De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) Gebruik onderstaande teksten om over het Woord te mediteren. Mediteren is overdenken en tegelijkertijd uitspreken. Wij zien deze Hebreeuwse opvatting over mediteren in Jozua 1:8, waar God tot Jozua zegt dat dat wetboek niet mag wijken uit zijn mond, maar dat hij het dag en nacht moet overpeinzen. Dit is ook de juiste weergave van de feitelijke betekenis van het Hebreeuwse woord dat hier vertaald is met ‘overpeinzen’. 1. (thans is buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar) geworden, Romeinen 3:21; 2. (allen hebben) gezondigd (en derven de heerlijkheid Gods), Romeinen 3:23; 3. (allen worden om niet) gerechtvaardigd (uit zijn genade), Romeinen 3:24; 4. (Hem heeft God) voorgesteld (als zoenmiddel door het geloof), Romeinen 3:25; 5. (het roemen is) uitgesloten (door de wet van geloof), Romeinen 3:27; 6. (Abrahams geloof werd hem tot gerechtigheid) gerekend, Romeinen 4:3; 7. (wie niet werkt maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof tot gerechtigheid) gerekend, Romeinen 4:5; 8. (het) is (alles uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade), Romeinen 4:16; 9. (Hij is) overgeleverd (om onze overtredingen), Romeinen 4:25; 10. (Hij is opgewekt (om onze rechtvaardiging), Romeinen 4:25; 11. (wij zijn) gerechtvaardigd (uit het geloof), Romeinen 5:1 12. (gerechtvaardigd uit het geloof) hebben (wij vrede met God door Jezus Christus), Romeinen 5:1; 13. (wij hebben de toegang) verkregen (in het geloof tot deze genade), Romeinen 5:2; 14. (de liefde Gods is in onze harten) uitgestort (door de Heilige Geest), Romeinen 5:5; 15. (wij zijn door Zijn bloed) gerechtvaardigd, Romeinen 5:9; 16. (wij zijn met God) verzoend (door de dood Zijns Zoons), Romeinen 5:10; 17. (wij hebben de verzoening) ontvangen, Romeinen 5:11; 18. (de genade is, waar de zonde toenam, meer dan overvloedig) geworden, Romeinen 5:20; 19. (wij zijn der zonde) gestorven, Romeinen 6:2; 20. (wij die in Christus Jezus ingedoopt zijn, zijn in Zijn dood) ingedoopt, Romeinen 6:3; 21. (wij zijn met Hem) begraven (door de doop in de dood), Romeinen 6:4; 22. (wij zijn) samengevoegd (in de gelijkheid aan Zijn dood, en dus zullen wij het ook zijn aan zijn opstanding), Romeinen 6:5 (Interlinear Greek translation); 23. (onze oude mens is) medegekruisigd (opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht ontnomen zou worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn), Romeinen 6:6; 24. (wij zijn) gerechtvaardigd (Statenvertaling) of rechtens vrij (NBG)(van de zonde), Romeinen 6:7; 25. (Christus is wat zijn dood betreft, eens voor altijd voor de zonde) gestorven, Romeinen 6;10; 26. (wij) zijn (onder de genade, niet onder de wet), Romeinen 6:14; 27. (wij) waren (slaven der zonde, indien wij van harte gehoorzaam geworden zijn aan Paulus’ vorm van onderricht), Romeinen 6:17; 28. (wij zijn) vrijgemaakt (van de zonde), Romeinen 6:18,22; 29. (wij zijn in dienst) gekomen (van de gerechtigheid), Romeinen 6:18; 30. (wij zijn in de dienst van God) gekomen, Romeinen 6:22; 31. (wij) zijn (dood voor de wet door het lichaam van Christus), Romeinen 7:4; 32. (wij zijn van de wet) ontslagen, Romeinen 7:6; 33. (wij) zijn (dood voor de wet, die ons gevangen hield), Romeinen 7:6; 34. (er) is (geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen doch naar de Geest), Romeinen 8:1, 4; 35. (wij) zijn (in de Geest, indien de Geest van Christus in ons woont), Romeinen 8:9; 36. (indien Christus in ons is) is (onze geest leven vanwege de gerechtigheid), Romeinen 8:10; 37. (wij hebben) ontvangen (de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader), Romeinen 8:15; 38. (Hij heeft ons tevoren) gekend, Romeinen 8:29; 39. (Hij heeft ons tevoren) bestemd (tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons), Romeinen 8:29; 40. (die Hij tevoren bestemd heeft, heeft Hij) geroepen, Romeinen 8:30; 41. (die Hij geroepen heeft, heeft Hij) gerechtvaardigd, Romeinen 8:30; 42. (die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij) verheerlijkt, Romeinen 8:30; 43. (Hij heeft Zijn eigen Zoon) niet gespaard, Romeinen 8:32; 44. (Hij heeft Hem voor ons allen) overgegeven, Romeinen 8:32; 45. (wij) zijn (in verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard meer dan overwinnaars), Romeinen 8:35-37; 46. (Hij heeft ons) liefgehad, Romeinen 8:37;
http://www.hielema.net
1/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66.
