grootste deel van de verzorging waarneemt. Op de vraag of Jan zelf vindt dat hij een grote kolonie heeft, antwoordt hij glimlachend:”Als je op de fond speelt en je moet op één of twee duifjes wachten, is er soms weinig pret aan. Ik wil duiven zien thuiskomen, want daar doe je het toch voor. Dus heb ik er liever wat meer in de lucht, dan valt er al sneller iets te zien.” Dus ja, Jan wil overal bij zijn en daarvoor heb je nogal wat duiven nodig.
Dan toch allround? Jan Theelen is internationaal bekend als fondspeler, maar eigenlijk is hij een beetje van alle markten thuis: de internationale vluchten met morgenlossing, de overnachtvluchten met middaglossing, maar ook de programmavluchten en het kortere en snellere werk. Daarvoor heb je allround duiven nodig. “Ze bestaan niet, die allround duiven”, wordt met klem gezegd en geschreven. “De moderne duif ís een allround duif”, zegt dan weer een andere kenner... “Specialiseren is de boodschap” hoor je dan vanuit nog een andere hoek... “Als je met duiven voor de middaglossing naar de ZLU gaat, ben je eraan voor je moeite, want dat zijn eigenlijk maar halvefondduiven”, weet dan weer een ander... Jan Theelen laat dergelijke discussies helemaal aan zich voorbijgaan. Hij denkt er het zijne van en weet wel beter. Feit is dat Jan maar één soort duiven heeft en geen afzonderlijke soorten duiven voor kort, ochtend- en middaglossing: het
is allemaal één en dezelfde soort: Theelensoort, made in Buggenum. “Ze kunnen het of ze kunnen het niet,” vat Jan Theelen zijn visie samen. En dat ze het kunnen in Buggenum is in de vorige edities wel duidelijk geworden. En in Leudal weten ze dat de duiven van Jan ook niet vies zijn van een kopprijs op de kortere afstanden. Zelf denken we dat allroundduiven inderdaad zeldzaam zijn en wellicht precies door de specialisatie met de jaren steeds zeldzamer worden. Wel is het zo dat Jos Hermans duiven had die even goed kop konden vliegen van 200 als van 1000 km. Op dat vlak is Jan Theelen dus met een serieuze voorsprong gestart.
Goed bewaarde geheimen Je kunt bezwaarlijk een goede reportage maken als je niet probeert om de kampioen in kwestie enkele geheimen te ontfutselen. Dus doen we ook bij Jan een poging... “Geheimen ? Och maak me niet aan het lachen”, zegt Jan nu heel serieus. “Je moet het als melker wel allemaal goed doen - al is dat nog heel rekbaar - maar het zijn toch de duiven die het al of niet kunnen. Er is maar één geheim en dat zijn de goede duiven.” We geloven Jan, want het legioen dat met zijn duiven uitermate goed lukte, is zo groot dat je hier bezwaarlijk nog in een trukendoos kunt geloven. “En als er geheimen bestaan,” gaat Jan verder, “dan zijn ze zó goed bewaard dat ze ook mij nooit ter ore kwamen. Och man, er bestaan wel diverse systemen, en het ene is beter dan het andere, maar zet goede duiven op een goed hok, geef ze goed voer en verander niet elke week het geweer van schouder en dan lukt het wel.” Kunnen we dan niets leren van Jan? Misschien toch wel, bij voorbeeld hoe je aan die goede duiven komt... en hoe je die jarenlang verder kweekt.
Kruisen en intelen Om het veertig jaar en langer met dezelfde soort te doen, moet je meer dan een beetje kunnen kweken. Niemand zal me tegenspreken dat Jan Theelen zijn leven lang een meester-kweker geweest is. Daarin gelijkt hij trouwens op de oude Jos Hermans. Theelen heeft namelijk niet enkel zijn ras, maar ook zijn kweeksysteem in grote lijnen meegenomen. Misschien dat Jos Hermans nog iets meer inteler was. Maar zonder inteelt kun je geen ras opbouwen, zoveel is
Nog gauw eens boven gaan zien of alles ok is. De nestduiven hangen maar wat rond overdag. Bij Jan mag dat.
