De Eindhovense Stadsmonitor 2011 Signalen voor beleid
Beleidsinformatie en Onderzoek Control Samenstelling: BiO BiO-rapport nr. 1163 april ’11
Colofon Uitgave Gemeente Eindhoven Control BeleidsInformatie & Onderzoek Datum april ’11
Voorwoord Voor u ligt de stadsmonitor 2011. De stadsmonitor wordt voor de vierde maal uitgebracht. De Stadsmonitor laat zien hoe het gaat met Eindhoven en de Eindhovenaren, gerelateerd aan het Eindhovense beleid. De thema’s die daarbij de revue passeren zijn immers niet toevallig gekozen. Integendeel, leidraad voor deze Stadsmonitor zijn de oude collegeprogramma’s (hier aangeduid als bestuurlijke thema’s) en raadsprogramma’s in de programmabegroting 2010. Wat willen we bereiken? Oftewel hoe ontwikkelen de beoogde maatschappelijke zich en welke signalen zijn hieruit op te maken. In twaalf delen beschrijft de monitor de staat van de stad. Elk deel is gewijd aan een beleidsveld waarvan de doelstellingen en de effectindicatoren aan bod komen. Omwille van de leesbaarheid en overzichtelijkheid zijn de bestuurlijke thema’s en de verwante thema’s uit de programmabegroting zoveel mogelijk gebundeld. Ter duiding van de cijfers wordt Eindhoven waar mogelijk vergeleken met andere grote centrumsteden. De directieraad is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de stadsmonitor. De inhoudelijke toelichting op de onderdelen komt tot stand in nauw overleg met de inhoudelijk verantwoordelijke sectoren. De stadsmonitor kijkt niet alleen terug maar geeft daar waar mogelijk ook een doorkijk naar de toekomst. Daarmee zijn deze signalen agenderend van aard. Nederland, en dus ook Eindhoven, werd vooral eind 2008 en begin 2009 getroffen door de crisis. Daar voelen we ,zeker als overheid nu nog steeds de naweeën van. Dit heeft uiteraard ook consequenties voor het gemeentelijk beleid, hoewel dit per beleidsveld varieerde. Toch is het jaar 2010 over het geheel genomen geen overwegend negatief jaar geweest. Dat geldt zelfs voor de beleidsvelden die met name worden beïnvloed door de conjuncturele ontwikkelingen. Een en ander leidt onveranderd tot de noodzaak dat Brainport in de komende jaren de benodigde aandacht blijft behouden. De toekomst van onze welvaart zal in belangrijke mate afhangen van de vraag of wij de kracht van innovatie en design ook de komende jaren zullen weten blijven te vinden.
Inmiddels lijkt de crisis, eerder dan verwacht, over haar dieptepunt heen. Dat geldt zeker voor het grootste deel van de particuliere sector. De aanvankelijke krimpverwachtingen voor de komende jaren zijn inmiddels al weer omgezet in, zij het bescheiden, groeicijfers. Het aflossen van de overheidsschulden vergt nog wel de nodige tijd. Uiteraard heeft dit ook zijn weerslag op het gemeentelijke beleid. De eerste bezuinigingsbeslissingen zijn dan ook al gevallen. Voor 2010 had dit echter voor de meeste beleidsvelden echter nog geen consequenties. Inmiddels is, op basis van het coalitieakkoord, gestart met de uitwerking van het collegeprogramma. Dit heeft geresulteerd in het werkprogramma ‘Samen werkend aan morgen’. Hierin is terug te vinden dat het college staat voor een toekomstbestendige stad, een stad waarin: 1.
de basisbehoeften zijn gezekerd (sociaal);
2.
de economie de motor is (ondernemend);
3.
innovatie het nieuwe denken is (duurzaam);
4.
en voorzieningen ook op lange termijn gefinancierd kunnen worden (betaalbaar).
De economische kracht van Eindhoven/Brainport wordt beschouwd als aanjager. Polarisatie wordt tegengaan en er moet worden voorkomen dat er grote sociaaleconomische en sociaal-culturele verschillen ontstaan. De vanuit deze optiek toekomstbestendige stad krijgt de komende tijd evenwel te maken met een fors en ingrijpend pakket aan bezuinigingen om de Eindhovense begroting duurzaam gezond te houden. De stadsmonitor biedt een handvat om de consequenties van de bezuinigingsmaatregelen inzichtelijk te maken.
De directieraad
Samenvatting en aandachtspunten Samenvatting De Stadsmonitor 2011 laat zien hoe het gaat met Eindhoven en de Eindhovenaren, gerelateerd aan het Eindhovense beleid. De belangrijkste punten uit de Stadsmonitor vindt u in deze samenvatting. Hierbij is aandacht besteed aan de dwarsverbanden tussen de hoofdstukken. Samen werkend aan morgen Het bedrijfsleven lijkt voor een groot deel weer uit het dal te zijn geklommen. Dit geldt echter niet voor de collectieve sector, die nu volop wordt geconfronteerd met bezuinigingen. Als gevolg van de kredietcrisis en de daaropvolgende economische recessie is de begroting van Nederland uit balans geraakt en moeten gemeenten stevig bezuinigingen. Zo ook Eindhoven. De stad wil desondanks die dingen mogelijk (blijven) maken die van belang zijn voor de toekomst van de stad en haar inwoners, bedrijven, organisatie en instellingen. In het werkprogramma van het college, ‘Samen werkend aan morgen’ is een eerste aanzet gegeven hoe dit verder op te pakken. Hier is in terug te lezen dat het college staat voor een toekomstbestendige stad. Dat is een stad waarin: 1.
de basisbehoeften zijn gezekerd (sociaal);
2.
de economie de motor is (ondernemend);
3.
innovatie het nieuwe denken is (duurzaam);
4.
voorzieningen ook op lange termijn gefinancierd kunnen worden (betaalbaarheid).
Daar is aan toegevoegd dat onder een toekomstbestendige stad ook een ongedeelde stad wordt verstaan met de economische kracht van Eindhoven/Brainport als de aanjager daarvan. Een ongedeelde stad betekent dat we polarisatie tegengaan en voorkomen dat er grote sociaaleconomische en sociaal-culturele verschillen ontstaan Uit de Stadsmonitor komen signalen die van belang zijn voor Samen werken aan morgen. Daarom is er voor gekozen om de maatschappelijke effecten uit de Stadsmonitor hier te rangschikken volgens de indeling die ook in Samen werken aan morgen is toegepast.
i
Leren en werken in Eindhoven Arbeidsmarktbeleid In 2009 zagen we een toename van het aantal bijstandsgerechtigden. In de tweede helft van 2010 is dit weer wat gaan dalen. Dit deels als gevolg van de vertraagde reactie van de arbeidsmarkt op de conjuncturele opleving. Vrees was er vooral voor de arbeidsmarktpositie van on- en laaggeschoolden, met name voor de 45-plussers onder hen. Die vrees is helaas nog niet weggenomen. In 2009 nam de werkloosheid fors toe. Inmiddels is die in de loop van 2010 ook al wel wat afgenomen. Ook de toename van jeugdwerkloosheid blijft een punt van zorg, al is de toename lang niet zo fors geweest als oorspronkelijk werd verwacht. Er zijn jongeren die vanwege de verminderde kansen op de arbeidsmarkt de voorkeur geven aan een langere schoolcarrière. Daarnaast zijn er jongeren die moeilijk aan een leerbaan of stage kunnen komen. Innovatie en design In totaal zijn er ruim 9.000 mensen werkzaam in de “creatieve industrie + designsector” . Het aandeel van de creatieve industrie op de totale werkgelegenheid is wat toegenomen in 2010. Een evenement dat nu al een belangrijke rol speelt bij het zich manifesteren van Eindhoven als designstad is het De Dutch Design Week (DDW). In oktober 2010 vond de tiende editie plaats met meer dan 1.500 ontwerpers. De belangstelling is met ruim 150.000 bezoekers fors toegenomen, terwijl ook de waardering ( 7,8) nog was verbeterd.
Samen leven in Eindhoven WMO en welzijn Het aandeel huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau is toegenomen evenals het aandeel huishoudens dat (zeer) moeilijk rond kan komen. Het welzijn van de Eindhovenaren in 2010 (totaal) laat een lichte afname zien. Voor mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen is het verschil ten opzichte van alle Eindhovenaren iets groter geworden. Deze groepen wonen vaker in de aandachtsgebieden. Belangrijke ontwikkelingen rond “meedoen en zorg “ zijn die van de kanteling van de WMO en het Nieuw sociaal beleid. Er moet meer worden uitgegaan van de eigen kracht van burgers en zijn sociale leefomgeving. Verder moet het nieuwe sociale beleid meer vraaggericht, minder verkokerd, efficiënt en vooral effectiever zijn. Leefbare wijken Met de inzet in de wijkvernieuwingsgebieden is veel bereikt, in het bijzonder voor wat betreft de uitstraling van de wijk en het woonklimaat. Een opgave voor de toekomst is er zeker
ii
nog, soms alleen sociaal of fysiek, soms integraal. Belangrijk bij deze processen is de betrokkenheid en inzet van bewoners zelf. Sociale cohesie en het percentage Eindhovenaren dat vindt dat de mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan blijven beiden op een vergelijkbaar niveau als in het voorgaande jaar. We zien wel een verbetering bij de 65-plussers voor wat betreft sociaal isolement. Veiligheid en handhaving Na een aantal jaren waarin onbevredigende resultaten werden geboekt bij veiligheid is in het afgelopen jaar het aantal aangiften bij de meeste delictsoorten gedaald. Zowel het aantal woning- en auto-inbraken, fietsendiefstallen als het aantal overvallen is aanmerkelijk afgenomen. Helaas ging deze daling niet gepaard met een vermindering van de onveiligheidsgevoelens. Op het terrein van verloedering en overlast is de situatie vergelijkbaar gebleven ten opzichte van 2009. Versterken jeugdbeleid Voor de jeugd is in de afgelopen jaren sterk ingezet op een vergroting van het aanbod aan opvoedondersteuning. De bekendheid van Opvoeden en opgroeien (O&O) van Welzijn Eindhoven is dan ook toegenomen en er is een toename van het gebruik van opvoedondersteuning van verschillende instanties. De extra inzet in aandachtsgebieden lijkt zijn vruchten af te werpen. Cultuur en sport De cultuurparticipatie van Eindhovenaren is in de afgelopen jaren gelijk gebleven. Dit blijkt zowel uit het bezoek aan culturele voorstellingen in het algemeen als uit het bezoek aan specifiek Eindhovense culturele instellingen. Ook de sportparticipatie onder de 15-84 jarigen is in Eindhoven constant gebleven, gerekend over de afgelopen jaren. Bij de jongeren van nietwesterse herkomst vond de afgelopen jaren een inhaalslag plaats. Om de sport zowel nationaal als internationaal op de kaart te zetten timmerde Eindhoven flink aan de weg met in 2010 ondermeer het WK Zwemmen voor gehandicapten naar Eindhoven. De bouw van de accommodatievoor de Fontys Sporthogeschool is in september 2010 gestart. Verder profileert Eindhoven zich nationaal en internationaal als Sportstad met de aanwezigheid van een Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) en toegepast onderzoek in de 2 zogenoemde Fieldlabs. Milieu Het aandeel Eindhovenaren dat zegt hinder te ondervinder van vervuilde lucht is behoorlijk afgenomen, hoewel de metingen van fijnstof (afhankelijk van de locatie) een wisselend beeld laten zien. De hoeveelheid restafval is verder afgenomen, de scheiding op milieustraten nog
iii
verder verbeterd. De tevredenheid bij burgers over de afvalinzameling is de afgelopen jaren aantoonbaar verbeterd. De ondervonden geluidshinder door wegverkeer is iets gedaald. De geluidshinder van luchtverkeer is ongeveer gelijk gebleven. De risico’s van externe veiligheid in de stad zijn afgenomen en beter beheersbaar gemaakt, maar het gevoel van onveiligheid blijft hoog. Het onderwerp duurzaamheid is op dit moment vooral uitgewerkt in de energieneutrale ambitie. Eindhoven neemt diverse initiatieven op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Een deel hiervan is al concreet en heeft al geleid tot daadwerkelijke energiebesparing of opwekking van duurzame energie. Er moet echter nog steeds veel gaan gebeuren en dit zal ondermeer zal zijn beslag krijgen via het intensiveringsprogramma Duurzaamheid en Klimaat dat in 2011 wordt aangeboden. Bereikbaarheid De invoering van de milieuzone heeft geleid tot een schoner vrachtwagenpark en een bijdrage geleverd aan schonere lucht in het gebied binnen de Ring. De hoeveelheid gemotoriseerd verkeer binnen de ring is afgenomen en er lijkt een verschuiving te zien in het gebruik van de auto naar de fiets en het OV. Verder zien we dat het aantal verkeersslachtoffers een dalende lijn vertoont. De verwachting is dat deze lijn zich zal voortzetten als we blijven investeren in de aanpak van gevaarlijke verkeerssituaties.
Besturen In Eindhoven Burgerparticipatie In de afgelopen jaren is het met burgerparticipatie overwegend de goede richting uitgegaan, maar het bevindt zich nog niet op het niveau dat wenselijk is. De gemeente zet daarom een andere koers uit. Deze koers legt meer nadruk op gemeentelijke participatie bij burgerplannen in plaats van andersom. De gemeente wil burgers meer zeggenschap geven op het gebied van veiligheid, openbare ruimte en de inzet van welzijnswerk. Met name voor thema’s rond de leefbaarheid en openbare ruimte willen burgers invloed en wordt zoveel mogelijk in samenspraak met hen gedaan. Publieke dienstverlening De tevredenheid met het groen, de leefomgeving en de speelvoorzieningen is onveranderd hoog. Dit geldt nog niet voor de tevredenheid over de aanpak van zwerfvuil. Ook is het aandeel Eindhovenaren dat Eindhoven als groene stad ziet nog laag. Dit laatste ondanks het behalen van de tweede plaats in de competitie om de groenste stad van Nederland. De rapportcijfers voor ‘ schoon en netjes’ (6,4) en ‘heel-en-veilig’ (6,6) liggen rond de streefwaarden. Hondenpoep blijft een aandachtspunt. De overlast van water op straat is afgenomen.
iv
Aandachtspunten Hier worden de belangrijkste aandachtpunten, zoals die naar voren komen uit de Stadsmonitor, nog eens op een rij gezet:
b
Veel Eindhovenaren zijn afhankelijk van een uitkering. Er blijven dus grote inspanningen vereist om hen te laten participeren en zo mogelijk naar een plaats op de arbeidsmarkt te leiden. Hierbij is het zaak dat mensen over de juiste kwalificaties beschikken maar tevens dat ze aangemoedigd worden naar vermogen te werken.
b
De economische crisis heeft bij het MBO gevolgen gehad voor de mogelijkheden om leerbanen of stages te vinden. Met name in de sector techniek zijn hier problemen ontstaan. Vooral in het MBO is het voortijdig schoolverlaten in het afgelopen jaar gestegen.
b
De vorig jaar al voorspelde na-ijl effecten, als gevolg van de financiële crisis, blijken inderdaad negatieve gevolgen te hebben voor welzijn en participatie. Het aantal en aandeel mensen met een laag inkomen is toegenomen. De mensen met een laag inkomen blijven achter als het gaat om meedoen op de terreinen werk, zorg sport, cultuur en onderwijs. Ook een lage opleiding, een hoge leeftijd of een niet-westerse herkomst verlagen de kans op sociale en maarschappelijke participatie. Er moet voor worden gewaakt dat kansen hierdoor verder afnemen.
b
Het is zaak de regio onverminderd te manifesteren als top technologie regio. De gezamenlijke activiteiten en projecten zoals in de Brainport-regio opgesteld en uitgevoerd door onder meer Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), de gemeenten Eindhoven, Helmond, Brainport Development en UWV WERKbedrijf blijven dan ook nog steeds hard nodig. Vertrouwen en goede samenwerking tussen de ondernemingen, onderwijs- en kennisinstellingen en (lokale) overheden, ook wel aangeduid als de 'triple helix'. blijven onontbeerlijk.
b
Met de inzet in de wijkvernieuwingsgebieden is veel bereikt, in het bijzonder voor wat betreft de uitstraling van de wijk en het woonklimaat. Een opgave voor de toekomst is er zeker nog, soms alleen sociaal of fysiek, soms integraal. Belangrijk bij deze processen is de betrokkenheid en inzet van bewoners zelf. De meeste wijkvernieuwingsgebieden blijven kwetsbaar aangezien de hiervoor aangehaalde risicoprofielen (laag opgeleid, laag inkomen, ouder en/of niet westerse herkomst) hier toch vaak sterk vertegenwoordigd zijn.
v
b
Burgerparticipatie, vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn te zien als verschillende vormen van inzet van bewoners (of bedrijven) voor elkaar of voor de buurt, wijk, of stad. Al deze vormen van inzet zullen al in de nabije toekomst belangrijker worden door ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening en verminderde financiële mogelijkheden van de overheid op alle niveaus. Ook neemt het belang toe bij de nagestreefde verandering in de verhouding overheid burger bij het Nieuw Sociaal Beleid. Het stimuleren en ondersteunen van de genoemde vormen van inzet krijgt dan ook terecht de aandacht in het beleid. Dit zal in de komende jaren eerder meer dan minder nodig zijn.
