Faculteit Economie & Management Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Opleiding Master of Science in het milieu- en preventiemanagement
Intern aangestuurde masterproef
De betalingsbereidheid voor het terugdringen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen
Masterproef aangeboden door Els DE WAEL tot het behalen van de graad van Master of Science in het milieuen preventiemanagement
Promotor: prof. dr. Sandra ROUSSEAU Academiejaar: 2011 – 2012 Verdedigd in: februari 2012
Hogeschool-Universiteit Brussel, Warmoesberg 26, 1000 Brussel Tel: 02-210 12 11, Fax: 02-217 64 64, www.hubrussel.be
Hogeschool-Universiteit Brussel, Warmoesberg 26, 1000 Brussel Tel: 02-210 12 11, Fax: 02-217 64 64, www.hubrussel.be
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef DE BETALINGSBEREIDHEID VOOR HET TERUGDRINGEN VAN ZWERFVUIL OP STOPPLAATSEN LANGS VLAAMSE SNELWEGEN Els DE WAEL (177054) Master in Milieu- en Preventiemanagement Academiejaar 2011 – 2012 Promotor: Prof. dr. Sandra Rousseau
Abstract Dit onderzoek gaat na wat de bereidheid tot betalen (BTB) is voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen, door middel van een keuze-experiment. De resultaten van het experiment tonen een significant positieve BTB voor een zwerfvuilvermindering van 30 %, 60 % en 100 %. Daarnaast werd ook getest of andere factoren een significante invloed hebben op deze BTB. Het voornaamste resultaat is dat vrouwen een hogere BTB vertonen dan mannen voor 60 % minder zwerfvuil en dat mensen die lid zijn van een natuurvereniging meer willen betalen voor een kleine zwerfvuilvermindering. Andere zaken zoals bijvoorbeeld leeftijd, diploma en inkomen hebben in dit onderzoek geen significante invloed op de onderzochte BTB.
1. Introductie Dit artikel beschrijft een experiment waarin nagegaan wordt wat de bereidheid tot betalen (BTB) is voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen. Hierdoor kunnen we een beeld krijgen van de BTB voor het verminderen van zwerfvuil op openbare plaatsen, en kan er zo een schatting gemaakt worden van hoeveel een zwerfvuilarme omgeving waard is. Er wordt ook getest of er bepaalde factoren zijn die deze BTB beïnvloeden. Het artikel bestaat uit een overzicht van de literatuur, gevolgd door de methodologie en de resultaten. Ten slotte worden de resultaten bediscussieerd en wordt geëindigd met de conclusie.
1.1
- Literatuuroverzicht
Hieronder volgt een overzicht van de literatuur over zwerfvuil, het zwerfvuilprobleem milieueconomisch bekeken en hoe men milieugoederen, zoals een zwerfvuilarme omgeving, kan waarderen.
1.1.1 Zwerfvuil Zwerfvuil is vast afval dat door menselijk toedoen of nalaten weggegooid of achtergelaten wordt op een niet daarvoor bestemde plaats (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij [OVAM], 2007). Het omvat verpakkingen, groente- en fruitafval, sigarettenpeuken, kauwgom, blikjes, glas, etc… (Leads United, z.j.). Zwerfvuil is niet enkel visueel onaantrekkelijk (de Kort, McCalley, & Midden, 2008), het zorgt ook voor ergernis, en de aanwezigheid ervan geeft mensen vaak een onaangenaam gevoel (Leads United, z.j.). Bovendien kan het de veiligheid van de mensen in gevaar brengen, denk bijvoorbeeld aan stukken glas die snijwonden kunnen veroorzaken, of weggegooide sigarettenpeuken die een brandgevaar kunnen vormen (Prague Post Endowment Fund, 2003). Zwerfvuil trekt ook ongedierte aan, dat op zijn beurt ziektes kan veroorzaken bij de mens (Geers, 2011).
2
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Zwerfvuil brengt ook schade toe aan het milieu. Hoewel de resultaten van verschillende publicaties niet altijd overeenstemmen, kunnen we toch zeggen dat zwerfvuil voor een verhoogde milieubelasting zorgt. Het is echter niet duidelijk hoe groot die belasting is, aangezien de verschillende zwerfvuilfracties verschillende effecten kunnen hebben op het milieu (Storrier & McGlashan, 2006; Leads United, z.j.; Torgler, García-Valiñias, & Macintyre, 2008; Moriwaki, Kitajima, & Katahira, 2008). Jaarlijks sterven er ook veel dieren ten gevolge van zwerfvuil. Vooral plastic is een echte moordenaar voor dieren. Vele dieren eten het plastic op, of raken verstikt in plastic zakken. Vooral het zwerfvuil dat in de zee of rivieren terecht komt zorgt voor veel schade aan het waterleven (Greenpeace, 2011; Geers, 2011). Ook het weggooien van voedsel langs autowegen kan gevaarlijk zijn voor dieren. De dieren gaan vaker op zoek naar eten langs deze wegen, en worden daardoor sneller overreden of geraakt door voorbijrijdende auto’s (Grover, 2009). Verschillende studies hebben de oorzaken van zwerfvuilgedrag bij mensen proberen te doorgronden (Action Research, 2009; Cialdin, Reno, & Kallgren, 1990; de Kort, McCalley, & Midden, 2008). Ook de Vlaamse overheid liet in 2009 een onderzoek voeren door het onderzoeksbureau Mythos. Dit onderzoek toont wat de belangrijkste oorzaken van zwerfvuilgedrag zijn. De Vlaamse overheid heeft met deze oorzaken rekening gehouden in het formuleren van het Vlaamse zwerfvuilbeleid. In Vlaanderen wordt rond vijf pijlers gewerkt om zwerfvuil tegen te gaan. Sensibiliseren, verbeteren van de infrastructuur & voorzieningen en handhaving zijn de drie algemene pijlers. Daarnaast wordt ook nog gewerkt rond ‘omgeving’ en ‘participatie’. Met omgeving wordt bedoeld dat ook andere elementen mee in de acties en het beleid betrokken worden, zodat zwerfvuil als deel van het geheel wordt beschouwd. Men gaat bijvoorbeeld ook de staat van de stad, huizen, voetpaden, het algemeen veiligheidsgevoel,… verbeteren, en zo werken aan het geheel. Met participatie wordt bedoeld dat men buurtacties gaat stimuleren om zo de mensen meer eigenheid met de vervuilde gebieden te laten krijgen (Mythos, 2009). Het spreekt voor zich dat het voeren van dit beleid veel geld kost. De Vlaamse overheid heeft de steden en gemeenten sinds 2008 wel de mogelijkheid gegeven om zelf zwerfvuilboetes uit te delen, maar toch worden de boetes bijna nooit uitgeschreven. Het is immers moeilijk om de vervuilers op heterdaad te betrappen (CD&V, 2007). In 2009 werden bijvoorbeeld over heel Vlaanderen slechts 21 processen verbaal uitgeschreven wegens het veroorzaken van zwerfvuil (CD&V, 2010). De overheid stimuleert zelf om door middel van aanspreking, waarschuwing, en motivatie de omgeving zwerfvuilvrij te houden, en dit niet te doen door het geven van hoge financiële boetes (Mythos,2009). Daarom zijn er ook weinig bijkomende inkomsten die de gemeenten kunnen gebruiken om het zwerfvuil op te ruimen. De belastingsbetaler betaalt uiteindelijk een groot deel van de kosten voor het opruimen van zwerfvuil, dat gemakkelijk vermeden kan worden. De Vlaamse overheid heeft eveneens een overeenkomst met FostPlus, de vertegenwoordiger van de verpakkingsindustrie. Zij dragen elk jaar 5 miljoen euro bij om zwerfvuil te bestrijden (CD&V, 2007; Leads United, z.j.). Hoewel het percentage opgehaald zwerfvuil elk jaar vermindert, terwijl er meer inspanningen gedaan worden, kunnen we toch zeggen dat er nog steeds zeer veel zwerfvuil veroorzaakt wordt. Het meest recente overzicht dateert van 2009 waar alleen al door het Vlaams Agentschap Wegen en Verkeer 2817 ton zwerfvuil opgehaald werd. Daarbij komt nog eens de grote hoeveelheid zwerfvuil die de gemeenten elk jaar ophalen, waarvoor geen volledige cijfergegevens werden gevonden. (Vlaamse Overheid AWV, 2011). Het is opmerkelijk dat vooral op openbare plaatsen zoals langs wegen, waterlopen en spoorlijnen nog veel zwerfvuil teruggevonden wordt. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat er weinig sociale controle is op deze plaatsen, of doordat de vervuilers redeneren dat er niemand op deze plaatsen woont die er last van zou kunnen hebben (Mythos, 2009; OVAM, 2007). We kunnen dus besluiten dat de overheid zal moeten doorgaan met het voeren van het zwerfvuilbeleid, en dat de belastingsbetaler hiervoor zijn steentje zal moeten bijdragen.
