225
H o o f d s t u k IV
De borgstelling en insolventie De problematiek van de insolventie van de hoofdschuldenaar is van uitermate groot belang wanneer de borgtocht wordt besproken. Immers, de borg wordt evident aangesproken wanneer de hoofdschuldenaar zijn verplichtingen ten aanzien van de schuldeiser niet (langer) kan voldoen. Niet zelden mondt de onmogelijkheid te betalen uit in een insolventieprocedure in hoofde van de schuldenaar, met alle gevolgen van dien voor de borg die gehouden zal zijn over te gaan tot betaling aan de schuldeiser zonder enige garantie van betaling door de hoofdschuldenaar. Dat hij in de rechten van de schuldeiser t.a.v. de hoofdschuldenaar is gesubrogeerd, kan hieraan de facto vaak niet verhelpen. De positie van de borg in insolventieprocedures heeft, voornamelijk in het kader van de faillissementsafwikkeling, aanleiding gegeven tot een enorme hoeveelheid rechtspraak en rechtsleer. Kernmomenten daarbij zijn de verschillende arresten van het Arbitragehof en later het Grondwettelijk Hof inzake de discriminatoire behandeling tussen de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, zijn echtgeno(o) t(e) en zijn borg. Deze arresten hebben aanleiding gegeven tot belangrijk wetgevend werk, waarbij de positie van de borg, de echtgenoot (en de wettelijk samenwonende partner) van de gefailleerde aanzienlijk werd verbeterd. De storm lijkt op dat vlak te zijn gaan liggen en we kunnen duidelijk de grenzen die door de rechtspraak werden uitgetekend, aflijnen. Intussen stellen zich sedert 2009 nieuwe uitdagingen, met name de omgang van de wetgever en de rechtbanken met de situatie van de borgen en medeschuldenaars bij de diverse vormen van gerechtelijke reorganisatie, zoals ingevoerd door de Wet Continuïteit van Ondernemingen ter vervanging van het ter ziele gegane Gerechtelijk Akkoord. In het kader van deze bijdrage wordt niet ingegaan op de situatie van de borg in geval van deficitaire vereffening. In dat verband wordt verwezen naar het gemeen recht, behoudens voor wat betreft de verdeling tussen de schuldeisers, die zal geschieden overeenkomstig de wettelijke rangregeling. Ook wat betreft de collectieve schuldenregeling van de hoofdschuldenaar wordt de aandacht van de schuldeiser snel verlegd naar de persoon die als zekerheid voor deze hoofdschuldenaar optreedt. Deze tekst behandelt achtereenvolgens de verschillende aspecten van insolventie en hun resp. invloed op de positie van de betrokkenen bij de tripartite die een borgstellingsverhouding is.
l a rc i e r
226
Deel IV • Gevolgen van de overeenkomst
A. Collectieve schuldenregeling857 464. Een insolventieprocedure (en inzonderheid een collectieve schuldenregeling) dreigt niet zelden de zekerheidsteller van de hoofdschuldenaar, die is toegelaten tot de procedure van collectieve schuldenregeling858, in moeilijkheden te brengen. Aldus kan insolventie een sneeuwbaleffect krijgen. Geconfronteerd met de betalingsmoeilijkheden van zijn hoofdschuldenaar zal de schuldeiser zich – uit de aard van de zekerheidstelling – logischerwijze tot de zekerheidsteller wenden. Daarnaast lijkt de zekerheidsteller het vanzelfsprekend vangnet zo de hoofdschuldenaar in het kader van de insolventieprocedure, c.q. de collectieve schuldenregeling, bevrijding geniet. Tegen die achtergrond heeft de wetgever in de wet van 13 december 2005 een kader gecreëerd voor de opschorting van de uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van de zekerheidsteller bij insolventie van de hoofdschuldenaar enerzijds en de mogelijkheid tot bevrijding van de zekerheidsteller anderzijds. Voornamelijk aan de hand van een analyse van de voorwaarden die in het wetgevend kader zijn voorzien en de toepassing ervan in de rechtspraak, wordt hierna de invloed van deze insolventieprocedure op de positie van de zekerheidsteller toegelicht.
