DE BESTRIJDING VAN VOETBAL GERELATEERD GEWELD BIJ INTERNATIONALE COMPETITIES Martin Hermans, hoofdinspecteur lokale politie GAOZ, beheerder veiligheidsdossier KRC Genk
In het kader van de wedstrijden van de Champions League en met het EK 2004 en het WK 2006 in het vooruitzicht, ging er op initiatief van België op 6 en 7 februari 2003 een seminarie door in de Marinekazerne LTZ Billet te Brugge, teneinde de samenwerking op internationaal vlak, inzake de bestrijding van voetbalgeweld, te verbeteren. Op uitnodiging van het ministerie van Binnenlandse Zaken-Voetbalcel, vergaderden er afgevaardigden van de respectievelijke ministeries van Binnenlandse Zaken en van de politie uit Duitsland, Engeland, Nederland en Portugal, met als doelstelling vorm te geven aan een informele internationale denktank ter bestrijding van voetbalgeweld. In dit kader werd het nuttig geacht om via vertegenwoordigers van de lokale politie van de politiezones Brugge en van GAOZ, praktische ervaringen te vernemen met betrekking tot de informatie-uitwisseling bij de wedstrijden (zowel thuis als op verplaatsing) van Club Brugge en van KRC Genk in het kader van de Champions League dit seizoen. Bij de beide lokale politiediensten, verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde bij de voetbalwedstrijden van hogergenoemde clubs werd vastgesteld dat, ondanks de geldende directieven van de Raad van Europa inzake bestrijding van wangedrag en geweld bij sportevenementen en in het bijzonder bij voetbalwedstrijden en ondanks de initiatieven voorafgaand aan deze Europese campagne uitgaande van de “Central Information Unit for Hooliganism” (Nederland-Utrecht) met o.a. de “International Police Meeting Champions League” van 10 september 2002 te Nederland-Schiphol, er in de praktijk grote problemen blijven bestaan om in het kader van het handhaven van de openbare orde bij internationale voetbalwedstrijden aan voldoende bruikbare informatie te komen noodzakelijk voor de operationele organisatie van de plaatselijke ordediensten. Bijzonder indien clubs uit Zuid-Europa en uit Oost-Europa als tegenstanders geloot worden, wijst de praktijk uit dat er in het kader van het handhaven van de openbare orde, op geen enkele wijze bruikbare informatie kan bekomen worden nodig voor het samenstellen van een functioneel dispositief. Dit gebrek aan informatie is voor een deel te verklaren door het feit dat de supportersclubs in deze landen in feite functioneren zonder veel officiële structuur en weinig of geen rechtstreekse binding hebben met de clubbesturen. Het ‘anders’ inschatten van de problematiek door plaatselijke overheden is hierbij echter evenmin te onderschatten. Zo ervoer men in Genk dat in het kader van de eerste wedstrijd van KRC Genk in de Champions League tegen AEK Athene, het niet mogelijk bleek om de Griekse autoriteiten ter zake
telefonisch te contacteren. Telkens opnieuw haakte men er na de introductie gewoon de hoorn in. Ook contactnames via fax, e-mail via ambassades en ook pogingen langs Cyprus leverden op onze vragen en verzoeken, niet enige respons. De praktijk leert dat in het geval van KRC Genk met een loting tegen de elftallen van Sparta Praag, AEK Athene, A.S. Roma en Real Madrid een voor de ordediensten moeilijke klus tot een goed einde diende te worden gebracht. Er was een gebrek aan elementaire informatie inzake de te verwachten toeschouwersaantallen, de herkomst, het al of niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd, de wijze van verplaatsen, tijdstippen en plaatsen van aankomst respectievelijk in België en vervolgens te Genk. De aard en de intenties van deze supporters maakte het de plaatselijk ordediensten onmogelijk om een correcte inschatting van de situatie te kunnen maken o.m. het aantal in te zetten manschappen en het te organiseren dispositief van de ordediensten noodzakelijk voor het handhaven van de openbare orde voor, tijdens en na de wedstrijden van de Champions League. Buiten de problemen in de onmiddellijke omgeving van het stadion waar de wedstrijd doorgaat, is er bovendien