Wij adviseren om ten aanzien van bovenstaande uitgangspunten actief beleid te blijven voeren.
vi
Inhoudsopgave:
VOORWOORD SAMENVATTING EN AANDACHTSPUNTEN INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING............................................................................1
2
BELANGRIJKSTE BELEIDSTERREINEN..........................3
2.1
Werk en Inkomen............................................................................................5
2.2
Meedoen en zorg..............................................................................................9
2.3
Actieve jeugd en onderwijs ..........................................................................13
2.4
Wonen en wijkvernieuwing..........................................................................17
2.5
Burgerparticipatie.........................................................................................21
2.6
Bereikbaarheid verkeer en vervoer ............................................................25
2.7
Milieu..............................................................................................................29
2.8
Openbare Ruimte ..........................................................................................35
2.9
Cultuur, design en licht ................................................................................39
2.10
Sport................................................................................................................43
2.11
Veiligheid........................................................................................................47
2.12
Economie ........................................................................................................51
3
GRAFIEKEN.......................................................................56
ii
3.1
Werk en inkomen ..........................................................................................56
3.2
Meedoen en zorg............................................................................................57
3.3
Actieve jeugd en onderwijs ..........................................................................59
3.4
Wonen en wijkvernieuwing..........................................................................61
3.5
Burgerparticipatie.........................................................................................65
3.6
Bereikbaarheid verkeer en vervoer ............................................................66
3.7
Milieu..............................................................................................................67
3.8
Openbare Ruimte ..........................................................................................69
3.9
Cultuur, design en licht ................................................................................71
3.10
Sport................................................................................................................73
3.11
Veiligheid........................................................................................................75
3.12
Economie ........................................................................................................77
3
BENCHMARK GRAFIEKEN …….……………………………..57
Stadsmonitor 2011
1
Inleiding
In de Eindhovense Stadsmonitor geven we een overzicht van de staat van de stad. De Stadsmonitor laat zien hoe het gaat met Eindhoven en de Eindhovenaren, gerelateerd aan het Eindhovense beleid. De thema’s die daarbij de revue passeren zijn niet toevallig gekozen. Integendeel, leidraad voor de Stadsmonitor zijn de bestuurlijke thema’s en raadsprogramma’s in de programmabegroting. Wat willen we bereiken? Oftewel hoe ontwikkelen de beoogde maatschappelijke zich en welke signalen zijn hieruit op te maken. De Stadsmonitor is zeker niet alleen achter het bureau tot stand gekomen. Input vormden de programmabegroting maar ook diverse gesprekken met programmaleiders en medewerkers van de verschillende beleidsonderdelen. Functies van de Stadsmonitor In de programmabegroting draait het om drie vragen: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag dat kosten? In de Stadsmonitor staat de (eerste) vraag centraal: Hebben we bereikt wat we wilden bereiken? Met andere woorden: hoe is het met de stad gesteld en is er sprake van een ontwikkeling in de gewenste richting? De Stadsmonitor is dus niet zomaar een neutrale beschrijving van de staat van de stad. Hij geeft ook aan waar de gewenste ontwikkelingen uit de programmabegroting zich werkelijk voordoen. Daarmee is de monitor een instrument waarmee het College aan de Raad kan laten zien of de beoogde maatschappelijk effecten optreden. De monitor geeft tevens inzicht in de vraag of een bepaald beleid gecontinueerd, geïntensiveerd of stop gezet moet worden. Kortom: de monitor is niet alleen een instrument om terug te kijken maar ook om vooruit te kijken. De monitor biedt daarmee bouwstenen als input voor de kadernota. De relatie tussen de cijfers en het gevoerde beleid De Stadsmonitor geeft een beeld van de mate waarin de strategische doelstellingen (in termen van de beoogde maatschappelijke effecten) worden bereikt. Een direct causaal verband tussen beleidsinspanningen en een gegeven maatschappelijke situatie is niet zonder meer te leggen. Wanneer de gewenste effecten niet optreden wil dat nog niet zeggen dat het beleid heeft gefaald. Sommige doelstellingen zijn zo ambitieus geformuleerd dat het veel langer dan twee of vier jaren vergt voor er sprake is van enig zichtbaar effect. Ook kunnen zich ontwikkelingen voordoen, zoals de recente wereldwijde financiële crisis, die gepleegde inspanningen te niet doen of die het effect daarvan vertragen. Dit geldt vooral voor doelstellingen waar de gemeente maar in beperkte mate directe invloed op heeft, zoals werkloosheid maar ook onveiligheidsgevoelens en gezondheid. Omdat het wel om zaken gaat die van wezenlijk belang zijn voor de staat van de stad zijn ze toch opgenomen in de programmabegroting en dus ook in
1
Stadsmonitor 2011
deze Stadsmonitor. Wij beschrijven in deze Stadsmonitor alleen de effecten en, op hoofdlijnen, de belangrijke beleidsspeerpunten om de beoogde effecten te bereiken. De monitor is op zich nog geen doeltreffendheidanalyse op de verschillende beleidsonderdelen of een beleidsevaluatie in ruimere zin, maar biedt daar wel een kompas voor en biedt de handvatten om op de verschillende beleidsterreinen met diepgaander analyses aan de slag te gaan. Opzet van de Stadsmonitor In twaalf delen beschrijft de monitor de staat van de stad. Elk deel is gewijd aan een beleidsterrein waarvan we de doelstellingen en de effectindicatoren presenteren. Door de bestuurlijke thema’s en de verwante thema’s uit de programmabegroting zoveel mogelijk gezamenlijk te bespreken willen wij de monitor leesbaar en overzichtelijk houden. Om de cijfers meer betekenis te geven, vergelijken wij Eindhoven waar mogelijk met andere grote centrumsteden. Dit zijn immers de steden waar Eindhoven het beste mee kan worden vergeleken. Helaas zijn deze benchmarkgegevens niet altijd voor handen en als ze er al zijn gaat dit soms niet op voor alle centrumsteden. Om die reden wordt ook wel met andere steden vergeleken. Bijvangst De voorliggende Stadsmonitor is de vierde uitgave en is feitelijk gekoppeld aan de jaarrekening 2010 (en dus ook de Programmabegroting 2010) . Er is weer hard gewerkt om de onvolkomenheden uit de vroegere edities van de P&C cyclus (in de vorm van niet goed meetbare outcomedoelstellingen, inclusief bijbehorende effect-indicatoren) te verbeteren. In de komende jaren gaan we daarmee verder en inmiddels worden al weer voorbereidingen getroffen om nog ontbrekende doelstellingen of indicatoren voor in de Programmabegroting 2012 te formuleren c.q. bij te stellen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking tussen Control (BiO) en de diverse beleidssectoren. Groei van de Stadsmonitor en doorontwikkeling van de programmabegroting gaan dus hand in hand. Dit alles moet ertoe bijdragen dat elke volgende versie van de Stadsmonitor aan waarde wint. Dit komt niet alleen de Stadsmonitor ten goede maar ook de transparantie van het gemeentelijk beleid.
2
Stadsmonitor 2011
2
Belangrijkste beleidsterreinen
De twaalf delen in de Stadsmonitor beschrijven twaalf beleidsterreinen waarvan we telkens de doelstellingen en de effectindicatoren presenteren. Deze doelstellingen en effectindicatoren zijn vooral gehaald uit de bestuurlijke thema’s en raadsprogramma’s van de programmabegroting. In onderstaand schema is terug te vinden in welk hoofdstuk de bestuurlijke thema’s en raadsprogramma’s zijn ondergebracht. Voor de bestuurlijke thema’s is dat overigens de laatste keer. Zij komen niet meer voor in de Planning & Control cyclus en komen zodoende ook in de stadsmonitor te vervallen. Nieuwe programma’s, naar aanleiding van het werkprogramma ‘Samen werkend aan morgen’, zullen worden ingebed in de bestaande raadsprogamma’s. De raadsprogramma’s 4 (Sport en cultuur) en 8 (Ruimtelijk) zijn als programmaonderdelen opgesplitst over verschillende hoofdstukken. In de vierde kolom is dit te zien aan het cijfer tussen haakjes: één cijfer duidt op een raadsprogramma, twee cijfers duidt op een programmaonderdeel.
2.1 2.2 2.3 2.4
Stadsmonitor Werk en Inkomen Meedoen Actieve jeugd en onderwijs Wonen en wijkvernieuwing
2.5 2.6 2.7 2.8
Burgerparticipatie Bereikbh, verkeer en vervoer Milieu Openbare Ruimte
2.9
Cultuur, design en licht
2.10 Sport 2.11 Veiligheid 2.12 Economie
Bestuurlijk thema Meedoen (1) Actieve Jeugd (3) Woningbouwproductie / wijkvernieuwing (4) Strijp S (10) Burgerparticipatie (6) Bereikbaarheid (5) Duurzaamheid en klimaatbeleid (7)
Design en Licht (9) en CultuurTotaal (12)
Veiligheid (11) Brainport (2) Arbeidsmarktbeleid: Eindhoven Eén in werk (8)
Raadsprogramma(onderdeel) Inkomen (1) Zorg en Welzijn (2) Onderwijs en Jeugd (3) Wonen (8.1)
Verkeer en vervoer (8.6) Milieu (8.5) Openbare ruimte (8.2) Groen en Recreatievoorz. (8.3) en Water (8.4) Culturele basisinfrastructuur (4.5) Laboratorium en designstad (4.6) Sportparticipatie Ehv Bevolking (4.3) Openbare orde en veiligheid (5) Economische ontwikkeling (9)
3
Stadsmonitor 2011
Aan de hand van de beschikbare gegevens geven we een beeld van hoe het er in de stad voor staat. We laten, waar mogelijk, zien hoe maatschappelijke effecten zich ontwikkelen en of dat in de beoogde richting is. Ook laten we, als er streefwaarden zijn geformuleerd, zien of deze worden gehaald. Naast de cijfers geven we ruimte aan verklaringen, doelen en acties. Waar cijfers niet voor zich spreken, geven we waar mogelijk aan wat er aan de hand is. De doelstellingen van het gemeentelijk beleid op elk van de terreinen worden verwoord. Daarnaast worden concrete plannen of actiepunten belicht. Elk deel begint met een aanduiding van de programmaonderdelen en/of het bestuurlijk thema dat aan de orde is. Vervolgens geven we een tabel met doelstellingen, effectindicatoren en bijbehorende cijfers. Met kleuren in de cellen waarin de cijfers staan wordt aangegeven of de effectindicatoren zich in de gewenste richting (groen), dan wel in de verkeerde richting (rood) ontwikkelen. Als er streefwaarden (sw) zijn benoemd worden die in de tabel vermeld. Met groene (wel) of rode (niet) arceringen wordt in de laatste kolom, de kolom van het jaar 2010, dan aangegeven of de streefwaarde is gehaald of niet. Indien beschikbaar worden ook cijfers over (1 januari) 2011 weergegeven. Leesvoorbeeld: Onderstaande tabel maakt in de rij ‘rapportcijfer’ duidelijk door middel van de rode achtergrond van de cel dat het in 2008 minder goed ging dan in 2007 en met de groene celachtergrond dat het daarentegen in 2009 weer beter ging dan in 2008 en in 2010 weer beter dan in 2009. De streefwaarde (6,6) is in 2010 echter nog niet gehaald (zie donkerrode arcering). Met het tevredenheidpercentage van bewoners gaat het jaarlijks beter en hier is ook de streefwaarde (donkergroene arcering) gehaald.
rapportcijfer (sw: 6,6) % bewoners dat tevreden is (sw: 70%)
4
2007
2008
2009
2010
6,3
6,2
6,3
6,4
-
77%
78%
79%
Stadsmonitor 2011
2.1
Werk en Inkomen b
Raadsprogramma Werk en Inkomen
b
Raadsprogramma Inkomensondersteuning
Beperken van het aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering en het bevorderen van arbeidsparticipatie Aantal werklozen (per 1 jan) Aantal bijstandsgerechtigden WWB ( per 1 jan) Aantal langdurig (> 3 jaar) bijstandsgerechtigden (1 jan) % langdurig (> 3 jaar) bijstandsgerechtigden (1 jan) Waarvan uitgestroomd door werk (%) Terugdringen van het aantal personen in een financieel problematische situatie % Eindhovense huishoudens met een (huishoud-)inkomen tot 100% van het minimumniveau % arme Eindhovenaren dat gebruik maakt van ten minste één inkomensondersteunende maatregel (sw: 75%) % Eindhovense huishoudens dat (zeer) moeilijk rond kan komen van inkomen % Eindhovense huishoudens met een of meer leningen of schulden (hypotheken niet meegerekend) % Eindhovense HH dat onvoldoende geld heeft voor dagelijkse levensbehoeften (1x per dag warme maaltijd) Aantal personen in traject van schulddienstverlening
2007
2008
2009
2010
2011
9.020 5.184 3.340 64% 41%
6.215 5.023 3.242 65% 39%
6.101 4.847 3.073 63% 32%
9.195 5.253 3.046 58%
8.780 5.434 3.019 57%
8%
8%
9%
10%
-
-
76%
-
13%
12%
10%
13%
22%
24%
21%
34%
3%
3%
4%
3%
1.599
1.532
1.794
1.559
Het raadsprogramma Werk en Inkomen heeft twee belangrijke doelen: het terugdringen van het aantal uitkeringsgerechtigden en het bevorderen van participatie. Inkomensondersteuning heeft als doel het terugdringen van het aantal personen in een financieel problematische situatie. Bevorderen participatie en terugdringen uitkeringsgerechtigden Een belangrijke doelstelling van het gemeentelijk beleid is het bevorderen van de participatie, bij voorkeur door middel van betaalde arbeid, en het terugdringen van het aantal uitkeringsgerechtigden. Het bieden van werk staat voorop. Mensen die geen baan hebben, moeten zo snel mogelijk een betaalde baan vinden. Voor de groep waarvoor betaald werk echt (nog) een brug te ver is, is sociale participatie - bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk - wenselijk. Werkloosheid en bijstandgerechtigden Wat betreft arbeidsparticipatie liepen de ontwikkelingen ten aanzien van de werkloosheid en de bijstand tot 1 januari 2009 in de gewenste richting. In 2009 echter zien we door de economische recessie een forse toename van de werkloosheid. Inmiddels is die in de loop van 2010 al weer wat afgenomen. Per 1 januari 2011 telt Eindhoven 8.780 bij het UWV ingeschreven niet werkende werkzoekenden. Overigens is het werkloosheidspercentage in Eindhoven in 2010 ten
5
Stadsmonitor 2011
opzichte van vergelijkbare steden niet ongunstig. Eindhoven zit daarmee iets onder het gemiddelde (dus gunstig). In 2009 zien we, waarschijnlijk eveneens door de economische recessie ook een lichte toename van het aantal bijstandgerechtigden. Het aantal bijstandsgerechtigden laat al twee jaar een toename zien, hoewel ook deze in de tweede helft van 2010 is gaan dalen. Goed is dat 33% van de bijstandsgerechtigden in 2009 uit is gestroomd. Zo’n 32% daarvan is uitgestroomd door werk, in 2008 was dat nog 39%. Positief is verder dat het aantal personen met een langdurige bijstandsuitkering afneemt. Evenals bij de werkloosheid neemt Eindhoven, ten opzichte van vergelijkbare steden, voor wat betreft het percentage huishoudens met een bijstandsuitkering met 5% een middenpositie in. Reïntegratievoorzieningen Om de werkloosheid zo beperkt mogelijk te houden is door de gemeente samen met de regio een Taskforce Arbeidsmobiliteit opgericht en een speciaal regionaal actieplan Jeugdwerkloosheid in uitvoering genomen. In dit verband zijn bijvoorbeeld de werkcheque en de regeling arbeidsmobiliteit 45+ geïnitieerd. Een werkgever die een werkzoekende jongere een arbeidsovereenkomst (en opleiding) geeft, kan in sommige gevallen in aanmerking komen voor een werkcheque oftewel een geldbedrag. En kunnen MKB-bedrijven en uitzendorganisaties een plaatsingsbonus 45+ aanvragen, wanneer zij een werkzoekende 45-plusser in dienst nemen. Verder heeft de gemeente een variant op de arbeidspool ontwikkeld (Trabajo) waarbij ondersteuning in de vorm van een arbeidsovereenkomst van drie maanden aangeboden wordt voor met name de nieuwe instroom werkzoekenden. Voor mensen die vooralsnog geen betaald werk kunnen verrichten, heeft de gemeente andere participatie-voorzieningen ontwikkeld. Dit kunnen vormen van betaald werken zijn waarbij de gemeente vormen van ondersteuning aanbiedt aan werkgever of werknemer. Ook kan men onbetaald werk verrichten of deel nemen aan georganiseerde maatschappelijke activiteiten. Werkplein Mercado Op Werkplein Mercado vindt de match plaats tussen werkgevers en werknemers. Er worden twee klantgroepen onderscheiden, te weten werkgevende klanten en werkzoekende klanten. De inzet is erop gericht om uitkeringsafhankelijkheid zoveel mogelijk te beperken en zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de personeelsvraag van werkgevers. Op het Werkplein vindt zo mogelijk directe bemiddeling plaats waarbij de inzet van extra ondersteuning niet noodzakelijk is. Voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt kunnen verschillende vormen van ondersteuning worden aangeboden aan werkgevende en werkzoekende klanten om te komen tot betaald werk zoals vormen van tijdelijke (loonkosten)subsidies en detacheringconstructies (arbeidspool). Mensen met een in de persoon gelegen fysieke, verstandelijke en/of psychische handicap kunnen in het kader van de Wet sociale werkvoorziening werken. Zij
6
Stadsmonitor 2011
kunnen beschut binnen of buiten de muren van Ergon werken of bij werkgevers in de regio gedetacheerd worden of begeleid gaan werken. Terugdringen mensen in een financieel problematische situatie Een andere belangrijke doelstelling bij het gemeentelijk beleid is het terugdringen van het aantal personen in een financieel problematische situatie. Dat is van belang omdat we willen dat mensen in hun dagelijkse levensonderhoud moeten kunnen voorzien, maar ook omdat het de mogelijkheden vergroot om deel te nemen aan het sociale leven. Het aandeel huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau is ten opzichte van de voorgaande jaren toegenomen. Momenteel heeft 10% van de huishouden een inkomen onder het minimumniveau. Een negatieve ontwikkeling omdat er dus steeds meer mensen zijn met een grote kans op financiële problemen. Vergeleken met andere steden neemt Eindhoven ook hiermee een middenpositie in. Dat is voor de vijfde stad van het land geen ongunstige positie want met de grootste steden scoren op dit punt veelal slechter. Het aandeel huishoudens dat (zeer) moeilijk rond kan komen is eveneens weer toegenomen. Het percentage in 2010 valt weer terug naar het niveau van 2007. De stijging van het aandeel huishoudens met schulden is nog groter. Daar staat tegenover dat het aandeel Eindhovenaren dat onvoldoende geld heeft voor dagelijkse levensbehoeften licht is afgenomen waarmee dit de enige indicator voor armoede is die zich gunstig ontwikkeld heeft. Inkomensondersteunende maatregelen Voor de groep mensen met een laag inkomen is er een aantal inkomensondersteunende maatregelen beschikbaar. Om hiervoor in aanmerking te komen moet het inkomen onder een bepaalde grens liggen. In 2008 is deze grens opgehoogd van 110% naar 120% van het sociaal minimum, omdat de gemeente ernaar streeft om het bereik van deze regelingen zo groot mogelijk te maken. Wellicht gaat deze grens nu toch weer naar 110%. Het kabinet kondigde in het regeerakkoord immers aan dat de inkomensgrens van gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd op maximaal 110% van het wettelijk minimumloon. Zo’n 76% van de Eindhovenaren met een laag inkomen gebruikte in 2009 minimaal een regeling. Het aantal gebruikers verschilt per groep. Ouderen, mensen met beperkingen en gesubsidieerd werkenden zitten qua gebruik van inkomensondersteunende maatregelen duidelijk onder het gemiddelde. Het gebruikspercentage is ten opzichte van de vorige meting (2006) met zeven procentpunten toegenomen. In de afgelopen jaren spoorde het in 2007 gestarte Preventie Informatie Team (PIT) mensen met lage inkomens actief op, om hen met allerlei financiële instrumenten te ondersteunen. De werkwijze zal komen te vervallen, mede omdat, zoals hiervoor al aangegeven , het percentage Eindhovenaren met een laag inkomen dat gebruik maakt van inkomensondersteunende maatregelen nogal is toegenomen.
7
Stadsmonitor 2011
Eindhoven heeft een Armoedegezant die als taak heeft om conflicterende regels en gebrek aan coördinatie te signaleren, op te sporen en (in gezamenlijkheid) op te lossen. De Armoedegezant confronteert als een soort "luis in de pels" directies, besturen en bestuurders met wat er allemaal niet goed loopt en brengt hen vooral samen zodat verbetering optreedt. Dit leidde in het afgelopen jaar tot de intentie om samen te werken aan het ontwikkelen van de ‘routekaartmethodiek’ om mensen sneller en effectiever te helpen om uit de armoede te komen of om ervan weg te blijven. Er wordt een perspectief geboden met inzet van vrijwilligers en hun eigen informele netwerk. Professionals zetten in op ondersteuning van deze vrijwilligers en het eigen netwerk van mensen. De Armoedegezant organiseert daarmee in twee jaar met ‘de stad’ een sluitende aanpak in voorziening en regie op hulpverlening Schulddienstverlening Het terugdringen van het aantal mensen in een financieel problematische situatie gebeurt, behalve door de activiteiten van het PIT, ook door schulddienstverlening. Deze richt zich met name op mensen die zich in een zodanige complexe schuldsituatie bevinden of dreigen te geraken dat zij deze situatie niet zelf meer kunnen oplossen. Jaarlijks komen er een kleine 1600 personen in een traject van schulddienstverlening. In 2010 zaten er minder personen in een traject van schulddienstverlening dan in 2009. Dat heeft ermee te maken dat zich in 2010 veel gecompliceerde probleemgevallen voor deden. Daarnaast is er veel inzet nodig voor pilots, zoals bijvoorbeeld het woonoverlastteam. Hierdoor is de doorstroming vertraagd en is er een wachtlijst ontstaan. Samenvattend In 2009 nam de werkloosheid fors toe. Inmiddels is die in de loop van 2010 al wel weer wat afgenomen. In 2009 zagen we ook een , zij het lichtere, toename van het aantal bijstand gerechtigden. Ook het aantal bijstandsgerechtigden is in de tweede helft van 2010 weer wat gaan dalen. Overigens doet Eindhoven het voor beide indicatoren ten opzichte van vergelijkbare steden niet ongunstig. In beide gevallen neemt onze stad een middenpositie in. Het aandeel huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau is toegenomen evenals het aandeel huishoudens dat (zeer) moeilijk rond kan komen.