(de kinderen der belofte) gelden (voor nageslacht), Romeinen 9:8; (Hij heeft ons tot heerlijkheid) voorbereid, Romeinen 9:23; (heidenen, die geen gerechtigheid najaagden, hebben gerechtigheid) verkregen, Romeinen 9:30; (Christus) is (het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft), Romeinen 10:4; (nabij u) is (het woord, in uw mond en in uw hart), Romeinen 10:8; (God heeft Christus uit de doden) opgewekt, Romeinen 10:9, Kolossenzen 2:12; (er) is (geen onderscheid tussen Jood en Griek), Romeinen 10:12; (het geloof) is (uit het horen), Romeinen 10:17; (het horen) is (uit het woord (=rhema; niet logos!) van Christus), Romeinen 10:17; (God heeft Zijn volk) niet verstoten, Romeinen 11:1; (door de val der Joden is het heil tot de heidenen) gekomen, Romeinen 11:11; (wij heidenen) staan (door het geloof), Romeinen 11:20; (God heeft allen onder ongehoorzaamheid) besloten (om Zich over allen te ontfermen), Romeinen 11:32; (de wil van God) is (het goede en welgevallige en volkomene), Romeinen 12:2; (God heeft elkeen in het bijzonder de mate van geloof) toebedeeld, Romeinen 12:3; (wie de ander liefheeft, heeft de wet) vervuld, Romeinen 13:8; (God heeft zowel de zwakke als de sterke) aanvaard, Romeinen 14:3; (het Koninkrijk Gods) bestaat (in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest), Romeinen 14:17; (al wat niet uit geloof is) is (zonde), Romeinen 14:23; (Hij) is (bij machte ons te versterken), Romeinen 16:25;
67. (Hij) zal (ons bevestigen ten einde toe), 1 Korintiërs 1:8; 68. (God) is (getrouw), 1 Korintiërs 1:9 69. (wij zijn) geroepen (tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus), 1 Korintiërs 1:9; 70. (het woord des kruises) is (voor hen die verloren gaan een dwaasheid), 1 Korintiërs 1:18; 71. (het woord des kruises) is (voor ons die behouden worden een kracht Gods), 1 Korintiërs 1:18; 72. (God heeft de wijsheid der wereld tot dwaasheid) gemaakt, 1 Korintiërs 1:20; 73. (Christus) is (de kracht Gods en de wijsheid Gods), 1 Korintiërs 1:24; 74. (God heeft wat dwaas, zwak, onaanzienlijk, en veracht was in de ogen van de wereld) uitverkoren, 1 Korintiërs 1:27, 28; 75. (Hij is ons van God) geworden (wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging, verlossing), 1 Korintiërs 1:30; 76. (God heeft verborgen wijsheid Gods) voorbeschikt (tot onze heerlijkheid), 1 Korintiërs 2:7; 77. (God heeft) bereid (wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, voor degenen die Hem liefhebben), 1 Korintiërs 2:9; 78. (Hij heeft het ons) geopenbaard (door de Geest), 1 Korintiërs 2:10; 79. (wij hebben de Geest uit God) ontvangen (opdat wij zouden weten wat ons door God in genade geschonken is), 1 Korintiërs 2:12; 80. (God heeft aan Zijn dienaren het beheer van de geheimenissen Gods) toevertrouwd, 1 Korintiërs 4:1; 81. (het Koninkrijk Gods) bestaat (niet in woorden, maar in kracht), 1 Korintiërs 4:20; 82. (een weinig zuurdeeg) maakt (het gehele deeg zuur), 1 Korintiërs 5:6; 83. (wij) zijn (ongezuurd), 1 Korintiërs 5:7; 84. (wij zijn) gerechtvaardigd (door de naam van onze Here Jezus Christus), 1 Korintiërs 6:11 85. (wij hebben ons laten) afwassen, 1 Korintiërs 6:11; 86. (wij zijn) geheiligd (door de Geest van onze God), 1 Korintiërs 6:11; 87. (wie zich aan de Here hecht) is (één geest (met Hem)), 1 Korintiërs 6:17; 88. (ons lichaam) is (een tempel van de Heilige Geest, die in ons woont), 1 Korintiërs 6:19; 89. (wij) zijn niet (van onszelf),1 Korintiërs 6:19; 90. (wij zijn) gekocht en betaald, 1 Korintiërs 6:20, 7:22; 91. (wij) zijn (door de ontferming des Heren trouw), 1 Korintiërs 7:25; 92. (heeft iemand God lief, dan is deze door Hem) gekend, 1 Korintiërs 8:3; 93. (wij) hebben (geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan), 1 Korintiërs 10:13; 94. (God) is (getrouw die niet zal gedogen, dat wij boven vermogen verzocht worden), 1 Korintiërs 10:13; 95. (de beker waarover wij de dankzegging uitspreken) is (een gemeenschap met het bloed van Christus), 1 Korintiërs 10:16; 96. (het brood dat wij breken) is (een gemeenschap met het lichaam van Christus), 1 Korintiërs 10:16; 97. (door één Geest zijn wij tot één lichaam) gedoopt, 1 Korintiërs 12:13; 98. (wij zijn allen met één Geest) gedrenkt, 1 Korintiërs 12:13;
http://www.hielema.net
2/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 99. 100. 101.
(God heeft elk lid in het bijzonder zijn en haar plaats) aangewezen (in het lichaam), 1 Korintiërs 12:18; (de geest van de profeet) is (onderworpen aan de profeet), 1 Korintiërs 14:32; (slechte omgang) bederft (goede zeden), 1 Korintiërs 15:33;
102. (alle beloften Gods) zijn (door Jezus Christus ‘Ja’), 2 Korintiërs 1:20; 103. (door Jezus Christus) is (ook het ‘Amen’ op alle beloften Gods, tot eer van God door ons), 2 Korintiërs 1:20; 104. (de Vader) bevestigt (ons in de Gezalfde), 2 Korintiërs 1:21; 105. (God heeft ons) gezalfd, 2 Korintiërs 1:21; 106. (God heeft Zijn zegel op ons) gedrukt, 2 Korintiërs 1:22; 107. (God heeft ons de Geest tot onderpand) gegeven, 2 Korintiërs 1:22; 108. (God) doet (ons te allen tijde zegevieren in Christus), 2 Korintiërs 2:14; 109. (God) verspreidt (de reuk van Zijn kennis allerwegen door ons), 2 Korintiërs 2:14; 110. (wij) zijn (voor God een geur van Christus onder alle mensen), 2 Korintiërs 2:15; 111. (God heeft ons bekwaam) gemaakt (om dienaren te zijn van een nieuw verbond des Geestes), 2 Korintiërs 3:6; 112. (de bediening die rechtvaardigheid brengt) is (overvloedig in heerlijkheid), 2 Korintiërs 3:9; 113. (het blijvende, d.w.z. het nieuwe verbond) is (veel meer in heerlijkheid dan het verdwijnende, d.w.z. het oude verbond), 2 Korintiërs 3:11; 114. (waar de Geest des Heren is) is (vrijheid), 2 Korintiërs 3:17; 115. (God heeft ons) bereid (om overkleed te worden), 2 Korintiërs 5:5; 116. (God heeft ons de Geest tot