3
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Zwerfvuil is nog steeds een groot probleem, dat uiteindelijk gemakkelijk vermeden kan worden. De Vlaamse overheid heeft reeds verschillende acties ondernomen om het zwerfvuil aan te pakken, wat tot een daling van het opgehaalde zwerfvuil in Vlaanderen heeft geleid. Deze acties hebben al veel geld gekost (zie tabel 1). Tabel 1 Voorbeeld van kosten voor het opruimen van zwerfvuil (CD&V, 2007) Voorbeeld
Kosten
Vlaamse Overheid, agentschap wegen en verkeer - opruimen van openbare wegen (jaar 2009)
€ 3 040 000
<20 000 inwoners € 37 000 /jaar
Personeelsinzet (afhankelijk van het aantal inwoners in de betrokken gemeente)
(59 gemeenten onderzocht) 20 000 tot 50 000 inwoners €110 000/jaar (20 gemeenten onderzocht) Stad Gent (>234 000 inwoners) € 2,2 miljoen/jaar
Inzet van materiaal
Gemiddeld 25 000 €/jaar per gemeente
(met levensduur van ongeveer 5 jaar) Voorbeeld stad Wingene jaar 2006 (13 136 inwoners)
Personeel = € 30 000 Investering = € 14.000 Jaarlijkse uitgave = € 44 000
Voorbeeld stad Genk jaar 2006 (63 787 inwoners)
Personeel= € 309 446 Investering = € 150 000 Jaarlijkse uitgave = € 459 446
Vlaamse gemeenten met minder dan 20 000 inwoners spenderen ongeveer 49 uur per week aan het opruimen van zwerfvuil. Dit kost gemiddeld 37 000 euro per jaar. Gemeenten met 20 000 tot 50 000 inwoners spenderen ongeveer 140 uur per week aan het opruimen van zwerfvuil, wat ongeveer 110 000 euro per jaar kost. Voor grotere gemeenten met meer dan 50 000 inwoners loopt dit bedrag al snel op, zoals bijvoorbeeld in Gent. Daarnaast komen ook nog eens de kosten van de zwerfvuilcampagnes en de kosten voor het vervoeren en verwerken van het zwerfafval, waarvoor geen concrete cijfers teruggevonden werden. De belastingsbetaler betaalt dus zelf gedeeltelijk voor het opruimen van afval dat hij zelf veroorzaakt. Toch worden er nog steeds jaarlijks enkele duizenden tonnen zwerfvuil teruggevonden op openbare plaatsen. Als we het zwerfvuilprobleem milieueconomisch bekijken zouden we hiervoor een verklaring kunnen vinden.
1.1.2. Zwerfvuil milieueconomisch bekeken Zwerfvuil is -zoals de meeste milieuproblemen- een voorbeeld van het falen van de klassieke marktwerking. Op een klassieke markt zijn de sociale kosten1 gelijk aan de productiekosten van een geproduceerd goed. Bij milieuproblemen is er vaak sprake van externe kosten, die niet in rekening gebracht worden bij het verhandelen van de goederen op de markten. (Proost & Rousseau, 2007) De milieuschade die zwerfvuil veroorzaakt, is een voorbeeld van een externe kost 1
De kosten voor alle mogelijke partijen
4
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef dat veroorzaakt wordt door de consumptie van etens- of rookwaren. De producenten van etens- of rookwaren brengen deze externe kost echter niet in, bij het berekenen van hun productiekost. Hierdoor verschilt de sociale kost van de productiekost voor de producenten, en faalt de klassieke marktwerking. Figuur 1 illustreert het zwerfvuilprobleem bekeken als externe kost van de productie van etenswaren.
Prijs p Sociale marginale kost (MK)
Aanbod = private MK p* p1
Vraag = Marginale BTB
q*
q1
Hoeveelheid q
Figuur 1 p1 en q1 zijn de prijs en de aangeboden hoeveelheid wanneer de producent enkel rekening houdt met zijn eigen productiekost. Wanneer men de sociale kost bekijkt ligt deze hoger, en is p* en q* het optimum. Er is dus sprake van een welvaartsverlies (de gekleurde driehoek) wanneer men te maken heeft met externe kosten (hier milieuschade ten gevolge van zwerfvuil). In dit geval zal de overheid moeten ingrijpen om het marktevenwicht te herstellen, wat in het geval van zwerfvuil momenteel niet gebeurt.. Een tweede marktfaling zal plaatsvinden wanneer we te maken hebben met publieke goederen. Een publiek goed is een goed waarbij er geen rivaliteit in consumptie is. Dit wil zeggen dat wanneer één persoon het goed gebruikt, een andere persoon dit ook kan, zonder dat de eerste gebruiker daarvan een nadeel ondervindt. Publieke goederen zijn ook niet exclusief. Het is met andere woorden niet mogelijk om iemand uit te sluiten van de consumptie van dit goed. Een zwerfvuilarme omgeving is een voorbeeld van zo een publiek goed. Eens ze er is, kan iedereen er van genieten. Wanneer men te maken heeft met publieke goederen antwoorden consumenten vaak, wanneer er naar hun BTB gevraagd wordt, dat ze een lager bedrag willen betalen dan in werkelijkheid. De oorzaak van de lage gerapporteerde betalingsbereidheid is, dat consumenten toch kunnen meegenieten van een zwerfvuilarme omgeving, ook al betalen ze er niet voor (Proost & Rousseau, 2007). Ze kunnen als het ware freeriden. Mogelijk is dit ook een oorzaak van het vele zwerfvuil. Mensen die zwerfvuil veroorzaken, verwachten dat iemand anders het zal opruimen, waardoor zij toch kunnen meegenieten van een zwerfvuilvrije omgeving. Een mogelijke verklaring voor het vele zwerfvuil zou kunnen zijn dat verpakkingsafval milieuschade veroorzaakt, waarvan de kosten niet in rekening worden gebracht door de producenten ervan. Een tweede mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat mensen zwerfvuil veroorzaken omdat ze
5
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef verwachten dat iemand -de overheid- het toch zal opruimen, en zij dan toch kunnen meegenieten van een zwerfvuilvrije omgeving. Toch is de zwerfvuilproblematiek complexer dan dit. Wanneer alle basisbehoeften van de mens vervuld zijn, komen er andere noden op de proppen. In de economie worden deze goederen de luxegoederen genoemd. Een voorbeeld hiervan is een zwerfvuilvrije omgeving. Pas als alle andere behoeften voldaan zijn begint men naar de omgeving te kijken en kan men meer nut ondervinden van een propere en zwerfvuilvrije omgeving. Dan zijn mensen echter wel bereid om te betalen voor een omgeving met minder zwerfvuil.
1.1.3 Waarderen van milieugoederen Aangezien er voor milieugoederen geen markt bestaat is het moeilijker om dit soort goederen te waarderen. In de milieueconomie worden hiervoor verschillende technieken gebruikt. Eén ervan is de contingent valuation methode. Dit is een techniek die geklasseerd kan worden onder de stated preference techniques. Bij de stated preference techniques gaat men een schatting maken die rekening houdt met zowel de gebruikswaarde, de optiewaarde als de bestaanswaarde van het te waarderen goed. Bij dit soort technieken gaat men een milieugoed waarderen door mensen naar hun BTB voor dat goed te vragen (Proost & Rousseau, 2007). De contingent valuation methode gaat deze BTB na door middel van een enquête. Een andere stated preference technique die gebruikt kan worden om een milieugoed te waarderen is een keuze-experiment. Hierbij gaat men gebruik maken van een andere economische theorie, de random utility theorie. Het principe van een keuze-experiment wordt verder uitgelegd bij methoden, in punt 2.1 Keuze-experiment.