8
Stadsmonitor 2011
2.2
Meedoen en zorg b b
Bestuurlijk thema Meedoen (1) Raadsprogramma Zorg en Welzijn (2) Raadsprogramma Zorg en Welzijn (2) 2007
2008
2009
2010
104
105
106
105
-10
-9
-8
-9
-7
-7
-7
-7
-7
-6
-6
-7
-10
-10
-8
-8
5%
5%
4%
4%
11%
10%
8%
9%
12%
10%
11%
10%
Meer Eindhovenaren gaan participeren Leefsituatie-index Alle Eindhovenaren (stedelijk gemiddelde) Afwijking van gemiddelde voor degenen met een laag inkomen Afwijking van gemiddelde voor degenen met een lage (of geen) opleiding Afwijking van gemiddelde voor de niet-westerse allochtonen Afwijking van gemiddelde voor de 65-plussers Niet meedoen % Eindhovenaren dat niet meedoet (stedelijk gemiddelde) % dat niet meedoet van Eindhovenaren met een laag inkomen % dat niet meedoet van Eindhovenaren met maximaal basisschool % dat niet meedoet van niet westerse allochtonen
8%
5%
6%
8%
16%
16%
15%
13%
% Eindhovenaren in een sociaal isolement2
6%
5%
6%
5%
% 65-plussers in een sociaal isolement
8%
6%
9%
5%
941
-
739
-
Dronken mensen op straat: komt vaak voor (%)
-
-
8%
9%
Drugsoverlast: komt vaak voor (%)
-
-
5%
7%
60%
62%
5,8
5,8
% dat niet meedoet van 65-plussers Sociaal isolement
Het aantal dak- en thuislozen in Eindhoven neemt af Het aantal feitelijke dak- en thuislozen Overlast van deze groep vermindert
De sociale cohesie neemt toe % Eindhovenaren dat vindt dat de mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan Schaalscore sociale cohesie
5,9
-
Zowel het bestuurlijk thema Meedoen (programma is geëindigd op december 2010) als het raadsprogramma Zorg en Welzijn leggen veel nadruk op participatie van de meest kwetsbare inwoners, het terugdringen van het aantal dak- en thuislozen (en de overlast die deze groep kan geven), en het bevorderen van de sociale cohesie.
9
Stadsmonitor 2011
Ontwikkelingen In het nieuwe coalitieakkoord ‘Samen werkend aan morgen’ ligt de nadruk nog sterker dan voorheen op het uitgaan van eigen kracht van mensen, het stimuleren van actieve deelname in de samenleving, het uitgaan van mogelijkheden in plaats van beperkingen, en het creëren van een integraal aanbod. Verder zijn van belang: een goede samenwerking binnen de gemeente en tussen instellingen; het wegnemen van overlap uit het aanbod. Deze zaken vinden hun vertaling in twee concrete speerpunten: in de zogenaamde Kanteling WMO en Vernieuwend Welzijn of Nieuw Sociaal Beleid1. Welzijn De leefsituatie-index, het niet meedoen en sociaal isolement worden gehanteerd als indicatie voor participatie. De leefsituatie-index is ontwikkeld door het Sociaal Cultureel planbureau (SCP) en bestaat uit een combinatie van indicatoren op acht belangrijke aspecten van de leefsituatie, zoals gezondheid, wonen en het bezit van duurzame consumptiegoederen. Hoe hoger het indexcijfer hoe hoger de mate van welzijn. Bij de eerste meting een aantal jaren geleden stelde het SCP de index op 100. Door middel van de leefsituatie-index kunnen ontwikkelingen in de tijd, maar ook verschillen tussen groepen worden gemeten. De gemiddelde score van de Eindhovenaren op de leefsituatie-index ligt voor 2010 op 105. De score ligt daarmee een punt lager dan in 2009, nadat we daarvoor enkele jaren op rij juist een lichte stijging zagen. Mensen met een laag inkomen en 65-plussers blijven het meest achter bij het gemiddelde. Ten opzichte van vorig jaar zijn de verschillen weer iets groter geworden, nadat deze in de afgelopen jaren juist waren afgenomen. Meedoen en sociaal isolement Meedoen betekent het participeren in (maatschappelijke) verbanden / activiteiten als werk, opleiding en uitgaan. Kijken we naar het percentage dat meedoet, dan zien we dat vooral 65plussers achterblijven en in iets mindere mate de andere drie onderscheiden groepen (niet westerse allochtonen, mensen met een laag inkomen of een lage opleiding). De gemiddelde score voor alle Eindhovenaren is gelijk gebleven; de verschillen die we bij de onderscheiden groepen zien ten opzichte van vorig jaar zijn niet significant. Het percentage Eindhovenaren in een sociaal isolement is ongeveer hetzelfde gebleven. Onder 65-plussers in dit echter afgenomen. Meedoen en activering ‘Meedoen’ gaat over sociale insluiting en participatie en moet er zeker ook toe leiden dat de meest kwetsbare mensen in Eindhoven de kans krijgen om mee te doen en hun talenten in
1
Samen werkend aan morgen! Werkprogramma: ambities, intensiveringen en bezuinigingen 2011-2015, Eindhoven, dec. 2010.
10
Stadsmonitor 2011
te zetten en te ontwikkelen. Dat gebeurt op allerlei terreinen, op verschillende niveaus en op tal van manieren. Denk aan de activeringsmethodieken voor allochtone mannen en vrouwen, maar ook aan de regie op de aanpak van multiprobleem huishoudens door de Krachtwerkers, maatjesprojecten rondom financiële administratie of de installatie van een Armoedegezant, een unieke functie in Nederland. Werken en studeren, maar ook sporten, uitgaan, vrijwilligerswerk en deelname aan het verenigingsleven worden beschouwd als vormen van meedoen. Voorafgaand daaraan is het essentieel dat het dagelijkse leven van mensen op orde is; zowel financieel, sociaal, als qua gezondheid. De programma’s richten zich op alle Eindhovenaren, maar er wordt speciaal ingezet op die mensen voor wie meedoen niet vanzelfsprekend is. Zij hebben één of meerdere belemmeringen gemeen. Daarom wordt er in de programma’s uitgegaan van de meest kwetsbaren: mensen met een laag inkomen, senioren, jongeren, dak- en thuislozen, chronisch zieken en lichamelijk gehandicapten en laaggeletterden. Voor dit thema is er een aanvalsplan Laaggeletterdheid gemaakt, waarbij de verschillende initiatieven op dit terrein meer samenhang krijgen. Op basis van extrapolatie van landelijke cijfers wordt de omvang van deze groep laaggeletterden op 14% geschat. Afname van het aantal dak- en thuislozen en door hen veroorzaakte overlast Dak- en thuislozen kampen dikwijls met meerdere ernstige problemen en ervaren daardoor dagelijks dat deelname aan de maatschappij niet vanzelfsprekend is. Ten opzichte van 2009 lijkt het aantal echte daklozen in de regio Eindhoven aanzienlijk te zijn gedaald, van 941 naar 739. Dat klopt ook wel met de toegenomen uitstroom naar vormen van begeleid wonen, maar toch moet het verschil voor een deel ook worden toegeschreven aan verbeterde registratie. Er wordt hard gewerkt om alle daklozen aan te melden en van een persoonlijk trajectplan te voorzien, maar het is ook duidelijk dat de instellingen nog een forse inhaalslag moeten maken om de hele doelgroep van de maatschappelijke opvang op deze manier in beeld te krijgen. Het gezamenlijke registratiesysteem, dat inmiddels bij alle aangesloten organisaties ingang vindt, is daarbij van groot nut. De persoonlijke aanpak, die beleidsmatig in het Stedelijk Kompas is vastgelegd, maakt het ook mogelijk om de overlast, die aan dak- en thuislozen wordt toegeschreven, aan te pakken, zelfs als het gaat om categorieën die over het algemeen als moeilijk te boek staan. Met name de aanpak van overlast veroorzakende drankverslaafden (Werkstek), straatprostitutie (Levenskracht) en drugsverslaving (medisch heroïnebehandeling) heeft aanwijsbare effecten. Duurzame oplossingen vereisen evenwel dat de aandacht niet alleen uitgaat naar problemen van daklozen, maar ook naar mogelijkheden die ontwikkeld kunnen worden op het vlak van wonen en werken. De huisvestingsvraag blijft daarom urgent, ondanks enkele nieuwe voorzieningen. Bovendien is er veel te winnen door gedwongen huisuitzetting te voorkomen. In 2010 is de daling van de afgelopen jaren doorgezet: in 65% van de gevallen waar de woonoverlastteams voor werden ingeschakeld vond de dreigende huisuitzetting uiteindelijk geen doorgang
11
Stadsmonitor 2011
De hiervoor beschreven projecten zijn aantoonbaar succesvol en laten vooral op een lager schaalniveau resultaat zien. Gemeentebreed is de overlast als gevolg van drank en drugs helaas toch wat toegenomen. Deze overlast zal echter maar zeer ten dele toe te schrijven zijn aan de doelgroep dak- en thuislozen. Sociale cohesie Om zelfredzaamheid en actief burgerschap te stimuleren is het van belang dat mensen zich prettig voelen in hun omgeving. De ‘sociale kwaliteit van de woonomgeving’2 (als maat voor sociale cohesie) wordt al jaren gewaardeerd met een, overigens niet al te ruime, voldoende. Ten opzichte van andere grote centrumsteden is dit een ‘gemiddelde’ score. De score in 2010 is even hoog als die in 2009. Het percentage Eindhovenaren dat vindt dat mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan was in 2009 60%; in 2010 ligt dit op een vergelijkbaar niveau, 62%. Samenvattend Het welzijn van de Eindhovenaren laat in 2010 een lichte afname zien. Voor mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen is het verschil ten opzichte van alle Eindhovenaren iets groter geworden. Wat meedoen betreft zijn de resultaten op hetzelfde niveau gebleven, maar bij sociaal isolement zien we een verbetering bij de 65-plussers. Sociale cohesie en het percentage Eindhovenaren dat vindt dat de mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan blijven beiden op een vergelijkbaar niveau als in het voorgaande jaar.
.
2
Sociale cohesie wordt vastgesteld in de inwonersenquête op basis van stellingen als "de mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks", "in deze buurt gaat men op een prettige manier met elkaar om”, ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid” en “ik voel mij thuis bij de mensen in deze buurt”.
12
Stadsmonitor 2011
2.3
Actieve jeugd en onderwijs b b
Bestuurlijk thema Actieve Jeugd (3) Raadsprogramma Onderwijs en Jeugd (3) 2007
Jongeren zijn door hun passende opleiding goed in staat te starten op de arbeidsmarkt Aantal voortijdige schoolverlaters1 % voortijdige schoolverlaters
2008
2009
2010**
681
678
595
668
4,9%
4,9%
4,4%
4,9%
% voortijdige schoolverlaters1in het vo
2,1%
2,3%
1,8%
2,0%
% voortijdige schoolverlaters1 in het mbo
12,%0
11,4%
10,4%
11,8%
299
150
193
414*
3,3%
2,4%
3,2%
4,5%
-
79%
-
83%
68%
72%
69%
70%
Jeugdwerkloosheid (NWW’ers < 23 jaar; absoluut) Jeugdwerkloosheid (% op het totale aantal NWW’ers) Jongeren verkrijgen middels passende en plezierige vrijetijdsbesteding een goed evenwicht tussen inspanning en ontspanning Participatie aan sport (4-11 jr; 4-jaarlijks) Participatie aan sport (15-23 jr)3
Participatie aan kunst, cultuur (15-23 jaar) 92% 89% 93% 91% Jongeren leveren een actieve bijdrage aan het maatschappelijke leven in eindhoven Participatie aan vrijwilligerswerk (15-23 jr) 27% 36% 37% 37% - Niet gemeten / cijfer niet beschikbaar 1 Op basis van cijfers van OC&W/CFI; cijfers waar het convenant voortijdig schoolverlaten van uit gaat. 3 Percentage op basis van zgn. smalle definitie, zie voor verdere toelichting hoofdstuk 2.6 * in 2011 450 (5,5%); zie hoofdstuk economie voor overige cijfers werkloosheid ** Op basis van voorlopige cijfers
Bij ‘Actieve jeugd en onderwijs’, zijn er doelstellingen op het brede spectrum van de domeinen onderwijs en arbeid, vrije tijd en maatschappelijke participatie, talentontwikkeling en zorg: -
jongeren zijn door hun passende opleiding goed in staat te starten op de arbeidsmarkt;
-
jongeren verkrijgen middels passende en plezierige vrijetijdsbesteding een goed evenwicht tussen inspanning en ontspanning;
-
jongeren leveren een actieve bijdrage aan het maatschappelijk leven in Eindhoven.
-
door hun talent optimaal te ontplooien ontwikkelen jongeren zich tot zelfstandige, zelfbewuste en participerende burgers;
-
ouders en kinderen met hulpvragen worden eerder, beter en sneller geholpen.
Hieronder beschrijven we de ontwikkelingen per domein. Onderwijs Het definitieve aantal geregistreerde voortijdig schoolverlaters over schooljaar 2008/2009 is inmiddels vastgesteld op 595. De afname van het voortijdig schoolverlaten is daarmee 19%,
13
Stadsmonitor 2011
ten opzichte van het referentiejaar 2005/2006. Dit komt bijna overeen met de nagestreefde vermindering van 20% voor dat jaar. De reductie van voortijdig schoolverlaten met 20% per 2008/2009 wordt opnieuw wel gehaald in het voortgezet onderwijs (vo), maar niet in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ten opzichte van vergelijkbare grote gemeenten scoort Eindhoven redelijk voor wat betreft het aantal voortijdig schoolverlaters3. De cijfers voor de regio zijn minder gunstig; de voorlopige cijfers over 2009/2010 eveneens4 zowel voor Eindhoven als voor de regio. De uitval bij het MBO ligt volgens deze voorlopige cijfers weer bijna op hetzelfde niveau als in het referentiejaar 2005/2006. Vanuit de Stuurgroep voortijdig schoolverlaten is aangeven dat onder meer het tekort aan leerbanen als gevolg van de economische crisis hierbij een belangrijke factor is. Het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten krijgt in het kader van de Lokale Educatieve Agenda en het regionale convenant op diverse manieren aandacht. Voor jongeren die niet werken, niet op school zitten en met de reguliere aanpak niet worden gemotiveerd is eSSMS ontwikkeld, een maatschappelijke school met intensieve begeleiding voor zo’n 30 jongeren. Hierdoor is er ook voor jongeren die een specifieke aanpak nodig hebben een passend aanbod. De gemeente ondersteunt krachtig de verdere ontwikkeling van een monitor voor het voortgezet onderwijs. Inmiddels is de eerste versie in gebruik door scholen, om op basis van dit instrument gezamenlijk een zo hoog mogelijke kwaliteit te bereiken. In 2012 zal een nieuwe monitor worden uitgebracht. Arbeid Hoewel het aantal jeugdige werklozen in 2010 en in 2011hoger is dan in 2009 valt de stijging mee in vergelijking met de eerdere voorspellingen. In 2009 bedroeg het aantal 193, in 2010 was dit 414 en in 2011 is dit opgelopen naar 450. Dit is een heel stuk hoger dan in voorgaande jaren, maar blijft nog onder het aantal van 2006 en ruim onder het aantal van 2004, toen het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW’ers) onder 23 jaar nog 875 bedroeg. Kanttekening daarbij is dat onder de gewijzigde voorwaarden voor het verkrijgen van een uitkering een deel van de jongeren zich minder vanzelfsprekend als NWW’er zal laten registreren. Het Jongerenloket dat eind 2008 is opgericht moet er onder andere voor gaan zorgen dat meer jongeren door werk kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud. Het Jongerenloket moet tevens de dienstverlening voor jongeren op zoek naar school of werk structureel verbeteren. De gemeente streeft daarbij naar een klantgerichte werkwijze met een sluitende dienstverlening, waarbij de producten op elkaar zijn afgestemd. Het kan daarbij gaan om thema’s op het
3
Bron vergelijking steden: website www.voortijdigschoolverlaten.nl
4
Deze cijfers zijn op dit moment nog niet vrijgegeven door OCW, maar wel is al door het ministerie gemeld dat in onze regio een ongunstige ontwikkeling is te zien voor het schooljaar 2009/2010.
14
Stadsmonitor 2011
gebied van onderwijs, arbeid en zorg. Vanuit het jongerenloket wordt integraal casemanagement uitgevoerd om uitval te voorkomen c.q. op te vangen met partners in de stad. Vrije tijd en maatschappelijke participatie Veel jongeren nemen actief deel aan de samenleving. Sinds 2008 ligt de deelname aan vrijwilligerswerk op ruim een derde; voorheen was dit een kwart. De stijging is opgetreden na invoering van de maatschappelijke stage in het onderwijscurriculum van middelbare scholen. De deelname aan sport van 15-23 jarigen is op een vergelijkbaar niveau gebleven (rond de 70%). Ook de deelname aan cultuur ligt op een vergelijkbaar niveau als de vorige jaren (rond de 90%). Het gemeten deelnamepercentage in 2010 is wel iets lager, maar het verschil is niet significant. Talentontwikkeling Eindhoven wil bevorderen dat kinderen ontdekken waar zij goed in zijn en de kans bieden zich binnen de eigen mogelijkheden optimaal te ontplooien. Het talentcenter sport is opgericht en er zijn combinatiefunctionarissen aangesteld. Deze werken in de wijken nauw samen met de jongerenwerkers. In het talentcenter sport worden een aantal trajecten verder uitgewerkt en uitgevoerd, waaronder sponsorproposities en een talentvolgsysteem (uitvoering NOC-NSF). Bij de talentcentres Kunst, Cultuur en Design en Technologie zijn alle partners inmiddels betrokken en aan de slag. Het jeugdsportfonds en jeugdcultuurfonds zijn opgericht en zijn in uitvoering gebracht, het projectbureau Urban Culture is ontwikkeld. Zorg Via het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) wordt extra ingezet op gezinsondersteuning/ coaching in multi probleemgezinnen5 en op de aanpak van risicojeugd door middel van diverse programma’s (zoals schoolmaatschappelijk werk) en opgroeiprogramma’s voor jeugdigen. Het CJG is een netwerk- en samenwerkingsverband van instellingen die in Eindhoven diensten en hulp aanbieden bij opvoeden en opgroeien. Het CJG zorgt daarbij tevens voor een verbetering van de opvoedondersteuning. Uit onderzoek van BiO blijkt dat de toegankelijkheid hiervan is verbeterd; dat de bekendheid en het gebruik van opvoedondersteuning is toegenomen. Verder wijzen gegevens uit het onderzoek er op dat met name in de integrale wijkvernieuwingsgebieden de drempel voor gebruik hiervan is verlaagd6. Op basis van de nota Marokkaans-Nederlandse risicojeugd wordt door het CJG extra ingezet met activiteiten en programma’s op het gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning
5
Gezinnen die kampen met een chronisch complex van problemen, zoals psychosociale, financiële en werkgerelateerde problemen en die vaak een verstoorde relatie met de hulpverlening hebben. De problemen bestaan vaak van generatie op generatie.
