informatiebulletin
VELDSPRAAK In dit nummer ●● ●● ●● ●●
●● ●●
De broedvogels van het Dwingelderveld Jaargang 13 nummer 1 - 2009
Vogels die kenmerkend zijn voor heidelandschappen nemen op het Dwingelderveld in aantal toe, terwijl deze soorten landelijk gezien juist achteruitgaan. Dat blijkt uit een studie waarin telgegevens van de afgelopen veertig jaar zijn gekoppeld aan het beheer van het Dwingelderveld en de ontwikkeling van de vegetatie. Het Nationaal Park Dwingelderveld is in ons land een van de gebieden waar broedvogels het best en langst zijn geïnventariseerd. Al sinds 1964 verzamelden meer dan honderd mensen er systematisch gegevens. In de afgelopen jaren zijn al deze gegevens gedigitaliseerd en voor verder onder zoek ontsloten. Vogelkundige Arend van Dijk van de vereniging SOVON Vogelonderzoek Nederland werkte de gegevens uit en legde de relatie tussen aantallen vogels en veran deringen in vegetatie en beheer. Roodborsttapuit
●●
De Jeneverbes Sprokkelwark Werk in uitvoering Nieuws over project Inrichting Dwingelderveld Waarover spraken zij... Wat loopkevers vertellen Goed rapportcijfer Dwingelderveld
1
Daarnaast is vergrassing bestreden met plaggen, maaien, branden, kappen, begrazen door runderen en door meer te begrazen door schapen. Voor de meeste vogels van de open heide blijken deze vormen van beheer gunstig uit te pakken.
Geoorde fuut
Teruggang en toename De heide van het Nationaal Park Dwingelderveld heeft een oppervlakte 1.380 hectare. In dit gebied zijn 134 soorten vrijwel jaarlijks als broedvogel waargenomen. De populatie broedvogels varieerde tussen de 2.000 en 4.500 paren. In het begin van de onderzoeksperiode liep dat aantal geleidelijk terug, aan het einde nam het aantal weer toe. Behalve in de aantallen, deden zich aanzienlijke verschuivingen voor in de samenstelling van de vogelpopulatie. Soorten die in aantal terugliepen of verdwenen zijn bijvoorbeeld korhoen, patrijs, grauwe kiekendief, velduil, goudplevier, klapekster, zwarte stern, tapuit en wulp. Aan de andere kant ging het juist veel beter met de krakeend, roodborsttapuit en boomleeuwerik. Ook bij de kenmerkende heidevogels – veldleeuwerik, graspieper, geelgors, grasmus, paapje en watersnip – is op het Dwingelderveld in de laatste twintig jaar een toename te zien. En dat terwijl deze soorten landelijk gezien juist achteruitgaan. Holtveen Een groot vernattingsproject dat ruim tien jaar geleden begon – het project Holtveen – heeft geleid tot een sterke opleving van de vogelstand, zowel het aantal soorten als de aantallen per soort nam toe. Tegenover het verlies van enkele heidevogels staat de winst van de water- en moerasvogels die zich er vestigden met soorten als dodaars, geoorde fuut, waterral, waterhoen, zomertaling, tafeleend, tureluur, blauwborst, kleine karekiet en rietgors. De heide kreeg in de afgelopen veertig jaar te kampen met de gevolgen van lage waterstanden in de omringende landbouwgebieden en met de aanvoer van meststoffen door de lucht. Het resultaat was verdroging en vergrassing. Sinds de jaren tachtig zijn maatregelen genomen om verdroging tegen te gaan door het dempen en afdammen van sloten in het gebied. Het vasthouden van het water heeft een positief effect op de populaties van water- en moerasvogels.
2
Beheer Natuurmonumenten is verantwoordelijk voor het beheer van het grootste deel van de heide en ziet zich door de conclusies van Van Dijk gesteund in het gekozen beheer van de laatste jaren. “Het is duidelijk dat een gevarieerde structuur van de heide heel belangrijk is voor de diversiteit van broedvogels”, zegt Ronald Popken, de boswachter van Natuurmonumen ten. “We zijn al een tijdje bezig om meer variatie aan te brengen met kleinschalige ingrepen. We maaien bijvoorbeeld weer stukken en misschien moeten we ook wel weer stukken gaan branden, dat is sinds 1997 niet meer gebeurd.” Het onderzoek laat volgens Popken ook heel goed zien hoe belangrijk de gekozen aanpak van de verdroging is: “Wat dat betreft gaan we de komende jaren een grote vooruitgang boeken met twee grote inrichtingsprojecten in het gebied – het Noordenveld en het Kloosterveld – en met het dempen van een lange afwateringssloot door het gebied. Die projecten maken het Dwingelderveld nog aantrekkelijker voor watervogels en ook bijvoorbeeld voor kraanvogels.” Recreatie Onderzoeker Arend van Dijk concludeert dat het beheer slechts één van de factoren is die van invloed zijn op de broedvogelstand. Over andere factoren – broedsucces, overleving, voedselaanbod en verstoring – is nog nauwelijks iets bekend. Toch verwacht Van Dijk dat het effect van recreatie op de broedvogels van het Dwingelderveld aanzienlijk kan zijn: “Het aantal bezoekers is sinds het begin van de tellingen in 1964 toegenomen van jaarlijks enkele tienduizenden tot meer dan een miljoen. Onderzoek op de Veluwe laat zien dat bodembroeders als nachtzwaluw en boomleeuwerik in opengestelde heidegebieden minder jongen grootbrengen. Ook blijkt dat verstoring in open landschappen langer doorwerkt dan in bosrijke gebieden en hoe langer de verstoring duurt, hoe langer het duurt eer de vogel weer naar zijn nest terugkeert. Daardoor kan ook een eenmalige verstoring al desastreus zijn voor een nest met eieren of jongen.” Popken heeft die ervaring ook en beschrijft de komst van de eerste kraanvogel op het Dwingelderveld in 2007: “Zeker in de broedtijd is die vogel enorm alert. Hij reageert al op beweging op zo’n vijfhonderd meter afstand, maar hij zit in een deel van Dwingelderveld dat door de natte omstandigheden niet toegankelijk is. Er zijn daar ook geen wandelpaden en in het broedseizoen komt er gewoon helemaal niemand. Zo kun je met een goede zonering in het gebied al veel van de mogelijke verstoringen voorkomen.”
