Discussiestuk Rioolheffing inclusief bijbehorende motie
De gebruiker betaalt
1e indiener: F.A.J. Peters
Discussiestuk Rioolheffing Aanleiding Alle eigenaren van een pand dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering of openbaar gemeentewater betalen een rioolheffing (belasting). De opbrengst van de rioolheffing wordt gebruikt voor onderhoud en waar nodig voor vervanging van de gemeentelijke riolering. Het tarief is afhankelijk van de WOZ waarde van het aangesloten pand. Het kan anders: belasting volgens het principe de gebruiker betaalt. Inwoners worden belast op basis van het waterverbruik. In meerdere gemeenten is dit reeds de praktijk. De VVD fractie is hier voorstander van. In het Nijmeegse coalitieakkoord van GroenLinks-PVDA-D66 staat dat de coalitie het in beginsel wenselijk vindt om de rioolheffing te innen naar het principe ‟de gebruiker betaalt‟. Volgens het college van B&W zijn de kosten voor de uitvoering hiervan veel hoger dan bij het huidige systeem. Dit zou leiden tot een hogere rioolheffing. Conclusie van de coalitiepartijen: de principiële voordelen wegen niet op tegen de praktische bezwaren. De VVD-fractie plaatst kanttekeningen bij deze aanname. Wij hebben ons daarom verdiept in de berekeningen van de uitvoerings- (perceptie) kosten. In dit discussiestuk en de bijbehorende motie gaan wij daar nader op in. Hierover gaan wij uiteraard graag in discussie met andere fracties. Vooraf merken wij op dat wij niet pretenderen een volledig doorgerekende alternatieve heffingssystematiek te presenteren die één op één geïmplementeerd kan worden. Wel schetsen wij aanknopingspunten die – er van uitgaande dat een meerderheid van de raad van mening is dat het rioolrecht geheven dient te worden naar het principe van “de gebruiker betaalt” - naar ons oordeel een nadere verkenning verdienen.
Ambtelijke informatie ten tijde van het sluiten van het coalitieakkoord De passage in het coalitieakkoord over de forse stijging van de perceptiekosten bij een andere heffingssystematiek is gebaseerd op het document “gemeentelijke woonlasten”. Deze notitie is opgesteld voor de coalitieonderhandelingen 20101. Op 16 april 2010 is dit document beschikbaar gesteld aan de voltallige gemeenteraad. In deze ambtelijke notitie worden bij een overstap naar de systematiek “heffing naar waterverbruik bij woningen” de volgende perceptiekosten genoemd:
Gegevensbeheer behandeling bezwaar- en beroepsschriften formatiekosten
Deze kosten zouden uiteindelijk leiden tot een tariefsverhoging van (nu, op basis van WOZwaarde) € 137,- per huishouden naar (bij wijziging, op basis van heffing naar waterverbruik) indicatief € 156,- per huishouden. De achterliggende analyses of berekeningen zijn ter volledigheid als bijlage toegevoegd2.
