Interventie
IRun2BFit
Samenvatting Doel Einddoel van de interventie is leerlingen van de onderbouw van het voortgezet onderwijs tot meer bewegen aanzetten door middel van loopsport, resulterend in een toename in het aantal leerlingen dat voldoet aan de fitnorm. Doelgroep De doelgroep bestaat uit jongeren van de eerste, tweede of derde klas van het voortgezet onderwijs. Aanpak IRun2BFit is een 10 weken durend programma dat bestaat uit een combinatie van lessen biologie en looptrainingen tijdens reguliere lessen lichamelijke opvoeding. Elke week staat in het teken van een thema over persoonlijke leefstijl (lijfstijl) en fitheid. De lessen biologie richten zich op bewustwording en zijn zo opgebouwd dat leerlingen naast algemene kennis over een bepaald thema, inzicht krijgen in het belang van deze kennis voor henzelf. De lessen biologie worden afgestemd met de tweewekelijkse lessen lichamelijke opvoeding waarbij gedurende 10 weken een looptraining wordt gegeven. Daarnaast worden leerlingen gestimuleerd om thuis zelf een looptraining te doen. De looptrainingen met loopschema's zijn erop gericht dat leerlingen, ongeacht hun startconditie, in staat zijn om bij het afsluitende evenement 5 kilometer uit te lopen. Daarnaast zijn er drie feestelijke 2B-momenten (kick off, testloop en deelname aan het afsluitende evenement), worden ouders op verschillende manieren betrokken en is het mogelijk om aandacht aan het programma te besteden bij andere vakken. Materiaal Een belangrijk deel van de materialen is beschikbaar via de website www.irun2bfit.nl. Scholen die meedoen, krijgen een inlogcode voor de website waarop zij de syllabi voor de docenten lichamelijke opvoeding en biologie en ondersteunende lesmaterialen kunnen downloaden. Daarnaast kunnen leerlingen via de website hun eigen digitale IRun2BFit 'lijfstijl visual' aanmaken en kunnen ouders achtergrondinformatie bekijken. Er is een draaiboek beschikbaar voor alle organisatorische zaken rondom het programma.Scholen ontvangen spandoeken voor aankleding, sportdrank, schaffen hartslagmeters aan en kunnen gebruik maken van een kortingsregeling voor schoenen. Ook kunnen scholen gedurende het programma gebruik maken van de IRun2BFit-cabine. Onderzoek effectiviteit In 2009 is in een afstudeeronderzoek het effect en rendement van IRun2BFit onderzocht. Voor dit onderzoek zijn gegevens verzameld onder 78 eersteklassers uit Steenwijk die deelnamen aan IRun2BFit (Wijlens, 2009). Fysieke fitheid werd onderzocht met conditietesten die standaard in het bewegingsprogramma zijn opgenomen (Shuttle Run Test, Hartslagloop). Er werd een significante toename in fysieke fitheid gevonden voor beide testen. De plezierbeleving bij bewegen/sport daalde van 66 punten bij aanvang naar 61 punten aan het einde van het programma op een schaal van 16 tot 80. Ontwikkeld door
Stichting IRun2BFit Postbus 136 6950 AA Dieren Email:
[email protected] Contactpersoon: Jeroen Kroeze Email:
[email protected] Telefoon: 06 17 025 502 Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 13-12-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Erg sterk aan IRun2Bfit is de koppeling tussen de lessen Biologie en Lichamelijke Opvoeding. De referentie naar dit document is: Jeroen Kroeze (December 2012). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'IRun2BFit'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie De naam van de interventie spreekt voor zich.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Overgewicht bij kinderen is een toenemend gezondheidsprobleem. Zo blijkt uit cijfers van de landelijke groeistudie dat in 1980 6% van Nederlandse jeugd (2 tot 21 jaar) overgewicht had, in 1997 was dit gestegen naar bijna 11% en in 2010 naar 14% (Bakel & Zantinge, 2010). Kinderen met (ernstig) overgewicht hebben meer kans op gezondheidsproblemen, zowel op jonge als op latere leeftijd. Zo gaat overgewicht op jonge leeftijd gepaard met tal van gezondheidsproblemen (zoals glucose-intolerantie en diabetes mellitus) en psychosociale problemen (Ebbeling et al., 2002). Bovendien hebben jongeren met overgewicht een grote kans om te zware of obese volwassenen te worden (Serdula et al., 1993; Kindblom et al., 2009). Overgewicht ontstaat door een onjuiste balans tussen voeding en beweging. In het afgelopen decennium is het belang van bewegen voor de gezondheid steeds meer onderkend en is op grote schaal een bewegingstimuleringsbeleid uitgerold. Het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs (Ministeries VWS en OCW, 2008) vormt de basis van een stimuleringsprogramma voor de jeugd. Omdat weinig beweging tijdens de jeugd vaak leidt tot weinig beweging op volwassen leeftijd (Mäkinen et al., 2010; Tammellin, 2005; Telema et al., 2006), is het belangrijk dat een actieve leefstijl al op jongere leeftijd een gewoonte wordt. Er valt hier nog veel winst te behalen. Zo blijkt dat in 2009 slechts 20% van de 12-17 jarigen voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) van minstens 60 minuten per dag bewegen op een matig inspannend niveau (De Vries et al. 2010). Dertig procent van de jongeren haalt de fitnorm van drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intense activiteit. De combinorm combineert de NNGB en de fitnorm en wil zeggen dat mensen minimaal aan één van beide normen voldoen. Veertig procent haalt de combinorm (De NNGB en/of de fitnorm). Het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs beoogt voor 2012 dat de helft van de schoolgaande jeugd aan de combinorm voldoet (VWS, 2008).Sporten vormt voor jongeren een belangrijke bijdrage aan de mate van lichamelijke activiteit. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat rond de leeftijd van 10 jaar de sportdeelname het hoogst is en dat de sportdeelname al afneemt vanaf 12 jaar en blijft dalen tot de leeftijd van 18 jaar (Tiessen-Rapenhorst, 2011). IRun2BFit stimuleert jongeren om meer te bewegen door middel van loopsport.
3. Doel van de interventie Einddoel van de interventie is leerlingen van de onderbouw van het voortgezet onderwijs tot meer bewegen aanzetten door middel van loopsport, resulterend in een toename in het aantal leerlingen dat voldoet aan de fitnorm. De interventie kent de volgende subdoelen: 1 In de tien weken dat IRun2BFit op een school wordt uitgevoerd, neemt de gemiddelde fitheid van
deelnemende leerlingen toe 2 In de tien weken dat IRun2BFit op een school wordt uitgevoerd, sport 80% van de deelnemende leerlingen minimaal drie keer per week (fitnorm, iedere leerling doet mee) 3 Na 10 weken IRun2BFit is nagenoeg elke deelnemer in staat een afstand van 5 km uit te lopen in hardlooptempo. 4 Na afloop van het programma is 80% van de deelnemende leerlingen zich meer bewust van het belang van een gezonde, fitte leefstijl (lijfstijl) en hun eigen keuzes daarin. 5 Na afloop van het IRun2BFit programma is de kennis van deelnemende leerlingen over het lichaam, gezondheid en de invloed van bewegen gestegen. 6 Drie maanden na afloop van het programma voldoet 45% van de leerlingen aan de fitnorm.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld Jongeren van klas 1,2 of 3 van VMBO, HAVO en VWO zijn de primaire doelgroep. Het beweeg-onderdeel van de interventie is voor alle schoolniveaus geschikt. Het theoretisch gedeelte wordt in samenspraak met de docent aangepast aan het onderwijsniveau. De tien themaweken blijven voor iedereen hetzelfde, maar de behandelde stof wordt niet alleen afgestemd op het onderwijsniveau maar ook op welke kennis eerder of later in het schooljaar wordt gedoceerd. Scholen kiezen er in de praktijk altijd voor om IRun2BFit aan te bieden aan alle schoolniveaus van een leerjaar. Juist het element dat alle leerlingen van de 1e, 2e of 3e klas deelnemen, maakt het extra speciaal. Voor leerlingen die om een goede reden niet het beweeggedeelte kunnen volgen wordt een aangepast schema opgesteld (soms ook in overleg met huisarts) of zij krijgen een verzorgende rol. Aan het theoretisch gedeelte kan iedereen deelnemen. In het schooljaar 2009/2010 zaten volgens het CBS 575.040 leerlingen in klas 1 t/m 3 van het VMBO, HAVO of VWO. De secundaire doelgroep bestaat uit docenten, looptrainers en ouders.Scholen, atletiekverenigingen, gemeenten, loopevenementen, provincies en bedrijven zijn de intermediairs. Indicatie- en contra-indicatiecriteria IRun2BFit is onderdeel van het reguliere schoolprogramma. Iedereen doet mee (universele preventie). Een school bepaalt zelf welke klassen van welk leerjaar deelnemen. De keuze voor het leerjaar (1, 2 of 3) wordt bepaald door te kijken in welk jaar het vak biologie het beste aansluit. Veelal is dit het tweede leerjaar. Op de volgende manieren wordt uitval van deelnemers voorkomen en opgevangen: l
l
l
l
Er is een speciaal trainingsprogramma voor beginners, dat op een verantwoorde manier de beweegbelasting opvoert. Omdat er getraind wordt op basis van hartslagbelasting, wordt overbelasting tijdig voorkomen. Bij het instructieprogramma aan docenten wordt speciaal aandacht besteed aan het extra begeleiden en stimuleren van de zwakkere leerlingen. Wetmatigheid is dat degene met de minste fysieke fitheid het meest "wint"; zowel conditioneel als mentaal sterk groeit (waardering klasgenoten). Als desondanks het beginnersschema niet toereikend is, wordt in overleg met docenten en IRun2BFit gekeken naar een passend wandelschema. Het gaat immers niet om de prestatie maar om het volhouden. Maatwerk blijft altijd mogelijk. Waar nodig wordt door leerling en/of docent contact gezocht met huisarts (bijvoorbeeld bij astma of diabetes). Indien desondanks het beweegprogramma niet in voldoende mate gevolgd kan worden, gaat de leerling mee als supporter, verzorger, reporter of fotograaf naar het evenement. Tijdens de andere lesonderdelen van IRun2BFit (kennislessen, het maken van een eigen visual en inzicht krijgen in het eigen eetpatroon) kan deze leerling wel gewoon meedoen.