6
Bekendheid, bruikbaarheid en bereik van opvoedondersteuning, BiO, Eindhoven, 2011
15
Stadsmonitor 2011
(bijvoorbeeld de methodiek positief opvoeden, Triple P) activiteiten op het gebied van onderwijs en arbeid (bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten). De opvoedondersteuning binnen het primair onderwijs is uitgebreid; op alle basisscholen en spilcentra is dit beschikbaar. Daarnaast wordt er een pilot opvoedondersteuning binnen het voortgezet onderwijs uitgevoerd. De gemeente zet stevig in op verdere verbetering van de zorgstructuur in het onderwijs, en aansluiting van de zorgstructuur op het samenwerkingsverband van het CJG en de geïndiceerde jeugdzorg. Ook werkt de gemeente aan een sluitende keten voor alle jongeren die uitvallen en worden er voor verschillende doelgroepen passende voorzieningen ontwikkeld. Het CJG zet ook in op de doelgroep jongeren 12+. Vanuit de unit Ambulant is er specifieke aandacht voor jongeren met een grote afstand tot maatschappelijke- en economische zelfstandigheid en wordt begeleiding geboden aan jongeren die afkomstig zijn uit de jeugdzorg (methodiek Niemand uit Beeld) Belangrijk in het kader van het onderwerp ‘zorg‘ is dat het Rijk heeft besloten dat de geïndiceerde jeugdzorg overgaat naar de gemeenten. Preventie en vrijwillige hulpverlening moet in goede afstemming met gedwongen hulpverlening door gemeenten georganiseerd worden. De CJG’s zullen gaan dienen als front office voor alle jeugdzorg van de gemeenten. De nadruk komt nog meer te liggen op preventie in het voorliggende veld, dus het voorkomen van opgroei- en opvoedproblemen. Samenvattend Hoewel de toename van de jeugdwerkloosheid nog steeds minder ernstig is dan was gevreesd, blijft dit een punt van zorg. De daling van het voortijdig schoolverlaten ligt in Eindhoven voor 2008/2009 bijna op schema maar op basis van de nieuwste (voorlopige) cijfers is het beeld minder rooskleurig. Dit geldt met name voor het MBO. De participatie van jeugdigen is op hetzelfde hoge(re) niveau gehandhaafd. Het verhoogde aanbod aan opvoedondersteuning, heeft geresulteerd in een toegenomen bekendheid van Opvoeden en opgroeien (O&O) van Welzijn Eindhoven en een toename van het gebruik van opvoedondersteuning van verschillende instanties. De extra inzet in aandachtsgebieden lijkt zijn vruchten af te werpen.
16
Stadsmonitor 2011
2.4
Wonen en wijkvernieuwing b b
Bestuurlijk thema Woningbouwproductie/wijkvernieuwing (4) Raadsprogrammaonderdeel Wonen (8.1)
Het zorgen voor voldoende woningen (kwantitatief en kwalitatief) Bruto nieuwbouw Sociale sector Verbeteren van de leefbaarheid % (zeer) tevr. kwal. woningen in de eigen buurt (% (zeer) tevr. kwal. woningen in de eigen buurt, stedelijk) Schaalscore verloedering (Schaalscore verloedering, stedelijk) Schaalscore sociale overlast (Schaalscore sociale overlast, stedelijk) Ruimtelijke segregatie Aandeel niet-westerse migranten (Aandeel niet-westerse migranten, stedelijk) Aandeel werklozen (CWI) (Aandeel werklozen (CWI), stedelijk) Diversiteit in woningaanbod Gemiddelde WOZ-waarde (Gemiddelde WOZ-waarde stedelijk) Sociale stijging Aandeel laag inkomen (Aandeel laag inkomen stedelijk ) Aandeel laag opgeleiden (in % bevolking 15-84 jr) Aandeel laag opgeleiden (in % bevolking 15-84 jr; stedelijk)
2007
2008
2009
2010
995
992
1.771
787
392
560
861
514
-
62% (77%) 4,3 (4,0) 2,4 (2,0)
60% (75%) 4,1 (4,0) 2,5 (2,2)
-
-
26% (16%) 8,9% (6,2%)
26% (15%) 6,0% (4,3%)
26% (16%) 5,9% (4,2%)
26% (17%)
162 (202)
182 (227)
194 (242)
190 (244)
13% (8%) 37% (32%)
11% (8%) 36% (32%)
11% (9%) 36% (30%)
14% (9%) 34% (28%)
-
Doelstelling op het gebied van wonen is het zorgen voor voldoende woningen (kwantitatief en kwalitatief). Op het gebied van wijkvernieuwing zijn de doelstellingen: het verbeteren van de leefbaarheid, het tegengaan van ruimtelijke segregatie zodat er geen concentraties van bepaalde bevolkingsgroepen ontstaan, het bevorderen van de diversiteit in het woningaanbod en sociale stijging. Ontwikkelingen woningbouw Eindhoven heeft in 2009 een forse groei van de woningvoorraad gekend. In 2010 is er sprake van een terugval, maar ten opzichte van de voorgaande jaren is de productie redelijk op peil gebleven. In regionaal verband heeft Eindhoven afspraken gemaakt over de woningbouw. Voor de periode van 2010 tot 2015 is afgesproken dat Eindhoven op eigen grondgebied minimaal 2.785 woningen aan de bestaande woningvoorraad toevoegt. Bruto (inclusief vervangende nieuwbouw) komt dat neer op 3.785 woningen. Met de omliggende gemeenten is afgesproken dat zij in deze periode voor Eindhoven 2.077 woningen gaan bouwen. Met 787 bruto toevoegingen in Eindhoven in 2010 zitten we dus goed op schema.
17
Stadsmonitor 2011
Dankzij financiële steun van de provincie Noord-Brabant, het Rijk en de gemeente Eindhoven zijn meerdere grote (woning)bouwprojecten gestart. Het gaat om projecten in Strijp-S, Meerhoven en Tongelresche Akkers. Dit zijn belangrijke projecten voor Eindhoven. Alleen al door de stimuleringsregelingen is met de bouw van meer dan 1300 woningen gestart (een deel daarvan wordt overigens in 2011 en 2012 opgeleverd). Vanzelfsprekend is niet alleen het aantal woningen van belang, maar ook de kwaliteit, waaronder het soort woning. Denk hierbij aan huisvesting van doelgroepen, duurzaam bouwen en Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). De bestaande Woonvisie ‘Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit’ en het Programma Wonen voor de periode 2010-2015 zijn daarbij actueel. Duidelijk is dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving c.q. het woonmilieu en de aanwezigheid van voorzieningen. Daarnaast vindt via de integrale wijkvernieuwing een kwaliteitslag plaats. Circa 1.000 bestaande woningen worden vervangen door nieuwbouw. Integrale Wijkvernieuwing en Krachtwijkenaanpak Wat integrale wijkvernieuwing betreft zijn er positieve ontwikkelingen te zien op het terrein van de verbetering van de leefbaarheid en sociale stijging. Het aandeel laag opgeleiden is iets afgenomen en het aandeel niet-westerse allochtonen neemt in de wijkvernieuwingsgebieden nauwelijks toe, minder in ieder geval dan stedelijk. Opvallend is dat het aandeel met een laag inkomen is gestegen, terwijl dit op stedelijk niveau gelijk is gebleven. De Krachtwijkenaanpak sluit aan bij de lopende inspanningen op het gebied van de integrale wijkvernieuwing in de Bennekel en Woensel-West en de sociale herovering Doornakkers Eén. In de Eindhovense Krachtwijkenaanpak staan innovatie, bewoners en focus op uitvoering centraal. Het uitproberen van nieuwe dingen, ervan leren en bij succes breder inzetten past daarnaast bij Brainport Eindhoven. De drie krachtwijken zijn in dit opzicht de laboratoria van en voor de stad. Focus is aangebracht door op een negental doorbraakthema’s in te zetten. De doorbraakthema’s die in alle drie de Krachtwijken spelen zijn: de ‘Achter de voordeur’ aanpak (gericht op multi probleemgezinnen7 ), de bestrijding van armoede en werkloosheid door scholing en het creëren van werkgelegenheid en wijkeconomie. Daarnaast zijn er nog drie algemene randvoorwaardelijke doorbraakthema’s benoemd voor alle krachtwijken: ‘schoon, heel en veilig’ (voortzetten van de leefbaarheidsthema’s), uitvoeringskracht (Maak het waar!) en burgerparticipatie. Tot slot zijn er per wijk doorbraakthema’s gekozen. De aanpak in Doornakkers richt zich naast de bovengenoemde thema’s op de aanpak van slechte gezondheid van bewoners. In Woensel-West wordt extra ingezet op het versterken van de gebruikswaarde van het SPIL-centrum met behulp van nieuwe samenwerkingsvormen die de uitvoeringskracht
7
Voor definitie zie hoofdstuk 2.3 Actieve jeugd en onderwijs.
18
Stadsmonitor 2011
verhogen. Tenslotte is in de Bennekel gekozen om extra in te zetten op het bieden van perspectief aan jongeren. Evaluatie en toekomst Integrale wijkvernieuwing De evaluatie is in 2011 afgerond voor de IWV gebieden. Deze evaluatie heeft inzicht geboden in een drietal onderwerpen: de effecten, het proces en de mening van de wijkbewoners over resultaten van de wijkvernieuwing. De evaluatie laat zien dat er veel is gebeurd en dat er veel is bereikt in de Eindhovense integrale wijkvernieuwing. De bewoners van de wijken waar de fysieke aanpak in de afrondende fase is aangekomen zijn trots op hùn nieuwe wijk en woningen. De uitstraling van de wijk is sterk verbeterd, de variatie in woningtypen en huishoudens is groter en het is er een stuk prettiger wonen. In de wijken waar de aanpak binnenkort van start gaat, hebben de bewoners hun stem de afgelopen periode flink laten gelden. Delen van de plannen zijn onder invloed daarvan aangepast en binnenkort zullen ook deze wijken aangepakt worden. Vele verschillende beleidsinterventies zijn in deze wijken ontwikkeld, veelal door of met bewoners. De participatie is goed op gang gekomen, bewoners nemen meer en meer verantwoordelijkheid en werken samen aan de wijk. Ook de samenwerking kent stevige impulsen. De buurtonderneming in Woensel-West is hiervan een goed voorbeeld. Verbetermogelijkheden zijn er ook: bij de ontwikkeling van de aanpak, in het proces tussen wijkwerkers onderling en in de samenwerking met bewoners. Een opgave voor de toekomst is er zeker nog, soms alleen sociaal of fysiek, soms integraal. Samenvattend Er is in 2010 nog redelijk veel gebouwd. In regionaal verband is afgesproken dat Eindhoven in de periode van 2010 – 2015 netto 2.785 woningen aan de bestaande woning voorraad toevoegt en dat ongeveer 1.000 woningen in Integrale wijkvernieuwingsgebieden worden vervangen door nieuwbouw. Dankzij financiële steun van de provincie Noord-Brabant, het Rijk en de gemeente Eindhoven zijn meerdere grote (woning)bouw-projecten gestart. Met de inzet in de wijkvernieuwingsgebieden is veel bereikt, met name voor wat betreft de uitstraling van de wijk en het woonklimaat . Een opgave voor de toekomst is er zeker nog, soms alleen sociaal of fysiek, soms integraal.
19
Stadsmonitor 2011
2.5
Burgerparticipatie b
Bestuurlijk thema Burgerparticipatie (5) 2007
2008
2009
2010
-
-
-
57%
60%
-
-
19%
21%
-
-
70%
70%
-
-
41%
38%
-
-
18%
19%
-
Het bestuur betrekt burgers bij het besturen van de stad Opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen % Eindhovenaren dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de buurt % Eindhovenaren dat meedenkt en meepraat over ontwikkelingen in wijk of buurt % Eindhovenaren dat het belangrijk vindt om zelf invloed uit te oefenen op zaken die voor wijk/buurt van belang zijn De door het bestuur genomen besluiten zijn voor de burger helder en toegankelijk % Eindhovenaren dat zich geïnformeerd vindt over de wijk % Eindhovenaren dat zich serieus genomen voelt door de gemeente bij definitieve plannen voor een buurt of wijk
44%
Belangrijke doelen op het terrein van burgerparticipatie zijn het meer betrekken van burgers bij het besturen van de stad, het helder en toegankelijk maken van door het bestuur genomen besluiten en het stimuleren en activeren van burgers om mee te doen, mee te werken en mee te denken . Beleid en uitvoering moeten niet alleen vóór maar ook met de burger vorm krijgen. Het draagvlak voor en de legitimiteit van het beleid en uitvoering varen daar dan wel bij. Recent is over het thema ‘burgerparticipatie‘ door het college een koers uitgezet voor de jaren 2011-2014. Kort gezegd komt er meer nadruk op gemeentelijke participatie in burgerinitiatieven in plaats van burgerparticipatie op gemeentelijke initiatieven. De stadsmonitor zal bij deze koers aansluiten, door indicatoren op te nemen die daarbij passen. Op dit moment wordt door BiO in overleg met Gebiedsontwikkeling een opzet gemaakt voor het meten van de resultaten. Op basis daarvan zullen indicatoren worden gekozen. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de ontwikkelingen in de afgelopen periode en vervolgens op de koers voor 2011-2014. Betrokkenheid burgers neemt toe Een belangrijke en significante verbetering hebben we in de afgelopen jaren kunnen zien bij het aandeel Eindhovenaren dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de buurt; dit is van 54% in 2006 gegaan naar 60% in 2009. Het percentage dat meedenkt en meepraat over ontwikkelingen in buurt of wijk is in 2009 eveneens significant hoger dan in 2006 (van 17 naar 21%). Ook bij de andere indicatoren is tussen 2006 en 2009 vooruitgang gemeten, zij het dat bij ‘het percentage Eindhovenaren dat zich geïnformeerd vindt over de wijk’ na een forse stijging weer een lichte vermindering was te
21
Stadsmonitor 2011
zien. Daarnaast is dit percentage relatief laag, evenals het percentage dat zich serieus genomen voelt bij plannen voor een wijk of buurt. Relatief laag blijft verder de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen; 44% in 2010 terwijl het opkomstpercentage in Nederland 54% was. BiO heeft verkennend onderzoek naar de verklaring van dit fenomeen gedaan8. Daaruit blijkt dat de lage opkomst vooral een Brabants fenomeen is, dat mogelijk wordt verklaard door processen die zich specifiek in Brabant sterk voordoen: secularisatie en ontzuiling. Het belang van betrokkenheid en zelfwerkzaamheid van bewoners Betrokkenheid en zelfwerkzaamheid van bewoners zijn belangrijk voor het goed functioneren van buurten en wijken. Burgerparticipatie in de breedste zin van het woord zal de komende jaren alleen maar belangrijker worden voor het leefbaar houden van buurten en wijken. Ontwikkelingen als individualisatie, het wegvallen van vanzelfsprekende verbanden en vergrijzing maken dit enerzijds moeilijker maar vergroten anderzijds juist de noodzaak om dit te stimuleren. Ook de afname van de financiële middelen die de gemeente kan inzetten maakt het noodzakelijk burgerparticipatie te vergroten. Vier leidende thema’s in de koers voor 2011-2014 Het gewenste toekomstbeeld is dat bewoners de gemeente steeds beter weten te vinden om hun wensen kenbaar te maken. En dat de gemeente hen vervolgens ondersteuning biedt om hun wensen te vertalen in te realiseren activiteiten. Het initiatief ligt hierbij vooral bij de bewoners. Daarnaast worden bewoners ook gestimuleerd om zelf activiteiten uit te voeren, al dan niet met ondersteuning van de gemeente of andere professionele partners. Dit gewenste toekomstbeeld vinden we terug in de vier kernthema’s voor de koers van burgerparticipatie voor 2011-2014. De vier leidende thema’s zijn: 1.
samenspraak verder verbeteren,
2.
zeggenschap uitbreiden,
3.
actief burgerschap stimuleren en
4.
gemeentelijke participatie bij burgerinitiatieven
1. Samenspraak verbeteren: In Eindhoven werken we eraan om inwoners steeds vaker in een vroeger stadium te betrekken bij nieuwe plannen. Dit doen we met de methode samenspraak. Hier zijn in het verleden al resultaten mee behaald (zie ‘resultaten tot nu toe’) en de gemeente streeft naar een verdere verbetering.
8
Notitie Opkomst verkiezingen, BiO, 2010
22
Stadsmonitor 2011
Aandachtspunten hierbij zijn o.a.: goed verwachtingenmanagement, gebruik van nieuwe media en nieuwe werkvormen (innoveren door experimenten) en verbeteren representativiteit inbreng bewoners / ondernemers. 2. Zeggenschap uitbreiden Hierbij gaat het erom dat bewoners op meer terreinen zeggenschap hebben, te beginnen bij de domeinen openbare ruimte, welzijn en toezicht om hier vanaf 2012 nieuwe domeinen aan toe te voegen. Om dit te faciliteren is onder meer aandacht nodig voor vergroting van het budgetrecht voor bewoners, bijvoorbeeld door de subsidieregeling voor bewonersorganisaties hiervoor in te zetten. Een ander voorbeeld vormen de buurtcontracten voor 2011 die bewoners zeggenschap geven over het inzetten van een aantal uren stadstoezicht in hun buurt. 3. Actief burgerschap stimuleren Burgerparticipatie is meer dan “u vraagt, wij draaien”. Belangrijk is dat burgers ook zelf inzet plegen voor de gemeenschap. Aandachtpunten bij het stimuleren van actief burgerschap zijn: communicatie van zelfwerkzaamheid, inzet vrijwilligers en iets extra’s doen als gemeente voor extra inzet van bewoners. 4. Gemeentelijke participatie in burgerinitiatieven Doelstelling is om de gemeentelijk participatie in burgerinitiatieven te verbeteren onder andere door meer en beter aan te sluiten bij ideeën/initiatieven van bewoners en ondernemers. In deze rol zal de gemeente meer moeten ontvangen dan zenden. Tevens zal de ondersteuning vanuit de gemeente toegankelijk, laagdrempelig, transparant, doelmatig en doeltreffend moeten zijn. Samenvattend In de afgelopen jaren is het met burgerparticipatie overwegend de goede richting uitgegaan, maar het bevindt zich nog niet op het niveau dat wenselijk is. Een duidelijke verbetering hiervan wordt noodzakelijk geacht. De gemeente zet daarom een andere koers uit. Deze koers legt meer nadruk op gemeentelijke participatie bij burgerplannen in plaats van andersom. Volgend jaar kunnen we hier de eerst resultaten van zien.
23
Stadsmonitor 2011
2.6
Bereikbaarheid verkeer en vervoer b b
Bestuurlijk thema Bereikbaarheid (5) Raadsprogramma Verkeer en vervoer (8.6).
Verandering modal split ten gunste van fiets en openbaar vervoer verplaatsingen binnen Eindhoven (bron: MON) openbaar vervoer fiets auto verplaatsingen vanuit of naar Eindhoven (bron: MON) openbaar vervoer fiets auto vervoerskeuze totaal (bron: MON) openbaar vervoer fiets auto Lucht – verbeteren luchtkwaliteit Etmaalintensiteit op stedelijk wegennet 11 telpunten buiten de ring (x duizend) Etmaalintensiteit op stedelijk wegennet 9 telpunten binnen de ring (x duizend) % vrachtwagens in de milieuzone met schone / ten minste een euro-4-klasse motor % vrachtwagens in de milieuzone met schone / ten minste een euro-4-klasse motor of een gecert. roetfilter % dat hinder ondervindt van vervuilde lucht (sw=20%) Verhogen van de verkeersveiligheid Aantal verkeersdoden en -gewonden (bron: CBS, Rijkswaterstaat; sw 136) - Niet gemeten / cijfer niet beschikbaar * Cijfer nog onbekend bij verschijnen van stadsmonitor
2007
2008
2009
2010
3 38 59
3 49 48
3 45 52
-
13 10 77
16 11 73
17 10 73
-
8 24 68
10 28 62
10 28 62
-
281
287
-
-
124
126
-
114
34%
43%
55%
63%
68%
75%
-
26%
-
19%
190
149
112
Doelstellingen in het bestuurlijke thema bereikbaarheid en het raadsprogramma verkeer en vervoer zijn het verbeteren van de bereikbaarheid van de stad, verandering van de modal split ten gunste van het openbaar vervoer (OV) en de fiets, het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verhogen van de verkeersveiligheid. De aandacht bij het mobiliteitsvraagstuk richt zich op maatregelen die én de bereikbaarheid van economische toplocaties (A2-zone, stationsomgeving) én de leefbaarheid in de stad verbeteren. Verbeteren bereikbaarheid van de stad Op dit moment wordt een bereikbaarheidsindex ontwikkeld die moet weergeven hoe het staat met de bereikbaarheid van Eindhoven. Deze richt zich hoofdzakelijk op het personenvervoer (auto, fiets, lopen en openbaar vervoer). De focus komt te liggen op het aantal c.q. het aandeel gebruikers naar vervoerwijze, en op verliestijden (bij verkeerslichten) en beleving.
