WARD VAN OSTA
DE “BRABANTSE SANDHI-REGEL” AANVULLEND BEKEKEN1
Unlike the standard language, some Dutch dialects show progressive assimilation when a d immediately follows a t, whereas with the combination t+b the standard rule of regressive assimilation applies. Dialectologists are still puzzled by this phenomenon. This paper is an attempt at a tentative explanation. It is argued that the progressive assimilation mentioned (t+d ) may have been caused by analogy with the considerable number of word combinations that, in regional speech, sound like words beginning with t+vowel and which are the result of the fact that in the dialects initial h- is dropped and the neutral definite article (het) is normally used in its shortened form (-t). For the t+b case three aspects may be considered. First, the existence of minimal pairs among neutral words with b/p anlaut will have contributed to preventing progressive assimilation in the t+b combination, so as to avoid confusion. Secondly, before b the dialect form of the indefinite article is em/nem, the masculine definite article dem. The frequent combination of these articles with initial b may have helped to keep the b also voiced after the t of the neutral definite article. Thirdly, in both the standard language and the dialects, b always causes regressive assimilation, not only after t. Understandably, no definite answer can be provided to the question why the dialect combination t+d does cause progressive assimilation whereas the combination t+b does not. This paper may have raised a corner of the veil, though.
INLEIDING Het is bekend dat fricatieven in het Nederlands hun stem verliezen onder invloed van een stemloze obstruent die er onmiddellijk aan voorafgaat. Er treedt met andere woorden progressieve assimilatie op, waardoor v, z, g respectievelijk tot de stemloze medeklinkers f, s, ch evolueren onder de invloed van voorafgaande p, t, k. Voorbeelden zijn: ik heb veel [], het zand [], ik geef [ ], opzij [], ik eet ze [], dat veld []. Bij de b of d treedt echter ------------------1 Met dank aan Jan Goossens voor zijn commentaar bij de proefversie van deze bijdrage. 773
DE “B BRABANTSE SANDHI - REGEL” AANVULLEND BEKEKEN
normaliter regressieve assimilatie op.2 Zij veranderen dus de voorafgaande stemloze medeklinker in een stemhebbende, bijvoorbeeld in opdoen [], dat doekje [], ik durf [ ], opbod [], dat boek [], zakboek []. In het Antwerps dialect gelden ongeveer dezelfde sandhiregels. Zo worden de v, z, gg, net zoals in het AN, stemloos gerealiseerd in bijvoorbeeld het valt, het zit, het graaft, het varken, het zeil, het gat gat, respectievelijk []. Maar bovendien treedt in het dialect deze progressieve assimilatie ook op bij de d met onmiddellijk voorafgaande tt, bijvoorbeeld het dak [], ge moet durven []. Hierbij valt op te merken dat dit stemloos worden zich in het Antwerps niet alleen voordoet bij voorafgaande tt, maar ook bij woord(vorm)en die historisch eindigden op dentale occlusief maar die eindconsonant nu in het dialect verloren hebben: dat valt, zit, gaat, doet, dat doekske worden []. Dit verschijnsel treedt op bij de pronominale woorden dat/wat [da //wa], het negatiepartikel niet [ni], het voorzetsel met [], het adjectief goed [] en dentale werkwoordsvormen van de traditionele werkwoorden met vocalische stam: hij/zij/het doet [], ziet [], staat [], heeft [].3 Deze vorm van progressieve stemassimilatie, die men aantreft in alle zuidelijk-centrale dialecten van het Nederlands (oostelijk Oost-Vlaanderen, Noord-Brabant, Antwerpen, Vlaams Brabant), wordt aangeduid met de term “Brabantse sandhi”.4 Nu is het merkwaardig dat de hier beschouwde progressieve assimilatie in het dialect niet optreedt bij de b: het/dat bijt [/], het bad [], dat beeld [/), met boekjes []. Grasduinend in het boekje van G. De Schutter over het stads-Antwerps las ik dat de auteur bij deze vaststelling opmerkt: “Waarom dat zo is, dat is zelfs voor taalwetenschappers niet helemaal duidelijk.”5 Als Antwerpse Brabander wil ik in deze kleine bijdrage een paar suggesties formuleren die misschien kunnen helpen om wat meer duidelijkheid in de kwestie te brengen. Eigenlijk wordt daarbij een antwoord verwacht op een dubbele vraag: waarom volgt het dialect bij t+b dezelfde sandhiregel als het AN en waarom wijkt het bij t+d ervan af? Ik zal de twee vragen afzonderlijk behandelen. ------------------2 Behalve wanneer de d het eerste foneem is van een lidwoord, een aanwijzend voornaamwoord of een reeks andere frequente woorden zoals dan. In die gevallen kan er zowel progressieve als regressieve assimilatie plaatsvinden: [] of [] (COHEN, A. e.a. (1971), Fonologie van het Nederlands en het Fries, ´s-Gravenhage, Nijhoff, 51). 