1.2 Probleemstelling en onderzoeksdoelstellingen De zwerfvuilproblematiek is reeds veel bestudeerd. Er is echter voor Vlaanderen nog niet gemeten hoeveel mensen in werkelijkheid bereid zijn te betalen voor het terugdringen van zwerfvuil. Als we kunnen schatten hoeveel de Vlaming bereid is te betalen om zwerfvuil op openbare plaatsen -zoals op stopplaatsen langs snelwegen- terug te dringen, kan er een beter beeld gevormd worden van hoeveel een zwerfvuilarme omgeving waard is. Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn voor het uitvoeren van kosten-batenanalyses van zwerfvuilbestrijding. Indien men een kosten-batenanalyse wil uitvoeren voor een milieuverbetering is het vaak moeilijk om het baten in te schatten, aangezien er geen markt voor bestaat. Door de BTB voor zwerfvuilvermindering te meten, kan er wel een waarde gegeven worden aan de baat die mensen ondervinden van een zwerfvuilarme omgeving. Ook om het bestaand beleid te evalueren kan een zicht op de BTB hulpvol zijn. Als er bijvoorbeeld uit de resultaten blijkt dat de BTB voor een zwerfvuilarme omgeving laag is, worden er volgens de Vlamingen momenteel misschien te veel inspanningen gedaan om zwerfvuil te bestrijden. Als de BTB hoog is, worden er misschien te weinig inspanningen gedaan. De BTB kan ook door de overheid of gemeenten gebruikt worden, bij het maken van investeringsbeslissingen om zwerfvuil te reduceren. Bij een hoge BTB zullen grote investeringen immers beter te verantwoorden zijn, dan bij een lage BTB. Aangezien er momenteel in Vlaanderen zeer weinig zwerfvuilboetes uitgedeeld worden, wordt eveneens verwacht dat een strenger optreden en meer controle op minder weerstand zal zullen kunnen rekenen, indien de BTB hoger is. Vorig onderzoek bewees ook dat socio-demografische factoren een invloed kunnen hebben op het al dan niet veroorzaken van zwerfvuil (Torgler, García-Valiñias & Macintyre, 2008). We kunnen dan ook veronderstellen dat socio-demografische factoren een invloed zullen hebben op de BTB voor een zwerfvuilarme omgeving. Deze informatie kan een duidelijker en vollediger beeld scheppen over de gevonden BTB. Dit kan van belang zijn bij het -verder- uitwerken van het Vlaamse zwerfvuilbeleid. Men kan hierdoor meer gerichte campagnes voeren, op groepen die een lagere BTB vertonen. Het uiteindelijke resultaat van een betere beleidsvoering kan zwerfvuil verminderen,
6
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef waardoor ook de kwaliteit van het milieu zal verbeteren, en de mensen meer nut zullen ondervinden, ten gevolge van het zwerfvuilarme milieu.
2. Methoden In dit hoofdstuk zal eerst de werking van een keuze-experiment verduidelijkt worden, vervolgens zal het experimenteel design, de steekproefkeuze en de methode van analyse besproken worden.
2.1
Keuze-experiment
Bij een keuze-experiment worden de respondenten gevraagd een keuze te maken tussen twee -of meerdere- profielen. Deze profielen bevatten telkens verschillende levels van door de onderzoeker gekozen attributen. Figuur 2 toont een voorbeeld van een keuzevraag tussen twee profielen.
Naar welke van de twee projecten gaat uw voorkeur?
Figuur 2 voorbeeld van een keuzevraag gebruikt in dit onderzoek
Meestal wordt ook nog een ’geen van beide’ optie meegenomen, of de status quo optie, zodat de resultaten in economische termen geïnterpreteerd kunnen worden (Pearce, Atkinson, & Mourato, 2006). Indien dit niet wordt opgenomen, wordt de respondent gedwongen om één van de twee opties te kiezen. Het kan echter zijn dat hij dit niet wil, en dat zijn voorkeur gaat naar het behouden van de situatie zoals deze nu is. Het niet opnemen van de status quo optie zou dus een verkeerde inschatting van het nut tot gevolg hebben (Bateman, et al., 2002). Het feit dat de respondent het ene profiel boven het andere verkiest, duidt erop dat hij meer nut of welvaart ondervindt dan bij het kiezen voor de andere mogelijkheid of het ‘geen van beide’ alternatief.
7
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Omdat ook de prijs telkens meegenomen wordt in de profielen kan men op basis van de keuzes van de respondent de BTB berekenen. Een keuze experiment is gebaseerd op het random utility maximization model. Dit model veronderstelt dat het nut U dat de respondent ondervindt de som is van systematische (v) en willekeurige of random componenten (Champ, Boyle, & Brown, 2003): Ua = v(xa,pa,β) + εa Met Ua het indirecte nut, dat men bekomt bij het kiezen voor profiel a. X a staat voor de attributen geassocieerd met profiel a, pa is de prijs van profiel a, β is een vector van voorkeursparameters en ε is een willekeurige foutterm met gemiddelde nul. Er wordt ook verondersteld dat nut lineair is in parameters: Ua =
βk xak + βppa + εa
Met βk de voorkeursparameter geassocieerd met attribuut k, xak is attribuut k in profiel a en βp is de parameter van de kost van het profiel. Dit model vormt de basis van het keuze-experiment. Als we dit nu in praktijk gaan omzetten betekent dit dat de kans dat de respondent profiel a zal verkiezen boven andere mogelijke alternatieven gelijk is aan: P(a l C) = P(Ua > Ub) = P(va + εa > vb+ εb), of anders geformuleerd: P(a l C) = P(va –vb > εb – εa), Met C de verzameling van alle alternatieven in de keuzeset. Om deze kans te berekenen hebben we dus de verdeling van de foutterm ε nodig. We maken hier de assumptie dat ε onafhankelijk en gelijk verdeeld is met een extreme waarde, waardoor we gebruik kunnen maken van het conditional logit model:
P(a l C) =
exp b C exp
va ) vb)
exp
1 k=1 βk
xak + βppa
b C exp βk xbk + βppb)
Waarbij een schaalparameter is, die enkel nuttig is om modellen uit verschillende data sets te vergelijken (Bateman, et al., 2002), en dus geen relevante parameter is in dit experiment. De socio-economische variabelen kunnen ook in rekening gebracht worden in de x-term, samen met de attributen van de keuzeset. Aangezien deze echter constant blijven bij het maken van de keuze -bijvoorbeeld inkomen blijft per individu hetzelfde, bij gelijk welke keuze ze maken- kunnen we deze factoren enkel berekenen als interactietermen (Bateman, et al., 2002). Ter volledigheid van het model, nemen we ook Alternatief Specifieke Constanten (ASC) mee. Eén minder dan het aantal mogelijke keuzes dat de respondent kan maken per keuzeset. In dit geval zijn dit er dus twee. ASC’s kunnen random componenten oppikken, of de impact van ongeobserveerde attributen detecteren. Zij zijn gelijk aan het gemiddelde van de verschillen in de random component ε in de nutsfunctie (Bateman, et al., 2002). Ze hebben echter geen impact op de interpretatie van de schattingen van de BTB. Hoe dichter de twee ASC-waarden bij elkaar liggen, hoe beter het
8
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef orthogonaal design is. Bij een volledig orthogonaal desig zijn de twee ASC immers gelijk aan elkaar (Adamowicz, Boxall, Williams, & Louviere, 1998). Positieve ASC-waarden betekenen dat de respondenten meer nut ondervinden door het kiezen voor één van de twee projecten, boven de status quo. Negatieve ASC-waarden betekenen dat de respondenten een voorkeur hebben om de status quo optie te kiezen, en dus de situatie wensen te houden zoals deze is. (Rousseau & Vranken, 2011; Fleuret & Poirier, 2010). Eens deze schattingen gemaakt zijn kunnen we de BTB gaan berekenen: BTB = βp-1 ln
Met V0 gelijk aan het nut van het status quo en V1 gelijk is aan het nut van het alternatief, en βp het marginaal nut van het inkomen, of de prijsvariabele die gebruikt wordt in het experiment. De vergelijking hierboven kan vereenvoudigd worden tot: BTB =
Met βc de coëfficient van één van de attributen, deze ratio noemt men de impliciete prijs en toont de BTB voor een verandering in één van de attributen.