25
Stadsmonitor 2011
Aanvullend wordt de indicator goederenvervoer opgenomen, waarbij de focus uitsluitend is gericht op aantallen (ton) naar vervoerwijze. Terugbrengen van emissies van autoverkeer binnen de Ring Belangrijk doel uit het Actieprogramma Luchtkwaliteit en Mobiliteit is het terugbrengen van emissies van autoverkeer binnen de Ring. Daartoe willen we inzetten op het stimuleren van fiets- en OV-gebruik, een betere doorstroming van autoverkeer op de Ring en vermindering van (doorgaand) autoverkeer, hetgeen nog verder moet worden uitgewerkt in de Strategische Mobiliteitsagenda (2011). De hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (uitgedrukt in etmaalintensiteit) binnen de ring is ten opzichte van 2008 is met 10% gedaald (van 126 naar 114). Met uitzondering van de Aalsterweg is de hoeveelheid verkeer op alle invalswegen binnen de ring in 2010 afgenomen. Er heeft een verplaatsing van verkeer plaatsgevonden van de Leenderweg naar de Aalsterweg. Vooral op de Hoogstraat is de daling van het gemotoriseerd verkeer zeer fors: -57%. Het lijkt er op dat deze verschuivingen en afname het gevolg zijn van reconstructies van nabijgelegen wegen (o.a. Mecklenburgstraat / Mauritsstraat). Voor de etmaalintensiteiten op de meetpunten buiten de ring zijn voor 2009 en 2010 geen betrouwbare totaalcijfers beschikbaar omdat op een aantal meetpunten vanwege wegwerkzaamheden niet is gemeten. De afzonderlijke meetpunten laten over het algemeen ook buiten de ring een daling van de hoeveelheid gemotoriseerd vervoer zien. Milieuzonering Het handhavinggebied van de milieuzone9 is eind 2009 uitgebreid en het toezicht is geïntensiveerd. Vervoerders nemen initiatieven tot bundeling van vrachten die het centrum als bestemming hebben. De gemeente heeft daarbij een faciliterende rol. De handhaving is in 2010 verder aangescherpt door ook rijdende voertuigen te controleren en zo nodig te bekeuren. Uit de rapportage Evaluatie milieuzone blijkt dat de invoering van de milieuzone heeft geleid tot een schoner wagenpark en daardoor schonere lucht. De vastgestelde doelstelling voor de milieuzone schoon vrachtverkeer is in 2010 nog niet behaald, ook al is het aantal overtredingen afgenomen tot ongeveer 20%. Daarom zal de handhaving verder worden geïntensiveerd. Daarnaast rijdt 5% in de milieuzone met een landelijke of gemeentelijke ontheffing. Op de metingen van fijnstof (RIVM meetpunten) wordt in het (volgende) hoofdstuk Milieu verder ingegaan.
9
Een ruimtelijk begrensd gebied binnen de stad waar een selectief toelatingsbeleid voor voertuigen wordt gehanteerd om milieuhinder (lucht, geluid) tegen te gaan.
26
Stadsmonitor 2011
Modal Split (verdeling van de verplaatsingen over de vervoerswijzen) In de afgelopen jaren (2007-2009; cijfers over 2010 zijn nog niet beschikbaar) schommelde het aandeel verplaatsingen met de fiets binnen Eindhoven rond de 44%. Het aandeel verplaatsingen met de auto bedroeg de laatste jaren ongeveer 53%. Als gekeken wordt naar het totaal aan verplaatsingen (zowel binnen als vanuit en naar Eindhoven), dan lijkt er een verschuiving plaats te hebben gevonden van de auto naar de fiets en het OV. Deze constatering strookt met de dalingen in de hoeveelheden gemotoriseerd vervoer op de meetpunten binnen en buiten de ring. De economische crisis en de ombouw van de randweg vormen mogelijke verdere verklaringen voor deze daling. De gehouden najaarstellingen in het busvervoer (november 2010) geven voor Eindhoven totaal een toename aan van ca. 7% ten opzichte van de cijfers in 2009. Hoewel het sterkste groei-effect in het gebruik van het busvervoer optrad in 2009 na invoering van de nieuwe concessie (o.a. nieuw materieel, meer aanbod) blijkt de groei zich voort te zetten. Verhogen van de verkeersveiligheid Uit de cijfers van 2008 en 2009 (en de voorgaande jaren) blijkt dat het aantal verkeersdoden de afgelopen jaren vrij constant is gebleven. Het aantal ziekenhuisgewonden vertoont een dalende lijn. Uit de cijfers voor 2009 blijkt dat de doelstelling van 2010 op tijd behaald is. Dat is mede het resultaat van de aanpak van de 20 grootste black spots (kruispunten waar veel verkeersslachtoffers vallen). De ongevalgegevens van 2010 zijn echter nog niet bekend bij het gereedkomen van de Stadsmonitor. Samenvatting De hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (etmaalintensiteit) op het stedelijk netwerk binnen de ring is het afgelopen jaar afgenomen. De invoering van de milieuzone heeft geleid tot een schoner vrachtwagenpark en een bijdrage geleverd aan schonere lucht in het gebied binnen de Ring. De modal split cijfers lijken een verschuiving van de auto naar de fiets en het OV te laten zien, hetgeen ondersteund wordt door de dalingen in de hoeveelheden gemotoriseerd vervoer. De verwachting is dat de dalende lijn in het aantal slachtoffers in het Eindhovense verkeer zich voortzet als we blijven investeren in de aanpak van black spots.
27
Stadsmonitor 2011
2.7
Milieu b b
Raadsprogramma Milieu (8.5) Bestuurlijk thema Duurzaamheid en Klimaatbeleid (7)
Integrale verbetering lokale milieukwal. op de thema’s Lucht – verbeteren luchtkwaliteit RIVM-meetpunten PM10 (fijnstof), aantal dagen conc. boven 50µg/m31 Noord Brabantlaan Genovevalaan Milieuzone % vrachtwagens in de milieuzone met schone / ten minste een euro-4-klasse motor % vrachtwagens in de milieuzone met schone / ten minste een euro-4-klasse motor of een gecert. roetfilter % dat hinder ondervindt van vervuilde lucht (sw = 20%) Afval – meer scheiden, meer service en minder kosten Kg restafval per inwoner per jaar % gescheiden ingezameld huishoudelijk afval (sw 60%) % gescheiden afval milieustraten (sw 60%) % ontevreden burgers inzameling huisvuil (sw 20%) % ontevreden burgers inzameling grofvuil (sw 20%) Bodem – optimaal saneren van de bodem Saneringsresultaat in BPE’s x 1.0002 Geluid – zo min mogelijk geluidsgehinderden Aantal gesaneerde woningen A- en Raillijst Aandeel Eindhovenaren dat geluidshinder ondervindt door wegverkeer (sw: 20%) Aandeel Eindhovenaren dat geluidshinder ondervindt door vliegverkeer (sw: 20%) Externe veiligheid – beperken risico’s/vergroten inzicht Aandeel Eindhovenaren met onveilig gevoel a.g.v. opslag en gebruik gevaarlijke stoffen (sw: 20%) Aandeel Eindhovenaren met onveilig gevoel a.g.v. transport van gevaarlijke stoffen (sw: 20%)
2007
2008
2009
2010
38 42
23 20
24 23
28 20
34%
43%
55%
63%
68%
75%
-
26%
-
19%
214 46 % 72 % -
216 46% 73% 10% 16%
205 45% 81% -
204 45% 82% 9% 15%
316
40
151
160
0
0
0
0
-
23%
-
22%
-
7%
-
7%
-
22%
-
25%
-
27%
-
28%
Het raadsprogramma Milieu is vooral gebaseerd op wettelijke verplichtingen en werkt vanuit de thema’s lucht, afvalbeheer, bodembeheer,geluid en externe veiligheid aan verbetering van de fysieke kwaliteit van en leefbaarheid in de stad. Daarnaast is er nog het bestuurlijke thema Duurzaamheid en Klimaatbeleid dat moet bijdragen aan de oplossing van milieuproblemen op hogere (gemeentegrensoverschrijdende) schaalniveaus zoals lucht en het klimaat. De doelstellingen hiervan zijn niet alleen verweven met, maar ook afhankelijk van de manier waarop aan kwaliteit/duurzaamheid in andere programma’s invulling wordt gegeven. Er zijn grote raakvlakken met andere programma’s zoals woningbouwproductie en groen en water en steeds vaker vormt dit programma een geïntegreerd onderdeel binnen de andere programma’s. Duurzaamheid en Klimaatbeleid kent drie pijlers, klimaatbeleid, bouwen & wonen en duurzaam ondernemen, en een fundament.
29
Stadsmonitor 2011
Luchtkwaliteit Het aandeel Eindhovenaren dat hinder ondervindt van vervuilde lucht is afgenomen en kwam nu zelfs onder streefwaarde van 20%. Met name fijnstof (PM10) vormt een bedreiging voor de luchtkwaliteit. Op de Noord-Brabantlaan is fijnstof toegenomen terwijl dat op de Genovevalaan daarentegen is afgenomen. Overigens wordt met ingang van 2010 de kwaliteit van de lucht op 30 plaatsen in de stad gemeten/gemonitord. Hoewel de effecten van de milieuzone op de uitstoot van fijnstof positief zijn vallen de resultaten voor andere vormen van luchtvervuiling (NO2) wat tegen doordat bepaalde types roetfilters in de praktijk (bij langzaam rijden en korte ritten) minder effectief blijken te zijn. Op milieuzonering en de emissies van autoverkeer binnen de Ring werd in het (vorige) hoofdstuk Bereikbaarheid Verkeer en Vervoer al ingegaan. Afval Bij afvalbeheer gaat het vooral om een optimale scheiding van afval, met zo laag mogelijke kosten en uiteraard een goede service. Het project ondergrondse afvalinzameling is in 2010, ondanks de langdurige vorst, wat ingelopen en zal naar verwachting in 2011 worden afgerond. Dit was wel het eerste volledige jaar waarin kunststofafval gescheiden is ingezameld. Doordat diverse afvalstromen steeds meer gescheiden worden ingezameld resteert er minder restafval. Hoewel de doelstelling niet helemaal is gehaald, is de ingezamelde hoeveelheid restafval aanzienlijk gedaald. De hoeveelheid afval die Eindhovenaren afleveren is voor het tweede achtereenvolgende jaar immers wat afgenomen. Voor huishoudelijk afval streeft de gemeente een aandeel na van 60% gescheiden inzameling maar dit wordt helaas nog niet gehaald. Al jaren schommelt dit aandeel rond de 45%. Bij het aandeel gescheiden afval op de milieustraten wordt de streefwaarde wel gehaald. Een belangrijke graadmeter voor de service betreft de tevredenheid bij burgers over afval inzameling. Die is volgens de Hinderatlas Milieubeleving de afgelopen jaren aantoonbaar verbeterd. Bodem Er is voldaan aan het met het rijk afgesloten convenant; het in beeld brengen van alle humane spoedlocaties10 voor 2011. Naar verwachting leveren de in 2011 nog uit te voeren bodemonderzoeken geen nieuwe gevallen op. Het aantal te saneren locaties is afgenomen van 158 naar 132. Het saneringsresultaat in bodemprestatie-eenheden is maatgevend voor de omvang van de afname in grond-/ grondwaterverontreinigingen. In 2010 is het aantal bpe's gestegen met 160.000 naar 1.050.000. In 2010 zijn verder oriënterende en nadere onderzoeken uitgevoerd om de bodemverontreiniging in Eindhoven verder in kaart te brengen. Om ge-
10
Bij ernstige bodemverontreiniging is het van belang om te weten of er directe risico’s voor de gezondheid van mensen aanwezig zijn. Dit is afhankelijk van de situatie, van het gebruik van de bodem en de soort verontreiniging die aanwezig is. Dit wordt per geval beoordeeld, volgens nationale richtlijnen.
30
Stadsmonitor 2011
biedsgericht beheer van het grondwater mogelijk te maken is een model ontwikkeld waarin alle grondwaterverontreinigingen, onttrekkingen, infiltraties en grondwaterniveaus zijn opgenomen. Externe veiligheid Bij Externe Veiligheid gaat het erom risico’s voor het milieu en de volksgezondheid zo klein mogelijk en beheersbaar te maken. Als gevolg van wettelijke taken vanuit Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Wet luchtvaart, Nota vervoer gevaarlijke stoffen (NVGS) moet de gemeente extra inzet plegen ten behoeve van risicobronnen (zoals bedrijven, wegen, spoorwegen en luchthaven) en ruimtelijke ontwikkelingen. Inmiddels zijn risico’s actueel in kaart gebracht en vooral in woonomgeving (bedrijven en transporten) verder afgenomen en beter beheersbaar. Samen met de GGD zijn de risico’s van zendmasten geïnventariseerd en op gemeentelijke site ontsloten. De verbeterwensen ten aanzien van beheersbaarheid van het spoor, de Randweg en De Hurk zijn met de Veiligheidsregio in kaart gebracht. Daarover moet nog besluitvorming plaatsvinden. Ondanks al deze maatregelen is het aandeel Eindhovenaren dat zich onveilig voelt als gevolg van opslag, gebruik en transport van gevaarlijks stoffen en licht toegenomen ten opzichte van 2008. Geluid Het aandeel Eindhovenaren dat geluidshinder ondervindt door wegverkeer ligt met 22% een fractie lager dan 2 jaar geleden. Het aandeel Eindhovenaren dat geluidshinder ondervindt door luchtverkeer ligt met 7% aanzienlijk lager maar is, ondanks een verdere toename van het aantal passagiers, gelijk gebleven ten opzicht van 2008. Het aantal gesaneerde woningen A- en Raillijst in 2010 bedraagt evenals voorgaande jaren wederom nul. Eind 2009 zou al duidelijkheid zijn gekomen van het ministerie van Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en Prorail over het te realiseren scherm naast het spoor in Tongelre. Werd vorig jaar dan ook al gemeld dat Prorail het scherm besteksgereed zou worden gemaakt in 2010 en de realisatie in 2011zou worden ge start, nu schuift alles weer een jaar op. Uiteraard heeft dit ook vertraging opgeleverd voor de wijze waarop aanvullend 350 woningen in Tongelre gesaneerd moeten worden. Fundament klimaatbeleid en duurzaamheid Het Brabant Energy Network Brainportprogramma 2010 is in samenwerking tussen gemeente, Brainport, SRE en provincie verder doorvertaald naar concrete samenwerking en projecten zoals ondermeer het plaatsen van 22 laadpalen voor e-voertuigen in Eindhoven, het voorbereiden van het overgaan op eigen multifuel voertuigen en biovergisting GFT afval, de realisatie van de Biocentrales Meerhoven en Ottenbad. Partners hierbij zijn ondermeer TU/e, woningbouwcorporaties, SenterNovem en Brabantstad
31
Stadsmonitor 2011
De via de gemeentelijke site ontsloten milieu informatie is up-to-date gehouden en uitgebouwd voor de thema’s Duurzaamheid, Klimaat, en Zendmasten Het keurmerk duurzaam Eindhoven is door het bedrijfsleven goed ontvangen en uitgereikt aan 45 bedrijven. Kwaliteit in Bouwen en Wonen Omwille van duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving, inclusief de openbare ruimte (‘Kwaliteit in Bouwen en Wonen’) zou bij (bouw)projecten gebruik moeten worden gemaakt van het instrument GPR-gebouw.11 Consequente toepassing van de norm in het ontwerp van een bouwplan blijkt echter vanwege hogere kosten in praktijk en de lage prioritering bij de toetsing hiervan lastig en wordt veelal niet bereikt. Het gevolg is dat de beoogde energiereductie bij nieuwbouw niet wordt bereikt. Wel zijn er afspraken gemaakt met de woningbouwcorporaties over duurzaam bouwen. Er is in bestaande bouw nu 1 pilot doorlopen, in 2011 starten bij alle corporaties meerdere pilots. De ’Revolving fund’, waarbij particulieren die energiebesparende maatregelen treffen de investering voor deze maatregelen tegen een zeer laag tarief kunnen lenen bij de gemeente, was een groot succes en is daarom ook verruimd. De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten. Zij zorgt ervoor dat de leningen worden terugbetaald. Duurzaam ondernemen Het gaat hierbij ondermeer om het stimuleren van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, het ontkoppelen van economische groei in relatie tot CO2-productie, de voorbeeldfunctie van de gemeentelijke instelling en het accent op de innovatieve en technologische kracht en impact van Brainport. De gemeente maakt vorderingen met duurzaam inkopen. De landelijke doelstelling 75 % is niet helemaal gehaald en mede daarom is het inkoopbeleid begin 2011 aangescherpt, om zoals verwacht, de doelstelling in 2011 wel te behalen. Om het maatschappelijk ondernemen te stimuleren wordt jaarlijks een prijs voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, de MVO-prijs, uitgereikt. Bepalend voor het behalen van deze prijs is niet alleen de wijze en mate van afvalscheiding, zuinig energieverbruik en inkoop bij gecertificeerde duurzame leveranciers. Het gaat vooral om een evenwichtige aandacht voor ecologische (planet), economische (profit) en maatschappelijke (people) aspecten in de bedrijfsvoering. Voor een duurzame bedrijfsvoering is het belangrijk om economisch vitaal te zijn (dat wil zeggen winst te boeken en de lokale economie te stimuleren). Daarbij is het relevant om verder te kijken dan alleen ´profit´ om ook op langere termijn succesvol te zijn. Hiervoor dient er in de bedrijfsvoering een duidelijke plaats gegeven te worden aan ´planet´ en ´people´. Dit betekent dat ook rekening wordt gehouden met het effect van de bedrijfsactivi11
GPR staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijnen. Het gaat om een online applicatie om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Hierbij behaal je een rapportcijfer 6 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het beleid van de gemeente is gericht op tenminste een 7.
32
Stadsmonitor 2011
teiten op het milieu (planet) en dat oog bestaat voor menselijke aspecten binnen en buiten het bedrijf (people). Klimaatbeleid Steden zijn met al hun economische activiteiten belangrijke veroorzakers van de toenemende temperaturen. Tegelijkertijd is het ook de stadsbewoner die met de gevolgen wordt geconfronteerd. In het omgaan met klimaatverandering zijn er twee mogelijke strategieën: of aanpassen aan klimaatverandering (‘adaptatie’), bijvoorbeeld door het bouwen van dijken, dan wel het tegengaan van klimaatverandering (‘mitigatie’), bijvoorbeeld door in te zetten op schonere energiebronnen. In Eindhoven wordt vooral ingezet op mitigatie. Duurzaamheid en daarbinnen specifiek het klimaatbeleid is een belangrijk aandachtspunt voor de komende jaren is. De afgelopen jaren is reeds een start gemaakt met het programma Duurzaamheid en klimaatbeleid. Er is een Uitvoeringsprogramma klimaatbeleid opgesteld, een routekaart op weg naar energieneutraliteit ontwikkeld en de ambitie om energieneutraal te worden in de periode 2035 – 2045 is vastgesteld. In 2010 is geconstateerd dat de gestelde ambities niet gehaald kunnen worden met de huidige aanpak en uitvoeringssnelheid. Er is daarom een uitwerking opgesteld voor de komende vier jaar op gebied van duurzaamheid met aandacht voor de eigen organisatie en partners in de stad. Deze uitwerking is in april 2011 vastgesteld door de raad. Energieneutraal Door minder energie te verbruiken wil men de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Gemeentelijke gebouwen zijn onderzocht op energetische aspecten. Het Dossier energiebesparende maatregelen in gemeentelijke gebouwen was in 2010 nog niet vastgesteld (is inmiddels in maart 2011 wel gebeurd). Wel zijn er daarop vooruitlopend in eigen gebouwen (zoals het Van Abbe museum en het Stadhuis) maatregelen genomen. Energieneutraliteit moet worden gerealiseerd door middel van energiebesparing en het opwekken van duurzame energie .12 Uit de Routekaart naar een energieneutraal Eindhoven blijkt dit haalbaar maar niet met het huidige beleid. Dit vereist aanpassing en aanscherping van beleid. De Routekaart beleidsagenda Energieneutraliteit is begin 2010 vastgesteld door de raad. Bij diverse projecten (zoals Blixembosch Noordoost, School Botenlaan en Strijp)is geprobeerd systemen voor koude- en warmteopslag (KWO)13 toe te passen . Dat is vanwege hogere 12
‘Hernieuwbare energie’ die niet wordt opgewekt door aardolie, aardgas of steenkool te verbranden, maar door schone, onuitputtelijke bronnen zoals windenergie en zonne-energie, maar ook biomassa, aardwarmte, waterkracht, energieopslag en warmtepompen.