NB in de totale beoordeling krijgt de leerling een cijfer voor inzicht, kennis + inzet en beleving, dus niet alleen voor toegenomen conditie. De ervaring is dat het aantal leerlingen dat niet kan meedoen i.v.m. fysieke beperkingen zeer beperkt is.
Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Wel biedt de interventie juist voor migranten specifieke voordelen. Voor migranten is de drempel om zich aan te sluiten bij een sportvereniging vaak te hoog. Hardlopen heeft als voordeel dat het geen verenigingsverplichting kent en ook bij evenementdeelname is geen lidmaatschap van vereniging/atletiekunie vereist. Zo blijkt bijvoorbeeld uit toepassing van het programma 'Be InterACTive' dat hardlopen een lage beweegdrempel is voor allochtone vrouwen (NASB, 2011).
5. Aanpak Opzet van de interventie Het 10 weken durende programma bestaat uit: l l l l l
tien wekelijkse lessen biologie twintig looptrainingen tijdens reguliere les LO en tien looptrainingen thuis drie feestelijke 2B-momenten: kick off, testloop, deelname evenement 1 ouderbijeenkomst Aandacht aan het programma bij andere vakken (facultatief)
Een school verbindt zich voor meerdere jaren aan het programma IRun2BFit (bij voorkeur vier jaar). Elk schooljaar neemt een nieuwe lichting 1e, 2e of 3e klassers deel. IRun2BFit wordt dus een regulier onderdeel van het schoolprogramma. Leerlingen die in klas 1, 2 of 3 al eens hebben meegedaan, krijgen vanuit de school de kans om in de latere schooljaren te blijven deelnemen aan het evenement en eventuele trainingsclinics. Inhoud van de interventie IRun2BFit is een programma dat ontwikkeld is voor jongeren van 12 tot 15 jaar. In deze leeftijdsfase doen zich veel veranderingen voor op sociaal en persoonlijk vlak. Jongeren komen los van autoriteitsfiguren en zoeken naar een eigen identiteit. De opvattingen van leeftijdsgenoten helpen hen hierbij op weg. Daarnaast vinden jongeren echter veel houvast en identiteit heel dichtbij, in eigen lijf. IRun2BFit omschrijft dit als Lijfstijl, een leefstijl met veel aandacht voor eigen lijf. Lijfstijl is tastbaar en zichtbaar. Het geeft concrete perspectieven in gedrag, variërend van beweging en ontspanning tot fitheid en voeding. Los van alle ideeën en gedachtes blijft immers altijd overeind wat je ziet, ruikt, hoort en hoe je je voelt. De lessen en trainingen van IRun2BFit zijn vanuit deze overtuiging ontwikkeld. Tien wekelijkse lessen biologie, gekoppeld aan lessen lichamelijke opvoeding Elke week staat in het teken van een thema over persoonlijke leefstijl (lijfstijl) en fitheid. De lessen zijn zo opgebouwd dat leerlingen algemene kennis krijgen over een bepaald thema waarbij zoveel mogelijk een 'vertaalslag' wordt gemaakt naar het belang van deze kennis voor de leerling zelf. Het weekthema is gekoppeld aan de lessen lichamelijke opvoeding, waardoor leerlingen de theorie uit de les biologie in de praktijk kunnen ervaren. Hierdoor wordt een koppeling gemaakt tussen bewustwording en ervaring. De verschillende weekthema's zijn: Thema 1: Lijfstijl en jouw keuze De les biologie behandelt het belang van persoonlijke fitheid en wat de leerling zelf kan doen om fitheid te verbeteren. Op basis van het persoonlijke fitheidsniveau gaat de leerling bij de les L.O. ontdekken welk looptempo het meest effectief is voor winst in conditie (dus fitheid). Thema 2: Hart en jouw hartslag De les biologie behandelt de pompfunctie hart, bloedsomloop, verbinding tussen hart en bloedvaten, effect van inspanning op de hartslag. De les L.O. gaat in op de eigen hartslag bij wisselende tempo's en het ideale trainingstempo (70-85% van de maximale hartslag). Thema 3: Longen en jouw ademhaling. De les biologie behandelt onder andere het effect van inspanning op longwerking en fitheid. De les L.O. gaat in de eigen ademhaling bij wisselende tempo's. Thema 4: Voeten en jouw loopstijl
De les biologie behandelt welke gewrichten en spieren een functie vervullen tijdens het lopen. De les L.O. gaat in op de eigen voetafwikkeling en loophouding. Thema 5 en 6: Voeding en jouw eetpatroon (2 weken) De lessen biologie behandelen soorten voedingsstoffen en functies, belang vochtinname, voedingsbalans en het samenstellen van IRun2BFit menu. De lessen L.O. gaan in op het eigen vocht- en gewichtsverlies na een training. Thema 7: Huid en jouw kleding De les biologie gaat in op de werking van de poriën en de functie van transpiratie. De les L.O. gaat in op het verschil in loopcomfort tussen katoenen en functionele sportkleding. Thema 8: Zintuigen en jouw beleving De les biologie gaat in op zintuigelijke beleving en invloed van hormonen: zenuwstelselhormonen, stofwisseling- ,weerstand-, stress- (adrenaline, testosteron), gelukshormonen. De les L.O. gaat in op de invloed van zintuigen en hormonen op de loopbeleving. Thema 9: Wedstrijd en jouw voorbereiding Zowel de les biologie als de les L.O. gaat in op wat de leerling wel en niet moet doen om goed voorbereid van start te kunnen gaan. Bij biologie wordt onder andere ingegaan op slaap en herstel en de les L.O. verstrekt informatie over testloop en afsluitend evenement. Thema 10: Finish en jouw persoonlijke resultaten. In de les biologie stelt de leerlingen in zijn/haar logboek vast hoe het beweeggedrag is geweest in de afgelopen weken, wat er is gerealiseerd van de zelf geformuleerde verbeterpunten, welke fitheidwinst er is opgebouwd (Herhaling Shuttle-Run) en hoe de deelname aan het loopevenement is bevallen. De les L.O. gaat verder in op welke conditiewinst er individueel is opgebouwd. Voor de docenten is het volgende materiaal beschikbaar: l
l
l
Syllabus biologie en syllabus lichamelijk opvoeding, met PowerPoint presentaties met achtergrondmateriaal voor elke weekthema. Prikkelmomenten: dit zijn reeksen van foto's en filmpjes die in 15 minuten jongeren inspireren om verder te kijken dan het lesmateriaal in de Powerpoints. De prikkelmomenten zijn voor leerlingen toegankelijk via de website www.irun2bfit.nl. Fun- en focus-practica: Een fun-practicum is vaak klassikaal van aard waarbij plezier voorop staat. In een focus-practicum ligt de nadruk op verdieping van de theorie van het weekthema. De gemiddelde duur van een practicum is 30 minuten.