onderpand) gegeven, 2 Korintiërs 5:5; 117. (één is voor allen) gestorven (dus zijn zij allen gestorven), 2 Korintiërs 5:15; 118. (het oude is) voorbijgegaan, 2 Korintiërs 5:17; 119. (het is alles nieuw) geworden, 2 Korintiërs 5:17 (Statenvertaling); 120. (dit alles) is (uit God), 2 Korintiërs 5:18; 121. (God heeft door Christus ons met Zich) verzoend, 2 Korintiërs 5:18; 122. (God heeft ons de bediening der verzoening) gegeven, 2 Korintiërs 5:18; 123. (God heeft ons het woord der verzoening) toevertrouwd, 2 Korintiërs 5:19; 124. (de Vader heeft Hem voor ons tot zonde) gemaakt, 2 Korintiërs 5:21; 125. (wij zijn de gerechtigheid God in Hem) geworden, 2 Korintiërs 5:21 + Romeinen 8:10; 126. (ten tijde des welbehagens heeft Hij ons) verhoord, 2 Korintiërs 6:2; 127. (ten tijde des heils is Hij ons te hulp) gekomen, 2 Korintiërs 6:2; 128. (nu) is (het de tijd des welbehagens), 2 Korintiërs 6:2; 129. (nu) is (het de dag des heils), 2 Korintiërs 6:2; 130. (wij) zijn (de tempel van de levende God), 2 Korintiërs 6:16; 131. (Hij is om onzentwil arm) geworden (terwijl Hij rijk was), 2 Korintiërs 8:9; 132. (wij zijn door Zijn armoede rijk) geworden, 2 Korintiërs 8:9; 133. (God) is (bij machte alle genade overvloedig in ons te schenken), 2 Korintiërs 9:8; 134. (de wapenen van onze veldtocht) zijn (krachtig voor God tot het slechten van bolwerken), 2 Korintiërs 10:4; 135. (wie van de Here een aanbeveling ontvangt, heeft de proef) doorstaan, 2 Korintiërs 10:18; 136. (de kracht) openbaart (zich eerst ten volle in zwakheid), 2 Korintiërs 12:9; 137. (Zijn genade) is (ons genoeg), 2 Korintiërs 12:9; 138. (als wij zwak zijn) zijn (wij machtig), 2 Korintiërs 12:10; 139. (Christus is) gekruisigd (uit zwakheid), 2 Korintiërs 13:4; 140. (Christus) leeft (uit de kracht Gods), 2 Korintiërs 13:4; 141. (als Christus niet in ons is) zijn (wij verwerpelijk), 2 Korintiërs 13:5; 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158.
(Hij heeft Zichzelf) gegeven (voor onze zonden om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld), Galaten 1:4; (de mens wordt) niet gerechtvaardigd (uit werken der wet), Galaten 2:16; (wij worden) gerechtvaardigd (door het geloof in Christus), Galaten 2:16; (wij zijn door de wet voor de wet) gestorven, Galaten 2:19; (met Christus werd ik) gekruisigd, Galaten 2:20 (Amplified Bible); (Hij heeft Zich voor mij) overgegeven, Galaten 2:20; (Abraham heeft God) geloofd (en het is hem tot gerechtigheid) gerekend, Galaten 3:6; (wie uit het geloof zijn) zijn (kinderen van Abraham), Galaten 3:7; (wie uit het geloof zijn, worden) gezegend (tezamen met de gelovige Abraham), Galaten 3:9; (wie het van werken der wet verwachten) liggen (onder de vloek), Galaten 3:10; (door de wet wordt niemand voor God) gerechtvaardigd, Galaten 3:11; (Hij heeft ons) vrijgekocht (van de vloek der wet), Galaten 3:13; (Hij is voor ons een vloek) geworden, Galaten 3:13; (de zegen van Abraham is tot de heidenen) gekomen, Galaten 3:14; (de beloften werden aan Abraham) gedaan (en aan zijn Zaad, d.w.z. Christus), Galaten 3:16; (de wet maakt het testament) niet ongeldig, Galaten 3:17; (door een belofte heeft God aan Abraham zijn gunst) bewezen, Galaten 3:18;
http://www.hielema.net
3/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 159. 3:19; 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176.
(de wet is erbij) gevoegd (om de overtredingen te doen blijken, totdat het zaad kwam, waarop de belofte sloeg), Galaten (de Schrift heeft alles) besloten (onder de zonde), Galaten 3:22; (wij) zijn (allen zonen van God in Christus Jezus door het geloof), Galaten 3:26; (wij hebben ons met Christus) bekleed, Galaten 3:27; (indien wij van Christus zijn) zijn (wij zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen), Galaten 3:29; (wij hebben het recht van zonen) verkregen, Galaten 4:5; (God heeft de Geest Zijns Zoons) uitgezonden (in onze harten die roept: Abba, Vader), Galaten 4:6; (wij zijn door God) gekend, Galaten 4:9; (het tegenwoordige Jeruzalem) is (met haar kinderen in slavernij), Galaten 4:25; (het hemelse Jeruzalem, onze moeder) is (vrij), Galaten 4:26; (Christus heeft ons) vrijgemaakt, Galaten 5:1; (de gerechtigheid waarop wij hopen) is (door de Geest uit het geloof), Galaten 5:5; (wij zijn) geroepen (om vrij te zijn), Galaten 5:13; (de gehele wet is in één woord) vervuld (in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf), Galaten 5:14; (indien wij ons door de Geest laten leiden) zijn (wij niet onder de wet), Galaten 5:18; (wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten) gekruisigd, Galaten 5:24; (door Jezus Christus is de wereld mij) gekruisigd, Galaten 6:14; (door Jezus Christus ben ik der wereld) gekruisigd, Galaten 6:14;
177. (Hij heeft ons in de hemelse gewesten in Christus) gezegend (met elke geestelijke zegen), Efeziërs 1:3; 178. (Hij heeft ons in Hem) uitverkoren, Efeziërs 1:4; 179. (Hij heeft ons tevoren) bestemd (als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus), Efeziërs 1:5, 11; 180. (Hij heeft ons) begenadigd (in de Geliefde), Efeziërs 1:6; 181. (wij) hebben (de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen), Efeziërs 1:7; 182. (Hij heeft ons overvloedig genade) bewezen (in alle wijsheid en verstand), Efeziërs 1:8; 183. (Hij heeft ons het geheimenis van Zijn wil) doen kennen, Efeziërs 1:9; 184. (wij hebben het erfdeel) ontvangen (in Hem), Efeziërs 1:11; 185. (wij zijn) verzegeld (met de Heilige Geest der belofte), Efeziërs 1:13, 4:30; 186. (Hij heeft Zich een volk) verworven (tot lof Zijner heerlijkheid), Efeziërs 1:14; 187. (Zijn kracht aan ons die geloven) is (overweldigend groot), Efeziërs 1:19; 188. (Hij heeft die overweldigend grote kracht) gewrocht (in Christus door Hem uit de doden op te wekken en aan Zijn rechterhand te zetten), Efeziërs 1:20; 189. (Hij heeft