2.2 Experimenteel design Om de bereidheid tot betalen voor het verminderen van zwerfvuil te meten werd gekozen voor een keuze-experiment. Als achtergrond of kader van keuze-experiment werd gekozen voor een project waarbij autostopplaatsen langs snelwegen in Vlaanderen verbeterd zouden worden. Deze plaatsen worden in Vlaanderen immers nog niet optimaal onderhouden (ANWB, 2009). Autostopplaatsen zijn plaatsen waar het verkeer langs de snelweg kan stoppen om bijvoorbeeld te tanken, uit te rusten of iets te eten of te drinken. Vaak zijn er ook winkels en restaurants in de buurt, en is er weinig sociale controle, waardoor er op deze plaatsen veel zwerfvuil terug te vinden is (OVAM, 2007). Het is ook een voorbeeld van een openbare plaats waar de meeste Vlamingen zich een beeld van kunnen vormen. Hierdoor zou het voor de respondenten gemakkelijker moeten zijn om de keuzes te maken. Een keuze maken over een plaats die men niet kent zou immers moeilijker zijn en waarschijnlijk meer status quo antwoorden opleveren. Door brainstorming werden vijf attributen gekozen, met elk drie of vier levels (zie tabel 2). Een optimaal design zou bestaan uit een volledig orthogonaal design. Dit wil zeggen dat alle mogelijke combinaties van keuzes meegenomen zouden worden in het experiment. In dit geval zouden er dan 768 (4x4x3x4x4) scenario’s bevraagd moeten worden. Dit is echter onmogelijk om zo een lange vragenlijst op te stellen. Het statistisch programma JMP versie 9 heeft de mogelijkheid om een fractioneel factorieel design te berekenen met minder vragen. Bij een verwachte responsgraad van 100 berekent het programma automatisch dat zestien keuzes voldoende zouden moeten zijn om een betrouwbaar resultaat te krijgen om de hoofdeffecten van het model te schatten. Het programma toont vervolgens de optimale keuzekaarten. Er werden dus 32 keuzekaarten gegenereerd, zodat de respondenten zestien keuzes moesten maken. De keuzes werden ingevoerd in Qualtrics, een softwareprogramma om online enquêtes mee uit te voeren. Voordat de keuzes voorgelegd werden, werden eerst socio-demografische factoren bevraagd. Geslacht, geboortejaar, woonplaats, opleidingsniveau en maandelijks inkomen van het gezin werden gevraagd. Vervolgens werd uitleg gegeven over de verschillende keuzemogelijkheden. We stelden voor dat de Vlaamse overheid de stopplaatsen langs snelwegen wou verbeteren en dat zij daarvoor verschillende mogelijke projecten kon uitvoeren. De deelnemers moesten één van de
9
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef projecten kiezen. Ze hadden ook de mogelijkheid om geen van beide opties te kiezen. Dit betekent dat er gekozen werd voor een status quo: geen belasting, geen aanpassingen van de sanitaire voorzieningen, geen verbetering van de veiligheid, geen acties in verband met zwerfuil en geen aanpassingen van de recreatiemogelijkheden. Tabel 2 Overzicht van attributen en levels gebruikt in het keuze-experiment Attribuut
Level
Belasting per gezin per jaar
5 euro 10 euro 20 euro 40 euro
Sanitaire voorzieningen
Geen aanpassingen Overal sanitaire blok Overal sanitaire blok + onderhoud ervan
Veiligheid
Geen aanpassingen Overal camera’s Overal camera’s + regelmatige politiecontrole Overal camera’s + continu een bewakingsagent aanwezig
Zwerfvuil
Geen acties Sensibiliseren 30 % minder zwerfvuil Betere voorzieningen 60 % minder zwerfvuil Continu opkuisen 100 % minder zwerfvuil
Recreatiemogelijkheid
Geen aanpassingen Picknicktafels Picknicktafels met groene afscheiding van planten en bomen Picknicktafels en speeltuin (schommel en glijbaan) met groene afscheiding van planten en bomen
Ten slotte werd ook nog gevraagd hoe ergerlijk de respondenten zwerfvuil vinden, of zij zelf zwerfvuil veroorzaken en of zwerfvuil de kwaliteit van de omgeving en uitstapjes doet dalen. Hiervoor werd een vijfpuntenschaal (nooit, zelden, soms, vaak, altijd) gebruikt. Ook hoe frequent de deelnemers autostopplaatsen bezoeken, en in welke omstandigheden (tijdens reizen, voor het werk of bij daguitstapjes) werd bevraagd.
2.3
Steekproefkeuze
De vragenlijst werd verzonden via e-mail naar vrienden, familie en kennissen van de onderzoeker. Er is dus een gemaksteekproef gebuikt wegens de korte tijdsperiode. Er werd ook gevraagd om de vragenlijst door te sturen naar andere geïnteresseerden. De vragenlijst stond 23 dagen online. In totaal werd de mail naar 194 mensen verstuurd. Er kwamen na 23 dagen 102 volledige antwoorden binnen, 12 enquêtes werden niet vervolledigd, en dus ook niet opgenomen in de
10
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef resultaten. Hoeveel mensen de mail doorgestuurd hebben is niet bekend. Voor het analyseren van een keuze-experiment geven 30 respondenten reeds betrouwbare resultaten (Rose & Bliemer, 2010). Aangezien er ook relaties met socio-demografische factoren onderzocht worden zijn er toch minsten 100 respondenten nodig, om bepaalde invloeden te kunnen detecteren.
2.4 Analyse De beschrijvende statistiek werd uitgevoerd met behulp van SPSS versie 19. De analyse van de resultaten gebeurde met STATA versie 11. Er werd een model opgesteld om de β-coëfficiënten te berekenen voor volgende nutsvergelijking: U = β1. Veiligheid + β2. Sanitaire voorzieningen + β3. Zwerfvuilvermindering + β4 . recreatie+ βy . belasting Met deze informatie werd de uiteindelijke BTB berekend. Tenslotte werden nog alle mogelijke interactie-effecten getest, ook met behulp van STATA.
3
Resultaten
Volgend hoofdstuk zal de resultaten van het keuze-experiment weergeven. Er volgt eerst een bespreking van de socio-demografische factoren van de respondenten, hoe zij denken over zwerfvuil en wat hun relatie is met autostopplaatsen langs Vlaamse snelwegen. Vervolgens worden de resultaten van het keuze-experiment weergegeven en besproken. Hieruit kunnen we afleiden of er een bereidheid tot betalen is voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen. Ten slotte zullen ook de resultaten van de geteste interactie-effecten op de BTB voor minder zwerfvuil weergegeven en besproken worden, hieruit kunnen we afleiden of bepaalde groepen een hogere of lagere bereidheid tot betalen vertonen voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen.
3.1
Socio-demografische factoren van de respondenten
In totaal werden er 102 volledig ingevulde vragenlijsten verzameld in een periode van 5 tot 28 november 2011. Hiervan waren 56 respondenten vrouwen (54,9 %). De gemiddelde leeftijd was 32 jaar, de modus 23 jaar. De jongste respondenten waren 18 jaar oud, de oudste 62 jaar oud. 55,9 % van de respondenten is in het bezit van een hoger diploma (bachelor, master of doctoraat). Het gemiddelde gezinsinkomen lag dan ook tussen 3001 en 4000 euro per maand. 19,6 % van de respondenten is lid van een milieuorganisatie. De meerderheid van de respondenten is afkomstig uit Oost-Vlaanderen, zes respondenten zijn niet afkomstig uit Vlaanderen (zie tabel 3). 58,8 % van de respondenten beweert zelf nooit zwerfvuil te veroorzaken. 74,5 % ergert zich dikwijls tot altijd aan zwerfvuil. 90,20 % van de respondenten komt dikwijls tot altijd liever op plaatsen waar geen zwerfvuil ligt. 85,3 % vind dat zwerfvuil een stadsuitstap dikwijls tot altijd minder leuk maakt (zie tabel 4). Autostopplaatsen langs snelwegen worden in 81,4 % van gevallen slechts enkele keren per jaar gebruikt, voornamelijk wanneer men op vakantie gaat. 11,8 % van de respondenten gebruikt de stopplaatsen nooit. Slechts 6,9 % heeft een beroep waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van deze autostopplaatsen.