weinig of geen zicht op de te volgen reiswegen, parkings en steden die tijdens de heen- en/of terugreis al dan niet worden aangedaan door dergelijke groepen supporters die zich per autobus of met persoonlijk vervoer verplaatsen. Bijgevolg krijgt men soms onvoorbereid te maken met het onverwacht opduiken van al of niet gewelddadige supportersgroepen bij benzinestations langs autosnelwegen of in het centrum van een of andere stad. Bij vliegtuigreizen blijkt het niet mogelijk de nodige info te bekomen omtrent transfers van de luchthaven naar de stadions of over de tijdsbesteding van een groep supporters in afwachting van de verplaatsing naar het stadion. Voor de thuiswedstrijd tegen Real Madrid bleek het bijvoorbeeld niet mogelijk supportersgroepen te contacteren om reiswegen, aanrijroutes, parkings,... af te spreken. Het werd voor de ordediensten quasi onmogelijk om de beide supportersgroepen voor en na de wedstrijd gescheiden te houden. Zelfs tijdens de UEFA-meeting enkele uren voor de wedstrijd was er niet enige info beschikbaar voor de politiediensten. Dit is dan vaak al voldoende om voor en/of na de wedstrijd confrontaties te zien ontstaan die hadden kunnen vermeden worden mits een betere begeleiding van de bezoekende supporters. Bij de inschatting en voorbereiding van de ordedienst kan men voorzichtigheidshalve steeds uitgaan van een ‘worst-case scenario’. Om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, organiseert men dan een maximale inzet van de ordediensten, zoals enkele keren te Genk gebeurde. In de praktijk bleek regelmatig dat in de verre omgeving geen bezoekende supporter te bespeuren viel. Los van de enorme overbodige kosten die dergelijke politie-inzet vereisen, ontwricht deze voor een groot deel de dagdagelijkse werking van een middelgroot politiekorps zoals dat van de politiezone GAOZ.
Bovendien roept een dergelijke overbodige inzet ook nog eens vragen op bij de manschappen omtrent het nut hiervan. Men kan ook kiezen voor een meer afwachtende houding met het risico na aankomst van een gewelddadige groep supporters, ter elfder ure beroep te moeten doen op het piket van de DAR om de situatie onder controle te kunnen houden. Ervaringen zowel in Genk als in Brugge inzake info-uitwisseling over te verwachten supportersverplaatsingen bij wedstrijden tegen ploegen uit de Duitse Bundesliga (Werder Bremen en VFB Stuttgart), golden daarentegen als schoolvoorbeelden van hoe het wel kan en zou moeten. Voor deze wedstrijden was er telkens onmiddellijk na de loting rechtstreeks contact tussen de beide verantwoordelijke politiediensten met bovendien een nuttige uitwisseling van spottersteams op de dagen van de wedstrijden. Men kon van bij de prille voorbereiding van deze wedstrijden tot na de terugreis van de desbetreffende supporters beschikken over alle mogelijke nuttige informatie. De bestaande rechtstreekse contacten maakten het probleemloos mogelijk te anticiperen en tijdig de opgezette scenario’s bij te sturen, afhankelijk van de gedragingen van de betrokken supportersgroepen. Zo was het voor de ordediensten in de politiezone GAOZ bijvoorbeeld nuttig te weten dat de harde kern van de Bremen supporters, in tegenstelling tot de eerste berichten, niet met autobussen maar met gehuurde voertuigen de verplaatsing maakte. Bovendien was het interessant tijdig te weten dat men de intentie had om eerst naar het stadscentrum te komen om van daaruit in groep te voet naar het stadion te trekken, in plaats van rechtstreeks met de voertuigen naar het stadion te rijden. De UEFA zou in deze problematiek als motivator van de clubs kunnen fungeren indien naast de commerciële bekommernissen, waarbij zware boetes zijn voorzien voor de clubs bij het niet naleven van de contractuele verplichtingen, er contractueel gelijkaardige sancties kunnen worden opgelegd bij het niet zorgvuldig naleven van de geldende richtlijnen inzake de veiligheidsproblematiek en de hierbij horende info-uitwisselingen. Ook bij de politiediensten zelf, dient inzake de info-uitwisseling ter bestrijding van het voetbal