A fdeling 1
De impact van een collectieve schuldenregeling in hoofde van de schuldeiser 465. Het vonnis waarbij de schuldenaar tot de collectieve schuldenregeling wordt toegelaten, roept een samenloop in het leven tussen de schuldeisers. De toelaatbaarverklaring luidt eveneens de opschorting van de loop van de interesten859 in en heeft de onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg860. Luidens artikel 1675/7, § 3 Ger.W. mag de schuldenaar die tot de procedure is toegelaten, nog slechts handelingen stellen die kaderen in het normaal vermogensbeheer. Zijn onvermogen vergroten of handelingen stellen die een schuldeiser zouden bevoordelen, met uitzondering van de betaling van lopende onderhoudsgelden, kan hij slechts met toestemming van de schuldbemiddelingsrechter, i.c. de arbeidsrechtbank. Handelingen die de schuldenaar in weerwil van de gevolgen van de toelaatbaarverklaring stelt, zijn de schuldeisers 857
858
859 860
De tekst is in belangrijke mate een herwerking en actualisering van Hoofdstuk VII, Afdeling 2 in B. De Groote en S. Voet, “Collectieve schuldenregeling” in Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier, nr. 16, Gent, Larcier, 2009, 44-70. Of die zich, zonder om toelating tot de procedure te hebben verzocht, in een structurele situatie van schuldoverlast bevindt. Zie hierover ook Cass. 23 april 2004, JLMB 2004, 1046. Art. 1675/7, § 1, lid 1 Ger.W.
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • De borgstelling en insolventie
227
niet tegenwerpbaar, aldus artikel 1675/7, § 15 Ger.W. De gevolgen van de toelaatbaarverklaring lopen overeenkomstig artikel 1675/7, § 4 Ger.W., onder voorbehoud van de bepalingen van de aanzuiveringsregeling, verder tot de verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling. 466. Ook de gevolgen van de overdrachten van schuldvordering worden geschorst tot het einde, de verwerping of de herroeping861 van de aanzuiveringsregeling862. Hetzelfde geldt, behalve bij realisatie van het vermogen, voor de gevolgen van de zakelijke zekerheden en van de voorrechten. 467. Het in het kader van de ‘borg’ belangrijkste gevolg van de toelaatbaarverklaring betreft wellicht de schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling van een geldsom, voorzien in artikel 1675/7, § 2, lid 1 Ger.W.863 De schuldeisers in de massa – met uitzondering van deze van de massa – ondervinden de onmogelijkheid uit te voeren op het vermogen van de tot de collectieve schuldenregeling toegelaten schuldenaar864. Daarentegen dient te worden opgemerkt dat de toelaatbaarverklaring geen beletsel vormt voor reële executie. 468. De schuldeiser zal dan ook geneigd zijn de zekerheidsteller van de tot de collectieve schuldenregeling toegelaten schuldenaar aan te spreken. Hierbij zal hij, in zoverre hij zich tot de persoonlijkezekerheidsteller richt, evenwel botsen op artikel 1675/7, § 2, lid 3 Ger.W.865 dat bepaalt dat door de toelaatbaarverklaring de middelen van tenuitvoerlegging ten aanzien van personen die een persoonlijke zekerheid hebben toegestaan om een schuld van de schuldenaar te waarborgen, worden geschorst tot de homologatie van de minnelijke aanzuiveringsregeling, tot de neerlegging van het in
861
862 863
864
865
Art. 1675/15, § 3 Ger.W. leidt ertoe dat bij herroeping of indien de collectieve schuldenregeling wordt beëindigd (zie art. 1675/15, § 1/1 Ger.W.) de schuldeisers individueel het recht herwinnen hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar en dit voor de inning van het niet-betaalde deel van hun vorderingen. Dit recht laat art. 1675/15, § 2/1 Ger.W. onverlet. Overeenkomstig deze bepaling beslist de rechter bij herroeping of bij beeïndiging van de collectieve schuldenregeling – respectievelijk overeenkomstig art. 1675/15, § 1 en 6 1/1 Ger.W. – gelijktijdig over de verdeling en bestemming van de bedragen op de bemiddelingsrekening. Art. 1675/7, § 1, lid 3 Ger.W. Als gevolg van deze bepaling behouden de reeds gelegde beslagen hun bewarende werking. Indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende of onroerende goederen reeds vóór de beschikking van toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt deze verkoop voor rekening van de boedel. B. Wylleman en E. Van Acker verduidelijkten reeds in editie 2006 van Praktische gids voor schuldbemiddelaar dat de schuldeiser evenmin nog bewarend beslag kan leggen, waarvan zij het nut trouwens in vraag stellen omwille van de onbeschikbaarheid van het vermogen als gevolg van de toelaatbaarverklaring (Mechelen, Kluwer, 2006, 36, nr. 59). Hierbij zal men wel opmerken dat art. 1675/7 Ger.W. het uitdrukkelijk heeft over “middelen van tenuitvoerlegging” en dat Deel V van het Gerechtelijk Wetboek de titel “Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling” draagt. De toelating tot de collectieve schuldenregeling leidt tot een time-out voor de middelen tot tenuitvoerlegging, te weten uitvoerende beslagmaatregelen, die leiden tot de realisatie van het beslagbaar vermogen. Bewarende maatregelen beogen nog geen uitwinning van het vermogen, maar enkel een immobilisatie met het oog op eventuele latere uitwinning. Dat verder uitvoerig wordt geanalyseerd.
