De beleidsartikelen (artikel 15)
15. MEDIA 15.0 Hoofdlijnenakkoord balkenende II In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de ombuigingen waartoe uit hoofde van het hoofdlijnenakkoord Balkenende II is besloten. De ombuigingen vinden plaats ten opzichte van een bestaande situatie. Verder gaat deze paragraaf in op de besturingsrelatie met het veld. Dit jaar nog zal de kamer worden geïnformeerd over het standpunt van het kabinet over de bescherming van jeugdigen tegen schadelijke beelden op televisie. Hierin zal ook de relatie met het kabinetsbeleid ten aanzien van normen en waarden aan de orde komen. 15.0.1 Ombuigingen Op de mediabegroting is in het kader van de efficiencytaakstelling regeerakkoord een korting opgelegd van € 10 miljoen in 2004 tot € 50 miljoen in 2007, boven op de eerdere bezuiniging van € 30 miljoen in 2004 opgenomen in het regeerakkoord Balkenende I. Dit betekent in totaal een bezuiniging van € 40 miljoen in 2004, oplopend tot € 80 miljoen in 2007. De korting wordt opgelegd op de rijksomroepbijdrage en daarmee in beginsel op alle organisaties en instellingen die uit de mediabegroting worden gefinancierd. Overeenkomstig het regeerakkoord worden bezuinigingen primair opgevangen binnen de kosten van de organisatie van het bestel en (doelmatigheids)verbeteringen daarvan. In dit verband kan worden gedacht aan verdere samenwerking en optimalisering van productiemethoden. Dit tegen de achtergrond van continuïteit en versterking van de programmatische en innovatieve kwaliteit van de publieke omroep. Teneinde zicht te krijgen op de mogelijkheden om de bezuinigingen op te vangen is in samenwerking met de publieke omroep een onderzoek uitgevoerd, waarbij wordt gestreefd naar een verbetering van de organisatie en de prestaties van het publieke omroepbestel. De resultaten van het onderzoek zijn beschikbaar gesteld. In de begrotingsbrief media die in november aan de Tweede Kamer wordt gezonden zal nader worden ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek, de mede hierop te baseren maatregelen en de hieraan gekoppelde financiële consequenties. 15.0.2 Besturingsrelatie met het veld en rekenschap De meest intensieve sturing van OCW is vanuit rijksbelang vooral gericht op de landelijke publieke omroep. Zo is de algemene taakopdracht van de publieke omroep vastgelegd in artikel 13c van de Mediawet. De minister van OCW stelt op grond van de Mediawet jaarlijks vast welke bedragen beschikbaar zijn voor de publieke omroepen en de andere mediainstellingen. De publieke omroep rapporteert voor wat betreft de wettelijke verplichtingen aan het Commissariaat voor de Media. In artikel 109 van de Mediawet zijn bepalingen omtrent rekenschap opgenomen. Het Commissariaat houdt toezicht op de invulling van de taakstelling, specifieke programmavoorschriften, reclame- en sponsorregels, neventaken en nevenactiviteiten en de financiële verantwoordingen.
Persexemplaar
326
De beleidsartikelen (artikel 15)
15.1 Algemene beleidsdoelstelling De algemene beleidsdoelstelling is het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, bestaande uit radio, televisie, kranten, tijdschriften en internet, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Het beleid betreft de publieke omroep, de aanbieders die op de commerciële omroepmarkt opereren en het beleid ten aanzien van de pers. Het beleid richt zich ook op vraagstukken van marktordening en technische ontwikkelingen. Er vindt samenwerking plaats met het ministerie van Economische Zaken, die het terrein bekijkt vanuit algemene economische overwegingen en mededinging. Voorts is er samenwerking met dit ministerie op het terrein van de elektronische infrastructuur (waaronder frequenties en kabel). De pers is in hoofdzaak een marktsector met een bescheiden rol voor het Bedrijfsfonds voor de pers. De minister van OCW is verantwoordelijk voor het geheel van het publieke omroepbestel in Nederland. De resultaatverantwoordelijkheid is in het geval van de landelijke publieke omroep overgedragen aan de publieke omroep, in het geval van regionale publieke omroep aan de provincies, in het geval van lokale publieke omroep aan de gemeenten. 15.2 Nader geoperationaliseerde doelstellingen 15.2.1 De publieke omroep
Wat willen we bereiken? Doelstelling is om op open netten een gevarieerd, kwalitatief hoogstaand radio-, televisie- en internetaanbod, voor alle leeftijds- en bevolkingsgroepen met voldoende draagvlak aan te bieden. Publieke omroep is een massacommunicatiemiddel dat gefinancierd wordt door publieke middelen (en reclame-inkomsten) en bedoeld is voor de gehele bevolking. Er wordt daarom gestreefd naar een substantieel kijk- en luistertijdaandeel voor de drie publieke televisiezenders en vijf radiozenders. Voor televisie wordt gestreefd naar een kijktijdaandeel van circa 40% en een bereik van 85%. In het seizoen 01/02 bedroeg het kijktijdaandeel voor de drie televisiezenders gemiddeld 39%, het bereik bedroeg in dezelfde periode 89%. Voor radio wordt gestreefd naar behoud van ten minste het huidige luistertijdaandeel van 33%. In het seizoen 2001/2002 bedroeg het luistertijdaandeel 31%.