De jeneverbes Na de sombere geluiden van een aantal jaren geleden gaat het weer goed met deze beeldbepalende struik in het Dwingelderveld. Aan de jeneverbes is een speciaal symposium gewijd en er is zelfs een Jeneverbesgilde opgericht. Als uitwerking van het motto van het gilde – Op de bres voor de jeneverbes – bracht het beheerders en onderzoekers bij elkaar. Verder schreef het gilde beheerplannen voor jeneverbes struwelen. In het Dwingelderveld staan verschillende zeer fraaie jeneverbesstruwelen. De meest opvallende, met honderden exemplaren, staan bij het Lheebroekerzand, het Smitsveen, het Westerveen en bij Kraloo. Daarnaast staan er diverse fraaie solitaire jeneverbessen op de hei en in het bos.
Spro kkel war k
Het probleem voor de jeneverbes lag in de geringe verjonging en in het overgroeien door bomen in de directe omgeving. De jeneverbes heeft veel behoefte aan licht en ruimte. Daarom zijn enkele jaren geleden de bomen verwijderd boven de jeneverbessen bij het Smitsveen en die aan het begin van het Commissaris Cramerpad bij Kraloo. Ook met de verjonging gaat het beter, vooral waar met runderen en schapen begraasd wordt. Op sterk
Vermeldenswaardige vogels De laatste jaren zagen we in de nazomer de lepelaar steeds vaker. In 2008 waren het er elf, in de Holtveenslenk en in het Koelevaartsveen. Van de ijsvogel zagen we in de periode juli - september 2008 drie exemplaren. Tijdens de landelijke klapekstertelling in het Dwingelderveld telden we midden december vier, en midden januari zelfs zeven klapeksters. In de afgelopen winter overnachtten in het gebied veel rietganzen, in groepen van tot wel 6.600 exemplaren. Van de kleine zwaan telden we nooit eerder zulke grote aantallen slapers: midden februari 246 exemplaren waaronder achttien jongen. Ze foerageerden ten westen van het Dwingelderveld in Stroovledder en de Witteltermade. Waarnemingen van de overwinterende bonte kraai namen in de laatste jaren sterk af, tot slechts drie in de afgelopen winter.
De grote trek In het najaar van september tot november 2008, passeerden er ongeveer 168.000 trekvogels de trektelpost in het Dwingelderveld. Dat totaal bestond uit 128 verschillende soorten. Eind november was er plotseling een invasie van de (grote) barmsijs waarvan we ongeveer 1.850 exemplaren noteerden.
begraasde plekken is de bodembedekking opener en heeft het zaad gelegenheid te kiemen. Vogels laten er de onverteerde zaden van de opgegeten jeneverbessen nu vallen op een gunstige kiemplek. De verjonging duidelijk waarneembaar – er zijn al ruim zeshonderd jonge jeneverbesstruiken geteld – dus we kunnen nog lang genieten van deze kenmerkende struik.
De roofvogeltrek Op 12 en 13 september was er door een gunstige noordoostenwind een goede roofvogeltrek boven het Dwingelderveld. We zagen de wespendief (25 exemplaren), bruine kiekendief (51), sperwer (23), buizerd (42), visarend (14 exemplaren waarvan we er elf telden op 12 september), torenvalk (6), smelleken (1), boomvalk (3) en slechtvalk (2 exemplaren). Vogelkijkwand De vloer en de trap van de vogelkijkwand bij het Holtveen waren in natte perioden behoorlijk glad. Staatsbosbeheer heeft ze daarom bedekt met gaas.
Tentoonstelling loopkevers Van 14 t/m 18 september is in Westerbork het 14e Europese congres over loopkevers. Dit wetenschappelijke congres – loopkevers als bioindicatoren – staat in het teken van de waarde die loopkevers hebben als indicator van de kwaliteit van natuur en milieu. Van 1 september tot eind oktober en is er een tijdelijke tentoonstelling over loopkevers bij het Bezoekerscentrum Dwingelderveld in Ruimen. Zie voor meer informatie www.biological-station.com.
3
Werk in uitvoering
Expositie bezoekerscentrum weer actueel Na zes jaar was de expositie in Bezoekerscentrum Dwingelderveld aan actualisering toe. De informatiezuil van Natuurmonumenten en die van het Nationaal Park worden daarom aangepast. De zuil van Natuurmonumenten krijgt nieuw actief spel en er komen meer mogelijkheden om de activiteiten van Natuurmonumenten aan te plakken. De zuil van het Nationaal Park gaat actuele informatie geven over het Noordenveld. Deze ‘toekomstzuil’ maakt zichtbaar hoe het toekomstbeeld voor het Dwingelderveld verschilt van de huidige situatie. Na 1 juli is er weer veel nieuws te zien in Bezoekerscentrum. U komt toch ook even kijken? Graag tot ziens.
Gevelde bomen In het noordelijk deel van het Dwingelderveld zijn afgelopen winter weer bomen geveld. Staatsbosbeheer wil het aandeel uitheemse boomsoorten terugdringen en de inheemse boomsoorten meer ruimte geven. Het geoogste hout gaat naar de houtverwerkende industrie, die aan de gemiddelde Nederlander in zijn leven ongeveer zeventig kubieke meter hout levert. Het vellen en afvoeren van het hout is vrij grofstoffelijk werk. De onvermijdelijke schade aan wegen en paden wordt steeds zo snel mogelijk hersteld.
