De Brandaris van Terschelling
Deel 2 ‘Tot waarschouwinge aller seevarende die God behoede’
door Jaap Dirks
De Brandaris van Terschelling zit diep in mijn hart. Ik raak ontroerd bij de aanblik van die trouwe stenen kolos, die zoveel geschiedenis kan verhalen. Hoe vaak zag ik zijn bundels licht niet over het eiland schijnen? Wat een macht straalt dat uit. Hoe blijft hij zich staande houden in onze moderne tijd? Het is 26 juli 1973. Het bericht verspreidt zich snel over het eiland. Er zit een coaster op de Noordergronden bij paal 3 en de reddingsboot ‘Carlot’ is onderweg. Ik spring op de fiets en met de wind in de rug rijd ik naar paal 8 en klauter over het duin. Lopend langs het strand met het stuivende zand alom haal ik het tot paal 5 en zie in de woeste brekers de naar het blijkt Rosa B, een onder Panamese vlag varende coaster. Met regelmaat stuift er weer een golf over het dek en het schip ligt gelukkig met de kop nog in
de golven. Dan komt de reddingsboot langszij en haalt de ouders en de 5 jarige dochter van de eigenaar alsmede de scheepshond van boord. Als de Carlot de steven wendt, ben ik ook op weg naar de haven. Gelijktijdig komen we aan en ik zie de boot afmeren. Schipper Oving tilt net de scheepshond op de wal en ik maak een foto, die later nog in het jaarverslag van ‘de Reddingsboot’ van de toen nog KNZHRM zal verschijnen. Dan kraakt de radio en de stem van de marconist zegt: “Brandaris, hier de Carlot. We zijn klaar en de geredden zijn van boord. Bedankt voor de goede samenwerking. Over en uit!” (NB: De Rosa B belandde nog op het strand en werd daar op 3 augustus door bergingsbedrijf Doeksen losgetrokken en naar Harlingen gesleept). Reddingstaken Jarenlang stond de Brandaris trouw de wacht te houden. Een tijd ook van een opkomende en modernere scheepvaart met eerst stoomschepen, later motorschepen en in onze tijd een enorm toenemende pleziervaart. De vuurtorenwachters hadden het er maar druk mee. Ze onderhielden contacten met de reddingsboten, sleepboten en schepen in nood. Niet zelden eindigde de onfortuinlijke tocht op de banken voor de kust. Wie kent niet het boek ’Sil de strandjutter’? Wie kent niet het verhaal over hoe de cranberries op het eiland kwamen? De namen Lutine, de
10
De Vuurboet, herfst 2015
De trouwlocatie in de Brandaris.
West Aleta, de Brandaris 1, de Ecuador, de Oka … allemaal schepen die ten ondergingen en allemaal met hun eigen verhaal. Vanaf de komst van de radar in 1979 volgde men de scheepvaartbewegingen op de voet. In 1989 werd de Brandaris ingewijd tot Centrale Meldpost Waddenzee (CMW). In 1992 werd een informatieverwerkend systeem (VTS: Vessel Traffic System) ingevoerd. Het betekende veel bijscholing voor de personeelsleden. Steeds meer werden moderne navigatiemiddelen als gps, computers en mobiele telefonie gemeengoed op de toren. Veiligheid op zee hangt dus zeker niet alleen maar af van het vuurtorenlicht, maar met name ook van de communicatie met de toren en met de deskundigheid, alertheid en het inschattingsvermogen van de vuurtorenwachters. Een taak die heden ten dage nog steeds doorgaat. Er waren plannen om de communicatie te verplaatsen naar het verkeersleidingscentrum (Verkeerscentrale) in het Maritiem Instituut ‘Willem Barentsz’ op de Dellewal in West-Terschelling. Maar dat ging gelukkig niet door. Vuurtorenwachters horen op hun toren! Al heten ze nu verkeersleiders. De naam Brandaris Er zijn een paar verklaringen voor de naam. De meest waarschijnlijke is gewoon dat de eerste toren werd genoemd naar het dorp dat zo nabij lag. Dat heette toen