Wat gaan we daarvoor doen? De landelijke publieke omroep opereert op basis van een tienjarige concessie, die aan de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) is verleend na toetsing van een concessiebeleidsplan. Daarin is aangegeven hoe de publieke omroep aan zijn taakopdracht invulling denkt te geven. In het vernieuwde concessiestelsel (in werking getreden in 2000) voor de landelijke publieke omroep, gaat de aandacht uit naar openheid en aandacht voor moeilijk bereikbare publieksgroepen als jongeren en
Persexemplaar
327
De beleidsartikelen (artikel 15)
migranten. Dat vereist kwalitatieve inspanningen waarover de publieke omroep rapporteert in zijn programmatisch jaarverslag. Voor de commerciële omroepen gelden enkele programmatische voorschriften. Deze vloeien grotendeels voort uit Europese richtlijnen. De voorschriften betreffen in hoofdzaak regels voor reclame en sponsoring. Voor het toezicht op de publieke omroep en commerciële omroepen is het Commissariaat voor de Media verantwoordelijk. Mediawet De algemene taakopdracht van de publieke omroep is beschreven in art. 13c van de Mediawet. De taken van de publieke omroepinstellingen zijn nader uitgewerkt in verschillende artikelen van de Mediawet en het Mediabesluit. Verder zijn gedetailleerde programmavoorschriften vastgelegd in de Mediawet (art. 48 e.v.). Deze voorschriften bewegen zich op het terrein van informatie, educatie, verstrooiing, kunst, cultuur, Europese en onafhankelijke producties, Nederlands- en Friestalige programma’s, programma’s gericht op minderheden en programma’s die ondertiteld zijn voor doven en slechthorenden. Voor de meeste onderdelen gelden minimumpercentages. Op basis van voortdurende registratie en categorisering van programma’s (door de NOS) toetst het Commissariaat voor de Media of de publieke omroep aan de voorschriften voldoet. In het algemeen voldoen de publieke omroepen aan de eisen van de programmavoorschriften. In onderstaande tabel zijn de programmavoorschriften opgenomen. Tabel 15.1: Programmavoorschriften in percentages Informatie en educatie Kunst Cultuur (inclusief kunst) Minderhedenprogramma’s Verstrooiing Europese producties Opdrachtproducties Oorspronkelijk Nederlands of Fries Daarvan ondertiteld voor doven
35%* 12,5% 20% 25% 40% 20% 25% 25% 50% 25% 50% 50%
Alle omroepverenigingen samen Alle omroepverenigingen samen NPS Alle omroepverenigingen samen NPS Televisiezendtijd NPS Radiozendtijd NPS Maximaal per net Per net Publieke omroep als geheel, minimaal 17,5% per net Per omroepinstelling Publieke omroep als geheel
* De percentages hebben betrekking op de totale zendtijd van de publieke omroep en betreffen minimale percentages, tenzij anders vermeld.
Wat mag het kosten? Op grond van de Mediawet stelt de minister in overleg met het parlement jaarlijks vast welke bedragen beschikbaar zijn voor de publieke omroepen en de andere media-instellingen. De inkomsten bestaan uit de rijksomroepbijdrage, de reclameontvangsten en de rente op de algemene omroepreserve. De uitgaven gaan naar de publieke omroep en naar andere media-instellingen. In onderstaande figuur is schematisch weergegeven hoe de financiële stromen lopen in het Nederlandse publieke omroepbestel.