l a rc i e r
228
Deel IV • Gevolgen van de overeenkomst
artikel 1675/11, § 1 Ger.W. bedoelde proces-verbaal of tot de verwerping van de aanzuiveringsregeling866. 469. Aldus fnuikt de procedure in belangrijke mate de mogelijkheden van de schuldeiser zijn vorderingsrechten te verhalen op de hoofdschuldenaar of diens zekerheidsteller bij collectieve schuldenregeling. 470. De collectieve schuldenregeling belet weliswaar niet dat de schuldeiser betaling zou kunnen krijgen, evenwel overeenkomstig de voorwaarden van de aanzuiveringsregeling. Deze kan minnelijk (art. 1675/10 Ger.W.) – hetgeen in beginsel de instemming van o.a. de schuldeiser met het aanzuiveringsplan impliceert – of gerechtelijk zijn. Zoals de minnelijke regeling kan ook de gerechtelijke regeling al dan niet gepaard gaan met een kwijtschelding van schulden in hoofdsom. Hierbij wordt respectievelijk toepassing gemaakt van artikel 1675/13 en artikel 1675/12 Ger.W. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat de schuldeiser zijn vordering het voorwerp ziet worden van een door de rechter opgelegde, in artikel 1675/13bis Ger.W. bedoelde, totale kwijtschelding. 471. Onverminderd artikel 1675/16bis Ger.W., dat verder uitvoerig zal worden besproken, en niettegenstaande de tijdelijke opschorting van de uitvoeringsmogelijkheden leidt de kwijtschelding die de schuldeiser gerechtelijk wordt opgelegd weliswaar tot bevrijding van de hoofdschuldenaar, maar neemt zij de gehoudenheid van de zekerheidsteller niet weg. Een minnelijke kwijtschelding werkt, op grond van artikel 1287 BW – zoals verder zal worden toegelicht – wel door ten aanzien van de zekerheidsteller. Terwijl hier bij een minnelijke regeling kan worden van afgeweken, vindt de verdeling in beginsel867 plaats met eerbiediging van de gelijkheid van de schuldeisers, aldus artikel 1675/12, § 1 Ger.W. Bij tegeldemaking van voor beslag vatbare goederen voorafgaandelijk aan een (totale) kwijtschelding van schulden in hoofdsom, vindt de verdeling van de verkoopopbrengst plaats met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers, doch onverminderd de wettige redenen van voorrang868.