Nog een foto uit de oude doos: duiven wachten bij Jan Theelen. Jan - zoals altijd met de telefoon in de aanslag. duidelijk en dat weet ook Jan Theelen. Op onze vraag wat nu eigenlijk het geheim is om een stam te vormen antwoordt Jan heel simpel en meteen ook heel eerlijk: “het geluk hebben om met goed materiaal te starten en dan proberen dat vast te houden.” We insisteren een beetje omdat dit antwoord toch wel te karig is. “Hoe kom je precies aan dat goede materiaal en volgens welke formules koppel je de duiven om in de soort te blijven?” Maar ook nu is het antwoord ontwapenend: “Ik heb geen formules. Ik denk dat het feeling is, een soort zesde zintuig...” Wat later voegt Jan eraan toe: “Ja er is wel een formule, en eigenlijk is er maar één formule: goed x goed. Anders lukt het niet, niet met kruisen en niet met inteelt.” Wat Theelen wel meent zeker te weten is dat het met alleen maar inteelt niet blijft duren. Zo heeft hij nooit geprobeerd om de “zuivere Hermans” of zuivere weet ik wat te kweken. “Met zuivere ben je niks,” lacht Jan, “het motten goei zijn”. Je moet er dus op tijd het spreekwoordelijke nieuw bloed inbrengen volgens de gekende formule: kruisen, testen en dan wat goed is terug in de eigen soort brengen. In de vorige bijdragen las u dat deze formule wonderwel gelukt is zo bv. met de ingebrachte duiven van de gebr. Kuijpers. Als je Jan Theelen hoort praten, dan lijkt het wel of het bij hem allemaal vanzelf is gegaan.
Naar kelen kijkt Jan Theelen niet zoveel. Hij ondervond dat de toestand van de keel nogal varieert naargelang de conditie, de temperatuur, de neststand... “Weet je,” rondt Jan Theelen dit onderwerp af, “het zit em niet in de details, het hele plaatje moet kloppen. Als je het in de vingers hebt, weet je het meteen als je een duif vast neemt. Noem het de eerste indruk, noem het intuïtie... “ Maar ook Jan Theelen beseft dat deze eerste impressies ook alleen maar dat zijn: impressies. Toch proberen we nog een laatste keer of spe-
In zondags pak “Kan Jan Theelen er de goede uithalen?” proberen we... “Was dat maar waar!” repliceert Jan met zijn aanstekelijke lach. “Maar je hebt toch een bepaalde voorkeur ? Hoe zie jij de duiven graag? vragen we. Het wordt snel duidelijk dat Jan Theelen eigenlijk niet zo direct naar een bepaald model of type duif zoekt. Van nature uit zijn de Hermansduiven nogal robuust. Overgrootvader noemde niet voor niks de “Boot”. Maar Jan heeft in zijn carrière ook menige goede kleine gehad en lange en ondiepe. Wel wil hij zonder uitzondering duiven “uit één stuk” en stiekem is hij toch wel gecharmeerd door kleurrijke ogen met karaktervolle uitstraling. “Zet me daarmee niet in het kamp van de ogentheorie,” verweert Jan Theelen zich meteen, “want dat vind ik toch een veel te eenzijdige benadering.” Voor de rest zoekt Jan naar duiven met een sterke rug. De rug is het draagvlak voor een stevige vleugelslag. De rug moet solide zijn, zoveel is duidelijk voor Jan Theelen. “En ja, de pluimen moeten zijdezacht zijn natuurlijk, zeker voor de fond waarbij duiven een hele dag lang en als het moet twee dagen lang in de lucht hangen en dat vaak in alle mogelijke weersomstandigheden.” “Hoe je de goede duif ook nog herkent?” dringen we een beetje aan. “Een goede duif heeft altijd haar beste pak aan,” vat Jan zijn visie samen, “goede duiven zitten er altijd onberispelijk bij. Ga het maar eens na. Als het hele zootje er maar wat somber bijzit, dan zitten die paar goeie daartussen te blinken.”
Een originele manier om de duiven te motiveren. “Voor ik ze inkorf, toon ik ze nog eens de braadpan” grapt Jan Theelen. ciale duiven toch geen speciale kenmerken hebben...? “Ik denk het niet,” zucht Jan, “of liever, ik weet het niet. Neem nu de Rikky, wel een fijne duif, perfecte pluim, eerder rank... maar iets speciaals ? Volgens mij niet. Of ja, misschien toch: Rikky had een opvallend uilenzicht. Die keek je met twee ogen tegelijk aan. Maar of het dat is?” Jan denkt nog wat na over nog goede duiven en zegt dan aarzelend: “Ik heb ook de indruk dat een springvleugel (met decalage tussen achtervleugel en 1e slagpen) snelheidswinst kan betekenen maar ook dat kan ik niet bewijzen. Het is allemaal relatief. De Zwarte Lady bijvoorbeeld spotte met alle regels: ze had een los oog, geen structuur... ze werd door iedereen afgekeurd... niemand wilde dergelijke duif en toch werd ze de beste fondduif van Nederland in de competitie whzb... Het zit vooral in hun kopje.”
