LANDBOUW IN TIJDEN VAN DURE AARDOLIE
De gevolgen van peak oil voor de voedselvoorziening Elias Verbanck
Inleiding Vandaag heeft ons eten de geur van petroleum. We hebben veel aandolie en aardgas nodig om eten op ons bord te krijgen. Met een landbouw en voedselvoorziening die afhankelijk is van een eindige energiebron die slechts uit een beperkt aantal landen aangevoerd wordt, zijn we kwetsbaar. Is het mogelijk om de wereld van voedsel te voorzien met minder fossiele brandstoffen en zo ook de broeikasgasuitstoot te beperken? De voedselvoorziening onder druk De wereldwijde vraag naar graan is niet te stuiten. Onze honger naar granen heeft meerdere oorzaken. Ten eerste komen er jaarlijks ongeveer 80 miljoen nieuwe aardbewoners bij. De VN voorspelt dat er tegen 2050 meer dan 9 miljard magen te voeden zijn. Ten tweede geven veranderde eetgewoonten de vraag naar granen en soja een boost. De stijgende welvaart in de economische groeilanden zorgt ervoor dat er meer vlees op tafel komt. Aangezien voor de productie van één kg vlees vele kilo’s graan of soja nodig zijn, betekent dit dat de akkerbouw een versnelling hoger moet. Een derde reden voor de toegenomen vraag naar granen is het omzetten van landbouwgewassen tot biobrandstoffen. In de VS gaat ruim één vierde van de maïsoogst naar de productie van biobrandstoffen1. Experts verwachten dat de landbouwproductie als gevolg van deze trends tegen 2050 zal moeten verdubbelen om aan de stijgende vraag naar granen te voldoen2. Een grondige blik op de aanbodzijde van de graanproductie laat echter vermoeden dat het zeer moeilijk zal worden om deze verwachting in te lossen. De landbouw lijkt vandaag al op een punt gekomen waarop het moeilijk is om aan de groeiende vraag naar graan te blijven voldoen. De productiviteitsstijging is de voorbije decennia geleidelijk afgenomen. Terwijl de wereldgraanproductie in de jaren 60 nog steeg met een fors jaargemiddelde van 3,6 %, was deze stijging tegen het einde van de twintigste eeuw al afgenomen tot een magere 0,6 % op jaarbasis3. Vandaag wordt de akkerbouw gekweld door heel wat kwalen. Watertekort, verzilting, bodemdegradatie en onvoorspelbare extreme weerfenomen zorgen voor tegenvallende oogsten. Het wordt een enorme uitdaging om de komende decennia de broodnodige stijging van de graanproductie te realiseren. Spanning tussen vraag en aanbod stuwt de graanprijzen de hoogte in. Tussen 2005 en 2008 verdrievoudigde de prijs van tarwe en maïs, rijst werd maar liefst vier keer duurder4. In minder welvarende landen, waar mensen een groot deel van het gezinsbudget aan voedsel besteden, zorgde dit voor ellende. Het aantal hongerigen in de wereld nam de voorbije jaren toe en overschreed de kaap van 1 miljard5. In 2007 en 2008 braken er, na de sprong van de prijs van granen, voedselrellen uit in een twintigtal landen. Vervolgens zakten de graanprijzen even waarna ze begin 2011 opnieuw tot een recordhoogte stegen. De gestegen voedselprijzen speelden een belangrijke rol bij de revoltes in de Magreb en het Midden-Oosten, de zogenaamde Arabische Lente. Onzekerheid over voedsel maakt de wereld zenuwachtig. Argentinië, Vietnam en Rusland, landen die we kennen als belangrijke exporteurs van granen, beslisten de voorbije jaren om de uitvoer
1
tijdelijk te beperken of op te schorten5. De overschoten en aanzienlijke voorraden die Europa vroeger had zijn er niet meer. Andere landen, die op eigen bodem onvoldoende voedsel kunnen telen voor hun bevolking, proberen beslag te leggen op overzeese landbouwgrond. Zuid-Korea kocht rechten op landbouwgrond in Soedan en Madagaskar. China least landbouwgrond in de Filipijnen en kocht de rechten om een gigantische oppervlakte grond te bewerken in Congo. Saudi-Arabië probeerde met maar liefst 11 landen afspraken te maken om land te kopen of te leasen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van een praktijk die bekend staat als ‘land grabbing’. Ook financiële speculanten willen een graantje meepikken, en proberen geld te verdienen aan de stijgende voedselprijzen. Speculeren op de zogenaamde ‘soft commodities’ is erg populair geworden. Meestal gaat het om derivaten, beleggingsproducten die de prijs van een onderliggend goed volgen. Bij deze beleggingsproducten wordt geen korrel fysiek graan verhandeld. Toch bestaat het risico dat de populariteit van aan voedsel gerelateerde beleggingsproducten de graanprijzen verder de hoogte in kan duwen. In een artikel dat in Trends verscheen wordt verwezen naar onderzoek waaruit blijkt dat financiële speculatie de voedselprijzen inderdaad verder opdrijft6. "Voedsel is opnieuw de zwakke schakel van onze beschaving", stelt Lester Brown van 'The Earth Policy Institute'. Met de hierboven genoemde elementen is de situatieschets niet af. In de toekomst zal ook het gebrek aan essentiële grondstoffen onze voedselvoorziening op de proef stellen: fosfaattekort, watertekort en aardolietekort. In dit artikel worden de gevolgen van schaarse en dure olie voor de voedselvoorziening bekeken.
