PROCESPERIKELEN
De commissie van toezicht op micro- en macroniveau Enkele persoonlijke impressies Sonja Wurzer Bij iedere penitentiaire inrichting en justitiële jeugdinrichting is een commissie van toezicht benoemd. Deze bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende beroepsgroepen en is formeel onafhankelijk. Al vele jaren ben ik lid van de commissie van toezicht (CvT) van de justitiële jeugdinrichting ‘de Hartelborgt’. Als docent penitentiair recht is zo’n lidmaatschap een goede manier om iets van de praktijk te zien. Wat je de studenten leert over totale instituties, zie je voor je ogen gebeuren. Je beseft hoe goed het is dat de wet minimumnormen vastlegt, omdat wegens personeelsgebrek altijd de neiging bestaat de grenzen van de wet op te zoeken (en er soms overheen te gaan). Een jeugdinrichting is extra boeiend omdat het juridische en het pedagogische aspect van het inrichtingsleven kunnen botsen. Jarenlang heb ik geworsteld met de zogeheten time-out. Als een jongen zit te klieren aan tafel, moet de groepsleider hem voor de verdere duur van de maaltijd naar zijn kamer kunnen sturen. Het gaat te ver om daar de formaliteiten aan te verbinden die de wet (terecht) aan een ordemaatregel stelt. Een wettelijke basis voor zo’n terechtwijzing ontbreekt, maar staat nu in een concept van wet. Een ander voorbeeld: sommige jeugdigen moeten leren een dag- en nachtritme op te bouwen. Mag je hen, als een soort spiegelstraf, later op de ochtend een ontbijt weigeren als ze ervoor hebben gekozen door te slapen? Daarover verschillen de meningen (ik meen van wel, na een aantal waarschuwingen). Het lidmaatschap van een CvT is mooi werk. Mooi, omdat je in aanraking komt met een deel van het maatschappelijk leven waarvan je anders geen kennis kunt nemen, en daarvan leert. Hoe wordt een inrichting geleid, welke inherente spanningen bestaan er binnen een inrichting, wat voor jeugdigen worden er opgenomen en wat leer je uit de gesprekken met hen? Hoe kun je vanuit andere disciplines, bijvoorbeeld de pedagogiek, naar de inrichting kijken? Je kunt ervaring opdoen met rechtspreken. Verder is het goed dat er onafhankelijk toezicht is en kun je, zij het in zeer beperkte mate, iets voor die jeugdigen betekenen. Last but not least zit je in een CvT met interessante en aardige mensen van verschillende disciplines. Het is ook moeilijk werk; tot op zekere hoogte. De CvT houdt toezicht en adviseert, maar hoeft het werk niet zelf te doen. De groepsleiders moeten heel moeilijke jeugdigen begeleiden en daarbij professionaliteit en geduld tonen. De directeur moet
PROCES 2010 (89) 1
29
Sonja Wurzer
sancties opleggen aan jeugdigen, goede instructies geven aan het personeel en – nog moeilijker – erop toezien dat die instructies worden nageleefd, mensen ontslaan, het budget bewaken, goede contacten met de DJI en de ketenpartners onderhouden, om maar enkele van de vele zaken te noemen. Als weekcommissaris constateren wij tal van zaken die niet goed lopen of onduidelijk zijn. Meestal kunnen wij niet veel meer doen dan de zaken op het bordje van de directie leggen, meedenken en in de gaten houden of die zaken inderdaad worden opgepakt. Enkele voorbeelden: de kwaliteit van de warme maaltijd, een slechte ontvangst van de televisie, lesuitval, het optreden van een personeelslid, het Protocol Urinecontrole, goederen die verdwijnen. De CvT moet de luis in de pels zijn, maar kan zelf niet zoveel. Alleen via het beklagrecht is het mogelijk beslissingen van de directeur te overrulen. Om zaken te bereiken heb je de medewerking van directie en personeel nodig. Dat lukt beter bij een goede verstandhouding. Aan de andere kant is distantie nodig om de onafhankelijkheid te bewaren; een zekere evenwichtskunst is dus vereist. In de loop der jaren is mij gebleken dat de directeur een zeer bepalende invloed heeft binnen een inrichting. De CvT kan signaleren, maar er treedt alleen verbetering in als de directeur zich ervoor inzet. Zo waren er de eerste tijd na de opening grote problemen met de inkomstprocedure (het ‘bad’). Jeugdigen klaagden dat het te lang duurde voordat hun persoonlijke spullen, zoals kleding en geluidsapparatuur, werden doorgelaten. Klachten hierover werden gegrond verklaard. Pas toen op een zeker moment de directeur besloot de zaak aan te pakken, waren de klachten snel verleden tijd. De wet schrijft voor dat jeugdigen door de week 12 uur op de groep verblijven, en in het weekend 8,5 uur. Een aantal jaren geleden zaten jeugdigen wegens personeelsgebrek structureel te lang op hun kamer (overigens ook een probleem in andere jeugdinrichtingen). Op een zeker moment is onze beklagcommissie compensatie gaan geven. De beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft deze beslissing in stand gelaten. Toch heeft deze situatie geduurd totdat de nieuwe directeur de zaak heeft opgepakt. Gemakkelijk was het uiteraard niet om wijziging te brengen in de roosters van het personeel. Als lid van een CvT heb je tact nodig. Tact om met jeugdigen, groepsleiding, afdelingshoofden en directie om te gaan. Jeugdigen proberen je, onaardig gezegd, voor hun karretje te spannen. Als het niet lukt bij de groepsleiding, lukt het misschien bij de weekcommissaris. Soms moet je als weekcommissaris terugverwijzen naar de groepsleiding, maar soms blijven zaken onnodig lang liggen en kan het geen kwaad er achteraan te gaan. Wat ik als weekcommissaris altijd doe als jeugdigen daarom vragen, is contact opnemen met vroegere inrichtingen van verblijf, bijvoorbeeld omdat eigendommen van jeugdigen daar zijn achtergebleven. Voor jeugdigen is het lastig en duur om zelf te telefoneren, en de groepsleiding heeft genoeg andere zaken te regelen. De Hartelborgt beschikt over een forensische observatie- en begeleidingsafdeling (FOBA). Sommige jeugdigen zijn zo duidelijk psychisch ziek, dat het hartverscheurend is om te zien. Jeugdigen met persoonlijkheidsstoornissen zijn moeilijk in de omgang. Meestal niet naar de weekcommissaris toe, omdat zij van deze persoon wat verwachten. In het algemeen is met de jeugdigen goed een gesprek te voeren.