Begrazingsplan Om het Dwingelderveld open en vitaal te houden lopen er twee gescheperde kudden Drentse heideschapen. Door wat ze opeten vormen ze een belangrijke schakel in het beheer van heide, venoevers en zelfs een stuk bos. Ook runderen begrazen de hei. Oude heide wordt geplagd en bosopslag waar nodig machinaal verwijderd. In de kuddes van Johan Coelingh (noordkant) en Menno Koller (Benderse) samen lopen ongeveer 550 volwassen schapen en ongeveer 650 lammeren. Al die magen moeten elke dag gevuld en dat is het werk van de herders. Zij gaan dagelijks de heide op en laten de schapen daar grazen waar dat het meest nodig is. Dat gebeurt in overleg met de beheerder en ecoloog van het gebied. Jaarlijks gaan de herders met parttimers die hen helpen in het ‘schepersoverleg’. Daar maken we de afspraken over waar we de heide begrazen en waar juist niet. De planning is zelfs op de maand nauwkeurig, om specifieke heideplanten eerst te laten groeien en bloeien, om ze vervolgens op het juiste moment af te laten vreten. Bij dat afvreten nemen de schapen plantenzaden mee in hun vacht of in hun maag, die ze op een andere plek weer achterlaten. Zo verspreiden de zaden en planten zich door het hele heidegebied. Ook dragen de kuddes bij aan de noodzakelijke structuur van de vegetatie: hoge en lage, oude en jonge heide, afgewisseld met stukjes buntgras en open zand. Het gevarieerde gebied dat zo ontstaat, is geschikt voor bijzondere plantensoorten, hagedissen, insecten en broedvogels. Wie denkt dat de herders zomaar wat rondlopen over de heide heeft het dus behoorlijk mis. Ze sturen hun kuddes met veel overleg door het gebied om ze hun werk te laten doen. Spreek gerust de herders aan tijdens uw bezoek aan het gebied. Ze zijn vaak te vinden langs de talrijke wandel- en fietspaden en staan u graag te woord.
4
Haardhout Ieder jaar verkoopt Staatsbosbeheer openhaardhout uit het bos in het Dwingelderveld of uit houtwallen in het buitengebied. Particulieren kunnen het hout ‘op stam’ kopen, wat betekent dat ze zelf de bomen moeten omzagen en afvoeren. Staatsbosbeheer kiest hiervoor voornamelijk uitheemse loofbomen zoals Amerikaanse eik. De Amerikaanse eik is een dominante boomsoort in het bos. Het is een snelle groeier die zich van nature gemakkelijk verjongt en een grote kroon vormt als hij de ruimte krijgt. Hier en daar blijven beeldbepalende Amerikaanse eiken staan. De gevelde bomen zullen weer uitlopen en na een aantal jaren zal het opgeschoten eikenhakhout ook weer als openhaardhout kunnen worden verkocht. De inheemse boomsoorten krijgen zo blijvend ruimte om door te groeien. Af en toe is ook wat inheems loofhout als openhaardhout te koop. Dat is alleen hout dat vrijkomt bij het dunnen dat bedoeld is om andere bomen vrij te stellen, meer ruimte te geven. Door het vrijstellen kunnen de bomen die blijven staan een grotere kroon ontwikkelen. Openhaardhout wordt alleen in de winterperiode geveld en deze winter was er veel vraag waaraan Staatsbosbeheer helaas niet kon voldoen.
Nieuws over project Inrichting Dwingelderveld De weg Lhee - Kraloo loopt nu nog door het voormalig landbouwgebied Noordenveld, maar als onderdeel van het project Inrichting Dwingelderveld gaat de aanblik hier in de komende jaren ingrijpend veran deren.
De blik op het Noordenveld Na het afgraven van de voedselrijke toplaag komt op het oorspronkelijke, heel lichte reliëf de heide weer terug. En uit de vrijkomende grond verrijst langs de A28 een geluidswal die ondanks alle autoverkeer de grote heide weer stiller maakt. Het klinkt heel eenvoudig allemaal, maar voor Auke Boersma – de projectleider die namens het Overlegorgaan de inrichting van het gebied voorbereidt – zijn het zeker geen ingrepen van het type ‘grote stappen, gauw thuis’. De kern van het werk ligt in de Europese bestemming van het Dwingelderveld tot Natura 2000 gebied. Die bestemming geeft voor het beheer en de inrichting een einddoel aan, maar dat is alleen te bereiken in een geduldig proces van wikken en wegen. Als je weet wat je wilt, dan kun je toch gewoon aan de slag gaan? “Dat lijkt maar zo. Als je op hoofdlijnen weet wat je wilt, zijn niet automatisch alle details helder. We willen inderdaad verrijkte landbouwgrond afvoeren, we willen die grond zo dicht mogelijk in de buurt kwijt en ja, we willen inderdaad een geluidswal. Maar juist dit stuk van de A28 is met veel zorg en inbreng van landschapsarchitecten vorm gegeven. Zo’n mooie aankleding van de weg – denk aan die brede halfopen middenberm – vind je nergens anders. Een geluidswal kan en mag hier dus nooit de vorm krijgen van een strak, kaal dijklichaam dat de indruk wekt dat er een bedrijventerrein achter verscholen ligt. Nee, daar zijn we nog lang niet uit. Maar het resultaat dat we met de wal willen bereiken is wel duidelijk: stiltewinst in een groot deel van het Nationaal Park, voor de natuur en voor wie er fietst of wandelt.”
Wat betekent dat voor het Noordenveld. De plannen zijn toch afgraven en dat open en weidse heidelandschap terug? “We willen inderdaad het Noordenveld weer onderdeel uit laten maken van het open heidegebied. Daarmee vergroten we de draagkracht van het hele systeem, geven we de vereiste ruimte aan flora en fauna. Maar dat doe je natuurlijk niet door met een shovel en een motorzaag langs te komen om in een paar dagen een eeuw ontginningsgeschiedenis uit te vlakken. Er liggen heel wat keuzeproblemen die we zorgvuldig gaan benaderen en afwegen. Denk maar aan die laanbeplanting, ruim zeshonderd eiken van tachtig of negentig jaar oud. Of neem tussen de percelen de braamstruwelen waar de grauwe klauwier thuis is. De bomen en struiken die verdwenen boerderijen markeren, of de historische grens waar – in de tijd dat het Dwingelderveld nog gewoon ‘woeste grond’ heette – de ontginning stopte. Tussen al die waarden en de opdracht om tot een gevarieerd open heidegebied te komen zoeken we doorlopend naar een evenwicht.” Maar als je moet kiezen, dan kies je toch altijd voor het ene of voor het andere? “Het open karakter en de weidsheid kun je ook benadrukken met wat je in die openheid als waardevolle begroeiing laat staan. Met wat je behoudt accentueer je juist kleine bosjes, solitaire bomen, singels of boomrijen. We zitten in een proces waarin we met heel verschillende invalshoeken rekening houden. Ook bij het plan om dit gebied open te maken en bij de rest van de heide te betrekken gaan we uit van gelaagdheid. Mensen kunnen op heel verschillende
5
Heeft u een idee voor een weg in de gemeente Westerveld die een bijzondere laanbeplanting verdient? Mail het ons! U kunt uw suggestie sturen naar
[email protected], met als onderwerp ‘laanbeplanting’.