Wanneer ben je een goede duif? Iedereen heeft graag kopvliegers en nog liefst provinciale en nationale winnaars. Maar die zijn per definitie zeldzaam. Er kan maar één de eerste zijn. Dus vroegen we aan Jan wanneer voor hem een duif goed genoeg is om te overwinteren.
DE DUIF - Nr. 51 - blz. 7 “Moeilijke vraag,” zegt Jan en denkt even na. “Uiteraard ga ik liefst voor de echte topduiven, maar daar heb je er niet snel een hok van vol... Kijk, ik ben eigenlijk al heel blij met duiven die een paar jaar goed meedraaien en zelden missen. Zo gemakkelijk kweek je toch geen duiven die 8 of 9 fondvluchten of zelfs 12 of 15 met succes afwerken. Natuurlijk moeten daar liefst een paar kopprijzen bij zijn. Maar prijs per 20-tal vind ik al ruimschoots kop. Dan laat je er al heel veel achter je.” Iedereen weet het dat Jan altijd de kampioen geweest is van de regelmaat en van de mooie series. En daarvoor ben je beter af met oerdegelijke en standvastige vliegers dan met wispelturige talenten die vandaag iedereen verrassen en morgen hun kat sturen. En we mogen gerust stellen dat die regelmaat, dat “er altijd doorkomen”, ingebakken is in de oude soort van Jan Theelen.
Niet te nauw We gooien het gesprek over een andere boeg en gaan met Jan Theelen de verzorgingstoer op. Als je 50 jaar als een kampioen speelt met de duiven, dan heb je toch een ijzersterk verzorgingssysteem. Dachten we... Toen Jan nog alles combineerde: duiven, vol-
ververst, want duiven laven zich graag aan het badwater. “Eigenlijk heb ik weinig veranderd aan mijn manier van doen na de verkoping,” zegt Jan. “Ik heb nu wel meer tijd, kan me beter op de duiven concentreren, maar ik blijf de duiven kort bij de natuur houden. Ik poets vaker dan vroeger...”. “Maar daarom gaat het zeker niet beter dan vroeger!” komt Truus heel even tussenbeide terwijl ze voorbij komt.
Oude stempel Van hygiëne naar medische verzorging is maar een kleine stap en dus gaan we ook daar Jan Theelen aan de tand voelen. “Ik ben van de oude stempel”, lacht Jan. En daarmee vat hij kernachtig samen dat het hele medisch-commerciële circus eigenlijk aan hem voorbijgaat. Waar hij dan wel in gelooft: thee, look, wortelsap om maar wat te noemen. Het jaar door krijgen de duiven elke woensdag thee, in de rui zelfs twee keer per week. En look in het water, dat durft hij zelfs tot de laatste minuut voor het inkorven geven. “Look heet bloedzuiverend te zijn en dat kan nooit kwaad,” voegt Jan er volledigheidshalve aan toe. Hij is fan van Duiven-T van Kreuzer. Ook zweert hij bij honing na de vlucht als recuperatiemiddel. Ouderwetser kan het niet. Maar toch heeft Jan ook wat van de modernere trends opgevangen, zo bijvoorbeeld het vertrouwen in appelazijn. Jan verkiest een Duitse formule waar nog wat van alles bij zit zoals vitaminen en nog eens honing. Natuurlijk volgt Jan de regels voor de verplichte inentingen en kuurt hij regelmatig tegen het geel. Maar voor de rest heeft de pharma-industrie en het veeartsengilde geen dikke klant aan Theelen. Er worden wel wat standaard producten van Henk de Weerd gegeven, maar Jan rekent er vooral op de duiven zo natuurlijk mogelijk te houden en zodoende de eigen weerstand niet af te zwakken.
Opvoeren, wat is dat?