866
867
868
Art. 1675/7, § 2, lid 4 Ger.W. voorziet tevens in een opschorting van de uitvoeringsmogelijkheden t.a.v. personen die de in art. 1675/16bis, § 2 Ger.W. bedoelde verklaring – met het oog op gehele/gedeeltelijke bevrijding – hebben neergelegd, tot de rechter uitspraak heeft gedaan over de bevrijding. Voorafgaandelijk aan de uitspraak wordt de betrokken schuldeiser, zoals de verzoeker en de zekerheidsteller die de verklaring houdende het verzoek om bevrijding hebben neergelegd, gehoord door de schuldbemiddelingsrechter (art. 1675/16bis, § 4, lid 3 Ger.W.). De oproeping gebeurt overeenkomstig art. 1675/16, § 1 Ger.W., d.w.z. bij gewone brief. In beginsel doet de rechter uitspraak over de bevrijding wanneer hij de beslissing neemt waarmee hij een minnelijke aanzuiveringsregeling homologeert of een gerechtelijke aanzuiveringsregeling beveelt (art. 1675/16bis, § 4, lid 1 Ger.W.). Over de verklaring van de persoonlijkezekerheidstelling kan evenwel ook later uitspraak worden gedaan. De rechter kan de behandeling van de bevrijding verdagen indien de beoordeling van het verzoek de procedure houdende collectieve schuldenregeling als dusdanig kan vertragen (art. 1675/16bis, § 4, lid 2 Ger.W.). Zie evenwel bv. in art. 1675/12, § 5 Ger.W. en 1675/13, § 6 Ger.W. de uitzondering ten behoeve van de prioritaire betaling van de schulden, die het recht van de verzoeker en zijn gezin om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen. Art. 1675/13, § 1, lid 1, eerste gedachtestreepje en art. 1675/13bis, § 2 Ger.W.
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • De borgstelling en insolventie
229
472. Om in aanmerking te komen voor uitdeling in het kader van een aanzuiveringsregeling, dient de schuldeiser tijdig en correct aangifte te doen van zijn schuldvordering. Hij wordt hiertoe uitgenodigd door de griffier die de beschikking van toelaatbaarheid uiterlijk vijf dagen na de uitspraak ervan ter kennis moet brengen van de schuldeisers en van de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld869. Bij de beschikking wordt een formulier van aangifte van schuldvordering gevoegd en de tekst van artikel 1675/7 Ger.W. Deze laatste bepaling regelt de gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid. Aldus hebben de schuldeisers en de persoonlijkezekerheidstellers inzicht in de voor hen relevante gevolgen van de door de toelaatbaarverklaring ontstane samenloop, die moet toelaten de vermogenstoestand van de schuldenaar te bevriezen en in globo aan te pakken. Tevens krijgen zij de tekst van artikel 1675/9, § 2 Ger.W. toegezonden. Deze bevat de deadline voor het indienen van de schuldvordering, de wijze waarop deze moet worden ingediend en de inhoudelijke gegevens die zij moet bevatten. 473. Artikel 1675/9, § 2 Ger.W. bepaalt dat de aangifte uiterlijk een maand na toezending van de beschikking van toelaatbaarheid bij de schuldbemiddelaar moet worden verricht. Dit kan bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht of bij aangifte op het kantoor van de schuldbemiddelaar, desgevallend met door de bemiddelaar of zijn gemachtigde gedagtekend en ondertekend ontvangstbericht. 474. Luidens artikel 1675/9, § 2, lid 2 Ger.W. omschrijft die aangifte de aard van de schuldvordering alsmede de verantwoording ervan, het bedrag ervan in hoofdsom, interesten en kosten, de eventuele redenen van voorrang, alsook de procedures waartoe ze aanleiding kan geven870,871. 475. Indien een schuldeiser de aangehaalde termijn uit artikel 1675/9, § 2 Ger.W. laat verstrijken en met andere woorden laattijdig is, brengt de schuldbemiddelaar hem er bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs van op de hoogte dat hij over een laatste termijn van vijftien dagen beschikt, te rekenen van ontvangst van deze brief, om alsnog aangifte te doen872. Het is essentieel dat hij vervolgens niet draalt. Immers, indien de aangifte niet binnen die termijn gedaan wordt, wordt de betrokken schuldeiser geacht afstand te doen van zijn 869 870
871
872
Art. 1675/9, § 1, lid 1, 2° Ger.W. Anders dan art. 63 Faill.W. voorziet de collectieve schuldenregeling niet in een verplichting die analoog is aan deze voor de schuldeiser in het kader van het faillissement om, hetzij in zijn aangifte van schuldvordering, hetzij uiterlijk binnen 6 maanden vanaf de datum van het faillissementsvonnis, te vermelden dat hij van een persoonlijkezekerheidstelling, zoals bv. borgtocht, geniet met vermelding van de naam, voornaam en het adres van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde. Het niet-naleven van deze verplichting heeft verstrekkende gevolgen, daar het tot de bevrijding ten aanzien van deze schuldeiser van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld, leidt. Zie hierover Cass. 5 september 2008, AR C.06.0673.N, elektronische versie raadpleegbaar via www.cass. be (laatste raadpleging 15 april 2015). Art. 1675/9, § 3 Ger.W.