●●
●●
manieren naar dit gebied kijken. Ze komen daardoor ook tot heel verschillende afwegingen van wat er karakteristiek of waardevol is. Als ze elk vanuit hun eigen optiek een gebiedskaart maken met hun meest waardevolle begroeiing, kun je die kaarten als transparanten op elkaar leggen. Ik kan zo al vijf lagen aangeven die we in onze afwegingen meenemen. ●● Onze beheerders van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer maakten een kaart met alle karakteristieke of fraai ontwikkelde bomen, boomgroepen en landschapselementen. ●● In het gebied liggen tal van historische Spechtenhol grenslijnen, een lijn die de overgang van de ontginning naar de heide markeert en sporen van enkele verdwenen boerderijen. Om die ook in de toekomst herkenbaar
●●
te houden, kregen we suggesties voor te sparen bomen, boomgroepen en onderdelen van de laanbeplanting. De geheimzinnigheid van de heide, het gevoel van een groter geheel, kreeg zijn weerslag in een bijdrage met een visie op de aardstralen en energiebanen. Ook die bevatte heel concrete adviezen over de te behouden beplanting. Van de struwelen, bomen en singels is het ecologisch belang aangegeven als trekroute voor salamanders en foeragerende vleermuizen en als zangpost voor vogels. Er ligt zelfs al een inventarisatie van alle bomen met holtes en spleten en er loopt een onderzoek naar mogelijk door vleermuizen bewoonde bomen.”
Leiden al die meningen juist niet tot meer onduidelijkheid? “Al die lagen leggen we op elkaar. Dan blijft onze opdracht om openheid en landschappelijke samenhang te krijgen, maar we kunnen dan voor elke boom en struik in het gebied een verantwoorde afweging maken. Door die gelaagde aanpak zie je geen waarden over het hoofd. En je merkt dat er in al die verschillende visies veel overeenstemming, overlap zit. Er komt in ieder geval een breed afgewogen plan ter visie te liggen, waarschijnlijk al aan het eind van dit jaar. De bomen die we in het Noordenveld kwijtraken zouden we graag op een andere plek in de gemeente Westerveld willen compenseren. Op een landschappelijk verantwoorde locatie uiteraard. We staan open voor suggesties voor een plek waar nieuwe laanbeplanting met eiken passend is. Liefst in relatie met, of in de buurt van het Nationaal Park. En lukt dat niet, dan staan we open voor iedere vorm van landschappelijke inrichting met bomen. Met kwaliteit, duurzaam en als een waardevolle toevoeging in de regio.”
Het werk op de achtergrond Eind 2008 stelde het Overlegorgaan het Inrichtingsplan Dwingelderveld vast. Maar dat je het eens bent over wat je zou willen, betekent niet dat je meteen aan de slag kunt. Daar gaat een hele keten van wettelijke procedures aan vooraf. Er is voorberei dend onderzoek nodig en er moeten vergunningen en ontheffingen komen. De organisatie van al die voorbereidingen ligt bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG). We vroegen Jaap van Roon van DLG om in grote lijnen te beschrijven wat er op dit moment aan voorwerk gebeurt, wat er nog aankomt, en vooral ook wanneer de omwonenden daar wat van horen. Als ik het bovenste laagje van het hele Noordenveld wil afgraven, wat komt daar dan zoal bij kijken? “Sta eerst even stil bij de vraag waarom je dat zou willen. Het Noordenveld ligt in het hart van het Nationaal Park Dwingelderveld. Dat is om zijn natuurwaarden aangewezen als een Natura 2000 gebied. 6
Minder dan een eeuw geleden was het Noordenveld nog heide. De landbouw kon het gebied in gebruik nemen door kunstmest te gebruiken, maar juist om die reden zit er nu nog steeds veel fosfaat in de bovenlaag. De bijzondere heidevegetatie komt alleen terug als die voedingsstoffen uit de bodem zijn. Je raakt ze alleen kwijt als je het gebied gedurende een lange tijd – denk maar aan een eeuw – schraler maakt door het te begrazen, of door de vegetatie te maaien en af te voeren. Die tijd hebben we niet als we hier bedreigde natuurwaarden willen veiligstellen. Als we het gebied niet eerst afgraven maar alleen zouden ‘vernatten’ – de grondwaterstand omhoog brengen – dan verspreidt het fosfaat zich met het water over de rest van de Dwingelder heide. De voedselrijkdom zou de bestaande heide bedreigen, maar zou ook de waterkwaliteit in de Kraloer- en Benderse plassen sterk aantasten.”
Dus dan besluit je die bovenlaag af te graven. “Ja, dat werd de keuze. Maar die moeten we onderbouwen, motiveren en laten toetsen aan de wet. Voor je mag afgraven moeten de gemeenten Westerveld en De Wolden hun bestemmingsplannen wijzigen. De bestemming van het Noordenveld en het Kloosterveld is nu deels landbouw, en die zal dan natuur moeten worden. Voordat die gemeenten dat doen, willen ze zeker weten dat de ingrepen legaal zijn en getoetst aan de Natuurbeschermingswet (NB-wet). En voordat de NB-wet toets kon plaatsvinden, moest alle beschikbare en benodigde informatie op tafel komen. Informatie over de beschermde flora en fauna in en rond het projectgebied, de waterhuishouding, bodem en archeologie. Die NB-wet toets is cruciaal. De naam zegt het al: de wet is er om de natuurwaarden in het gebied te beschermen. Daarom is bij de provincie Drenthe een vergunning aangevraagd om in het licht van die wet de voorgenomen werkzaamheden te mogen uitvoeren. Het kost de provincie ongeveer zes maanden om de geplande werkzaamheden aan de NB-wet te toetsen. De vergunningsaanvraag en de beoordeling ervan worden rond december 2009 gepubliceerd. Dan kunnen ook burgers en organisaties er op reageren.”