11
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Tabel 3 Verdeling woonplaats respondenten Woonplaats
Frequentie
Percentage
Oost-Vlaanderen
66
64,7
West-Vlaanderen
6
5,9
12
11,8
Limburg
4
3,9
Antwerpen
8
7,8
Niet-Vlaams
6
5,9
Vlaams-Brabant
Tabel 4 Frequentieverdeling van antwoorden op vragen in verband met zwerfvuil Vraag Ik erger mij aan zwerfvuil
Nooit
Zelden
Soms
Dikwijls
Altijd
N totaal
0
7
19
40
36
102
60
39
3
0
0
102
Zwerfvuil maakt de omgeving onaantrekkelijk
0
3
2
27
70
102
Veel zwerfvuil maakt een minder leuk
in de stad stadsuitstap
1
3
11
32
55
102
Ik kom liever op plaatsen waar geen zwerfvuil ligt
0
2
8
24
68
102
Ik veroorzaak zwerfvuil
3.2
Resultaten keuze-experiment
Er werden 102 respondenten geregistreerd, die elk 16 keuzekaarten invulden. Waardoor er 1632 observaties gebruikt kunnen worden om het conditional logit model te genereren. Het model heeft een wald-chi² -waarde van 246.89 die significant is tot op 0.001. Het is dus zinvol om de resultaten van het model te interpreteren. De Alternatief specifieke constanten zijn negatief, significant verschillend van nul en liggen dicht bij elkaar. Omdat de twee ASC niet significant verschillend zijn van elkaar, kunnen we besluiten dat het fractioneel factorieel design goed gekozen is om een betrouwbaar model te verkrijgen. De positieve significante verschillende waarde van nul betekent dat er bepaalde elementen in het
Tabel 5 Conditional logit model en bereidheid tot betalen voor de verschillende attributen
12
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Attribuut Camera
β- Coëf.
Std. Err. βCoëf.
BTB
95 % CI BTB
0.9939883
0.1241259
23.07
15.83
(8.01)*** Camera en politiecontrole
1.0924300
30.31 0.1335426
25.36
(8.18)*** Camera en continu bewakingsagent
0.7388641
Overal sanitair
0.6492567
33.30 0.1368724
17.15
(5.40)***
0.7957411
0.1090114
15.07
0.8962160
0.1276855
18.47
0.9902871
0.1633966
20.80
1.3611860
0.2005344
22.98
0.2244877
0.1613075
31.59
0.2404658
Picknicktafels, speeltuin en groene afscheiding
0.3354945
Belasting per gezin per jaar
-0.0430835
21.67 41.51
0.1884054
5.21
(1.19) Picknickafels met groene afscheiding
12.27 33.70
(8.44)*** Picknicktafels
11.99 29.61
(4.95)*** 100 % minder zwerfvuil
12.30 24.64
(5.48)*** 60 % minder zwerfvuil
9.39 20.75
(6.23)*** 30 % minder zwerfvuil
9.61 24.68
(5.96)*** Overal sanitair en onderhoud
17.41
-3.79 14.21
0.1897134
5.58
(1.27)
-3.35 14.51
0.2285500
(1.47)
7.78
-3.15 18.73
0.0047644
(-9.04)*** ASC1
-0.8500437
0.4260815
(-2.00)** ASC2
-0.8121516
0.3057101
(-2.66)*** ***,** en *= significant verschillend van nul met respectievelijk 99 %, 95 % en 90 % betrouwbaarheid
model niet opgenomen zijn, die toch een invloed kunnen hebben op de keuze van de respondenten. Het negatieve teken wil zeggen dat de respondenten toch een voorkeur hebben om de status quo optie te verkiezen boven een project dat stopplaatsen langs de snelwegen zou verbeteren.
13
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Het conditional logit model toont dat de β-coëfficiënten van veiligheid, sanitaire voorzieningen en zwerfvuilvermindering positief en significant zijn tegenover het status quo niveau (zie tabel 5). Dit wil zeggen dat er een positieve BTB is voor al deze elementen. De coëfficiënten voor recreatiemogelijkheden zijn eveneens positief, maar niet significant. Dit betekent dat de keuze van de profielen niet gebaseerd werd op de aanwezigheid van recreatiemogelijkheden, en deze zaken dus minder van belang zijn voor de respondenten. De respondenten zijn bereid om gemiddeld 20.80 euro, 22.98 euro en 31.59 euro te betalen voor een vermindering van respectievelijk 30 %, 60 % en 100 % zwerfvuil. Respondenten willen meer betalen voor het verminderen van zwerfvuil dan voor bijvoorbeeld een verbetering van de sanitaire voorzieningen, waar men maximum 18.47 euro voor wil betalen. Veiligheid is voor de respondenten ook een belangrijke factor. Voor het plaatsen van camera’s en regelmatige politiecontrole zij ze bereid om 25.36 euro te betalen. Dit komt voor de respondenten op de tweede plaats. Enkel voor een volledig zwerfvuilvrije omgeving wil men meer betalen dan voor het plaatsen van camera’s en regelmatige politiecontrole. Camera’s en continu een bewakingsagent plaatsen langs de stopplaatsen lijkt dan voor de respondenten een slechtere keuze. Daarvoor willen ze slechts gemiddeld 17.15 euro betalen.
3.3
Resultaten interactie-effecten
Aangezien er een significante BTB is voor het verminderen van zwerfvuil, werd er ook gecontroleerd op interactie-effecten. Zo kunnen bepaalde groepen met een lagere BTB opgespoord worden. De resultaten van alle geteste interactie-effecten kunnen teruggevonden worden in tabel A1. Tabel 6 geeft een overzicht van de significante resultaten en de bijhorende BTB. Vrouwen zijn bereid om meer te betalen voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs snelwegen dan mannen. Deze resultaten zijn significant voor 60 % zwerfvuilvermindering. Mannen willen immers voor een vermindering van 60 % zwerfvuil slechts ongeveer 15 euro betalen, terwijl vrouwen hiervoor gemiddeld bijna 29 euro willen betalen. Ook mensen die lid zijn van een natuurvereniging zijn bereid om ongeveer 10 euro meer te betalen voor een kleine zwerfvuilvermindering van 30 %, dan mensen die geen lid zijn van een natuurvereniging. Wanneer er naar de woonplaats van de respondenten wordt gekeken, kan afgeleid worden dat West-Vlamingen significant meer willen betalen voor het verminderen van een kleine hoeveelheid zwerfvuil, dan mensen die niet afkomstig zijn uit West-Vlaanderen. Mensen die een beroep hebben waarbij men regelmatig gebruik maakt van stopplaatsen langs snelwegen vertonen een significant lagere BTB voor een volledig zwerfvuilvrije omgeving. Mensen die vinden dat zwerfvuil de omgeving altijd onaantrekkelijk maakt vertonen eveneens een lagere BTB dan mensen die vinden dat zwerfvuil de omgeving niet altijd onaantrekkelijk maakt. Voor een vermindering van 60 % zwerfvuil is dit resultaat significant. Dit is een onverwacht resultaat. Er wordt verwachten dat men meer zou willen betalen, om iets onaantrekkelijk uit de omgeving te verwijderen. Andere verwachte interactie-effecten zoals bijvoorbeeld leeftijd, diploma en inkomen leverden geen significante resultaten op.
14
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Tabel 6 Resultaten significante interactie-effecten Interacties
β interactie
β belasting
BTB
Vrouw * 60 % minder zwerfvuil
0.5842740
-0.0433687
28.76
(2.07)**
(-9.18)***
Geen vrouw = man * 60 % minder zwerfvuil
0.6630785
-0.0433687
(2.74)***
(-9.18)***
Lid natuurvereniging (WWF, natuurpunt, Greenpeace) * 30 % minder zwerfvuil
0.4577873
-0.0433270
(1.65)*
(-9.16)***
Geen lid natuurvereniging
0.8125987
-0.0433270
(4.74)***
(-9.16)***
Woont in West-Vlaanderen * 30 % minder zwerfvuil
1.0773980
-0.0433589
(4.42)***
(-9.06)***
Woont niet in West-Vlaanderen * 30 % minder zwerfvuil
0.8208275
-0.0433589
(4.85)***
(-9.06)***
Woont in West-Vlaanderen * 60 % minder zwerfvuil
0.8616103
-0.0433589
(2.28)***
(-9.06)***
Woont niet in West-Vlaanderen * 60 % minder zwerfvuil
0.9297248
-0.0433589
(4.54)***
(-9.06)***
Gebruikt stopplaatsen voor het werk * 100 % minder zwerfvuil
-0.8166404
-0.0432586
(-1.68)*
(-9.04)***
Gebruikt stopplaatsen niet voor het werk * 100 % minder zwerfvuil
1.4351820
-0.0432586
(8.43)***
(-9.04)***
Zwerfvuil maakt de omgeving altijd onaantrekkelijk * 60 % minder zwerfvuil
-0.5170243
-0.0432359
(-1.77)*
(-9.07)***
1.3437960
-0.0432359
(4.53)***
(-9.07)***
Zwerfvuil maakt de omgeving niet altijd onaantrekkelijk * 60 % minder zwerfvuil
15.29
29.32
18.75
43.78
18.93
41.31
21.44
14.30
33.18
19.12
31.08
***,** en *= significant verschillend van nul met respectievelijk 99 %, 95 % en 90 % betrouwbaarheid. β is de waarde gegenereerd via het conditional logit model. en is nodig om de BTB te berekenen van de interacties ten opzichte van de referentiewaarde. Dit gebeurt via volgende formule: BTB interactie = - βinteractie + βrefentiewaarde)/ β belasting
15
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef
4
Discussie
Hieronder volgt de discussie van de gevonden resultaten en worden de beperkingen van het gevoerde onderzoek besproken.