1
Directie Concern – Begroten & Verantwoorden, Gemeentelijke woonlasten - ten behoeve van de coalitieonderhandelingen 2010 (Nijmegen, April 2010) 2 Ambtelijk stuk: “Coalitieonderhandelingen 2010 – Antwoorden op vragen heffingen”
In de notitie “coalitieonderhandelingen 2010 – antwoorden op vragen heffingen” wordt uitgebreid ingegaan op de stijging van de perceptiekosten bij invoering van de systematiek “heffing naar waterverbruik woningen". Volgens deze notitie zijn de structurele kosten:
Onderhoudskosten op de applicaties Kosten gegevensbeheer zoals van het Waterbedrijf Behandeling bezwaarschriften en beroepszaken Formatiekosten Kosten invordering (meer aanmaningen, dwangbevelen) Kosten opleggen en versturen van een voorlopige en definitieve aanslag Meer administratieve handelingen i.v.m. heffen van de gebruiker
De a-structurele kosten bedragen:
Eenmalige aanpassingen op de applicaties Aanpassing processen i.v.m. het opleggen van een voorlopige en definitieve aanslag Communicatiekosten bij de invoering van een nieuw belastingstelsel Kosten extra aantallen bezwaarschriften (in aanloop totdat de acceptatie ertoe leidt dat het aantal bezwaren zich normaliseert)
In totaal zouden volgens het document de uitvoeringskosten structureel tussen de €325.000,- en € 400.000,- toenemen.3 Wij hebben het onderliggende onderzoek nader geanalyseerd. Daarbij valt het ons op dat er continu van uitgegaan wordt dat de gemeente zelf de rioolheffing int. Een alternatieve variant, zoals uitbesteding aan het waterbedrijf, is niet bekeken of doorgerekend. Daarnaast is er geen sprake van een gedegen onderzoek, maar gaat het om een eerste quick scan die op diverse punten gebaseerd is op aannames en inschattingen. Zo leert navraag bijvoorbeeld dat de post “10% verlies ivm leegstand, oninbaar lijden, kwijtschelding”4 niet nader uitgesplitst kan worden in die drie onderdelen aangezien het slechts een aanname betreft. Een meerderheid van de gemeenteraad is principieel van mening dat een ander heffingssysteem op basis van het principe „de gebruiker betaalt‟ wenselijk is. Volgens de VVD-fractie is een gedegen onderzoek naar de bijbehorende perceptiekosten daarom gerechtvaardigd. Deze constateringen hebben ons ertoe gebracht informatie in te winnen bij een aantal gemeenten waar de rioolheffing geheel of gedeeltelijk wordt geheven op basis van het waterverbruik. De gemeente Wageningen gaf te kennen deze belasting sinds 1997 volledig en naar volle tevredenheid te hebben uitbesteed aan waterbedrijf Vitens. Hierop hebben wij contact gezocht met het waterbedrijf. Vitens gaf aan voor verschillende gemeenten in Gelderland, Overijssel, en Flevoland de rioolheffing te berekenen op basis van het waterverbruik. Tot ons genoegen was Vitens direct bereid volledige medewerking te verlenen aan een verkennend onderzoek. Het betreft hier een analyse van de kosten en mogelijkheden in het scenario dat Nijmegen de rioolheffing zou uitbesteden aan het waterbedrijf. De in dit voorstel gepresenteerde cijfers zijn daarom – waar ze Vitens betreffen – door Vitens op juistheid gecontroleerd en doorgerekend voor de situatie in Nijmegen. 3 4
Ambtelijk stuk: “Coalitieonderhandelingen 2010 – Antwoorden op vragen heffingen”, pagina 2 Ambtelijk stuk: “Coalitieonderhandelingen 2010 – Antwoorden op vragen heffingen”, pagina 3
Uitbesteden aan Vitens; (Financiële) onderbouwing en argumentatie Vitens rekent per aansluiting € 1,30 ex BTW als vergoeding voor de inning van de rioolheffing. Voor deze vergoeding neemt het waterbedrijf al het werk uit handen. Nijmegen heeft 64.221 aansluitingen. Dit betekent dat het waterbedrijf in totaal € 83.487,30 rekent voor het uitvoeren van de rioolheffing. Het verschil in structurele perceptiekosten tegenover het huidige op WOZ-waarde gebaseerde systeem is daarmee vrijwel nihil. Het beeld, gebaseerd op cijfers en tarieven over 2010, ziet er als volgt uit: systeem
opbrengst
Kosten
WOZ-waarde Gebruiker betaalt
€ 11.961.000,€ 11.961.000,-
€ 76.784,-5 € 83.487,-
Kostenaandeel t.o.v. totaalopbrengst 0,64% 0,70%