Een voorbeeld. Van de zwarte specht broeden nu circa vijftien paren in het Nationaal Park Dwingelderveld. Als het werk loopt, maar ook na afloop, moet die vogel nog steeds even goede of betere leefomstandigheden hebben. Hetzelfde geldt voor beschermde vleermuizen, planten, amfibieën en reptielen, en voor ongewervelde dieren zoals dagvlinders en libellen. De wet kan aan de werkzaamheden beperkende voor waarden en regels stellen. Bijvoorbeeld op het gebied van de fasering – wat doe je wanneer – of aan het tijdstip van uitvoering. Grontmij bereidt de FF-wet toets en de ontheffingsaanvraag voor. Het bureau gebruikt daarvoor inventarisaties uit voorgaande jaren – waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek – en kennis van de terreinbeheerders. De afweging van de aanvraag voor de ontheffing duurt een maand of zes en wordt – waarschijnlijk in december – gepubliceerd op de website van het ministerie van LNV. En dan? “Met de grond die we afgraven willen we langs de A28 een geluidswal maken. Daardoor werken we niet alleen in de gemeenten Westerveld en De Wolden, maar ook op de grens van Midden-Drenthe. Als project willen we aan die gemeenten een samenhangend totaalbeeld van alle maatregelen laten zien. Dus het afgraven, het aanleggen van een geluidswal, fietspaden, parkeerplaatsen en picknickplaatsen, ingrepen in de waterhuishouding, enzovoort. Ook dat totaalbeeld krijgt weer een toetsing aan de NB-wet. Die moet antwoord geven op de vraag of al die beoogde maatregelen ‘wel passend’ of ‘niet passend’ zijn in het gebied. Afhankelijk van die uitspraak weten we of er een zware en uitgebreide Milieu Effect Rapportage (MER) moet komen, of dat we kunnen volstaan met een veel lichtere MER-beoordeling. In het laatste geval hoeven we alleen aan te geven hoe we in onze plannen met de effecten voor het milieu rekening hebben gehouden.”
Batdetectie
Het inrichtingsplan valt uiteen in een groot aantal onderdelen waaraan verschillende partijen werken. De provincie Drenthe heeft de controle op het hele proces bij de Bestuurscommissie gelegd (pag 9). Die kijkt of de beleidsdoelen van de provincie worden gerealiseerd en of alle werk tijdig en correct wordt uitgevoerd. In het schema is te zien dat we dit jaar erg veel specialistisch en voorbereidend werk op de achtergrond doen. Werk dat nodig is om aan alle wettelijke eisen te kunnen voldoen en werk dat allemaal een direct uitvloeisel is van de samenwerkingsovereenkomst uit december 2008 om gezamenlijk het Inrichtingsplan Dwingelderveld te realiseren.” De keten van procedures die aan het (af)graven voorafgaan.
En daarmee is de voorbereiding rond? “Nee, maar dan is er een grote stap gezet. Als het werk voor de NB-wet volgens de provincie akkoord is en we die vergunning hebben, ligt er ook nog een aanvraag voor een ontheffing van de Flora- en faunawet (FF-wet). Daarover gaat het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV). De Flora- en faunawet is een soortbeschermingwet die toetst of de milieuveranderingen en verstoringen die tijdens en na ons werk kunnen optreden wel toelaatbaar zijn. 2008 o
n
2009 d
j
f
m
a m
j
2010 j
a
s
o
toets Natuurbeschermingswet inventarisatie flora, fauna, archeologie waterbesluit Reest en Wieden toets Flora en faunawet MER-toets
n
d
j
f
m
a
m
zienswijzen over bestemmingsplan en Inrichtingsplan
j
2011 j
a
s
ontgrondingsvergunning
o
n
d
j
f
m
graven poelen
afgraven toplaag bestemmingsplannen
overige vergunningen
7
Inloopspreekuur
Heeft u vragen over het Inrichtingsproject Dwingelderveld? Dan bent u welkom op ons inloopspreekuur in het infocentrum Achter ’t Zaand te Dwingeloo. Elke eerste woensdag van de maand vindt u daar Jaap van Roon (DLG) en een medewerker van Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten. Van 15.00 tot 17.00 uur op 1 juli, 5 augustus, 2 september, 7 oktober, 4 november en 2 december. U kunt ook (vooraf ) per e-mail uw vraag stellen aan:
[email protected].
Dan is er nog die vernatting, waarom is die eigenlijk nodig? “We willen dat het regenwater veel trager uit het gebied verdwijnt want het hele Dwingelderveld is behoorlijk verdroogd. Om die reden dempen we een lange watergang in het gebied en herstellen we er de oorspronkelijke slenken. Van die ingrepen profiteert
de kenmerkende natte heide van het Dwingelderveld. Daarnaast ligt er een taak om in natte perioden water vast te houden in het gebied, om daarmee stroomafwaarts wateroverlast te voorkomen. Alle maatregelen op het gebied van de waterhuishouding staan beschreven in het Waterbesluit. Dat is in concept opgesteld en heeft al ter visie gelegen. Het Algemeen Bestuur van het Waterschap zal tot een definitief Waterbesluit moeten komen dat rekening houdt met de ingebrachte zienswijzen.” Stel dat dat allemaal is afgerond... “In de komende maanden maken we ook nog afspraken over de financiering van het project. Tegelijkertijd maken aannemers dan de bestekken die alle maatregelen heel concreet en gedetailleerd uitwerken. We verwachten dat de concrete uitvoering van het Inrich tingsplan Dwingelderveld in de tweede helft van 2010 kan beginnen.”