Voorbeelden van funpractica: l
l
Lijfstijl visual: leerlingen kunnen via de website foto's uploaden. In de loop van de 10 weken vormt zich zo een persoonlijk beeldprofiel, dat geschikt is om uit te printen en op te hangen. Ook kunnen leerlingen het opnemen in sociale media als Hyves en Facebook. In de IRun2BFit-cabine kunnen leerlingen een virtuele tocht maken door stad en natuur met bijbehorende geuren geluiden en kleuren.
Voorbeelden van focuspractica: l
l
Jongeren worden tijdens de biologielessen uitgedaagd een eigen IRun2BFit-menu samen te stellen. Uit vijf genomineerden per school kiest toprestaurant De Librije uit Zwolle een winnaar die tijdens een landelijke workshop het betreffende menu in de keuken van De Librije mag komen bereiden. Het uitrekenen van je eigen fitheidsprogressie. Hiervoor zetten de leerlingen de gegevens over de eigen hartfrequentie en aantal gelopen meters die zij tijdens de L.O. lessen hebben geregistreerd uit in een grafiek.
Looptraining Gedurende de 10 weken wordt bij het vak L.O. 2 keer per week een looptraining gegeven. Elke training is uitvoerbaar in een zaal of sportveld. Alle oefenvormen zijn zodanig opgesteld dat ook zonder hardloopbasiskennis de trainingen makkelijk te begeleiden zijn. De looptrainingen met loopschema's zijn erop gericht dat leerlingen, ongeacht hun startconditie, in staat zijn om bij het afsluitende evenement 5 kilometer uit te lopen. Leerlingen trainen wekelijks drie keer:
1 In de focus-training leren leerlingen meer over hun lichaam en de gerealiseerde fysieke progressie. De nadruk ligt hierbij op de verdieping van de theorie van het weekthema. 2 In de wekelijkse fun-training staat plezier voorop. Het samen lopen en/of de speelse loopvorm zorgt voor een groepsgevoel en plezier in het lopen. 3 In de wekelijkse individuele training lopen de leerlingen op eigen gelegenheid aan de hand van hun loopschema. De trainingen op school duren een heel lesuur. Waarom hartslag? De hartslag geldt bij de inspanningsfysiologie als graadmeter van de conditie. Daarom wordt bij de IRun2BFitlooptrainingen op school zoveel mogelijk met hartslagmeting gewerkt. In samenwerking met Polar stelt Stichting IRun2BFit hartslagmeters beschikbaar voor de school. Hartslagmeting geeft de mogelijkheid te bepalen of de training effectief is. Daarbij geldt dat volhouden, dus lang hardlopen, meer oplevert dan kort voluit lopen. Uitgangspunt is dat leerlingen rustig leren lopen. Voor iemand met een beperkte conditie levert rustig lopen de beste basis voor gezondheidswinst en fitheid. Om 'rustig leren lopen' te bevorderen, maakt IRun2BFit gebruik van vier verschillende looptempo's, die bepaald worden door percentages van de maximum hartslag (220 min 90% van leeftijd). Deze indeling maakt het eenvoudig voor L.O.-docenten en begeleiders om een grote groep te begeleiden. Om te stimuleren dat jongeren ook de individuele training doen wordt onder andere gewerkt met een logboek waardoor docenten kunnen volgen wat een leerling wel of niet doet. Ook wordt de ouders gevraagd (ouderavond en nieuwsbrief) de individuele training te stimuleren. Als een kind al sport, dan is daarmee ook de individuele training al ingevuld. Drie feestelijke 2B momenten Tijdens IRun2BFit vinden drie evenementen plaats. l
Start met een gemeenschappelijke kick off. Deze Kick off is een feestelijke aftrap met alle deelnemers en
l
betrokkenen. Testloop in week 8 van het programma. Het gehele project wordt afgesloten met deelname aan een 5 kilometer bij een loopevenement in de eigen
l
omgeving. De grootschaligheid en het enthousiasme van de toeschouwers maakt voor vele jongeren de deelname hieraan tot een geweldig sportfeest. De keuze van een loopevenement Niet iedere gemeente heeft een geschikt loopevenement. IRun2BFit is kritisch voor de keuze van het loopevenement. Het evenement moet wel body hebben, organisatorisch goed staan, muziek en publiek hebben. Indien de gemeente zelf geen geschikt evenement heeft, wordt uitgeweken naar een loopevenement in een andere gemeente. Leerlingen gaan hier dan gezamenlijk met bussen naar toe. Met de verbinding van marathonkampioen Gerard Nijboer aan IRun2BFit, is er een hele goede entree bij alle evenementen en kan ook gerekend worden op veel media-aandacht voor de wedstrijd. Ouderbijeenkomst Naast docenten en trainers vervullen ouders/verzorgers een belangrijke taak in de bewustwording van hun kind. Om hen te betrekken en te informeren wordt er een speciale bijeenkomst georganiseerd. Ook zijn er nieuwsbrieven voor ouders en wordt aandacht aan het programma besteed op de webpagina van een school. De ouderbijeenkomst is een coproductie tussen de school en IRun2BFit. Aan ouders wordt uitgelegd wat hun kinderen gaan meemaken, waarom het gaat zoals het gaat, en welke rol ouders kunnen vervullen in dit programma (door de derde individuele training thuis te stimuleren, te praten over het thema van de week of door gezond te eten). Op sommige plekken worden aanvullend loopclinics voor ouders georganiseerd en/of gaan ouders meedoen aan het slotevenement. Ook zijn er bij de ouderavond vaak partners aanwezig (sportwinkel, evenement) die iets komen vertellen over hun rol in het programma. Zij geven bijvoorbeeld informatie over het evenement waar de leerlingen aan gaan deelnemen of een toelichting op de speciale kortingsregeling voor hardloopschoenen. De betrokkenheid van ouders is heel verschillend en is met name afhankelijk van hoe de ouderavond wordt georganiseerd, hoe de relatie tussen de school en ouders is en of de school het aandurft om het groots aan te pakken (ouderavond naast informatie ook een event). Er zijn een paar goede praktijkvoorbeelden waarbij 50 75% van de ouders betrokken was (zij kwamen naar de ouderavond kijken of liepen zelf mee met het
evenement). Docentenbetrokkenheid Docenten worden intensief betrokken bij het project. Gedurende twee jaar worden de docenten begeleid door de stichting IRun2BFit. Er is een speciaal instructieprogramma over het lesmateriaal. Dit instructieprogramma bestaat uit drie bijeenkomsten per jaar. Elke bijeenkomst heeft zijn eigen thematiek, bedoeld om docenten vertrouwd te maken met het materiaal en op onderdelen ook kennis/ samenwerking te verdiepen. Behalve de betrokken docenten van de vakken LO en Biologie, zijn er vaak ook mentoren actief. Op veel scholen gaan collega-docenten en directie meetrainen en ook deelnemen aan het evenement. Dit heeft een enorme positieve impact op de relatie tussen de docenten onderling maar ook op de relatie tussen docenten en leerlingen. Variabele invulling bij andere vakken Daarnaast is het mogelijk om extra aandacht aan het programma te geven bij de lessen Wiskunde, Tekenen, Muziek, Drama, Nederlands, Maatschappijleer of het Mentoruur. Zo kunnen bijvoorbeeld bij wiskunde de gegevens die tijdens de looptrainingen worden geregistreerd worden verwerkt en geanalyseerd. Bij Nederlands kunnen de leerlingen bijvoorbeeld gezamenlijk teksten schrijven voor een Hyves-site voor de klas, voor de website van de school of voor een publicatie in de huis-aan-huis-krant in de eigen regio. Mentoren worden ook actief betrokken. Een mentoruur is een goede gelegenheid om met leerlingen over hun lijfstijl te praten en/of het logboekje bij te werken. Na afloop van het programma IRun2BFit probeert er op verschillende manieren voor te zorgen dat jongeren ook na afloop van het programma blijven bewegen. Doordat het programma steeds terugkeert op school, worden ook de ouderejaars weer getriggerd rondom het thema lijfstijl. Scholen nodigen ouderejaars ook uit om deel te nemen aan het evenement. Indien er een atletiekvereniging bij kan worden betrokken, dan wordt gekeken of deze in de vorm van clinics geïnteresseerde jongeren kan egeleiden. Ouderejaars worden vaak ook in de organisatie betrokken (maatschappelijk stage). Uit een onderzoek onder 78 leerlingen die een jaar voorafgaand aan het onderzoek hebben deelgenomen aan IRun2Bfit blijkt dat 35% van de leerlingen aangaf meer te bewegen dan voorafgaand aan het programma. Rol atletiekverenigingWaar mogelijk wordt de plaatselijke atletiekvereniging betrokken bij IRun2BFit op de school door de inzet van looptrainers bij enkele lessen LO. Op deze manier snijdt het mes aan twee kanten: jongeren krijgen een nieuw gezicht voor de groep met nieuwe deskundigheid, looptrainers krijgen ervaringen met het trainen van een nieuwe doelgroep. IRun2BFit werkt samen met de AtletiekUnie om looptrainers hierin te stimuleren.