3 DE SCHUTTER, G., (1993), De ‘Brabantse sandhi-regel’ opnieuw bekeken, in: Spektator 22, 66. Zie ook TWILHAAR, J.N., (1993), De ‘Brabantse sandhi-regel’ nogmaals bekeken, in: Spektator 22, 309-316. 4 GOYVAERTS, D., (1980), Brabantic sandhi and the abstractness debate, in: ZONNEVELD W W. e.a., Dutch studies, vol.4, 55-60. Zie ook DE SCHUTTER, G., (1980), a.c., 65-73, TWILHAAR, J.N., (1993), a.c., en DE SCHUTTER, G. & NUYTS, J., (2005), Taal in stad en land, Stads-Antwerps, Tielt, Lannoo, 42. 5 DE SCHUTTER, G. & NUYTS, J., (2005), Taal in stad en land, Stads-Antwerps, Tielt, Lannoo, 42. 774
WARD VAN OSTA
1.
WAAROM
DE
“BRABANTSE”
SANDHIREGEL BIJ T+ D IN HET DIALECT?
Het antwoord op de vraag waarom, in tegenstelling tot het AN, de combinatie t+d in het Antwerps progressieve assimilatie veroorzaakt (dat doekje = []), ligt niet voor de hand. Een factor die daarbij mogelijk een rol kan hebben gespeeld, is het feit dat er in het dialect, veel meer dan in het AN, fonetisch veel woordcombinaties ontstaan die lijken op woorden met als anlaut t+vocaal. Dat heeft te maken met de verschillende manier waarop in beide taalvarianten wordt omgegaan met de h- en met het lidwoord het bij woorden die met een klinker of een hbeginnen. Daarbij kan men het volgende vaststellen. Bij onzijdige woorden (substantieven, verkleinwoorden, gesubstantiveerde werkwoorden) die met een klinker beginnen, hoort men in verzorgde taal het onzijdig lidwoord in zijn volle vorm. Een klein staal uit de vele honderden voorbeelden: het aambeeld, het aanbakken (en talloze andere werkwoordsvormen met aan-, aaneen-, achteruit- etc.), het aandeel, het aanplakbord, het aantal, het aapje, het afkooksel, het antwoord, het eierdopje, het eikenblad, het eiland, het eitje, het everzwijn, het ijs, het ijzer, het interview, het olievat, het ondergoed, het ongeduld, het opklapbed, het uiteinde, het uithangbord, het uitzicht. Het dialect gebruikt daarentegen het onzijdig lidwoord uiterst vaak in zijn verkorte (-t) vorm, die dan versmelt met het volgende substantief. Bijvoorbeeld: pas op voor het aanbakken [ ], het eierdopje is stuk [ ], het ijs op het eiland is nog te dun [ ], het uithangbord is verbleekt [ ] etc.6 Op die manier ontstaan in het dialect voor het oor als het ware talloze woorden met t + vocaal. In het AN wordt de initiële h- gearticuleerd. In (o.m.) het Antwerps dialect is dat niet het geval. Op die manier zijn er ook veel onzijdige woorden die in het AN met h- worden gerealiseerd, maar niet in het dialect, bijvoorbeeld het haaienvlees, het haardvuur, het haarlint, het hakmes, het hangslot, het heelal, het heimwee, het hemd, het herenhuis, het hoekhuis, het hout, het huishouden, het huisvuil en vele honderden andere. In het h-loze dialect luiden zij dan, met verkort lidwoord: [ ] etc. Ook hier ontstaan dus weer voor het oor als het ware talloze woorden met t + vocaal. Mijn gissing is nu, dat deze toestand er misschien mede voor heeft gezorgd dat in het dialect, in tegenstelling tot het AN, de combinatie van t+d tot progressieve assimilatie heeft geleid waarbij t+d tot één t versmolten. Anders gezegd, onder invloed van het grote aantal woordvormen met anlaut t+vocaal, ontstaan uit onzijdig lidwoord t + vocaal of stomme h, leidde de sandhi van t + dentaal (+ vocaal of h) analogisch eveneens tot anlaut van t+vocaal (het het doekske = []). In ------------------6 Hetzelfde gebeurt met te + infinitief, bijv. te ademen, te arrangeren, te interesseren, te oefenen etc., in het dialect [t.sm, tarane.r, tintrse.r,, tu.f tu.fn] etc. 775
DE “B BRABANTSE SANDHI - REGEL” AANVULLEND BEKEKEN
het AN daarentegen bleef het lidwoord gescheiden van de substantieven met als anlaut vocaal of h. Er ontstonden dus geen “t-woorden” [], zodat de sandhi er bij t+d t+d, zonder analogie, regressief kon werken (het het doekje = []). Tot slot mag worden opgemerkt dat de boven vermelde gevallen met “onderliggende -t” (met, dat, wat, goed etc.) hier een andere behandeling krijgen. Vergelijk: het ijs [], maar met ijs [], dat ijs [], goed ijs [], hij ziet ijs []. Zo ook het huis [], maar met huizen [], dat huis [], goed huis [], hij heeft huizen []. Er is hier dus ook geen verwarring tussen dat hoekske/ dat doekske [/], dat hakske/ dat takske [/], dat aske/ dat taske [/].