Archeologie op het Dwingelderveld Wie in het groot in de grond gaat graven krijgt te maken met de wetgeving over het bodemarchief. In de bodem onder onze voeten ligt namelijk een schat aan historische gegevens van soms vele duizenden jaren oud: sporen van de bewonings geschiedenis, gebruiksvoorwerpen of bijvoorbeeld grafvelden. Het is historisch erfgoed waarmee we zuinig moeten zijn. Veel vindplaatsen zijn door oudheidkundigen beschreven en in kaart gebracht, maar ze weten vaak niet vooraf of er ergens historisch erfgoed in de bodem zit. Wel weten we dat de Drentse bodem veel sporen van vroegere menselijke activiteiten bevat, vooral op plaatsen waar vroeger beekjes liepen. Bij het afgraven van de bovengrond van het Noordenveld en het Kloosterveld zou daarom onherstelbare schade aan het bodemarchief kunnen ontstaan. Bodemmonsters Hilde Boon en haar collega’s van Grontmij Drenthe kregen de opdracht te onderzoeken of er in het plangebied archeologische waarden liggen. Een bureaustudie maakte duidelijk dat er geen bekende archeologische vindplaatsen voorkomen. Daarna is in het gebied zelf onderzocht of de ondergrond iets van cultuurhistorisch belang bevat. Daarvoor zijn op ongeveer zevenhonderd plaatsen grondmonsters genomen. Dat gebeurde met boringen van bijna een meter diepte en vier tot zes boringen per hectare. Onverstoord dekzand Over het resultaat van de boringen zegt Hilde: “De kans dat je echte archeologische vondsten aantreft tijdens een booronderzoek – een vuistbijl of een mooie aardewerken pot – is uiterst klein. Hoe graag je zoiets ook zou willen, ze passen niet in het bodemmonster dat je neemt! Het onderzoek is eigenlijk niet 8
Hilde Boon
in de eerste plaats gericht op het doen van vondsten. Je doet het omdat je wilt weten waar de onverstoorde bodem ligt. Op plaatsen waar de bodem onverstoord is, is er namelijk een kans op het aantreffen van ongerepte archeologische resten. Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden, of zelfs bij het afplaggen van de bovengrond kunnen archeologische resten beschadigen.” Het Noordenveld is intussen vrijgegeven voor het ontgraven van de bovengrond. De gegevens over het Kloosterveld worden nog verwerkt. Hilde daarover: “Mochten we er waardevolle zaken vinden, dan is er nog alle tijd voor maatregelen. In de vorm van bescherming, door aanvullende boringen of uiteindelijk een opgraving. In ieder geval moet eerst duidelijk zijn dat we eventuele archeologische vindplaatsen niet verstoren door de geplande inrichting. Pas dan komt er groen licht voor de werkzaamheden.”
Instelling Bestuurscommissie
Voorzitter Willem Urlings
Bestuurscommissie Dwingelderveld aan de slag Op 11 mei kwam de bestuurscommissie Dwingelderveld voor het eerst bijeen. Deze nieuw ingestelde commissie is met ingang van mei 2009 juridisch verantwoordelijk voor de uitvoering van het Inrichtingsplan Dwingelderveld en voor de financiën van dit project. Alle betrokken partijen hebben de intentie uitgesproken om het plan op een transparante en snelle wijze uit te voeren. Voorzitter van de bestuurscommissie is Willem Urlings, oud-burgemeester van Hoogeveen. In de commissie zitten vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, waterschap Reest en Wieden, Gemeente Westerveld, Gemeente De Wolden, Nationaal Park Dwingelderveld, Rijkswaterstaat en LTO Noord. Daarnaast is er een adviserend lid namens de provincie Drenthe. Dienst Landelijk Gebied levert de secretaris. De commissie is ingesteld op basis van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG). De komende maanden zal de bestuurscommissie zich bezighouden met het ‘WILGproof’ maken van het inrichtingsplan en zorgen voor benodigde financiën. Daarnaast worden er onderzoeken gestart en vergunningen aangevraagd.
Banken Op verschillende mooie plekken plaatste Staatsbosbeheer robuuste banken van stukken stam met een zware plank van Amerikaans eiken. Van de eerder geplaatste banken van dit type maakt men veel gebruik. Daarnaast is een tiental picknicktafels geplaatst op en bij de parkeerplaatsen.
Nieuwe toplaag fietspad Het fietspad tussen de schaapskooi aan de Benderse en de radiotelescoop krijgt over een lengte van 3,5 kilometer een nieuwe toplaag. Het gaat om een laag Komex, een restproduct van de kalkzandsteenwinning gemengd met leem. Het kwam als beste uit een test die we vorig jaar hielden met vijf verschillende toplagen die als proefvakken op natte en droge delen in het fietspad waren gelegd. Met de renovatie van het fietspad verbetert ook de aansluiting op de diverse roosters in de route. Deze liggen er voor de waterhuishouding, maar ook als veilige onderdoorgang voor reptielen en amfibieën. Doordat eerst de vorst lang in de grond bleef zitten en er daarna veel regen viel, liepen de werkzaamheden in de afgelopen periode vertraging op. Het streven is het nieuwe fietspad klaar te hebben vóór het nieuwe seizoen. Met het project, waaraan Natuurmonumenten, de gemeente Westerveld en het Recreatieschap Drenthe bijdragen, is een bedrag gemoeid van 50.000 euro.
9
De gebiedsgroep vergadert over Natura 2000 en stelt – samen met bureau Tauw – een door de streek gedragen beheerplan op. Maar hoe werkt de gebieds groep en waar gaat het over? Peter Pasman is secre taris van het Overlegorgaan en lid van de gebieds groep Natura 2000. Hij geeft een sfeerbeeld.
De stemming in de gebiedsgroep is constructief. Hier schept men geen tegenstellingen. Men stelt elkaar vragen en licht standpunten toe. Vandaag praten we lang over de ganzen die in het Dwingelderveld overnachten, maar weidegras eten in de weilanden ten noorden ervan. Daar zijn de boeren niet blij mee. De uitkomst van de discussie is dat de ganzen in het Dwingelder veld overnachten omdat ze zo dichtbij prima eiwitrijk weidegras kunnen bemachtigen. En niet in de weilanden gaan eten omdat ze in het Dwingelderveld kunnen overnachten. Vergunningen We discussiëren ook over zin en onzin van de Natuur beschermingswet die soms vergunningen eist die niet erg voor de hand liggen. Bijvoorbeeld een vergunning voor het diepploegen in keileem. Een voorbeeld is het diepploegen in keileem, wie zou er keileem willen opploegen? Niemand toch? Is het dan wel zo zinvol om er een vergunning aan te binden? Toch blijkt ook in dit geval dat er meerdere visies mogelijk zijn.