6. Materialen en links Een belangrijk deel van de materialen is beschikbaar via de website www.irun2bfit.nl . De website bestaat uit drie verschillende 'omgevingen': l
Jongerenomgeving waarbinnen leerlingen filmpjes kunnen bekijken en hun digitale 'lijfstijl visual' kunnen
l
aanmaken en ontwerpen. Docentenomgeving. Om docenten digitaal te ondersteunen is op de website een aparte 'docentenomgeving' gecreëerd. Scholen die meedoen, krijgen een inlogcode voor de website waarop zij de volgende materialen kunnen downloaden:
o Syllabi voor de docenten lichamelijke opvoeding en biologie/verzorging/biozorg.o Leerlingenlogboek waarin leerlingen al hun les-, trainings- en practicumactiviteiten beschrijven. o Formulier hartslagloop in pdf-formaat. o Lesmateriaal per weekthema in Microsoft PowerPoint-formaat o Foto's en filmpjes uit de beelddatabank van IRun2BFit o Powerpointpresentaties voor de lessen l
Ouderomgeving: achtergrondinformatie voor ouders.
Buiten het lesprogramma is er een draaiboek beschikbaar met alle organisatorische zaken rondom het programma. Dit wordt afgestemd door de coördinator van IRun2BFit met de coördinator binnen de school. Daarnaast ontvangen de scholen spandoeken voor aankleding, hartslagmeters (kortingsregeling Polar),
schoenen (kortingsregeling Brooks) en sportdrank (Extran). Ook kunnen scholen gedurende het programma gebruik maken van de IRun2BFit-cabine. De materialen zijn alleen verkrijgbaar voor scholen die het gehele concept van IRun2BFit afnemen. Schoenen en sportkleding zijn eigenlijk geen issue. Iedereen heeft deze ook nodig voor de gewone LO les. De aankoop van schoenen met korting is vrijblijvend, men mag het ook doen met de eigen sportschoenen of zelf andere schoenen kopen.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleemanalyse en beïnvloedbare factoren Zoals bij de probleemstelling is beschreven, voldoet 60% van de jongeren niet aan de combinorm voor voldoende beweging (Vries et al. 2010). Voor gedragsverandering is het van belang dat iemand zich eerst bewust is van het eigen gedrag en weet wat de risico's van onvoldoende lichamelijke activiteit zijn. Er valt hier nog veel winst te behalen. Allereerst weten veel jongeren niet hoeveel zij zouden moeten bewegen. Uit recent onderzoek komt naar voren dat de helft van de jongeren wist dat zij minstens 60 minuten per dag moeten bewegen (Keulen et al. 2011). Ook overschatten veel jongeren de eigen mate van lichamelijke activiteit. Zo denkt 82% van de jongeren dat zij voldoende bewegen terwijl in de praktijk slechts 40% aan de combinorm voor voldoende bewegen voldoet (Ooijendijk et al. 2005). Bewustwording speelt een grote rol bij de interventie IRun2BFit. Het belang van bewustwording van fysieke activiteit wordt beschreven in verschillende onderzoeken (Ronda, 2001; Lechner, 2006; Sluijs 2007b). Zo vonden Sluijs et al. dat mensen die hun beweeggedrag overschatten minder bereid zijn hun beweeggedrag aan te passen. Hoewel er geen vergelijkbaar onderzoek bekend is onder jongeren, is het aannemelijk dat ook jongeren die een verkeerde inschatting hebben van hun eigen beweeggedrag minder geneigd zijn om meer te gaan bewegen. Jongeren op weg naar volwassenheid gaan eigen keuzes maken. Het bewustmaken van de effecten van (gebrek aan) bewegen en een (on-)gezonde leefstijl vormt de basis van het gedrag in de toekomst. Dit sluit goed aan bij het Precaution Adoption Process Model van Weinstein (Weinstein et al. 1998). In dit model heeft Weinstein het zich bewust zijn van risicogedrag gespecificeerd als een eerste essentiële stap in het proces van gedragsverandering. Het model beschrijft verschillende stadia van bewustzijn. Samengevat gaat het om: 1 In het eerste stadium zijn mensen zich niet bewust van het gezondheidsissue: men weet bijvoorbeeld niet dat een inactieve leefstijl slecht is. 2 in het tweede stadium is men zich bewust van het risicogedrag als zodanig: men weet dat er in het algemeen te weinig wordt bewogen in Nederland. Men betrekt die kennis echter nog niet op zichzelf. 3 In het derde stadium is men zich er ook van bewust zelf het risicogedrag te vertonen: men weet van zichzelf dat men onvoldoende beweegt. In deze fase beslist men of men wel of niet het gedrag wil veranderen. Het Precaution Adoption Process Model stelt dat alleen als mensen dit derde stadium van bewustzijn hebben bereikt, zij gemotiveerd kunnen worden om hun risicogedrag te veranderen. De lessen biologie /biozorg/verzorging zijn gericht op alle drie de fasen van dit bewustwordingsproces. Tijdens de lessen wordt elke week het theoriegedeelte van het thema van de week toegelicht (fase 1 en 2 van het bewustwordingsproces). Naast algemene theorie wordt in de lessen veel aandacht besteed aan de bewustwording van leerlingen van hun eigen leefstijl en de keuzes die men hierbij zelf kan maken (fase 3 van het bewustwordingsproces). Uitgangspunt van de lessen is dat iedere jongere een persoonlijke ontdekkingstocht ondergaat, met als doel inzicht te krijgen in de eigen situatie en zicht op de persoonlijke winst- en verbeterpunten. De lessen zijn daarom persoonlijk en ervaringsgericht van opzet, met als hoofdvraag: "hoe zit het bij jou?" Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding wordt zoveel mogelijk een koppeling gemaakt met het thema dat tijdens biologie is behandeld, zodat leerlingen zelf kunnen ervaren wat de theoretische kennis die zij hebben opgedaan voor hen zelf betekent. Indien deze bewustwording is opgetreden, zullen andere factoren relevant worden om te bepalen of men het gedrag ook werkelijk zal veranderen. IRun2Bfit richt zich ook op beïnvloedbare factoren van het beweeggedrag bij jongeren. Voor het in kaart brengen van deze beïnvloedbare factoren is gebruik gemaakt van het ASE model (de Vries et al. 1988). Het ASE model onderscheidt drie primaire gedragsdeterminanten: a attitude ten aanzien van het gedrag b sociale invloed: subjectieve norm, sociale steun of sociale druk, en modeling of voorbeeldgedrag c. eigen effectiviteit: vertrouwen in eigen kunnen ten aanzien van het gedrag (mogelijkheden, vaardigheden
en ervaren barrières). Er is veel onderzoek bekend waaruit blijkt dat de determinanten van het ASE model van invloed zijn op de mate van lichamelijke activiteit. Op basis van een literatuurstudie gebaseerd op 60 studies (waarvan 43 onder jongeren) blijkt dat het beweeggedrag van jongeren tussen de 13 en 18 jaar samenhangt met attitude, sociale invloed (steun van vrienden en motivatie en familie invloeden) en eigeneffectiviteit (van der Horst 2007). Ook Craggs et al. (2011) concluderen in hun literatuurstudie over determinanten van beweeggedrag dat sociale steun en eigeneffectiviteit van invloed zijn op het beweeggedrag. van Stralen et al. (2011) concluderen op basis van hun literatuurstudie naar werkzame factoren van interventies vanuit school dat vooral interventies die zich richten op het vergroten van de eigeneffectiviteit succesvol zijn. Een belangrijk voorwaarde voor een positieve attitude is dat men de voordelen van een gezonde leefstijl inziet en dat men plezier beleeft aan het gewenste gedrag. Bij IRun2BFit wordt middels educatie aandacht besteed aan de voordelen van een gezonde leefstijl en krijgen jongeren de gelegenheid om in de praktijk het plezier te ervaren van een gezonde leefstijl. Binnen de lessen biologie/biozorg/verzorging en lichamelijke opvoeding wordt gewerkt met de afwisseling en wederzijdse versterking van verdieping van theoretische kennis over onder andere het belang van een gezonde leefstijl (focus) en fun (plezier in een gezonde leefstijl). IRun2BFit start en sluit af met een sportfeest waarin eveneens plezier voorop staat. Door de grootschaligheid van het afsluitende loopevenement en de aandacht van de media en toeschouwers, zijn de deelnemers trots op hun geleverde prestatie. Dit positieve gevoel draagt bij aan een positieve attitude ten aanzien van bewegen. Een andere voorwaarde voor een positieve attitude is dat de jongeren zelf ervaren dat een actieve leefstijl een positief effect op hun gezondheid en fitheid heeft. Het loopprogramma is zodanig opgesteld dat iedereen in