S. Brandaris, St. Brandarius of S. Brandarys. En dat branden komt dan van de vuren die op de duinen brandden voor terugkerende vissers. Bovendien werden de oude ijzeren vuurmanden aan staken en de oude vuurboeten in de duinen op Terschelling soms al ’brandaris’ genoemd. Of is het toch de heilig verklaarde Ierse monnik St. Brendan, Brandaan, Brandanus, Brandaris, die de naamgever is? In Middeleeuwse geschriften heeft dit, ook in buurlanden, weer een verbinding met het vuur en licht van o.a. bakkers en kaarsenmakers. Vuur waar de Middeleeuwers zo’n groot ontzag voor hadden. Maar of die Ier Brandaan in onze streken is geweest? Het valt te betwijfelen. Van lichtwachter tot verkeersleider In 1597 werd vermeld dat de eerste lichtwachter 120 gulden per jaar zou gaan verdienen en een houten huisje kreeg tegen de toren aangebouwd. In de loop der eeuwen veranderde de aanduiding lichtwachter in vuurtorenwachter en nu is het verkeersleider. Zoals ik al heb vermeld, is de taak echt niet meer alleen het zorgen voor het licht. De lichtwachter moest verantwoording afleggen aan de opzichter van ’s Rijkskustverlichting (vanaf 1972 hoofdkustwachter) en die op zijn beurt aan de onderinspecteur van het Loodswezen (vanaf 1854 Inspecteur). Als je oude lijsten naleest kom je natuurlijk
De Vuurboet, herfst 2015
11
veel echt Terschellinger namen tegen, zoals Bakker, Roos en Zorgdrager. Een bijzonder moment was er op 1 januari 1950, als de Brandaris officieel aangekondigd om 00.00 uur 1 minuut op zwart gaat. Dit als eerbetoon aan de heer Willem Stobbe, die met pensioen ging na 43 jaar opzichter van het Loodswezen te zijn geweest, met een groot hart voor de Brandaris. In recentere jaren was er natuurlijk Piet Nota. En … er zijn tegenwoordig ook vrouwen bij, zoals Nicolette van Berkel! Zij schreef in een vorige Vuurboet uitgebreid over haar werk op haar Brandaris. De coördinerende taken voor de SAR (Search and Rescue) blijven erg belangrijk. Maar er zijn meer taken: voor het KWC (Kustwachtcentrum), het K.N.M.I. (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) , WATIS (Waddensea Trafic Information System), SIW (Samenwerkende Inspectiediensten Waddenzee, SOW (Samenwerkingsovereenkomst Ongevallenbestrijding Waddenzee) en een sterke sociale functie. Eilanders waarschuwen de toren en omgekeerd zijn de keren niet te tellen dat de Brandaris de hulp van brandweer, politie, Staatsbosbeheer, de ambulance, de snelboot of de reddingshelikopter inriep voor snelle acties. De verkeersleiders hebben er hun handen vol aan tijdens hun 8 uur durende wisseldiensten. Zij moeten 24 uur per etmaal en 7 dagen per week paraat staan. Een gevaarlijke tocht op het wad Maar weer even een eigen ervaring op Terschelling. Met de kinderen het wad op om visjes te vangen. Het wad bezuiden Hoorn. Een ‘botlijntje’ leggen bij eb en aan alle zijlijntjes met haakjes de zelf gestoken wadpieren doen. Even wachten tot het kabbelende water weer langzaam opkomt, zodat de meeuwen en krabben minder kans hebben en dan met afgaand water terugkeren voor de vangst van meestal maar drie of vier botjes en scholletjes. Op de getijdentabel een beetje gunstige dagen en tijden zoeken in de vooravond of vroege morgen. Zo ook 9 juli 1995. We gaan helemaal op in ons werk, vader, dochter en zoon. Vrolijk pratend leggen we de laatste hand aan het lijntje. Het water komt al op en het kabbelt en ruist. Dan dringt vaag het roepen van mijn naam tot mij door. Als ik de kant van het geluid op kijk, zie ik mijn vrouw op de dijk staan, zwaaiend, roepend en wijzend. Ik kan haar niet verstaan,
12
De Vuurboet, herfst 2015