De landbouw is een olieslokop Moderne landbouw is hoogproductief. De opbrengsten van mais, rijst en tarwe zijn meer dan verdubbeld sinds de jaren 50. De modernisering en rationalisatie van de landbouw had echter zijn prijs: het hoog energieverbruik. Vandaag wordt er in de landbouw 50 keer meer energie gebruikt dan enkele eeuwen geleden. Moderne landbouw is afhankelijk van grote hoeveelheden goedkope aardolie en aardgas. Onze moderne tractoren bijvoorbeeld kunnen in één uur de hoeveelheid land ploegen waar een paard vroeger een hele dag voor moest zwoegen. Deze droom is werkelijkheid geworden dankzij aardolie. In de hele keten van productie tot verwerking van voedsel komen we fossiele energiebronnen tegen. Irrigatie en drainage: om het waterpeil te regelen in functie van gewasgroei zijn installaties nodig die een hoge energie-input vragen. Kunstmest: om het land vruchtbaar te houden maken landbouwers gebruik van kunstmeststoffen. Het productieproces van kunstmest, waarvoor vooral aardgas gebruikt wordt, is de grootste energieslokop binnen de landbouwsector. Maar liefst 5% van het wereldwijde aardgasverbruik gaat naar de productie van kunstmest7. Grondbewerking: een ploeg door de grond trekken vraagt een enorme trekkracht. Het land bewerken met zware landbouwmachines met een groot motorvermogen slokt vele liters olie op. Vandaag wordt de energie voor landbouwvoertuigen nog steeds uitsluitend door aardolie geleverd. Gewasbeschermingsmiddelen: de biociden die landbouwers gebruiken om de gewassen te beschermen tegen plagen en ziektes zijn eveneens gemaakt uit fossiele brandstoffen. Glastuinbouw: bij ons in België en Nederland is met name de gastuinbouw een grote energie slokop. Drogen, verwerken en verpakken: nadat het voedsel geoogst is, moet het nog gedroogd, verwerkt en verpakt worden. Drogen en verwerken vragen onvermijdelijk energie. De plastieken verpakkingen van ons voedsel zijn, alweer, gemaakt uit petroleumproducten.
2
Transport: het olieverbruik voor transport over gigantische afstanden die kenmerkend is voor onze gemondialiseerde voedselmarkt is enorm. Huishoudelijk verbruik: de laatste stap in de keten, onze koelkast en ons kookvuur thuis, drijven de energiekost van wat we eten verder op. Energieverbruik op boerderijen in de VS John Miranowski, 20058
Uit een studie uitgevoerd in de VS bleek dat voor moderne landbouwproductie maar liefst 1000 liter aardolie per hectare per jaar nodig is9. Ooit zag ik een afbeelding van een man die aan de eettafel een bord olie zat op te lepelen. Een dergelijke absurde prent geeft een realiteit weer waar we zelden bij stilstaan. Voor elke calorie voedsel die we consumeren zijn in het productieproces 10 calorieën fossiele energie verbruikt2. Met het hoge verbruik van fossiele brandstoffen blaast de landbouwsector ook een grote hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer. Volledigheidshalve voeg ik er aan toe dat naast het gebruik van fossiele brandstoffen ook vee, mest en bepaalde bodemprocessen voor belangrijke niet energiegerelateerde broeikasgasemissies zorgen. Mondiaal gezien is de landbouwsector goed voor 13,5% van de totale broeikasgasuitstoot10. Dit is ongeveer evenveel als de uitstoot van de transportsector. Als we praten over uitstootreducties van broeikasgassen mogen we de landbouwsector dus zeker niet vergeten. Met aardolie is onze landbouw en voedselvoorziening afhankelijk van een eindige energiebron. De voorbije jaren zijn de energieprijzen sterk gestegen. De vlucht van de olieprijs is het meest frappant. Vooraleer een vat van eigenaar verandert moet vandaag een vijf keer hogere prijs betaald worden dan pakweg tien jaar geleden. Landbouwers voelen de gestegen olie- en energieprijzen als ze motorbrandstoffen en kunstmest aankopen. Laten we bij wijze van gedachtenexperiment eens uitgaan van een extreme situatie waarbij zich een echte oliecrisis voordoet. Wat zou er met onze voedselvoorziening gebeuren als olie schaarser en nog veel duurder wordt? Er zijn plekken op de wereld waar dat in het verleden al gebeurd is en waar de bevolking, als ervaringsdeskundige, u meer kan vertellen over deze omstandigheden.
3
Extreme olietekorten en landbouw Toen het Warschaupact nog bestond, voorzag moeder Rusland haar satelietnaties van energie en grondstoffen. Gigantische hoeveelheden aardolie en aardgas werden uitgevoerd naar politiek bevriende landen die minder grote bodemrijkdommen hadden. Toen de Sovjet-Unie begin jaren 90 uit elkaar viel verschrompelde de uitvoer van olie, gas en andere grondstoffen naar de voormalige begunstigden. Voor landen die jarenlang als een zuigeling door een navelstreng met aardolie uit Rusland gevoed werden, zorgde het losknippen hiervan voor grote problemen. De crisis die ontstond affecteerde alle facetten van de economie en samenleving, niet in het minst de landbouw. Noord-Korea Voor de val de Sovjet-Unie importeerde Noord-Korea de meeste aardolie uit Rusland; China en Iran zorgden voor de overige import. Door het uiteenvallen van de USSR nam de import van aardolie vanuit Rusland af met maar liefst 90 %. Hierdoor moest Noord-Korea zich staande proberen te houden met een aardolierantsoen dat slechts 40% bedroeg van wat voor de crisis normaal was11.Voor de hele economie, maar ook voor de landbouw had dit grote gevolgen. Uit schattingen blijkt dat de hoeveelheid diesel die Noord-Korea beschikbaar had voor landbouwvoertuigen verminderde van 120 000 ton per jaar naar 25 000 a 35 000 ton per jaar11. Noord-Korea vervaardigde reeds voor het uitbreken van de crisis 80 tot 90 % van de kunstmest in eigen land. Voor de grote hoeveelheid energie die hiervoor nodig is, deed het land beroep op steenkool uit eigen