4.1 Discussie van de resultaten Dit onderzoek ging na of er een bereidheid tot betalen is voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen, door middel van een keuze-experiment. Er werd een significante positieve bereidheid tot betalen gevonden voor het verminderen zwerfvuil ten opzichte van het status quo niveau. Voor 30 % minder zwerfvuil waren de respondenten bereid om gemiddeld 20.80 euro te betalen. Voor een vermindering van 60 % zwerfvuil verhoogde dit bedrag naar 22.98 euro. Voor een vermindering van 100 %, of een volledig zwerfvuilvrije omgeving wouden de respondenten een bedrag van gemiddeld 31.59 euro betalen. Er is duidelijk een stijging in de BTB te zien, wanneer de toestand verbetert. Ook voor veiligheid en sanitaire voorzieningen is de BTB positief en significant. Dit betekent dat ook hier mogelijk verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Vooral het plaatsen van camera’s en regelmatige politiecontrole op stopplaatsen langs snelwegen, blijkt voor de respondenten belangrijk. De reden dat men minder wil betalen voor camera’s en continue bewaking, dan voor camera’s en regelmatige politiecontrole is mogelijk dat men in het eerste geval het gevoel krijgt zelf steeds in de gaten gehouden te worden. Hierdoor heeft men mogelijk minder privacy en is de BTB hiervoor lager. Ook voor sanitaire voorzieningen wordt de BTB -zoals verwacht- hoger wanneer de situatie verbetert. De resultaten voor recreatiemogelijkheden zijn niet significant. De respondenten hebben bij het maken van hun keuze dus weinig rekening gehouden met de recreatiemogelijkheden. De ASC’s hebben in het model een negatieve waarde. Dit wil zeggen dat de respondenten meer nut ondervinden van het status quo, dan van het kiezen voor één van de twee projecten om stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen te verbeteren. Andere studies toonden aan dit een vaak voorkomend economisch fenomeen is dat mensen de situatie willen houden zoals deze is (Adamowicz, Boxall, Williams, & Louviere, 1998). Een andere mogelijke verklaring voor deze negatieve waarde kan zijn dat mensen deze plaatsen toch niet veel bezoeken en daarom geen grote nutsverhoging zullen ondervinden wanneer de stopplaatsen verbeterd worden. Ook mensen die de opdracht niet begrijpen, weinig tijd hebben om de vragenlijst in te vullen of het moeilijk vinden om een keuze te maken (Adamowicz, Boxall, Williams, & Louviere, 1998) hebben de neiging om de status quo te verkiezen boven één van de twee projecten. De resultaten tonen dat er een significant positieve BTB is voor het verminderen van zwerfvuil. Dit betekent er vermoedelijk een verder potentieel is voor de Vlaamse Overheid om zwerfvuil harder aan te pakken. Deze resultaten kunnen eveneens gebruikt worden bij het maken van investeringsbeslissingen in verband met de zwerfvuilaanpak. De overheid of gemeenten kunnen bijvoorbeeld de inzet van meer manuren om zwerfvuil op te ruimen beter verantwoorden, als ze kunnen aantonen dat de kosten van deze manuren opwegen tegen het baten voor de bevolking. De gevonden BTB kan immers gebruikt worden om het baten van zwerfvuilvermindering in een kosten-batenanalyse te berekenen, aangezien deze gebruikte methode (het keuze-experiment) zowel de optiewaarde, de bestaanswaarde als de gebruikswaarde van de milieuverbetering opneemt in de berekening. Het bestaande beleid kan ook geëvalueerd worden door middel van de bekomen BTB. Er waren bij de laatste berekeningen in 2008 ongeveer 2.6 miljoen gezinnen (Vlaamse Milieumaatschappij,
16
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef 2011). Als men dit getal vermenigvuldigt met de gevonden BTB kan men zien of dit getal overeenkomt met het bedrag dat momenteel gespendeerd wordt aan het opruimen en vermijden van zwerfvuil. In dit onderzoek kan deze exacte berekening niet uitgevoerd worden wegens het ontbreken van enkele gegevens in verband met de aan zwerfvuilbestrijding gespendeerde bedragen. Dit onderzoek kan eventueel wel bijdragen tot volgende onderzoeken die deze berekening wel kunnen maken. Om toch een indicatie te krijgen werd een -onvolledige- berekening uitgevoerd voor de stad Gent. In Gent werd in 2009 2.2 miljoen euro uitgegeven aan het bestrijden van zwerfvuil. Er waren toen 114 843 gezinnen (Vlaamse Overheid, 2009) die volgens onze studie 31.59 euro willen betalen voor een volledig zwerfvuilvrije omgeving. Er kon dus 3.6 miljoen uitgegeven worden, om zwerfvuil te bestrijden. Deze berekening geeft aan dat er vermoedelijk meer gedaan kan worden om zwerfvuil in Gent te bestrijden. Merk wel op dat dit geen sluitende berekening is, aangezien de steekproef niet representatief is voor de Vlaamse populatie en de BTB slechts een minimumschatting is aangezien in het onderzoek enkel over de zwerfvuilaanpak op stopplaatsen langs snelwegen gaat. Er ontbreekt eveneens enkele info in verband met de aan zwerfvuilbestrijding gespendeerde bedragen in Gent. De analyse van factoren die een invloed zouden kunnen hebben op de BTB voor het verminderen van zwerfvuil toont dat leeftijd, diploma of inkomen geen significante verschillen in BTB opleveren. Hoewel bij een grotere steekproef de resultaten misschien wel significant zouden kunnen zijn. Ondanks de relatief kleine steekproef vonden we toch dat vrouwen een significant hoger bedrag willen betalen voor een zwerfvuilvermindering van 60 %. Ook mensen die lid zijn van een natuurvereniging zijn bereid om een significant hoger bedrag te betalen voor een kleine zwerfvuilvermindering. Deze bevindingen zijn in lijn met het onderzoek van Torgler, García-Valiñias & Macintyre (2008), waarin de belangrijkste conclusie was dat mensen die lid zijn van een natuurvereniging het minste zwerfvuil veroorzaken. West-Vlamingen zijn eveneens bereid om een hoger bedrag te betalen voor een kleine zwerfvuilvermindering. Hieruit kunnen we besluiten dat woonplaats een invloed heeft op de BTB. Hoewel mensen vinden dat de omgeving steeds onaantrekkelijker wordt bij de aanwezigheid van zwerfvuil, betekent dit niet dat ze méér willen betalen voor het verminderen van zwerfvuil. Mensen die de stopplaatsen vaker gebruiken voor het werk zijn bereid een lager bedrag te betalen voor het verminderen van zwerfvuil dan mensen die de stopplaatsen niet gebruiken voor het werk. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ze slechts kort op de stopplaatsen blijven, om bijvoorbeeld te tanken en dan snel door te gaan. Mensen die de stopplaatsen niet voor het werk gebruiken zouden hier mogelijk langer blijven, en daardoor een hogere BTB voor het verminderen van zwerfvuil kunnen vertonen. Op basis van deze bevindingen kan besloten worden dat mannen een lagere BTB vertonen voor het verminderen van zwerfvuil. Hierdoor kan een zwerfvuilcampagne specifiek gericht op mannen misschien een vermindering van zwerfvuil opleveren. Hoewel dit niet met zekerheid gezegd kan worden, aangezien de BTB niet meet wie de veroorzakers van zwerfvuil zijn. Een betere bewustmaking kan echter wel helpen om de BTB te verhogen, waardoor er nog meer potentieel zou zijn voor de overheid en gemeenten om zwerfvuil aan te pakken. Dit zou een betere en meer verantwoorde zwerfvuilbestrijding tot gevolg kunnen hebben. De andere gevonden effecten kunnen niet veel bijdragen tot een betere beleidsvoering, maar geven toch een beter inzicht in wie er een hogere of lagere BTB vertoont om zwerfvuil te verminderen. Er is ook het besef dat dit onderzoek zich toelegt op het curatief optreden. Er wordt namelijk nagegaan wat de BTB is voor het opruimen van zwerfvuil dat er al is. Er wordt dus opgemerkt dat een ideaal beleid zich zou focussen op de preventie van zwerfvuil, in plaats van het opruimen ervan.