de klas in staat is na tien weken vijf kilometer hard te lopen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de individuele progressie (vergroten eigen gelopen kilometers met een submaximale hartslag), waardoor ook minder sportieve jongeren hun eigen doelstelling kunnen behalen. Juist de jongeren die (nog) niet fit zijn, kunnen veel winst boeken en hierdoor een positieve attitude ontwikkelen. Een tweede gedragsdeterminant van het ASE model is de sociale invloed. IRun2BFit vindt plaats in de schoolsetting. De betrokkenheid en stimulans van klasgenoten, docenten, ouders en looptrainers is van belang om jongeren te stimuleren tot een gezonde leefstijl. Doordat klasgenoten tegelijk deelnemen, kunnen zij elkaar stimuleren en ondersteunen. Om ouders te betrekken en informeren wordt een speciale bijeenkomst georganiseerd. IRun2BFit richt zich op verschillende manieren op het vergroten van de eigeneffectiviteit. Allereerst door jongeren aan de hand van individuele loopschema's te leren om op een verantwoorde manier hard te lopen. Hierbij wordt niet alleen aandacht besteed aan looptechniek maar ook aan het voorkomen van blessures en hartslagcontrole. Door het intensieve traject van 10 weken lang in de praktijk onder begeleiding bewegen, krijgen jongeren niet alleen een betere fysieke conditie maar ook meer zelfvertrouwen om te blijven bewegen. Van belang hierbij is dat lopen een laagdrempelige en toegankelijke activiteit is waarbij nauwelijks financiële drempels spelen. Degenen die nog niet beschikken over eigen loopschoenen, kunnen deze met grote korting aankopen via IRun2BFit. Door de samenwerking met de atletiekvereniging wordt aan jongeren die deelnemen de mogelijkheid geboden om na de periode op school door te gaan met hardlopen bij een vereniging. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Er is in de literatuur overtuigend bewijs dat lichamelijke activiteit een positief effect heeft op het lichaamsgewicht. In een recente overzichtsstudie uit 2010 zijn 48 onderzoeken onder kinderen en adolescenten op dit terrein bestudeerd en samengevat (Jiménez-Pavón et al., 2010). In bijna 80% van de studies (38 van de 48) werd geconstateerd dat kinderen die actiever waren, minder vaak overgewicht hadden. IRun2BFit is erop gericht dat jongeren vaker aan de fitnorm voldoen. Fysieke fitheid is voor jongeren een belangrijke beschermende factor voor het ontstaan van overgewicht. Zo bleek uit een longitudinaal onderzoek onder jongeren dat een afname in fysieke fitheid samengaat met een toename van overgewicht (McGavok et al. 2009). Voldoende beweging tijdens de jeugd heeft niet alleen op korte termijn een preventieve werking, maar heeft ook op lange termijn een preventieve werking op het ontstaan van ziektes. Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de relatie tussen bewegen enerzijds en ziekten en aandoeningen anderzijds. Zo blijkt uit een samenvatting van de onderzoeksliteratuur op dit gebied dat voldoende lichamelijke activiteit het risico verlaagt op het ontstaan van ziekten als coronaire hartziekten, beroerte, diabetes, botontkalking en depressie (Wendel-Vos, 2010). Intensieve lichamelijke activiteit, zoals hardlopen, voetballen en tennis, bevordert
bovendien de conditie van hart en longen, ofwel de cardiorespiratoire fitheid. De doelgroep van IRun2BFit betreft leerlingen uit de eerste, tweede en derde klas van het voortgezet onderwijs. Juist voor deze leeftijdsgroep is het van belang om bewegen te stimuleren. Uit onderzoek van het SCP in 2007 blijkt dat de sportdeelname afneemt vanaf 12 jaar en in een continue lijn daalt tot de leeftijd van 18 jaar (Tiessen-Raaphorst et al. 2010). IRun2BFit bereikt deze doelgroep via de school. Scholen hebben gedurende een langere periode invloed op de ontwikkeling van jongeren. Alle leerlingen van de deelnemende scholen zijn verplicht om met een jaarleergang mee te doen. Daardoor wordt óók de jeugd bereikt die bijzondere aandacht nodig heeft: jeugd die weinig of niet beweegt, allochtone jeugd en/of jeugd met overgewicht. Het loopprogramma is zodanig opgesteld dat iedereen in de klas in staat is na tien weken vijf kilometer hard te lopen. Hiertoe is een programma opgesteld waarbij de jongeren drie keer per week 30 minuten lopen. Uit eerdere trainingsstudies bij obese adolescenten is gebleken dat een duurinspanning van minimaal 3 maal per week 30 minuten leidt tot een significante toename van de conditie, gemeten als maximale zuurstofopname, piek zuurstof pols en behaalde loopafstand (Klijn et al 2007). Uitgangspunt van IRun2BFit is dat leerlingen plezier ondervinden aan het bewegen. Dit strookt met verschillende studies waaruit blijkt dat het beleven van plezier een belangrijke rol speelt bij jongeren om fysiek actief te zijn. Zo vonden DiLorenzo et al (1998) in hun driejarige longitudinale studie dat plezier in bewegen de belangrijkste voorspellende factor was of jongeren bleven bewegen. Een Amerikaans onderzoek onder 10 jarigen toonde aan dat de intentie om te bewegen voor een belangrijk deel bepaald wordt door de overtuiging dat bewegen plezierig is (Bélanger-Gravel & Godin 2010). Ook uit het onderzoek School Bewegen en Sport uit 2009 komt naar voren dat plezier voor jongeren de belangrijkste drijfveer is om te sporten (Thiessen-Raaphorst et al. 2010). Hardlopen is een populaire sport onder jongeren. Zo blijkt dat onder middelbare scholieren hardlopen na voetbal de meest beoefende sport in de vrije tijd is (Stuij et al., 2011). Leerlingen blijken het hardlopen in de praktijk zeer te waarderen. Dit blijkt onder andere uit de hoge deelname aan het hardloopevenement. Gemiddeld 80% van de leerlingen meldt zich hier voor aan, terwijl dit niet verplicht kan worden gesteld vanuit de school. Werkzame factoren/mechanismen: IRun2BFit kenmerkt zich door de combinatie van bewustwording van het belang van een gezonde leefstijl (focus) en het zelf ervaren van plezier van een gezonde leefstijl (fun). Bij het 'element' bewustwording ligt de nadruk op het vergroten van de bewustwording van het persoonlijk belang van een gezonde lijfstijl. De lessen zijn persoonlijk en ervaringsgericht van opzet, met als hoofdvraag: "hoe zit het bij jou?". Dit gebeurt door persoonlijke feedback te geven, onder andere door de resultaten van de hartslagmetingen en de shuttle run test terug te koppelen. Onderzoek heeft aangetoond dat het geven van persoonlijke feedback een belangrijke bijdrage levert aan het vergroten van de bewustwording (Proper et al., 2003). Het beweegprogramma van IRun2BFit is zodanig opgezet dat leerlingen in de praktijk ervaren hoe het is om aan de fitnorm te voldoen. Uitgangspunt van het programma is dat alle leerlingen in staat worden gesteld om het gewenste gedrag op eigen niveau uit te voeren. Het zelf uitproberen en ervaren van (de voordelen van) het gewenste gedrag is volgens de sociale cognitieve theorie van Bandura de optimale methodiek om de eigen effectiviteit te verhogen en het gedrag te veranderen (Bandura, 1986). De interventie besteedt hierbij niet alleen aandacht aan het concreet aanleren van vaardigheden (techniek van hardlopen, lopen op eigen tempo) maar ook aan het beleven van plezier. Uit een onderzoek naar de effecten van een beweegprogramma voor meisjes op de middelbare school bleek dat plezier in bewegen een belangrijke intermediërende factor was voor de effectiviteit van de interventie (Dishman et al 2005). De interventie combineert educatie met een beweegprogramma gericht op de jongeren zelf en diens omgeving. Uit de literatuur is bekend dat interventies die bestaan uit een combinatie van deze componenten de grootste kans van slagen hebben (Van Sluijs et al. 2007a, De Bourdeaudhuij et al. 2011). IRun2BFit wordt uitgevoerd in de schoolsetting en ouders worden betrokken. Uit verschillende literatuuroverzichten blijkt dat effectieve preventieve interventies vaak vanuit de schoolsetting plaatsvinden (Dobbins et al. 2009, Sluijs et al. 2007). Meester et al. (2009) concluderen op basis van hun literatuuronderzoek dat ouderbetrokkenheid bij interventies vanuit de schoolsetting bijdraagt aan de effectiviteit van de interventie.