bodem. Als gevolg van de energiecrisis moest Noord- Korea haar beschikbare steenkool verdelen over de staalindustrie, de opwekking van elektriciteit, de verwarming van gebouwen en de productie van kunstmest. Het energietekort gaf de productie van kunstmest een knauw. Zelfs met enige import uit het buitenland kon Noord-Korea niet eens over 25% van de benodigde hoeveelheid kunstmest beschikken. De chemische bodemvruchtbaarheid kon niet op peil gehouden worden en landbouwproductie nam af. Door de energietekorten lagen pompen die landbouwpercelen moesten draineren en/of irrigeren her en der stil. De rijstteelt ondervond grote hinder. De plattelandsbevolking die geconfronteerd werd met gebrek aan elektriciteit en steenkool voor het huishouden begon hout, mest en organisch afval van het boerenland te gebruiken om te koken en het huis te verwarmen. Zo werd het land na kunstmest ook van het 'natuurlijke' organische materiaal waarmee een bodem vruchtbaar gehouden kan worden, beroofd. Erosie en bodemdegradatie waren het voorspelbare gevolg. Tot overmaat van ramp werd Noord-Korea tijdens de kritieke jaren ook nog eens getroffen door enkele natuurrampen. De voedselvoorziening kwam verder onder druk te staan. Ondanks acute signalen dat voedselproductie onder de gegeven omstandigheden anders moest, hield de overheid vast aan de industriële landbouw. De autoritaire elite die zelfbehoud liet primeren op de belangen van de bevolking maakte de desastreuze mix compleet. Een geïndustrialiseerde natie gleed af tot hongersnood. Noord-Korea moest, zeer tegen haar zin, beroep doen op buitenlandse noodhulp. Internationale hulpverleners die het land bezochten maakten melding van schokkende taferelen. Langs de kant van de weg lagen lijken van verhongerde mensen met gras of boombast in de mond. Zelfs soldaten, die voorrang kregen bij de voedselbedeling, waren slechts vel over been. Volgens congresleden van de VS stierven er midden jaren 90 in Noord-Korea tussen de 900 000 en 2,4 miljoen mensen de hongerdood12. Zonder internationale hulp op het vlak van voedsel- en energievoorziening was alles nog erger geweest.
4
Cuba Door het verlies van de import uit de ingestorte Sovjet-Unie kwam Cuba begin jaren 90 in ongeveer dezelfde situatie terecht als Noord-Korea. Cuba had een sterk gemechaniseerde en in belangrijke mate op export gerichte landbouw, met suiker, tabak en citrusvruchten als belangrijkste handelswaar. Het land importeerde bijna alle aardolie uit het Sovjetblok. Daarnaast voerde het ook grote hoeveelheden voedsel, kunstmest, pesticides en diervoeder in uit geallieerde landen. In 1992 viel, bruusk, 85 % van de handel weg. De landbouw verloor 80 % van haar beschikbare hoeveelheid kunstmest, biociden en diervoerder11. De olie-import vanuit de SovjetUnie verminderde met maar liefst 90%13. De landbouwsector moest zien rond te komen met de helft van de voorheen beschikbare hoeveelheid aardolie. In 1994 kon de Cubaanse landbouw 45 % minder voedsel verbouwen dan in 1990. Omdat ook de import van voedsel met de helft verminderd was, werd de Cubaanse voedselvoorziening kritiek. Een Cubaan zag zijn gemiddelde dagelijkse calorieopname terugvallen van 2900 calorieën in 1989 tot 1860 calorieën in 199511. Naar deze periode wordt gerefereerd als de 'special period'. Cuba heeft getracht om de crisis te bezweren door de focus te verleggen van export gerichte landbouw naar zelfvoorziening. Het land beschikte over degelijke agrarische onderzoeksinstituten, met goede wetenschappers en veel kennis. Hier was voor de crisis al onderzoek gedaan naar biologische landbouw, agro-ecologie en andere alternatieve methodes om voedsel te telen. Technieken zoals tussenteelten, teeltrotatie, bio-pesticiden, bio-meststoffen en het inzetten van dieren, werden toen de crisis uitbrak verspreid van de onderzoeksinstituten naar het boerenland. Land werd herverdeeld en waar nodig opgedeeld in kleinere eenheden. Grote staatsbedrijven werden hervormd. Nieuw opgerichte eenheden van coöperatieve productie moesten voor een hogere productiviteit zorgen. In deze eenheden werd de nadruk gelegd op zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid, en prestatiegerichte verloning. Naast de werking van de coöperatieve units werd er ook land van de staat geprivatiseerd. Ook in de steden werd voedsel verbouwd. Er werden verspreid over de stad moestuinen aangelegd. Deze mini akkertjes waren bijzonder productief, met opbrengsten van 6 tot 30 kg voedsel per vierkante meter11. Op die manier konden stadsbewoners gedeeltelijk voor hun eigen voedselvoorziening instaan. Er zijn verhalen over bewoners van Havana die zelfs daken en vensterbanken inzetten als mini-tuin. Op lokale markten kon de oogst verhandeld worden. De overheid heeft vele van de hierboven genoemde initiatieven geïnitialiseerd en ondersteund. Daarnaast zette de staat een voedselprogramma op. Kwetsbare groepen als ouderen, kinderen en zwangere vrouwen kregen bijzondere aandacht. Een grootschalig systeem van voedseldistributiekaarten garandeerde een basisrantsoen voor iedereen. Hierdoor bleef de bevolking relatief rustig gegeven de omstandigheden. De Cubanen hebben een moeilijke tijd gekend, maar geen hongersnood zoals in Noord-Korea. Tegen eind jaren 90 was het gevaar geweken en was de voedselproductie sterk verhoogd, al had ze nog niet het peil bereikt van eind jaren 80. Met een slimme aanpak, flexibiliteit, daadkracht en solidariteit hebben de Cubanen een olie- en voedselcrisis het hoofd geboden. De 'special period' is een voorbeeld van hoe op korte termijn een olie-afhankelijke landbouw, met hoge input, omgevormd kan worden tot een zelfvoorzienende landbouw met weinig input en laag olieverbruik.