2.
WAAROM
DE “NORMALE” SANDHIREGEL BIJ T+ B IN HET DIALECT?
Voor het antwoord op deze vraag meen ik drie aspecten te kunnen onderscheiden.
2.1.
DE HYPOTHESE VAN DE “MINIMAL PAIRS”
De bedoelde combinatie van -tt met b- treedt interlexemisch uiteraard vaak op bij het-woorhet den. Nu zijn er bij dergelijke onzijdige woorden nogal wat “minimal pairs” met b/p anlaut, zoals bad/pad. Indien na een voorafgaande t daarbij steeds progressieve assimilatie zou optreden, ook bij bad/pad de woorden met b-anlaut (net zoals bij v, z, g, d), dan zou er vaak verwarring kunnen ontstaan. Het verschil tussen bijvoorbeeld het pad en het bad (dan beide []) zou m.a.w. verdwijnen en dat zou in het Antwerps ook gelden voor baddeke-paddeke, baaltje-paaltje, baardje-paartje (=aandeel) [-], bakske-pakske, bakhuis-pakhuis, bakpapier-pakpapier, balleke-palleke, ballet-palet, bandje-pandje, baske-paske, beerke-peerke [-], beetje(=weinig)-pietje [-], beetje(=v.bijten)-peetje [-], belleke-pelleke, berkske-parkske [], bicske-pikske, bierke-pierke, bieske-piske, bijltje-pijltje, billeke-pilleke, bintje-pintje, boefke-poefke, boeltje-poeltje, bolleke-polleke, boordje-poortje, bootje-pootje, baardje/bordjepaartje(=aandeel) [-], bouwke-pauwke, breukske-pruikske (+ bedenkbare woorden zoals: bijbaantje-pijbaantje, buitenland-puitenland, boortorentje-poorttorentje, bandwerkertjepandwerkertje etc.).7 Bij de g/ch en de z/s ken ik geen dergelijke minimal pairs, bij de v/f nau------------------7 Men kan hieraan nog een aantal gesubstantiveerde werkwoorden toevoegen, zoals het baaien(=baden)paaien, bakken-pakken, bedanken-petanken, bellen-pellen, bloeien-plooien [bluj-pluj], bouwenpauwen, breken-preken, brullen-prullen. Dergelijke verbaalabstracta komen in het dialect weliswaar weinig voor, maar ze zijn toch niet onmogelijk, bijvoorbeeld hij is gestruikeld bij het petanken, hij kan het prullen niet laten, dat bakken/pakken is niet zo erg, maar…, alleen al het pellen van die garnalen 776
WARD VAN OSTA
welijks, bij de d/t enkele. Zo ontdekt men bij de v/f met wat goede wil viske-fiske (fis=bunzing), beide [], maar het woord fis is slechts in beperkte kring bekend en binnen die kring zou de context elk misverstand uitsluiten. Bij de d/t kan men denken aan (het) dakske-takske, danken-tanken, daske-taske, dolkske-tolkske, doppeke-toppeke, drillen-trillen. Sommige van deze (weinige) woorden worden echter in het dialect in die vorm weinig of niet gebruikt (bijv. danken, daske, tolkske, dolkske, doppeke) en bovendien zal de context ook hier voor misverstaan behoeden. In ieder geval lijkt het aannemelijk dat het bestaan van nogal wat minimal pairs met b/p ertoe heeft bijgedragen om bij de combinatie t+b progressieve assimilatie te verhinderen, zowel in het AN als in het dialect.