Het verschil in kostenaandeel ten opzichte van de totaalopbrengst bedraagt slechts circa € 6.500 euro op een opbrengst van € 11.961.000,- . Dit is een verschil van 0,06% en is daarmee verwaarloosbaar. De BTW die Vitens over de kosten rekent kan doormiddel van het BTW-compensatiefonds, wat sinds 2003 bestaat, teruggevraagd worden. Vitens keert de door hen geïnde bedragen maandelijks aan de gemeente uit. Hierdoor ontstaat er voor de gemeente een rentevoordeel. In het huidige systeem ontvangt de gemeente het merendeel van de heffing pas halverwege het jaar. Dit rentevoordeel is niet meegenomen in deze berekeningen. Het maandelijkse voorschot wordt aan het einde van het jaar verrekend met de totale opbrengst, waarna direct de hoogte van het voorschot voor het volgende jaar wordt bepaald. Indien Vitens de rioolheffing voor Nijmegen uitvoert zullen de in de ambtelijke rapportages (en in dit voorstel) genoemde structurele kosten komen te vervallen. Vitens verricht namelijk alle werkzaamheden die verband houden met het opleggen van de aanslag, het (dwang)invorderen van die aanslag en het afhandelen van bezwaar- en beroepsschriften. Tevens komen de volgende a-structurele kosten te vervallen:
Eenmalige aanpassingen op de applicaties Aanpassing processen i.v.m. het opleggen van een voorlopige en definitieve aanslag Kosten extra aantallen bezwaarschriften (in aanloop totdat de acceptatie ertoe leidt dat het aantal bezwaren zich normaliseert)
Daarmee resteert vooralsnog als enige extra kostenpost de a-structurele extra communicatie in verband met de systematiekswijziging, waar in het ambtelijke stuk over gesproken wordt. Naar ons oordeel is dit echter ook geen extra kostenpost, wij gaan hier nader op in onder het kopje “implementatie- of overstaptraject”.
Oninbare vorderingen In de ambtelijke notities benoemt men de toename van het aantal oninbare vorderingen als aanzienlijk risico. Dit is gebaseerd op de stelling dat verhaalsmogelijkheden bij huurders lager zijn dan bij eigenaren6. Navraag leert dat het geraamde percentage oninbare vorderingen in 2010 (gecombineerde aanslag OZB/rioolheffing) in Nijmegen op 0,50% ligt.
5 6
Bron: Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2016, bijlage 8.1.i. coalitieonderhandelingen 2010 – antwoorden op vragen heffingen (2010) p. 3
Vitens geeft aan dat zij een gemiddeld percentage oninbare vorderingen bij heffen naar waterverbruik realiseren op een vergelijkbaar niveau. In 2010 lag het percentage oninbare vordeningen ten aanzien van de rioolheffing uitgevoerd door Vitens zelfs nog iets lager. 0,47% van de heffingsaanslagen moest worden afgeboekt als oninbaar.
Implementatie- of overstaptraject In de ambtelijke notitie “coalitieonderhandelingen 2010 – antwoorden op vragen heffingen” worden een aantal kanttekeningen geplaatst bij het implementatie- of overstaptraject. Zo zouden een aantal huishoudens en combinatie-woon/bedrijfspanden (nog) niet zijn voorzien van watermeters. Ook zou het wenselijk zijn een meerjarig implementatietraject vorm te geven7. Technisch gezien kan volgens Vitens een systematiekwijziging worden doorgevoerd in maximaal drie maanden. Met andere woorden; Vitens verklaart drie maanden nodig te hebben om de rioolheffing van Nijmegen volgens de nieuwe systematiek te kunnen heffen en innen. Concreet betekent dit dat als op 1 januari 2013 de nieuwe heffingsystematiek in gaat, Vitens in oktober 2012 de voorbereidingen moet kunnen starten. Daarnaast is het volgens Vitens niet nodig om nieuwe watermeters te plaatsen. Elk pand met een watervoorziening is uitgerust met een watermeter die aan de normen voldoet. Daarnaast worden de watermeters door het waterbedrijf onderhouden en (indien nodig) vervangen. In april 2011 heeft de VVD een werkbezoek gebracht aan Vitens om de werkwijze van de inning en administratieve verwerking van de rioolheffing te bekijken. Uitgebreid werd gedemonstreerd hoe het waterbedrijf op eenvoudige en doeltreffende wijze de gegevens beheert en up-to-date houdt voor diverse gemeenten. Mutaties (zoals verhuizingen) en gemeentelijke beleidskeuzes (bijv. aftoppingen en vrijstellingen) worden eenvoudig verwerkt op individueel- en weekniveau, waardoor de kans op verwerkingsproblemen minimaal is. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om verschillende uitwerkingen van het principe „de gebruiker betaalt‟ te implementeren, bijvoorbeeld op basis van uitsluitend waterverbruik of een combinatie vastrecht en waterverbruik. Wij verwachten geen extra communicatiekosten. Jaarlijks worden de Nijmeegse bewoners immers op diverse manieren geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen het gemeentelijk belastingstelsel. Deze communicatie vindt onder andere plaats doormiddel van de gemeentelijke website, (social) media, en de belastingkrant die huis aan huis wordt verspreid. Wij zijn daarom niet overtuigd van het feit dat één en ander extra kosten met zich mee hoeft te brengen. Het gaat naar ons idee vooral om het wijzigen van de boodschap.