5
Peak oil: de langdurige oliecrisis De voorbije drie jaar is de prijs van een vat Brent olie boven de 100 dollar blijven fluctueren. Dit is hoog. Zeer hoog zelfs, rekening houdend met de economische malaise en de verminderde vraag naar aardolieproducten die daarmee gepaard gaat. Hoeveel zou een vat olie kosten als de wereldeconomie zich in een periode van stevige groei zou bevinden? Peak oil Sinds ongeveer 2005 is de wereldwijde olieproductie nauwelijks gestegen ondanks de hoge olieprijzen. De voorbije jaren zijn er steeds meer rapporten verschenen waarin voorspeld wordt dat het huidige wereldwijde olieproductieniveau van ruim 90 miljoen vaten per dag niet lang meer gehandhaafd zal kunnen worden14 15 16 17. Naar het punt waarop de wereldwijde olieproductie haar maximum bereikt waarna ze geleidelijk afneemt wordt verwezen met de term ‘peak oil’. De wereld haalt haar olie vandaag grotendeels uit een relatief beperkt aantal grote oude olievelden met een dalende productie. In 2008 maakte het Internationaal Energie Agentschap de resultaten van een studie naar ruim 800 belangrijke olievelden bekend. Deze studie bracht aan het licht dat veel olievelden hun productiepiek voorbij zijn en dat de productieafname alarmerend hoog is. De bestaande olieproductiecapaciteit neemt af met 4,7 % per jaar14. Dit betekent dat zonder het opstarten van nieuwe olieprojecten, de dagelijkse olieproductie over een jaar 4 miljoen vaten lager zou liggen dan vandaag. De olie-industrie bevindt zich bijgevolg in een wetloop om nieuwe projecten op te starten. Er moet snel en veel aardolie op de markt gebracht worden alleen maar om de teruglopende productie in de oude velden te compenseren. Bij gebrek aan beter moet hiervoor in toenemende mate beroep gedaan worden op moeilijk te ontginnen olie met een hoge productiekost: teerzand olie, olie uit diep water, zware olie, schalieolie en dergelijke. De uitdaging is enorm: vanaf nu heeft de wereld elke vier jaar een bijkomende productiecapaciteit nodig vergelijkbaar met die van Saudi-Arabië enkel om de olieproductie op het huidige peil te houden18. Wanneer deze nieuwe productiecapaciteit niet volstaat om het verlies in de bestaande velden te compenseren zakt de wereldwijde olieproductie. Op dat moment spreken we van 'peak oil'. Wanneer we peak oil mogen verwachten is moeilijk te voorspellen. De lijst met studies die aangeeft dat dit het geval zal zijn in de loop van dit decennium is lang14 15 16 17. Na het peak oil moment zou de wereldwijde olieproductie met 2 tot 5 % per jaar zakken. Afnemende olie-export Het gaat niet alleen om de hoeveelheid olie die uit de grond komt, maar evenzeer over wie ze consumeert. De klassieke grootverbruikers als de VS, Europa, Canada, Australië en Japan moeten nu al delen met nieuwe economische machten als China, India, Brazilië. Maar belangrijker is dat in de olieproducerende landen de binnenlandse vraag naar aardolie snel stijgt. Veel olieexporterende landen kennen zowel een groeiende bevolking als een stijgende levensstandaard, wat aanleiding geeft tot een sterk stijgend binnenlands olieverbruik. Hierdoor kunnen deze landen een kleiner aandeel van de olie die ze oppompen op de wereldmarkt aanbieden. In 2008 publiceerde de Britse denktank Chatham House de resultaten van een studie waarin dit fenomeen onder de loep genomen wordt19. Een stagnerende of afnemende olieproductie in combinatie met een expanderende binnenlandse consumptie leidt onvermijdelijk tot verminderde export van aardolieproducten. Heel wat olieproducerende landen zitten nu al in deze situatie en de andere oliestaten zullen de komende decennia volgen. Zonder ingrepen om de huidige trend te keren verwacht Chatman House dat de helft van de olie-exporterende landen tegen 2030 geen druppel olie meer kunnen exporteren. Tegen ongeveer 2040 zou zelfs de grootste olieproducent,
6
Saudi-Arabië, geen aardolie meer op de wereldmarkt brengen. Het logische gevolg van deze evoluties is dat olie-importerende landen de komende twintig jaar met veel minder olie zullen moeten leren leven. Aardgas De toestand voor aardgas is ambivalent. Enerzijds zijn er voorspellingen dat het peak gas moment zich al tussen 2020 en 2030 zou kunnen voordoen. Hierbij komt dat de productie van gasvelden die over hun piek zijn veel sneller terugloopt dan die van aardolievelden. Naar de hoge ‘decline rates’ van gas wordt soms gerefereerd als de 'gas cliff'. Anderzijds zijn er ontwikkelingen in de gaswereld die nieuwe bronnen beschikbaar maken. Zo is er de techniek van ‘fracking’ waarbij gas uit gesteente gehaald wordt door het gesteente te kraken. Dit gebeurt door onder grote druk een mengsel van water, zand en chemicaliën in het boorgat te pompen. Hierdoor kunnen schaliegasvoorraden in productie gebracht die tot over enkele jaren niet ontginbaar waren. Ook vloeibaar gemaakt gas (LNG) opent nieuwe markten in de gaswereld. De toekomst van de gasvoorziening inschatten is dan ook moeilijk. Het Internationaal Energie Agentschap is optimistisch en spreekt van 'a golden age of gas'. Anderen zijn pessimistisch en houden vast aan ‘peak gas’. De revolutie in de schaliegasontginning in de VS geeft aan dat het gaslicht nog niet meteen uit gaat. In Europa is gas veel duurder, zo duur zelfs dat het onrendabel is om elektriciteit op te wekken met gas. De hardnekkig hoge gasprijzen in Europa laten zien dat veelvuldig beschikbaar goedkoop gas geen vanzelfsprekendheid is waarop we kunnen rekenen. Dure energie ‘Peak oil’ veroorzaakt geen acute hevige crisis zoals in Noord-Korea of Cuba (tenzij de olieschaarste zou uitmonden in een groot internationaal conflict). Waar we ons wel aan mogen verwachten is een situatie waarbij het aanbod van aardolie de vraag niet meer kan volgen. De aardolieprijzen zullen, met uitzondering van periodes van economische recessie, verder stijgen. Ook andere energiedragers zullen tegen hogere prijzen verhandeld worden. Energie wordt te duur voor business as usual. Als we een iets verder vooruit kijken, bijvoorbeeld 2050, gaat het allemaal veel verder dan een bezorgdheid over energieprijzen. Fossiele brandstoffen zullen schaars geworden zijn. Het klimaatsysteem zal ontwricht en onstabiel zijn (tenzij we nu onze energievoorziening snel omvormen). Het is onze generatie die voor de grote uitdaging staat om te leren leven met veel minder fossiele brandstoffen. Onze voedselvoorziening, waarvoor we in belangrijke mate op fossiele brandstoffen aangewezen zijn, is hierbij een belangrijke component.