alles onder Zijn voeten) gesteld, Efeziërs 1:22; 190. (Hij heeft Hem als hoofd boven al wat is) gegeven (aan de gemeente), Efeziërs 1:22; 191. (Hij heeft het lichaam, de gemeente) vervuld (met Hem, die alles in allen volmaakt), Efeziërs 1:23; 192. (God) is (rijk aan erbarming), Efeziërs 2:4; 193. (Hij heeft ons levend) gemaakt (met Hem), Efeziërs 2:5; 194. (door genade zijn wij) behouden, Efeziërs 2:5, 8; 195. (Hij heeft ons mede) opgewekt (met Christus), Efeziërs 2:6; 196. (Hij heeft ons een plaats) gegeven (in Hem), Efeziërs 2:6; 197. (wij) zijn (Zijn maaksel in Christus Jezus), Efeziërs 2:10; 198. (wij zijn in Hem) geschapen (om goede werken te doen), Efeziërs 2:10; 199. (God heeft tevoren werken) bereid (opdat wij daarin zouden wandelen), Efeziërs 2:10; 200. (wij zijn dichtbij) gekomen (door Zijn bloed), Efeziërs 2:13; 201. (Hij heeft de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap) weggebroken, Efeziërs 2:14; 202. (Hij heeft de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking) gesteld, Efeziërs 2:15; 203. (Hij heeft de vijandschap) gedood (door het kruis), Efeziërs 2:16; 204. (door Hem) hebben (wij, Joden en heidenen, in één Geest de toegang tot de Vader), Efeziërs 2:18; 205. (wij) zijn (medeburgers der heiligen, huisgenoten Gods), Efeziërs 2:19; 206. (wij) zijn (gebouwd op het fundament van apostelen en profeten), Efeziërs 2:20; 207. (wij worden mede) gebouwd (tot een woonstede Gods in de Geest), Efeziërs 2:22; 208. (de heidenen) zijn (mede-erfgenamen, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus), Efeziërs 3:6; 209. (Hij heeft het eeuwige voornemen in Christus Jezus) uitgevoerd, Efeziërs 3:11; 210. (wij) hebben (in Christus Jezus de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen door het geloof in Hem), Efeziërs 3:12; 211. (wij geheel anders, wij hebben Christus) leren kennen, Efeziërs 4:20; 212. (de nieuwe mens is naar de wil van God) geschapen (in waarachtige gerechtigheid en heiligheid), Efeziërs 4:24; 213. (God heeft ons in Christus vergeving) geschonken, Efeziërs 4:32; 214. (Christus heeft ons) liefgehad, Efeziërs 5:2; 215. (Christus heeft zich voor ons) overgegeven (Gode tot een welriekende reuk), Efeziërs 5:2; 216. (wij waren vroeger duisternis, maar thans) zijn (wij licht in de Here), Efeziërs 5:8; 217. (de vrucht des lichts) bestaat (in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid), Efeziërs 5:9;
http://www.hielema.net
4/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227.
(Hij heeft Zichzelf) ontledigd, Filippenzen 2:7; (Hij heeft de gestalte van een dienstknecht) aangenomen, Filippenzen 2:7; (Hij is aan de mensen gelijk) geworden, Filippenzen 2:7; (Hij heeft Zichzelf) vernederd, Filippenzen 2:8; (Hij is gehoorzaam) geworden (tot de dood des kruises), Filippenzen 2:8; (God heeft Hem uitermate) verhoogd, Filippenzen 2:9; (God heeft Hem de naam boven alle naam) geschonken, Filippenzen 2:9; (om Zijn welbehagen) bewerkt (God het willen èn het werken in ons), Filippenzen 2:13; (wij) zijn (burgers van een rijk in de hemelen), Filippenzen 3:20; (wij) vermogen (alle dingen in Hem die ons kracht geeft), Filippenzen 4:13;
228. (de Vader heeft ons) toebereid (voor het erfdeel der heiligen in het licht), Kolossenzen 1:12; 229. (Hij heeft ons) verlost (uit de macht der duisternis), Kolossenzen 1:13; 230. (Hij heeft ons) overgebracht (in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde), Kolossenzen 1:13; 231. (wij) hebben (de verlossing, de vergeving der zonden), Kolossenzen 1:14; 232. (in Hem zijn alle dingen) geschapen (de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten), Kolossenzen 1:16; 233. (alle dingen zijn in Hem en door Hem en tot Hem) geschapen, Kolossenzen 1:16; 234. (Hij is onder alles de eerste) geworden, Kolossenzen 1:18; 235. (het heeft de ganse volheid) behaagd (in Hem woning te maken), Kolossenzen 1:19; 236. (het heeft de ganse volheid) behaagd (door Hem alle dingen met Zich te verzoenen, of het nu op de aarde of in de hemel is), Kolossenzen 1:20; 237. (de ganse volheid heeft door het bloed Zijns kruises vrede) gemaakt, Kolossenzen 1:20; 238. (Hij heeft ons, hoewel wij vervreemd en vijandig gezind waren weder) verzoend, Kolossenzen 1:21; 239. (Hij heeft het geheimenis dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, thans) geopenbaard (aan zijn heiligen), Kolossenzen 1:26; 240. (in Christus zijn alle schatten der wijsheid en kennis) verborgen, Kolossenzen 2:3; 241. (wij hebben de volheid) verkregen (in Hem), Kolossenzen 2:10; 242. (wij zijn in Hem) besneden (met de besnijdenis van Christus), Kolossenzen 2:11; 243. (wij zijn met Hem) begraven (in de doop), Kolossenzen 2:12; 244. (wij zijn in Hem mede) opgewekt (door het geloof aan de werking Gods), Kolossenzen 2:12; 245. (Hij heeft ons levend) gemaakt (met Hem), Kolossenzen 2:13; 246. (Hij heeft ons al onze overtredingen) kwijtgescholden, Kolossenzen 2:13 247. (Hij heeft het bewijsstuk, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde) weggedaan (door het aan het kruis te nagelen), Kolossenzen 2:14; 248. (Hij heeft de machten) ontwapend, Kolossenzen 2:15; 249. (Hij heeft de machten openlijk) tentoongesteld, Kolossenzen 2:15; 250. (Hij heeft zo over de machten) gezegevierd, Kolossenzen 2:15; 251. (wij zijn met Christus) afgestorven (aan de eerste beginselen van ‘raak niet’, ‘smaak niet’, ‘roer niet aan’), Kolossenzen 2:20; 252. (wij zijn) gestorven, Kolossenzen 3:3; 253. (ons leven is met Christus) verborgen (in God), Kolossenzen 3:3; 254. (wij hebben de oude mens met zijn praktijken) afgelegd, Kolossenzen 3:9; 255. (wij hebben de nieuwe mens) aangedaan (die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper), Kolossenzen 3:10; 256. (wij zijn in één lichaam) geroepen (tot de vrede van Christus), Kolossenzen 3:15; 257. 258. 259. 260. 261.
