PRAKTIJKBERICHTEN
‘De blauwe plekken moeten liefst nog niet zijn verkleurd’ Strafrechtelijke bemiddeling in Maastricht Janny Dierx In Maastricht vinden op het parket jaarlijks ongeveer 300 bemiddelingsgesprekken tussen slachtoffers en daders plaats. De bemiddeling is een voortzetting van wat in de jaren negentig onder de noemer ‘dading’ werd geïntroduceerd met de invoering van de Wet Terwee. Toen de projecten Justitie in de Buurt overal in Nederland zijn afgeschaft, is Maastricht onder verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie doorgegaan met mediation, zo vroeg mogelijk in de procedure. Bij deze manier van afdoening zijn zowel daders als slachtoffers actief betrokken. Ik sprak met de schade- en conflictbemiddelaar Wiel Erens en senior parketsecretaris Hans Colen. ‘We doen strafzaken af met een persoonsgebonden tintje’, zo omschrijven Colen en Erens de strafrechtelijke bemiddeling. Colen is senior parketsecretaris, beoordelaar en namens de officier van justitie gemandateerd om afdoeningsbeslissingen te nemen. Erens is fulltime bemiddelaar. Het doel is het sluiten van een overeenkomst ter voorkoming van verdere strafrechtelijke vervolging. Erens: ‘De overeenkomst is de afdoening. Bij niet nakomen en recidive volgt alsnog een dagvaarding.’ In principe komen alle strafzaken waarbij een transactie mogelijk is in aanmerking. Dat geldt voor alle zaken die door de politierechter kunnen worden afgedaan tot maximaal één jaar gevangenisstraf. Het gaat onder andere om (eenvoudige) mishandeling, openlijke geweldpleging, belediging, bedreiging, vernieling, toebrengen van lichamelijk letsel (ook als gevolg van verkeersongevallen), diefstallen en in toenemende mate burenruzies en huiselijk geweldzaken. Ook bij zaken waar voorlopige hechtenis is toegelaten, is deze bemiddelingsvorm mogelijk. Bij de Rechtbank Maastricht komt het voor dat de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis schorst en daarbij de voorwaarden van de bemiddelingsovereenkomst overneemt. Snel verwijzen ‘Strafrechtelijke bemiddeling bij dit soort zaken werkt het beste als het zo snel mogelijk begint’, aldus Colen en Erens. Colen en Erens bewaren goede herinneringen aan de periode dat zij op afroep werden ingeschakeld bij het toepassen van
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3
53
Janny Dierx
supersnelrecht. ‘We hebben toen in de nodige zaken bemiddeld waarbij het bloed nog niet eens was gestold. Want ook bij mishandeling en huiselijk geweld heeft snelle bemiddeling effect’, aldus de bemiddelaars. ‘De blauwe plekken moeten liefst nog niet zijn verkleurd, dan kun je het beste zaken doen’, voegt Colen eraan toe. In tegenstelling tot wat veel juristen denken, leert de ervaring dat ook in die zaken via bemiddeling een stap kan worden gezet naar herstel en het voorkomen van herhaling. Bij huiselijk geweld is meestal wel therapie, behandeling of langdurig toezicht van de reclassering noodzakelijk. Dat kan als voorwaarde in de bemiddelingsovereenkomst worden opgenomen. Veel verdachten werken daar vrijwillig aan mee, omdat ze zelf ook zien dat er iets aan hun gedrag moet veranderen. Vlak na het incident is de zelfperceptie bij verdachten kritischer en groter dan enkele weken daarna, merken Colen en Erens. Kritischer omdat de verdachte zich dan beter realiseert wat hij of zij heeft misdaan, en groter omdat er op dat moment ook een kans op voorkoming van strafvervolging bestaat. Met bemiddeling kan op die gemoedstoestand effectief worden ingespeeld. Erens noemt het voorbeeld van een zaak waarbij de verdachte na de aangifte met zijn echtgenote een overeenkomst sloot om vrijwillig in behandeling te gaan voor zijn alcoholverslaving en om vrijwillig toezicht van de reclassering te accepteren. Na twee jaar verzocht de dader zelf om verlenging van het toezicht, omdat hij zich nog niet zeker genoeg voelde van zichzelf. Ook al is snelle verwijzing een succesfactor, verwijzing