7
coalitieonderhandelingen 2010 – antwoorden op vragen heffingen (2010) p. 2
Conclusie In het Nijmeegse coalitieakkoord van GroenLinks-PVDA-D66 staat dat de coalitie het in beginsel wenselijk vinden om de rioolheffing te innen naar het principe‟ de gebruiker betaalt‟. Volgens de coalitie zijn de kosten voor de uitvoering hiervan, echter, veel hoger dan bij het huidige systeem. Dit zou leiden tot een hogere rioolheffing. Conclusie van de coalitie: de principiële voordelen wegen niet op tegen de praktische bezwaren. De VVD-fractie plaatst kanttekeningen bij deze aanname. Wij hebben ons daarom verdiept in de berekeningen van de perceptiekosten. In dit discussiestuk en de bijbehorende motie zijn wij daar nader op ingegaan. Wij hebben aangegeven op welke wijze wij mogelijkheden zien om tot een systeemwijziging over te gaan zonder dat sprake is van een stijging van de perceptiekosten. Wij willen hierover graag met de andere fracties van gedachten wisselen. Wij zijn van mening dat er voldoende aanknopingspunten zijn om een nader onderzoek door het college van B&W te rechtvaardigen. De financiële barrière om over te stappen naar een rioolheffingsystematiek op basis van „de gebruiker betaalt‟ lijkt te kunnen worden opgeheven. Het is nu aan de gemeenteraad om ook politiek-bestuurlijk de weg vrij te maken voor een eerlijke en duurzame manier van heffen. De VVD stelt daarom voor dat het college van B&W op korte termijn nader onderzoek pleegt naar de mogelijkheden om rioolrecht – zonder aanzienlijke stijging van de perceptiekosten – te heffen op basis van het principe “de gebruiker betaalt”. Wij stellen voor dat het College van B&W voor dat onderzoek in ieder geval een onderhandelingsproces start met Vitens. Binnen het nieuw te hanteren principe bestaan verschillende methoden van heffen (bijvoorbeeld “uitsluitend op basis van verbruik water” of “deel vastrecht en een deel waterverbruik”). Wij stellen daarom dat tijdens het onderhandelingsproces verschillende methoden worden onderzocht, doorgerekend, en uitgewerkt. De gemeenteraad kan vervolgens een keuze maken. Wij willen het College van B&W ruim de tijd geven. Wij stellen daarom voor om 1 januari 2013 als uitgangspunt voor de invoering van rioolheffing op basis van het principe „de gebruiker betaalt‟ aan te houden. Wij verwachten daarbij dat nader onderzoek met onderhandelingen gecombineerd wordt.