(onze God heeft ons waardig) gekeurd (om ons het evangelie toe te vertrouwen), 1 Tessalonicenzen 2:4; (God) roept (ons tot Zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid), 1 Tessalonicenzen 2:12; (God heeft ons) geroepen (in heiliging en niet tot onreinheid), 1 Tessalonicenzen 4:7; (wij) zijn (kinderen des lichts en des dags), 1 Tessalonicenzen 5:5; (God heeft ons) gesteld (tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus), 1 Tessalonicenzen 5:9;
262. (God heeft ons) geroepen (tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus), 2 Tessalonicenzen 2:14; 263. (Christus Jezus heeft zich) gegeven (tot een losprijs voor allen), 1 Timoteüs 2:6; 264. (de gemeente van de levende God) is (een pijler en fundament van de waarheid), 1 Timoteüs 3:15; 265. (Jezus Christus is) gerechtvaardigd (door de Geest), 1 Timoteüs 3:16; 266. (de oefening in de godsvrucht) is (nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst), 1 Timoteüs 4:7, 8; 267. (de levende God) is (een Heiland voor alle mensen, inzonderheid voor de gelovigen), 1 Timoteüs 4:10; 268.
(God heeft ons) gegeven (een geest van liefde, kracht en bezonnenheid), 2 Timoteüs 1:7;
http://www.hielema.net
5/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 269. (God heeft ons) behouden en geroepen (met een heilige roeping, niet naar onze werken), 2 Timoteüs 1:9; 270. (God heeft ons) behouden en geroepen (naar zijn eigen voornemen en de genade), 2 Timoteüs 1:9; 271. (die genade is ons) gegeven (in Christus Jezus vóór eeuwige tijden), 2 Timoteüs 1:9; 272. (Hij heeft de dood van kracht) beroofd, 2 Timoteüs 1:10; 273. (Hij heeft onvergankelijk leven aan het licht) gebracht (door het evangelie), 2 Timoteüs 1:10; 274. (Hij) is (bij machte hetgeen Hij ons toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag), 2 Timoteüs 1:12; 275. (Hij) is (getrouw, ook al zijn wij ontrouw), 2 Timoteüs 2:13; 276. (ongeschokt) staat (het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen), 2 Timoteüs 2:19; 277. (indien iemand zich van ongerechtigheid) gereinigd (heeft, zal hij een voorwerp zijn met eervolle bestemming, bruikbaar voor de eigenaar, voor iedere goede taak gereed), 2 Timoteüs 2:19, 21; 278. (heel de Schrift) is (nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid), 2 Timoteüs 3:16 (Statenvertaling); 279. (God, die niet liegt, heeft vóór eeuwige tijden eeuwig leven) beloofd, Titus 1:2; 280. (alles) is (rein voor de reinen), Titus 1:15; 281. (Christus Jezus heeft zich voor ons) gegeven (om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid), Titus 2:14; 282. (Christus Jezus heeft zich voor ons) gegeven (om voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken), Titus 2:14; 283. (Hij heeft, niet om werken der gerechtigheid die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons) gered, Titus 3:5; 284. (Hij heeft ons) gered (door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest), Titus 3:5; 285. (Hij heeft de heilige Geest rijkelijk over ons) uitgestort (door Jezus Christus, onze Heiland), Titus 3:6; 286. (wij zijn) gerechtvaardigd (door zijn genade), Titus 3:7; 287. (God heeft in het laatst der dagen tot ons) gesproken (in de Zoon), Hebreeën 1:1; 288. (Hij heeft de Zoon) gesteld (tot erfgenaam van alle dingen), Hebreeën 1:2; 289. (Hij heeft door de Zoon de wereld) geschapen, Hebreeën 1:2; 290. (de Zoon) is (de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen), Hebreeën 1:3; 291. (de Zoon) draagt (alle dingen door het woord zijner kracht), Hebreeën 1:3; 292. (Hij heeft uitnemender naam boven de engelen) ontvangen (en is ook evenzoveel machtiger geworden dan de engelen), Hebreeën 1:4; 293. (de Zoon zijn troon) is (in alle eeuwigheid), Hebreeën 1:8; 294. (de Zoon heeft gerechtigheid) liefgehad (en ongerechtigheid) gehaat, Hebreeën 1:9; 295. (God heeft de Zoon) gezalfd (met vreugdeolie boven zijn deelgenoten), Hebreeën 1:9; 296. (de Vader heeft de Leidsman van onze behoudenis door lijden heen) volmaakt (om vele zonen tot heerlijkheid te brengen), Hebreeën 2:10; 297. (Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden) zijn (allen uit één), Hebreeën 2:11; 298. (Jezus heeft op gelijke wijze als de kinderen Gods deel) gekregen (aan vlees en bloed), Hebreeën 2:14; 299. (om een getrouw en barmhartig hogepriester te worden is Jezus in alle opzichten gelijk) geworden (aan zijn broeders), Hebreeën 2:17; 300. (Hij heeft in verzoeking) geleden (en kan daardoor wie verzocht worden, te hulp komen), Hebreeën 2:18; 301. (wij) gaan (tot [de] rust in, wij die tot geloof gekomen zijn), Hebreeën 4:3; 302. (Zijn werken) zijn (vanaf de grondlegging der wereld gereed), Hebreeën 4:3; 303. (er) blijft (een sabbatsrust voor het volk van God), Hebreeën 4:9; 304. (het Woord Gods) is (levend, krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard), Hebreeën 4:12; 305. (het Woord Gods) dringt door en scheidt vaneen (ziel en geest, gewrichten en merg), Hebreeën 4:12; 306. (het Woord Gods) schift (overleggingen en gedachten des harten), Hebreeën 4:12 307. (geen schepsel is voor Hem) verborgen, Hebreeën 4:13; 308. (alle dingen) liggen (open en ontbloot voor de ogen van Hem voor wie wij rekenschap af te leggen hebben), Hebreeën 4:13; 309. (wij) hebben (een grote priester over het huis Gods, die de hemelen is) doorgegaan, Hebreeën 4:14; 310. (Christus heeft Zichzelf niet de eer) toegekend (hogepriester te worden), Hebreeën 5:5; 311. (Jezus) is (hogepriester naar de ordening van Melchisedek), Hebreeën 5:6; 312. (tijdens Zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen) geofferd (aan Hem die Hem uit de dood kon redden), Hebreeën 5:7; 313. (Hij is) verhoord (uit Zijn angst), Hebreeën 5:7; 314. (Hij heeft, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid) geleerd (uit hetgeen Hij heeft geleden), Hebreeën 5:8; 315. (Hij is voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil) geworden, Hebreeën 5:9; 316. (ieder, die nog van melk leeft) heeft (geen weet van de rechte prediking), Hebreeën 5:13; 317. (de vaste spijs) is (voor de volwassenen [Statenvertaling: volmaakten], die hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad), Hebreeën 5:14; 318. (God) is (niet onrechtvaardig, waardoor Hij eens bewezen diensten of de liefde die voor zijn naam getoond is, zou vergeten), Hebreeën 6:10; 319. (Abraham heeft, door geduld te oefenen, het beloofde) verkregen, Hebreeën 6:15;