gerelateerd geweld, nog een en ander op punt te worden gesteld. Zo blijft het tot op heden problematisch om, in de verschillende West-Europese landen de volgens de ‘European Manuel’ afgesproken indeling van supporters in cat.A (gewone supporter-normaal niet gewelddadig), B (risicosupporter-kan gewelddadig worden-meeloper) en C (risicosupporter-gewelddadigvolgt het team alleen om geweld en incidenten uit te lokken), op dezelfde wijze te gebruiken en te interpreteren. Dat verschillende interpretaties van de respectievelijke aantallen B- en C supporters aanleiding kan geven tot verkeerde inschattingen door de plaatselijk verantwoordelijke ordediensten, behoeft geen verder betoog. Wat bijvoorbeeld in België bij internationale competities problematisch blijft, is een duidelijke regeling en in het bijzonder het invullen van het kostenplaatje van de inzet van spotters bij verplaatsingen. Dat deze
spotters bij dergelijke uit-wedstrijden belangrijk en nuttig werk kunnen verrichten, werd in de afgelopen Europese campagne van KRC Genk herhaaldelijk bewezen. Dat de inzet van deze spotters echter voor een groot deel afhangt van de bereidheid van de club om een deel van de kosten voor haar rekening te nemen, lijkt niet de ideale situatie. Het gevaar is niet denkbeeldig dat deze inzet van de spotters namelijk door de clubs als een soort van alibi voor eventuele tekortkomingen zal gezien en gebruikt worden. Dat rond het voetbal gerelateerd geweld en de bestrijding hiervan praktisch in alle landen vergelijkbare problemen opduiken, blijkt bijvoorbeeld uit de moeilijkheden die er overal zijn om opgelegde stadionverboden ook daadwerkelijk te doen naleven. Pogingen om sluitende ticketsystemen te ontwikkelen, werken tot op heden nergens voor diegenen die de moeilijkheden veroorzaken en voor wie deze maatregelen in feite bedoeld zijn. Integendeel, eerder de modale voetballiefhebber die occasioneel een of andere wedstrijd wenst bij te wonen, wordt het moeilijk gemaakt een ticket te bekomen. De steeds zwaardere verzuchtingen die in deze materie van de camera surveillance van de stadions verwacht worden, komen niet steeds overeen met de bereikte resultaten. Het identificeren van personen met lopende stadionverboden of van verdachten van bepaalde feiten in de stadions, kent vooral succes indien de verdachten persoonlijk gekend zijn door de spotters. Deze camera-surveillance in de stadions blijkt vaak zeer nuttig voor de sturing van de operationele inzet van de stewards en van de ordediensten. De controle op de naleving van opgelegde stadionverboden en de veel gehoorde meldingsplicht veroorzaken eveneens in andere landen gelijkaardige praktische problemen met betrekking tot het waar en wanneer,
..., om vaak te eindigen bij het gebrek aan sancties bij het negeren van deze
meldingsplicht. Hoe meer stadionverboden er opgelegd worden, hoe moeilijker het in de praktijk zal zijn om deze ook daadwerkelijk te doen naleven. Bovendien vraagt het sluitend doen naleven van deze stadionverboden opnieuw een enorme operationele inzet. Met de huidige ontwikkelingen dat er meer en meer problemen met gewelddadige supporters ontstaan voor en na de wedstrijden buiten de stadions, dan tijdens de wedstrijden in de stadions, zouden deze stadionverboden wel eens de achilleshiel van de bestrijding van het voetbal gerelateerd geweld kunnen vormen. Ook de in België in ontwikkeling zijnde perimeters van 5 km rond de respectievelijke stadions, waar de vernieuwde voetbalwet van toepassing zal worden, zullen vermoedelijk de feiten achterna hollen. Deze perimeters zullen al snel enkel een verschuiving van het fenomeen bewerkstelligen verder van het stadion weg dan de voorziene 5 km. Hierdoor is een en ander zonder beduidende bijkomende inzet van ordediensten nog moeilijker te organiseren, te controleren en te beveiligen. In Engeland kunnen stadionverboden via de rechtbank worden opgelegd voor feiten inzake voetbal gerelateerd geweld. Ook kunnen aan de hand van videobeelden en voor feiten in het buitenland, stadionverboden worden uitgesproken. Voor internationale ontmoetingen is het mogelijk om personen, die de laatste 10 jaar een veroordeling opliepen of die regelmatig bij voetbal gerelateerd geweld aanwezig waren, een verbod op te leggen om het