8. Samenvatting van de onderbouwing
IRun2BFit is een interventie binnen de schoolsetting en wil jongeren motiveren om meer te bewegen door hen bewust te maken van het effect van bewegen en een gezonde leefstijl op de eigen gezondheid en fitheid en hen dit op een plezierige manier in de praktijk laten ervaren. Naast bewustwording en 'ervaring' richt de interventie zich op determinanten waarvan is aangetoond dat deze een belangrijke invloed hebben op het beweeggedrag van jongeren (attitude, sociale norm en eigeneffectiviteit).
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Er zijn geen specifieke opleidingsvoorwaarden. Docenten en trainers zijn vakbekwaam. Door middel van een gids-de-gids-programma en online-begeleiding worden docenten en trainers voorbereid en ondersteund in de uitvoering van het programma. Het gids-de-gids programma is een speciaal instructieprogramma over het lesmateriaal. Dit instructieprogramma bestaat uit drie bijeenkomsten per jaar. Elke bijeenkomst heeft zijn eigen thematiek, bedoeld om docenten vertrouwd te maken met het materiaal en op onderdelen ook kennis/samenwerking te verdiepen. Ook ervaren de docenten zelf wat het betekent om met de hartslagmeter te werken. Belangrijk uitgangspunt is dat aangestuurd wordt op het creëren van enthousiaste docenten, die op hun beurt aan de slag gaan om de jongeren enthousiast te maken. De looptrainingen worden op sommige scholen verzorgd door een trainer van de atletiekvereniging. In samenwerking met de Atletiekunie wordt een bijscholing looptrainer jeugdgroepen opgezet om looptrainers meer kennis en vaardigheid bij te brengen hoe om te gaan met deze doelgroep. Protocol / handleiding IRun2BFit ondersteunt de school gedurende de eerste twee jaar van de samenwerking met de uitvoering van het programma. Daarna blijft de coördinator op afroep beschikbaar om vragen te beantwoorden, presentaties te verzorgen, inspiratie te bieden etc. Gedurende de looptijd van de samenwerking maken scholen ook gebruik van het servicepakket dat uit de volgende onderdelen bestaat: l l l l l l l l l l l
lesmateriaal docenten biologie en LO visuele prikkels: foto en film kortingsregeling hartslagmeters school kortingsregeling schoenen en T-shirts leerlingen gratis sportdrank (2x) kleding voor docenten financiële ondersteuning looptrainers PR materiaal (o.a. spandoeken..) inzet Gerard Nijboer ondersteuning fondswerving licentieregeling jaarlijkse innovatie
Rol coördinator De coördinator van IRun2BFit ondersteunt de organisatorische kant rondom datums, T-shirts, sportdrank en helpt met het leggen van contacten tussen school en atletiekverenigingen, gemeente, evenement. Samen met andere betrokken binnen de stichting IRun2BFit begeleidt de coördinator de school ook lesinhoudelijk. Daarnaast zijn er afstemmingen om te zorgen dat alle organisatorische aangelegenheden zijn geregeld rondom bijvoorbeeld shirts, kick off, ouderavond en het evenement De overdracht van de interventie wordt gewaarborgd doordat iedere deelnemende school ondersteuning krijgt van een IRun2BFit coördinator. Gedurende het 10 weken traject is hij/zij een vraagbaak, inspirator en/of procesbegeleider voor docenten en/of schoolbestuur. De IRun2BFit coördinator kan helpen bij de afstemming en onderlinge versterking van het LO en biologie/biozorg/verzorging gedeelte. Scholen, atletiekverenigingen en in sommige gevallen ook gemeenten verbinden zich voor meerdere jaren, bij voorkeur vier jaar aan IRun2BFit. Het wordt daarmee in het reguliere lesprogramma van de school opgenomen. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Elke uitvoering van IRun2BFit op een school wordt afgerond met een evaluatie van docenten en het projectteam. Deze evaluatie staat in het teken van het uitwisselen van ervaringen en ideeën over
organisatorische en inhoudelijke verbeteringen. Tot aan 2011 waren er vooral kwalitatieve evaluaties. Aan het eind van elk programma werd het traject met de betrokken docent geëvalueerd. Vanaf 2011 vult IRun2BFit deze methode aan met een gestructureerde evaluatie voor zowel docenten als leerlingen. Door de leerlingen te bevragen, krijgt zowel IRun2BFit als de school inzicht hoe het programma beleefd wordt. Vanuit de input van de docenten krijgt IRun2BFit een beeld van hoe het programma is uitgevoerd en waar de gesprekspunten liggen in de evaluatie. Het meedoen aan deze evaluatie is tevens een voorwaarde om te voldoen aan het licentiesysteem. Belangrijke criteria waar naar wordt gekeken is dat leerlingen de tweewekelijkse trainingen op school volgen, dat de theorielessen worden gegeven en dat leerlingen deelnemen aan het evenement. Kosten Kosten 2011 De gemiddelde uitvoeringskosten tijdens de eerste twee jaar liggen tussen de €25 en €30 per leerling per jaar. In deze prijs zijn inbegrepen projectbegeleiding, materialen, inschrijfgeld, pr-materiaal en clinics. Na de twee jaar vervallen de kosten voor projectbegeleiding. De kosten per leerling voor inschrijfgeld, shirt, licentie en inzet looptrainers komen elk jaar terug. Deze kosten bedragen ca. € 17,50 per leerling. De inzet van looptrainers wordt lokaal bepaald. Het is geen verplichting dat bij elke training van elke klas een looptrainer beschikbaar moet zijn. De tijdsinvestering voor het projectteam is afhankelijk van het aantal deelnemende scholen. De instructies aan alle docenten blijven binnen de vijf uur. De ervaring leert dat het voor de scholen niet mogelijk is de bijbehorende kosten volledig zelfstandig op te hoesten. Naast de school dragen vooral ook gemeenten bij. Ook benadert de stichting IRun2BFit fondsen en provincies om hun bijdrage te leveren. Verder wordt gewerkt aan een marketingconcept om het bedrijfsleven ook financieel te binden. Naast een landelijk concept, komt er een concept voor een lokale supportersclub voor lokale bedrijven die hun steentje willen bijdragen. De uitvoering wordt op een school vaak door meerdere partijen mogelijk gemaakt. Op dit moment bestaan de volgende 'betaalcombinaties':
l
provincie + school + fonds IRun2BFit school + fonds IRun2BFit
l
school + gemeente + bedrijf
l
school + gemeente + bedrijf + fonds IRun2BFit
l
school + gemeente
l
Tijdsbesteding De tijdsinzet van docenten vindt plaats tijdens de reguliere lessen. Een LO docent besteedt per klas twee lesuren per week, een docent biologie besteedt per week een lesuur. Extra uren voor de docenten zijn de instructie voor het lesprogramma, aanwezigheid bij de kick off, de testloop en het afsluitende evenement. Deze aanvullende tijdinzet wordt geschat op circa 10 uur. De coördinator van de school is naar schatting aanvullend 30 uur kwijt voor zijn of haar rol. De tijdsinvestering van de IRun2BFit coördinator bedraagt circa 30 uur per deelnemende school.