Waarover spraken zij … Even voor negenen ’s morgens stap ik Hotel De Brink binnen. De gebiedsgroep Dwingelderveld vergadert hier voor de vijfde keer. De vijftien aanwezigen vertegenwoordigen de partijen die het meest bij het gebruik van het gebied betrokken zijn. Vijftien vertegenwoordigers van partijen die het meest bij het gebruik van het gebied betrokken zijn. Samen doen ze hun best om tot een goed doordacht beheerplan te komen. Dat beschrijft de karakteristiek van het Dwingelderveld en geeft aan hoe je die bijzondere waarden moet beschermen. Ingenieursbureau Tauw verzorgt het feitelijke schrijfwerk voor het beheerplan en zit de vergadering voor.
Wie zou keileem willen opploegen, niemand toch? Is het dan wel zo zinvol hieraan een vergunning te verbinden? Stuk voor stuk lopen we alle activiteiten door die vallen onder ‘bestaand gebruik’. Negentig procent van die activiteiten is zonder meer toegestaan. We zijn het vrij snel eens over de lijst van activiteiten die vallen onder ‘bestaand gebruik’. Het is een belangrijk onderdeel van de vergadering, omdat alle activiteiten die niet op de lijst staan per definitie vergunningsplichtig zijn. Niet dat ze dan beslist niet meer zouden mogen, maar er moet dan wel eerst onderzoek gebeuren naar ‘mogelijk negatieve effecten’ voor het Dwingelderveld.
Moeilijke materie We beginnen met een evaluatie van de tweede informatieavond, ook hier in Hotel De Brink. Over het verloop daarvan is niet iedereen positief. De meesten hadden een duidelijker uitleg over het proces en de procedures verwacht. Tegelijkertijd erkent iedereen dat het hier over complexe zaken gaat. Waar sommigen vinden dat je beter geen informatieavond kunt organiseren als je niets nieuws te melden hebt, stellen anderen juist dat je altijd de stand van zaken moet melden.
En wat ter tafel komt Voor het kaartmateriaal trekken we veel tijd uit: is alles nu compleet? Iedereen heeft vanuit zijn eigen deskundigheid bij de kaarten nog wel iets aan te merken of aan te vullen. Aan een ander belangrijk onderdeel van het beheerplan komen we deze ochtend niet meer toe: de kosten van de herstel maatregelen. Wat kost het om de gebiedsdoelstellingen te realiseren? Dat komt een volgende keer aan de orde. Na drie uur is de vergadering afgelopen. Iedereen is behoorlijk gaar, maar de brink van Dwingeloo ligt er nog steeds prachtig bij.
Deelnemers gebiedsgroep Dwingelderveld Natura 2000 Gemeente Midden-Drenthe Gemeente Westerveld Provincie Drenthe NP Dwingelderveld Staatbosbeheer (2x) ANWB LTO (2x) 10
Milieufederatie Drenthe Recron (2x) Tauw (2x) Natuurmonumenten (2x) Waterschap Reest en Wieden Drents Particulier Grondbezit
Wat loopkevers vertellen Carabus arvensis (Foto: Ivo Lustenhouwer)
Ivo Lustenhouwer en Rikjan Vermeulen De Goudrandloopkever (Carabus nitens). Een zeldzame soort van ca. 1,5 cm die op het Dwingelderveld voorkomt. (Foto: Theodoor Heijerman).
Wie een natuurgebied wil beheren moet informatie hebben over de kwaliteit van het milieu en over de effecten van het beheer. Loopkevers helpen daarbij. Sommige soorten zijn zeer sterk aan een bepaald milieu gebonden en stellen er hoge eisen aan, andere soorten kunnen in principe overal wel leven. Door te kijken naar de kevers die in een bepaald gebied (kunnen) leven, krijgen we waardevolle informatie over de plaatselijke milieukwaliteit. Elke loopkeversoort – en dat zijn er op het Dwingelderveld al 150 – is gebonden aan een bepaald milieu, een bepaalde biotoop, of een bepaalde voedselstrategie. De mate waarin loopkevers aan- of afwezig zijn geeft dus informatie over de kwaliteit van het milieu en daarmee indirect ook van de effecten van het beheer in de loop van de tijd. Soorten en maten Loopkevers hebben een grootte van twee tot veertig millimeter. Vaak zijn het rovers met een dieet van slakjes, wormen, rupsen, luizen en andere insecten, maar er zijn ook tal van plantenetende soorten. Zoals hun naam al aangeeft zijn het goede lopers. De grotere soorten leggen meerdere meters per dag af en komen daarmee tot enkele kilometers per jaar. Een aantal soorten kan goed vliegen en op die manier ook door de lucht andere gebieden bereiken. De kevers laten zich met bodemvallen vrij eenvoudig vangen. Meestal lopen ze gewoon nietsvermoedend in een in de grond geplaatst leeg blikje of lege yoghurtbeker. Hoe meer er in een bepaald gebied rondlopen, hoe meer je er daar vangt. Zo kun je ze tellen en op soort brengen. Van de meeste soorten vind je er gemiddeld een of twee op een vierkante meter. Dat lijkt niet veel, maar op het Dwingelderveld (3.700 ha) zitten er op dit moment al ruim 5,5 miljard!