http://www.hielema.net
6/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 320. (uit twee onveranderlijke dingen [Zijn raad èn Zijn eed] is de onveranderlijkheid van Gods raad) gebleken, Hebreeën 6:17; 321. (Abraham heeft van het beste van de buit een tiende) gegeven (aan Melchisedek), Hebreeën 7:4; 322. (uit een verandering van priesterschap) volgt (noodzakelijk een verandering van wet), Hebreeën 7:12; 323. (Jezus is priester) geworden (krachtens een onvernietigbaar leven), Hebreeën 7:16; 324. (Jezus) is (priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek), Hebreeën 7:17; 325. (de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte) gebracht, Hebreeën 7:19; 326. (thans wordt een betere hoop) gewekt (waardoor wij nader tot God komen), Hebreeën 7:19; 327. (de Here heeft) gezworen (en het zal Hem niet berouwen: Christus is priester in eeuwigheid), Hebreeën 7:21; 328. (Jezus is van een beter verbond borg) geworden, Hebreeën 7:22; 329. (Jezus kan volkomen) behouden (wie door Hem tot God gaan, daar Hij voor altijd leeft om voor hen te pleiten), Hebreeën 7:25; 330. (Jezus) is (heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven), Hebreeën 7:26; 331. (Jezus heeft eens voor altijd een offer voor de zonden) gebracht (toen Hij zichzelf ten offer bracht), Hebreeën 7:27; 332. (wij hebben een hogepriester, die) gezeten (is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen), Hebreeën 8:1; 333. (Jezus) is (de middelaar van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust), Hebreeën 8:6; 334. (het eerste verbond is niet onberispelijk) geweest, Hebreeën 8:7; 335. (Hij heeft het eerste verbond voor verouderd) verklaard, Hebreeën 8:13; 336. (wat veroudert en verjaart) is (niet ver van verdwijning), Hebreeën 8:13; 337. (Christus is met zijn eigen bloed door de grotere en meer volmaakte tabernakel eens voor altijd) binnengegaan (in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf), Hebreeën 9:11, 12; 338. (Christus heeft Zichzelf door de eeuwige Geest als een smetteloos offer aan God) gebracht, Hebreeën 9:14; 339. (Hij heeft ons) bevrijd (van de overtredingen onder het eerste verbond), Hebreeën 9:15; 340. (zonder bloedstorting) geschiedt (er geen vergeving), Hebreeën 9:22; 341. (de hemelse dingen zelf zijn) gereinigd (met betere offeranden), Hebreeën 9:23; 342. (Christus is) binnengegaan (in de hemel zelf om thans ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen), Hebreeën 9:24; 343. (thans is Hij éénmaal) verschenen (om door Zijn offer de zonde weg te doen), Hebreeën 9:26; 344. (het is de mensen) beschikt (éénmaal te sterven en daarna het oordeel), Hebreeën 9:27 345. (Christus heeft Zich éénmaal) geofferd (om veler zonden op Zich te nemen), Hebreeën 9:28; 346. (de wet) heeft (slechts een schaduw der toekomstige dingen, niet de gestalte dier dingen zelf), Hebreeën 10:1; 347. (het) is (onmogelijk dat het bloed van bokken of stieren zonden zou wegnemen), Hebreeën 10:4; 348. (krachtens de wil van God die Jezus gedaan heeft, zijn wij eens voor altijd) geheiligd (door het offer van het lichaam van Jezus Christus), Hebreeën 10:10; 349. (Jezus Christus is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd) gezeten (aan de rechterhand Gods), Hebreeën 10:12; 350. (door één offerande heeft Hij voor altijd hen) volmaakt (die geheiligd worden), Hebreeën 10:14; 351. (wij) bezitten (door het bloed van Jezus volle vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom), Hebreeën 10:19; 352. (Hij heeft ons door het voorhangsel, dat is zijn vlees, een nieuwe weg) ingewijd, Hebreeën 10:20; 353. (wij) hebben (een grote priester over het huis Gods), Hebreeën 10:21; 354. (Hij die) beloofd (heeft, is getrouw), Hebreeën 10:23; 355. (het geloof) is (de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet), Hebreeën 11:1; 356. (door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand is) gebracht, Hebreeën 11:3; 357. (wij) hebben (een grote wolk van getuigen rondom ons), Hebreeën 12:3; 358. (de Here) tuchtigt en kastijdt (ieder zoon die Hij aanneemt), Hebreeën 12:6; 359. (tucht) brengt (hun die erdoor geoefend zijn later een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid), Hebreeën 12:11; 360. (zonder de heiliging) zal (niemand de Here zien), Hebreeën 12:14; 361. (wij zijn) genaderd (tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen), Hebreeën 12:22; 362. (wij zijn) genaderd (tot God, de Rechter over allen), Hebreeën 12:23; 363. (wij) ontvangen (een onwankelbaar koninkrijk), Hebreeën 12:28; 364. (Jezus Christus) is (gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid), Hebreeën 13:8; 365. (de God des vredes heeft onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond) teruggebracht (uit de dood), Hebreeën 13:20; 366. 367. 368. 369. 370. 371. 372. 373. 374.