Een nog jonge Theelen tussen de jonge duiven samen met vriend Van Helden tijdse job en café houden (en tussendoor eens op stap met het jachtgeweer), ondervond hij dat (goede) duiven het niet zo nauw nemen als ze dat eenmaal zo gewoon zijn. “Gezonde duiven hebben niet veel nodig” weet Jan Theelen, “ en het devies van het huis is altijd geweest: eerst de plicht en dan de duiven”. Werk verletten voor de duiven, dat kon voor Jan Theelen niet. En dus gebeurde het wel meer dat de duiven op zeer onregelmatige tijden verzorgd en getraind werden. Vooral ‘s morgens bleven de hokken meer dan eens dicht en de duivenmagen leeg. Sedert de verhuis en zijn pensionering heeft Jan zeeën van tijd maar eigenlijk is er niet veel veranderd: ‘s morgens is hij er nog altijd niet graag bij. Hij zet bij goede weersvooruitzichten ‘s avonds de kleppen van de weduwnaars open zodat ze bij dag en dauw buiten kunnen. En het is Truus die rond 7 uur de kleppen dicht legt, zodat alles netjes terug binnen zit tegen dat Jan zelf, fris gekapt en geschoren, op het toneel verschijnt. “Ik doe er iets meer voor dan vroeger en ben een beetje stipter met het uurschema maar er zijn ook zaken die ik nu minder doe dan vroeger, toen ik zogenaamd geen tijd had.” Zo is er bv. het wegbrengen van de nestduiven. Vroeger leerde Jan zijn duivinnen bij valavond vliegen door ze tegen het donker aan te gaan oplaten op 10 à 15 km. Vandaag doet hij dat nog wel eens, maar veel minder dan vroeger. Het hoeft eigenlijk allemaal niet zo meer voor Theelen. Niet dat hij geen ambities meer heeft, maar gemakkelijk moet ook maar kunnen. Hij kan het weten.
Waterfilter Wie nu denkt dat Jan Theelen een sloddervos is die de duiven maar laat aanmodderen, heeft het natuurlijk ook fout voor. Vroeger, dit is in de periode voor de verkoping, was Jan noodgedwongen aangewezen op de drogemestmethode. Dat belette hem zeker niet om in kampioenenstijl te spelen. Maar voor de rest is en was Jan een fanaat van hygiëne. Tweemaal per dag de drinkpotten uitwassen en het water verversen vindt Theelen een must. De drinkfonteinen zijn bron van alle ziektes en alle onheil volgens Jan. Vandaag gaat hij daar nog een stapje verder in. Al het water voor de duiven wordt met name gefilterd door een microfilter. Dit is een filter met microscopisch kleine gaatjes, klein genoeg om heel wat onzuiverheden en ellende uit het water te halen. Jan heeft zich laten vertellen dat dergelijk filter zelfs bacteriën uit het drinkwater haalt.. Ook badhygiëne vindt Jan essentieel: het hele vliegseizoen staat er een bad ter beschikking voor de duiven. Uiteraard wordt ook dit tijdig
Eigenlijk is het hele duivensysteem van Jan Theelen van een ontwapende eenvoud. Zeg maar zoals de melker zelf is: puur natuur en goudeerlijk. Theelen heeft er geen behoefte aan om mensen een rad voor de ogen te draaien. Het ligt niet in zijn natuur om ingewikkelde theorie te verkopen of grootsprakerig zijn eigen kunnen de hemel in te prijzen. En toch moet er ergens een ongekend meesterschap in zitten. Het voedersysteem dan misschien? “Ik ben hoegenaamd geen voederspecialist”, bekent Jan Theelen honderduit, “Ik heb maar één mengeling voor de vliegers en daar mogen ze zich altijd het buikje van rond eten. Mijn ervaring is dat Hermansduiven moeten rond staan.” De duiven krijgen dus volle bak, maar moeten alles opeten voor ze wat anders krijgen. Ze moeten dus niet te kieskeurig worden en eten wat er voorgezet wordt. “En als ik eerlijk moet zijn”, aldus Jan, “weet ik niet goed wat melkers bedoelen met opvoeren en klaarstomen en dat soort technische duiventaal. Ik beheers dat helemaal niet en van slap voer en gerst ben ik al helemaal geen voorstander. Voor de fond steekt het zo nauw niet, denk ik. Wie hard werkt, moet goed eten.” In de praktijk mengt Jan een vier of vijf sportmengelingen van verschillende leveranciers. De redenering hierachter is dat het de variatie ten goede komt en dat het nooit allemaal tegelijk slechte kwaliteit kan zijn...