Persexemplaar
328
De beleidsartikelen (artikel 15)
Figuur 15.1 Financieringsstelsel media 2003 – stand mediabrief 2003 (x € 1 miljoen)
Rijks omroepbijdrage 659
Mediabegroting
Dotaties mediainstellingen 193
Ministerie OCW 876 Reclameopbrengsten (Ster) 213
Raad van Bestuur NOS 706
Landelijke omroepen
Fonds Omroep Reserve
Programmareserves
Rente alg. omroepreserve 4
Algemene omroepreserve -23
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Dagelijks wordt door kijk- en luisteronderzoek gemeten in hoeverre de streefwaarden van de publieke omroep worden gehaald. Van de onderzoeksuitkomsten worden wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse rapportages vervaardigd. Met behulp van deze rapportages kan de programmering van de publieke omroep goed worden gevolgd. Jaarlijks worden kerngegevens van de publieke omroepinstellingen verzameld over de publieke televisie- en radionetten. De concessieverlening wordt in 2004 geëvalueerd door middel van een wettelijk geregelde visitatie. 15.2.2 Migranten
Wat willen we bereiken? De doelstelling van het beleid is het bereiken van een meer evenwichtige representatie van de verschillende bevolkingsgroepen in het algemene media-aanbod en het bevorderen van de actieve en passieve participatie van minderheden in de media. Naast de al genoemde algemene voorschriften uit de Mediawet gericht op minderheden, zijn er specifieke beleidsonderdelen die zich hierop richten.
Wat gaan we daarvoor doen? Hiervoor wordt door OCW samen met de vier grote steden budget beschikbaar gesteld aan Multiculturele Televisie Nederland (MTNL). Deze organisatie is in 2001 door OCW en de vier grote steden opgericht en zij produceert voor de vier grote doelgroepen (Surinamers, Antillianen,
Persexemplaar
329
De beleidsartikelen (artikel 15)
Marokkanen en Turken) wekelijks per groep drie kwartier tweetalig actueel nieuws en informatie in een modern programmaformat. Hiervan bestaat per stad een kwartier uit lokaal nieuws dat geproduceerd is door de vaste samenwerkingspartners van MTNL, te weten zowel regionale omroep en ook lokale producenten ter plaatse. De programma’s worden uitgezonden door de publieke lokale en regionale omroepen. In Amsterdam en Rotterdam wordt de MTNL-programmering gedurende de week herhaald. Daarnaast, eveneens in samenwerking met de vier grote steden wordt voor vier jaar (2003–2006) publieke lokale radio, gericht op een jonge, multiculturele doelgroep ondersteund. Onder de stationsnaam FunX is dit in januari 2003 van start gegaan. Ook hier is gekozen voor een combinatie van centrale en decentrale productie met daarnaast opleidingstrajecten voor mediatalent uit migrantengroepen.
Wat mag het kosten? In 2004 wordt aan het MTNL een budget beschikbaar gesteld van € 2,4 miljoen en aan FunX een budget van € 1,0 miljoen.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Eind 2003 worden bereik en kwaliteit van de programma’s en de onderlinge samenwerking van MTNL geëvalueerd. In de loop van 2005 vindt een onafhankelijke evaluatie plaats over het functioneren en bereik van FunX. 15.2.3 Pers
Wat willen we bereiken? De doelstelling van het beleid is het instandhouden van de pluriformiteit van de pers, in het bijzonder van de dag- en nieuwsbladen en opinietijdschriften. De mate van pluriformiteit wordt uitgedrukt in het aantal redactioneel zelfstandige bladen dat op de markt verschijnt.
Wat gaan we daarvoor doen? Een belangrijk instrument is het Bedrijfsfonds voor de pers (opgericht in 1974) dat financiële steun kan verlenen aan persorganen, die vallen binnen de werkingssfeer van het Bedrijfsfonds (art. 12.9 van de Mediawet). Het Bedrijfsfonds voor de pers heeft hiervoor verschillende instrumenten beschikbaar. Het instrumentarium van het Bedrijfsfonds voor de pers is in juli 2002 uitgebreid met twee nieuwe regelingen: een stimuleringsregeling voor bladen die zich speciaal richten op minderheden in ons land en een regeling voor journalistieke informatieproducten via het internet. De eerste regeling heeft een looptijd van 4 jaar, met een evaluatie in het derde jaar. De tweede regeling heeft een looptijd van 3 jaar, met een evaluatie na 2 jaar.