(de beproefdheid van ons geloof) werkt (volharding uit), Jakobus 1:3; (God) geeft (aan allen eenvoudigweg en zonder verwijt), Jakobus 1:5; (Hij heeft de kroon des levens) beloofd (aan wie Hem liefhebben en volharden), Jakobus 1:12; (God kan door het kwade) niet verzocht (worden en Hijzelf) brengt (ook niemand in verzoeking), Jakobus 1:13; (iedere gave, die goed, en elk geschenk dat volmaakt is) daalt (van boven neder, van de Vader der lichten), Jakobus 1:17; (bij Hem) is (geen verandering of zweem van ommekeer), Jakobus 1:18; (de toorn van een man) brengt (geen gerechtigheid voor God voort), Jakobus 1:20; (het Woord [=de logos]) is (in ons geplant), Jakobus 1:21; (wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid en daarbij blijft) zal (zalig zijn in zijn doen), Jakobus 1:25;
http://www.hielema.net
7/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 375. (indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, diens godsdienst) is (waardeloos), Jakobus 1:26; 376. (zuivere en onbevlekte godsdienst) is (omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren), Jakobus 1:27; 377. (God heeft de armen naar de wereld) uitverkoren (om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben), Jakobus 2:5; 378. (wie met aanzien des persoons handelt) doet (zonde en wordt door de wet overtuigd van overtreding), Jakobus 2:9; 379. (barmhartigheid) roemt (tegen het oordeel), Jakobus 2:13; 380. (geloof) is (indien het niet met werken gepaard gaat op zichzelf genomen, dood), Jakobus 2:17; 381. (de tong) is (een vuur, en de wereld der ongerechtigheid), Jakobus 3:6; 382. (de tong) is (iets dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in gang zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel), Jakobus 3:6; 383. (de tong) is (een onberekenbaar kwaad), Jakobus 3:8; 384. (de wijsheid van boven) is (rein, vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd), Jakobus 3:17; 385. (vriendschap met de wereld) is (vijandschap tegen God), Jakobus 4:4; 386. (de geest, die Hij in ons deed wonen) begeert (Hij met jaloersheid), Jakobus 4:5; 387. (God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen) geeft (Hij genade), Jakobus 4:6; 388. (wie kwaad spreekt van zijn broeder of hem oordeelt) spreekt (kwaad van de wet en oordeelt haar), Jakobus 4:11; 389. (blijkens het einde dat de Heer deed volgen op Jobs volharding) is (de Here rijk aan erbarming en ontferming), Jakobus 5:11; 390. (God heeft ons door de opstanding van Jezus Christus uit de doden) wedergeboren (doen worden), 1 Petrus 1:3; 391. (er is een onvergankelijke, onbevlekte, onverwelkelijke erfenis voor ons) weggelegd (in de hemelen), 1 Petrus 1:4; 392. (er wordt ons door de openbaring van Jezus Christus genade) gebracht, 1 Petrus 1:13; 393. (onze Vader) oordeelt (zonder aanzien des persoons naar ieders werk), 1 Petrus 1:17; 394. (wij zijn niet met vergankelijke dingen) vrijgekocht (van onze ijdele wandel, maar met het kostbare bloed van Christus), 1 Petrus 1:18, 19; 395. (wij zijn) wedergeboren (uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God), 1 Petrus 1:23; 396. (het woord des Heren) blijft (in der eeuwigheid), 1 Petrus 1:25; 397. (Hij) is (de levende steen, bij God uitverkoren en kostbaar), 1 Petrus 2:4; 398. (wij zijn een uitverkoren volk, een koninklijk priesterschap, een volk Gode ten eigendom om de grote daden te verkondigen van Hem die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht), 1 Petrus 2:9; 399. (wij) zijn (Gods volk, in zijn ontferming) aangenomen, 1 Petrus 2:10; 400. (Hij heeft zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout) gebracht, 1 Petrus 2:24; 401. (door zijn striemen zijn wij) genezen, 1 Petrus 2:25; 402. (de ogen des Heren) zijn (op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking), 1 Petrus 3:12; 403. (wie naar het vlees geleden heeft, is aan de zonde) onttrokken, 1 Petrus 4:1; 404. (de liefde) bedekt (tal van zonden), 1 Petrus 4:8; 405. (aan Jezus Christus) is (de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid), 1 Petrus 4:11; 406. (als de rechtvaardige ternauwernood) gered (wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?), 1 Petrus 4:18; 407. (God) geeft (de nederigen genade), 1 Petrus 5:5; 408. (de God van alle genade) zal (ons na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten), 1 Petrus 5:10; 409. (wij hebben door de gerechtigheid van onze God en Heiland, Jezus Christus, een kostbaar geloof) verkregen, 2 Petrus 1:1; 410. (zijn goddelijke kracht heeft ons met alles wat tot leven en godsvrucht strekt) begiftigd (door de kennis van Hem), 2 Petrus 1:3; 411. (Hij heeft ons) geroepen (door zijn heerlijkheid en macht), 2 Petrus 1:3; 412. (door Hem zijn wij met kostbare en zeer grote beloften) begiftigd (opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur), 2 Petrus 1:4; 413. (als wij onze roeping en verkiezing bevestigen) zullen (wij nimmer struikelen), 2 Petrus 1:10; 414. (door wie men overmeesterd is, diens slaaf) is (men), 2 Petrus 2:19; 415. (de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door het woord Gods als een schat) weggelegd (ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen), 2 Petrus 3:7; 416. (indien wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan) liegen (wij en doen de waarheid niet), 1 Johannes 1:6; 417. (wie zijn broeder liefheeft) blijft (in het licht en in hem is niets aanstotelijks), 1 Johannes 2:10; 418. (wie de wil van God doet) blijft (tot in eeuwigheid), 1 Johannes 2:17; 419. (dit is de belofte die Hij ons) beloofd (heeft: het eeuwige leven), 1 Johannes 2:25; 420. (welk een liefde heeft ons de Vader) gegeven (dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook)), 1 Johannes 3:1; 421. (Hij is) geopenbaard (opdat Hij de zonden zou wegnemen, en in Hem is geen zonde), 1 Johannes 3:5; 422. (hiertoe is de Zoon van God) geopenbaard (opdat Hij de werken des duivels verbreken zou), 1 Johannes 3:8; 423. (een ieder, die uit God geboren is) doet (geen zonde), 1 Johannes 3:9;