Motie: “duurzaam heffen” Agendapunt: X Onderwerp: 1e indiener: Frederik (F.A.J.) Peters De Gemeenteraad van Nijmegen, bijeen op xxx, Gelet op; Het coalitieakkoord 2010-2014; Het discussiestuk van de VVD-fractie inzake de rioolheffing; Constaterende dat; Een meerderheid van de gemeenteraad van mening is dat om principiële redenen de huidige heffingssystematiek van het rioolrecht niet de voorkeur verdient, maar een systematiek waarbij recht wordt gedaan aan het principe “de gebruiker betaalt”; Ten tijde van de coalitieonderhandelingen de verwachting was dat een dergelijke systematiekwijziging niet plaats kon vinden zonder aanzienlijke stijging van de perceptiekosten; Inmiddels aanwijzingen bestaan dat dit niet het geval hoeft te zijn; Roept het college op: 1. Een nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de rioolheffing met ingang van 1 januari 2013 te heffen op basis van het principe “de gebruiker betaalt”, zonder dat sprake is van een (aanzienlijke) stijging van de perceptiekosten. 2. In het onderzoek de voor- en nadelen van meerdere varianten van het principe „de gebruiker betaalt” (zoals heffen uitsluitend op basis van waterverbruik, heffen op basis van vastrecht en waterverbruik e.d.) gemotiveerd en doorgerekend weer te geven. 3. In het onderzoek in ieder geval de optie uit te werken om conform de discussienotitie het heffen en invorderen uit te besteden aan Vitens. De resultaten van dit onderzoek voor te leggen aan de gemeenteraad. VVD F.A.J Peters
GroenLinks
PvdA
D66
SP
CDA
VSP
GN
SNN
Bijlage 1:
Coalitieonderhandelingen 2010 Antwoorden op “Vragen heffingen”
Bij de beantwoording van de vragen zijn wij van het volgende uitgegaan: 1. Wij baseren ons op het Belastingoverzicht grote gemeenten 2010 van het Coelo; het Coelo is het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden 2. Onder gemeentelijke woonlasten wordt in dit verband verstaan het totaal aan: - OZB voor een eigenaar met een woning van een gemiddelde waarde van €219.780 - Rioolheffing bij een woning van een gemiddelde waarde van € 219.780 - Reinigingsheffing op basis van huishoudenomvang 3. We gaan uit van woningen met drie verschillende waardes, te weten: €146.000, €219.780 en €350.000 4. We gaan uit van bedrijven met drie verschillende waardes, te weten: €300.000, €775.000 en €3.000.000 5. Cijfers en tarieven zijn slechts indicatief 6. De denktrant achter vragen over beleidswijzigingen is ons niet bekend; deze kan zijn vanuit het oogpunt van “lastenverschuiving” dan wel van “de vervuiler betaalt”
Rioolheffing naar waterverbruik Graag aanvulling op de antwoorden naar aanleiding van de vragen 10 maart 2010. Het opbrengstverschil tussen woningen en niet woningen staat op dit moment niet ter discussie.
Vraag 5: Mag er gedifferentieerd worden tussen tarief woningen en niet woningen in die zin dat voor woningen waterverbruik geldt en voor niet woningen WOZ waarde?
Antwoord op vraag 5:
Ja. Het staat gemeenten vrij, bij de bepaling van een heffingsmaatstaf (dit is de grondslag waarover belasting wordt geheven zoals bij rioolheffing nu de WOZ-waarde), die heffingsmaatstaf te kiezen die zich het beste verstaat met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. Deze vrijheid van gemeenten mag niet leiden tot onredelijke of onwillekeurige belastingheffing. Algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is dat een heffingsmaatstaf dient aan te sluiten bij de aard van de
heffing. Iedere vorm van heffingsmaatstaf mag toegepast worden tenzij deze afhankelijk is van winst, inkomen of vermogen.
Er is echter een aantal aandachtspunten waarmee rekening gehouden dient te worden.
1. Een stijging van de perceptiekosten die gepaard gaat met wijzigingen van het belastingstelsel. 2. Een overheid dient zorgvuldig om te gaan met de wijziging van het belastingstelsel. De huidige heffingsmaatstaf wordt pas sinds 3 jaar toegepast. Wellicht ten overvloede: in het kader van beperking van perceptiekosten is vanwege efficiënte inzet van mensen en middelen bewust gekozen voor heffing naar de beschikbare WOZ waarde. Bij heffing van de gebruiker stap je ten opzichte van voorheen over naar een tijdvakbelasting terwijl dat nu een tijdstipbelasting is. In de praktijk betekent dat extra werkzaamheden bij mutaties (verhuizingen). Verandering van het belastingstelsel dient gepaard te gaan met een goede communicatie naar de burger toe. Ook hierdoor zullen perceptiekosten stijgen. 3. Er zal een duidelijk onderscheid gemaakt moeten worden tussen woningen en niet woningen. Bij gemengde panden (bijvoorbeeld woning en kantoor) moet gekeken worden naar de verhouding woondeel/niet woondeel. Bij gemengde panden waarbij minder dan 70% van de totale waarde aan het woondeel kan worden toegerekend is er sprake van een niet woning en geldt dus de WOZ waarde. Bij een gemengd pand waarbij tenminste 70% van de waarde aan het woondeel kan worden toegerekend is sprake van een woning en is het waterverbruik relevant. 4. Een praktisch probleem is dat alle woningen een eigen watermeter moeten hebben. In een aantal gevallen is dat nog niet het geval zoals bij oudere appartementencomplexen en gecombineerde woon/werkpanden. 5. Het is verstandig om een nieuw stelsel bijvoorbeeld in drie jaarlijkse stappen in te voeren. Hierbij dient aangemerkt te worden dat op dit moment nog niet alle ingediende beroepszaken zijn afgewikkeld. e
Vraag 6: Mag je juridisch op voorhand al zeggen dat we bijvoorbeeld 1/6 deel halen bij bedrijven e en 5/6 deel bij woningen?