vindt soms ook later plaats. Tot en met de zitting kan het worden ingezet. De zitting wordt dan geschorst. Randvoorwaarde is dat de zaak bewezen kan worden, bijvoorbeeld doordat de verdachte bekent en in ieder geval verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar gedrag. Op dit moment worden de zaken voornamelijk door parketsecretarissen aangeleverd, al dan niet vanuit de Veiligheidshuizen. De parketsecretarissen beoordelen summier en verwijzen naar bemiddeling als ze denken dat de zaak daarvoor geschikt is. Snel afdoen De normale gang van zaken is dat de verdachte en het slachtoffer/de benadeelde van een strafbaar feit worden uitgenodigd deel te nemen. Het eerste contact met beiden is apart (een intakegesprek kan ook telefonisch plaatsvinden). Daarna vindt het gezamenlijke gesprek plaats. Randvoorwaarde voor deelname van de verdachte is dat deze bereid is ten minste overeen te komen de door de benadeelde/slachtoffer geleden materiële en/of immateriële schade te vergoeden. De bereidheid daartoe wordt in het afzonderlijke gesprek voorafgaand aan de gezamenlijke bijeenkomst gecheckt. Met het slachtoffer wordt in het voorgesprek besproken of hij of zij in meer dan alleen financiële genoegdoening is geïnteresseerd. Met slachtoffers die overvragen wordt de bemiddelingsprocedure niet opgestart. ‘Het moet als het gaat om schadevergoeding wel reëel blijven. Maar het bemiddelingsgesprek gaat vrijwel altijd ook over het voorkomen van recidive’, aldus Erens. ‘De meeste slachtoffers hechten daar meer belang aan dan aan een
54
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3
‘De blauwe plekken moeten liefst nog niet zijn verkleurd’
financiële vergoeding.’ Colen vult aan: ‘Zeker in huiselijk geweldzaken is het slachtoffer niet geholpen met een schadevergoeding. Dat zou dan meestal uit de eigen huishoudpot moeten komen. Straffen en schadevergoeding is in deze zaken vaak een schijnoplossing en weinig effectief. Bij geweldzaken in de relationele sfeer wil het slachtoffer in de meeste gevallen dat het geweld stopt, maar niet als vanzelfsprekend ook de relatie. Voor het slachtoffer prevaleert het stoppen van het geweld boven het straffen ervan. Als de relatie door het gebruik van geweld wel eindigt, ligt het vaak weer anders. Dan wordt vaak wel een schadeclaim ingediend door het slachtoffer. Bij enige twijfel over de “zuiverheid, redelijkheid en billijkheid” van de schadeclaim gaat de zaak ter beoordeling naar de rechter. Dagvaarden geldt overigens ook voor de zwaardere gevallen, waarbij sprake is van ernstig letsel of onherstelbare schade.’ Wie sluiten de overeenkomst? De overeenkomst is in ieder geval altijd een schriftelijk contract tussen verdachte en benadeelde. Het door de verdachte gepleegde feit wordt in de overeenkomst omschreven als ‘het gerezen geschil dat door de overeenkomst wordt beëindigd’. De overeenkomst wordt met hulp/medewerking van de bemiddelingsfunctionaris op papier gezet en vervolgens door beide partijen getekend. Soms ondertekent ook de officier van justitie. Dat gebeurt als er aanvullende afspraken worden gemaakt, zoals het verplicht moeten volgen van een training agressiebeheersing of een cursus sociale vaardigheden. De afdoening vindt dan plaats met het opleggen van één of meerdere bijzondere voorwaarden. Partijen bepalen eigenlijk zelf de inhoud van de overeenkomst. De bemiddelingsfunctionaris kan wel voorstellen doen en bewaakt de passendheid van de inhoud voor de afdoening van de strafzaak. De belangen van de benadeelde/het slachtoffer zijn richtinggevend. Het is altijd maatwerk en er is geen sprake van vrijblijvendheid. Vast onderdeel van de bemiddelingsovereenkomst is dat de verdachte de bewijsbaarheid van de aangifte erkent en dat hij of zij weet dat bij niet-nakoming of schending van de overeenkomst binnen een termijn van twee jaar de strafzaak wordt heropend en alsnog dagvaarding volgt. Zo wordt de ‘stok achter de deur’ gecreëerd ter voorkoming van recidive. Colen: ‘Strafrecht wordt in de vakliteratuur niet voor niets gekwalificeerd als “ultimum remedium”. Binnen ons eigen werkgebied kijken we of met behulp van bemiddeling strafvervolging en strafoplegging voorkomen kan worden. Zie het maar als een tweede kans voor de verdachte, terwijl de belangen van het slachtoffer niet uit het oog worden verloren. De theoretische ultimum remedium-gedachte wordt hier binnen het strafrecht zelf door bemiddeling in de praktijk gebracht.’ Erens: ‘In deze zaken is geen sprake van een winnaar of verliezer. Partijen verlaten het gerechtsgebouw met een gevoel dat het onderliggende probleem is opgepakt, dat er aan een oplossing gewerkt moet worden en dat partijen zelf medeverantwoordelijk zijn voor het voorkomen van herhaling.’
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3
55
Janny Dierx
‘Het spijt me is té standaard’ Door het bemiddelingsproces wordt de verdachte gedwongen om zich in het slachtoffer of de benadeelde te verplaatsen. De verdachte merkt dat zijn handelwijze vaak méér en andere gevolgen heeft gehad dan dat hij of zij had gedacht. Wiel Erens is opgeleid als mediator en vertelt dat hij erop let dat de verdachte werkelijk gaat inzien wat de effecten voor het slachtoffer zijn geweest en dat die laatste daar oprecht erkenning voor krijgt. ‘In die zin is bemiddeling in het kader van het strafrecht mogelijk normatiever dan mediation op andere terreinen. Bij bemiddeling in het strafrecht wegen de belangen van het slachtoffer zwaar. Dat de verdachte zegt “het spijt me”: dat is mij té standaard. De verdachte moet er blijk van geven in te zien wat er is gebeurd en wat het precies is dat hem spijt’, aldus Erens. Dat kan hij ook voorafgaand, na afloop of in plaats van een gesprek vertellen in de vorm van een brief aan het slachtoffer. Die brieven leest Erens voordat ze naar het slachtoffer gaan. Ook dan grijpt Erens in als dat nodig is. ‘Niet iedereen kan zijn gedachten even goed onder woorden brengen en het komt voor dat ik een conceptbrief afkeur. Dan bespreken we waarom het slachtoffer met de bewoordingen die bij de verdachte opkomen niet kan worden afgescheept en gaan we door totdat het goed genoeg is.’ Mediation is mediation ‘Op veel onderdelen wijkt mediation in het strafrecht overigens niet wezenlijk af van mediation op andere terreinen’, zegt Erens. Dezelfde interventies zijn van belang, of het nu gaat om een conflict in de strafrechtelijke sfeer of daarbuiten. Bij bedreigingen en geweld tussen mensen die elkaar kennen, bijvoorbeeld familieleden of buren, is het belangrijk om na te gaan wat de achterliggende oorzaken zijn voor de escalatie van het conflict. In die gevallen ligt het er vaak maar net aan wie als eerste op het politiebureau is beland om de aangifte te doen. Dat is dan het slachtoffer in het strafproces, maar ook het slachtoffer kan een eigen aandeel hebben in het escalatieproces. Een dagvaarding brengt in die gevallen volgens Colen en Erens geen oplossing voor het onderliggende probleem. Die komt alleen in beeld als aandacht wordt besteed aan de intenties en het gedrag van beide partijen. In zaken waar beide partijen hun steentje bij hebben gedragen aan de escalatie, is het resultaat van de bemiddelingsovereenkomst vaak dat de schade eerlijk wordt gedeeld. Erens heeft de afgelopen tien jaren in veel van dat soort zaken bemiddeld. In een enkel geval ging het om conflicten die al jarenlang speelden. Maar ook als de verdachte en het slachtoffer elkaar niet kennen, kan mediation leiden tot echte oplossingen. Soms zijn de overeenkomsten ‘echt mooi’. Erens glundert als hij het voorbeeld noemt van de automobilist die een lid van een wielervereniging aanreed en letsel veroorzaakte. Bij wijze van herstel heeft de verdachte een fotoreportage voor de website van die vereniging gemaakt. De verdachte werkt nog altijd als vrijwilliger voor dezelfde wielerclub.
