Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase
De Helling, Vorstenbosch Gemeente Bernheze CIS-code: 36627
Colofon Projectnummer Auteurs Redactie
: 15520609/36627 : H.W.D. van den Engel BA, dr. A.W.E. Wilbers : drs. J.M. Blom
Controle T. Nales Senior Prospector Goedkeuring A. Visser Gemeente Bernheze
Versie ISBN
30-11-2009
: 1.5 : 978-90-8996-338-3
Conceptversie
Opdrachtgever
: Croonen Adviseurs de heer R. van Roosmalen Postbus 435 5240 AK Rosmalen
© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, november 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
SAMENVATTING: Gezien het archeologisch beleid van de provincie Noord Brabant en de gemeente Bernheze is het terrein aan de Helling in Vorstenbosch door Becker & van de Graaf bv onderzocht middels een archeologische bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase (door middel van boringen). Omdat met name aan de hand van het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied op een heuvel ligt, een enkeerdgrond heeft met een plaggendek en dat er onder het plaggendek archeologische sporen aanwezig zijn wordt geadviseerd om, in het geval dat grondwerkzaamheden in het plangebied dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld, maatregelen te nemen Deze maatregelen kunnen bestaan uit het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven om vast te stellen in hoeverre archeologische resten aanwezig zijn en wat de mogelijke aard, omvang en waardering van deze archeologische resten is. Mogelijk kan zowel de omvang als de efficiëntie van een proefsleuvenonderzoek in dit plangebied vooraf worden ingekaderd met behulp van grondradaronderzoek. Geadviseerd wordt om over eventuele nadere maatregelen overleg te voeren met de bevoegde overheid, de gemeente Bernheze of de instantie die namens de gemeente archeologische adviezen beoordeeld, Monumentenhuis Brabant (mevr. A. Visser, 0162-511833).
INHOUDSOPGAVE:
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5
1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plangebied ..................................................................................................... 5 2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 6
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 6 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................ 6 2.3. Bekende archeologische waarden .......................................................................................... 8 2.4. Historisch landgebruik ............................................................................................................. 8 2.5. Contact met de plaatselijke historische en archeologische werkgroep .................................. 8 2.6. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel ................................................................ 9 3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 10
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 10 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 10 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 10 3.4. Interpretatie ........................................................................................................................... 12 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................... 13
4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 13 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 14 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 14 LITERATUUR EN KAARTEN ............................................................................................................. 15 WEBSITES ......................................................................................................................................... 15 VERKLARENDE WOORDENLIJST ................................................................................................... 16 LIJST VAN AFKORTINGEN .............................................................................................................. 17
BIJLAGEN 1. Topografische kaart 2. Archis-informatie 3. Overzicht Archismeldingen 4. Boorlocatiekaart 5. Boorbeschrijvingen 6. Vondstenlijst 7. Periodentabel 8. Minuutplan 1811-1832 9. Topografische kaart 1899 10. Topografische kaart 1957 11. Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand van Nederland
Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem
De Helling
CIS-code
36627
Plaats
Vorstenbosch
Gemeente
Bernheze
Kadastrale aanduiding
Nistelrode G 294, 1004
Provincie
Noord-Brabant
Coördinaten Centrum Hoekpunten
166.529/406.947 166.496/407.020 (NW) 166.474/406.822 (ZW) 166.547/406.834 (ZO) 166.578/407.047 (NO)
Oppervlakte plangebied
1,9 ha
Opdrachtgever
Croonen Adviseurs Contactpersoon: de heer R. van Roosmalen Postbus 435 5240 AK Rosmalen Tel: 073-5233900
Uitvoerder
Becker & Van de Graaf bv Contactpersoon: dr. A. Wilbers Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888 E-mail:
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Bernheze Monumentenhuis Brabant uit naam van de gemeente Contactpersoon: mevr. A. Visser Markt 9 4931 BR Geertruidenheuvel Tel: 0162-511833
Beheer en plaats van documentatie en vondsten
Becker & Van de Graaf, Noordwijk, tot deponering bij het archeologisch depot van Noord-Brabant.
Uitvoeringsdatum veldwerk
8-10-2009
4
1. Inleiding 1.1. Aanleiding In opdracht van Croonen Adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in oktober 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase (door middel van boringen) uitgevoerd aan de Helling in Vorstenbosch, gemeente Bernheze. Het onderzoek vindt plaats in het kader van het opstellen van een bestemmingsplan ten behoeve van de aanleg van een nieuwe woonwijk. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een vooralsnog onbekende diepte. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek De doelstelling van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit voortvloeiend wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het doel van het veldonderzoek is het aanvullen en vaststellen van de gespecificeerde verwachting, die gebaseerd is op het bureauonderzoek. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Wilbers 2009):
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
Kan een aantasting van het mogelijk aanwezige bodemarchief voorkomen worden door planaanpassing?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (Centraal College van Deskundigen 2006) en de richtlijnen voor archeologisch vooronderzoek in de provincie Noord-Brabant. Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 7. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen). 1.3. Ligging van het plangebied De ligging van het onderzochte gebied, ofwel het plangebied, is globaal weergegeven in bijlage 1. Het plangebied betreft een akker in Vorstenbosch ingesloten door de woonhuizen gelegen langs de Helling, de Oude Veghelsedijk, tuincentrum Arie Hendriks en een tweetal weilanden (bijlage 1). De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn weergegeven in bijlage 4. Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als akker.
5
2. Bureauonderzoek 2.1. Werkwijze Bij het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Er is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant en van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen uit e beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19 eeuw (watwaswaar.nl) en een topografische kaart van 1899 (Uitgeverij Nieuwland 2005). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en de geomorfologische kaart van Nederland gebruikt (Stichting voor Bodemkartering 1976; Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst 1982). Voor informatie over het reliëf in en rondom het plangebied is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Deze gegevens zijn aangevuld met relevante informatie uit beschikbare achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem 2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap Het plangebied ligt in de Centrale Slenk, een laaggelegen gebied in Noord-Brabant, dat ligt tussen de Peelhorst of Peelrandbreuk (grofweg de lijn Roermond-Deurne-Uden-Lith) en de Kempenhorst (grofweg de lijn Luyksgestel-Gilze en Rijen-Oosterhout). Deze laagte is ontstaan door tektonische krachten waarbij de horsten omhoog worden gedrukt terwijl tegelijkertijd het tussenliggende gebied (de slenk) daalt (Berendsen 2005, de Mulder et al. 2003). De slenk is sinds het Vroeg-Tertiar (ongeveer 65 miljoen jaar geleden) opgevuld met een pakket voornamelijk fluviatiel sediment van 1400 m dik. Vanaf ongeveer het Midden-Pleistoceen (ongeveer 850.000 jaar geleden) stroomden de Rijn en Maas niet meer door de Centrale Slenk en kon er een pakket terrestrisch sediment (voornamelijk eolisch) worden afgezet van ongeveer 35 meter dik (Schokker 2003).
Figuur 1: het gebied waar binnen de Centrale slenk het Laagpakket van Liempde is aangetroffen . (Schokker 2003)
De bovenste meters van dit terrestrische pakket bestaat voornamelijk uit eolische zanden die zijn afgezet gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000 tot 10.000 jaar geleden). Dit zogenaamde dekzand bestaat uit zand dat is opgewaaid uit het destijds droog liggende Noordzeebekken. De afzetting van deze dekzanden ging in verschillende fases waarbij in tijden van 1 verminderde aanvoer bodemvorming kon optreden . Daarnaast komen in de slenk kleine beekdalen voor waarin kleiige sedimenten werden afgezet of hier en daar veen ontstond. In de periode tussen
1
Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde laag van Usseloo, een bodem die is gevormd gedurende het Allerød, een warmere periode tussen 12.00 en 11.000 jaar geleden.
6
ongeveer 40.000 en 30.000 jaar geleden (een minder koude periode van het Weichselien, de zogenaamde Hengelo en Denekamp interstadialen) was in grote delen van de slenk een vochtig, open landschap aanwezig met permafrost condities en hier en daar ondiep open water (zie figuur 1; Schokker 2003). In deze situatie werd zelfs het fijnste door de wind verplaatste materiaal ingevangen en ontstond een 1 tot 2 m dikke laag leem. Deze leemlaag staat bekend als het laagpakket van Liempde (onderdeel van de formatie van Boxtel; Schokker 2003; Schokker et al. 2003) maar wordt 2 ook wel Brabants leem genoemd. Tussen 30.000 en 10.000 jaar geleden is er op de leemlagen, in verschillende fases, nog een dik pakket dekzand afgezet. Vooral in de laatste fases van het Weichselien (Vroege- en Late-Dryas) is het dekzand hierbij opgeblazen in grote zuidwest – noordoost lopende dekzandruggen. Gedurende het Holoceen is lokaal op deze dekzandruggen het zand door ontbossing weer mobiel geworden en zijn uitgestrekte stuifzandgebieden ontstaan (Berendsen 2005, Mulder et al. 2003). 2.2.2. Geomorfologie Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op een dekzandrug, al dan niet met een oud landbouwdek (kaartcode 3K14). Een dekzandrug is een terreinverheffing met een flauwe helling, die grotendeels onder arctische omstandigheden door de wind is gevormd. Het is een losliggende “heuvel” die echter wel deel is van een groter complex van dekzandruggen. Samen vormen ze een dekzandruggencomplex. Waar de kaarten vanaf 1899 duidelijk over zijn is dat het plangebied bovenop het hoogste punt in de omgeving ligt. Het ligt op 10,8 m boven NAP. Ten westen van de weg richting Veghel wordt een hoogte van 10 m getoond. Ten noordoosten van het dorp, op een afstand van nog geen 500 m, is de hoogte slechts 8,8 m boven NAP. De oude kern van Vorstenbosch ligt op de noordelijke flank van de heuvel (zie bijlage 11). De Kerkweg die de heuvel in tweeën deelt zou een zogenaamde holle weg kunnen zijn. Een holle weg ontstaat op een helling bij het eeuwenlange gebruik van dezelfde route. Door het passeren van verkeer wordt de grond losgemaakt die daarna door afstromend regenwater kan wegspoelen. 2.2.3. Bodem Volgens de bodemkaart ligt het plangebied op een hoge zwarte enkeerdgrond, met leemarm of zwak lemig fijn zand (kaartcode zEZ23) en grondwatertrap VII. Enkeerdgronden zijn gronden met een onvergraven humeuze bovengrond die dikker is dan 50 cm. Een dergelijk (opgebracht) humeus dek wordt ook wel een plaggendek genoemd. Dit dek is ontstaan door het langdurig bemesten van arme zandgronden met potstalmest, bestaande uit een mengsel van plaggen, dierenmest en huisafval. Middels deze methode bleef een akker in deze nutriëntarme omgeving langdurig vruchtbaar. Deze enkeerdgrond bedekt de gehele top van de dekzandheuvel waarop het plangebied is gelegen en de andere dekzandruggen die bij het dekzandruggencomplex behoren. Grondwatertrap VII betekent dat het grondwaterpeil in de winter dieper ligt dan 80 cm onder het maaiveld en in de zomer dieper dan 120 cm. Op het oude broekland ten noordoosten van het plangebied en in het dal van de Leigraaf komen gooreerdgronden voor met leemarm en zwak lemig fijn zand (kaartcode pZn21) met grondwatertrap III. Dit zijn lage zandgronden met een zwarte, meestal humusrijke, bovengrond. De ondergrond bestaat uit grijs, niet roestig, meestal leemarm, zand. Soms is de ondergrond gekleurd door ingespoelde humusstoffen. Het is de overgangsvorm van eerdgronden naar podzolgronden, de inspoelingshorizont is niet duidelijk genoeg ontwikkeld om een podzol genoemd te kunnen worden. De benaming “goor” duidt op laaggelegen, moerassig land. Op de flanken van de dekzandruggen komen laarpodzolen voor met leemarm en zwak lemig fijn zand (kaartcode cHn21) en een (soms geregelde) grondwatertrap V. Dit zijn eveneens oude landbouwdekken, maar met een minder dikke antropogene laag, 30-50 cm dik. Het betreft meestal de oudere ontginningen.
2
De term Brabants leem wordt algemeen gebruikt om ondiepe voorkomens van een pakket leem in de Brabantse dekzanden aan te duiden, ongeacht of deze van eolische, fluviatiele, lacustriene of mariene oorsprong zijn.
7
2.3. Bekende archeologische waarden Het plangebied staat op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden aangegeven als een gebied met een hoge trefkans op archeologische waarden (bijlage 2). Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het terrein op een enkeerdgrond. Op de Cultuur Historische Waardenkaart CHW van Noord-Brabant heeft het de hoogste kwalificatie “middelhoog tot hoog” vanwege dezelfde redenen. In bijlagen 2 en 3 zijn de locatie en een korte samenvattingen van de (indicatieve) archeologische waarden in en rond het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt op een dekzandheuvel die ongeveer 1 tot 2 m boven de omgeving uitsteekt. De oude kern van Vorstenbosch ligt ten noorden van deze heuvel in een lagergelegen dal. Op de heuvel zijn twee archeologische waarnemingen bekend: Circa 80 m ten oosten van het plangebied, aan de voet van de heuvel, zijn bij niet-archeologische graafwerkzaamheden in 1965 één of meerdere “urnen” gevonden. De datering van deze urnen kon niet nauwkeuriger worden vastgesteld dan tussen de Bronstijd en de Vroege Middeleeuwen A (Archis waarneming 36060). Op de heuvel ten westen van de Kerkstraat (circa 200 m van het plangebied) zijn in 1958 bij een opgraving door de ROB (tegenwoordig de RCE) een urn uit de Vroege Bronstijd en een bronzen haarnaald gevonden. De urn kwam overeen met urnen van de Hilversum cultuur maar werd aangetroffen in een laag vergraven grond onder het oude bouwlanddek (Archis waarneming 31305). Waarneming 36060 is te grof gedetermineerd om te kunnen bepalen of deze mogelijk bij waarneming 31305 behoort. In het laaggelegen gebied ten oosten van Vorstenbosch en ten noordoosten van het plangebied zijn door een amateur archeoloog veel aardewerk en metaalvondsten gedaan uit de IJzertijd/Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd (Archis waarnemingen 50917, 51381 en 53478). Uit informatie in ARCHIS blijkt dat de IJzertijd en Romeinse vondsten waarschijnlijk in situ aangetroffen zijn maar dat het Middeleeuwse en Nieuwe tijd materiaal waarschijnlijk is opgebracht toen het terrein werd opgehoogd om het drassige broekland in gebruik te nemen als akkerland. Ten noorden van Vorstenbosch zijn drie booronderzoeken en een daaropvolgend proefsleuvenonderzoek geweest. Circa 200 m ten noorden van het plangebied heeft in 2007 een onderzoek plaatsgevonden. Hiervan zijn echter geen gegevens beschikbaar in Archis (Archis onderzoeksmelding 22779). Op circa 350 meter ten noordwesten van het plangebied is een booronderzoek uitgevoerd waarna een begeleiding werd geadviseerd (Archis onderzoeksmelding 11344). Toen hier een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd werd bleek het plaggendek grotendeels verstoord en werden geen archeologische indicatoren aangetroffen (Archis onderzoeksmelding 12690). Circa 500 ten noorden van het plangebied heeft eveneens booronderzoek plaatsgevonden. Hierbij is een AC-profiel aangetroffen, terwijl een plaggendek werd verwacht. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen (Archis onderzoeksmelding 31364). 2.4. Historisch landgebruik Op de kadastrale minuutplan daterend tussen 1811 en 1832 staat het plangebied vermeld als meerdere percelen bouwland is het plangebied opgedeeld in meerdere percelen bouwland (bijlage 8). Ook in de huidige situatie is het plangebied in gebruik als akker (bijlage 1). Uit de verschillende historische topografische kaarten die zijn geraadpleegd op watwaswaar.nl blijkt dat dit landgebruik in e het plangebied waarschijnlijk sinds begin 19 eeuw niet veranderd is (bijlage 9 en 10). De akkergebieden tussen het plangebied en de Kerkstraat en ook ten westen van de Kerkstraat zijn in de e 20 eeuw bebouwd (met woonwijken). 2.5. Contact met de plaatselijke historische en archeologische werkgroep Uit contact met de heer Pennings van de heemkundekring Nistelvorst is geen aanvullende archeologische informatie naar voren gekomen betreffende het plangebied. Wat betreft de historie van Vorstenbosch wist hij nog te vertellen dat de kapel van St. Antoninus in 1340 gebouwd is “op een hoogte”, tijdens de grote pestepidemie. Deze kapel staat op de kadastrale kaart van 1811-32 op de kruising van de Kapelstraat (nu Kerkstraat) en de Oud Veghelsedijk, buiten de bebouwde kom, omringd door het kerkhof. De rest van de bebouwing ligt ten westen en noorden van deze kapel.