land te verlaten. Vijf dagen voor de wedstrijd of voor de aanvang van het tornooi dient betrokkene dan zijn paspoort in te leveren. De lijsten van personen met stadionverbod zijn beschikbaar voor buitenlandse politiediensten. Deze lijsten worden er ook bekend gemaakt aan de reisagentschappen die buitenlandse verplaatsingen organiseren. Het negeren van het stadionverbod en van het verbod om het land te verlaten, vormen nieuwe misdrijven waarvoor opnieuw veroordelingen mogelijk zijn. Bij het WK 2002 in Japan reisden 1.400 Engelse supporters af naar het land van de rijzende zon. Onder deze Engelse supporters werd slechts 1 persoon met lopend stadionverbod aangetroffen. De politiediensten in Engeland ervaren dat door hun verregaande bevoegdheden, gekende hooligans zich bewust ‘low-profile’ houden om bepaalde sleutelwedstrijden of belangrijke tornooien zoals het EK 2004 in Portugal te kunnen bijwonen. In Duitsland heeft men een zwarte lijst met ongeveer 1.500 uitgeslotenen. Bij feiten inzake voetbal gerelateerd geweld, verstrekt de politie de beschikbare info aan de clubs. Voor de feiten voor de rechtbank behandeld worden, sluit de club vaak de betrokkene burgerrechtelijk preventief uit. Een gemiddelde van 20 uitsluitingen per club lijkt men er mits een gerichte en persoonlijke aanpak nauwgezet te kunnen controleren. Nog in Duitsland stelt men de verschuiving van het voetbal gerelateerd geweld tijdens de wedstrijd in de stadions naar buiten de stadions voor en na de wedstrijden vast. Gelijkaardig als in Engeland zijn in Duitsland stadionverboden mogelijk voor voetbal gerelateerd geweld door Duitse onderdanen gepleegd in het buitenland. Indien er inlichtingen zijn dat betrokkenen gaan reizen, zijn de nodige gegevens beschikbaar voor buitenlandse politiediensten. In Nederland telt men 1.100 burgerrechtelijke en een tiental gerechtelijke stadionverboden. Zeventig procent van deze personen met stadionverbod zijn ‘first-offenders’. Nieuw in Nederland is dat de burgemeester de bevoegdheid krijgt om stadionverbod op te leggen. Het strikt doen naleven van de burgerrechtelijk opgelegde stadionverboden, vormt er een probleem. Een meldingsplicht bestaat er alleen voor gerechtelijke stadionverboden. Net zoals overal elders in Europa worden clubs en verantwoordelijken in het voetbalgebeuren uitgebreid en soms zelfs zwaar bedreigd met o.a. kogels in enveloppes om toch tickets of abonnementen te verschaffen. Ook in Nederland is men niet echt tevreden over de resultaten van de camera bewaking van de stadions. Men is er net als overal op zoek naar een systeem met een hogere ‘hit’-mogelijkheid. Controle van de stadionverboden en identificaties van personen aan de hand van de gemaakte videobeelden, levert momenteel beperkte resultaten op. België kent momenteel 200 lopende stadionverboden. Dit betreft burgerrechtelijke uitsluitingen, administratieve stadionverboden en gerechtelijke uitsluitingen. Met uitzondering van de gerechtelijke
stadionverboden, bestaat er geen meldingsplicht voor de uitgeslotenen. Ook bij gerechtelijke stadionverboden wordt deze meldingsplicht slechts sporadisch opgelegd. In afwachting van de behandeling van het dossier voor de rechtbank is het, ingevolge het geheim van het onderzoek voor de politiediensten, uitgesloten te communiceren met de clubs. De voorafgaande burgerrechtelijke stadionverboden uitgaande van de clubs vormen dan ook eerder uitzonderingen. Stadionverboden met onmiddellijke ingang kunnen weer wel worden opgelegd als beveiligingsmaatregel uitgaande van het openbaar ministerie of mits bevestiging door het ministerie van Binnenlandse Zaken door de verantwoordelijke politieofficier. De voetbalcel van het ministerie van Binnenlandse Zaken dringt er momenteel bij de politiediensten op aan om bij geweld bij voetbalwedstrijden meer en sneller gebruik te maken van de