De Berkendaalwijk in Elsene Wie was Brugmann eigenlijk? Georges Brugmann, van Duitse herkomst, stamde uit een geslacht van griffiers, notarissen en dominees. Tegen het einde van de 18de eeuw vestigde zijn vader, Frederik-Wilhelm, zich te Verviers. Hij richtte er een wolfabriek op en stichtte er later de bank Brugmann en Zonen. Georges zelf werd in 1829 geboren te Verviers. Hij had niet enkel een grote belangstelling voor de ontwikkeling van het spoorwegennet in België, maar hij was ook nauw betrokken bij de financiering van de economische en industriële ontwikkeling van Congo. Hij was bovendien consul van Groot-Brittannië, Noorwegen en Zweden. Vanaf 1865 was hij lid van het Consistorie van de Protestantse Kerk van Brussel. Gedurende zijn hele leven was Georges Brugmann een van de belangrijke weldoeners te Brussel. Hij financierde o.a. het toevluchtsoord voor ouderlingen van de Protestantse Kerk naast het toevluchtsoord «Ter Ursulinen» voor de Raad van de Godshuizen van Brussel. Daarnaast schonk hij aanzienlijke bedragen voor de ondersteuning van ziekenhuizen. Bovendien had Georges Brugmann een ruime stedenbouwkundige belangstelling. Bewijzen daarvan zijn de realisatie van de Longchampslaan, de huidige Winston Churchillaan, naast talrijke andere belangrijke lanen zoals de Brugmannlaan, de Messidorlaan, enz., alle in Ukkel. Hij was ook betrokken bij de uitbouw van de buurt van Ma Campagne aan de Waterloose Steenweg en de Globe aan de Alsembergse Steenweg. Wat zijn bijdrage aan de Berkendaalwijk (Elsene) betreft: zie het tweede deel van dit artikel. ©http://www.chu-brugmann.be/nl/histo/brugmann.asp
Congo en Antarctica Zijn sociale betrokkenheid kwam tot uiting in zijn medewerking aan de bouw van een arbeiderswijk nabij de Globe. Hij hielp tevens mee aan de uitbouw van het Brusselse tramwegennet. Hij sponsorde eveneens wetenschappelijke activiteiten zoals de expeditie van Adrien de Gerlache op Antarctica van 1897 tot 1898, waar de Brugmannbergen naar hem verwijzen.
Op het ogenblik dat Alfred Brugmann de toestemming gaf het legaat van zijn broer, Georges Brugmann, gedeeltelijk aan te wenden voor de bouw van een nieuw ziekenhuis, hadden de Algemene Raad van de Godshuizen en het stadsbestuur de beeldhouwer Juliaan Dillens de opdracht gegeven een beeld van Georges Brugmann te ontwerpen als erkentelijkheid voor zijn talrijke schenkingen. Aangezien het nieuwe ziekenhuis – op het Brusselse grondgebied (te Laken) – de naam Brugmann kreeg, besloot men de buste in het nieuwe ziekenhuis, net voor de ingang, te plaatsen.
©http://www.chu-brugmann.be/nl/histo/brugmann.asp
Dit standbeeld, uit wit Carrara-marmer, is ontworpen door de Belgische beeldhouwer Julien Dillens (1849-1904). Het stelt de buste van Georges Brugmann voor, omringd door twee allegorische vrouwenfiguren die het Lijden en de Erkentelijkheid uitbeelden. In 1998, ter gelegenheid van de 75e verjaardag van UVC Brugmann, heeft de Stad Brussel de restauratie van de buste voor zijn rekening genomen. De bleekweide verkaveld Tot het laatste kwart van de negentiende eeuw was Berkendaal een sterk heuvelachtig gebied met voornamelijk landbouwgrond en (bleek)weides. Aan de basis tot de verstedelijking van dit gebied ligt – zoals hoger vermeld – Georges Brugmann. Nadat hij de nabijgelegen Brugmannlaan succesvol had ontwikkeld (1875), stortte hij zich op het aanpalende ‘Berkendaalveld’, waar hij meerdere gronden bezat en verder aankocht. In 1875 kreeg hij de toelating om een drietal straten te trekken in de onmiddellijke buurt van de Waterloosesteenweg en de Brugmannlaan. Om de verstedelijking van zijn gronden in te zetten, nam hij zelf het initiatief. Langs de Waterloosesteenweg liet hij – als toegang tot zijn straten – twee maal dertien woningen bouwen. Een paar jaar later zag hij een tweede kans om volk en gegadigden naar zijn nog braakliggende gronden te lokken. Door het uitblijven van een vaste stek voor de nieuwe parochiekerk van de Tenboswijk, bood hij een perceel aan op de kruising van de huidige Frans Merjayen Hervormingstraat. Op dat perceel verrees een voorlopige kapel die hij bovendien zelf financierde! In tegenstelling tot de Tenboswijk, zou de Berkendaalwijk een zuiver residentiële functie krijgen. Naast investeerders, trok de nieuwe wijk voornamelijk de rijkere (midden)klasse aan met artsen, advocaten, politici, zakenlui én kunstenaars/schrijvers als de voornaamste opdrachtgevers en/of bewoners. De bebouwing bestond hoofdzakelijk
uit burgerhuizen, opbrengsthuizen op hoekpercelen en later, vanaf het interbellum, ook meer en meer luxueuze appartementsgebouwen.