8
Doorgaans ligt de kerk aan het centrale plein van een dorp of stad. Het feit dat deze kapel in 1811-32 aan de rand van het dorp lag zou er op kunnen wijzen dat het dorp zich sinds de stichting van de kerk heeft verplaatst en dat een voorloper zich mogelijk onder het plaggendek bevindt. 2.6. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel Archeologische onderzoeken in de zandgebieden van Noord-Brabant hebben uitgewezen dat dekzandkopjes en -ruggen, met name in de nabijheid van stromend water, een aantrekkelijke locatie vormden voor menselijke bewoning vanaf het Laat-Paleolithicum. Toch blijkt uit de onderzoeken ook dat de bewoning meestal op de flanken van de ruggen en kopjes plaatsvond. De reden daarvoor is dat de hoogste delen niet gebruikt konden worden als akker omdat bij braakligging het zand zou gaan stuiven. Met name in de prehistorie lagen de akkers direct rondom een huis. Pas in de Middeleeuwen ontstonden er dorpen waar de akkers van verschillende mensen omheen lagen. Hooggelegen gebieden vormden in de prehistorie aantrekkelijke plaatsen voor het begraven van mensen in grafmonumenten zoals grafheuvels. Dergelijke heuvels konden dan van kilometers afstand worden gezien. De vondst van verschillende urnen op de heuvel van Vorstenbosch lijkt er op te wijzen dat ter hoogte van het plangebied mogelijk in het verleden grafheuvels hebben gelegen. Daarnaast is het opvallend dat de Kerkstraat midden over de heuvel loopt en als het ware is ingesneden in de heuvel. Mogelijk is de Kerkstraat een zogenaamde holle weg die door eeuwenlang gebruik steeds lager is komen te liggen. Deze holle weg is daarmee zeer oud en liep mogelijk al in de prehistorie over de heuvelrug langs verschillende grafheuvels. Vanaf de Middeleeuwen werden de hoger gelegen delen van het landschap wel in gebruik genomen voor de akkerbouw. Door bemesting van de bodem kon verwaaiing worden voorkomen en kon het nutriëntenarme zand worden verrijkt. Door eeuwenlange bemesting ontstond er vaak een dik plaggendek dat in zekere mate de oude archeologische resten daterend van voor de beakkering beschermt tegen moderne verstoringen zoals ploegen. De ligging van de oude kapel aan de rand van de historische dorpskern in plaats van in het centrum zou kunnen wijzen op een verplaatsing van het dorp. In dit geval zouden sporen van eerdere bebouwing onder het plaggendek bewaard kunnen zijn. Vanwege de ligging van het plangebied en de aanwezigheid van de enkeerdgronden heeft het plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Deze verwachting is verder te specificeren per periode en per complex zoals weergegeven in tabel 2. Periode
Verwachting
Complextype
Jagers/Verzamelaars
Middelhoog
Sporen van jachtkampementen op de lagere delen van de heuvel
Hoog
Sporen van bewoning op de lagere delen van de heuvel
(Paleolithicum – Mesolithicum)
Landbouwers (Neolithicum – Bronstijd)
Sporen van grafvelden Landbouwers
Hoog
(IJzertijd – Late Middeleeuwen A)
Sporen van bewoning op de lagere delen van de heuvel Sporen van grafvelden
Historische vindplaats
Hoog
(Late Middeleeuwen B – Nieuwe tijd
Sporen van bewoning op de lagere delen Sporen van landgebruik
Evt. natte gebieden
n.v.t.
n.v.t.
Tabel 1. Gespecificeerde archeologische verwachting naar datering en complextype
9
3. Veldonderzoek 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet Het doel van het verkennend veldonderzoek door middel van boringen is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt vastgesteld of het bodemprofiel en eventuele archeologische indicatoren aanleiding geven te veronderstellen dat archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Het veldonderzoek bestaat uit een booronderzoek. Daarnaast is meermalen over de akker gelopen waarbij een representatief monster van aan de oppervlakte liggend materiaal is verzameld. Ook is bij drie boringen met de hand een gat gegraven ter controle van de in de boringen waargenomen bodemopbouw. 3.2. Werkwijze In het plangebied aan De Helling zijn 12 boringen gezet voor het archeologisch onderzoek (bijlagen 4 en 5). Tegelijkertijd zijn nog 15 boringen geplaatst voor een milieukundig bodemonderzoek, die in dit rapport buiten beschouwing worden gelaten, vandaar de afwijking in nummering van de boringen. Negen boringen hadden een diepte van 2,0 m en drie een diepte van 3,5 m. De boringen zijn evenredig verdeeld over het plangebied, waarbij gebruik is gemaakt van een verspringend grid met onderlinge afstanden van ongeveer 44 m. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma Boormanager van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de perceelsgrenzen. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het AHN. De opgeboorde monsters zijn door middel van zeven in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot). Hierbij is gebruik gemaakt van een zeef met een maaswijdte van 3 mm. Bij boringen 25 tot en met 27 is na het plaatsen van de boring ongeveer op dezelfde plaats met de hand een klein gat gegraven om de bodemopbouw in een profiel nader te kunnen beoordelen en te controleren. De exacte ligging van de gaten is niet ingemeten. In tabel 2 staan de in het veld geschatte maten van deze kijkgaten. Tabel 2. Geschatte maten van kijkgaten.
Kijkgat bij boring
Lengte (m)
Breedte (m)
Diepte (m)
25
1.1
0.6
0.9-1.0
26
0.8
0.5
0.9
27
0.9
0.9
1.1-1.2
3.3. Resultaten 3.3.1. Lithologie en geologie In alle boringen bestond de bodem van het plangebied uit matig fijn, zwak siltig zand dat kan worden geclassificeerd als dekzand. In enkele boringen (genoteerd bij boringen 4, 23, 25 en 27, in sommige andere boringen wel aanwezig maar te dun om nauwkeurig de diepte te bepalen) werden op een diepte van 150 tot 180 cm onder maaiveld dunne laagjes leem aangetroffen. Bij boringen 23 en 25 betrof het een laagje van ongeveer 1 cm dik bestaande uit zwak humeus, bruin, zeer zandige leem. De leemlaagjes bevinden zich op een diepte van ongeveer 8,4 m boven NAP en vormen gezien de hoogteverschillen tussen het plangebied en de omgeving de onderzijde van de dekzandheuvel waarop het plangebied ligt.
10
3.3.2. Bodemopbouw In de boringen bestond de bodemopbouw uit een donkerbruine matig humeuze bovengrond. Daaronder bevond zich in vrijwel elke boring een donkergrijze matig humeuze laag met veel loodzand (lichtgrijze zandkorrels). Onder deze laag kwam zand voor met verschillende mate van roestvorming. Bij boringen zoals 1, 3, 4, 5, 6 en 27 was het zand voornamelijk geel en was er maar weinig roest aanwezig, bij boringen 23 en vooral 12 was de roestvorming extreem. In boring 12 kwam tussen 110 en 140 cm een laag donker roodbruin zeer sterk verkit zand voor, ook wel een oerbank genoemd. Onder het zand met roest kwam in alle boringen geel tot licht geel zand voor. Uit de drie kijkgaten bij boringen 25, 26 en 27 bleek dat de donkerbruine bovengrond eigenlijk bestond uit twee verschillende lagen: de actieve (in gebruik zijnde) bouwvoor van ongeveer 40 cm dik en een ouder deel van het plaggendek (een Aa horizont). De donkergrijze lagen en de lagen met veel roest betroffen waarschijnlijk de inspoelingshorizonten (Bhs horizont) van een oorspronkelijke podzolbodem die in het lichtgele zand van de C horizont ontwikkeld was (figuur 3). Het waargenomen loodzand kan daarbij afkomstig zijn geweest van de oorspronkelijke uitspoelingshorizont (E horizont) maar was waarschijnlijk hetzelfde zand als in het onderste deel van de A horizont voorkwam en bij het boren vermengd was met de B horizont. De dikte van de twee A-horizonten was samen tussen 50 en 100 cm, waardoor de bodem in het hele plangebied geclassificeerd wordt als een enkeerdgrond (de Bakker/Schelling 1966). Vanwege het duidelijke onderscheid in de kijkgaten tussen de bouwvoor en de rest van het plaggendek wordt aangenomen dat de diepere delen al geruime tijd niet meer geploegd zijn. De aangetroffen humeuze of ijzerrijke B horizont toont aan dat het terrein oorspronkelijk een podzolbodem had die bij het aanbrengen van het plaggendek begraven en deels vergraven werd. Van deze podzol zijn de oorspronkelijke A en E horizonten opgenomen in de basis van het plaggendek. 3.3.3. Archeologische indicatoren In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Aan het oppervlak is tijdens het veldlopen een representatief monster genomen van het aanwezige materiaal. Uit bijlage 6 blijkt dat deze vondsten voornamelijk dateren uit de Nieuwe tijd B en C met één stukje baksteen dat mogelijk uit de Nieuwe tijd A afkomstig is. Op grond van de aanwezigheid van een enkeerdgrond met een dik plaggendek wordt aangenomen dat het gevonden materiaal vooral op het terrein terecht is gekomen als huisvuil met de aangevoerde mest. Bij het graven van de kijkgaten zijn zowel in het kijkgat bij boring 25 (vondstnr. 3) als in het kijkgat bij boring 27 (vondstnr. 2) vondsten aangetroffen. Bij vondstnr. 2 gaat het om een stukje roodbakkend geglazuurd aardewerk uit de Late Middeleeuwen B of Nieuwe tijd A dat is gevonden in het onderste deel van het oudere deel van de A horizont. Bij vondstnr. 3 gaat het om een stukje baksteen dat niet nader gedateerd kon worden dan de Nieuwe tijd en ook werd aangetroffen in de onderste decimeters van het oudere deel van de A horizont. In het oudere deel van de A horizont werden in de kijkgaten grote aantallen houtskoolfragmenten waargenomen (figuur 2). Houtskool kan een aanwijzing zijn voor menselijke activiteiten omdat het kan ontstaan bij het verbranden van hout in haardplaatsen of ovens. Houtskool kan echter ook ontstaan bij natuurlijke bosbranden of kan doordat de stukjes zo klein en licht zijn over grote afstanden door stromend water of zelfs de wind worden verplaatst. Houtskool is daarmee een twijfelachtige archeologische indicator voor mogelijke archeologische vindplaatsen. In de hoeveelheden waarin het in de kijkgaten werd vastgesteld is het echter onwaarschijnlijk dat het Figuur 2: foto van de overgang tussen de donkergrijze A horizont en de B houtskool niet van antropogene oorsprong is. horizont. De donkere spikkels in de A horizont zijn houtskoolfragmenten
11
Bij het graven van het kijkgat bij boring 25 werd in de zijwand van het gat een insteek waargenomen. Daarop is het gat vergroot, waarbij bleek dat de insteek een spoor betrof, waarschijnlijk een greppel. Het spoor is daarop in het vlak en in de wand zichtbaar gemaakt (figuur 3) en vervolgens geheel uitgenomen en het materiaal gezeefd. In het spoor werd alleen een grote hoeveelheid houtskool
Figuur 3: het westelijke profiel en de bodem van het kijkgat bij boring 25. Ter illustratie is de bodemopbouw uit boring 25 weergegeven.
waargenomen, gelijk aan de hoeveelheid houtskool in het oudere deel van de A horizont. Bij boringen 12 en 23 waren de A en B horizonten samen veel dikker dan in de andere boringen, tot 130-140 cm. In het kijkgat dat werd gegraven ter plaatse van boring 27 was het plaggendek 40 tot 50 cm dikker dan in de boring was waargenomen. Mogelijk zijn ter plaatse van deze boringen en kijkgat eveneens archeologische sporen aangeboord, vergelijkbaar met het kijkgat bij boring 25. Dit kon echter niet aan de samenstelling van het sediment worden opgemerkt. 3.4. Interpretatie Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied inderdaad ligt op een dekzandheuvel. Deze heuvel bestaat uit een pakket zand van 150 tot 180 cm dik en rust op een dun, niet continu laagje humeuze leem. Deze leem behoort waarschijnlijk tot de laag van Liempde. In het dekzand van de heuvel is oorspronkelijk een podzolbodem ontstaan met zowel uitspoeling van humus en ijzer. Later is door plaggenbemesting langzaam een dikke A horizont ontstaan. Het feit dat dit langzaam gebeurde kan worden afgeleid uit het feit dat de oorspronkelijke A en E horizonten van de podzolbodem in het plaggendek zijn opgenomen. Tegenwoordig is het plaggendek dusdanig dik dat de normale ploeg de resten van de B horizont niet meer bereikt en er een duidelijke bouwvoor van ongeveer 40 cm dikte is waar te nemen in de top van het plaggendek. In het plaggendek is voornamelijk houtskool aangetroffen en enkele vondsten uit de Nieuwe tijd of mogelijk de Late Middeleeuwen. Waarschijnlijk is het plaggendek ook gevormd vanaf de Late Middeleeuwen en weerspiegelen de vondsten de opbouw en het gebruik van het plaggendek. De vondsten zijn waarschijnlijk aangevoerd gezamenlijk met de mest. Het tijdens het veldonderzoek aangetroffen spoor van waarschijnlijk een greppel toont aan dat er onder het plaggendek archeologische waarden voorkomen, waarvan de omvang, aard en datering nog niet kon worden vastgesteld.
12
4. Conclusies en aanbevelingen In opdracht van Croonen Adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in oktober 2009 een archeologisch bureauonderzoek (AB) en een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan De Helling in Vorstenbosch, gemeente Bernheze. De aanleiding voor dit onderzoek is de bouw van een nieuwe woonwijk. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied ligt op een dekzandheuvel waarop een enkeerdgrond aanwezig is. Het plaggendek van de enkeerdgrond bestaat uit twee delen die samen een dikte hebben van ongeveer 50 tot 100 cm. Het bovenste deel bestaat uit de recente donkerbruine bouwvoor en daaronder bevindt zich een deels uitgeloogde grijze A-horizont. De grijze A-horizont wordt beschouwd als een oud en lang niet geploegd deel van het plaggendek. Onder de enkeergrond bevinden zich in veel gevallen nog de resten van een podzolbodem. Op grond van de ligging van het plangebied op een dekzandheuvel, de aanwezigheid van een dik en onverstoord plaggendek en de tijdens het veldonderzoek aangetroffen vondsten en sporen heeft het plangebied een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden. Eventuele archeologische waarden kunnen stammen uit de periode Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, waarbij met name resten uit de perioden van de landbouwers (Neolithicum tot en met de Middeleeuwen) het meest waarschijnlijk zijn. 4.1. Beantwoording vraagstelling
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Het plangebied ligt op een dekzandheuvel. Binnen het plangebied zijn hoogteverschillen van ongeveer 1,0 m waar te nemen.
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
De bodem in het plangebied wordt geclassificeerd als een enkeerdgrond. In het plangebied is een plaggendek aanwezig met een dikte van 50 tot 100 cm. Het plaggendek bestaat uit twee lagen, de recente bouwvoor en een grijs, deels uitgeloogd, lange tijd niet geploegd deel. Onder het plaggendek zijn in de meeste boringen resten aangetroffen van een podzolbodem.
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Bij het aanleggen van enkele kijkgaten werden echter vondsten gedaan in de onderste delen van de A-horizont uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In het kijkgat bij boring 25 werd een spoor aangetroffen van waarschijnlijk een greppel. Het aangetroffen spoor toont aan dat onder het plaggendek archeologische waarden voorkomen, waarvan de omvang, aard en datering nog niet konden worden vastgesteld.