Effecten van 'peak oil' op de landbouw Olieschaarste raakt de fundamenten van ons modern landbouw- en voedselsysteem. Hoe kunnen we onze bodems vruchtbaar houden wanneer uit gas vervaardigde kunstmeststoffen onbetaalbaar worden? Hoe gewassen te beschermen tegen ziektes en plagen zonder uit olie of gas gemaakte biociden? Wat met grondbewerking als op aardolie aangedreven landbouwmachines geen optie meer zijn? Kunnen we een gemondialiseerd voedselsysteem met transport over vele duizenden kilometers overeind houden? Wat met verwerking, verpakking en koeling van voedingswaren als fossiele energiebronnen schaars en duur worden? Omdat aardolie en aardgas hoofdrolspelers zijn in de landbouwpraktijk zal de productiekost van voedsel toenemen. Dit beïnvloedt in eerste instantie de akkerbouw. Maar aangezien hierdoor ook diervoeders duurder worden, zal dit ook impact hebben op de prijs van het vlees. Het is mogelijk dat door de oplopende productiekosten het inkomen van de landbouwer verder onder druk zal komen. De transportkost zal toenemen waardoor het vervoer een groter aandeel
7
zal innemen van de kostprijs van levensmiddelen. Een stijging van de winkelprijs als gevolg van toegenomen productie- en transportkosten lijkt onvermijdelijk. Schaarse dure olie heeft ook nog via een andere weg impact op onze voedselvoorziening, namelijk via de productie van biobrandstoffen. Van zodra de waarde van graan als brandstof de waarde van graan als voedsel overstijgt, zal het voor de markt winstgevender zijn om graan te gebruiken als brandstof dan als voedsel. Vandaag gaat reeds een vierde van de mais die in de VS geproduceerd wordt naar biobrandstof5. Naarmate de olieprijs verder stijgt, dreigt dit aandeel alleen maar groter te worden. Hierdoor ontstaat er competitie tussen energie en voedsel, eenvoudig voorgesteld tussen rijden door de rijken of eten door de armen. Met de benodigde hoeveelheid mais voor de productie van 100 liter brandstof op basis van ethanol, kan een persoon zich een jaar lang voeden4. Dit is een controversieel gegeven waar ethische vragen aan vast hangen. Het belang van aardolie in de voedselvoorziening en de productie van biobrandstoffen zorgen ervoor dat onze graanprijzen in sterke mate samenhangen met de olieprijs. De correlatie tussen de olieprijs en de voedselprijs is, zoals onderstaande grafiek laat zien, treffend.
Gail Tverberg. Our Finite World20 Een verdere stijging van de olieprijs zal er voor zorgen dat we dieper in onze buidel moeten tasten om onze maag te vullen. Voor ons in de westerse wereld betekent dit dat we een voelbaar hogere rekening krijgen aan de kassa van de supermarkt. Voor de minder gefortuneerde helft van de wereldbevolking die met enkele dollars per dag moet rondkomen en het grootste deel van het gezinsinkomen aan voedsel moet uitgeven, is dit een regelrechte ramp. Zij dreigen simpelweg met een lege maag achter te blijven. De komende langdurige oliecrisis plaatst ons, afgezien van grote geopolitieke schokken, niet voor een acute voedselcrisis zoals in Noord-Korea en Cuba. Wel zal de productiekost van landbouwproducten stijgen als gevolg van duurdere olie (en gas). Op korte en middenlange termijn is het waarschijnlijk dat het gewicht van de energieprijzen de markt zal sturen in de richting van efficiëntere productiemethodes en kortere ketens (minder transport). Op langere termijn zullen we echter hetzelfde probleem moeten oplossen als de Koreanen en Cubanen. We zullen moeten leren leven en eten zonder aardolie. Onze landbouwmethoden zullen de komende decennia grondig wijzigen. Het is denkbaar dat het benutten van nieuwe (hernieuwbare)
8
energiebronnen in combinatie met nieuwe technologieën de oplossing vormen. Maar het is evengoed mogelijk dat de moderne industriële landbouw, in de vorm waarin we die nu kennen, een tijdelijk gegeven is.