G. Brugmannplein 28 – J. Stallaertstraat 1, postkaart van de pas voltooide uitbreiding van het ‘MedischChirurgisch Instituut en Gezondheidscentrum’, ca. 1926 (Verzameling Dexia Bank).
Fraaie plantsoenen Naast kwaliteitsvolle privé-architectuur, verzorgde de beplanting een belangrijke rol in de verfraaiing van de wijk. Zoals gebruikelijk te Brussel, werden de straten afgezoomd met specifieke boomsoorten en kregen squares of pleinen verzorgde plantsoenen. Hoofdassen verdienden speciale aandacht. Tot op heden heeft de wijk haar karakter en architecturale rijkdom opvallend goed weten te bewaren. Naast de vestiging van vrije beroepen en ambassades (voornamelijk langs de Molièrelaan), bestaat de hoofdfunctie nog steeds in het residentieel
wonen. Sinds 2000 heeft de gemeente een speciaal plan opgesteld dat de architecturale waarde van de wijk onderkent en die op de voet blijft volgen om zo haar karakter te trachten vrijwaren.
Over architecten en stijlen De meeste architecten die heel actief waren in de buurt, woonden zelf in de wijk. De Beaux-Artspanden op de Louis Lepoutrelaan zijn bijna alle ontworpen door Benjamin de Lestré
De Fabribeckers (woonde in de F. Stroobantsstraat 23) en Camille Damman (L. Lepoutrelaan 44) zijn twee andere bekende namen die hun bijdrage hebben geleverd tot het architectonisch patrimonium van de wijk. Die laatste was begonnen met art nouveau, was een liefhebber van de cottagestijl en oefende zich later nog in het baksteen-modernisme en de art deco, maar is vooral gekend als ontwerper van het sluitstuk van de Lepoutrelaan, met name de modern romaanse O.L.V.Blijdeboodschapkerk.
G. Brugmannplein, O.L.V.-Blijde Boodschapskerk naar een ontwerp van Camille Damman, 1934 (foto 2007).
Veel van de Beaux-Arts-woningen in de F. Merjaystraat en de Molièrelaan zijn van de hand van Paul Picquet. Hij woonde zelf in de laan (Molièrelaan 130) en ontwierp naast burgerwoningen ook enkele herenhuizen. Ook Jean-Baptist Dewin (Vorst, Molièrelaan 151), gekend om zijn typische geometrische art nouveau en verwante art deco, woonde in die laan. Waaier aan bouwstijlen De huizen van de nieuwe wijk bieden een interessante waaier aan van de gangbare bouwstijlen van het begin van de twintigste eeuw. Sommige zijn stijlzuiver, andere vormen dan weer een mengvorm van verschillende stijlen. De meerderheid van de woningen is op prestige gericht en richt zich daardoor veelal op klassieke stijlen als de BeauxArts en later de art deco. Beaux-Artsstijl is heel sterk vertegenwoordigd in de wijk, voornamelijk in de Franz Merjaystraat, de Molièrelaan en de Louis Lepoutrelaan. Die stijlstroming grijpt terug naar de klassieke Franse achttiende-eeuwse architectuur. De gevels zijn opgebouwd uit (witte) natuursteen, vaak in combinatie met baksteen. Volledige natuurstenen gevels zijn zeldzaam. De benedenverdieping mag dan wel in
natuursteen zijn opgebouwd, op de verdiepingen maakt men eerder gebruik van een simili-bepleistering. Op de eerste verdieping treft men vaak een bow-window of een gevelbrede in- en uitzwenkende erker. Andere kenmerken zijn het mansardedak met zware dakvensters, schouderboogvormige muuropeningen en rijkelijk verzorgd smeed- en schrijnwerk. De meest actieve architecten in de wijk waren Camille Damman, Paul Picquet (F. Merjaystraat en Molièrelaan), Leon Janlet, Léon David en Benjamin de Lestré de Fabribeckers. Die laatste heeft een vrij herkenbare Beaux-Artsstijl ontwikkeld die onder meer gekenmerkt wordt door veelvuldige toepassing van geblokte pilasters en zware dakvensters (zie onder meer in Louis Lepoutrelaan).
_ Molièrelaan 230, 232, 234 en 236, burgerwoningen naar een ontwerp van Camille Damman, 1912 (foto uit 2007).
Myriam Vanden Nest