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
De archeologische resten in het plangebied bevinden zich beneden het plaggendek, op een diepte van ongeveer 50 tot 100 cm. In enkele gevallen reikten de A en B horizonten dusdanig diep (150 cm) dat er mogelijk sprake was van meerdere sporen, die niet direct herkend zijn.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
De verwachting uit het bureauonderzoek, dat er in het plangebied een grote kans bestaat op de aanwezigheid van archeologische resten, blijkt met het veldonderzoek bevestigd. Eventuele archeologische waarden kunnen stammen uit de periode Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, waarbij met name resten uit de perioden van de landbouwers (Neolithicum tot en met de Middeleeuwen) het meest waarschijnlijk zijn.
13
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
De diepte van de voorgenomen werkzaamheden is vooralsnog onbekend, echter gesteld kan worden dat indien in het plangebied gegraven wordt dieper dan de bouwvoor, ongeveer 40 cm onder maaiveld, er een gerede kans is dat mogelijke archeologische waarden verstoord worden.
Kan een aantasting van het mogelijk aanwezige bodemarchief voorkomen worden door planaanpassing?
Gezien de fase waarin de plannen voor het plangebied zich bevinden behoort een planaanpassing misschien nog tot de mogelijkheden. Daarvoor is het echter noodzakelijk dat er meer duidelijkheid komt over de aard, omvang en waardering van de archeologische resten in het plangebied. 4.2. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied ligt op een dekzandheuvel en dat er onder een plaggendek, waarin veel houtskool voorkomt, archeologische sporen voorkomen. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren. Doel van het vervolgonderzoek zal zijn de aard, omvang, dateringen waardering van de archeologische resten te bepalen. Gezien de aanwezigheid van archeologische sporen zal een dergelijk vervolgonderzoek waarschijnlijk bestaan uit een proefsleuvenonderzoek. Mogelijk kan er echter voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek met behulp van grondradar bepaald worden hoeveel sporen mogelijk in het plangebied voorkomen en waar de duidelijkste sporen voorkomen. Met behulp van de resultaten van een dergelijk onderzoek zouden de proefsleuven beter ingepland kunnen worden. NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Bernheze. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. Becker & Van de Graaf bv wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen. Voor alle gravende onderzoeken, waaronder proefsleuven, dient voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek een Programma van Eisen geschreven te worden. Dit Programma van Eisen moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid (de gemeente Bernheze) alvorens met het onderzoek kan worden begonnen. 4.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij het Rijk gemeld te worden.
14
Literatuur en kaarten ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25.000, Den Haag. Bakker, H. de/ J. Schelling, 1966: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Barends, S./ H.G. Baas/ M.J. de Harde/ J. Renes/ T. Stol/ J.C. van Triest/ R.J. de Vries/ F.J. van 9 Woudenberg, 2005 (1986): Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Utrecht. 3
Berendsen, H.J.A., 2005 (1997): Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s, Assen. Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda. Wilbers, A.W.E., 2009: Plan van aanpak. De Helling in Vorstenbosch, gemeente Bernheze, Noordwijk (Intern rapport, Becker & Van de Graaf). Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Schokker, J., 2003: Patterns and processes in a Pleistocene fluvio-aeolian environment (Roer Graben, south-eastern Netherlands), Utrecht (Thesis, Nederlandse Geografische Studies 314) Schokker, J./F.D. de Lang/ H.J.T. Weerts/ C. den Otter, 2003: Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond, Formatie van Boxtel, Beschrijving lithostratigrafische eenheid, Utrecht (NITGTNO) Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, 1982: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 45 ‘s-Hertogenbosch, Wageningen / Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1976: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 45 Oost ‘sHertogenbosch, Wageningen. Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische topografische Atlas, 1905, Noord-Brabant, schaal 1:25.000, Tilburg.
Websites www.ahn.nl www.vorstenbosch-info.nl www.watwaswaar.nl
15
Verklarende woordenlijst antropogeen
Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt).
ARCHIS-melding
Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS).
couperen
Het maken van één of meer verticale doorsneden door een spoor of laag om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen.
cultuurdek
30 tot 50 cm dikke cultuurlaag, soms opgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), soms ontstaan door diepploegen.
dekzand
Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een „dek‟ (Formatie van Boxtel).
Edelmanboor
Een handboor voor bodemonderzoek.
enkeerdgronden
Dikke laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen die ontwikkeld is op zandgrond onder invloed van de mens; worden veelal aangetroffen op grote akkergronden.
eolisch
Door de wind gevormd, afgezet.
fluviatiel
Door rivieren gevormd, afgezet.
fluvioperiglaciaal
Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet.
Holoceen
Jongste geologisch tijdvak dat nog steeds voortduurt (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. of wel 10.000 jaar geleden).
horizont
Kenmerkende laag binnen de bodemvorming.
humeus
Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem.
ijzeroer
IJzeroxidenhydraat, een ijzererts dat vooral in vlakke landstreken, in dalen en moerassige gebieden op geringe diepte voorkomt.
interstadiaal
Een warmere periode tijdens een glaciaal.
laag
Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.
leem
Grondsoort die wordt gekenmerkt door een samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei
lithologie
Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten.
lutum
Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm
oxidatie
Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; „verbranding‟ bij veen).
plaggendek
Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht.
plangebied
gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen
Pleistoceen
Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.).
16
Pleniglaciaal
Koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden.
podzol
Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (Bhorizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd.
potstal
Uitgediepte veestal.
silt
Zeer fijn sediment met een grootte van 0,002-0,063 mm
stratigrafie
Opeenvolging van lagen in de bodem.
vaaggronden
Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag.
vindplaats
Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.
Weichselien
Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.
Lijst van Afkortingen AHN AMK ARCHIS AWN CHW CvAK GHG GLG IVO IKAW KNA -mv NAP NEN PvE RCE
Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologische Monumenten Kaart Archeologisch Informatie Systeem Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland Cultuur-Historische Waardenkaart College van de Archeologische Kwaliteit (nu onderdeel van het SIKB) Gemiddeld hoogste grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand Inventariserend Archeologisch Onderzoek Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie beneden maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voormalig RACM)
17
Bijlage 1: Topografische kaart
Bijlage 2: Archis-informatie bron: Archis II (RCE).
Archeologische informatie
geraadpleegd via archis2 en de website van de RCE 166000
167000
168000
! 21966
31364
11344 12690
53019
! 252014
405603
(
30262
22779
28741
50917
31305 407000
!
!
36060
!
! 51381 53478
18145
407000
165000
252017
!
252018
36627
!
!
50894 18144
165000
Legenda
166000
plangebied onderzoeksmeldingen
( !
monumenten
IKAW
Terrein van archeologische betekenis
vondstmeldingen
Terrein van archeologische waarde
waarnemingen
Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
0
190
380
760 Meter
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) lage trefkans water middelhoge trefkans ongekarteerd hoge trefkans zeer lage trefkans
6496
167000
168000
-
Bijlage 3: Overzicht Archismeldingen Waarnemingen Nummer Omschrijving 31305 Urn, bronzen haarnaald 36060 Urnen 50917 Bronzen fibula, bronzen zegelstempel, zilveren munt en bronzen beslag en gewicht 51381 Stenen slijpsteen, metaal (beslag, gewichtjes, munten, e.a.), aardewerk 53478 Glas, aardewerk, metaal (munt, beslag e.a.), halfedelstenen kraal
Onderzoeksmeldingen Nummer Uitvoerder 11344 Vestigia 12690 Archol 22779 Grontmij 31364 RAAP 36627* Becker & Van de Graaf * dit onderzoek. bron: Archis II (RCE).
Tijdvak Vroege Bronstijd Bronstijd-Middeleeuwen Romeinse tijd, Late-Middeleeuwen B, Nieuwe tijd A Bronstijd-Nieuwe tijd IJzertijd-Nieuwe tijd
Jaar 2001 2005 2007 2008 2009
Bijlage 4: Boorlocatiekaart
Bijlage 5: Boorbeschrijvingen
Boring:
01
Boring:
02
Boring:
03
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
X:
166529
X:
166528
X:
166529
Y:
407032
Y:
406956
Y:
406880
Maaiveld [m NAP]:
10.5
Maaiveld [m NAP]:
10.7
Maaiveld [m NAP]:
10.3
GWS:
230
GWS:
220
GWS:
200
Opmerking:
Opmerking: cm NAP
0
1050
Opmerking: cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
50
0
50
960
1070
0
1020
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
50
980
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, geeloranje, bhb ro 100 vooral bovenin
100
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
1030
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
980
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
940
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruinoranje, bhbc ro 100 bovenin
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, geelbruin, bhbc ro bovenin
930
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, bhc 1cm le9 230 930
890
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit, bhc
150
150
200
200
200
250
250
250
300
300
300
350
350
350
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit, bhc
150
820
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel
680
700 670
Projectcode: 15520609/36627
Boring:
04
Boring:
05
Boring:
06
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
X:
166550
X:
166550
X:
166506
Y:
407068
Y:
406994
Y:
406920
Maaiveld [m NAP]:
10.1
Maaiveld [m NAP]:
10.5
Maaiveld [m NAP]:
10.5
GWS:
180
GWS:
GWS:
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking: cm NAP
0
50
1010
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
960
Zand, matig fijn, matig siltig, geel, bhc tot155 bhb ro2 br
0
50
1050
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
0
1000
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
50
1050
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
1000
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
980
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, geel, bhc
100
150
910
Zand, matig fijn, matig siltig, geel, bhc
860
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, laagjes leem, bruin
100
150
950
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
900
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit
100
150
950
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, geeloranje, bhbc ro bovenin
900
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit
830
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel 200
810
200
850
200
850
Projectcode: 15520609/36627
Boring:
07
Boring:
12
Boring:
23
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
X:
166484
X:
166506
X:
166505
Y:
406819
Y:
406995
Y:
406843
Maaiveld [m NAP]:
9.8
Maaiveld [m NAP]:
10.5
Maaiveld [m NAP]:
10.1
GWS:
140
GWS:
GWS:
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking: cm NAP
0
50
980
cm NAP
gras Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
0
930
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
50
1050
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
0
1000 990
910
50
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
1010
960
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruinoranje, bhb
930
915
100
100 Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, donker roodbruin, bhb oerbank
860
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, bhc
880
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, geel, bhc
910
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, bruinbeige, bhc
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, geeloranje, bhb oerbank
100 940
150
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
150
860
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 840 838
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, laagjes leem, bruin
870
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, bruingeel 200
780
200
850
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 200
810
830
Projectcode: 15520609/36627
Boring:
25
Boring:
26
Boring:
27
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
Datum:
08-10-2009
X:
166571
X:
166552
X:
166544
Y:
407032
Y:
406917
Y:
406835
Maaiveld [m NAP]:
10.1
Maaiveld [m NAP]:
10.4
Maaiveld [m NAP]:
9.8
GWS:
170
GWS:
GWS:
190
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking: cm NAP
0
1010
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
50
0
1040
cm NAP
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
50
0
980
landbouwgrond Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, bha
50
945 935 925
960
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruinoranje, bhb Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, bhc 1cm h1 leemlaagje 170
100
970
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bha loodzand
910
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruinoranje, bhb
900
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhb loodzand 100
940
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, geeloranje, bhc
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, bhab loodzand Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, bruingeel, bhb loodzand bovenin
100
860
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht geelbruin, bhc
910
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, bhc 150
150
890
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelwit
150 820 810 800
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, laagjes leem, bruin Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel
200
810
200
840
200
780
Projectcode: 15520609/36627
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont Code Bodemhorizont BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
Omschrijving Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting Klasse overgangszone BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
Bijlage 6: Vondstenlijst
PIJPKOP PIJPSTL INDUSKOM? STGKAN INDUSTR INDUSTR ROOD ROOD ROOD BLOEMBAK DAKPAN BAKSTEEN
NTB NTB NTC NTBC NTC NTC NTB NTB NTB NTC NTC NTAB
2
80
KER
ROOD
rand
1
ROOD
LMEB/NTA
3
A-horizont
KER
rood
fragment
1
BAKSTEEN
NT
gedetermineerd door: O. Hoogzaad, veldtechnicus, 12-10-2009
Opmerking
1 1 1 1 2 3 2 5 3 2 2 1
Versiering
Datering (ABR code)
Fragment, rand, wand, bodem
PIJP fragment PIJP fragment INDUSTR wand STGL bodem INDUSTR rand INDUSTR wand ROOD rand ROOD wand ROOD wand ROOD rand, wand grijs rand, wand rood fragment
Type / vorm
KER KER KER KER KER KER KER KER KER KER KER KER
Baksel
Materiaal
Diepte [in cm] oppervlakte
Aantal
1
Boring
Vondstnr
Bijlage 6: Vondstenlijst
polychroom bloemvers. lichtgrijs glazuur uit 1 met sierrand van reliëf balletjes roodbruin glazuur in & uit roodbruin glazuur in &/of uit geen glazuur
diameter 16, glazuur weggesleten
mogelijk weggesleten beiden van bloempot
kijkgat bij boring 27, 14e-16e eeuw
Bijlage 7: Periodentabel
Bijlage 8. Kadastrale minuutkaart 1811-32
Legenda
Rev. Datum Naam
±
Plangebied
0
Bron:
watwaswaar.nl
140
Meter
Omschrijving
Goed gek.
Schaal
1:6000
Formaat
A4
Bijlage 9. Topografische kaart 1899
Legenda
Rev. Datum Naam
±
Plangebied
0
Bron:
watwaswaar.nl
240
Meter
Omschrijving
Goed gek.
Schaal
1:10000
Formaat
A4
Bijlage 10. Topografische kaart 1957
Legenda
Rev. Datum Naam
±
Plangebied
0
Bron:
watwaswaar.nl
240
Meter
Omschrijving
Goed gek.
Schaal
1:10000
Formaat
A4
Bijlage 11 Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand van Nederland
Bijlage 11. Actueel Hoogtebestand Nederland
10.63
9.52 8.8 8.67
9.49
10.0
9.09 8.79
9.67 10.79
9.27 9.94
9.91
10.26
8.94
8.79 8.39
Legenda
Rev. Datum Naam
±
Plangebied
0
Bron:
www.ahn.nl
240
Meter
Omschrijving
Goed gek.
Schaal
1:10000
Formaat
A4
RAPPORT betreffende een verkennend bodemonderzoek De Helling te Vorstenbosch
Datum Kenmerk Auteur
: 29 oktober 2009 : 0906B123/RKO/rap1 : De heer R. Kok
Vrijgave
: ir. A. van Dortmont
: ………………….
Opdrachtgever
: Gemeente Bernheze : Afdeling VROG : T.a.v. mevrouw A. van Uden : Postbus 19 : 5384 ZG Heesch
© IDDS bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.
BRL SIKB 2000 VKB-protocollen 2001 & 2002
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING ............................................................................................................................... 3
2.
VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET ................................................................... 4 2.1. ALGEMEEN .................................................................................................................. 4 2.2. REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE ........................................... 4 2.3. BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE.................................................................. 5 2.4. HISTORISCHE INFORMATIE ...................................................................................... 5 2.5. CONCLUSIES VOORONDERZOEK ............................................................................ 6 2.6. ONDERZOEKSOPZET ................................................................................................. 6
3.
VELDONDERZOEK ................................................................................................................. 7 3.1. VELDWERKZAAMHEDEN ........................................................................................... 7 3.2. RESULTATEN VELDWERK ......................................................................................... 8
4.
CHEMISCH ONDERZOEK ...................................................................................................... 9 4.1. ANALYSESTRATEGIE ................................................................................................. 9 4.2. RESULTATEN EN TOETSING CHEMISCHE ANALYSES ........................................ 10
5.
BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN ..................................................................... 11
6.
CONCLUSIES EN ADVIES.................................................................................................... 12
7.
BETROUWBAARHEID .......................................................................................................... 14
BIJLAGEN 1.
Kaarten en tekeningen 1.1. overzichtskaart 1.2. situatietekening
2.
Boorstaten en legenda
3.