l a rc i e r
230
Deel IV • Gevolgen van de overeenkomst
schuldvordering. Dit betekent dat hij het recht verliest om zich te verhalen op de schuldenaar en de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld. Weliswaar herwint de schuldeiser dit verhaalsrecht in geval van afwijzing of herroeping van de aanzuiveringsregeling873. Opdat de schuldeiser zich terdege bewust zou zijn van het belang prompt te reageren op de ‘aanmaning’ door de schuldbemiddelaar, verplicht artikel 1675/9, § 3, laatste lid Ger.W. de tekst van artikel 1675/9 Ger.W. in bedoelde ‘herinnering’ op te nemen. 476. Aangezien in het kader van de collectieve schuldenregeling geen specifieke publiciteit is voorzien, is het, om de schuldeisers en persoonlijkezekerheidstellers te kunnen informeren over de gestarte procedure van collectieve schuldenregeling874, belangrijk dat de schuldenaar hieromtrent de nodige informatie verschaft. Om die reden moet het verzoekschrift overeenkomstig artikel 1675/4, § 2, 9° Ger.W. melding maken van de naam, de voornaam en de woonplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, de benaming en de zetel van de schuldeisers van de verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld875. 477. De schuldeiser die het niet eens is met de homologatie van een minnelijke aanzuiveringsregeling waarmee hij niet instemde of met de modaliteiten van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling of totale kwijtschelding zonder aanzuiveringsregeling, kan hoger beroep aantekenen tegen de beslissing. Het beroep heeft luidens artikel 1675/16, § 4 Ger.W. evenwel geen schorsende werking en vergt geen borgstelling. Hetzelfde geldt bij een beroep tegen een beslissing betreffende de bevrijding van een persoonlijkezekerheidsteller. Ten aanzien van de toelaatbaarverklaring zelf (art. 1675/6 Ger.W.) kan de schuldeiser op grond van artikel 1675/16, § 4, lid 2 Ger.W. eventueel derdenverzet aantekenen876. Tevens kan hij als belanghebbende schuldeiser de herroeping van de procedure vorderen op de wijze en in de gevallen voorzien in artikel 1675/15 Ger.W.877 Zo deze niet wordt uitgesproken, staat eveneens beroep open voor de schuldeiser. 873
874
875
876
877
O.i. lijkt het verhaalsrecht eveneens te moeten herleven bij herroeping van de collectieve schuldenregeling voorafgaandelijk aan de totstandkoming van de aanzuiveringsregeling en zo de schuldenaar overeenkomstig art. 1675/15, § 1/1 Ger.W. uit eigen beweging de procedure verlaat. Overeenkomstig art. 1675/16bis Ger.W. zal de schuldbemiddelaar hen ook uitnodigen een verklaring houdende een verzoek tot gehele/gedeeltelijke bevrijding van hun verbintenis als zekerheidsteller in te dienen. Indien de vermeldingen in het verzoekschrift onvolledig zijn, vraagt de rechter de verzoeker binnen acht dagen om zijn verzoekschrift aan te vullen. Zie art. 1675/4, § 3 Ger.W. Indien de schuldbemiddelaar in het kader van de voorbereiding van een aanzuiveringsregeling (zie art. 1675/8 en 1675/10 Ger.W.) ‘vergeten’ schuldeisers (of zekerheidstellers) op het spoor komt, zal hij hen o.i. alsnog verwittigen en hebben zij de mogelijkheid alsnog aangifte te doen en gaat de in art. 1675/9 Ger.W. bedoelde termijn ten aanzien van hen eerst in op het ogenblik dat zij kennis kregen van de procedure. De bepaling luidt als volgt: “…Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet”. Zie art. 1675/15, § 1 Ger.W. Indien de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoud, kan de schuldeiser, omwille van een in zijn nadeel gestelde bedrieglijke handeling, zelfs tot vijf jaar na het einde van de regeling om herroeping ervan vragen (zie art. 1675/15, § 2 Ger. W.). Inzake de in art. 1675/13bis Ger. W. bedoelde totale kwijtschelding, zie: art. 1675/13bis, § 5 Ger. W.