Oplossingen Wellicht bestaat er geen eenvoudige pasklare oplossing om onze voedselvoorziening onafhankelijk te maken van fossiele brandstoffen. Wel kunnen een hele reeks maatregelen genomen worden die het energie- en olieverbruik van onze landbouw terugdringen. Daarnaast zijn ook ingerepen mogelijk die onze voedselvoorziening in het algemeen efficiënter maken, waardoor de negatieve impact van de hoge olieprijzen op de landbouw vermindert. A. Energiegerelateerde maatregelen Verstandig omgaan met biobrandstoffen: Biobrandstoffen houden risico's in op het vlak van voedselvoorziening en milieu, maar bieden tegelijk ook kansen. Biobrandstoffen kunnen helpen om op een milieuvriendelijke manier het tekort aan fossiele brandstoffen op te vangen en tegelijk nieuwe mogelijkheden scheppen voor de land- en bosbouwsector. Het onderscheid tussen bedreiging en kans zit hem vooral in de bron waaruit de brandstoffen gemaakt worden. Biobrandstoffen van de eerste generatie worden gemaakt uit voedselgewassen. De tweede generatie biobrandstoffen worden geproduceerd uit niet eetbare planten(delen): hout, stengels van landbouwgewassen, grassen en allerhande afval. Algen vormen de basis voor de derde generatie biobrandstoffen. Omdat er mais, suikerriet, koolzaad, palmolie enzovoort nodig zijn om biobrandstoffen van de eerste generatie te produceren, zijn deze brandstoffen een concurrent van de voedselvoorziening en duwen ze de voedselprijzen omhoog. Bovendien is er op grote schaal ontbost voor de aanleg van plantages met energiegewassen. Om de voedselprijzen in de hand te houden en de laatste bos- en natuurgebieden te sparen is het beter niet verder in te zetten op deze biobrandstoffen. Zelfs als we dat wel zouden doen is er niet genoeg land beschikbaar. Volgens een artikel dat in Scientific American verscheen is er eenvoudigweg onvoldoende land beschikbaar om zelfs maar aan 10 % van de mondiale behoefte aan vloeibare brandstoffen te voldoen met biobrandstoffen van de eerste generatie21. Biobrandstoffen van de tweede generatie conflicteren niet met de voedselvoorziening en hebben een veel beter milieurapport. Ze hebben echter ook belangrijke nadelen. Hout en plantafval bevatten veel cellulose. Cellulosemoleculen zijn moeilijk afbreekbaar waardoor het moeilijk is om de energie eruit vrij te maken. De energiekost nodig voor de productie van biobrandstoffen is hoog, waardoor de energiebalans (energy return on energy investment) ongunstig is. De bouw van de installaties om deze biobrandstoffen te produceren vraagt grote investeringen, wat de kostprijs van de brandstof opdrijft. Wellicht zullen er door de teruglopende aardolieproductie en de stijgende prijzen, ondanks de nadelen, wel prikkels zijn om verder in te zetten op de tweede generatie biobrandstoffen. De derde generatie biobrandstoffen, vervaardigd uit algen, bevinden zich nog in een onderzoeksfase. Dit proces zou behoorlijk energie-efficiënt kunnen zijn aangezien algen fantastische groeiers zijn. Op een relatief kleine oppervlakte kan veel brandstof uit algen gehaald worden. Bovendien zijn er algensoorten die ook in zout water kunnen groeien. Op basis van de huidige inzichten lijkt het erop dat de prijzen van fossiele brandstoffen eerst nog zullen moeten stijgen vooraleer brandstoffen uit algen een kans maken om op de markt te verschijnen.
9
Concluderend kunnen we stellen dat biobrandstoffen een rol kunnen spelen bij het afbouwen van ons verbruik van aardolie. Belangrijk hierbij is dat de eerste generatie biobrandstoffen, die ten koste gaat van ons voedsel, zoveel mogelijk vermeden worden. Een olie-efficiënte landbouwpraktijk Ook de landbouwproductie zelf kan met minder fossiele brandstoffen. Minder ploegen Vloeibare brandstoffen blijven de beste energiedrager om de zware trekkrachten te leveren die nodig zijn om de grond te bewerken. Daarom lijkt het weinig waarschijnlijk dat er in de praktijk bruikbare tractoren op waterstof of elektriciteit op de markt zullen komen. Het aantal grondbewerkingen beperken ligt veel meer voor de hand. En dat is mogelijk. Met zogenaamde 'low tillage agriculture' en 'no tillage agriculture' wordt het ploegen tot een minimum beperkt of helemaal weggelaten waardoor het olieverbruik van de landbouw sterk vermindert. Bij deze praktijken wordt het nieuwe zaaigoed ingeplant in een nauwe sleuf getrokken in een onbewerkte, met gewasresten bedekte, bodem. De Een ploeg door de grond trekken vraagt veel energie achtergebleven gewasresiduen beschermen tevens de bodem. Deze techniek wordt al in heel wat landen toegepast. Argentinië is de wereldleider, meer dan de helft van de boerderijen maakt er gebruik van deze technieken2. Minder kunstmest Ter vervanging van kunstmest kunnen groenbemesters en organische meststoffen gebruikt worden om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Planten van de vlinderbloemenfamilie (bv lupines-, wikkes- en klaversoorten) zijn zeer geschikt als groenbemester omdat ze stikstof invangen. Dit gebeurt door bacteriën die zich in de wortelknollen bevinden en stikstof uit de atmosfeer halen. Organische meststoffen kunnen zowel dierlijke mest, gewasresten, compost of andere afval van organische oorsprong zijn. Deze bevatten plantenvoedende elementen zoals stikstof, fosfor en kalium. Het gebruik van groenbemesters en organische meststoffen is niet alleen belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid maar, heeft ook een positief effect op de bodemstructuur, de vochthuishouding en het bodemleven22. Een ander voordeel is dat het organisch stofgehalte in de bodem verhoogt als gevolg van het gebruik van groenbemesters en organische meststof. Zo wordt koolstof vastgelegd in de bodem (organisch materiaal bestaat voornamelijk uit koolstof). Dit is zeer relevant in het licht van de klimaatproblematiek. Door het organische stofgehalte in de bodems op te bouwen wordt de toename van CO2 in de atmosfeer afgeremd. Er zit mondiaal twee maal zo veel koolstof in de bodem opgeslagen als in de atmosfeer22, wat aangeeft dat bodems een belangrijk stuk zijn in de grote klimaatpuzzel. Minder biociden Ook het verbruik van uit fossiele brandstoffen vervaardigde biociden moet naar beneden om tot een olie-efficiënte landbouw te komen. Het is denkbaar dat de chemische industrie in de toekomst gewasbeschermingsmiddelen zal ontwikkelen op basis van een andere grondstof dan