maar als ik me naar de horizon omdraai, versteen ik. De lucht boven Harlingen en tot ver op het wad is inktzwart. Bliksemschichten schieten omlaag en raken de grond. Zo snel als we kunnen lopen we terug naar de dijk, fietsen de 600 meter naar ons huisje en stappen net over de drempel, als het noodweer boven Terschelling pas echt losbarst. Het gaat die hele nacht door en vroeg in de morgen wordt de Brandaris getroffen door de bliksem. Een flinke storing in de elektronische apparatuur en de radar is het gevolg. De reparatie duurt even en zorgt voor ongemak, maar de noodfrequentie werkt gelukkig. Oneigenlijk gebruik. Oneigenlijk gebruik wil hier zeggen dat de toren gebruikt wordt voor iets anders dan zijn functie als vuurtoren. Een van de eerste voorbeelden was het plaatsen van een cachot (gevangenis) in de toren. Andere waren bijvoorbeeld het spannen van staaldraden waarover een groepje Duitse evenwichtkunstenaars vlak na de Tweede Wereldoorlog afdaalde vanaf de derde verdieping. Het abseilen aan kabels werd in november 1992 vanaf het hoogste punt nogmaals gedaan. In datzelfde jaar stond de toren er gekleurd op. Aan alle kanten waren staalkabels met visnetten gespannen, waaraan witte en blauwe hemden en broeken hingen, die van een afstand prachtige blauwwitte ‘Makkumer aardewerktegels’ vormden. Een zeilend schip en een vis bijvoorbeeld als groot patchwork leverde prachtige plaatjes op. De Brandaris als kunstobject! Het jubileumjaar 1994 werd ingeluid met de projectie van een lasershow op de wand van de Brandaris. In april 1993 werd er incidenteel een keer getrouwd en overnacht door een bruidspaar, maar vanaf 1997 is de vuurtoren een officiële trouwlocatie. Meer verzamelobjecten Na de eerste serie vuurtorenpostzegels in 1994 verschenen er in het laatste decennium steeds meer (persoonlijke) postzegels met de Brandaris erop. Als een soort blokkentoren in de kleuren van de Terschellinger vlag door Skylger Post, op de achtergrond van de ‘buggyzegel’ van Nederland, op de recente nieuwe vuurtorenserie van Post NL en op tal van persoonlijke postzegels. Ook veel verre
postzegellanden die proberen geld te verdienen aan series zegels over allerlei onderwerpen weten de afbeelding van de Brandaris van internet te plukken. In 1994 verscheen de Schelling, een munt waarmee je op Terschelling ook echt kon betalen. Natuurlijk ging mijn Schelling in het verzamelboek, want de Brandaris staat er op! Uit 1994 ook een bierviltje, een bieretiket, veel bijzondere uitgaven van boeken, veelal gesierd met het leuk ontworpen ‘Brandaris 400’-logo, waarbij we de gestileerde vuurtoren in vogelvlucht zien. Dan zijn er natuurlijk alle ansichtkaarten: zwart-wit en kleur, bij dag en bij nacht, van oud tot modern in een heel scala, waarop je de veranderingen aan de Brandaris goed kunt volgen. Maar wie goed in ons huis rondkijkt, vindt ook een ingelijst geborduurd Brandarisschilderij, verzilverde theelepeltjes, washandjes, handdoeken en grote en kleinere miniaturen met of van de toren. Bij Hessel Het is druk in café ‘De Groene Weide’ in Hoorn, augustus 1991. Iedere vakantie ga ik minstens één keer luisteren naar Terschellinger zanger/kroegbaas Hessel, die bijna iedere avond samen met bassist Luud Smits zo’n twee uur lang zijn liedjes zingt. Ik hoef alleen maar de straat over te steken. De mensenmassa staat overal. In een hoek van het podium wordt een metershoge Brandaris omhoog gehesen en het licht schiet langs het plafond. Hessel begint: ‘Terug naar Terschelling’, ‘She’s flying to America’, ‘Somebody told me’. De mensenmassa dreunt het ene na het andere nummer mee. Ik luister en geniet rustig in een hoekje met een biertje in mijn hand en volg de stralen. Nog steeds speelt Hessel bijna iedere avond in zijn eigen zaak. Nu vaak met dochter Tess aan zijn zijde.