Wat mag het kosten? Alle steunverlening vindt plaats ten laste van de middelen waarover het Bedrijfsfonds reeds beschikt. Er wordt in 2004 niet gedoteerd aan het Bedrijfsfonds voor de pers.
Persexemplaar
330
De beleidsartikelen (artikel 15)
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Voor het volgen van ontwikkelingen in de pers wordt gebruik gemaakt van de persmediamonitor van het Bedrijfsfonds voor de pers (www.persmediamonitor.nl). Deze monitor bevat onder andere informatie over dag-, nieuws-, huis-aan-huis-bladen en tijdschriften. Het Commissariaat voor de Media is in 2001 begonnen met een monitor naar concentratietendensen in de mediasector. In maart 2002 is de eerste rapportage uitgebracht. 15.2.4 Verdeling en digitalisering van infrastructuren
Wat willen we bereiken? De doelstelling van het beleid voor de elektronische infrastructuur is het stimuleren van keuzevrijheid, betaalbaarheid en tegelijkertijd bescherming van consumenten. Door digitalisering van kabel en ether ontstaat meer distributiecapaciteit en mogelijkheden voor nieuwe diensten.
Wat gaan we daarvoor doen? De digitalisering van de kabel komt, mede door het tegenzittende economische klimaat, moeizaam op gang. De overheid overlegt met de sector over de noodzakelijke maatregelen om hier meer schot in te krijgen. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het ministerie van Economische Zaken. Voor alle platforms is het van belang tot open standaarden te komen. Voor de productie en transmissie van radio- en televisieprogramma’s is hierin al veel bereikt, maar voor de interactieve toepassingen en nieuwe diensten bestaat nog weinig overeenstemming. De overheid overlegt met alle betrokkenen om tot Europa-brede standaarden te komen. In 2003 is een start gemaakt met de verdeling van de commerciële radiofrequenties. Verwacht wordt dat de resterende kavels in 2004 zijn verdeeld.
Wat mag het kosten? Het onderdeel digitalisering brengt naar verwachting in 2004 geen kosten met zich mee. De kosten voor de verdeling van de commerciële radiofrequenties in 2004 worden vooralsnog in pm geraamd.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Voor het volgen van de ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van publiek beschikbare rapportages als de Breedbandmonitor. 15.3 Budgettaire gevolgen van het beleid De omroepmiddelen die op de mediabegroting worden verantwoord zijn samengesteld uit de rijksomroepbijdrage (die jaarlijks wordt vastgesteld in de rijksbegroting) en de reclame-inkomsten van de Ster. Het wettelijk vastgestelde basisniveau van de rijksomroepbijdrage wordt conform de Mediawet jaarlijks geïndexeerd. De ontvangsten bestaan hoofdzakelijk uit reclame-inkomsten van de Ster, die jaarlijks fluctueren afhankelijk van de marktsituatie, en daarnaast uit de rente op de algemene omroepreserve. De ontvangsten van de Ster worden door de Ster geraamd op basis van de geschatte marktgroei op
Persexemplaar
331
De beleidsartikelen (artikel 15)
grond van de economische verwachtingen en de aantrekkelijkheid van het publieke radio- en televisieaanbod. De Ster-ontvangsten worden ook door de NOS geraamd in haar meerjarenbegroting. Op grond van beide ramingen stelt OCW de raming van de ontvangsten van de Ster vast in de mediabegroting. Tabel 15.2: Budgettaire gevolgen artikel 15 (x € 1000) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Verplichtingen Waarvan garanties
882 964 0
882 688 0
843 776 0
834 062 0
833 747 0
833 891 0
843 851 0
Programmauitgaven
881 344
883 176
844 265
834 062
833 747
833 891
843 851
Ontvangsten
222 155
323 806
257 164
261 633
266 082
270 790
275 401
De rijksomroepbijdrage bedraagt
656 439
658 457
622 287
607 902
603 128
598 567
603 916
Uitgaven artikel Publieke omroep Migranten Zero Base Pers Infrastructuren Efficiencytaakstelling Ontvangsten (m.n. Ster) Ontvangsten Zero Base
881 344 878 944 2 400 – – – – 222 155 –
883 176 876 251 3 400 3 525 – – – 287 061 36 745
844 265 850 865 3 400 PM – – – 10 000 220 419 36 745
834 062 860 662 3 400 PM – – – 30 000 224 888 36 745