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • De borgstelling en insolventie
231
A fdeling 2
De impact van een collectieve schuldenregeling in hoofde van de hoofdschuldenaar 478. De toelating van de hoofdschuldenaar tot de collectieve schuldenregeling verbiedt hem, zoals toegelicht, handelingen te stellen die een schuldeiser zou kunnen bevoordelen878. De ingetreden samenloop wil immers de positie van de schuldeisers bevriezen. De hoofdschuldenaar mag bijgevolg geen betaling verrichten aan zijn schuldeiser noch aan de zekerheidsteller die als gevolg van diens betaling aan de schuldeiser verhaal op hem uitoefent. 479. Daarnaast wordt hij beschermd tegen executiemaatregelen van zijn schuldeiser879. Als gevolg hiervan zou de schuldeiser geneigd kunnen zijn zich tot de zekerheidsteller te wenden, die ingevolge artikel 1675/7, § 2, lid 2 Ger.W. als gevolg van de toelaatbaarverklaring echter eveneens tegen gedwongen uitvoering beschermd wordt. 480. Betalingen aan de schuldeisers880 of aan de persoonlijkezekerheidsteller die ná betaling aan de schuldeiser verhaal uitoefent, dienen plaats te vinden in het kader van de aanzuiveringsregeling. Deze regeling bepaalt de mate waarin en het ritme waarop de betaling aan de schuldeiser(s) kan plaatsvinden. 481. De collectieve schuldenregeling strekt ertoe, met behoud van de menswaardigheid van de schuldenaar en zijn gezin, eerstgenoemde in staat te stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen. Het doel van de regeling is het herstel van de financiële toestand van de schuldenaar881. Indien zijn betalingscapaciteit de schuldenaar niet in staat stelt de aangegeven882 schulden volledig te betalen, kan zich een gedeeltelijke of zelfs gehele kwijtschelding opdringen, die desgevallend ook de hoofdsom kan betreffen. Zij kan minnelijk of gerechtelijk zijn. In eerstgenoemd geval werkt zij in beginsel door ten voordele van de zekerheidsteller, die voor het kwijtgescholden deel van de vordering – dat hij niet voorafgaandelijk aan de kwijtschelding aan de schuldeiser betaald heeft – geen verhaal hoeft uit te oefenen op de schuldenaar. Mocht de minnelijke regeling die de kwijtschelding bevat, worden herroepen, dan herwinnen de schuldeisers hun vorderingsrecht ten aanzien van de schuldenaar voor het niet-betaalde deel. Ook de voor de zekerheidsteller bevrijdende doorwerking van de kwijtschelding vervalt dan. De zekerheidsteller kan worden aangesproken en voor het overeenkomstige deel verhaal uitoefenen op de hoofdschuldenaar. 878 879 880 881 882
Art. 1675/7, § 3, lid 1, tweede gedachtestreepje Ger.W. Art. 1675/7, § 2, lid 1 Ger.W. Lopende onderhoudsgelden buiten beschouwing gelaten. Art. 1675/3, lid 2 Ger.W. Inzake laattijdig aangegeven vorderingen, zie het reeds toegelichte art. 1675/9, § 3 Ger.W.