30
PROCES 2010 (89) 1
De commissie van toezicht op micro- en macroniveau
Goede gesprekken zijn overigens geen garantie voor een gunstige ontwikkeling van de jeugdige. Eenmaal kwam ik in een dossier van de rechtbank de naam van een jeugdige tegen met wie ik als weekcommissaris meerdere malen had gesproken. Hij was inmiddels in het oosten van het land voor enkele gewapende winkelovervallen veroordeeld. Nu kwam deze jongen van een afdeling die mijns inziens tot de moeilijkste soort behoort: een behandelafdeling voor oudere jeugdigen (jeugdigen met een PIJ). Zet een groep van deze jongens/mannen lange tijd bij elkaar, zonder de mogelijkheid naar buiten te gaan, en het is een hogedrukketel. Het is dan ook zeer te betreuren dat uit bezuinigingsoverwegingen de grootte van deze groepen van 8 naar 10 is gebracht (over twee jaar zou het maximum weer 8 worden). De CvT is niet de enige instantie die toezicht houdt. Tal van inspecties doen dit eveneens: de Inspectie voor de Sanctietoepassing, de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, enzovoort. Tezamen hebben de inspecties in 2007 een aantal jeugdinrichtingen doorgelicht, wat tot een kritisch rapport leidde;1 ook worden er vervolgonderzoeken gehouden. Die inspectierapporten zijn nuttig. De inspecties onderzoeken systematisch de gang van zaken en de borging van kwaliteit. De CvT, bestaande uit vrijwilligers, kan in het algemeen slechts incidenteel, naar aanleiding van klachten, onderzoek doen. De CvT heeft weer het voordeel dat zij wekelijks in de inrichting komt. Overigens heb ik niet de illusie dat al die toezichthoudende instanties tot op de bodem van het inrichtingsleven doordringen. Als lid van een CvT leer je het werk in de praktijk. Natuurlijk worden de taken van de CvT wel in de handboeken beschreven, maar overigens was er geen informatie. Binnen korte tijd is hierin verandering gekomen. In de eerste plaats heeft de RSJ verschillende nota’s geschreven die behulpzaam kunnen zijn bij het werk van de CvT. Verder rees bij de Inspectie voor de Sanctietoepassing het idee om een rapport te wijden aan het functioneren van de CvT. Deze inspectie heeft de taak allerlei diensten van de DJI door te lichten, alsmede de reclassering, maar ook de onafhankelijke CvT? Niet de geringste onder de voorzitters van de schreef de collega-commissies van toezicht een brief waarin hij zich, juist met het oog op die onafhankelijkheid, tegen het onderzoek verzette. Op de jaarlijkse bijeenkomst van leden van de commissies van toezicht en de DJI is dit verzet nog toegelicht. Was ik het eens met de kritiek? Een beetje, maar ik was ook nieuwsgierig. Ik wilde wel graag weten hoe de verschillende commissies van toezicht werken. Wat schrijft nu echter de staatssecretaris van Justitie naar de Tweede Kamer in reactie op het inspectierapport?2 Haar gedachten gaan onder andere uit naar ‘de ontwikkeling van een governance code, waardoor een norm tot stand komt waarnaar de commissies van toezicht zich op basis van vrijwilligheid kunnen richten’. En: ‘Op dit moment worden binnen de kring van de commissies van toezicht de mogelijkheden verkend voor een platform of klankbordgroep van (voorzitters van) de commissies van toe1
2
Veiligheid in justitiële jeugdinrichtingen: opdracht met risico’s, rapport van de Inspectie Jeugdzorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie voor de Sanctietoepassing, Utrecht, september 2007. Brief van de staatssecretaris van Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 19 maart 2009, met als onderwerp de beleidsreactie op het ISt-rapport Werkwijze commissies van toezicht (rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing van januari 2009).
PROCES 2010 (89) 1
31
Sonja Wurzer
zicht. De totstandkoming van een dergelijk forum juich ik toe, omdat hierdoor de dialoog met de commissies van toezicht beter tot stand kan komen.’ Wat moet ik mij voorstellen bij de term governance code? Afspraken die in de praktijk de kwalificatie van richtlijnen krijgen? Een platform of klankbordgroep lijkt een logische ontwikkeling. We hebben gezien dat de verschillende reclasseringsverenigingen zijn omgevormd tot een grote reclasseringsorganisatie. Hoe in plaats van een procureur-generaal in ieder van de vijf ressorten een college van procureurs-generaal werd gevormd. Hoe de zittende magistratuur de Raad voor de Rechtspraak kreeg. Net als een platform van de CvT: het zijn allemaal nuttige aanspreekpunten voor de minister of staatssecretaris. Spreken betekent echter ook invloed uitoefenen, zo leert de ervaring. Daarom eindig ik dit stukje met een waarschuwing: laten we waken voor de onafhankelijkheid van de CvT!
32
PROCES 2010 (89) 1