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Elke uitvoering van IRun2BFit op een school wordt afgerond met een evaluatie van docenten en het projectteam. Tot dusver vond de procesevaluatie alleen plaats met docenten, en was de vorm een evaluatiegesprek- en vergadering. De meeste uitkomsten van de evaluatie met docenten worden gebruikt voor verbetering in de lokale uitvoering. Een aantal evaluatiepunten raken de kwaliteit en effectiviteit van IRun2BFit als interventie. De verbeteringen hierin worden door de stichting IRun2BFit opgepakt. Hieronder staat een aantal concrete aandachtspunten uit de laatste evaluaties uit 2010 en de daarop volgende aanpassingen in het programma in 2011. 1 Aandachtspunt: maak het programma meer belevingsgericht voor en met jongeren. Dit heeft in 2011 geleid tot een aantal aanpassingen. Zo loopt de leerling in een IRun2BFit-shirt van zijn eigen school, waardoor het gevoel van trots en verbondenheid wordt versterkt. Ook wordt tijdens de kick-off en de
testloop meer aandacht besteed aan 'fun' door met alle leerlingen samen te komen op een plek buiten school met muziek. Andere aanpassingen in het programma zijn: het neerzetten van een eigen prestatie bij het afsluitende loopevent, het uitrekenen van de eigen fitheidsprogressie, het maken van je eigen IRun2BFit menu, het lopen in de IRun2BFit cabine, het maken van je eigen 'lijfstijl visual' en het via de website aanbieden van allerlei leuk beeldmateriaal (prikkelmomenten). 2 Aandachtspunt: maak het programma (nog) beter uitvoerbaar en breng meer focus aan. De lestijd om alle theoretische inzichten te behandelen van alle thema's is beperkt. De docenten zijn geholpen met concrete afgebakende prikkelende modules waaruit ze kunnen kiezen afhankelijk van hun lokale setting. Dit geldt ook voor de aansluiting van de leerdoelen IRun2BFit bij de leerdoelen van de verschillende vakken. In 2011 is de uitvoerbaarheid verbeterd door met nieuwe syllabussen voor docenten biologie en lichamelijke opvoeding te werken. 3 Aandachtspunt: kijk of je op een hanteerbare manier de geboekte progressie in bewustwording over leefstijl kunt uitdrukken in een score, zowel voor jongeren als voor docenten. Om de progressie in een score te kunnen uitdrukken is in 2011 de fitheidswinst geïntroduceerd. Op basis van de geregistreerde hartslag in week 4 en week 10 wordt de 'winst' berekend. IRun2BFit communiceert in haar nieuwe huisstijl ook actief de fitheidswinst (+12%). 4 Aandachtspunt: probeer zoveel mogelijk organisatorische elementen 'slim' te ondersteunen, zodat docenten en scholen zich niet te veel hoeven bezig te houden met allerlei randvoorwaardelijke en organisatorische zaken. Hiertoe zijn in 2011 verschillende aanpassingen gedaan. Zo is vooral tijdwinst geboekt door te werken met bestelformulieren voor alle onderdelen waardoor scholen tijdig hun wensen konden aangeven. Ook zijn betere afspraken gemaakt met de le-veranciers. Tevens is binnen de stichting IRun2BFit de verantwoordelijkheid beter geregeld door het opzetten van een eigen office. Om ook de mening van de jongeren erbij te betrekken, is een digitale enquête ontwikkeld met gesloten en open vragen. Vanaf het schooljaar 2011-2012 wordt deze enquête structureel ingezet en verspreid onder alle docenten en onder de leerlingen van twee of drie klassen. De uitslagen worden intern met de school besproken en beoordeeld op gewenste vervolgstappen. Behalve feedback over het programma en lesmateriaal, geeft de enquête ook inzicht in wat jongeren en docenten geleerd hebben.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland In 2009 is in het kader van een afstudeeronderzoek onder begeleiding van de Radboud Universiteit uit Nijmegen het effect en rendement van IRun2BFit onderzocht (Wijlens, 2009). Alle eersteklassers (lichting 2008-2009) van twee middelbare scholen in Steenwijk namen deel aan het programma (n= ± 430). Om te onderzoeken wat de mogelijke effecten zijn van IRun2BFit zijn gegevens verzameld van 78 deelnemende eersteklassers uit Steenwijk (48 HAVO/VWO, 30 VMBO). Fysieke fitheid werd onderzocht met conditietesten die standaard in het bewegingsprogramma zijn opgenomen (Shuttle Run Test, Hartslagloop). In week 0 en 7 werd de shuttle run test (SRT) afgenomen en in week 4 en 10 een hartslagloop. Verder werden bij aanvang en aan het eind van het programma de lichaamskarakteristieken gemeten (Body Mass Index en buikomvang) en werd een vragenlijst afgenomen om onder andere de plezierbeleving bij sport/bewegen te meten. De data zijn verzameld tijdens reguliere lessen. Aangezien niet altijd iedereen aanwezig was, bedraagt het aantal personen per uitkomstmaat minder dan 78 leerlingen. Zo hebben de gegevens over BMI betrekking op 68 leerlingen, de Shuttle Run Test op 59 leerlingen en gegevens uit de vragenlijsten op 70 leerlingen. De gegevens over de Hartslagloop zijn alleen afgenomen bij leerlingen van het HAVO/VWO en hebben betrekking op 39 leerlingen. Daarnaast werd bij 76 tweedeklassers die vorig jaar aan het leefstijlprogramma deelnamen dezelfde vragenlijst afgenomen. Er werd een significante toename in fysieke fitheid gevonden voor beide conditietesten. Het aantal behaalde treden in de Shuttle Run Test voor de gehele groep is significant toegenomen na het programma van gemiddeld 2,6 treden naar 4 treden (P <0,05). De HSL is een loop waarbij de leerlingen eerst gedurende zes minuten hun hartslag rond de 140 moesten houden. Na deze zes minuten was er 2 minuten rust waarin de leerlingen de gelopen afstand noteerden. Deze 2 minuten rust werden gevolgd door weer zes minuten lopen, nu met hun hartslag rond de 150 slagen per minuut. Weer volgde 2 minuten rust met afstand noteren. Hierna volgen nog 2 series van zes minuten rennen en 2 minuten rust, respectievelijk met hartslag rond de 160 en 170. Alle deelnemende klassen participeerden aan twee hartslaglopen, rond week 4 en week 10. Voor de analyses zijn alleen de uitkomsten van de HAVO/VWO groep bekend.
Uit de analyses blijkt dat het aantal afgelegde meters op week 10 significant is toegenomen bij hartslag 160, 170 en 180. Wat betreft de lichaamskarakteristieken werd na afloop van het programma een toename in lengte, gewicht en BMI gevonden bij een gelijkblijvende of zelfs licht dalende buikomvang. De plezierbeleving bij bewegen/sport zoals gemeten met de vragenlijst daalde significant van 66 punten bij aanvang naar 61 punten na afloop (score kan variëren van 16 tot 80). Naar aanleiding van deze bevinding en de evaluatie op de scholen, is het programma nadien aangepast zodat het programma beter aansluit op de beleving van de jongeren.Van de huidige deelnemers denkt 35 % meer te gaan bewegen door het programma. Van de oud-deelnemers gaf 35 % aan meer te bewegen in vergelijking met vorig jaar; 53% geeft aan ongeveer evenveel te bewegen en slechts 10% geeft aan minder te bewegen. Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Wijlens Jaar: 2009 Onderzoekstype: veranderingsonderzoek: voor en nameting bij experimentele groep in praktijksituatie Belangrijkste resultaten: toename in fysieke fitheid (shuttle run test en hartslagloop) Bewijskracht van het onderzoek: zwakResultaten effectiviteit: positieve resultaten
12. Buitenlandse effectstudies Niet bekend
13. Uitvoering van de interventies Tot en met 2009:
l
5 gemeenten 18 scholen
l
8.000 jongeren
l
In 2010 - 2011
l
7 gemeenten 11 scholen
l
3000 leerlingen
l
In navolging van het Olympisch plan 2028, heeft IRun2BFit een eigen Olympisch doel voor 2016 namelijk (met een knipoog naar de marathon) jaarlijks 42.195 leerlingen die deelnemen.
14. Overeenkomsten met andere interventies Nederland kent diverse andere leefstijlprogramma's die vanuit de schoolsetting plaatsvinden. Voor zover bekend vertoont vooral het programma DOiT overeenkomsten met IRun2BFit. DOiT is een op de schoolomgeving gebaseerd interventieprogramma ter verbetering van het eetgedrag en lichamelijk activiteitenpatroon bij adolescenten (12-13 jarige VMBO leerlingen) met als doel handhaving van de energiebalans (Singh et al, 2009). DOiT richt zich alleen op VMBO leerlingen terwijl IRun2BFit zich richt op alle schoolniveaus. DOiT en IRun2BFfit richten zich beide op zowel voeding als beweging, maar bij DOiT ligt de focus meer op voeding en bij IRun2BFit op beweging. IRun2BFit focust zich in vergelijking met DOiT meer op het ervaren van een gezonde leefstijl in de praktijk. Het beweegprogramma bij IRun2BFit is veel uitgebreider (20 lessen bij IRun2BFit in vergelijking met 4 lessen bij DOiT). Daarnaast zorgt de ondersteuning in de vorm van hartslagmeters, schoenen, IRun2BFit menu, cabine en het afsluitend event ervoor dat een school, stad of gemeente zich goed met het project kan profileren. Een ander programma dat overeenkomsten vertoont is het lesprogramma 'Lekker fit' voor basisschoolleerlingen (Meima et al.,2008; Jansen, 2009). De interventie bestaat uit theorielessen over voeding, beweging en het maken van gezonde keuzes en omvat daarnaast ook drie keer per week gym op school en buitenschoolse beweegactiviteiten. Belangrijkste verschil is de doelgroep (basisschoolleerlingen versus middelbare scholieren).