Analysecertificaten grond en grondwater 3.1. grond 3.2. grondwater
4.
Toetsingstabel Wet bodembescherming
5.
Toetsingsresultaten grond en grondwater 5.1 grond 5.2 grondwater
6.
Fotoreportage
7.
Veldverslag
8.
Historische informatie
1.
INLEIDING
In opdracht van Gemeente Bernheze is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht op de locatie De Helling te Vorstenbosch. Aanleiding en doelstelling onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de (geplande) aanvraag van een bouwvergunning. In het kader van de Woningwet/Gemeentelijke Bouwverordening dient een bouwaanvraag vergezeld te gaan van een rapportage inzake de chemische kwaliteit van de bodem. Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem. Ter bepaling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie, is de norm NEN 5740 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NNI, januari 2009) gehanteerd. Deze norm beschrijft de werkwijze voor het opstellen van de onderzoeksstrategie bij een verkennend bodemonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging en de werkwijze voor het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en eventueel vrijkomende grond. Leeswijzer De locatiegegevens, de historische informatie en de opzet van het onderzoek zijn beschreven in hoofdstuk 2. De keuze van de opzet van het onderzoek is onder meer afhankelijk van het huidige en het voormalige gebruik van het perceel. Een beschrijving van het veldonderzoek en het chemisch onderzoek is weergegeven in de hoofdstukken 3 en 4. De verzamelde gegevens zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM, geïnterpreteerd en besproken in hoofdstuk 5. Op basis van de verzamelde onderzoeksresultaten is de chemische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie beoordeeld. Deze beoordeling is ondergebracht in hoofdstuk 6 (conclusies). Daarnaast worden op basis van de onderzoeksresultaten aanbevelingen gedaan met betrekking tot eventueel te nemen vervolgstappen. In hoofdstuk 7 zijn de factoren, die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van het onderzoek, toegelicht.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
3/14
2.
VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET
2.1.
ALGEMEEN
Bij toepassing van de NEN 5740 moet een hypothese worden opgesteld omtrent de aan- of afwezigheid, de aard en de ruimtelijke verdeling van eventueel te verwachten verontreinigingen. Ten behoeve van het opstellen van de hypothese dient een vooronderzoek uitgevoerd te worden overeenkomstig de NEN 5725 (Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, NNI, januari 2009). In het kader van onderhavig onderzoek is het vooronderzoek uitgevoerd op basisniveau. In dit kader is informatie verzameld over de volgende aspecten van de locatie: -
regionale bodemopbouw en geohydrologie (paragraaf 2.2); huidig (en toekomstig) gebruik van de onderzoekslocatie (paragraaf 2.3); historische informatie (paragraaf 2.4).
De verzamelde informatie is vastgelegd per bron en weergegeven in de genoemde paragrafen van onderhavige rapportage. De conclusies van het vooronderzoek worden weergegeven in paragraaf 2.5. Op basis van deze gegevens is in paragraaf 2.6 de onderzoeksopzet bepaald. Als afbakening van de onderzoekslocatie, ten behoeve van het vooronderzoek, is gekozen voor het te onderzoeken perceel alsmede de aangrenzende percelen tot maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het te onderzoeken perceel. Opgemerkt dient te worden dat de genoemde afstand een arbitraire keuze betreft.
2.2.
REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE
Aan de grondwaterkaarten van het Dinoloket TNO-NITG, 2005, Regis II Kartering zijn gegevens ontleend over de regionale bodemopbouw en geohydrologie. Regionaal In tabel 1 is schematisch de regionale bodemopbouw weergegeven. Regionale bodemopbouw Diepte (m-mv)
samenstelling
formatie naam
geohydrologische eenheid
0,0 - 16,0
matig fijn zand, siltig, zwak grindig
Boxtel
goed doorlatende deklaag
16,0 - 31,0
matig grof zand, zwak siltig, sterk grindig,
Beegden
1 ste watervoerend pakket
Sterksel
2 ste watervoerend pakket
14,1 - 14,8 leemlaag 31,0 >
zeer grof zand, siltig, grindig, 31 - 33 m-mv leemlaag
Bron: gegevens ontleend aan boring NITG-nr: B45GO241, mapsheet 45E
De stroming van het freatisch grondwater is globaal noordwestelijk gericht
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
4/14
2.3.
BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE
De ligging van de onderzoekslocatie is globaal weergegeven in de overzichtskaart van bijlage 1.1. Enkele locatiespecifieke aspecten zijn opgenomen in tabel 2. TABEL 2: Locatiespecifieke gegevens Locatiegegevens Adres
De Helling
Plaats
Vorstenbosch
Gemeente
Bernheze
Provincie
Noord-Brabant
Kadastrale gemeente
Nistelrode
Kadastrale gegevens
sectie G, nummer 1004
Rijksdriehoekcoördinaten Oppervlakte in m
(X) 166.517
2
(Y) 406.957 1,7 ha
Huidige gebruik
agrarisch
Maaiveldtype
akkerland
Huidig (en toekomstig) gebruik Op 8 oktober heeft een locatie-inspectie plaatsgevonden en is de gebruiker van de locatie benaderd inzake het huidige en voormalige gebruik. De locatie is voor zover bekend altijd in gebruik geweest als akkerland. -
De locatie kent een (voormalig) gebruik als akkerland; In de toekomst zal de locatie worden herontwikkeld; Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn op het maaiveld geen zakkingen, dan wel ophogingen waargenomen welke kunnen duiden op de aanwezigheid van mogelijke (sloot)dempingen; Er zijn geen bodembedreigende activiteiten waargenomen; Tijdens de locatie-inspectie zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen op het maaiveld waargenomen.
Ter illustratie is in bijlage 6 een fotoreportage opgenomen.
2.4.
HISTORISCHE INFORMATIE
Op 1 september 2009 is de gemeente Bernheze geraadpleegd inzake het historische gebruik van de onderzoekslocatie en de omliggende percelen. Ter volledigheid is de verkregen historische informatie opgenomen in bijlage 8 van onderhavige rapportage. Uit het historisch onderzoek blijkt het volgende: -
voor zover bekend hebben er geen tanks gelegen op het onderzoeksterrein; voor zover bekend is de locatie alleen in gebruik geweest als akkerland; binnen een straal van 50 meter zijn geen tanks aanwezig; de locatie is op basis van de voor ons bekende informatie niet verdacht op het voorkomen van asbest; de naastgelegen percelen zijn (of waren) in gebruik ten behoeve van agrarisch gebruik en wonen;
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
5/14
naar verwachting hebben de activiteiten op de omliggende percelen de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie niet negatief beïnvloed.
-
In de grond en het grondwater kunnen verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen voorkomen. Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken Ter plaatse van de onderzoekslocatie of in de nabije omgeving hiervan zijn in het verleden de volgende milieukundige onderzoeken uitgevoerd: Oude Veghelsedijk Door Geofox-Lexmond is in januari 2009 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Oude Veghelsedijk te Vorstenbosch (naastgelegen perceel) met kenmerk 20082561.MPAE. Uit het onderzoek is gebleken dat in de grond geen overschrijdingen zijn geconstateerd. In het grondwater overschrijden de concentraties zink en barium de desbetreffende streefwaarden in lichte mate. Bodemkwaliteitskaart / Bodeminformatiesysteem / gebiedsspecifiek beleid De gemeente Bernheze beschikt niet over een goedgekeurde bodemkwaliteitskaart.
2.5.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK
Op basis van het vooronderzoek kan worden afgeleid dat, op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein geen aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging. Op basis van de historische informatie kunnen enkele zware metalen verhoogd voorkomen. Deze kunnen per locatie sterk fluctueren.
2.6.
ONDERZOEKSOPZET
In tabel 3 is per onderzoeksaspect de gevolgde onderzoeksstrategie aangegeven.
TABEL 3: Onderzoekstrategie onderzoeksaspect
kritische parameters
kritische bodemlaag (m-mv)
strategie
oppervlakte / inhoud
algemene bodemkwaliteit
-
0–2
NEN 5740 : ONV
1,7 ha
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
6/14
3.
VELDONDERZOEK
3.1.
VELDWERKZAAMHEDEN
De veldwerkzaamheden zijn op 8 oktober 2009 uitgevoerd. Op 15 oktoer 2009 heeft bemonstering van het grondwater plaatsgevonden. De uitgevoerde boringen zijn beschreven in tabel 4. De onderzoekslocatie en de posities van de meetpunten zijn weergegeven in de situatietekening van bijlage 1.2. TABEL 4: Aantal boringen en boordiepte (in m-mv) Onderzoeksaspect
Aantal x diepte [m-mv]
Boornummers
algemene bodemkwaliteit
1 x 3,8 met peilbuis 1 x 3,6 met peilbuis 1 x 3,5 met peilbuis 6 x ca. 2,0 17 x 0,5
1 2 3 4 t/m 7, 12 en 23 8 t/m 11 13 t/m 22 en 24
Boringen 25 t/m 27 op tekening 1.2 zijn verricht op het naastgelegen perceel ten behoeve van het archeologisch onderzoek Uitvoeringswijze De veldwerkzaamheden zijn verricht door Brussee Grondboringen onder certificaat BRL SIKB 2000, VKB protocol 2001 (versie 3.1, d.d. 13 maart 2007) en 2002 (versie 3.2, d.d. 13 maart 2007). Tijdens de veldwerkzaamheden is niet afgeweken van de beoordelingsrichtlijn. Het veldverslag (met daarin de namen van de uitvoerenden) is opgenomen in bijlage 7. Het procescertificaat van IDDS en het hierbij behorende keurmerk zijn van toepassing op de activiteiten met betrekking tot de veldwerkzaamheden en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie aan een erkend laboratorium of de opdrachtgever. Uit oogpunt van onafhankelijkheid verklaart IDDS geen eigenaar te zijn van het terrein waarop het bodemonderzoek en de advisering betrekking heeft. Tijdens het verrichten van de veldwerkzaamheden zijn de grond en het grondwater zintuiglijk beoordeeld op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen (organoleptisch onderzoek) en is de texturele, minerale en organische samenstelling van de bodemlagen nauwkeurig beschreven (lithologisch onderzoek). Organoleptisch onderzoek Het opgeboorde bodemmateriaal is visueel beoordeeld op het voorkomen van antropogene bestanddelen (puin, slakken en dergelijke) en olieproduct (via olie/watertest). Het materiaal is met name beoordeeld op de volgende aspecten: de aard, grootte en gradatie van voorkomen. Sommige verontreinigingen die in de bodem aanwezig zijn, kunnen aan de geur herkend worden. Benadrukt dient te worden dat, indien tijdens de veldwerkzaamheden passieve geurwaarnemingen worden gedaan, deze gekarakteriseerd worden en per boorpunt worden beschreven. Asbest Het veldonderzoek is uitgevoerd door veldwerkers welke zijn opgeleid tot het herkennen van asbestverdachte materialen. Tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek is het maaiveld van de onderzoekslocatie, evenals het opgeboorde bodemmateriaal visueel beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
7/14
3.2.
RESULTATEN VELDWERK
Lithologisch onderzoek De bodem van het terrein bestaat globaal vanaf het maaiveld tot een diepte van circa 3,8 m-mv uit zand. Een gedetailleerde beschrijving van de ter plaatse van de onderzoekslocatie aangetroffen bodemopbouw (lithologie) is weergegeven in bijlage 2 (boorstaten). Organoleptisch onderzoek Aan het bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen relevante bijzonderheden waargenomen die gerelateerd kunnen worden aan een bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Grondwatermetingen In tabel 5 zijn de resultaten van de metingen die aan het grondwater zijn uitgevoerd weergegeven. TABEL 5: Metingen uitgevoerd aan het grondwater Peilbuisnummer
Filterstelling [m-mv]
Grondwaterstand [m-mv]
Metingen
Bijzonderheden
pH
EC [µS/cm]
01
2,80 – 3,80
2,38
6,90
980
-
02
2,70 – 3,70
2,48
6,71
1.380
-
03
2,50 – 3,50
2,18
6,05
1.480
-
De gemeten zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (EC) van het grondwater vertonen geen afwijkende waarden ten opzichte van een natuurlijke situatie.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
8/14
4.
CHEMISCH ONDERZOEK
Voor de verrichting van het chemisch onderzoek zijn de grond(water)monsters overgebracht naar een geaccrediteerd laboratorium.
4.1.
ANALYSESTRATEGIE
Algemene bodemkwaliteit Ten behoeve van het vaststellen van de algemene chemische kwaliteit van de bodem zijn van de boven- en ondergrond grondmengmonsters samengesteld. Als ondergrond is de bodemlaag vanaf 0,5 m-mv aangemerkt. De grond- en grondwatermonsters zijn geanalyseerd op het standaard NEN-pakket. Voorts zijn ten behoeve van de correctie van de achtergrond- en interventiewaarden van zowel de bovenals de ondergrond de percentages lutum en organische stof vastgelegd. Analysepakketten In het standaard NEN-pakket voor grond zijn de volgende analyses opgenomen: -
zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink); PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen); minerale olie (GC); PCB (PolyChloorBifenylen).
Het standaard NEN-pakket voor grondwater omvat de volgende analyses: -
zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink); BTEXNS (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, naftaleen en styreen); VOCl (vluchtige organochloorverbindingen); minerale olie.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
9/14
4.2.
RESULTATEN EN TOETSING CHEMISCHE ANALYSES
De resultaten van de chemische analyses zijn weergegeven op de analysecertificaten, die in bijlage 3 zijn opgenomen. De resultaten van de chemische analyses zijn vergeleken met de achtergrond- en interventiewaarden uit de toetsingstabel van de Wet bodembescherming (zie bijlage 4). Voor de interpretatie van de chemische analyse van de grondmonsters zijn de achtergrond- en interventiewaarden gecorrigeerd aan de hand van de gemeten percentages lutum en organische stof. Vanwege de relatief geringe betrouwbaarheid van de meetresultaten bij percentages organische stof kleiner dan 2,0 % en groter dan 30,0% is ten behoeve van de correctie een minimaal percentage van 2,0 % en een maximaal percentage van 30,0 % gehanteerd. De gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden, alsmede de resultaten van de uitgevoerde toetsing, zijn weergegeven in bijlage 5.1. (grond) en bijlage 5.2 (grondwater). De overschrijdingen ten opzichte van het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008) zijn als volgt geclassificeerd: -
het gehalte is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde (grondwater), dan wel de rapportagegrens); het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde (grondwater), dan wel de rapportagegrens en kleiner dan of gelijk dan de tussenwaarde, zijnde licht verontreinigd; het gehalte is groter dan de tussenwaarde en is kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde, zijnde matig verontreinigd; het gehalte is groter dan de interventiewaarde, zijnde sterk verontreinigd.
*
** ***
In tabel 6 zijn de overschrijdingen en de betreffende gemeten waarden ten opzichte van de achtergrond- en interventiewaarden uit de toetsingstabel (Wet bodembescherming) weergegeven. TABEL 6: Resultaten chemisch onderzoek grondmonsters (mg/kg.ds) monster
humus
lutum
Ba
Cd
Co
Cu
Hg
Mb
Ni
Pb
Zn
PAK
PCB
Olie
MM01
3,7
2,2
-
-
-
24*
-
-
-
-
-
-
-
-
MM02
3,6
2,5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
MM03
0,3
1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
MM04
0,2
1,1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
MM01: 1(0-50)+2(0-50)+4(0-50)+5(0-50)+9(0-50)+13(0-50): zand MM02: 3(0-50)+6(0-50)+7(0-50)+18(0-50)+21(0-50)+24(0-50): zand MM03: 1(190-230)+2(190-220)+4(180-200)+5(150-200): zand MM04: 3(190-230)+6(150-200)+7(170-200): zand
In tabel 7 zijn de overschrijdingen en de betreffende gemeten waarden ten opzichte van de streef- en interventiewaarden uit de toetsingstabel (Wet bodembescherming) weergegeven. TABEL 7: Resultaten chemisch onderzoek grondwatermonsters (µg/l) monster
Ba
Cd
Co
Cu
Hg
Mb
Ni
Pb
Zn
VOCl
Olie
VAK
01
130*
-
-
-
-
-
-
-
71*
-
-
-
02
170*
1,1*
-
-
-
-
-
-
110*
-
-
-
03
210*
0,6*
-
-
-
-
-
-
140*
-
-
-
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
10/14
5.
BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN
Naar aanleiding van de verkregen onderzoeksresultaten blijkt met betrekking tot de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie het volgende: Algemene bodemkwaliteit onverdacht deel Bovengrond In MM01 overschrijdt het gehalte koper de desbetreffende achtergrondwaarden. De gehalten van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de betreffende achtergrondwaarden. In MM02 zijn de gehalten van alle onderzochte parameters lager dan de betreffende achtergrondwaarden. Ondergrond In MM03 en MM04 zijn de gehalten van alle onderzochte parameters lager dan de betreffende achtergrondwaarden. Grondwater In het grondwater uit peilbuis 01 overschrijden de concentraties barium en zink de desbetreffende streefwaarden. De concentraties van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de betreffende streefwaarden. In het grondwater uit peilbuizen 02 en 03 overschrijden de concentraties barium, cadmium en zink de desbetreffende streefwaarden. De concentraties van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de betreffende streefwaarden. Bespreking/discussie De verhoogd gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel onzes inziens en conform het gestelde in de Wet bodembescherming niet noodzakelijk wordt geacht.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
11/14
6.
CONCLUSIES EN ADVIES
In opdracht van Gemeente Bernheze is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht op de locatie De Helling te Vorstenbosch. Aanleiding en doelstelling onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de (geplande) aanvraag van een bouwvergunning. In het kader van de Woningwet/Gemeentelijke Bouwverordening dient een bouwaanvraag vergezeld te gaan van een rapportage inzake de chemische kwaliteit van de bodem. Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem. Conclusies Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: Bovengrond - in de bovengrond zijn geen bijmengingen waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen; - MM01 is licht verontreinigd met koper, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie; Ondergrond - in de ondergrond zijn geen bijmengingen waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen; - de ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie; Grondwater - het grondwater is licht verontreinigd met barium, cadmium en zink en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie; Gelet op de onderzoeksresultaten (overschrijdingen betreffende achtergrondwaarde en streefwaarden) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de aangetoonde concentraties zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ons inziens en conform het gestelde in de Wet bodembescherming niet noodzakelijk wordt geacht. Beperkingen inzake het huidige bodemgebruik van de onderzoekslocatie worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
12/14
Aanbevelingen Wij adviseren om de onderzoeksresultaten voor te leggen aan het bevoegd gezag om na te gaan of zij kunnen instemmen met de onderzoeksresultaten en bovengenoemde conclusies Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit Bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.
IDDS bv Noordwijk (ZH)
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
13/14
7.
BETROUWBAARHEID
Het onderhavige onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Echter, een bodemonderzoek is gebaseerd op het nemen van een beperkt aantal monsters en chemische analyses. IDDS streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Toch blijft het mogelijk dat lokale afwijkingen in het bodemmateriaal voorkomen. IDDS acht zich niet aansprakelijk voor de schade die hier mogelijkerwijs uit voortvloeit. Hierbij dient tevens te worden gewezen op het feit dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname is. Beïnvloeding van de grond- en grondwaterkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door het bouwrijp maken van de locatie, aanvoer van grond van elders of verspreiding van verontreinigingen van verder gelegen terreinen via het grondwater. Naarmate de periode tussen de uitvoering van het onderzoek en het gebruik van de resultaten langer wordt, zal meer voorzichtigheid betracht moeten worden bij het gebruik van dit rapport. In veel gevallen hanteren de beoordelende instanties een termijn (meestal maximaal 5 jaar) waarbinnen de onderzoeksresultaten representatief zijn. Bij het gebruik van de resultaten van dit onderzoek dient het doel van het onderzoek goed in ogenschouw te worden genomen. Zo zullen de resultaten van een onderzoek naar het voorkomen en/of verspreiding van één specifieke verontreinigende stof geen uitsluitsel bieden omtrent de aanwezigheid aan verhoogde concentraties van overige, niet onderzochte verontreinigende stoffen.
De Helling te Vorstenbosch: 0906B123/RKO/rap1
14/14
Stedenbouwkundig plan De Helling, Vorstenbosch
COLOFON Stedenbouwkundig plan De Helling te Vorstenbosch Datum: 01 maart 2010 Projectnummer: IND01-BER00047-01D Opdrachtgever: Gemeente Bernheze
In samenwerking met:
INHOUDSOPGAVE 1.
2.
Croonen Adviseurs 1
INLEIDING
2
1.1 Planlocatie 1.2 Stedenbouwkundige visie
5 5
STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP
6
2.1
Stedenbouwkundig ontwerp
8
2.2
Duurzaamheid
9
1. Inleiding
1 . INLEIDING
A
2
B
1
jk
di
lse
he
De Helling
g Ve
6
de
Ou
3 4
C
5
7 8
C
A
B D
D
Croonen Adviseurs 3
1 . INLEIDING
1
2
3
4
5
6
7
8
Croonen Adviseurs 4
1 . INLEIDING 1.1 Planlocatie De planlocatie is gelegen in het oosten van de kern Vorstenbosch op de overgang van het dorp met het agrarische landschap en het nabij gelegen beekdal van de Leijgraaf. In het westen wordt de locatie begrensd door de percelen van de woonbebouwing aan De Helling. In het oosten wordt de locatie begrensd door de Oude Veghelsedijk en het naastgelegen “tuincentrum”. In het zuiden is de locatie direct grenzend aan het agrarische landschap met zicht op het beekdal van de Leijgraaf.
Hindercirkel tuincentrum
In de huidige situatie is de ontwikkelingslocatie vanaf de Oude Veghelsedijk niet zichtbaar door de beplantingsstrook van het “tuincentrum” en vormt hierdoor een ondergeschikte rol in de beleving van de oostelijke dorpsrand. Echter de locatie bestuderend op een groter schaalniveau, heeft de locatie zowel landschappelijk als historisch gezien bijzondere kwaliteiten.
Groene afscherming tuincentrum
1.2 Stedenbouwkundige visie De ruimtelijke visie voor ontwikkelingslocatie De Helling is gebaseerd op een aantal ruimtelijke en landschappelijke karakteristieken die uit de analyse van de locatie (in groter verband) naar voren zijn gekomen: - Realiseren van een landschappelijk verantwoorde afronding van het dorp waardoor er een karakteristieke dorpsrand ontstaat; - Overgangszone realiseren tussen dorp en beekdal landschap; - Ervaarbaar maken van de omgevingskarakteristiek, “bolle akker”. - Structuurlijnen vanuit het landschap opvangen door middel van karakteristieke bebouwing; - Rekening houden met de hindercirkel van het tuincentrum; - Gebruik maken van groene afscherming van het tuincentrum.
Bolle Akker
Deze uitgangspunten zijn karakteristiek voor de locatie en haar directe omgeving en dienen behouden te blijven in de toekomst. Vanuit de stedenbouwkundige visie is een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt voor het concrete plangebied.
Croonen Adviseurs 5
2. Stedenbouwkundig ontwerp
2. STEDENBOUWKUNDIG ONT WERP Ervaarbaarheid “Bolle akker”
Landschappelijke overgang dorp - beekdal landschap
Stedenbouwkundig ontwerp Croonen Adviseurs 7
2. STEDENBOUWKUNDIG ONT WERP 2.1
Stedenbouwkundig ontwerp
18 p.p.
3p
.p.
De locatie vormt de overgang van het stedelijke gebied van Vorstenbosch naar het landelijke gebied. In het stedenbouwkundig ontwerp oriënteert de nieuwe bebouwingsrand zich op het landschappelijke gebied. De overgang van het stedelijk gebied naar het landelijke gebied wordt in het ontwerp voor ‘De Helling’ op verschillende manieren vorm gegeven. Om de overgang te realiseren is er gekozen voor de combinatie van de strakke rechte bebouwingslijnen en de ronden lijnen van het landschap/van de Bolle Akker. In het uiteindelijke ontwerp komt dit terug als korte geknikte rechte lijnen met een verspringende rooilijn. De knikken komen terug in de verkaveling als in de rijbaan. Door de knikken wordt het zicht op de bebouwing afgewisseld door zicht op het landschap. Door deze verkaveling zal de nieuwe dorpsrand geen harde rechte bebouwingswand geworden.
7 p.p.
De nieuwe rand krijgt een dorpse uitstraling door een diversiteit aan woningtypen en door variaties in het kappenlandschap (langs- en dwarskappen) toe te passen. Ook in de openbare ruimte zal de overgang van de dorpse sfeer naar het landschap terug komen. Doordat de rijbaan niet is gekoppeld aan de verkaveling, maar als “los” in de openbare ruimte ligt, wordt de openbare ruimte opgedeeld in twee zones. Het gebied ten westen van de rijbaan zal een formelere uitstraling krijgen, terwijl de zone ten oosten van de rijbaan een groene landelijke uitstraling heeft.
.
8 p.p
Totaal aantal woningen: 26 Parkeerbalans: Op eigen terrein: 16 p.p. In de openbare ruimte: 36 p.p. Totaal aantal parkeerplaatsen: 52 p.p. 2,0 parkeerplaatsen per woning Programma Croonen Adviseurs 8
2. STEDENBOUWKUNDIG ONT WERP 2.2
Duurzaamheid
Duurzaamheid is een belangrijk item in de huidige stedenbouwkundige verkavelingen. De locatie van ‘De Helling’ is een smalle strook en door de milieucirkel van de naastgelegen tuinder wordt het te bebouwen gebied nog smaller. Een ideale zongerichte, noord-zuidverkaveling is hierdoor niet mogelijk. Het plangebied zorgt voor een oost-westverkaveling. Bij het stedenbouwkundig ontwerp is op een informele manier gezorgd voor een zo duurzaam mogelijke zongerichte verkaveling. Door de hoekverdraaiing in de verkaveling kunnen meer gevels van woningen gebruik maken van passieve zonne-energie. Passieve zonne-energie wordt verkregen doordat de zon via ramen de woning kan opwarmen. Hiervoor zijn geen extra maatregelen nodig. In het stedenbouwkundig plan wordt de dorpse sfeer mede bepaald door de diversiteit van het kappenlandschap. In het plan zitten zowel langs- als dwarskappen. Het ontwerp van het kappenlandschap zorgt voor een diversiteit in het straatbeeld en maakt actieve zonne-energie mogelijk bij 60% van de woningen. Ook in de openbare ruimte is de duurzaamheid van de wijk zichtbaar. De wigvormige groene ruimte ten oosten van de rijbaan wordt voor een groot gedeelte gebruikt als opvanggebied voor regenwater. In deze zone worden laagtes aangebracht waarin het regenwater van de weg wordt opgevangen en langzaam kan infiltreren. Het regenwater van de daken zal op eigen terrein opgevangen of geïnfiltreerd moeten worden.
Gevel geschikt voor passieve zonne-energie Kap geschikt voor actieve zonne-energie Infiltratie zone met wadi’s
Duurzaamheids aspecten in ‘De Helling’ Croonen Adviseurs 9
Croonen Adviseurs 10
Beeldkwaliteitplan de Helling, Vorstenbosch
COLOFON Beeldkwaliteit plan De Helling te Vorstenbosch Datum: 1 maart 2010 Projectnummer: IND01-BER00047-03E BKP Opdrachtgever: Gemeente Bernheze
In samenwerking met:
INHOUDSOPGAVE 1.
2.
INLEIDING
2
1.1 1.2
3 5
Algemeen Stedenbouwkundig plan
BEELDKWALITEIT 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Algemeen Beeldkwaliteit bebouwing Beeldkwaliteit en hoekaccenten Beeldkwaliteit bebouwing duurzaamheid Welstandstabel voor bebouwing Beeldkwaliteit Openbare ruimte
Croonen Adviseurs 1
6 7 9 10 11 13 15
1. Inleiding
1 . INLEIDING 1.1
Algemeen
Het voorliggende beeldkwaliteitplan is opgesteld om de gewenste kwaliteiten te waarborgen. De beeldkwaliteit heeft betrekking op bouwvolumes, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik van de bebouwing. Daarnaast wordt ook beschreven wat de randvoorwaarden zijn ten aanzien van het materiaal- en kleurgebruik van de openbare ruimte. De planlocatie is gelegen in het oosten van de kern Vorstenbosch op de overgang van het dorp met het agrarische landschap en het nabij gelegen beekdal van de Leijgraaf. In het westen wordt de locatie begrensd door de percelen van de woonbebouwing aan De Helling. In het oosten wordt de locatie begrensd door de Oude Veghelsedijk en het naastgelegen “tuincentrum”. In het zuiden is de locatie direct grenzend aan het agrarische landschap met zicht op het beekdal van de Leijgraaf.
jk
di
lse
he
g Ve
De Helling
de
Ou
Croonen Adviseurs 3
1 . INLEIDING
Stedenbouwkundig ontwerp Croonen Adviseurs 4
1 . INLEIDING 1.2
Stedenbouwkundig plan
De ruimtelijke visie voor de ontwikkelingslocatie vormt een landschappelijke afronding op de grens van dorp en het beekdal van de Leijgraaf. Het plangebied vormt een geleidelijke overgang met respect voor de eigenheid en gebiedseigen aspecten als, zichtlijnen kerk - zicht op het beekdal van de Leijgraaf. In de ruimtelijke visie is dit vertaald in een nieuwe dorpsrand met een divers bebouwingsbeeld. De bebouwing wordt georiënteerd op het open landschap met een landschappelijke tussen zone als geleidelijke overgang tussen dorp en landschap. De dorpsrand en de inrichting van de openbare ruimte dienen aan te sluiten op de randvoorwaarden vanuit de stedenbouwkundige visie. De wigvormige ruimte en lange zichtlijnen over de glooiing van de bolle akker resulteren in een karakteristieke dorpsrand met een grote diversiteit aan bebouwingstypologieën. De wigvormige openbare ruimte wordt in het wegprofiel geaccentueerd door enerzijds een groene inrichting met hagen en bomenstructuur (parkeren) en anderzijds een glooiende open groenzone met laagtes waar waterberging wordt gerealiseerd. De gemeente Bernheze stelt het kader vast waarbinnen de gewenste stedenbouwkundige en architectonische uitwerking moet plaatsvinden, zodat de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en de openbare ruimte tot uitdrukking komt. Het beeldkwaliteitplan wordt door de raad vastgesteld en zij bepaalt de regels voor welstandcriteria.
Croonen Adviseurs 5
2. Beeldkwaliteit
2. BEELDKWALITEIT 2.1
Algemeen
Het beeldkwaliteitplan geeft een visie waarin de hoofduitgangspunten voor de gebouwde objecten en de openbare ruimte worden beschreven. De beeldkwaliteit voor de bebouwing gaat in op de samenhang tussen stedenbouw en architectuur. Hierbij gaat het onder andere om zaken als de morfologie van de bebouwing, de gevelbehandeling, het kleur- en materiaalgebruik en de relatie tussen openbaar gebied en privégebied. Het beeldkwaliteitplan dient als vertrekpunt en inspiratie voor de architecten en wordt door Welstand gebruikt als toetsingskader. Het beeldkwaliteitplan vormt de basis en vertrekpunt van ontwikkelende partijen en architecten om zo tot een eenduidig “kwaliteit” te komen. Kortom een beeldkwaliteitplan van de gebouwde en onbebouwde omgeving welke inzicht geeft in het beoogde kwaliteitsniveau’s. Het beeldkwaliteitplan voor De Helling is opgesplitst in twee delen, bebouwde en de onbebouwde omgeving. Een deel waarin de beeldkwaliteit voor de bebouwing wordt geformuleerd en een deel waar de sfeer en kwaliteit van de openbare ruimte wordt omschreven. De sfeer van de openbare ruimte kan verdeeld worden in een dorpse sfeer en een sfeer die meer past bij het open landschappelijke gebied.
Croonen Adviseurs 7
2. BEELDKWALITEIT
Basismateriaal: baksteen (rood/bruin – bruin – mangaan).