10
petroleum of aardgas. Het is echter ook mogelijk dat de landbouw in de toekomst met minder pesticiden zal werken. Een aanvaardbare oogst realiseren zonder of met veel minder biociden is niet eenvoudig. Biociden enkel curatief en niet preventief gebruiken kan een eerste stap zijn. Ook technieken als gewasrotatie, het benutten van natuurlijke vijanden van pestsoorten en gewasveredeling met het oog op betere resistentie van planten tegen ziektes en plagen kunnen helpen om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen af te bouwen. Precisielandbouw Ook moderne technologische ontwikkelingen kunnen helpen om het verbruik van aardolie en aardgas te verminderen. Door middel van sensoren, GPS en computertechnologie is het mogelijk om enkel te bemesten, te bespuiten en te besproeien op momenten en op de locaties waar het nodig is. Met precisielandbouw kan een even hoge of zelfs hogere opbrengst gehaald worden met minder bestrijdingsmiddelen, meststoffen en water. Indien deze technolgieën wijd verspreid raken bij de landbouwers zal dit een gunstig effect hebben op het energieverbuik van de landbouwsector. Andere manieren om voedsel te produceren ontwikkelen Verder is het belangrijk om naast het energie-efficiënter maken van de klassieke landbouwmethodes ook te experimenteren met alternatieve manieren van voedsel produceren waarbij minder olie en gas om de hoek komen loeren tijdens het productieproces. Het dichtst bij de klassieke methodes aanleunend is de biologische landbouw waarbij geen biociden en kunstmeststoffen gebruikt worden. Minder conventioneel zijn creatieve manieren om aan onze voedselbehoefte te voldoen zoals permacultuur, stadslandbouw en agroforestry. Vandaag worden deze methodes niet altijd voldoende au sérieux genomen terwijl ze op het vlak van milieu en energie-efficiëntie belangrijke voordelen hebben. Meer onderzoek naar deze methodes en hun toepassingsmogelijkheden is nodig. Lokaal voedsel Door lokaal geproduceerd voedsel te eten wordt de energetische kost van ons voedsel enorm teruggedrongen. Met het inkorten van de afstand tussen producent en consument worden ook de energieverliezen door transport gereduceerd. Ook het energieverbruik voor koeling vermindert. Meer lokaal voedsel impliceert ook dat mensen meer seizoensgebonden gaan eten. Wie nog verder gaat en bijvoorbeeld voedsel uit een lokale moestuin eet, kan niet alleen de energetische kost voor transport en koeling volledig uitschakelen maar ook het uit aardolie vervaardigde verpakkingsmateriaal. Dit is niet onbelangrijk omdat het verpakkingsmateriaal een opmerkelijk hoge energiekost vertegenwoordigt. B. Voedsel algemeen Naast een verstandig beleid op het vlak van biobrandstoffen en een aardolie-efficiënter productieproces zijn er ook een aantal algemene wijzigen mogelijk in de manier waarop we met landbouw en voedsel omgaan die in tijden van afnemende beschikbaarheid van fossiele energiebronnen onze voedselvoorziening kunnen ondersteunen. Meer aandacht voor familiale landbouw in ontwikkelingslanden Vooreerst moet landbouw, voedsel en honger in de wereld hoger op de politieke agenda komen. Vooral in ontwikkelingslanden kan met relatief kleine ingrepen en bescheiden investeringen de opbrengst verhoogd worden. De Wereldbank gaf in 2007 een kritisch rapport uit waarin werd geconcludeerd dat internationale organisaties en Afrikaanse regeringen arme Afrikaanse boeren onvoldoende gesteund hebben en de landbouw jarenlang hebben verwaarloosd4. Olivier De Schutter, VN-voedselrapporteur, uitte in een interview met de krant De Tijd een gelijkaardige visie: "De waarheid is dat Afrikaanse boeren sinds de jaren 80 volledig aan hun lot zijn
11
overgelaten". Hij wijst er ook op dat kleinschalige landbouw per hectare hogere opbrengsten oplevert dan de industriële landbouw23. Voedselverliezen beperken Er gaat verontrustend veel voedsel verloren. Verliezen treden in de volledige keten op: tijdens de productie, de opslag, het transport, in de winkelrekken en bij de eindverbruiker thuis. De verliezen, grotendeels als gevolg van het bederf van voedsel, lopen op tot meer dan 25 % van al het eten dat mondiaal geproduceerd wordt2. Het verlies en wegwerpen van voedsel beperken kan een belangrijke bijdrage leveren aan een oplossing voor het wereldwijde voedselprobleem. Door dit probleem aan te pakken kunnen er bij een stagnerende landbouwproductie meer monden gevoed worden. Gegeven de hoge energie-input bij de voedselproductie kunnen we door verliezen te beperken ook energie besparen. Speculatie op voedsel aan banden leggen Aangezien er sterke aanwijzingen zijn dat de groeiende geldstromen die door de agrarische grondstoffenmarkten stromen de prijs van het voedsel ook daadwerkelijk opdrijven is het aangewezen om in te grijpen. Het is aan de overheid om de speculatie op voedsel strikt te beperken. Contractvormen en investeringen die een zinvolle plaats hebben op de markt van landbouwproducten kunnen blijven bestaan maar voor alle vormen van platte speculatie, zonder meerwaarde voor de landbouwsector zelf, lijkt een totaalverbod op zijn plaats. Minder vlees Een laatste punt dat ik wil maken heeft te maken met vleesconsumptie. Om vlees te produceren is er heel veel graan nodig, waardoor vlees eigenlijk een inefficiënte manier is om mensen te voeden. Zo is er bijvoorbeeld 7 tot 8 kg graan nodig om één kg rundvlees te produceren24. 