Antwoord op vraag 6:
Ja, juridisch mag dat.
Het is wel van belang dat goed gemotiveerd wordt waarom je in een stad zo‟n keuze maakt. Bijvoorbeeld om te stimuleren dat bedrijven zich in Nijmegen vestigen. Het mag geen onredelijke belastingheffing zijn (zo mag je bijvoorbeeld geen categorie belastingplichtigen volledig uitsluiten). En het zal ook stapsgewijs moeten worden ingevoerd met inachtneming van hetgeen bij het antwoord op vraag 5 staat over communicatie naar de burger.
In het algemeen wordt opgemerkt dat de begrote opbrengst rioolheffing vast staat en dat als het waterverbruik stijgt of daalt er jaarlijks met het tarief geschoven moet worden. Op basis van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) bekostigen wij de vervanging van het rioolstelsel uit de kostendekkende opbrengsten van onze rioolheffing. Een meer- of minderopbrengst heeft tariefsconsequenties voor een volgend belastingjaar.
Er is een risico verbonden aan een dergelijke keuze: bij een splitsing naar woningen en niet woningen mogen de opbrengsten de kosten niet overstijgen. De rechter zal kijken naar de kostendekkendheid van zowel de woningen als de niet woningen. Zonder goede kostenonderbouwing naar woningen en niet woningen lopen wij het risico dat de opbrengsten de kosten overstijgen en dat de verordening (deels) onverbindend wordt verklaard.
Vraag 7: Graag verduidelijking van de perceptiekosten. Wat kost het?
Antwoord op vraag 7:
Een globale inschatting is dat het aan structurele perceptiekosten tussen de €325.000 en €400.000 kost.
Deze structurele kosten zijn:
Onderhoudskosten op de applicaties Kosten gegevensbeheer zoals van het Waterbedrijf Behandeling bezwaarschriften en beroepszaken Formatiekosten Kosten invordering (meer aanmaningen, dwangbevelen) Kosten opleggen en versturen van een voorlopige en een definitieve aanslag Meer administratieve handelingen i.v.m. heffen van de gebruiker
Daarnaast zijn er ook a-structurele kosten als gevolg van een nieuwe methodiek .
De a-structurele kosten zijn:
Eenmalige aanpassingen op de applicaties Aanpassing processen i.v.m. het opleggen van een voorlopige en definitieve aanslag Communicatiekosten bij de invoering van een nieuw belastingstelsel Kosten extra aantallen bezwaarschriften (in aanloop totdat de acceptatie ertoe leidt dat het aantal bezwaren zich normaliseert)
Onder het huidige systeem waarbij rioolheffing geheven wordt over de WOZ waarde van een onroerende zaak zijn er relatief weinig bezwaren.
Vraag 8: Waar moet in het tarief rekening mee worden gehouden; denk bijvoorbeeld aan leegstand en kwijtschelding?