Croonen Adviseurs 8
2. BEELDKWALITEIT 2.2
Bebouwingstypologie: - Dorpse karakteristiek: individualiteit per woning. - Mix van woningtypen: vrijstaand, 2-onder-1-kap, geschakeld en rijwoningen.
Beeldkwaliteit bebouwing
Wonen aan de dorpsrand In het beeldkwaliteitplan is er voor gekozen de ontwikkeling van de nieuwe dorpsrand aan te laten sluiten bij de landelijke en dorpse sfeer van Vorstenbosch. In de directe omgeving is een grote diversiteit aan bouwstijlen en materiaal- en kleurgebruik te zien. Deze mix aan bouwstijlen geeft het dorp haar individuele sfeer en individualiteit. De basis dient te bestaan uit een baksteen in het spectrum van rood/ bruin - bruin tot mangaan met een antraciete pannendak. Accenten zijn uitgevoerd in het wit, accenten in witte gekeimde woningen met antraciet daken of witte daklijsten en kozijnen. (Keimen is het afwerken van metselwerk met een mineraalverf (silicaatverf). Keimverf heeft een matte kalkachtige uitstraling , bovendien tast de behandeling de eigenschappen van baksteen niet aan).
Kaders en lijsten dienen als eenheid in de dorpsrand. Door een eenheid in materiaalgebruik en kleur vast te stellen is het mogelijk de “architectuurstijlen” meer vrijheid te geven zonder de eenheid van het gebied aan te tasten. Hiernaast zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de bebouwing opgesomd.
Plaatsing, situering en oriëntatie: - Gebouwen moeten zich oriënteren naar de openbare ruimte, bij hoekwoningen resulteert dit in een tweezijdige oriëntatie. - Hoofdmassa’s dienen duidelijk waarneembaar zijn ten opzichte van de nevengebouwen. - Evenwichtige verhouding tussen kavel en bebouwing. Massaopbouw: - Maximaal 1 tot 1,5 bouwlagen met kap, steile kappen mogelijk. - Kappen: zadeldak (dwars en langs) of samengestelde kappen. - Grote overstekken realiseren als afronding dakvlak. - Eenduidige massaopbouw; de hoofdmassa dient duidelijk waarneembaar zijn ten opzichte van nevenbebouwing. Gevelopbouw: - Gevarieerd, individueel. - Mix van eigentijdse tot traditionele architectuur mogelijk. - Gevarieerdheid dient in de gevelindeling tot uitdrukking te komen. - Plasticiteit in de gevelopbouw is gewenst, verdiepte kozijnen. - Erkers e.d. geven de gevels gelaagdheid. Materiaal- en kleurgebruik: - Eenheid in materiaal gebruik en kleurpalet. - Ingetogen kleurgebruik. - Basismateriaal: baksteen (rood/bruin – bruin – mangaan). - Kozijnen en daklijsten in wit uitvoeren. - Natuurlijke, landelijke uitstraling: accenten in hout of hout gelijkende materialen, glas en keimwerk. Erfafscheidingen - Voorzijde: groen en zacht van karakter (beukenhagen). - Overige erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte in samenhang met bebouwing ontworpen. Referentiebeelden voor de architectonische invulling van dit ensemble zijn hiernaast opgenomen.
Principe gevelopbouw
Croonen Adviseurs 9
2. BEELDKWALITEIT 2.3
Beeldkwaliteit en hoekaccenten
In het stedenbouwkundig plan is een aantal woningen gesitueerd op hoekpunten. Deze hoekaccenten en dubbele oriëntatie vormen belangrijke aandachtspunten voor de beeldkwaliteit. De hoekwoningen zijn aan twee zijden gesitueerd aan de openbare ruimte. Om in het gehele plan het gewenste beeld te realiseren, is het belangrijk dat deze accenten een dubbele oriëntatie zullen krijgen.
* *
De hoekaccenten zijn hiernaast weergegeven op het kaartbeeld. Drie accenten zijn gesitueerd op de hoekpunten / entree van het plangebied, de twee accenten begrenzen de centrale plek in het plangebied De algemene beeldkwaliteitseisen voor de bebouwing op deze locaties zijn dezelfde als bij de overige bebouwing in het plangebied. De accenten hebben een aantal specifieke eisen om de dubbele oriëntatie te waarborgen.
*
Hieronder zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de duurzaamheidsaspecten op of aan de bebouwing opgesomd. Plaatsing, situering en oriëntatie: - Gebouwen dienen een dubbele oriëntatie te hebben.
*
Gevelopbouw: - Hoekaccenten dienen voorzien te zijn van gevelopeningen. - Voordeur/toegang tot de woning mag zowel in de voor- als in de zijgevel geplaatst worden. - Erkers e.d. bij voorkeur op de hoek.
*
Erfafscheidingen - Zowel aan de voorkant als aan de zijkant van de woningen dienen lage erfafscheidingen de overgang openbaar - privé te markeren.
Hoekaccenten in het plan
Referentiebeelden voor de architectonische invulling van dit ensemble zijn hiernaast opgenomen.
Croonen Adviseurs 10
2. BEELDKWALITEIT 2.4
Beeldkwaliteit bebouwing duurzaamheid
Bij 16 van de 26 woningen (60%) is het toegestaan om zonnecollectoren op de kappen te plaatsen. Dit geldt alleen voor de kappen die zijn gemarkeerd op de kaart “kappen geschikt voor actieve zonne-energie” (zonnecollectoren). Naast het duurzaamheid aspect is ook het esthetische aspect van belang (regelgevingen) ten aanzien van collectoren op de daken. Om deze reden is het niet wenselijk om alle woningen te voorzien van zonnecollectoren. Daarnaast is het ook niet wenselijk om meerdere zijden van een kap / woning te voorzien van collectoren. Een dakvlak met zonnecollectoren moet een continu beeld vormen van zonnecellen. Toegestaan is om het gehele dakvlak te voorzien van zonnecollectoren of een duidelijke strook. Losse elementen zijn niet toegestaan. Hieronder zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de duurzaamheidsaspecten op of aan de bebouwing opgesomd. Plaatsing en situering: - Kappen met de ligging op het zuiden. - Aan één zijde van de woning. Verdeling op het dakvlak: - Gehele dakvlak. - Één duidelijke horizontale strook. Referentiebeelden voor de architectonische invulling van dit ensemble zijn hiernaast en hieronder opgenomen. Kappen geschikt voor zonne-engergie
Croonen Adviseurs 11
Dakvlak met zonnecollectoren wel en niet toegestaan
2. BEELDKWALITEIT
Croonen Adviseurs 12
2. BEELDKWALITEIT 2.5
Welstandstabel voor bebouwing
Niveau 2
Beoordelingsaspecten
Hoofdaspecten
Type bebouwing Plaatsing, situering, oriëntatie
Specifieke aspecten
Toetsing Streng, kritisch, licht, vrij
- Mix van woningtypen: vrijstaand, 2-onder-1-kap, geschakeld en rijwoningen - Gebouwen moeten zich oriënteren naar de openbare ruimte, hoeken (accenten) dienen een dubbele oriëntatie te krijgen - Hoofdmassa’s dienen duidelijk waarneembaar zijn ten opzichte van de nevengebouwen - Woningen dienen een diverse “spelende” gevellijn te krijgen i.v.m. dorps karakter.
- Streng - Streng - Streng - Kritisch - Streng - Streng - Kritisch
Massaopbouw
- Maximaal 1 tot 1,5 bouwlagen met kap, steile kappen zijn mogelijk - Kappen: zadeldak (dwars en langs) of samengestelde kappen - Grote overstekken realiseren als afronding dakvlak
Gevelopbouw
- Gevarieerd, individualiteit per woning - Mix van eigentijdse tot traditionele architectuur mogelijk
Materiaalgebruik (hoofdvlakken)
- Eenheid in materiaal gebruik en kleurpalet (geen felle kleuren) - Basismateriaal: baksteen en ingetogen kleurgebruik
- Kritisch - Kritisch - Streng
Kleurgebruik (hoofdvlakken)
- Rood/bruin – bruin – mangaan
- Kritisch
Samenstelling massa
- samengestelde massaopbouw, hoofdmassa dienen duidelijk waarneembaar zijn ten opzichte van nevenbebouwing zoals erkers / luifels.
- Kritisch
Gevelindeling
- Gevarieerdheid dient in de gevelindeling tot uitdrukking te komen
- Licht
Plasticiteit gevel
- Plasticiteit in de gevelopbouw is gewenst, verdiepte kozijnen, erkers e.d. geven de gevels gelaagdheid.
- Licht - Vrij
Materiaalgebruik (onderdelen)
- Kozijnen en daklijsten: hout - Accenten: hout of hout gelijkende materialen, glas en keimwerk.
- Licht - Licht
Kleurgebruik (onderdelen)
- Kozijnen en daklijsten:wit - Accenten: witte daklijsten en wit gekeimde bouwdelen.
- Licht - Licht
Detaillering
- Plasticiteit in de gevel (diversiteit en schaduw werking op gevel).
- Licht
Erfafscheidingen
- Voorzijde: groen en zacht van karakter (beukenhagen). - Overige erfafscheidingen dienen in samenhang met bebouwing ontworpen waar ze direct grenzen aan de openbare ruimte. Overigte zijn oplossingen als hekwerken, groen of hout toegestaan. - Tweezijdige oriëntatie van bebouwing bij entree’s en centrale “plek” plangebied.
- Streng - Streng
- Kappen met de ligging op het zuiden en aan één zijde van de woning - Gehele dakvlak of één duidelijke horizontale strook.
- Streng - Streng
Deelaspecten
Detailaspecten
Omschrijving
Hoeksituaties Zonnecollectoren
Croonen Adviseurs 13
- Kritisch - Kritisch
- Kritisch
2. BEELDKWALITEIT
1 2
Croonen Adviseurs 14
2. BEELDKWALITEIT 2.6
Beeldkwaliteit openbare ruimte
Algemeen Het stedenbouwkundige concept voor de nieuwe dorpsrand en de inrichting van de openbare ruimte dient verdere uitwerking en vormgegeven te worden binnen de inrichting en materiaalkeuze van de openbare ruimte. De wigvormige ruimtevorming en lange zichtlijnen over de glooiing van de akker realiseren een karakteristieke dorpsrand met een grote diversiteit aan bebouwingstypologieën. In de beeldkwaliteit voor de openbare ruimte zijn twee ensembles te onderscheiden. De wigvormige openbare ruimte wordt in het wegprofiel geaccentueerd door enerzijds een inrichting met dorpse uitstraling (ensemble 1) en anderzijds een landschappelijke inrichting van een glooiende open groenzone (ensemble 2) die overgaat in het open landelijke gebied rond Vorstenbosch. Beide ensembles zorgen voor een divers beeld van de openbare ruimte. Ensemble 1 vormt het verblijfsgebied, in de vorm van een “plek”. Daarnaast zijn in dit gebied de parkeerplaatsen en opritten gesitueerd, terwijl er in ensemble 2 alleen groene functies, zoals waterberging en speelplekken, zijn toegestaan. Hieronder zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de openbare ruimte opgesomd. Profielopbouw: - Asymmetrisch profiel, eenzijdig trottoir, parkeren aansluitend bij de woningen. - Overgang creëren van de woonwijk naar het open landelijke gebied rondom Vorstenbosch. Beplanting: - Gras. - Gebiedseigen beplantingen binnen de wigvormige groenzone. - Bomen: miz van eiken, berken en elzen (beekdal beplanting). - Struiken: hazelaar en lijsterbes.
Croonen Adviseurs 15
2. BEELDKWALITEIT
Croonen Adviseurs 16
2. BEELDKWALITEIT Ensemble 1: Groene dorpse uitstraling De wigvormige ruimte tussen de bouwkavels en de rijbaan dient ten behoeve van de continuïteit van de groenzone, minimaal doorsneden te worden door paden en opritten. In deze zone zijn de parkeervoorzieningen ten behoeve van de bewoners gesitueerd. De woningen met parkeervoorzieningen op eigen terrein hebben opritten nodig die de groenzone doorsnijden. Terplekke van de parkeerplaatsen en de opritten dient de groene uitstraling van de zone behouden te blijven, waardoor de continuïteit van de groene wigvormige ruimte gewaarborgd blijft. Bij de inrichting en materiaalkeuze voor de groenzone is het van groot belang dat het ontwerp qua beheer en onderhoud kwalitatief hoogwaardig moet worden ingericht. Hieronder zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de openbare ruimte opgesomd. Basismateriaal verharding: - Rijbaan, trottoir en verblijfsplein uitvoeren in een hoogwaardig materiaal in de vorm van gebakken klinkers. (Rijbaan: keiformaat, trottoir en plein: waalformaat). - Verblijfsplein wordt opgedeeld door middel van uitsparingen in de verharding (beplantngsstroken voor bomen). - Parkeren: grasstenen. - Opritten: Losliggende tegels in het grastapijt (betontegels). Kleurgebruik: - Ingetogen kleurgebruik dat passend is binnen de landelijke omgeving (bestrating: rood, rood-bruin). Beplanting: - Gebiedseigen beplantingen binnen de wigvormige groenzone. Bomen: eiken, berken en elzen.
Croonen Adviseurs 17
2. BEELDKWALITEIT
Croonen Adviseurs 18
2. BEELDKWALITEIT Ensemble 2: Landschappelijke open uitstraling De wigvormige ruimte vormt de overgang tussen het bebouwde deel van Vorstenbosch en het open buitengebied. De zone ten oosten van de rijbaan dient de uitstraling van het omliggende landschap te krijgen. Bij de inrichting dient aangesloten te worden op de landschappelijke kwaliteiten van de directe omgeving (agrarische – beekdal Leijgraaf). In de zone is ruimte voor waterberging en speelplekken. Kleine hoogteverschillen zijn wenselijk om de verschillende functies van elkaar te scheiden. Hieronder zijn puntsgewijs de beeldkwaliteitseisen voor de openbare ruimte opgesomd. Beplanting: - Gras. - Gebiedseigen beplantingen binnen de wigvormige groenzone. Bomen: mix van eiken, berken en elzen. Struiken: hazelaar en lijsterbes.
Croonen Adviseurs 19
Croonen Adviseurs 20
Croonen Adviseurs 21
Croonen Adviseurs 22
Croonen Adviseurs 23
Quickscan flora en fauna De Helling, Vorstenbosch Gemeente Bernheze
Quickscan Flora en fauna De Helling, Vorstenbosch Gemeente Bernheze
Datum: 12 november 2009 Projectgegevens: NAT06-BER00047-01b
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Quickscan Flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Flora- en faunawet
1 1 1 2
2
Methode
3
3
Gebiedsbeschrijving 3.1 Huidige situatie 3.2 Toekomstige situatie
5 5 6
4
Onderzoeksresultaten 4.1 Literatuurstudie 4.2 Veldbezoek
9 9 10
5
Toetsing aan de Flora- en faunawet 5.1 Licht beschermde soorten (tabel 1- soorten) 5.2 Vogels 5.3 Vleermuizen 5.4 Eekhoorn 5.5 Rugstreeppad
13 13 13 13 14 14
6
Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.2 Aanbevelingen
15 15 15
7
Bronnen 7.1 Boeken en rapporten 7.2 Websites
17 17 17
Bijlage: Bijlage: Flora- en faunawet
Croonen Adviseurs
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
1 Inleiding 1.1
Aanleiding Aanleiding voor dit verkennend onderzoek (quickscan) vormt de realisatie van een woongebied aan de zuidoostzijde van de kern Vorstenbosch. Deze ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan agrarische doeleinden. Derhalve is een herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. In deze rapportage zijn de resultaten van de quickscan beschreven. Op onderstaande figuur is het onderzoeksgebied weergegeven.
Figuur 1: Locatie plangebied in de kern Vorstenbosch (www.bing.com/maps, 2009)
1.2
Doel In ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, is in het kader van de uitvoerbaarheid inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten. Met andere woorden, in het ruimtelijke ordeningstraject dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is.
Croonen Adviseurs
1
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Het doel van voorliggende quickscan is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de Flora- en faunawet en het bepalen of de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk is.