35% van al het graan dat in de wereld geproduceerd wordt gaat naar vee, niet naar mensen4 en ongeveer één derde van de mondiale landbouwoppervlakte wordt gebruikt om diervoeder te telen25. Door de vleesconsumptie te beperken zou er graan vrijkomen die gebruikt kan worden om de magen van de enkele honderden miljoenen ondervoede mensen te vullen. Vleesproductie heeft een hoge energiekost. Een plantaardig dieet verbruikt ongeveer vier keer minder energie dan een vleesrijk dieet5. De broeikasgasuitstoot van de veeteeltsector is bovendien enorm. Dit heeft niet alleen te maken met het verbruik van fossiele brandstoffen maar ook met de methaanuitstoot van runderen. Volgens een artikel dat in Knack verscheen zou de broeikasgasuitstoot van veeteelt groter zijn dan van alle auto's, treinen, schepen en vliegtuigen samen26. Vleesconsumptie beperken kan bijgevolg een belangrijke stap zijn in de richting van een energie- en klimaatvriendelijke voedselvoorziening. Het 'westers' dieet bevat meer vlees dan goed is voor een mens. Uit onderzoek blijkt dat personen die veel vlees eten een verhoogde kans hebben op darmkanker, osteoporose, hartziekten, hartaanvallen en diabetes27. Ik wil geen pleidooi houden voor vegetarisme, maar als mensen in de 'westerse wereld' gewoon minder vlees zouden eten zouden zowel de aarde als de aardbewoners gezonder zijn. Conclusie Onze landbouw draait op aardolie die geleidelijk schaarser en duurder wordt. Uiteindelijk krijgen we met hetzelfde vraagstuk te maken als de Noord-Koreanen en Cubanen. Afgezien van zware olieschokken als gevolg van geopolitieke conflicten zullen we meer tijd krijgen om onze landbouw olie-onafhankelijk te maken. De landbouw heeft in haar lange geschiedenis minstens vier revoluties meegemaakt, allen als gevolg van voedselcrises. We staan aan de vooravond van een nieuwe voedselcrisis en de vijfde landbouwrevolutie. Deze revolutie zal de voedselproductie
12
loskoppelen van aardolie en andere fossiele brandstoffen. In deze uitdaging ligt ook de kans besloten om een klimaatvriendelijk voedselsysteem op te bouwen. Dankwoord: Veel dank gaat uit naar Veerle Campens voor inhoudelijk nazicht en Miranda Verbanck voor de tekstuele verbeteringen. Bronnen: 1. Brown. L.R. Could Food Shortages Bring Down Civilization? Scientific American. April 2009. 2. Webber. M.E. More Food Less Energy. Scientific American. Januari 2012. 3. Land Commodities. Farmland Supply and Investment Fundamentals. http://www.landcommodities.com/farmlandsupply-and-investment-fundamentals/. 2013. 4. Bourne. J.K. Einde aan de overdaad, speciaal verslag de wereldwijde voedselcrisis. National Geograpfic. Juni 2009. 5. Brown. L.R. Plan B 4.0. Mobilizing to save civilization. Earth Policy Institute. W.W. Norton & Company. 2009. 6. Van Dorpe. S. & Bowring. S. Spelen met voedsel. Trends. mei 2011. 7. Wikipedia. Fertilizer. http://en.wikipedia.org/wiki/Fertilizer#High_energy_consumption. 2013. 8. Schnepf Randy. Energy Use in Agriculture: Background and and Issues. CRS report for Congress. 2005. 9. Middelkoop W & Koppelaar R. De permanente oliecrisis. Nieuw Amsterdam. 2008. 10. Metz. B; Davidson O.R; Bosh P.R; Dave R; Meyer L.A. Contribution of Working Group III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, 2007. IPCC. Fourth Assessment Report. 2007. 11. Pfeifer D.A. Eating Fossil Fuels. Oil, Food and the Coming Crisis in Agriculture. New Society Publishers. 2006. 12. Wikipedia. North Korean Famine. http://en.wikipedia.org/wiki/North_Korean_famine. 2013. 13. Wikipedia. Special Period. http://en.wikipedia.org/wiki/Special_Period. 2013 14. Industry Taskforce om Peak Oil & Energy Security. The Oil Crunch. A wake up call for the UK economy. 2010. 15. Schnindler J., Zittel W., Bölkow. L. Crude Oil, The Supply Outlook. Energy Watch Group. 2008. 16. Robelius F. Giant Oil Fields, The Highway to Oil. Uppsala Universitet. 2007. 17. Sami Nashami I., Malallah A., Al-Bisharak M., Forecasting World Crude Oil Production Using Multicyclic Hubbert Model. Energy and Fuels. 2010. 18. Schlesinger J., Voormalig energiesecretaris van de VS. mondelinge communicatie. 19. Mitchell J.V., Steven P., Ending Dependence, Hard Choices for Oil Exporting States. Chatman House. 2008. 20. Tverberg G. Our Finite World. http://ourfiniteworld.com/. 2013. 21. Huber H.W. & Dale B.E., Grassoline at the Pump. Scientific American. 2009 22. Vlaamse Overheid. Departement Leefmilieu, Natuur & Energie. Afdeling Land & Bodembembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen. Organische stof in de bodem sleutel tot bodemvruchtbaarheid. 2009. 23. De Schutter O. We moeten de landbouw opnieuw uitvinden. Interview in DE TIJD door Dries Bervoet op 9 maart 2011. 24. Universiteit Gent. Duurzame vleesconsumptie. http://www.ugent1010.be/omgekeerde_dag/duurzamevleesconsumptie. 2013. 25. Ecofys. The energy report, 100 % renewable energy by 2050. 2011. 26. Kanck extra. Ik hou van het klimaat, maar waar staan we? 2012. 27. Verburgh K. De voedselzanloper. Over afvallen en langer jong blijven. Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam. 2012 28. IAASTD. Agriculture and Development. A Summary of the International Assessment on Agricultural Science and Technology for Development. 2008. 29. Gomiero T. Energy Efficiency of Different Agricultural Systems. Presentatie voor ASPO conferentie 2011. University of Padova. Italy. fotos en afbeeldingen: foto ploeg: flickr vrij gebruik afbeelding over olieprijzen en voedselprijzen. Toestemming Gail Tverberg december 2013.
13