13
Het gaat bij KWO systemen om de benutting van bodem en grondwater voor het koelen en verwarmen
van gebouwen
33
Stadsmonitor 2011
investeringskosten lastig gebleken. Toch is KWO Botenlaan opgeleverd ( november 2010) en is de overeenkomst KWO Strijp al ver gevorderd.( ondertekening verwacht februari 2011). Realisatie door gemeente als onderdeel van het te realiseren lokale duurzame energiebedrijf biedt nog betere kansen. De raad heeft op 4 maart 2010 besloten tot een onderzoek/opzet gemeentelijk duurzaam energiebedrijf, gericht op gemeentelijke regie- en ontwikkelfunctie. Het plan van eisen en het ondernemingsplan zijn naar verwachting voor de zomer van 2011beschikbaar voor besluitvorming De bio-energiecentrale van de Tongelreep levert in potentie bijna evenveel stroom als de gemeentelijke aansluitingen (600 gebouwen) samen aan elektriciteit verbruiken. Daarnaast zorgt de centrale voor duurzame verwarming van het zwembad. Met de biocentrales Meerhoven (gedeeltelijk operationeel) en Ottenbad (in voorbereiding) kan 100% van de behoefte van de gemeente (als bedrijf; gebouwen en openbare verlichting) worden opgewekt. De biocentrale Meerhoven is in 2011 in werking gegaan. De volledige capaciteit wordt nog niet benut omdat nog niet alle aan te sluiten woningen in Meerhoven zijn gebouwd. De biocentrale Ottenbad is in 2010 voorbereid en de bouw is gestart. Het wordt n 2011 in gebruik genomen. Samenvattend Het aandeel Eindhovenaren dat zegt hinder te ondervinder van vervuilde lucht is behoorlijk afgenomen. zelfs tot onder de streefwaarde van 20%. De metingen van fijnstof laat een wisselend beeld zien;.op de ene locatie is zien we een lichte stijging, op de andere een geringe daling. De hoeveelheid restafval is verder afgenomen, de scheiding op milieustraten nog verder verbeterd. De tevredenheid bij burgers over de afval inzameling is de afgelopen jaren aantoonbaar verbeterd. De ondervonden geluidshinder door wegverkeer is iets gedaald. De geluidshinder van luchtverkeer is ongeveer gelijk gebleven. De risico’s van externe veiligheid in de stad zijn afgenomen en beter beheersbaar gemaakt, maar het gevoel van onveiligheid blijft hoog. Het onderwerp duurzaamheid is op dit moment vooral uitgewerkt in de energieneutrale ambitie. Eindhoven neemt diverse initiatieven op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Een deel hiervan is al concreet en heeft al geleid tot daadwerkelijke energiebesparing of opwekking van duurzame energie. Er moet echter nog steeds veel gaan gebeuren en dit zal ondermeer zal zijn beslag krijgen via het intensiveringsprogramma Duurzaamheid en Klimaat dat in 2011 wordt aangeboden.
34
Stadsmonitor 2011
2.8
Openbare Ruimte b
Raadsprogrammaonderdelen Openbare ruimte (8.2), Groen en Recreatievoorzieningen (8.3) en Water (8.4)
Het vergroten van de tevredenheid m.b.t. het groen in de woon- en werkomgeving % bewoners dat tevreden is over het onderhoud van het groen in de woonomgeving (sw: 70%) % bewoners dat tevreden is over onderhoud van straatbomen (sw 70%) Inspectiecijfer zwerfvuil in groen (sw: 10%) % bewoners dat tevreden is over de aanpak van zwerfvuil (sw: 65%) inspectiecijfer onkruid in groen (maart-oktober; sw: 10%) Inspectiecijfer speelvoorzieningen (sw: 10%) % bewoners dat tevreden is de over speelvoorzieningen in de buurt (sw: 70%) Versterking van imago van Eindhoven als groene stad % bewoners dat Eindhoven een groene stad vindt (sw: 70%) Het bevorderen van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat Rapportcijfer schoon en netjes (sw: 6,5; 2010) Rapportcijfer heel en veilig (sw: 6.6; 2010)
2007
2008
2009
2010
78%
81%
85%
83%
75%
83%
83%
82%
2%
2%
4%
5%
41%
48%
47%
53%
19%
13%
19%
13%
4%
3%
3%
-
67%
72%
72%
78%
52%
64%
62%
64%
5.9
6.2
6,2
6,4
6.3
6.3
6,3
6,6
Inspectiecijfer hondenpoep in groengebied (sw: 10%) 7% 11% 18% 19% % bewoners dat tevreden is over de aanpak van hon41% 33% 41% 38% denpoep (sw: 60%) % bewoners dat tevreden is over onderhoud van 78% 81% 80% 82% hoofdwegen (sw: 70%) % bewoners dat tevreden is over onderhoud fietsroutes 75% 63% 66% 69% (sw: 60%) Duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van hoofdgroenstructuur % Eindhovenaren dat in het landelijk gebied fietst of 76% 72% 75% wandelt (sw: 70%) Goed zorgen voor de riolering, een aantal stedelijke oppervlaktewateren, het grondwater en regenwater % bewoners dat tevreden is over de afvoer van regen71% 66% 67% 56% water (sw: 60%) % bewoners dat tevreden is over de inrichting van de 92% 87% 90% 86% openbare ruimte met water(sw: 60%) % bewoners dat tevreden is over de bewaking van de 87% 79% 82% 80% kwaliteit van het ‘openbaar water’ (sw: 60%) Aantal knelpunten van overlast water op straat (sw: 5 10 10 12 geen knelpunt in 2015) - niet gemeten / cijfer niet beschikbaar Bij een aantal indicatoren wordt zowel een inspectiecijfer (beoordeling door inspecteurs) als een tevredenheidcijfer (beoordeling door burger) gegeven
In het raadsprogramma Openbare Ruimte, Groen en Recreatievoorzieningen zijn vijf hoofddoelstellingen geformuleerd op het gebied van onderhoud en inrichting van de openba-
35
Stadsmonitor 2011
re ruimte, groen, recreatie en waterbeheersing. Inwoners moeten tevreden zijn met het groen in de stad, Eindhoven moet het imago hebben van een groene stad, een aantrekkelijk woon- en werkklimaat moet worden bevorderd, de hoofdgroenstructuur moet worden ontwikkeld en veilig gesteld en riolering en oppervlaktewater moeten op orde zijn. Vergroten van de tevredenheid met het groen Met het vergroten van de tevredenheid met het groen en de leefomgeving gaat het redelijk goed. Hoewel het aandeel tevreden burgers over het onderhoud van het groen in de woonomgeving en de straatbomen heel licht is afgenomen wordt nog ruim boven de streefwaarden gescoord. Helaas gaat dat niet op voor de tevredenheid over de aanpak van zwerfvuil al is hier wel een lichte verbetering zichtbaar. De tevredenheid over de speelvoorzieningen is zelfs met zes procentpunten toegenomen. Een directe samenhang met de extra investeringen die in de speelvoorzieningen zijn gedaan de afgelopen jaren ligt hierbij voor de hand. Versterken van het groene imago Hoewel uit de Inwonersenquête 2010 blijkt dat er sprake is van een lichte toename in het aangegeven gebruik van de parken en de buitengebieden, is het aandeel mensen dat Eindhoven een groene stad vindt nauwelijks gestegen. De streefwaarde wordt hierbij dan ook niet gehaald. Naast het reguliere onderhoudsprogramma en uitvoeringsprogramma is in het afgelopen jaar bijzonder veel aandacht besteed aan de promotie van het groen in Eindhoven. Dit uitte zich onder meer het behalen van de tweede plaats in de competitie Entente Florale, groenste stad van Nederland. Bevorderen van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat De gemeente wil een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat voor haar inwoners. Uiteraard spelen de voorzieningen van de openbare ruimte hierbij een belangrijke rol. Voor het onderhoud van de openbare ruimte krijgt de gemeente, als ‘rapportcijfer schoon en netjes’, een 6,4 van haar inwoners. Dat is bijna gelijk aan de streefwaarde van 6,5. Voor 2015 wordt deze streefwaarde zelfs nog opgevoerd naar een 7,0. De streefwaarde voor ‘heel-en-veilig’(6,6), werd wel gehaald. Hoewel de tevredenheid over de aanpak van hondenpoep licht is toegenomen wordt op dit aspect de gestelde norm niet gehaald en blijft dit ook voor de komende jaren een aandachtspunt. Aandachtspunten waren het afgelopen jaar onder andere het uitvoeren van het plan van aanpak over ‘burgerparticipatie in openbare ruimte’, met daarin het verder uitbreiden van experimenten als adoptie en initiatieven op het gebied van zelfwerkzaamheid om de betrokkenheid van bewoners en belanghebbenden bij het beheer van de openbare ruimte te verhogen, en het goed ontsluiten van informatie over de openbare ruimte. Hier is onder andere invulling aan gegeven door het beschikbaar stellen van het mensen wensen budget. Twaalf
36
Stadsmonitor 2011
wensen van bewoners(organisaties) zijn vanuit dit budget gerealiseerd. Voorwaarde hierbij was dat bewoners zelf moesten participeren. In 2010 hebben 27 buurten meegedaan aan de actie ‘blik opzij’ dan kan de veger erbij’. In de komende periode zal de aandacht vooral moeten liggen op het structureel verankeren van burgerparticipatie in de openbare ruimte. Dus minder projecten en meer structureel. Ontwikkelen en veiligstellen hoofdgroenstructuur Indicatoren hiervoor zullen in de Natuurmonitor ontwikkeld worden. Er wordt naar gestreefd dat de variatie van soorten op het niveau blijft zoals dat anno 2005 is geïnventariseerd. Een indicatie voor de mate waarin we erin slagen om de hoofdgroenstructuur te ontwikkelen en veilig te stellen is de mate waarin er gebruik wordt gemaakt door Eindhovenaren van het landelijk gebied (per fiets of te voet). Volgens de laatste meting werd dat gedaan door bijna driekwart van de Eindhovenaren, iets meer dan de daarvoor geldende streefwaarde. Riolering, stedelijke oppervlaktewateren, grondwater en regenwater Het aantal knelpunten van overlast van water op straat is afgenomen van 10 naar 5. Uiteindelijk zullen ze allemaal moeten verdwijnen maar dit is al een aanzienlijke verbetering. Daarbij komt dat ruim 70% van de Eindhovenaren tevreden is over de afvoer van het regenwater, warmee de streefwaarde is gehaald. In 2010 is uitvoering gegeven aan activiteiten en projecten die een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstelling. De afkoppelprojecten in Eindhoven Noord om wateroverlast te voorkomen en vuiluitworp via overstorten te verminderen, zijn volop in uitvoering. De planvorming voor de waterstructuren Eindhoven Noord en de Burgh is afgerond. Met de waterpartners Brabant Water, Provincie en waterschap is gewerkt aan het in stand houden van de grondwaterwinningen Vredeoord en Aalsterweg. Daarnaast is een aantal riolen vervangen en is invulling gegeven aan het reguliere beheer en onderhoud van het rioolstelsel en van oppervlaktewateren die onder de zorgplicht van de gemeente vallen. Met de vaststelling van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP 2011-2014) is vanaf 2011 de begroting en de planning bijgesteld. Samenvattend De tevredenheid met het groen, de leefomgeving en de speelvoorzieningen is onveranderd hoog; de meeste streefwaarden op dit beleidsterrein worden gehaald . Dit geld nog niet voor de tevredenheid over de aanpak van zwerfvuil. Ook is het aandeel Eindhovenaren dat Eindhoven als groene stad ziet nog te laag. Dit laatste ondanks het behalen van de tweede plaats in de competitie om de groenste stad van Nederland. Met de rapportcijfers voor ‘ schoon en netjes’ (6,4) en ‘heel-en-veilig’ (6,6) werden de streefwaarden respectievelijk net niet en net wel gehaald. Hondenpoep blijft een aandachts-
37
Stadsmonitor 2011
punt. Het aantal knelpunten van overlast water op straat is afgenomen van 10 naar 5 en ook tevredenheid over de afvoer van het regenwater nam toe (boven de streefwaarde). .
38
Stadsmonitor 2011
2.9
Cultuur, design en licht b b
Bestuurlijk thema Laboratoriums Design en Licht (9) en Cultuurtotaal (12) Raadsprogramma Sport en Cultuur (4) 2007
2008
2009
2010
77%
78%
79%
78%
% Eindhovenaren dat 1 of meer Eindhovense culturele instellingen bezoekt (sw: 65%)
-
68%
-
66%
% Eindhovenaren dat amateurkunst beoefent (sw: 38%)
-
44%
-
-
55.000
80.000
115.000
150.000
-
7,6
-
7.8
2,6%
2,6%
2,9%
3,2%
5,6%
5,7%
6,0%
6,2%
12.313
13.342
13.577
-
279
295
297
-
Het aandeel Eindhovenaren dat last heeft van kunstlicht in directe woonomgeving
48%
40%
-
-
Het aandeel Eindhovenaren dat Eindhoven ziet als lichtstad
89%
81%
-
-
Cultuur: Eindhoven als cultuurstad met een kwalitatief hoogwaardig aanbod dat past bij een stad met internationale aspiraties. % Eindhovenaren dat 1 of meer culturele voorstellingen bezoekt (algemeen)
Design: Europese positionering van de designstad Eindhoven (in het verlengde van Brainport) Aantal bezoekers van Dutch Design Week (DDW) Waardering van DDW van bezoekers (rapportcijfer) Omvang van de creatieve industrie in termen van werkgelegenheid (volgens definitie Research voor beleid) Omvang van de creatieve industrie en de designsector in termen van werkgelegenheid (volgens definitie Research voor beleid) Licht: het optimaliseren van de energiehuishouding / het voorkomen van lichtvervuiling en de hinder die er uit kan ontstaan / innovatie als continue factor het energieverbruik van de openbare verlichting (kWh x 1.000; totaal) gemiddeld verbruik per lantaarnpaal (in kWh)
- Niet gemeten / cijfer niet beschikbaar
Eindhoven manifesteert zich graag als Innovatieve cultuurstad, en wil zich positioneren als design- en lichtstad. Belangrijke evenementen voor het Eindhovense imago zijn de Dutch Design Week, GLOW en het STRP festival. Cultuurstad In de afgelopen jaren is de cultuurparticipatie redelijk constant gebleven. Het aandeel Eindhovenaren dat 1 of meer culturele instellingen bezoekt ligt iets onder de 80%, het aandeel Eindhovenaren dat 1 of meer Eindhovense culturele instellingen bezoekt rond twee derde deel (dat is boven de streefwaarde van 65%). Elk jaar wordt er in twee Europese landen een Culturele Hoofdstad gepresenteerd. In 2018 zijn Nederland en Malta aan de beurt. In beide landen zal dat jaar een uitgebreid internationaal cultureel programma plaatsvinden dat zich in de volle maatschappelijke breedte op doelgroe-
39
Stadsmonitor 2011
pen richt – van respectievelijk amateurs, jeugd en volkscultuurliefhebbers tot professionals, senioren en kunstkenners. In 2013 kiest een vakjury met Nederlandse en Europese leden de kandidaat met het beste plan. Eindhoven maakt deel uit van Brabantstad waarin zich naast Eindhoven ook Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch, Tilburg en het ommeland (de provincie), gezamenlijk kandidaat stellen onder de noemer 2018Brabant. Cultuur Totaal Binnen Cultuur Totaal leveren kunst en cultuur met voldoende artistieke kwaliteit een bijdrage aan het woon- en leefklimaat en de uitstraling van de stad. Er worden verbindingen gemaakt met het sociale, economische en ruimtelijke domein. Disciplines waarin Eindhoven internationaal onderscheidend wil zijn: beeldende kunst, design, muziek en urban culture. Alle overige disciplines krijgen ook de ruimte maar er wordt minder nadrukkelijk op ingezet. Uitgangspunten voor Cultuur Totaal zijn dat het culturele aanbod zo functioneert dat de intrinsieke waarde van kunst en cultuur voor de stad wordt versterkt, dat kunst en cultuur instellingen in de breedte verbindingen aangaan met de stad en tevens bijdragen aan de leefbaarheid en levendigheid van de stad, dat Eindhoven zich onderscheidt door het topniveau van kunst en cultuur en dat culturele talenten gestimuleerd worden. Het programma Design in Eindhoven 2010-2014 De designvisie van de gemeenteraad is het fundament onder de beleidsnota “Design in Eindhoven 2010-2014 – Creating a Caring Society” en bijbehorend uitvoeringsprogramma 2010-2014. Hierin is terug te vinden dat de gemeente Eindhoven ervoor heeft gekozen om ‘designkracht’ in te zetten in haar zoektocht naar oplossingen voor de ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke vraagstukken waarvoor zij zich gesteld ziet. Dit moet gebeuren in de volle breedte. Met andere woorden, er moet vooral worden aangesloten op initiatieven uit het veld om zo draagvlak van de voltallige designgemeenschap te verkrijgen. Andere voorwaarden zijn nog wel dat het in lijn moet zijn met de visie, dat het zo professioneel mogelijk gebeurt maar toch ook tegen zo laag mogelijke kosten. Versterken van positionering als Designstad Een evenement dat nu al een belangrijke rol speelt bij het zich manifesteren van Eindhoven als designstad is het De Dutch Design Week (DDW). In oktober 2010 vond de tiende editie plaats. Meer dan 1.500 ontwerpers toonden hun werk, variërend van industrieel ontwerp, ruimtelijk ontwerp, grafisch ontwerp, textiel, mode, architectuur, duurzaam ontwerp en designmanagement & trends. Deelnemers betroffen zowel gevestigde bureaus en ontwerpers als net afgestudeerde designers en andere talentvolle nieuwkomers. Op 65 verschillende locaties ging het in totaal om ruim 300 events, zoals exposities, lezingen, workshops, modeshows en seminars. De belangstelling is met ruim 150.000 bezoekers fors toegenomen. Bijna een verdubbe-
40
Stadsmonitor 2011
ling ten opzichte van 2008. De bezoekers waardeerden de DDW met een 7,8 en ook dat was nog iets beter dan in de voorgaande meting in2008. Creatieve industrie en designsector In 2010 heeft in opdracht van de gemeente een (extern) onderzoek plaatsgevonden naar de omvang van de creatieve industrie en de designsector in Eindhoven.14 Het aantal banen van de “creatieve industrie + designsector” is in 2010 gelijk gebleven ten opzichte van 2009. In totaal zijn er ruim 9000 mensen werkzaam in de twee sectoren samen. Een deel hiervan wordt zowel tot de creatieve industrie als tot de designsector gerekend. Omdat het aantal banen in andere sectoren wat is afgenomen is het aandeel banen in de creatieve industrie en designsector op de totale werkgelegenheid in 2010 wel gestegen. Versterken van imago als lichtstad Het gebruik van led-verlichting, via openbare verlichting en het aanlichten van gebouwen tot stadsverfraaiing met lichtkunst heeft blijvende aandacht. Al in 2008 heeft de gemeente Eindhoven zich als koplopergemeente gemeld bij de landelijke Taskforce Verlichting van toenmalig minister Cramer. Nog in hetzelfde jaar tekende de gemeente het partnershipparement van het Interreg IVB project BLISS (Better Lighting in Sustainable Streets). In dit Europese project draait het om investeringen in vernieuwende stedelijke lichtoplossingen. Met de uitwerking van het innovatieve ‘Creating a Public Lighting Experience’ concept voor Strijp-S draagt de gemeente Eindhoven bij aan Europese ambities. Europees kennisuitwisselingsproject De positie van gemeente Eindhoven als voorzitter van de commissie ‘Sustainable Development’ in LUCI brengt veel aan het licht. De ontwikkeling van led als lichtbron voor de openbare ruimte blijkt voor Europese steden lastig in te passen. Meer dan voorheen heeft men moeite met strategische planning en uitvoering van het verlichtingsprogramma. In oktober 2010 is daarom een nieuw Interreg IVC project gestart; PLUS (Public Lighting Strategies for Urban Spaces). De gemeente Eindhoven is zowel initiator als leadpartner van dit Europese kennisuitwisselingsproject waarin 11 steden verspreid over heel Europa deelnemen en dat specifiek gericht is op het bereiken van verbetering in de beleidsontwikkeling en –uitvoering op het gebied van stedelijke verlichting.