15. Lijst met aangehaalde literatuur Bakel A., & Zantinge, E. (2010). Neemt het aantal mensen met overgewicht of ondergewicht toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Binnengehaald 17 mei 2011 van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijkeactiviteit/trend/. Bandura, A. (1986). Social Foundations of Thought and Action: A Social Cognitive Theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hal Bélanger-Gravel, A. & Godin, D. (2010). Key Beliefs for Targeted Interventions to Increase Physical Activity in Children: Analyzing Data from an Extended Version of the Theory of Planned Behaviour. International Journal of Pediatrics, 10. Bourdeaudhuij, I. de, Cauwenberghe, E. van, Spittaels, H., Oppert, J.M., Rostami, C., Brug, J., Lenthe, F. van, Lobstein, T. & Maes, L. (2011). School-based interventions promoting both physical activity and healthy eating in Europe: a systematic review within the HOPE project. Obesity Reviews 12, 205-216. Craggs C., Corder K., Sluijs, E.M. van, Griffin, S.J. (2011). Determinants of change in physical activity in children and adolescents a systematic review. Am J Prev Med 40(6), 645-58. DiLorenzo, T.M., Stucky-Ropp, R.C., Van der Wal, J.S., Gotham, H.J.(1998). Determinants of exercise among children. II. A longitudinal analysis. Prev med 27(3), 470-7. Dobbins, M., de Corby, K., Robeson, P., Husson, H., Tirilis, D. (2009). School-based physical activity programs for promoting physical activity and fitness in children and adolescents aged 6-18. Cochrane Database Syst Rev. Ebbeling, C.B., Pawlak, D.B., & Ludwig, D.S. (2002). Childhood obesity: public-health crisis, common sense cure. Lancet,10, 473-82. Hamberg-van Reenen, H.H., et al. (2010). Kosteneffectiviteit van lokaal gezondheidsbeleid: Overzicht van preventieve interventies uit de leeflijnen Tabakspreventie, Integraal alcoholbeleid, Overgewicht en Depressiepreventie. Bilthoven: RIVM. Horst, K. van der, Chin A Paw, M.J., Twisk, J.W.R., Mechelen, W. (2007). A Brief Review on Correlates of Physical Activity and Sedentariness in Youth. Medicine &Science in Sports & Exercise, 39, 1241-1250. Jansen, W. (2009). Prevention of Childhood Obesity in a Municipal Setting. Department of Public Health, Erasmus Medical Centre. Rotterdam, Erasmus University. Jiménez-Pavón, D., Kelly, J., Reilly, J.J. (2010). Associations between objectively measured habitual physical activity and adiposity in children and adolescents: Systematic review. International Journal of Pediatric Obesity, 5 (1), 3-18. Kindblom, J.M., Lorentzon, M., Hellqvist, A., Lönn, L., Brandberg. J., Nilsson, S., Norjavaara E., & Ohlsson, C. (2009). BMI changes during childhood and adolescence as predictors of amount of adult subcutaneous and visceral adipose tissue in men: the GOOD Study. Diabetes, 58 (4), 867-74. Klijn, P.H.C., van der Baan-Slootweg, O.H., van Stel, H.F. (2007). Aerobic exercise in adolescents with obesity: Preliminary evaluation of a modular training program and the modified shuttle test . BMC Pediatrics, 7 Lechner, L., Bolman, C., Dijke, M. van. (2006). Factors related to misperception of physical activity in The Netherlands and implications for health promotion programmes . Health Promotion International, 21; 2. Mäkinen, T.E., Borodulin, K., Tammelin, T.H., Rahkonen, O., Laatikainen, T., & Prättälä, R. (2010). The effects of adolescence sports and exercise on adulthood leisure-time physical activity in educational groups. Int J Behav Nutr Phys Act.12 (7), 27. McGavok,, J., Torrance, B.D., Ashlee McGuire, K., Wozny, P. D. & Lewanczuk R.Z. (2009). Cardiorespiratory Fitness and the Risk of Overweight in Youth: The Healthy Hearts Longitudinal Study of Cardiometabolic Health . Obesity (17), 1802-1807 Meester, F. van, Lenthe, F.J. van, Spittaels, H., Lien, N., Bourdeaudhuij, I. de (2009). Interventions for promoting physical activity among European teenagers: a systematic review. Int J Behav Nutr Phys Act. 6(6), 82. Meima, A., Joosten - van Zwanenburg, E., Jansen, W. (2008). Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam. Een project voor basisscholieren ter bevordering van een gezonde leefstijl. Rotterdam: GGD RotterdamRijnmond Ministerie VWS en OCW (2008). Beleidskader Sport en Bewegen. 's Gravenhage: Ministeries van VWS en OCW. NASB (2011). Good practice van de maand januari: Be-InterACTive. www.nasb.nl/beweegprojecten/goodpractice. Ooijendijk ,W.T.M., Hildebrandt, V.H., Hopman-Rock M. (2007). Bewegen in Nederland 2000-2005. In: Hildebrandt, V.H., Ooijendijk, W.T.M., Hopman-Rock M. (Red.). Trendrapport Bewegen en gezondheid
2004/2005. Hoofddorp/Leiden: TNO Proper, K.I., Beek, A.J. van der, Hildebrandt, V.H., Twisk, J.W., van Mechelen, W. (2003). Short term effect of feedback on fitness and health measurements on self reported appraisal of the stage of change. Br J Sports Med., 37(6):529-534. doi: 10.1136/bjsm.37.6.529 Ronda, G., Assema, P. van & Brug, J. (2001). Stages of change, psychological factors and awareness of physical activity levels in the Netherlands. Health promotion international 16 (4), 305-314. Serdula, M. K., Ivery, D., Coates, R. J., Freedman, D. S., Williamson, D. F., & Byers, T. (1993). Do obese children become obese adults? A review of the literature. Prev Med, 22 (2), 167-177. Singh S.A., Chin A., Paw M.J.M., Brug, J., Mechelen, W. van. (2009). Dutch Obesity Intervention in Teenagers Effectiveness of a School-Based Program on Body Composition and Behavior . Arch Pediatr Adolesc Med.163 (4):309-317. Sluijs, E.M.F. van , McMinn A.M. & Griffin, S.J., (2007a). Effectiveness of interventions to promote physical activity in children and adolescents: systematic review of controlled trials. BMJ 335. Sluijs, E.M.F. van, Griffin, S.J., Poppel M.J.M., van. (2007b). A cross-sectional study of awareness of physical activity: associations with personal, behavioral and psychosocial factors. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 4:53 Stralen, M.M. van, Yildirim, M., Velde, S.T., Brug, J., Mechelen, W. van, Chinapaw M.J. (2011). What works in school-based energy balance behaviour interventions and what does not? A systematic review of mediating mechanisms. Int j of obes, 12. Struij, M., Wisse, E., Mossel, G. van, Lucassen, J, Dool, R. van den (2011). School, Bewegen en Sport: Onderzoek naar relaties tussen de school(omgeving) en het beweeg- en sportgedrag van leerlingen. Den Bosch: W.J.H. Mulierinstituut. Tammelin, T. (2005). A review of longitudinal studies on youth predictors of adulthood physical activity. Int J Adolesc Med Health 17 (1), 3-12. Telama, R., Yang, X., Viikari, J., Välimäki, I., Wanne, O., Raitakari, O. (2005). Physical activity from childhood to adulthood: a 21-year tracking study. Am J Prev Med 28 (3), 267-73. Tiessen-Raaphorst, A., Verbeek, D., Haan, D. de, Breedveld K. (2010) . Sport: een leven lang. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau Vries, H. de, Dijkstra, M., Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: the third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioural intentions. Health education research 3, nr.3, pp. 273-282. Vries, S. de , Chorus, A., Verheijden, M. (2010). Bewegen in Nederland: Jeugdigen van 4-17 jaar. Hildebrandt, V.H., Chorus, A.M.J., Stubbe J.H. (Red.). Trendrapport Bewegen en gezondheid 2008/2009. Leiden: TNO Weinstein, N.D., Sutton, S.R. & Rothman, A.J. (1998). Stage Theories of Health Behavior: Conceptual and Methodological Issues. Health Psychology 17 ( 3), 290-299 Wendel-Vos, G.C.W. (2010). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM.Wijlens, A. (2009). Effectiviteit van leefstijlprogramma IRun2BFit; Pilot effectevaluatie bij brugklassers in Steenwijk, Radboud Universiteit Nijmegen
Deze informatie is op 28 mei 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.