1.3
Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'Nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Onder bepaalde voorwaarden is een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het onderzoeksgebied. Hiertoe worden verschillende beschermingsregimes onderscheiden: — soorten van tabel 1 – algemene soorten – lichtste beschermingsregime; — soorten van tabel 2 – overige soorten – middelste beschermingsregime; — soorten van tabel 3 – genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime. Voor een uitgebreide algemene beschrijving van de Flora- en faunawet wordt verwezen naar de bijlage.
Croonen Adviseurs
2
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
2 Methode Literatuurstudie Allereerst heeft er een literatuurstudie plaatsgevonden om na te gaan welke biotopen en daaraan verbonden (strikt beschermde) soorten in het plangebied worden verwacht. Via de website natuurloket.nl heeft een eerste verkenning plaatsgevonden van aanwezige soorten in het kilometerhok waarin het plangebied ligt. Uit de landelijke verspreidingsinformatie uit atlassen blijkt dat in of nabij de locaties in het verleden diverse strikt beschermde soorten zijn aangetroffen. Exacte locaties of datering van de waarnemingen zijn daarbij niet bekend. Deze gegevens hebben veelal betrekking op atlasblokken (5 x 5 km). De soortgegevens hebben daarom betrekking op de regio en niet specifiek op het onderzoeksgebied. De website www.waarneming.nl is daarnaast eveneens geraadpleegd. Een groot aantal amateurs kan op deze website natuurwaarnemingen kwijt. De site wordt redelijk gecontroleerd middels collegiale toetsing. Soortwaarnemingen via deze bron zijn derhalve redelijk betrouwbaar, maar kunnen moeilijk geverifieerd worden. Wel kunnen deze waarnemingen een beeld geven van mogelijke soorten in de regio. Waarnemingen zijn, in tegenstelling tot atlassen, tot op de exacte locatie te herleiden. Veldbezoek Op basis van een eenmalig veldbezoek is de geschiktheid van het onderzoeksgebied voor de verwachte soorten/soortgroepen beoordeeld. Het veldbezoek is afgelegd op 28 oktober 2009 bij 15ºC en zonnig, onbewolkt weer. Het gaat hier om een deskundigenoordeel op basis van de fysieke gesteldheid van het terrein (biotopenonderzoek). Daarnaast zijn de aangetroffen belangwekkende soorten opgetekend.
Croonen Adviseurs
3
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Croonen Adviseurs
4
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
3 Gebiedsbeschrijving 3.1
Huidige situatie Huidig gebruik Het plangebied ligt in de zuidoost hoek van Vorstenbosch. Het betreft een langgerekt gebied gelegen tussen woonbebouwing aan de woonstraat ‘De Helling’ aan de westzijde en een hoveniersbedrijf aan de oostzijde. Het plangebied bestaat bijna geheel uit een pas gekneusde maïsakker met aan de zuidzijde een kleine houtwal met greppel en twee forse eiken. De zuidwest hoek bestaat uit een klein verruigd grasland (figuur 2, impressie plangebied).
Figuur 2: Impressie plangebied (Croonen Adviseurs, 2009)
Croonen Adviseurs
5
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Ligging ten opzichte van beschermde gebieden De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, namelijk een gebiedsgericht (Natuurbeschermingswet 1998) en een soortgericht spoor (Flora- en faunawet). De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden, de Flora- en faunawet op de bescherming van soorten. Met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving geïmplementeerd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het natuurbeleid. De EHS is in provinciale streekplannen uitgewerkt. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. In of in de nabijheid van de EHS geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Er is geen sprake van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet ter plaatse. In de nabijheid (enkele honderden meters) van het plangebied loopt een kanaal dat als ecologische verbindingszone deel uitmaakt van de EHS. Indien alle werkzaamheden in het plangebied hydrologisch neutraal worden uitgevoerd blijft de waterhuishouding onveranderd. In dat geval zal er naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zijn van een significant negatief effect op de nabijgelegen EHS.
3.2
Toekomstige situatie Toekomstig gebruik De ruimtelijke ontwikkeling bestaat uit de bouw van een woongebied, genaamd ‘De Helling’ (figuur 3).
Figuur 3: Stedenbouwkundig ontwerp (Croonen Adviseurs, september 2009)
Croonen Adviseurs
6
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Te verwachten werkzaamheden en ingrepen Ten behoeve van de bouw van de woonwijk wordt aan de oostgrens van het plangebied, grenzend aan het hoveniersbedrijf een groenzone gecreëerd. De agrarische gronden en de ruigte verdwijnen en worden omgezet in wonen.
Croonen Adviseurs
7
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Croonen Adviseurs
8
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
4 Onderzoeksresultaten 4.1
Literatuurstudie Op basis van een eerste verkenning middels het natuurloket is geconstateerd dat in de kilometerhokken waarin de locatie ligt (X:166; Y:406 en X:166; Y:407) (strikt) beschermde soorten zijn aangetroffen, namelijk vaatplanten, zoogdieren, paddenstoelen en amfibieën. Het overgrote deel van de soortgroepen is echter slecht of zelfs geheel niet onderzocht, waardoor het natuurloket beperkt inzicht biedt in mogelijk aanwezige beschermde soorten. Op de site waarneming.nl (2007-2009) worden de volgende waarnemingen vermeld voor het plangebied of de directe omgeving (Flora- en faunawet soorten, rode lijst soorten): huiszwaluw, blauwe reiger, buizerd, huismus, boomkruiper, boerenzwaluw, havik, torenvalk, sperwer, grote bonte specht, zwarte specht, groene specht, kleine bonte specht, bosuil, steenuil, boomvalk, gierzwaluw, pimpelmees, kraanvogel, koekoek, ijsvogel, ooievaar, grauwe kiekendief, raaf, wespendief, grutto, patrijs, kerkuil, zwarte kraai, ekster, kauw, koolmees. De CD ’Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Brabant’ geeft voor de gemeente Bernheze de volgende soorten: kamsalamander, heikikker, poelkikker, rugstreeppad, vleermuis, drijvende waterweegbree. Uit de landelijke en provinciale verspreidingsinformatie uit atlassen (5 x 5 km-hok) blijkt dat in of nabij het plangebied in het verleden diverse soorten zijn aangetroffen. Dit betreft: — een groot aantal algemeen voorkomende zoogdiersoorten (tabel 1), waaronder bosmuis, egel, veldmuis, ondergrondse woelmuis, rosse woelmuis, ree, wezel, mol, huisspitsmuis, haas. Daarnaast zijn de volgende zwaarder beschermde (tabel 2/3) soorten waargenomen: eekhoorn, waterspitsmuis, bosvleermuis, laatvlieger, franjestaart, gewone baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis, kleine dwergvleermuis, meervleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, vale vleermuis, watervleermuis; — een groot aantal vogels van de rode lijst, categorie 1-4 en categorie 5-vogels, waaronder dodaars, wespendief, havik, sperwer, buizerd, torenvalk, boomvalk, kerkuil, steenuil, bosuil, ransuil, nachtzwaluw, gierzwaluw, groene specht, zwarte specht, grote bonte specht, kleine bonte specht, boerenzwaluw, huiszwaluw, zwarte roodstaart, gekraagde roodstaart, roodborsttapuit, bonte vliegenvanger, zwarte mees, pimpelmees, koolmees, boomklever, boomkruiper, wielewaal, ekster, zwarte kraai, spreeuw, huismus;
Croonen Adviseurs
9
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
— enkele algemene licht beschermde amfibieënsoorten (tabel 1): bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander. Daarnaast nog de volgende strikt beschermde (tabel 2/3) soorten: alpenwatersalamander, rugstreeppad; — beschermde plantensoorten: dotterbloem, grasklokje, spaanse ruiter, brede orchis, moeraswespenorchis, grote keverorchis, wilde gagel, gewone vogelmelk, slanke sleutelbloem; — algemene vlindersoorten als kleine vos, oranjetipje, koevinkje, landkaartje, boomblauwtje, hooibeestje, citroenvlinder, dagpauwoog, argusvlinder, kleine vuurvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, koninginnepage, bont zandoogje, groot koolwitje, klein geaderd witje, klein koolwitje, bruin blauwtje, gehakkelde aurelia, icarusblauwtje, oranje zandoogje, zwartsprietdikkopje, geelsprietdikkopje, atalanta, distelvlinder; Beschermde vlindersoorten zijn niet aangetroffen. — algemene libellensoorten als blauwe glazenmaker, bruine glazenmaker, paardenbijter, grote keizerlibel, weidebeekjuffer, koraaljuffer, azuurwaterjuffer, variabele waterjuffer, smaragdlibel, watersnuffel, kleine roodoogjuffer, lantaarntje, gewone pantserjuffer, houtpantserjuffer, platbuik, viervlek, gewone oeverlibel, blauwe breedscheenjuffer, vuurjuffer, metaalglanslibel, zwarte heidelibel, bloedrode heidelibel, bruinrode heidelibel, steenrode heidelibel; Beschermde libellensoorten zijn niet aangetroffen. — de strikt beschermde vissensoorten bermpje, grote modderkruiper, rivier of beekdonderpad. Beschermde soorten uit andere soortgroepen zijn niet aangetroffen.
4.2
Veldbezoek Op 28 oktober bij 15ºC en zonnig, onbewolkt weer is een veldbezoek afgelegd aan het plangebied. Aan de hand van de literatuurstudie en de aangetroffen biotopen kan een beeld worden geschetst van de aanwezige beschermde soorten. Het plangebied betreft een gekneusde maïsakker in de kern van Vorstenbosch. De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door een droogstaande greppel begroeid met riet en grassen en een kleine houtwal bestaande uit enkele bomen, waaronder een forse eik. In de zuidoost hoek van het plangebied staat nog een forse eik. Hierin is een groot gat aangetroffen van de voet van de boom naar boven toe. Deze boom dient mogelijk als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. Het plangebied zelf fungeert mogelijk als foerageergebied voor vleermuizen. In deze en andere bomen in de houtwal zijn geen spechtengaten of vogelnesten aangetroffen. Er worden in het plangebied en in de houtwal met name algemene vogelsoorten verwacht van het agrarisch landschap. Geen van de categorie 1-4 en categorie 5 vogelsoorten of hun nesten zijn in het plangebied waargenomen. Eekhoorns en hun nesten zijn niet in het plangebied aangetroffen, maar het plangebied biedt wel een geschikte habitat voor deze soort.
Croonen Adviseurs
10
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
De zuidwest hoek van het plangebied bestaat uit een verruigd grasland met braamstruwelen. Hier komen mogelijk algemene amfibieën voor, zoals de gewone pad. Ook voorde beschermde rugstreeppad is dit een geschikt habitat. In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen geen voor beschermde visen andere beschermde amfibieënsoorten geschikte wateren voor. Derhalve worden de kleine watersalamander, kamsalamander, poelkikker, heikikker, alpenwatersalamander, waterspitsmuis en alle genoemde vissen niet verwacht in het plangebied.
Croonen Adviseurs
11
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Croonen Adviseurs
12
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
5 Toetsing aan de Flora- en faunawet 5.1
Licht beschermde soorten (tabel 1- soorten) De ingreep zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied in de omgeving aanwezig blijft en het algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een ontheffing Flora- en faunawet is derhalve niet noodzakelijk.
5.2
Vogels Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (halverwege maart tot en met halverwege augustus) indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Daarnaast zijn er geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die jaarronde bescherming van eventueel aanwezige nesten van categorie 5-vogelsoorten zouden rechtvaardigen. In de nabije omgeving van het plangebied zijn voldoende groenstroken, houtwallen of bomenrijen aanwezig. Er hoeft daarom geen nader vogelonderzoek plaats te vinden. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is derhalve niet aan de orde.
5.3
Vleermuizen Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd onder de Flora- en faunawet. Bij het kappen van vooral oudere bomen dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van boombewonende vleermuizen. De grote eikenboom in de zuidwest hoek van het plangebied is mogelijk in gebruik als vleermuisverblijfplaats. Deze boom blijft echter behouden. Derhalve zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet en is een ontheffing niet noodzakelijk. De houtwal en bomenrij, beiden op de grens van het plangebied zijn geschikt bevonden als foerageergebied. Foerageergebied is alleen beschermd als het van essentieel belang is voor een verblijfplaats. Dit is het geval als bij het verdwijnen van het foerageergebied de verblijfplaats ook zou verdwijnen. Ondanks dat een deel van het huidige foerageergebied mogelijk zal verdwijnen, is er voldoende foerageergebied in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig, waaronder bomen, struiken en hagen van de tuinen grenzend aan het plangebied. Derhalve bestaan er wat betreft foerageergebied geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet.
Croonen Adviseurs
13
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
5.4
Gemeente Bernheze
Eekhoorn Een eekhoorn maakt jaarlijks een nest voor het grootbrengen van de jongen en aan het eind van de herfst wordt een vijftal winternesten gebouwd om de winter in door te brengen. Elk jaar worden de nesten op een andere plek gebouwd. Alleen in de periode dat het nest gebruikt wordt voor de verzorging van de jongen is dat nest beschermd. De winternesten zijn alleen beschermd in de periode dat ze gebruikt worden voor de overwintering, omdat er elk jaar nieuwe nesten worden gemaakt. In het plangebied zijn bij het veldbezoek geen nesten van een eekhoorn aangetroffen. Indien deze toch nog gebouwd zullen worden na het veldbezoek, kan relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de kraamperiode (circa maart tot en met mei) en de winterperiode indien concrete nesten aanwezig zijn. In dergelijk geval zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet en is een ontheffing niet noodzakelijk. De houtwal aan de rand van het plangebied is geschikt als foerageergebied. Foerageergebied is alleen beschermd als het van essentieel belang is voor een verblijfplaats. Dit is het geval als bij het verdwijnen van het foerageergebied ook de verblijfplaats zou verdwijnen. In voorliggend geval is er genoeg foerageergebied in de omgeving over, waardoor eventuele verblijfplaatsen in de omgeving van het plangebied niet in het geding zijn.
5.5
Rugstreeppad De rugstreeppad komt in veelzijdige habitats voor, waaronder zandgroeves, militaire oefenterreinen en industrieterreinen. Voortplantingswateren betreffen doorgaans ondiepe, geheel vegetatieloze tijdelijke watertjes. De soort overwintert op het land, ingegraven in de grond. Ondanks dat het veldbezoek buiten het veldseizoen heeft plaatsgevonden, kan de aanwezigheid van de rugstreeppad in het plangebied niet worden uitgesloten. Met name de zuidoost hoek van het plangebied, een verruigd graslandje lijkt zeer geschikt voor deze soort. Direct grenzend aan dit graslandje liggen een houtwal en een ander (verruigd) grasland, dat niet binnen het plangebied valt. Het kan niet uitgesloten worden dat rugstreeppadden voorkomen in het plangebied. Daarom wordt ten zeerste aangeraden bij de start van de werkzaamheden een deskundig persoon, die een ontheffing heeft voor het verplaatsen van rugstreeppadden (bijvoorbeeld een medewerker van RAVON), te betrekken. Deze persoon kan nagaan of de rugstreeppad aanwezig is en indien dat zo is de aanwezige individuen verplaatsen naar een vergelijkbaar geschikt biotoop. In dergelijk geval zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet en is een ontheffing niet noodzakelijk.
Croonen Adviseurs
14
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1
Conclusies Op basis van de beschikbare literatuurgegevens en het veldbezoek kan worden vastgesteld dat het terrein een potentiële habitat biedt voor enkele licht beschermde soorten (tabel 1-soorten) en voor strikter beschermde vleermuizen, rugstreeppad en de eekhoorn. De ingreep zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een ontheffing Flora- en faunawet is derhalve niet noodzakelijk. Er hoeft geen nader onderzoek naar categorie 1-4 vogelsoorten en categorie 5vogelsoorten plaats te vinden. Derhalve bestaat er geen noodzaak voor de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Op voorliggende planlocatie is één eikenboom aangetroffen met voor vleermuizen geschikte scheuren en gaten. Deze boom blijft echter behouden. Wat betreft foerageergebied en vliegroutes betreft is er geen noodzaak voor de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Derhalve zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet en is een ontheffing niet aan de orde. Vóór aanvang van de werkzaamheden, dient er door een expert gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van de rugstreeppad in het plangebied. Indien er één of enkele rugstreeppadden worden aangetroffen, dan kunnen deze voorzichtig worden overgezet in het nabijgelegen grasland, waar geen ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt. In dergelijk geval zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de Flora- en faunawet en is een ontheffing niet noodzakelijk.