56
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3
‘De blauwe plekken moeten liefst nog niet zijn verkleurd’
Schadevergoeding ‘Het is belangrijk dat de verdachte de schade echt zelf betaalt en persoonlijk een inspanning levert’, zegt Erens. Bij vandalisme draait het er regelmatig op uit dat de verdachten de schade eigenhandig herstellen. De benadeelde partij mag dan zelf beoordelen wanneer het goed is. Soms moet een graffitispuiter drie keer terug om een muur echt schoon te krijgen. Partijen leggen ook vast dat een jongere de schadevergoeding zelf terugverdient met een bijbaantje. ‘Het is niet de bedoeling dat pa of ma de portemonnee trekt.’ Het helpt als de ouders in zo’n geval meewerken en bijvoorbeeld de toelage voor de mobiele telefoon intrekken. Stelregel van Colen en Erens is dat het slachtoffer nooit hoeft te wachten op schadevergoeding. Als de verdachte het geld niet heeft, moet hij het ergens lenen en desnoods jarenlang afbetalen. Erens noemt als voorbeeld de zaak van een 17jarige jongen die onder invloed met de tractor van zijn vader 22 bomen omver had gereden. De jongen moest een lening afsluiten om de schade te vergoeden en zijn brommer verkopen. ‘Dergelijke afspraken maken we ook als er een verzekeraar bij is betrokken’, zegt Erens. ‘Het is een wezenlijk onderdeel van onze werkwijze dat de verdachte op de een of andere manier daadwerkelijk persoonlijk bijdraagt aan het rechtzetten van de gevolgen van zijn daad. Het gebeurt ook dat de verdachte een bedrag overmaakt aan een goed doel. Aangezien we een civiele overeenkomst sluiten, kunnen we dergelijke voorwaarden ook echt vastleggen’, aldus Erens. Bij de zaken die in Maastricht worden geselecteerd voor het bemiddelingstraject zitten veel first offenders en jongeren. Deze zaken worden verwezen door de jeugdparketsecretarissen; het gaat onder andere om pesten, mishandelingen, vernielingen, voetbalgeweld en diefstal. Jonge verdachten zijn gevoelig voor het bemiddelingsproces. Colen en Erens zien de meesten nooit meer terug. ‘We hebben een archief aangelegd van alle bemiddelingszaken. Het wachten is op een onderzoeker die de zaken nader gaat analyseren: onze indruk is dat de recidive onder jongeren nagenoeg 0% is.’ Er komen steeds nieuwe categorieën zaken bij die worden doorverwezen. Zo bemiddelt Erens de laatste tijd steeds vaker met succes bij uit de hand gelopen pesterijen in het onderwijs en tussen jongeren bij wie het gebruik van internetfora als Hyves en Facebook is ontaard in bedreigen en stalken. Ook daar worden volgens de bemiddelaar Erens uitstekende resultaten mee behaald. ‘Je kunt in de afspraken precies vastleggen hoe partijen zich in de toekomst zullen gedragen en het valt ook makkelijk te controleren of ze zich daaraan houden.’ Er is ook ervaring met bemiddeling in strafzaken, waarbij mensen tijdens of vanwege het uitoefenen van hun functie het slachtoffer waren. Veel voorkomende aangevers zijn medewerkers van overheidsinstanties (gemeente/sociale dienst/ UWV). Veelal hebben deze aangevers geen behoefte aan een confrontatie met een verdachte, maar willen ze wel dat de zaak op een zinvolle wijze wordt afgedaan. Het komt voor dat dan alleen de verdachte wordt uitgenodigd voor een persoonlijk onderhoud. Daarbij wordt dan de mogelijkheid van een eenzijdige strafrechtelijke bemiddelingsovereenkomst geboden. Voor strafzaken waarbij sprake is van geweld tegen politieambtenaren is de richtlijn dat de verdachten voor de rechter