Duif met de duiven En toch heeft Jan Theelen iets wat niet alle duivenspelers hebben, de meeste kampioenen wel en dat is een uitstekende “band” met de duiven. Niet dat Jan duiven heeft die op zijn schouder komen zitten in de tuin, maar zijn duiven kennen hem en hij kent zijn duiven. Meer moet dat niet zijn blijkbaar. “Ik ken weinig grote kampioenen die géén goede band hebben met hun duiven,” zegt Jan Theelen daar zelf over, “wie met een schepnet duiven moet pakken, zal er zelden vroeg bij zijn.” Hoe hij dat doet? Altijd rustig proberen te zijn bij de duiven en vooral er jong aan beginnen: van net voor het spenen handtam maken en dat blijven onderhouden. Eenmaal weduwnaar leert Jan zijn duiven vechten met de hand van de meester. “En geen te diepe hokken,” geeft Jan nog mee. “ Een duif kun je veel leren,” zegt Jan, “ook verkeerde gewoontes en dan zit het goed mis.” Een van de dingen die jan zijn fondduiven wil leren, is laat vliegen zelfs een stuk in de schemering. Hoe hij dat doet? Veel oplaten bij valavond. Dat hoeft niet ver te zijn, 10 tot 15 km in de vlieglijn. Jan heeft hier ook wel leergeld betaald: als je de duiven té laat opgooit, komen ze pas ‘s anderendaags met het risico op verliezen en ongelukken. En met weduwnaars moet je dat al helemaal niet doen, want dat maakt ze helemaal zot. “Of het allemaal iets opbrengt?” vragen we aan Jan Theelen. “Ik kan dat moeilijk bewijzen, maar ik geloof het wel. Zo ben ik vrij zeker dat de Rikky laat heeft doorgevlogen. Tegenwoordig
Jan laat nog eens zien wat hij bedoelt met “een goede relatie hebben met je duiven”. ga ik ze nog zelden lappen bij valavond... misschien daarom dat het de laatste jaren af en toe wat minder meezit...” Een ervaring die Jan Theelen steevast heeft met dat laat oplaten is dat duiven die niet zelfde avond thuiskomen, ook niet de prijsvliegers van het weekend zijn. Mogelijks wijst dat erop dat de motivatie of algemene conditie niet goed genoeg is. Wie zal het zeggen?
Beetje bijgeloof Het is al gezegd dat Jan een melker van de oude stempel is. Hij houdt niet van strakke en gecompliceerde schema’s. Hij laat zich het hoofd ook niet op hol brengen door de laatste praatjes of door de veelbelovende publiciteit voor wondermiddelen. “Of hij dan niets kan leren van anderen?” informeren we. “Heb ik zoiets gezegd?” vraagt Jan een beetje geschrokken... “Ik zou zeggen integendeel, ook in duivensport kun je nog elke dag leren, ben je nooit te oud om te leren. Ik praat en zwans graag, maar ik kan ook verdomd goed luisteren en dat al van toen ik nog een broekvent was in het café van moeder.” Jan gelooft natuurlijk niet alle duivenpraat. Maar toch heeft hij zo zijn overtuigingen waar hij niet van afwijkt. Noem het gerust bijgeloof, maar zo probeert Jan Theelen al zijn leven lang de duiven te koppelen bij volle maan. De jonge duiven zouden daar wel bij varen, goed opkomen en hokvaster zijn. “Veel minder verliezen !” voegt Jan er stellig aan toe... Een andere niet te bewijzen stelling van Jan Theelen is dat je best een linkse duif koppelt aan een rechtse. Met een linkse duif bedoelt Jan een duif waarvan de bovenste staartpen van links naar rechts wijst. Bij een rechtse duif draait die bovenste pen dan in de andere richting. Laat ook dit gerust bakerpraatjes zijn, maar bij Jan is er uit deze links-rechtse koppelingen toch menige kampioen gekweekt... En als het even kan, wijkt hij daar nog steeds niet van af. Van waar hij deze duivenwijsheid heeft ? Gehoord van oudere melkers en dan zelf uitgetest. Het kost niks en ... baat het niet, het schaadt niet. Je merkt dat Jan Theelen een beetje nostalgisch wordt als hij merkt hoe simpel duivensport, duivenliefhebberij vroeger kon zijn...