geldende voetbalwet om zo de administratieve stadionverboden en bijbehorende boetes meer te gebruiken. Ook in België vormt het strikt doen naleven van opgelegde stadionverboden in feite een probleem. Het gehanteerde ticketsysteem en het gehannes met de fankaart faalt ook hier voor diegenen voor wie deze maatregelen vooral bedoeld waren. Een opvolging van de betrokken supporters die persoonlijk gekend zijn door de spotters en die zowel bij uit- als thuiswedstrijden deze hooligans van nabij volgen, levert momenteel nog steeds de beste resultaten. Het spreekt echter vanzelf dat bij twintig of meer uitgeslotenen per club een en ander niet te volgen blijft voor twee spotters tussen 25.000 supporters. Portugal vormt de uitzondering inzake stadionverboden. Bij voetbal gerelateerd geweld is in Portugal het gewone strafrecht van toepassing en komen de feiten voor de rechter. Een administratief stadionverbod tot twee jaar kan als bijkomende sanctie worden opgelegd door de ‘President of the Institute of Sports’ maar werd tot op heden nog nooit toegepast. In Portugal zijn er bijgevolg ook geen moeilijkheden rond het naleven van stadionverboden. De feiten tonen nochtans aan dat er inzake voetbal gerelateerd geweld ook daar, net zoals overal elders, toch wel een en ander gaande is. De Portugeese politie omschrijft de hooligans als beperkt in aantal doch extreem gewelddadig. Ondanks het feit dat men een goed zicht heeft op de betrokkenen, slaagt men er tot op heden niet echt in om het probleem krachtdadig aan te pakken. Overheid en publieke opinie vinden dat de politie het probleem maar moet controleren en het desgevallend moet tackelen. Administratieve procedures worden opgestart maar kennen zelden of nooit gevolg en blijven zonder resultaat. Agenten die in het veld instaan voor het handhaven van de orde worden in hun gezicht uitgelachen met demotivatie van de politie tot gevolg.
In Portugal bestaan er slechts twee erkende supportersclubs. Binnen de clubs zijn er vaak oproepen van voorzitters aan het adres van de supporters om meer sfeer te ontwikkelen in de stadions. Deze goedbedoelde oproepen leiden binnen deze clubs niet zelden tot rivaliserende supporters binnen dezelfde club. De gevraagde sfeer resulteert maar al te vaak in een atmosfeer van maximale intimidatie van de tegenstander. De rivaliserende supportersgroepen proberen met de zwaarst mogelijke middelen in deze
heksenketels elkaar de loef af te steken. Dit escaleert niet zelden in zware wederzijdse (doods)bedreigingen en in confrontaties tussen supportersgroepen van dezelfde club. Ook dit fenomeen zien wij in de praktijk, zij het momenteel in beperkte mate opduiken, bij het supportersgebeuren rond KRC Genk. De voorzitter van de club roept ook hier om meer sfeer in het stadion tijdens de wedstrijden. Voor het eerst ontstaat duidelijk een ongezonde onderlinge rivaliteit tussen een aantal supportersgroepen van KRC Genk. Dit escaleerde ook al enkele keren in onderlinge vechtpartijen op de tribunes en confrontaties, na uitwedstrijden, buiten het stadion. Onder het mom van ‘de sfeer’ vormen er zich met steun van het clubbestuur in het stadion ongewenste eilandjes die als eigen terrein beschouwd worden en waar toezicht en controle door stewards en politie slechts nog met mondjesmaat geduld worden. Zo kreeg, tijdens de thuiswedstrijd van KRC Genk tegen Standard Luik van het lopende seizoen, de politie voor het eerst te maken met een georganiseerd gewelddadig verzet, van een aantal eigen supporters, tegen de aangekondigde controles inzake het massaal binnensmokkelen van vuurwerk en Bengaals vuur in het stadion. De nabije opvolging van deze ontwikkelingen en voortijdige bijsturing van dreigende ontsporingen, moeten de belangrijkste accenten vormen van
het preventief en pro-actief ageren van de verantwoordelijke
politiediensten. De inzet van spotters kan ook in deze problematiek juiste informatie opleveren over wat er op het terrein precies gebeurt en bovendien zorgen deze spotters mogelijk voor een positieve impact op het gedrag van de supporters.