Antwoord op vraag 8:
Naast leegstand en kwijtschelding moet in het tarief rekening gehouden worden met:
1. Verminderingen in het kader van bezwaar die daarnaast toe zullen nemen als gevolg van extra mutaties (met name verhuizingen); geeft meer administratieve werkzaamheden 2. Gedifferentieerde tarieven 3. Seizoensinvloeden (effect tussen droge en natte zomers) 4. Een stijging van het kwijt te schelden bedrag 5. Extra oninbaar lijden; er zijn over het algemeen meer verhaalsmogelijkheden bij de eigenaar dan bij de huurder
Uit onderstaande tabel wordt duidelijk hoeveel rioolheffing geheven wordt van woningbouwcorporaties als eigenaar/verhuurder van huurwoningen. Dit is onder het huidige systeem van heffing van de eigenaar over de WOZ waarde een zekere opbrengst. Duidelijk wordt dat met heffing van de gebruiker een grotendeels zekere opbrengst van de corporaties – tengevolge van de aspecten die hiervoor opgesomd staan – wordt ingeruild voor een minder zekere opbrengst. Netto opbrengst rioolheffing 2010 is €12.000.000 waarvan voor woningen € 10.400.000 en voor niet woningen € 1.600.000. Van deze €12.000.000 is €3.286.000 afkomstig van woningcorporaties. Dit is een/derde van de totale opbrengst van woningen. Het overige twee/derde deel van de opbrengst rioolheffing is nagenoeg volledig afkomstig van particulieren.
Eigendom woningbouwcorporaties in Nijmegen Aantal huurwoningen
31650
Totale WOZ waarde
5,0 miljard
Totale opbrengst Rioolheffing 3,3 miljoen
Vraag 9: Woningen: de overstap van heffen naar WOZ waarde naar waterverbruik houdt een behoorlijke verschuiving in van de lasten van eigenaar naar huurder. Graag de verschuiving inzichtelijk maken. Welk deel is dat van de opbrengsten woningen en wat betekent de verschuiving voor de huurder. Graag een vergelijking maken van lasten nu en lasten bij waterverbruik. Voor de eigenaar verbruiker is er ook sprake van een verschuiving. Ook voor deze categorie graag een vergelijking maken zoals bij huurders.
Antwoord op vraag 9:
Indien er geheven wordt van de gebruiker naar rato van het waterverbruik in plaats van dat er geheven wordt van de eigenaar over de WOZ waarde vindt er een verschuiving plaats. De verschuiving vindt met name plaats van de eigenaar naar de huurder welke laatste op dit moment niet aangeslagen wordt.
Om de verschuiving inzichtelijk te maken zijn wij bij de berekening uitgegaan van:
het gemiddeld waterverbruik pp is 45 m3 per jaar x aantal inwoners 160.000 = 7.200.000 m3 Nijmegen heeft ongeveer 76000 woningen Het waterverbruik per gemiddeld huishouden is volgens Vitens 130 m3 per jaar Volgens het Coelorapport zijn de gemiddelde kosten per huishouden €145,27 per jaar (WOZ €219.780, tarief 0,0661%) Stel 10% verlies vim leegstand, oninbaar lijden, kwijtschelding (dit zijn er ongeveer 7500 per jaar) Netto opbrengst rioolheffing SB 2010 voor woningen is € 10.400.000 (niet woningen € 1.600.000).
Uit de volgende tabel valt af te leiden wat het tarief is: 1. volgens het Coelorapport (bij waarde standaardwaarde 219.780), 2. volgens de opbrengst uit de Stadsbegroting bij heffing naar de WOZ waarde, 3. bij heffing naar waterverbruik
Voorzichtige veronderstelling: gemiddeld effect verschuiving van eigenaar en tevens gebruiker naar gebruiker van ongeveer € 18, - .
Coelo (eigenaar) *
WOZ (eigenaar)
Waterverbruik (gebruiker)
219.780 x 0,0661%
10,4mln / 76.000
(10,4mln + 10% + 0,4 perceptie) / 76000
136,84
155,79
145,27
* coelo gaat uit van een gemiddelde waarde
Toelichting op de volgende tabel waaruit blijkt wat er na heffing naar waterverbruik verandert (als gevolg van stijging perceptiekosten): 1. daalt het tarief van de verhuurder van 136 naar nihil 2. stijgt het tarief van de huurder van nihil naar 155 3. stijgt het tarief van de eigenaar tevens gebruiker met 18 van 136 naar 155
Verhuurder
Huurder
Eigenaar en tevens gebruiker
Huidig
136
nihil
136
Na wijziging
nihil
155
155
Uitgaande van de 3 bovenstaande waardes zie je het volgende beeld als je vergelijkt tussen heffing op basis van het huidige systeem en heffen naar waterverbruik. Conclusie: er vindt een verschuiving plaats van de eigenaar naar de huurder en tevens wordt geheven vanuit het principe “de vervuiler betaalt”.