Toekomst van de duivensport Jan wil zeker nog een tijdje meedraaien in de duivensport en liefst nog wel een paar klinkende overwinningen behalen. Maar hij ziet de toekomst van de duivensport niet altijd even rooskleurig in. De sport is veel te duur geworden om nog nieuwe melkers aan te trekken. Duivensport wordt in het beste geval nog doorgegeven van vader op zoon (m/v), maar om te overleven zou de sport aantrekkelijker gemaakt moeten worden voor nieuwe potentiële leden. Daar zijn we mijlen ver van af. Het wordt ook steeds moeilijker voor een beginner: de sport is dermate geprofessionaliseerd dat fondvluchten afgehaspeld worden als halvefondvluchten. Om nog te zwijgen van de monsterkolonies die het spel toch wel vertekenen. En van het overaanbod aan vluchten. “Alles moet sneller, meer, beter...” vat Jan de situatie samen, “de duivensport volgt gewoon de tijdsgeest. Als je niet oppast is er weinig ontspanning en sport meer aan.” Om goed te zijn zou je vandaag bij je duiven moeten slapen, vindt Theelen. Wie duiven houdt zoals 20 jaar terug, komt er niet meer aan te pas. Maar denk nu vooral niet dat Jan erom treurt. Daarvoor is het leven veel te kort. En hij geniet van zijn duiven, elke dag.
ning. Hoe oud hij ook wordt, Jan is altijd nerveus als er duiven mee zijn. Hij is altijd op zijn qui vive als de duiven kunnen komen. En met het nachtvliegen van de laatste jaren is dat dus op elk moment. Als hij de fond speelt, gaat Jan niet naar bed maar waakt en slaapt in zijn zetel in de veranda. Tientallen keren gaat hij dan loeren aan het raam, op teletekst... Vanaf het krieken van de dag wordt hij ongedurig, loopt al eens de trappen op, begint te telefoneren naar sportgenoten: “Weet jij al iets? Is er al wat op de voorkant? Hier is nog geen veer...” Och en als er dan inderdaad een vroege duif komt, dan is Jan Theelen in alle staten. Dan is hij zo gepakt, zo emotioneel en nerveus dat hij wel domme dingen zou doen: zijn hersenen staan stil, zijn adem stokt, elke seconde duurt een eeuwigheid: er moet wat gebeuren, het moet snel gaan maar Jan Theelen lijkt wel verlamd...even weet hij het niet meer... Gelukkig is er dan altijd wel hulp in zijn omgeving om alles terug op een rijtje te krijgen en Jan weer bij zijn zinnen te brengen. Onze gastheer is duidelijk geen koele kikker in de duivensport maar een gepassioneerde winnaar. Zo hebben we ze graag.
Ras Theelen Een laatste vraag: “Bestaat er nu iets als een ‘ras Theelen’?” “Dat zeggen ze toch,” antwoordt Jan een beetje ontwijkend. “Een feit is dat mijn rode soort geweldig verspreid zit. En als de mensen daarmee lukken, dan krijg je een sneeuwbaleffect, want op hun beurt leveren die melkers weer goede duiven aan vrienden en kennissen en die weer aan anderen en zo komt het dat half fondminnend Nederland wel iets van mijn soort op de hokken heeft... Vanaf een zeker punt heb je dat helemaal niet meer in handen. Het is eigenlijk vanzelf gegaan. Gewoon een steengoede soort getroffen. Met dank aan Jos Hermans, ongetwijfeld.” Waar die duiven allemaal zitten en wie er allemaal als een kampioen speelt met Theelenduiven is al lang niet meer te achterhalen. Toch proberen we volgende keer in een laatste bijdrage een greep te doen in de prijzentrommel verzameld door duiven met Theelenbloed, rechtstreeks of via via en zelfs via via via... Columbus
Onrustige ziel Zo lang het kan, wil hij nog met de duiven doorgaan. Eigenlijk kan hij ze niet missen. Waarvoor hij het doet? Voor de uitdaging, het wedstrijdelement en zeker voor de kick, voor de span-
Jan laat het toestel zien waarmee hij zelf groentesap en in het bijzonder wortelsap maakt. “Veel te veel afwas aan eigenlijk,” zegt Jan die af en toe graag een heel klein beetje lui is.