6.2
Aanbevelingen Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kapwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (begin maart tot en met halverwege augustus) indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Met eventueel aanwezige eekhoorns in het gebied kan relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de kraamperiode (circa maart tot en met mei) en de winterperiode indien concrete nesten aanwezig zijn. In dergelijk geval zijn er geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.
Croonen Adviseurs
15
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Om het terrein geschikt te houden dan wel te maken voor vleermuizen is het belangrijk om het aanbrengen van verlichting zoveel mogelijk te beperken. Nagenoeg alle vleermuissoorten zijn gevoelig voor lichtverstoring. Lage armaturen met wit licht die naar beneden uitstralen vormen geen of weinig belemmering. Vanuit vleermuizenoogpunt heeft het de voorkeur dat deze armaturen gebruikt worden.
Croonen Adviseurs
16
Quickscan flora en fauna, De Helling Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
7 Bronnen 7.1
Boeken en rapporten Broekhuizen, S. et al. (1992). Atlas van de Nederlandse Zoogdieren, KNNV. Cools, J. M.A., (1989). Atlas van de Noord-Brabantse Flora, KNNV. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie) (2009). De Amfibieën en Reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. EIS-Nederland/De Vlinderstichting/ Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie (2007). Waarnemingenverslag Dagvlinders, nachtvlinders en libellen. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht Nie de, H. W., (1997). Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, Media Publishing Doetinchem. Provincie Noord-Brabant, (2002). Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Brabant. cd-ROM. SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels. SOVON Vogelonderzoek Nederland, KNNV Uitgeverij/Naturalis/EIS – Nederland.
7.2
Websites — — — — — —
www.vlinderstichting.nl www.natuurloket.nl www.bing.com/maps www.minlnv.nl www. ravon.nl www.waarneming.nl
Croonen Adviseurs
17
Bijlage Flora- en faunawet
Flora- en faunawet Hierna volgt een algemene beschrijving van de Flora- en faunawet. Algemeen Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. Beschermde soorten Onder de Flora- en faunawet zijn als beschermde soort aangewezen: — een aantal inheemse plantensoorten; — alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis); — alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; — alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; — alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in Visserijwet 1963); — een aantal overige inheemse diersoorten; — een aantal uitheemse dier- en plantensoorten. De wet regelt onder meer beheer, schadebestrijding, jacht, handel, bezit en andere menselijke activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op beschermde soorten. Doelstelling wet De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Zorgplicht In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat.
Croonen Adviseurs
Verbodsbepalingen De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt. Beschermde leefomgeving De Flora- en faunawet maakt het voor provincies mogelijk een bepaalde plek in het landschap aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Zo kunnen plaatsen die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een planten- of diersoort worden beschermd. Een beschermde leefomgeving kan bijvoorbeeld zijn: een fort of bunker waar vleermuizen overwinteren, een dassenburcht, een plek waar orchideeën groeien of een muur waarop beschermde planten groeien. Ontheffingen De Flora- en faunawet beschermt planten- en diersoorten door middel van een groot aantal verbodsbepalingen: — Verboden handelingen bij beschermde planten en dieren. Bijvoorbeeld het verbod op het doden van eekhoorns. — Verboden en bepalingen voor jacht- en vangmiddelen. Bijvoorbeeld het verbod op het bezit van strikken en vallen. In bepaalde gevallen zijn uitzonderingen mogelijk op deze verboden. Provincies kunnen ontheffing verlenen voor de bestrijding van dieren die schade toebrengen of voor het beheer van de wildstand. In alle overige gevallen kan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een ontheffing verlenen. De Dienst Regelingen van LNV verleent in de praktijk de meeste ontheffingen. Dit gebeurt op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Deze ontheffingen zijn onder te verdelen in drie categorieën: — Ruimtelijke ingrepen: ontheffingen die nodig zijn vanwege de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van een gebied, bijvoorbeeld de aanleg van woonwijken, wegen of (natuur)terreinen. Deze ontheffingen kunnen ook worden gegeven voor (onderhouds)werkzaamheden. — Onderwijs en onderzoek, repopulatie en herintroductie: in het geval van onderwijs en onderzoek kan bijvoorbeeld ontheffing worden verleend voor het vangen van dieren om DNA af te nemen voor wetenschappelijk onderzoek. Een voorbeeld van repopulatie en herintroductie is het uitzetten van otters in natuurgebieden.
Croonen Adviseurs
2
— Overigen: deze categorie is zeer ruim. Het kan gaan om ontheffingen van het bezitsverbod of ontheffingen van het gebruik van verboden vangmiddelen. Ook ontheffingen voor het gebruik van biologische bestrijders in tuinbouwkassen zijn mogelijk. Als een provincie geen ontheffing kan verlenen voor schade- en overlastbestrijding, verleent de Dienst Regelingen deze soms. Onder bepaalde voorwaarden is een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het onderzoeksgebied. Hiertoe worden verschillende beschermingsregimes onderscheiden: — soorten van tabel 1 – algemene soorten – lichtste beschermingsregime; — soorten van tabel 2 – overige soorten – middelste beschermingsregime; — soorten van tabel 3 – genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime. Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Habitatrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag worden voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van bijlage IV-soorten met als reden ‘de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Om geplande ontwikkelingen toch uit te kunnen voeren, moeten mitigerende (verzachtende) maatregelen worden genomen, zodat de staat van instandhouding van de soort door de ruimtelijke ontwikkelingen niet in gevaar komt. Wanneer er zekerheid gewenst is over of de mitigerende maatregelen voldoende zijn, kan een ontheffingsaanvraag, vergezeld van een overzicht van de mitigerende maatregelen (activiteitenplan), ingediend worden bij Dienst Regelingen. Wanneer de maatregelen door Dienst Regelingen voldoende worden geacht, komt de ontheffing terug in de vorm van een ‘positieve afwijzing’ van de ontheffingsaanvraag (aangezien een ontheffing niet verleend kan worden). Dit betekent dat de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd, mits men zich houdt aan de maatregelen genoemd in het mitigatieplan. Op deze manier worden overtredingen van de Flora- en faunawet voorkomen. Ontheffingen voor bijlage IV-soorten kunnen alleen aangevraagd worden als aangetoond kan worden dat er geen alternatieve locatie is waar de plannen kunnen worden uitgevoerd EN om — dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; — volksgezondheid of openbare veiligheid; — bescherming van flora en fauna. Vogels zijn niet opgenomen in tabel 1 t/m 3. Alle vogels zijn in het broedseizoen gelijk beschermd. De bescherming van vogels is hoofdzakelijk gericht op de bescherming van de nesten. Daarbij wordt wel een onderscheid gemaakt in nesten die jaarrond zijn beschermd (Categorie 1 tot en met 4-vogelsoorten), nesten die niet jaarrond zijn beschermd (overige vogelsoorten) en nesten die alleen jaarrond zijn beschermd als
Croonen Adviseurs
3
zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen (Categorie 5vogelsoorten). Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Vogelrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag worden voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vogels met als reden ‘de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’, noch op basis van ‘dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten’. Om geplande ontwikkelingen toch uit te kunnen voeren, moeten mitigerende (verzachtende) maatregelen worden genomen volgens de procedure zoals boven beschreven voor bijlage IV-soorten. Voor vogels kan alleen ontheffing verkregen worden om: — bescherming van flora en fauna; — veiligheid van het luchtverkeer; — volksgezondheid of openbare veiligheid. Voor tabel 1-soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de ontheffingsplicht en is derhalve geen ontheffing nodig.
Croonen Adviseurs
4
Rapport akoestisch onderzoek De Helling te Vorstenbosch Gemeente Bernheze
Rapport akoestisch onderzoek behorende bij het bestemmingsplan De Helling te Vorstenbosch Gemeente Bernheze
Bijlagen — Kaarten behorende bij de computeroutput — Computeroutput, SRM II Datum: 10 december 2009 Projectgegevens: RAO06-BER00047-01A
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
gemeente Bernheze
Inhoud 1
Organisatorische en algemene gegevens 1.1 Verkeersgegevens 1.2 Overige gegevens
1 1 2
2
Resultaten van de berekeningen
5
3
Conclusie
7
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
1 Organisatorische en algemene gegevens In opdracht van de gemeente Bernheze is door Croonen Adviseurs te Rosmalen het akoestisch onderzoek verricht behorende bij het bestemmingsplan De Helling te Vorstenbosch. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is de voorgenomen realisatie van de woningen in het gebied tussen de Oude Veghelsedijk en De Helling. De woningen worden geprojecteerd in het zuidoosten van Vorstenbosch in de omgeving van de Oude Veghelsedijk en De Helling. Deze wegen zijn opgenomen in een 30 kmzone. 30 km-wegen hebben geen onderzoekszone en vallen daarom buiten het regime van de Wet geluidhinder. In het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast is de geluidbelasting op de gevel de basis voor de berekening van de binnenwaarde conform het Bouwbesluit. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel de geluidbelasting op de gevels van de te projecteren woningen te bepalen.
1.1
Verkeersgegevens Intensiteiten De verkeersgegevens (etmaalintensiteiten) van de Oude Veghelsedijk zijn door de gemeente Bernheze aangeleverd. De etmaalintensiteiten zijn afkomstig uit het gemeentelijk verkeersmodel (modeljaar 2020). Vanwege het niet voorhanden zijn van verkeersgegevens betreffende De Helling is voor deze weg een aanname gedaan van 500 motorvoertuigen per etmaal. Voor de verdeling naar dag-, avond- en nachtuur en naar de diverse voertuigencategorieën zijn voor beide wegen landelijk gemiddelde cijfers voor dit soortgelijke wegen aangehouden. De in de berekening opgenomen verkeersintensiteiten zijn in de onderstaande tabel 1 weergegeven. Tabel 1a: Verkeersintensiteiten Oude Veghelsedijk Weg Oude Veg-
Etmaal 2020
Daguur (6,50%)
Avonduur (3,50%)
Nachtuur (1,00%)
LV
MV
ZV
LV
MV
ZV
LV
MV
ZV
94,00
4,00
2,00
94,00
4,00
2,00
94,00
4,00
2,00
36,66
1,56
0,78
19,74
0,84
0,42
5,64
0,24
0,12
helsedijk Percentage Aantal
600,00
Croonen Adviseurs
1
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Tabel 1b: Verkeersintensiteiten De Helling Weg De Helling
Etmaal
1.2
MV
Avonduur (3,50%)
LV 94,00
4,00
2,00
94,00
500,00
30,55
1,30
0,65
16,45
Percentage Aantal
Daguur (6,50%)
2020
ZV
LV
MV
Nachtuur (1,00%) ZV
LV
MV
4,00
2,00
94,00
4,00
2,00
0,70
0,35
4,70
0,20
0,10
Overige gegevens Snelheden/verharding De wegverharding en de wettelijk toegestane maximumsnelheden zijn voor de toekomstige situatie per zijn weg(vak) in tabel 2 weergegeven. Tabel 2: Wegverharding en wettelijk toegestane maximum snelheid per weg(vak) Toekomstige situatie (2020) (2020) Wegverharding
Maximum snelheid
asfalt
30 km/uur
Elementen verharding
30 km/uur
Weg(vak) Oude Veghelsedijk De Helling
Verkeerslichten Er is geen sprake van een door verkeerslichten geregelde kruising. Rotonde Er is geen sprake van een rotonde. Lden Voor de bepaling van de waarden, genoemd in de Wet geluidhinder, wordt uitgegaan van de gemiddelde geluidbelasting over drie periodes van een etmaal, te weten: dagperiode: (07.00-19.00 uur); avondperiode: (19.00-23.00 uur); nachtperiode: (23.00-07.00 uur). Artikel 110 Wgh Conform artikel 110g Wet geluidhinder is voor de geluidbelastingen vanwege de relevante wegen een aftrek van 5 dB toegestaan. Waarneemhoogte De waarneemhoogten zijn conform aan het aantal geluidgevoelige bouwlagen zoals deze in het plan zijn opgenomen, te weten: bouwlaag 1 2 3
waarneemhoogte in meters 1,5 4,5 7,5
Croonen Adviseurs
2
ZV
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Geometrie der wegen De ligging van de wegen en de overige geografische gegevens zijn ontleend aan het kaartmateriaal dat door de gemeente Bernheze ter beschikking is gesteld. Bodemfactor Voor de berekening van de bodemfactor is uitgegaan van het verhardingsaandeel binnen het profiel. De verharde gedeelten zijn als akoestisch hard ingevoerd. Voor het gebied naast de weg is een bodemfactor aangehouden welke overeen komt met de aard van het aangrenzende gebied. Reflecties De bijdrage van reflecties via bebouwing is in de berekening opgenomen. Afschermingen De bijdrage van afschermingen via bebouwing en overige akoestisch relevante objecten is in de berekening opgenomen. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte van de toekomstige bebouwing is overeenkomstig met de maaiveldhoogte van de wegen en is in de berekeningen op 0 gesteld. 30 km-zone Voor wegen die gelegen zijn binnen een woonerf en voor 30 km-wegen gelden geen zones. Deze vrijstelling wordt gemotiveerd door het feit dat deze wegen meestal geen geluidbelastingen veroorzaken boven de voorkeurswaarde. In die gevallen waar dat wel het geval is (klinkerweg, relatief veel verkeer), is in de jurisprudentie bepaald dat een akoestische toetsing bij het opstellen van een ruimtelijk plan toch nodig is met een verwijzing naar een goede ruimtelijke ordening. Daartoe is vanwege de Oude Veghelsedijk en De Helling de geluidbelasting op de te projecteren woningen berekend.
Croonen Adviseurs
3
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Croonen Adviseurs
4
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
2 Resultaten van de berekeningen In het akoestisch onderzoek is sprake van te projecteren geluidgevoelige bebouwing in de buurt van de Oude Veghelsedijk en De Helling. Vanwege deze wegen is de geluidbelasting berekend met Standaard Rekenmethode II. Vanwege de Oude Veghelsedijk is middels een puntberekening de geluidbelasting op de gevels van de woningen berekend. Vanwege De Helling is een contourberekening uitgevoerd. De akoestisch relevante gegevens zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde computeroutput. De akoestisch relevante gegevens zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde computeroutput. De resultaten van de berekeningen vanwege de Oude Veghelsedijk is in onderstaande tabellen 3 weergegeven. Tabel 3: Vanwege de Oude Veghelsedijk
Hoogte 1,5 m
Hoogte Hoogte 4,5 m
Hoogte 7,5 m
wp
1
2
1
2
1
2
01
46,4
41
47,3
42
47,3
42
02 42,1 37 43,2 38 43,3 38 1 Exclusief aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh en afronding. 2 Inclusief aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh en afronding.
Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Oude Veghelsedijk, de te projecteren woningen ruimschoots voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 42 dB. Uit de resultaten van de contourberekening vanwege De Helling blijkt dat de 48 dBcontour op een afstand van maximaal 11 m uit de as van De Helling ligt. De te projecteren woningen komen op een afstand te liggen die groter is als 11 m uit de as van de weg, waardoor de te projecteren woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Croonen Adviseurs
5
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
Croonen Adviseurs
6
Rapport akoestisch onderzoek De Helling, Vorstenbosch
Gemeente Bernheze
3 Conclusie Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Oude Veghelsedijk, de te projecteren woningen ruimschoots voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 42 dB. Uit de resultaten van de contourberekening vanwege De Helling blijkt dat de 48 dBcontour op een afstand van maximaal 11 m uit de as van De Helling ligt. De te projecteren woningen komen op een afstand te liggen die groter is als 11 m uit de as van de weg, waardoor de te projecteren woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Vanwege de acceptabele akoestische situatie is er, in het kader van de Wet ruimtelijke ordening, sprake van een goede ruimtelijke ordening en daardoor zijn er geen akoestische belemmeringen voor de realisatie van de woningen.
Croonen Adviseurs
7