2.2. DE INVLOED VAN COMBINATIES MET ONBEPAALD (M., VR., ONZ.) EN BEPAALD (M.) LIDWOORD
Een tweede factor die de aard van de assimilatie bij t+b zal hebben beïnvloed is de status van b bij het Antwerpse lidwoord. Het onbepaalde lidwoord heeft in het Antwerps drie vormen, afhankelijk van het genus van het bijbehorende substantief. Voor het mannelijke genus is dat normaliter ne of (vóór vocaal of d) nen, voor het vrouwelijke en (óók vóór d of vocaal), voor het onzijdige e of (vóór d of vocaal) en.8 Voorbeelden: mannelijk: ne gevel, ne zak, ne velo, nen doek, nen artist vrouwelijk: en goot, en vraag, en zuster, en del, en (h)oer onzijdig: e varken, e zeil, e gat, en dak, en (h)ondje Bij woorden met b-anlaut is de vorm echter bij de drie genera ofwel em (vr., o.) ofwel nem (m.), waarbij de m is ontstaan doordat de -n van het lidwoord werd geassimileerd met de volgende b. ------------------kost veel geld, als nu het bellen naar een gsm ook al niet meer mag… etc. Anderzijds zijn er bij de boven gegeven voorbeelden nogal wat diminutieven. Dat hoeft voor het Antwerps niet te verwonderen. Het “diminutivisme” lijkt er wel aangeboren. Om slechts het voorbeeld van een maaltijd te geven: men kan beginnen met een aperitiefke, gevolgd door een soepeke of een salaatje, kortom een lekker voorgerechtje, dan een biefstukske met een lekker sauske en frietjes of gebakken patatjes en gestoomde groentjes, begeleid door een pintje of een fruitsappeke of een goed glaske wijn, om af te sluiten met een zalig desserke en een koffieke met koekskes, een chocolatje en een cognacske. 8 “Vóór vocaal” impliceert ook “vóór h”, die in het Antwerps niet wordt gearticuleerd. 777
DE “B BRABANTSE SANDHI - REGEL” AANVULLEND BEKEKEN
Voorbeelden: mannelijk: nem boek, nem bakker, nem beker, nem beenhouwer vrouwelijk: em bakkerin, em beslissing, em bloem onzijdig: em bad, em blad, em boekske, em bloemeke Bovendien luidt het mannelijk bepaald lidwoord bij b-anlaut dem, bijvoorbeeld dem boek, dem bakker, dem beker beker.9 Deze uiterst frequente combinatie van m+b bij het lidwoord en wel bij een massa woorden van de drie genera, zal ongetwijfeld meegewerkt hebben om de b ook stemhebbend te houden bij de voorafgaande t van het onzijdig bepaald lidwoord. Doordat men m.a.w. vaak em blad, em bad, em boekske, etc. hoort (en bovendien nem/dem bakker, nem/dem boek, em bloem etc.), ligt ook ed blad, ed bad, ed boekske, ed bloemeke etc. voor de hand.
2.3. DE
REGRESSIEVE ASSIMILATIE BIJ B-
Tot slot is het niet onbelangrijk dat, zoals in het AN, de b- in het Antwerps niet alleen bij voorafgaande tt, maar altijd regressieve assimilatie veroorzaakt: een tof boekske [], potbeschermer [], sapbeker [], topblad [], zaagblad [], zakboek []. Bovendien wordt daarbij de n steeds tot m, bijvoorbeeld aanbod, leenboek > aambod, leemboek, wat weer extra combinaties van m+b oplevert, naast die vermeld bij het lidwoord.
BESLUIT Hiermee is natuurlijk nog geen antwoord ten gronde geleverd op de vraag waaróm er in het Antwerps dialect bij de combinatie van tt- en -b géén en bij die van tt- en – d wél progressieve assimilatie optreedt, maar ik troost mij met de gedachte dat ik misschien een klein beetje dichter bij de oplossing van het probleem ben gekomen.
------------------9 De -m weer uit assimilatie van de -n. Het mannelijk bepaald lidwoord luidt in het Antwerps den vóór vocaal of d/t en dem voor b. 778