Lasten rioolheffing per huishouden bij: 1 persoon WOZ waarde
WOZ
waterverbruik
2 personen WOZ
5 personen
waterverbruik
WOZ
waterverbruik
146.000
96
54
96
108
96
270
219.780
145
54
145
108
145
270
350.000
231
54
231
108
231
270
Aanname prijs waterverbruik: 155 gedeeld door (130 m3 gedeeld door 45 m3) = 54 per persoon. In deze tabel is rekening gehouden met een prijs naar waterverbruik; echter kan ook uitgegaan worden van een staffelmethode bijvoorbeeld een tarief van 0 m3 tot 300 m3 en van 300 m3 tot 600 m3 etc.
Staffelmethode Waterverbruik
Tarief
Indicatie gezinsgrootte
0 m3 tot 300 m3
155
1 tot 5
300 m3 tot 600 m3
310
5 tot 11 (bijv studentenhuizen)
Vraag 10: Niet woningen: wat betekent de verschuiving van heffing o.b.v. WOZ naar waterverbruik voor niet woningen. Ook hierbij graag een vergelijking maken van situatie nu en heffingsmaatstaf waterverbruik.
Antwoord op vraag 10:
Voor niet woningen kan er geen cijfermatige vergelijking opgesteld worden omdat wij niet beschikken over de verbruiksgegevens van niet woningen.
Navraag bij Vitens financieel klantenbeheer heeft ons namelijk het volgende geleerd.
“Een gemiddeld verbruik van een bedrijf hebben wij niet beschikbaar. Het gemiddeld verbruik van bedrijven is lastig te bepalen aangezien het ene bedrijf wel water nodig heeft voor de productie en het andere bedrijf weer niet. Ook tussen bedrijven onderling, die wel water nodig hebben voor de productie, kunnen er grote verschillen zijn omdat het ene bedrijf (veel)meer water nodig kan hebben dan het andere” (citaat info Vitens).
Aanvulling: een gevolg van een dergelijke andere heffingsmaatstaf (zonder bedragen te noemen) is dat een bedrijf zoals een wasserette die thans weinig rioolheffing betaalt op basis van de WOZ waarde naar de nieuwe heffingsmaatstaf vele malen meer gaat betalen op basis van waterverbruik. Aan de andere kant zie je dat een bedrijf als de universiteit thans op basis van de WOZ waarde (met aftoppingsgrens van 3 miljoen (€1.983)) weinig rioolheffing betaalt en naar het waterverbruik aanzienlijk meer zal gaan betalen. Denk hierbij ook aan scholen of sportclubs die veel water verbruiken. Daarentegen gaat een logistiek bedrijf dat weinig water verbruikt terwijl het pand een hoge WOZ waarde heeft minder betalen in de toekomst.
Bovenstaande alinea doelt op lastenverschuiving van eigenaar naar gebruiker. Vanuit de optiek “de vervuiler betaalt” kan dit wel degelijk de bedoeling zijn.
Het waterverbruik van woningen is gemakkelijk te verkrijgen via Vitens; echter niet woningen kunnen water op andere wijze verkrijgen bijvoorbeeld door eigen waterpompen of onttrekken aan sloten of rivieren. Dit betekent dat informatie over het waterverbruik van niet woningen niet anders kan worden verkregen dan door middel van aangifte met als gevolg veel werkzaamheden op het gebied van opvragen en controle van deze gegevens. Het resultaat is extra perceptiekosten.
Conclusie: het tarief voor niet woningen kan pas vastgesteld worden op basis van op te vragen historische gegevens.
Ter indicatie: in de gemeente Nijmegen zijn er ruim 4800 bedrijfspanden; hiervan is globaal 75% verhuurd. Van de 4800 panden staat ongeveer 6,5% leeg.