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3
57
Janny Dierx
worden gedagvaard. Deze zaken komen dus in beginsel niet in aanmerking voor een afdoening met strafrechtelijke bemiddeling. Rechters en advocaten Partijen kunnen tijdens de bemiddeling gebruikmaken van de hulp van anderen, zoals de wijkagent of iemand van slachtofferhulp of de reclassering. Ook advocaten zijn soms aanwezig bij de gesprekken. De advocaten worden geïnstrueerd over hun rol. Omdat de bemiddelingsgesprekken zo langzamerhand zijn ingeburgerd en de nodige advocaten er kennis mee hebben gemaakt, komt het steeds vaker voor dat advocaten zelf vragen om verwijzing naar deze bemiddelingsvorm. Dat gebeurt ook tijdens de zitting en in voorkomende gevallen wordt ter plekke bemiddeld. Rechters houden rekening met de uitkomsten van de bemiddelingsovereenkomsten en zoals hiervoor is aangehaald kan de bemiddelingsovereenkomst een schorsingsvoorwaarde opleveren bij voorlopige hechtenis. De meeste bemiddelingen worden binnen zes weken afgehandeld en bij spoed kan het altijd sneller. Erens werkt voor het hele arrondissement Maastricht, met in totaal vier politiedistricten en ongeveer achttien officieren van justitie. ‘En het leuke is dat de officieren allemaal, vroeg of laat, hun eventuele scepsis over het nut van bemiddeling in strafzaken laten varen’, zegt Erens. Aan een bemiddeling wordt gemiddeld vier uur besteed. Zodoende worden op jaarbasis gemiddeld vijftien politierechterzittingsdagen bespaard en enkele zittingsdagen van de meervoudige strafkamer. Het verschil met de slachtoffer-dadergesprekken die worden uitgevoerd door de bemiddelaars van de Stichting Slachtoffer in Beeld (SIB) zit hem volgens Colen en Erens vooral in de soort zaken en het tijdstip waarop de bemiddeling wordt gestart. SIB bemiddelt vooral bij zware misdrijven en na afloop van de zitting. Ook worden in de SIB-procedure geen afspraken gemaakt over schadevergoeding en concreet herstel. Waarom is mediation nou uitgerekend in Maastricht zo stevig ingeburgerd in het strafproces? Colen en Erens denken dat het een combinatie van factoren is. ‘Op dit parket is toch al die tijd de gedachte aanwezig gebleven dat je met dagvaarden en snelrecht alléén echt geen duurzaam veilige samenleving bouwt. En we bevinden ons in Maastricht uiteindelijk dichter bij Europa dan bij Den Haag, dat blijkt maar weer eens’, voegt Erens er lachend aan toe. Wel zouden Colen en Erens graag zien dat er een paar bemiddelaars bij zouden komen, dan zouden er nog meer zaken in de mediationsfeer afgedaan kunnen worden. En ze hopen van harte dat hun bemiddelingspraktijk kan worden geëxporteerd naar andere arrondissementen. Colen: ‘Wat in Limburg werkt, dat zal in de rest van Nederland ook best werken, daar zijn wij van overtuigd. De randvoorwaarden? Dat je als OMmedewerker weet dat het kan, dat je steun hebt van de leiding, dat je bereid bent om het te doen, dat je durft en dat je doorzet.’
58
Tijdschrift voor Herstelrecht 2010 (10) 3