14
In dit onderzoek van Research voor Beleid vertoont de sector overlap met die volgens de afbakening
volgens de TNO definitie (die voorheen werd gebruikt) maar er zijn wat verschillen in inzicht of een SBI code als “vervaardiging van meubels” of ‘ingenieurs technisch ontwerp en advies” al dan niet worden gerekend tot deze sector. Door deze verschillende afbakeningen verschilt de sector wat in aantal mee gerekende bedrijven en mede daardoor ook van werkgelegenheid.
41
Stadsmonitor 2011
Nieuwe allianties Met het ‘Bestuurlijk Programma Licht 2008-2010’ heeft gemeente Eindhoven bewezen via een andere aanpak goed op weg te zijn. Een grote diversiteit van activiteiten en projecten is via (ondersteuning van) dit programma tot stand gebracht of in ontwikkeling kunnen komen. In de toekomst zal het niet meer mogelijk zijn om dit (volledig) te blijven financieren. Daarom worden nu al nieuwe, innovatieve allianties onderzocht en aangegaan, zowel intern gericht als met externe partners. Deze samenwerkingsverbanden gaan er toe leiden dat we met nog betere licht oplossingen kunnen komen voor de openbare ruimte, onderwijs en zorg. Zo bestendigen we met elkaar de betekenis en waarde van Licht voor Eindhoven. Samenvattend De cultuurparticipatie in Eindhovenaren is in de afgelopen jaren gelijk gebleven. Dit blijkt zowel uit het bezoek aan culturele voorstellingen in het algemeen als uit het bezoek aan specifiek Eindhovense culturele instellingen. In totaal zijn er ruim 9.000 mensen werkzaam in de “creatieve industrie + designsector” . Het aandeel van de creatieve industrie op de totale werkgelegenheid is wat toegenomen in 2010. Een evenement dat nu al een belangrijke rol speelt bij het zich manifesteren van Eindhoven als designstad is het De Dutch Design Week (DDW). In oktober 2010 vond de tiende editie plaats met meer dan 1.500 ontwerpers. De belangstelling is met ruim 150.000 bezoekers fors toegenomen, terwijl ook de waardering ( 7,8) nog was verbeterd.
42
Stadsmonitor 2011
2.10 b
Sport Raadsprogramma Sport en Cultuur (4) 2007
2008
2009
2010
-
67%
-
-
-
59%
-
74%
% Eindhovenaren dat sport
62%
61%
61%
61%
% Eindhovense jongeren (15-23 jr) dat sport
68%
72%
69%
70%
% Eindhovense niet-westerse migranten dat sport
50%
50%
52%
49%
-
7,1
-
-
1.560
1.524
1.554
1.537
Eindhovenaren stimuleren tot sport en bewegen en zorgen dat mensen blijven bewegen (op eigen niveau). Brede definitie (RSO) % Eindhovenaren dat sport (sw 70%) % Eindhovense niet-westerse allochtone jongeren (15-23 jaar) dat sport (sw: 58%) Smalle definitie
Kwaliteit van de sportaccommodaties Kwaliteit van gem. sportaccomm. (rapportcijfer; sw 7) Bezoekersaantallen Bezoekersaantallen zwem- en ijssportaccomm. (*1000) - Niet gemeten / cijfer niet beschikbaar
Eindhovenaren stimuleren tot sport en bewegen zijn de doelstellingen van het gemeentelijk sportbeleid. Het gemeentelijke beleid wil door middel van sport een bijdrage leveren aan de oplossing van problemen op het vlak van leefbaarheid, ontspanning, sociale cohesie, gezondheid en onderwijs, in de stad, maar ook in de wijk of buurt. De concrete doelen hebben betrekking op de sportparticipatie van de Eindhovenaren, de kwaliteit van de accommodaties en het bezoek aan zwem- en ijssportaccommodaties. Stimuleren tot sport Met de sportparticipatie van de Eindhovenaren gaat het goed. In de afgelopen jaren is de sportparticipatie onder de 15-84 jarigen in Eindhoven gestaag toegenomen. Dit is in overeenstemming met de landelijke tendens. Sportparticipatie wordt op twee manieren gemeten, volgens een brede en een smalle definitie. Sportparticipatie volgens de brede definitie wordt vastgesteld met behulp van een landelijk vastgestelde methode waarbij respondenten een lange lijst met sporten krijgen voorgelegd. Het meten volgens deze ‘RSO-norm’ is een relatief dure, arbeidsintensieve aangelegenheid en gebeurt daarom maar een keer in de vier jaar, voor het laatst in 2008. Toen sportte volgens deze ‘RSO-norm’ 67% van de Eindhovenaren. In 2008 haalde de stad de prestatienorm voor sportparticipatie daarmee ruimschoots. In 2009 is de sportparticipatie volgens de brede definitie niet onderzocht, in 2010 alleen onder jongeren. Hoe de sportparticipatie van de Eindhovenaren zich volgens deze brede definitie ontwikkelt zullen we weten na het volgende onderzoek, eind 2012. Bij de jongeren van niet-westerse herkomst vond de afgelopen jaren een inhaalslag plaats. Ook voor deze doelgroep is de streefwaarde (58%) voor sportdeelname inmiddels gehaald,
43
Stadsmonitor 2011
ruim zelfs. In 2004 sportte 51%, in 2008 was dat 59% en in 2010 bedroeg het aandeel 74%. Om ontwikkelingen frequenter te kunnen monitoren wordt ook jaarlijks gemeten, volgens een eenvoudiger ‘smalle’ definitie. Volgens deze definitie sport 61% van de Eindhovenaren. In de afgelopen 4 jaar is dit percentage blijven schommelen rond dit percentage. Eindhoven op de kaart Om de sport zowel nationaal als internationaal op de kaart te zetten timmert Eindhoven flink aan de weg. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het EK Zwemmen afgelopen 2008, het WK Zwemmen voor gehandicapten in 2010, de aansluiting met haar sport- en beweegbeleid op ‘Nederland Sportland 2016’ en het participeren in het Nederlands ‘ Olympisch Plan 2028’ en het binnenhalen van het WK Voetbal van 2018 of 2022. Fontys Sporthogeschool Vanaf 2009 trekken Fontys en gemeente Eindhoven samen op om invulling te geven aan de komst van Fontys Sporthogeschool naar Eindhoven. De bouw van de accommodatie is fysiek al zichtbaar ( bouw gestart september 2010). Daarnaast is gestart met het concretiseren van de toegevoegde waarde van de sporthogeschool Fontys voor de gemeente Eindhoven. Het gaat hierbij met name om de volgende aandachtsvelden: gezonde en actieve leefstijl (sportparticipatie), preventieve gezondheidszorg en talentherkenning (presteren en excelleren). Daarnaast zal op het gebied van innovatie en onderzoek naar nieuwe sportmethodieken een bijdrage geleverd kunnen worden aan de Eindhovense breedtesport. Combinatiefunctionaris In 2010 heeft verdere uitbouw plaatsgevonden van de combinatiefunctionarissen ten behoeve van een samenhangend aanbod van onderwijs, sport en cultuur. Deze functies zijn gericht op kinderen tot 18 jaar, verbinden sport en cultuur op brede scholen met sport en cultuur buiten schooltijd en verstevigen het buitenschoolse sport – en cultuuraanbod. Ook worden sportverenigingen versterkt zodat zij een rol kunnen spelen voor brede scholen, naschoolse activiteiten, (kwetsbare) doelgroepen en de (kracht)wijken. Eind 2010 waren 22 fte aan combinatiefunctionarissen actief. Eindhoven mag in totaal 26 fte aanstellen. Talentencentra Eindhoven profileert zich nationaal en internationaal als Sportstad met de aanwezigheid van een Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO). Aan het CTO zijn zes sportbonden met 8 sportdisciplines gekoppeld, te weten: zwemmen, schoonspringen, judo, turnen, trampolinespringen, ijshockey, bouldering en honkbal. De disciplines turnen en trampolinespringen worden decentraal gefaciliteerd in Den Bosch. Bij CTO Eindhoven trainen inmiddels 110 sporters, binnen 8 disciplines in 6 trainingsaccommodaties. Het CTO is een initiatief van het Ministerie van VWS en NOC*NSF. Andere belangrijke partners binnen het CTO zijn: Olympisch Netwerk
44
Stadsmonitor 2011
Brabant, KNZB, KNGU, Judobond, IJshockeybond, NKBV, KNBSB, Fontys Hogeschool, TU/e, ROC, Pleincollege Sint-Joris, Koning WillemI college, Rodenborgh College,, Topsupport, Sportmax, SMA Jeroen Bosch, en de woningcorporaties Wooninc, Woonbedrijf, Zayaz en Brabant Wonen. Fieldlabs Anno 2010 is er in Eindhoven een tweetal locaties waar overheid , bedrijven, kennisinstellingen en de sportsector samenwerken aan innovaties met een directe link naar de praktijk (toegepast onderzoek). De ontstane samenwerkingsverbanden zijn aan te merken als Fieldlabs. Fieldlab De Tongelreep (zwemmen), en Fieldlab Breedtesport op Sportcomplex Eindhoven Noord zijn in 2010 operationeel. Ook op het gebied van aangepaste (top)sport werken in Eindhoven bedrijven, kennisinstellingen en de sportsector in een vergelijkbare gouden driehoek samen met de overheid aan innovaties. Waar het aangepast sporten betreft is de gezondheidssector als vijfde partner betrokken. In 2010 zijn belangrijke initiatieven genomen om in 2011 te komen tot realisatie van het Fieldlab ‘aangepast sporten’. Samenvattend In de afgelopen jaren is de sportparticipatie onder de 15-84 jarigen in Eindhoven constant gebleven. In overeenstemming met de landelijke tendens. Bij de jongeren van niet-westerse herkomst vond de afgelopen jaren een inhaalslag plaats en werd de streefwaarde inmiddels gehaald, ruim zelfs. Om de sport zowel nationaal als internationaal op de kaart te zetten timmerde Eindhoven flink aan de weg met in 2010 ondermeer het WK Zwemmen voor gehandicapten naar Eindhoven. De bouw van de accommodatievoor de Fontys Sporthogeschool is in september 2010 gestart. Verder profileert Eindhoven zich nationaal en internationaal als Sportstad met de aanwezigheid van een Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) en toegepast onderzoek in de 2 zogenoemde Fieldlabs.
45
Stadsmonitor 2011
2.11
Veiligheid
b
Bestuurlijk thema Veiligheid (11)
b
Raadsprogramma Openbare orde en veiligheid (5) 2006/2008
2009
2010
1.8941
1.956
1.740
Woninginbraak aangiften per 1.000 woningen (sw 2010: 18,1)
19,71
20,4
18,1
Auto-inbraak aangiften (sw 2010: 3.957)
4.1661
3.602
2.618
Auto-inbraak aangiften per 1.000 inwoners (sw 2010: 18,6)
20,01
17,0
12,3
Fietsendiefstal aangiften (sw 2010: 3.392)
3.5701
3.602
2.618
Fietsendiefstal aangiften per 1.000 inwoners (sw 2010: 16,8)
16,81
16,5
12,0
701
65
38
0,331
0,31
0,18
totaal -12 mnd (%)
-
35%
34%
geweld - 12 mnd (%)
-
7%
7%
vermogensdelicten- 12 mnd (%)
-
19%
19%
vandalisme- 12 mnd (%)
-
19%
18%
Eindhoven is een veilige stad Woninginbraak aangiften (sw 2010: 1740)2 2
Overvallen aangiften (sw 2010: 67) Overvallen aangiften per 1.000 inwoners (sw 2010: 0,30) Eindhovenaren voelen zich veilig Slachtofferschap
Onveiligheidsgevoelens Gevoel van onveiligheid: ja (%)
-
33%
36%
Gevoel van onveiligheid in eigen buurt: ja (%)
-
27%
28%
-
4,0
4,0
In Eindhoven is weinig sprake van verloedering en overlast Schaalscore verloedering fysieke woonomgeving 3
Schaalscore sociale overlast 3 2,0 2,2 - Niet gemeten / cijfer niet beschikbaar 1 Gemiddelde over de jaren 2006 t/m 2008 2 Gebaseerd op vijf % reductie t.o.v. het gemiddelde over 2006 t/m 2008 voor Zuidoost-Brabant 3 0=weinig, 10= vaak voorkomend
Het veiligheidsbeleid in Eindhoven is gericht op het samen tot stand brengen van een zo veilig, heel en schoon mogelijke stad, waarin mensen zich veilig voelen, zelfredzaam zijn en vertrouwen hebben in de gemeentelijke overheid.
b b b
Eindhoven is een veilige stad Eindhovenaren voelen zich veilig In Eindhoven is weinig sprake van verloedering en overlast
47
Stadsmonitor 2011
Integrale veiligheidsmonitor Om op het gebied van onveiligheidsgevoelens en ervaren slachtofferschap een vinger aan de pols te kunnen houden doet Eindhoven jaarlijks mee aan de landelijke monitor integrale veiligheid (IVM). Deze Veiligheidsmonitor is een grootschalig onderzoek naar de gevoelens van (on)veiligheid bij de bevolking. Ook zaken als de leefbaarheid in de buurt, buurtproblemen en slachtofferschap worden gemeten. De Veiligheidsmonitor is een gezamenlijk initiatief van het rijk, politiekorpsen en individuele gemeenten en is een belangrijk hulpmiddel voor alle bestuurslagen bij het optimaliseren van het beleid. Enkele cijfers Weinig beleidsterreinen zullen zo moeilijk in eenduidige getallen zijn weer te geven als ‘veiligheid’. Toch laat een aantal cijfers een duidelijk patroon zien. Op de meeste delictsoorten zien we immers een stevige reductie van het aantal aangiften. Zowel het aantal woninginbraken, als het aantal auto-inbraken, het aantal fietsendiefstallen en het aantal overvallen nam opzienbarend af. De doelstellingen voor het jaar 2010 worden ermee gehaald. Dat zien we terug als we burgers vragen naar ervaren slachtofferschap. Het percentage Eindhovenaren dat zegt te maken te hebben gehad met veel voorkomende criminaliteit, waaronder vandalisme en gewelds- en vermogensdelicten, is in 2010 licht gedaald ten opzichte van 2009 (IVM). In 2009 was bijna 35% van de Eindhovense bevolking slachtoffer van veel voorkomende criminaliteit. Vorig jaar daalde dat dit aandeel tot iets onder de 34%. Deze daling deed zich vooral bij het percentage slachtoffers van vandalisme. Maar, de Integrale Veiligheidsmonitor laat ook zien dat deze daling van het aantal slachtoffers niet gelijk opgaat met een vermindering van de onveiligheidsgevoelens. Eind 2010 voelde 36% van de inwoners zich wel eens onveilig. Dat is iets meer dan in 2009 (33%). Inwoners voelen zich in hun eigen buurt minder onveilig dan in het algemeen. Ongeveer 28% gaf aan zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt. Dit aandeel wijkt niet wezenlijk af van dat in 2009 (27%). In Nederland voelt 17% zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Eindhoven lijkt hierbij ongunstig af te steken. Dat wordt echter anders wanneer Eindhoven wordt vergeleken met andere grote centrumsteden. Gevoelens van onveiligheid, zowel in het algemeen als in de eigen buurt, komen immers, zo is algemeen bekend, duidelijk meer voor onder de inwoners van regio’s met een sterk stedelijk karakter15. Op het terrein van bestrijding van verloedering en overlast is weinig verandering te zien ten opzichte van 2009. De schaalscore overlast is gestegen van 2,0 naar 2,2. Een geringe toename maar in ieder geval een ontwikkeling in de goede richting.
15
48
CBS-persbericht: PB11-018, 1 maart 2011
Stadsmonitor 2011
Ontwikkelingen In 2010 is voortgang gemaakt met de aanpak van (jeugd)criminaliteit, het verminderen van criminaliteit door veelplegers en het verminderen van overlast, met het accent op proactieve, preventieve, bindende en activerende maatregelen. Er is gewerkt met een gebiedsgerichte aanpak van veiligheid en leefbaarheid. Onder andere is ingezet op bestrijding van de hennepteelt (98 hennepkwekerijen ontmanteld), controle van coffee/growshops (11 grow-, 12 coffeeshops gecontroleerd), en het tegengaan van overlast door arbeidsmigranten (60 panden bezocht). Sinds het najaar 2010 staat de aanpak van de georganiseerde criminaliteit prominent op de agenda, in een gezamenlijke aanpak (Taskforce) van de 5 grote Brabantse steden (B5), het openbaar ministerie (OM), politie, Rijk en Provincie, Belastingdienst. Informatiebundeling en casusgerichte aanpak zijn trefwoorden, waarbij ook het instrument Bibob16 gericht in stelling wordt gebracht. Op de aanpak van relationeel geweld is onverkort ingezet. Met de plaatselijke en regionale partners en het rijk is het convenant ‘aan de goede kant van de eer’ afgesloten, onder de paraplu waarvan de aanpak van eergerelateerd geweld plaatsvindt. Veiligheidsindex Conform opdracht van de raad in het Beleidskader integrale Veiligheid wordt op dit moment een Eindhovense Veiligheidsindex ontwikkeld. Volgend jaar wordt deze index onderdeel van de stadsmonitor. Samenvattend Op de meeste delictsoorten is het aantal aangiften afgenomen. Bij zowel de woning- en auto-inbraken, de fietsendiefstallen als de overvallen werden de doelstellingen gehaald. Minder Eindhovenaren te maken te gehad met veel voorkomende criminaliteit, waaronder vandalisme en gewelds- en vermogensdelicten dan in 2009. Helaas ging deze daling niet gepaard met een vermindering van de onveiligheidsgevoelens. Eindhoven scoort op onveiligheidbeleving boven het nationale gemiddelde. Dat is typisch een (groot-)stedelijk verschijnsel. Op het terrein van verloedering en overlast is weinig veranderend ten opzichte van 2009.
16
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) is een wet met als doel dat gemeenten, provincies en ministeries de integriteit van houders en/of aanvragers van vergunningen en subsidies toetsen bij een landelijk bureau BIBOB.
49
Stadsmonitor 2011
2.12
Economie
b
Bestuurlijke thema’s Brainport en Arbeidsmarktbeleid: Eindhoven Eén in werk
b
Raadsprogramma’s Economische Ontwikkeling en Brainport 2007
2008
2009
2010
2011
142.520
143.430
3,8
4,1
4,2
4,9
-
6,9
-
6,9
-
-
1.550
1.780
1.790
1.950*
-
Diversificatie van de economische structuur Werkgelegenheidsontwikkeling (banen) Diversificatiequotiënt Versterking van het vestigingsklimaat / Stimulering van ondernemerschap Rapportcijfer ondernemingsklimaat Aantal starters/startende ondernemingen
144.920 142.600
-
Een aantrekkelijke en ongedeelde stad Netto arbeidsparticipatie
65,4
67,4
66,8
-
-
Werkloosheid (niet-werkende werkzoekenden)
9.020
6.215
6.100
9.195
8.780
Werkloosheid in aandeel van beroepsbevolking
9,2%
6,4%
6,2%
9,3%
8,6%
Jeugdwerkloosheid (NWW'ers < 27 jaar)
865
445
505
1.065
1.130
Jeugdwerkloosheid (% totaal NWW)
9,6%
7,1%
8,3%
11,6%
12,9%
Werklozen 40 + (NWW'ers > 40 jaar)
5.470
4.195
4.000
5.310
5.115
Werklozen 40 + (% totaal NWW)
60%
67%
66%
58%
58%
Laag opgeleide werklozen (basis en vmbo)
3.975
3.580
3.380
4.405
4.280
Laag opgeleide werklozen (% totaal NWW)
44%
58%
55%
48%
49%
In het werkprogramma ‘Samen werkend aan morgen’ wordt de economische kracht van Eindhoven/Brainport beschouwd als aanjager van de stads en regionale ontwikkeling. De centrale opgave van de regio Brainport met Eindhoven als centrumstad is “de transitie van industriële mainport naar toptechnologie- en designregio”. Vrij vertaald gaat het hierbij dan om ‘het versterken van het vestigingsklimaat, het stimuleren van ondernemerschap, het excelleren als top technologieregio’. Dit met een minder conjunctuurgevoelige economische groei (‘ een toenemende diversificatie van de economische structuur’),waarbij de leefbaarheid van de stad behouden blijft en versterkt wordt en een zo groot mogelijk deel van de beroepsbevolking ingeschakeld wordt (‘het streven naar een aantrekkelijke en ongedeelde stad’). Voldoende aanbod aan personeel tenslotte dient vooral te worden verkregen via het verkleinen van de discrepantie tussen vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt.