17
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef 4.2
Beperkingen van het onderzoek
De grootste beperking van dit onderzoek is dat het niet veralgemeenbaar is naar de volledige Vlaamse populatie, omdat gebruik gemaakt is van een gemakssteekproef via e-mail. Ook het lage aantal respondenten is vooral voor de significantie van de interactie-effecten een beperking. Het vinden van significante resultaten van de BTB voor zwerfvuilverminderingen in dit onderzoek geeft wel een opstapje voor eventuele latere onderzoeken. Deze onderzoeken kunnen een zorgvuldigere gekozen, aselecte steekproef gebruiken om deze resultaten te controleren. Het gebruik van een keuze-experiment geeft ook steeds enkele onzekerheden, aangezien het gebaseerd is op enkele assumpties, bijvoorbeeld over hoe respondenten hun keuze maken. Er wordt namelijk verondersteld dat het nut dat de respondent ondervindt, gebaseerd is op de karakteristieken van het goed, in plaats van op het goed zelf. Een tweede assumptie is, dat de respondent het alternatief zal kiezen waarbij hij het meeste nut ondervindt (Ek, 2002). Toch zijn er al meerdere studies gebeurd die het gebruik van keuze-experimenten als economische waarderingsmethode geëvalueerd hebben, met positief resultaat (Carlsson & Martinsson, 2001; Boxall, Adamowicz, Swai, Williams, & Louviere, 1996). De techniek wordt ook algemeen aanvaard en in verschillende handboeken als waarderingstechnieken opgenomen. Voor meer informatie over keuze-experimenten en de beperkingen ervan wordt verwezen naar de handboeken van Bateman, et al. (2002), Champ, Boyle, & Brown (2003) en Pearce, Atkinson, & Mourato (2006).
5
Conclusie
Dit onderzoek ging na of er een betalingsbereidheid (BTB) is voor het verminderen van zwerfvuil op stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen. Hierdoor kan een beter zicht gekregen worden op hoeveel zwerfvuilvermindering op openbare plaatsen waard is. Dit kan nuttig zijn bij het uitvoeren van kosten-batenanalyses, bij het maken van investeringsbeslissingen, of voor het evalueren van het bestaande Vlaamse zwerfvuilbeleid. Een tweede analyse ging na of er bepaalde interactie-effecten aanwezig zijn, die deze BTB beïnvloeden, om zo een vollediger en duidelijker beeld van de BTB te vormen. De BTB werd nagegaan door middel van een keuze-experiment, waarin gevraagd werd een keuze te maken tussen twee projecten waarbij stopplaatsen langs Vlaamse snelwegen verbeterd zouden worden. Er kon ook gekozen worden voor de status quo optie waarbij de situatie zou blijven zoals deze nu is. De respondenten werden gekozen door een gemaksteekproef waarbij een e-mail verstuurd werd naar vrienden en kennissen en hierin de vraag gesteld werd om de enquête door te sturen naar anderen. Er waren in totaal 102 respondenten die 16 keuzekaarten invulden. De respondenten gaven ook hun socio-demografische gegevens, die gebruikt werden om de interactieeffecten te berekenen. Er werd een significant positieve BTB gevonden van gemiddeld 20.80 euro, 22.98 euro en 31.59 euro voor een vermindering van respectievelijk 30 %, 60 % en 100 % zwerfvuil. De respondenten waren ook bereid te betalen voor een verbetering van de veiligheid. Voor het plaatsen van camera’s was er een gemiddelde BTB van 23.07 euro, voor camera’s en regelmatige politiecontrole was er een gemiddelde BTB van 25.36 euro. Voor continue bewaking van de stopplaatsen was men bereid om slechts 17.15 euro te betalen. Voor een verbetering van sanitaire voorzieningen was er eveneens een positieve BTB, maar lager dan voor zwerfvuil en veiligheid. Om op elke stopplaats sanitaire voorzieningen ter beschikking te hebben wouden de respondenten gemiddeld 15.07 euro betalen. Om overal sanitaire voorzieningen te hebben die dagelijks onderhouden worden, was de gemiddelde BTB 18.47 euro. De resultaten voor recreatiemogelijkheden waren niet significant. De respondenten vinden recreatiemogelijkheden op stopplaatsen langs snelwegen dus niet belangrijk, aangezien er bij het maken van hun keuze tussen de projecten hier weinig rekening mee gehouden werd.
18
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Er werden geen interacties gevonden tussen de BTB voor zwerfvuilvermindering en leeftijd, inkomen of opleiding. Mensen die lid zijn van een natuurvereniging willen wel significant meer betalen voor een kleine zwerfvuilvermindering . Zij willen ongeveer 10 euro meer betalen voor 30 % minder zwerfvuil, tegenover mensen die geen lid zijn van een natuurvereniging . Vrouwen willen ook een significant hoger bedrag (± €29) betalen, voor een vermindering van 60 % zwerfvuil, dan mannen (± €18). Mensen die de stopplaatsen vaak gebruiken voor het werk willen een significant lager bedrag betalen dan mensen die de stopplaatsen niet gebruiken voor het werk. Mensen die zich altijd aan zwerfvuil ergeren willen daarom niet meer betalen dan mensen die zich niet altijd aan zwerfvuil ergeren. Aangezien er een positieve BTB gevonden werd voor het verminderen van zwerfvuil, kunnen we besluiten dat de Vlaamse overheid en de gemeenten potentieel hebben om zwerfvuil harder aan te pakken. Ze kunnen immers op basis van de gevonden BTB investeringsbeslissingen maken om zwerfvuil te bestrijden. Er wordt wel aangeraden om in een volgend onderzoek gebruik te maken van een steekproef representatief voor de Vlaamse bevolking, en vervolgens het bestaande beleid eerst te evalueren door middel van een kosten-batenanalyse. Een beleidsevaluatie kon in dit onderzoek niet gebeuren wegens gebrek van concrete cijfers van hoeveel er jaarlijks gespendeerd wordt aan het bestrijden van zwerfvuil.
19
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef 6
Referenties
Action Research. (2009). Littering Behavior in America: results of a national study. San Marcos: Keep America Beautiful. Opgehaald op 27 december, 2011, van http://www.kab.org/site/DocServer/KAB_Report_Final_2.pdf?docID=4581 Adamowicz, W., Boxall, P., Williams, M., & Louviere, J. (1998). Stated Preference Approaches to Measuring Passive Use Values: Choice Experiments versus Contingent Valuation. American Journal of Agricultural Economics , 80 (1), 64-75. Opgehaald op 27 december, 2011, van http://economics.thacher.us/Home/teaching2/survey-of-environmental-and-naturalresource/papers/ce/AdamowiczEtAl1998.pdf ANWB. (2009). Test 101 stopplaatsen (zonder tank- of restaurantfaciliteiten) langs de snelweg 2009. Opgeroepen op 19 oktober, 2011, van ANWB: http://www.anwb.nl/verkeer/nieuwsen-tips/archief,/buitenland/2009/augustus/Stopplaatsen-ongeschikt-voor-rustpauze.html Bateman, I. J., Carson, R. T., Day, B., Hanemann, M., Hanley, N., Hett, T., et al. (2002). Economic Valuation with Stated Preference Techniques: a manual. Cheltenham: Edward Elgar Publishing. Boxall, P. C., Adamowicz, W. L., Swai, J., Williams, M., & Louviere, J. (1996). A comparison of stated preference methods for environmental valuation. Ecological Economics , 18 (3), 243-253. doi: 10.1016/0921-8009(96)00039-0 CD&V. (2010, februari 16). Het opruimen van het zwerfvuil lukt al, nu het voorkomen en beboeten nog. Opgeroepen op 28 december , 2011, van CD&V: http://www.cdenv.be/actua/nieuws/het-opruimen-van-het-zwerfvuil-lukt-al-nu-hetvoorkomen-en-beboeten-nog CD&V. (2007, 5 april). Zwerfvuil gewikt, gewogen en betaald. Opgeroepen op 13 december, 2011, van CD&V: http://www.cdenv.be/sites/cdenv/files/zwerfvuilanalyse.pdf Carlsson, F., & Martinsson, P. (2001). Do Hypothetical and actual Willingness to Pay Differ in Choice Experiments - Application to the Valuation of the Environment. Journal of Environmental Economics and Management , 14 (2), 179-192. doi:10.1006/jeem.2000.1138 Champ, P. A., Boyle, K. J., & Brown, T. C. (2003). A Primer on Nonmarket Valuation. Nederland: Kluwer Academic Publications. Cialdin, R. B., Reno, R. R., & Kallgren, C. A. (1990). A focus theory of normative conduct: Recycling the concept of norms to reduce littering in public places. ournal of Personality and Social Psychology , 58 (6), 1015-1026. doi: 10.1037/0022-3514.58.6.1015 de Kort, Y. A., McCalley, T. L., & Midden, J. H. (2008). Persuasive Trash Cans, Activation of Littering Norms by Design. Environment and Behavior . doi: 10.1177/0013916507311035. Ek, K. (2002). Valuing the Environmental Impacts of Wind Power: A Choice Experiment Approach. Zweden: Luleã University of Technology. Opgehaald op 6 januari, 2012, van: http://epubl.ltu.se/1402-1757/2002/40/LTU-LIC-0240-SE.pdf
20
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Geers, S. (2011). The impact of litter on urban comunities and litter reduction strategies. Milwaukee: University of Wisconsin. Opgehaald op 21 december, 2011, van http://www.glwi.uwm.edu/research/aquaticecology/kkriver/StudentPapers.php Greenpeace. (2011). The trash vortex. Opgeroepen op 13 december, 2011, van Greenpeace: http://www.greenpeace.org/international/en/campaigns/oceans/pollution/trash-vortex/ Grover, S. (2009). Roadkill and Litter: How Tossing Your Trash Kills Animals. Opgeroepen op 13 december, 2011, van Treehugger: a discovery company: http://www.treehugger.com/natural-sciences/roadkill-and-litter-how-tossing-your-trashkills-animals.html Leads
United. (z.j.). Zwerfvuil: Afvalstoffenmaatschappij.