l a rc i e r
232
Deel IV • Gevolgen van de overeenkomst
482. Een door de rechter in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling883 of een in artikel 1675/13bis Ger.W.884 bedoelde totale kwijtschelding komt enkel de hoofdschuldenaar ten goede. Zij werkt niet door t.v.v. de zekerheidsteller. Deze laatste kan, onafhankelijk van de al dan niet door de schuldenaar verkregen kwijtschelding, evenwel op basis van artikel 1675/16bis Ger.W. van zijn verbintenissen worden bevrijd. In de mate waarin hij bevrijd is, hoeft hij voor de betrokken verbintenissen geen verhaal uit te oefenen op de hoofdschuldenaar. Dit betekent evenwel niet dat de hoofdschuldenaar in het kader van de collectieve schuldenregeling kwijtschelding krijgt van (een deel van) de schulden waarop de zekerheidstelling betrekking heeft. De aanzuiveringsregeling/totale kwijtschelding ten aanzien van de hoofdschuldenaar en de bevrijding van de borg in artikel 1675/16bis Ger.W. functioneren immers onafhankelijk van elkaar885. 483. Terugvordering van betalingen voorafgaandelijk aan of tijdens de collectieve schuldenregeling door de persoonlijkezekerheidsteller aan de schuldeiser van de tot deze procedure toegelaten hoofdschuldenaar, dient plaats te vinden in het kader van de collectieve schuldenregeling. De rechten van de zekerheidsteller ten aanzien van de hoofdschuldenaar krijgen vorm in de (minnelijke dan wel gerechtelijke) aanzuiveringsregeling886 of een in artikel 1675/13bis Ger.W. bedoelde kwijtschelding. Aldus kan de globale regeling van de schuldenlast de zekerheidsteller ook aan een gedeeltelijke/gehele kwijtschelding t.v.v. van de hoofdschuldenaar in de collectieve schuldenregeling onderwerpen. Bij de aanpassing van de aanzuiveringsregeling met het oog op de integratie van de 883
884
885
886
De in art. 1675/13 Ger.W. bedoelde kwijtschelding van kapitaalschulden dringt zich op, zo de in art. 1675/12 Ger.W. bedoelde maatregelen niet volstaan voor het beoogde financieel herstel. Deze laatste bepaling heeft het in § 1 over: – uitstel of herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom, interesten en kosten; – vermindering van de conventionele rentevoet tot de wettelijke rentevoet; – gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de moratoire interesten, vergoedingen en kosten. Het betreft maatregelen die de rechter met eerbied voor de gelijkheid onder de schuldeisers kan opleggen. Overeenkomstig art. 1675/13, § 3 Ger.W. kan de kwijtschelding geen betrekking hebben op onderhoudsgelden, schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf en restschulden na faillissement. Zie ook art. 1675/13bis, § 2, Ger.W. verwijzend naar art. 1675/13, § 3 Ger.W. Men mag aannemen dat, indien de hoofdschuldenaar kwijtschelding verkrijgt in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling of in het raam van art. 1675/13bis Ger.W., de persoonlijkezekerheidsteller hierdoor niet bevrijd wordt. De doorwerking is beperkt tot de minnelijke aanzuiveringsregeling. Indien dezelfde zekerheidsteller, door de schuldenaar gemeld in zijn verzoekschrift en van de procedure op de hoogte (art. 1675/9 en 1675/16bis, § 1, lid 3 Ger.W.), weliswaar verzocht om bevrijding doch deze niet verkreeg, kan hij, zo hij na afloop van de procedure van collectieve schuldenregeling door de schuldeiser wordt aangesproken, de hoofdschuldenaar niet meer om terugbetaling verzoeken van de door hem betaalde som, in de mate waarin zij overeenkomen met de in de aanzuiveringsregeling geregelde (betaalde/kwijtgescholden) schuldvordering. Er anders over oordelen, zou trouwens het in art. 1675/3 Ger.W. beoogde financieel herstel van de hoofdschuldenaar, doelstelling van de collectieve schuldenregeling, hypothekeren. Bij herroeping van de regeling zal de zekerheidsteller – inmiddels zelf schuldeiser – zich wel tot de hoofdschuldenaar kunnen richten om hetgeen hij aan de schuldeiser betaalde, terug te vorderen (art. 1675/15, § 3 Ger.W.). De nog tijdens de procedure aangesproken zekerheidsteller – die met de afwijzing van zijn verzoek om bevrijding de bescherming tegen uitvoeringsmaatregelen heeft verloren – kan hetgeen hij heeft uitgekeerd aan de schuldeiser als schuldvordering aangeven. Dit nieuw feit zal tot aanpassing van de aanzuiveringsregeling aanleiding geven (art. 1675/14, § 2, lid 3 Ger.W.). De aanpassing zal de mate bepalen waarin de zekerheidsteller-schuldeiser zal kunnen delen in de aan de schuldeisers betaalde sommen. Zie ook art. 1675/11, § 4 Ger.W.
l a rc i e r