51
Stadsmonitor 2011
Opgekrabbeld uit de financiële crisis Nederland en Brainport( met Eindhoven dus als centrumstad) lijken in de loop van 2010 redelijk te zijn opgekrabbeld uit de wereldwijde financiële crisis. Brainport zelfs bovengemiddeld, met name als het gevolg van de weer sterk verbeterde exportresultaten. Dit beperkt zich overigens wel tot het bedrijfsleven. Met name een bedrijf als ASML, toch wel algemeen beschouwd als boegbeeld van de conjunctuurgevoelige maakindustrie doet het weer heel goed. Dit heeft meteen gevolgen voor de keten aan toeleveranciers die meevaren op het succes van ASML. Al met al is de crisis dan ook minder diep gegaan dan voorheen verwacht werd. Helaas gaat dit niet op voor de quartaire sector met in de hoofdrol de overheid. Overigens zijn er ook nog wel bedrijfstakken die kampen met problemen zoal de bouw. Bovendien is het economisch herstel nog fragiel. De huidige opleving steunde immers tot voor kort nog voor een deel op tijdelijke factoren, zoals stimulerende overheidsmaatregelen en monetaire prikkels. Excellente toptechnologieregio/stad In de economische ontwikkeling van Eindhoven en Brainport spelen kennis, innovatie, technologie en creativiteit een centrale rol. De uitdaging is om Brainport door te ontwikkelen tot een technologische topregio van wereldformaat. Dit moet positief uitwerken voor het vestigingsklimaat en de arbeidsmarkt, niet overigens alleen van Eindhoven maar voor de hele regio. De gemeente faciliteert dit onder meer door middel van een goed investerings- en vestigingsklimaat en citymarketing. Doelstelling daarbij is een evenwichtige en duurzame economische groei in termen van toegevoegde waarde17, groei van de werkgelegenheid en versterking van de internationale concurrentiepositie en vestigingsklimaat. Het hier gevestigde bedrijfsleven, en dan vooral de zogenoemde hightechindustrie, maar ook de vele kennisinstellingen dragen hier aan bij zoals bijvoorbeeld aan de Technische Universiteit, het Holst Centre en TNOautomotive. Zij leveren stuk voor stuk een belangrijke bijdrage aan de versterking van de waardeketens tussen kennis- en productiestructuur. Diversificatie van de economische structuur Met de term diversificatie wordt de transformatie bedoeld van een regio met een overwegend dominante maakindustrie naar een internationaal georiënteerde kennisregio waarin de zakelijke en consument gerichte dienstverlening is toegenomen. De afgelopen jaren is er sprake van een verschuiving richting zakelijke en consument gerichte dienstverlening (in verhouding tot de industriële werkgelegenheid). Dit houdt dus in dat de werkgelegenheid dus minder afhankelijk wordt van de zeer conjunctuurgevoelige maakindustrie.
17
. De toegevoegde waarde drukt de essentie van produceren uit, namelijk het toevoegen van waarde aan een goed. Het is dus gelijk aan omzet minus de ingekochte goederen.
52
Stadsmonitor 2011
Verdere diversificatie wordt ondermeer behaald via het stimuleren van ondernemerschap, wat zich vervolgens uit in een toenemend aantal startende ondernemers. Samen met nieuwvestigers (bestaande bedrijven die zich in Eindhoven vestigen) zorgen starters voor de instroom van nieuwe bedrijvigheid. Het aantal starters is in 2010 flink toegenomen. De totale werkgelegenheid nam in Eindhoven in 2010, zoals reeds voorspeld naar aanleiding van de crisis, desondanks iets af. Gelukkig niet in de mate zoals werd verwacht maar desalniettemin betekent de afname van banen een, hopelijk tijdelijke, aderlating. Versterken van het vestigingsklimaat Verbetering van het vestigingsklimaat vindt in Eindhoven plaats middels facilitering van ruimtelijke en infrastructurele aard op korte en lange termijn (winkelstrips en bedrijventerreinen). Vanwege de economische crisis en het grote aanbod aan bedrijventerreinen in de regio is er in 2010 zeer weinig grond uitgegeven. Vanwege het grote aanbod aan locaties voor bedrijventerreinen en voor kantoorlocaties zijn verschillende plannen, zoals Land Forum, Park Forum Oost en Esp Noord voorlopig stopgezet. De inspanningen zijn voornamelijk gericht op het optimaliseren van de bestaande bedrijven, onder meer door gebiedscontracten en het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte. Niet alleen zijn de inspanningen gericht op de ruimtelijk economische aspecten, ook is ingezet op het ‘op de kaart zetten’ van Brainport, op de World Expo, bij handelsmissies, de Provada en Regio Businessdagen en bij de ontvangst van 40 ambassadeurs in Eindhoven. Met gerichte lobby is, samen met de regionaal opererende NV Brainport Development, richting Den Haag en Brussel getracht het belang van het investeren in Brainport voor heel Nederland duidelijk te maken. Inmiddels heeft dit onder andere ertoe geleid dat Brainport is genoemd in het regeerakkoord en er vanuit de ministeries volop aandacht is voor deze regio. Ook de presentatie van Brainport 2020 geeft daar blijk van. Het neerzetten van de stad en de regio als kennisintensieve hotspot heeft eveneens geresulteerd in een benoeming in de top 7 van meest slimme regio’s18.Ook is vorig jaar Eindhoven in de Financial Times uitgeroepen tot Europese stad van de toekomst onder de 250.000 inwoners. Op het gebied van economisch potentieel, arbeidsklimaat, kosteneffectiviteit, kwaliteit van leven, infrastructuur, ondernemersklimaat en citymarketing scoorde Eindhoven in zijn totaliteit als beste in haar categorie. Een aantrekkelijke stad Eindhoven telt aan het begin van 2011 bijna 8.800 personen die staan ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf als zogenoemde niet werkende werkzoekenden (NWW’ers). Hoewel dit lager is dan eerder verwacht en dit ook een afname betekent ten opzichte van een jaar eerder zijn dit
18
Het Intelligent Community Forum (ICF) heeft de regio Eindhoven benoemd tot één van de zeven slimste regio's ter wereld. Ook in 2009 en 2010 belandde de regio Eindhoven bij de beste zeven. Volgens het ICF is de regio het kloppend hart van Nederland op industrieel gebied, doordat de regio zich sterk ontwikkelt op het gebied van ICT.
53
Stadsmonitor 2011
er uiteraard, mede gezien het motto “Brainport voor iedereen”, nog te veel. Wel is dit weer eens een bevestiging van het feit dat de arbeidsmarkt vertraagd reageert op de conjuncturele ontwikkeling. Toch kan achteraf worden geconstateerd dat de arbeidsmarkt zich gunstiger ontwikkelde dan vooraf werd verwacht. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te geven. Allereerst blijkt de huidige arbeidsmarkt flexibel. Vooral zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) en uitzendkrachten vingen de eerste klappen op tijdens de crisis. Daarnaast hebben bedrijven hun eigen werknemers – ondanks dat er onvoldoende werk was – toch vaak vastgehouden. Dit werd nog eens extra ondersteund door deeltijd WW waarbij werknemers een gedeeltelijke WW-uitkering kregen maar wel in loondienst bleven van hun werkgever. Daarnaast speelde ten aanzien van de werkloosheid nog mee dat in 2010 relatief meer vacatures ingevuld zijn door werklozen en minder door werkenden, schoolverlaters en studenten. Werknemers waren immers, nu het herstel nog broos was, minder geneigd tot mobiliteit en jongeren leerden vaker door. Goed bemiddelbare (ontslag)werklozen konden zo dus sneller hun weg op de arbeidsmarkt terug vinden. Een ongedeelde stad De hoofdboodschap van het bestuurlijke thema ‘Eindhoven Eén in Werk’ was; het “het voorkomen van een tweedeling in de samenleving op de arbeidsmarkt. Ook in het nieuwe werkprogramma ‘Samen werkend aan morgen’ is terug te vinden dat het college staat voor een toekomstbestendige stad, een stad waarin polarisatie wordt tegengaan en er moet worden voorkomen dat er grote sociaaleconomische en sociaal-culturele verschillen ontstaan. Dit vereist vooral forse inspanningen aan de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt, zeker wanneer we weten dat de helft van de NWW’ers laag opgeleid is (een opleiding heeft behaald die lager ligt dan MBO). Daar is ten opzichte van vorig jaar, in relatieve zin, nog geen verbetering in gekomen. Ook de jeugdwerkloosheid ( niet-werkende werkzoekenden onder de 27 jaar) is nog wat toegenomen, zowel in absolute als relatieve zin. Begin 2011 bedraagt dit 1130 jongere NWW’ers. Hoewel dit ruim onder de voorspelde verwachtingen valt geldt ook hiervoor dat er toch duidelijk nog te veel zijn. Samenvattend Het bedrijfsleven in Brainport lijkt weer te zijn opgekrabbeld van de crisis die vooral eind 2008 en begin 2009 huis hield en toen vooral de hier sterk aanwezige conjunctuurgevoelige maakindustrie trof (naast nog de bouw en de transportsector). Inmiddels gaat de regio dan ook onverminderd door met zich te manifesteren als top technologie regio. Brainport behoort tot de 7 slimste regio’s en staat volop in de aandacht van het huidige kabinet, dat deze profilering erkent en ondersteunt. Ook is vorig jaar Eindhoven in de Financial Times uitgeroepen tot Europese stad van de toekomst onder de 250.000 inwoners op basis van onder andere economisch potentieel, arbeidsklimaat, infrastructuur, ondernemersklimaat en citymarketing.
54
Stadsmonitor 2011
Waar Eindhoven nog mee wordt geconfronteerd is de vertraagde arbeidsmarkt op deze conjuncturele ontwikkeling. Vrees was er vooral voor de arbeidsmarktpositie van on- en laaggeschoolden, en dan met name voor de 45-plussers onder hen. Die vrees is helaas nog niet weggenomen.
55
Stadsmonitor 2011
3
Grafieken
3.1
Werk en inkomen % huish. met een laag inkomen, 1 jan 2008 Zwolle
s-Hertogenbosch Tilburg Breda Leiden Eindhoven Utrecht Maastricht Nijmegen Enschede s-Gravenhage Arnhem Groningen Rotterdam Amsterdam
0%
3%
6%
9%
12%
15%
Bron: RiO
% werklozen 15-65 jaar (NWW'ers), 1 jan 2011 Utrecht Zwolle Leiden Tilburg s-Hertogenbosch Breda Den Haag Groningen Eindhoven Maastricht Amsterdam Nijmegen Arnhem Rotterdam Enschede
0% Bron: UWV
56
5%
10%
Stadsmonitor 2011
3.2
Meedoen en zorg Schaalscore sociale cohesie (hoger is beter) Zwolle Venlo Helmond
s-Hertogenbosch Breda Utrecht Nijmegen Tilburg Leiden Eindhoven Arnhem Rotterdam Amsterdam Den Haag Dordrecht
0 Bron: ivm 2009
2
4
6
8
57
Stadsmonitor 2011
3.3
Actieve jeugd en onderwijs % jongeren met delict voor rechter, 2008 Maastricht Groningen Nijmegen Breda Arnhem Zwolle Enschede Eindhoven
's-Hertogenbosch Tilburg Leiden Utrecht Amsterdam Den Haag Rotterdam
0
2
4
6
8
Bron: Kinderen in tel, Verwey-Jonker instituut
% voortijdig schoolverlaters 2008/2009 zwolle Breda Enschede Nijmegen Groningen Eindhoven Den Bosch leiden Arnhem Tilburg Utrecht maastricht Amsterdam s-Gravenhage Rotterdam
0
2
4
6
8
Bron: OCW/CFI
59
Stadsmonitor 2011
3.4
Wonen en wijkvernieuwing Groei woningvoorraad (2009) Utrecht (gemeente) 's-Hertogenbosch Eindhoven Arnhem Tilburg
's-Gravenhage (gemeente) Zwolle Groningen (gemeente) Leiden Amsterdam Nijmegen Enschede Breda Maastricht Rotterdam
0
0
0
0
Bron: CBS
Woonlasten in euro's (2011) Groningen Leiden Enschede Utrecht Maastricht Breda Arnhem Amsterdam Nijmegen Rotterdam 's-Hertogenbosch Zwolle Eindhoven 's-Gravenhage Tilburg
0
400
800
Bron: Coelo
61
Stadsmonitor 2011
Schaalscore verloedering fysieke woonomgeving (lager is beter) Helmond Venlo Zwolle Utrecht s-Hertogenbosch Nijmegen Leiden Eindhoven Breda Tilburg Rotterdam Amsterdam Arnhem Den Haag Dordrecht
0
4
7
Bron: ivm 2009
Buurt is afgelopen voor- of achteruit gegaan: vooruit (%) Amsterdam Rotterdam Arnhem Utrecht s-Hertogenbosch Den Haag Dordrecht Eindhoven Zwolle Nijmegen Venlo Helmond Leiden Breda Tilburg
0 Bron: ivm 2009
62
13
25
Stadsmonitor 2011
Waarde onroerende zaken (in 1.000 euro; 2010) 's-Hertogenbosch Amsterdam Breda Utrecht Eindhoven Leiden Zwolle Nijmegen Tilburg s-Gravenhage Maastricht Arnhem Groningen Enschede Rotterdam
0
150
300
Bron: cbs
63
Stadsmonitor 2011
3.5
Burgerparticipatie Opkomst gemeenteraadsverkiezingen (2010) Leiden Zwolle
Nijmegen Groningen Den Haag Utrecht Amsterdam Dordrecht Den Bosch Maastricht Breda Rotterdam Enschede Tilburg Eindhoven
0%
30%
60%
Bron: nos.nl
Afgelopen jaar actief om buurt te verbeteren: ja (%) Dordrecht Zwolle Breda Venlo Rotterdam s-Hertogenbosch Eindhoven Arnhem Helmond Utrecht Nijmegen Amsterdam Den Haag Leiden Tilburg
0
13
25
Bron: ivm 2009
65
Stadsmonitor 2011
3.6
Bereikbaarheid verkeer en vervoer
Schaalscore verkersoverlast (lager is beter) Zwolle Nijmegen Leiden Helmond Utrecht s-Hertogenbosch Rotterdam Amsterdam Venlo Tilburg Eindhoven Arnhem Den Haag Breda Dordrecht
0 Bron: ivm 2009
66
4
7
Stadsmonitor 2011
3.7
Milieu Totaal huishoudelijk afval per inwoner (kg) 2009 Utrecht Groningen Tilburg Amsterdam Maastricht Enschede Nijmegen Leiden 's-Gravenhage Rotterdam Zwolle Arnhem Eindhoven Breda
's-Hertogenbosch
0
250
500
750
Bron: cbs
67
Stadsmonitor 2011
3.8
Openbare Ruimte Wegen, paden en pleintjes goed onderhouden: (helemaal) mee eens (%) Zwolle
s-Hertogenbosch Helmond Amsterdam Utrecht Leiden Venlo Rotterdam Den Haag Breda Nijmegen Eindhoven Arnhem Tilburg Dordrecht
0
50
100
Bron: ivmm 2009
Perken, plantsoenen en parken goed onderhouden: (helemaal) mee eens (%) Zwolle s-Hertogenbosch Nijmegen Amsterdam Eindhoven Rotterdam Arnhem Utrecht Helmond Breda Den Haag Leiden Venlo Tilburg Dordrecht
0
50
100
Bron: ivm 2009
69
Stadsmonitor 2011
Schaalscore fysieke kwaliteit buurtvoorzieningen Zwolle Utrecht s-Hertogenbosch Nijmegen Amsterdam Leiden Helmond Eindhoven Breda Tilburg Rotterdam Den Haag Arnhem Venlo Dordrecht
0 Bron: ivm 2009
70
4
8
Stadsmonitor 2011
3.9
Cultuur, design en licht Aantal klassieke concerten per 1.000 inw. 2009 Amsterdam Utrecht Zwolle Maastricht Groningen Eindhoven Arnhem Den Haag Leiden Enschede Rotterdam Breda Nijmegen
s-Hertogenbosch Tilburg
0
1
2
3
4
Bron: Atlas voor gemeenten 2010
Aantal theatervoorstellingen per 1.000 inw. 2009 Amsterdam s-Hertogenbosch Arnhem Utrecht Zwolle Den Haag Maastricht Nijmegen Groningen Leiden Rotterdam Eindhoven Tilburg Breda Enschede
0
3
5
8
10
Bron: Atlas voor gemeenten 2010
71
Stadsmonitor 2011
Het is buiten goed verlicht: (helemaal) mee eens (%) Nijmegen Leiden Eindhoven Amsterdam Dordrecht Rotterdam Breda Venlo Utrecht Zwolle Tilburg Den Haag s-Hertogenbosch Helmond Arnhem
0 Bron: ivm 2009
72
50
100
Stadsmonitor 2011
3.10
Sport
73
Stadsmonitor 2011
3.11
Veiligheid
Gevoel van onveiligheid: ja (%)
Zwolle Helmond Venlo Nijmegen s-Hertogenbosch Leiden Tilburg Breda Eindhoven Arnhem Dordrecht Rotterdam Den Haag Amsterdam Utrecht
0
10
20
30
40
Bron: ivm2009
Gevoel van onveiligheid in eigen buurt: ja (%)
Zwolle Nijmegen Leiden Helmond Venlo s-Hertogenbosch Arnhem Tilburg Rotterdam Dordrecht Breda Utrecht Amsterdam Eindhoven Den Haag
0
10
20
30
40
Bron: ivm2009
75
Stadsmonitor 2011
Slachtofferschap totaal -12 mnd (%)
Amsterdam Utrecht Eindhoven Leiden Den Haag Breda Nijmegen Arnhem Tilburg s-Hertogenbosch Dordrecht Rotterdam Helmond Venlo Zwolle
0
10
20
30
40
Bron: ivm2009
Slachtofferschap geweld -12 mnd (%)
Amsterdam Tilburg Leiden Arnhem Utrecht Den Haag Dordrecht Eindhoven Breda s-Hertogenbosch Nijmegen Venlo Helmond Rotterdam Zwolle
0 Bron: ivm2009
76
5
10
Stadsmonitor 2011
3.12
Economie % werklozen 15-65 jaar (NWW'ers), 1 jan 2011 Utrecht Zwolle Leiden Tilburg
s-Hertogenbosch Breda Den Haag Groningen Eindhoven Maastricht Amsterdam Nijmegen Arnhem Rotterdam Enschede
0%
3%
5%
8%
10%
Bron: UWV
% NWW'ers met als hoogste opleiding vmbo, 2010 Zwolle Groningen Utrecht s-Hertogenbosch Breda Tilburg Maastricht Leiden Eindhoven Nijmegen Arnhem Amsterdam Enschede Den Haag Rotterdam
0%
20%
40%
60%
80%
Bron: UWV
77
Stadsmonitor 2011
% NWW'ers langer dan 2 jaar, 1 januari 2011 Utrecht s-Hertogenbosch Tilburg Den Haag Zwolle Eindhoven Breda Enschede Rotterdam Nijmegen Arnhem Leiden Groningen Maastricht Amsterdam
0%
20%
40%
60%
Bron: UWV
% werklozen jonger dan 27 jaar (NWW'ers), 1 januari 2011 Utrecht Maastricht Amsterdam Arnhem Zwolle Leiden Breda Enschede Den Haag Groningen Rotterdam Eindhoven s-Hertogenbosch Nijmegen Tilburg
0% Bron: UWV
78
10%
20%