http://www.hielema.net
8/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) 424. (wij weten, dat wij) overgegaan (zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben), 1 Johannes 3:14; 425. (hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft) ingezet (; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten), 1 Johannes 3:16; 426. (wij hebben iedere geest, die Jezus niet belijdt) overwonnen, (want ... ) 1 Johannes 4:3, 4; 427. (Hij, die in ons is) is (meerder dan die in de wereld is), 1 Johannes 4:4; 428. (een ieder, die liefheeft, is uit God) geboren (en kent God), 1 Johannes 4:7; 429. (hierin is de liefde Gods jegens ons) geopenbaard (dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem), 1 Johannes 4:9; 430. (hierin is de liefde, dat God ons heeft) liefgehad (en zijn Zoon) gezonden (heeft als een verzoening voor onze zonden), 1 Johannes 4:10 431. (wij hebben de liefde) onderkend en geloofd (die God jegens ons heeft), 1 Johannes 4:16; 432. (al wat uit God geboren is) overwint (de wereld), 1 Johannes 5:4; 433. (dit is de overwinning, die de wereld) overwonnen (heeft: ons geloof), 1 Johannes 5:4; 434. (Hij) verhoort (ons, indien wij iets bidden naar Zijn wil), 1 Johannes 5:14; 435. (een ieder, die uit God geboren is) zondigt (niet), 1 Johannes 5:18; 436.
(Hij) kan (ons voor struikelen behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde), Judas 24;
437. 1:5; 438. 439. 440. 5:5; 441. 442.
(Jezus Christus) is (de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde), Openbaring (Hij heeft ons uit onze zonden) verlost (door zijn bloed), Openbaring 1:5; (Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader) gemaakt, Openbaring 1:6; (de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft) overwonnen (om de boekrol en de zeven zegels te openen), Openbaring (het Lam Gods is) geslacht (sedert de grondlegging der wereld), Openbaring 13:8; (het is) volbracht, Johannes 19:30.
Toelichting: Deze lijst met teksten is ontstaan uit een kortere lijst waarin alle dingen opgesomd werden, die in Christus aan ons gedaan zijn. In het verleden dus, waar niemand meer iets aan kan veranderen. En God Zelf zal daar niets meer aan veranderen. Daarna is de lijst verder uitgebreid met alle teksten uit het Woord, die feiten opsommen. Vandaar ook de woordspeling: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten. Krijgsverrichtingen slaat op wat Christus voor mij gedaan heeft, want Hij heeft voor mij gestreden tot in de dood. Volgens het woordenboek is een ‘krijgsverrichting’ een ‘wapenfeit’. En in dit tweede woord zit dan weer het woord ‘feit’, met andere woorden, de feiten waarmee ik de tegenstander te lijf ga en mijn eigen vlees in de dood houd, om de overwinning te behalen. Ik heb de waarde van deze feiten ontdekt, toen ik over de eerstgenoemde lijst had gemediteerd, en plotseling verzoekingen, waar ik nooit verweer tegen had gehad, op een ‘onzichtbaar’ schild zag afketsen en voor mij op de grond vallen. De verklaring leek voor de hand te liggen: ik had tot dan toe als het ware het borstschild der gerechtigheid met mijn bovenarmen en ellebogen op zijn plaats gehouden, waardoor mijn armen niet vrij waren om het schild des geloofs op te heffen en het Zwaard des Geestes te hanteren. Maar toen ik eenmaal aangegord was met de gordel der waarheid (Efeziërs 6:14, 1 Petrus 1:13), kon ik het Schild opheffen en de pijlen van verzoeking afweren! En het meest verwonderlijke was nog wel, dat ik dit spontaan deed en zonder erover nagedacht te hebben. Ik handelde eenvoudig intuïtief juist vanuit de nieuwe situatie, waarin het borstschild op zijn plaats zat en mijn armen waren vanzelf vrij om het schild op te heffen en het zwaard te gebruiken. Voor het overgrote deel van deze teksten geldt, dat de mens niet in de vergelijking voorkomt. Alles is immers gebouwd op het fundament dat God gelegd heeft, Jezus Christus, en alles wat de mens doet of kan, is gebaseerd op wat God voor hem voorbereid heeft. Wat wij in feite doen, wanneer wij over deze teksten mediteren, is onze wapenrusting in orde brengen. Zonder een volledige wapenrusting kunnen wij niet met succes de ‘testudo’ (=schildpad) vormen, want wanneer wij opgerukt zijn naar de poorten van de vijand, moet er altijd nog van man tot man geworsteld, gevochten worden tegen machten der duisternis (Efeziërs 6:12). Bovendien is het zo, dat alle andere onderdelen van de wapenrusting hun werkzaamheid krijgen via en vanuit deze ‘gordel der waarheid’. Ga maar na:
http://www.hielema.net
9/10
De gordel der waarheid, of: Zijn krijgsverrichtingen zijn mijn wapenfeiten! (zie toelichting onderaan) Als ik de teksten uitspreek, komt het zwaard uit mijn mond Als ik de teksten overdenk, zet ik daarmee de helm der redding op. Als dan de lendenen (van mijn verstand; 1 Petrus 1:13) omgord zijn, zit het borstwapen op zijn plaats en hef ik het schild des geloofs op. Strijdbaar door het zwaard des Geestes, met de helm op het hoofd kan ik dan getuigen dat de verlossing een feit is, waardoor mijn voeten geschoeid zijn om het goede nieuws te vertellen aan iedereen.
http://www.hielema.net
10/10