Vijftig jaar onderzoek Nadat Piet den Boer in 1959 met het loopkeveronderzoek in het Dwingelderveld begon, is het vrijwel onafgebroken doorgegaan. Nog steeds staan er vangblikken op de Kralose heide en worden ze het hele jaar door elke week geleegd. Welke soorten voorkomen, in welke de aantallen en met welke activiteitenpatronen is over een periode van een halve eeuw bijgehouden. Aan de hand van de keverpopulatie laten de veranderingen in het leefmilieu van de afgelopen vijftig jaar zich goed beschrijven. In 1991 deed Sjouke van Essen gebiedsdekkend onderzoek in het Dwingelderveld. Op 38 verschillende plaatsen groef hij 180 vangpotten in. Ivo Lustenhouwer herhaalde dit onderzoek op precies dezelfde manier in 2008. Zijn doel was uit te vinden of de loopkevers het na zeventien jaar van veranderingen en beheer beter dan of slechter zijn gaan doen in het Dwingelderveld. De eerste resultaten Tegenover 45.000 gevangen loopkevers in 1991 staan er slechts 15.000 in 2008, beduidend minder. Ook het aantal verschillende soorten was kleiner: 94 in 1991 tegenover 79 in 2008. Maar ondanks dat zijn er soorten waarvan er in 2008 meer kevers zijn gevangen dan in 1991 en werden er ook enkele nieuwe soorten aangetroffen. Hoe het precies komt dat er minder loopkevers zijn gevangen – zowel in het totale aantal als in het aantal verschillende soorten – is nog niet duidelijk. Om te achterhalen wat de oorzaak kan zijn – beheermaatregelen, milieueffecten – moeten we de verzamelde gegevens nog verder analyseren. Om te achterhalen welke factoren van invloed waren op het loopkeverbestand komt er aanvullend onderzoek. Komend jaar gaat het onderzoek naar de loopkevers verder en start er nieuw onderzoek naar libellen en dagvlinders.
Potval voor het vangen van loopkevers (Foto: Ivo Lustenhouwer)
11
Omwonenden van het Dwingelderveld zijn heel tevreden met het Nationaal Park en komen er graag. Ze geven het park een 7,8 als rapportcijfer. Als pluspunten noemen ze de afwisse ling in de natuur, de ruimte en rust en de bereikbaarheid voor voetgangers, fietsers en ruiters. De inrichtingsmaatregelen Dwingelderveld – het verhogen van de waterstand, omvormen van de weg Lhee - Kraloo en natuurherstel – krijgen een krappe voldoende. De meeste omwonenden vinden dat zij voldoende informatie krijgen over de plannen en het Nationaal Park.
Goed rapportcijfer Dwingelderveld Deze conclusies komen uit een telefonische enquête die in de afgelopen maanden is gehouden. Doel van het onderzoek was te achterhalen in hoeverre omwonenden tevreden zijn met het Nationaal Park. Er werd gekeken naar drie aspecten: het park inclusief de natuur, de voorgenomen inrichtingsmaatregelen en ten slotte de informatiebehoefte bij omwonenden. Park en natuur De omwonenden zijn goed te spreken over het Nationaal Park. Meer dan 72% kent de hoofddoelstelling van het Nationaal Park: het in stand houden en ontwikkelen van natte heide. Een ruime meerderheid beoordeelt het beheer als goed of redelijk. De mensen die minder positief waren, hadden als voornaamste klacht dat het bos soms wat rommelig oogt. Ruim 68% van de ondervraagden geeft aan dat de aanwezigheid van het Nationaal Park hun woongenot verhoogt. Inrichting Dwingelderveld De inrichtingsplannen die de overheden en beheerders gezamenlijk hebben aangekondigd, krijgen een zesje van de omwonenden. De meesten vinden het goed dat de natuur wordt hersteld en dat de heide nog groter en stiller wordt. Ze denken echter dat het gebied wel natter wordt en dat ze vaker laarzen nodig hebben bij het wandelen. De omvorming van de weg Lhee - Kraloo tot
een zandpad levert gemengde reacties op. Iets meer dan de helft van de ondervraagden vindt het jammer dat dit een zandweg wordt. Ze zijn wel te spreken over de ontheffingsmogelijkheid die de gemeente Westerveld biedt. Informatiebehoefte Met de manier waarop ze op de hoogte worden gehouden over het park is bijna 70% van de ondervraagden tevreden. Vooral Veldspraak is populair. Sommigen willen echter liever persoonlijk benaderd worden en zouden meer invloed willen op de inrichting van het Dwingelderveld. Om aan deze behoefte te voldoen zijn twee omwonenden opgenomen in de werkgroep die de planvorming van de inrichting Dwingelderveld voorbereidt. Zij kunnen zo tijdig input uit de streek leveren. Uiteraard krijgen de omwonenden ook dit jaar informatie over de plannen en over de vele mogelijkheden die Nationaal Park Dwingelderveld biedt.
Bezoekerscentrum Dwingelderveld Openingstijden 1 april tot 1 november en in alle schoolvakanties d agelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur. Van 1 november tot 1 april woensdag t/m zondag van 10.00 tot 17.00 uur. Eerste kerstdag en oudejaarsdag is het centrum gesloten. Adres: Benderse 22, 7963 RA Ruinen T: 0522-472951 Informatiecentrum Lhee Openingstijden Dagelijks 10.00 tot 17.00 uur; november tot en met februari van 10.00 tot 16.30 uur. Adres: Oude Postweg 12, 9417 TG Spier, T: 0593-562599 Oriëntatiecentrum Spier Openingstijden maart-april 10.00-18.00 uur; mei-augustus 10.00-20.00 uur; september-oktober 10.00-17.00 uur; november-februari 12.00-17.00 uur. Adres: Achter het Zaand 1, 7991 NG Dwingeloo T: 0521-596600 Colofon Dit informatiebulletin is een uitgave van Nationaal Park Dwingelderveld en verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 11.500. Redactieadres Secretariaat Nationaal Park Dwingelderveld Postbus 122, 9400 AC Assen telefoon: 0592-365669 e-mail:
[email protected] internet: www.nationaalparkdwingelderveld.nl Redactie Eindredactie en interviews Hans Punter, Beilen Redactie Hans Punter, Marieke Molendijk, Peter Pasman, Jaap van Roon, Marjan Dunning Foto’s tenzij anders vermeld: Secretariaat NP Dwingelderveld Staatsbosbeheer Grafische verzorging Docucentrum, provincie Drenthe © Secretariaat Nationaal Park Dwingelderveld, 2009 Nederland heeft 20 nationale parken
12