achtergrondinformatie.
Mechelen:
Openbare
Vlaamse
Moriwaki, H., Kitajima, S., & Katahira, K. (2008). Waste on the roadside, 'poi-sute' waste: Its distribution and elution potential of pollutants into environment. Waste management (29), 1192-1197. doi:10.1016/j.wasman.2008.08.017 OVAM. (2006). Zwerfvuil in Vlaanderen 2006 Analyse van proefstroken. Mechelen: OVAM. Pearce, D., Atkinson, D., & Mourato, S. (2006). Cost-Benefit Analysis and the Environment recent developments. Verenigd Koninkrijk: OECD Publishing. Prague Post Endowment Fund. (2003). Litter. An Environmental Education Program of the Prague Post Endowment Fund , 4 (9). Opgehaald op 21 oktober, 2011, van www.praguepost.cz/PPEF/09SC030219.pdf Proost, S., & Rousseau, S. (2007). Inleiding tot de milieueconomie. Leuven: Acco. Rose, J. M., & Bliemer, M. C. (2010). Sample optimality in the design of stated choice experiments. Delft: Technologische Universiteit Delft. Opgehaald op 19 oktober, 2011, van http://www.narcis.nl/publication/RecordID/oai:tudelft.nl:uuid:9dc8dc65-36bb-4841-af300ff5f6ed4aa8/Language/en Storrier, K., & McGlashan, D. (2006). Development and management of a coastal litter campaign: The voluntary coastal partnership approach. Marine Policy (30), 189-196. doi:10.1016/j.marpol.2005.01.002 Torgler, B., García-Valiñias, M. A., & Macintyre, A. (2008). Justifiability of Littering: An Empirical Investigation. QUT School of Economics and Finance . Opgehaald op 25 oktober, 2011, van http://ageconsearch.umn.edu/ Vlaamse Milieumaatschappij. (2011). Huishoudens. Opgeroepen op 13 december, 2011, van Milieurapport Vlaanderen: http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/MIRAT/sectoren/huishoudens/bevolking-en-huishoudens/aantal-huishoudens-volgens-grootte/ Vlaamse Overheid AWV. (2011). Zwerfvuil. Opgeroepen op 13 december, 2011, van Agentschap wegen en verkeer: http://www.wegenenverkeer.be/milieuzorg/zwerfvuil.html Vlaamse Overheid. (2009). Statistieken over huishoudens. Opgeroepen op 6 januari, 2011, van Lokale Statistieken: http://aps.vlaanderen.be/lokaal/domeinen/demografie/kk_rapport_demo.html
21
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Appendices Tabel A1 resultaten van alle geteste interactie-effecten Interacties Vrouw
Geen vrouw = man
Universitair diploma
Gebruikt stopplaatsen enkele keren per maand
minstens
Lid natuurvereniging natuurpunt, Greenpeace,…)
(WWF,
Geen lid natuurvereniging
Gezinsinkomen lager dan of gelijk aan 2000 euro Woont in Oost-Vlaanderen
Woont in West-Vlaanderen
Woont niet in West-Vlaanderen
Woont in Vlaams-Brabant
Woont in Limburg
Woont in Antwerpen
18-26 jaar oud
27-40 jaar oud
41-55 jaar oud
β 30 % minder zwerfvuil
β 60 % Minder zwerfvuil
β100 % minder zwerfvuil
0.3715655
0.584274
0.4826461
(1.42)
(2.07)**
(1.59)
0.6932318
0.6630785
1.098022
(3.32)***
(2.74)***
(4.84)***
0.1858258
0.0461849
0.04733547
(0.69)
(0.15)
(0.15)
-0.573685
-0.7714944
-1.444812
(-0.70)
(-0.69)
(-1.00)
0.4577873
0.3784314
0.5963470
(1.65)*
(1.26)
(0.85)
0.8125987
0.9224225
1.252302
(4.74)***
(4.49)***
(7.44)***
0.6173747
0.5696825
0.4398088
(1.57)
(1.60)
(0.85)
-0.1630941
-0.0424769
-0.0308915
(-0.11)
(-0.15)
(-0.63)
1.077398
0.8616103
0.5070155
(4.42)***
(2.28)***
(1.55)
0.8208275
0.9297248
1.1328623
(4.85)***
(4.54)***
(8.07)***
-0.3313549
-0.4820714
-0.5333485
(-0.85)
(-1.14)
(-1.26)
-0.1513904
-0.1173138
-0.1328279
(-0.21)
(-0.19)
(-0.25)
0.1865707
0.0175893
0.1613464
(0.71)
(0.06)
(0.54)
0.0940577
0.3272973
0.384586
(0.36)
(1.16)
(0.13)
0.2218262
0.0128059
0.1605783
(0.82)
(0.04)
(0.52)
-0.2785783
-0.03178647
0.0009512
(-0.75)
(-0.77)
(0.00)
22
Hogeschool - Universiteit Brussel Faculteit Economie & Management
Masterproef Interacties
β 30 % minder zwerfvuil
β 60 % Minder zwerfvuil
β100 % minder zwerfvuil
-0.3872783
-0.6367264
-0.653123
(-0.57)
(-0.82)
(-0.97)
-0.2832186
-0.3634729
-0.8166404
(-0.70)
(-0.73)
(-1.68)*
0.92426
1.028048
1.435182
(5.41)***
(4.11)***
(8.43)***
Zwerfvuil maakt de omgeving altijd onaantrekkelijk
-0.2987406
-0.5170243
-0.2470556
(-1.14)
(-1.77)*
(-0.79)
Zwerfvuil maakt de omgeving niet altijd onaantrekkelijk
1.103405
1.343796
1.532833
(4.69)***
(4.53)***
(5.43)***
-0.2418747
-0.1367848
-0.1559251
(-0.92)
(-0.47)
(-0.50)
Ouder dan 55
Gebruikt stopplaatsen voor het werk
Gebruikt stopplaatsen niet voor het werk
Veroorzaakt nooit zwerfvuil
***,** en *= significant verschillend van nul met respectievelijk 99 %, 95 % en 90 % betrouwbaarheid.
Abstract in English This paper examines the willingness to pay (WTP) for reducing litter at rest areas near Flemish highways, using a choice-experiment. The results of the experiment show a positive and significant WTP for a litter reduction of 30 %, 60 % and 100 %. Other factors were tested to see if they influenced the WTP. A significant higher WTP was found for women at the 60 % litter reduction level. People who are member of an environmental organization are willing to pay a significant higher amount for a small litter reduction. Other plausible interactions like age, income and education didn’t show significant differences in WTP in this experiment.
23