10 en 8 jaar. We willen ook eens naar de bergen, naar links rijdend verkeer en naar de zekerheid van zon. Het roer gaat dus om en we bezoeken vele plekken in Europa. Via kennissen en familieleden, die Terschelling wel blijven bezoeken, volgen we de veranderingen via hun verhalen en de plaatselijke krantjes. Zelf blijven we geabonneerd op het Terschelling Magazine. Met de komst van internet en Google wordt het steeds makkelijker om te ‘surfen’ en Terschelling blijft in ons hart. De tijd vliegt echter voorbij en het zal tot 2012 duren eer we weer (een dagje) op het eiland komen. Mijn vader en moeder zijn met het gezin van mijn zus een weekje op het eiland, als cadeautje voor mijn vaders 90e verjaardag. Samen met onze dochter en jongste zoon doen we een dagje Terschelling: heen met de snelboot en terug met de normale boot. Al met al zo’n 10 uur de tijd om oude herinneringen op te halen en het voelt snel vertrouwd. Met de auto naar oost, de Wierschuur, even langs ons vertrouwde vakantiehuisje en de familie Terpstra, kaas halen bij de kaasboerderij Pieter Peit’s Hoeve, het strand op bij paal 8, lopend langs de Dellewal, door West-Terschelling en natuurlijk de Brandaris weer zien. Ik weet zeker dat mijn vrouw, ik en onze kinderen
Tijdelijk afscheid In 1996 besluiten mijn vrouw en ik dat we onze kinderen nog wel eens iets anders willen laten zien dan alleen Terschellling, hoe mooi ook. Onze kinderen zijn dan 13,
De Vuurboet, herfst 2015
13
De Brandaris en het dorp West-Terschelling in 1913.
met hun aanhang niet alleen goede herinneringen aan Terschelling bewaren, maar er ook zeker nog regelmatig zullen terugkeren. Wat technische gegevens De Brandaris is gebouwd op een grondvlak van 10,16 meter (noord-zuid) bij 10,13 meter (west-oost). De diktes van de muren bedragen 1,75 meter (grondvlak), 1,42 meter (eerste verdieping), 1,21 meter (tweede verdieping) en 1,13 meter (derde verdieping). De acht zware steunberen die het onderste deel versterken zijn 4,40 meter hoog, 1,00 meter breed en 0,80 meter dik. De hoogte van de toren is 46 meter boven het maaiveld en het licht bevindt zich op 50,50 meter boven de gemiddelde waterstand. De lichtbron heeft een sterkte van 3,5 miljoen kaars en is op een afstand van 19,6 zeemijl te zien op een ooghoogte van 5 meter boven de kim. Bouwjaar van de huidige toren: 1594. Vanaf 1965 is de Brandaris een rijksmonument.
Toekomstwens Wat een bijzondere vuurtoren, vindt u ook niet. En wat kan hij veel verhalen. In 1596, twee jaar na zijn eigenlijke bouw, zag hij de schepen met aan boord Terschellinger Willem Barentsz vanaf het Vlie vertrekken voor de onfortuinlijke ontdekkingsreis om de noord en de overwintering op Nova Zembla. De Engelse zeeoorlogen, de Fransen de baas in ons land, de wereldoorlogen, alle technische ontwikkelingen, de vele, vele scheepsrampen en al die miljoenen toeristen die van de veerboot stapten om het mooie Terschelling te bezoeken. De toren weer beklimmen zal lastig worden met de verkeersleiders die er hun werk doen. Maar misschien is er in de buurt een museum dat wat meer ruimte maakt om het verhaal van onze Brandaris te vertellen. Of misschien kan de VVV aparte gidsjes maken voor toeristen, of multimedia-avonden organiseren? Dat de Brandaris maar kan blijven staan tot in lengte van dagen.
Bronnen: • Bauke Boomstra: Brandaris gelimiteerde jubileumuitgave 1994 • Bauke Boomstra: Brandaris 2001 • Terschelling Magazine: jubileumuitgave 400 jaar vuurtoren Brandaris • Romke van der Veen: Vuurtorens 1981 • DAVO: Vuurtorens in Nederland 2010 • Koen van den Driesche: Vuurtorens in Nederland 2011 • Peter Kouwenhoven: Vuurtorens, lichtschepen en kapen 2010 • Dorine van Hoogstraten: Vuurtorens 2000 • Henk de Feyfer: Zes eeuwen Brandaris (artikel) • Eigen verzameling en archief
14
De Vuurboet, herfst 2015