833 747 870 347 3 400 PM – – – 40 000 229 337 36 745
833 891 880 491 3 400 PM – – – 50 000 234 045 36 745
843 851 890 451 3 400 PM – – – 50 000 238 656 36 745
Saldo uitgaven en ontvangsten
659 189
559 370
587 101
572 429
567 665
563 101
568 450
In de ontvangsten 2003 is opgenomen een éénmalige opbrengst van € 70,3 miljoen door de verwachte privatisering van het Nederlands Omroepproductiebedrijf (NOB). Na realisatie valt deze opbrengst toe aan de Staat. De uitgaven zijn uitgesplitst naar de verschillende operationele doelstellingen. Hierbij is de efficiencytaakstelling apart opgenomen. In de begrotingsbrief media, die in november aan de Tweede Kamer wordt gezonden, zal nader worden ingegaan op de financiële consequenties van deze taakstelling voor de operationele doelstellingen. Verder zijn in deze tabel de ontvangsten en uitgaven van de vergelijkende toets van commerciële radiofrequenties (zerobase) opgenomen. De kosten na 2003 zijn vooralsnog op pm geraamd. De verdeling van de resterende kavels zal voorts (thans nog onbekende) opbrengsten met zich meebrengen. Conform de FES-wet vallen de opbrengsten na aftrek van alle te dien aanzien gemaakte directe en indirecte kosten vrij ten gunste van de algemene middelen en dienen dan als basis voor de voeding van het Fonds Economische structuurversterking. De uitvoeringskosten in 2003 zijn in lijn hiermee gefinancierd uit de bruto opbrengst in 2003.
Persexemplaar
332
De beleidsartikelen (artikel 15)
15.4 Budgetflexibiliteit Jaarlijks stellen de NOS en de Wereldomroep een meerjarenplan op waarin voor een periode van vijf jaar de verwachte uitgaven zijn geraamd. De andere instellingen dienen jaarlijks een begroting in. Mede op grond hiervan wordt de Tweede Kamer in het najaar door middel van een begrotingsbrief bericht over de meest recente inzichten omtrent inkomsten en uitgaven voor het volgende jaar. De Tweede Kamer kan aan de hand van deze begrotingsbrief een oordeel geven over de uitgaven en over de hoogte van het wettelijk vastgestelde minimumniveau van de rijksomroepbijdrage. De uitgaven liggen na de behandeling in het parlement juridisch vast in de rijksbegroting. Tabel 15.3: Budgetflexibiliteit artikel 15 (x € 1 000) 2004
2005
2006
2007
2008
1. Totaal geraamde kasuitgaven 2. Waarvan apparaatsuitgaven
844 265
834 064
833 747
833 891
843 851
3. Dus programma-uitgaven Waarvan op 1 januari van jaar t 4. Juridisch verplicht 5. Complementair noodzakelijk 6. Bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) 7. Beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) 8. Beleidsmatig nog niet ingevuld
844 265
834 062
833 747
833 891
843 851
100% 843 065 0%
100% 832 162 0%
100% 831 847 0%
100% 831 991 0%
9. Totaal
100% 0%
841 951
0%
600
0%
1 300
0%
1 300
0%
1 300
0%
1 300
0% 0%
0 600
0% 0%
0 600
0% 0%
0 400
0% 0%
0 600
0% 0%
0 600
100% 834 891
100%
843 851
100% 844 265
100% 834 062
100% 833 747
15.5 Veronderstellingen in effectbereik, doelmatigheid en raming De rijksomroepbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd met het CBSprijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie (t-2) en het CBS indexcijfer voor de groei van het aantal huishoudens in Nederland. De reclame-inkomsten van de Ster zijn in het bijzonder afhankelijk van economische ontwikkelingen en programmatische inspanningen. 15.6 VBTB-paragraaf
Terugblik groeiparagraaf begroting 2003 In de groeiparagraaf behorende bij de begroting 2003 is aangegeven dat de kerngegevens niet of onvolledig inzicht boden in de positie van de drie publieke netten. Gedurende 2003 heeft hiertoe overleg plaatsgevonden, waarna overgegaan is tot een alternatieve wijze van presentatie van de gegevens. Verder is het VBTB gedachtegoed voor wat betreft de beleidsdoelstellingen uitgewerkt. De uitkomst van de uitwerking heeft zijn weerslag gekregen in deze begroting. VBTB-agenda 2004–2006 In 2004 en 2009 zal de erkenning- en concessieverlening van de landelijke omroep worden geëvalueerd door een onafhankelijke commissie. De
Persexemplaar
333
De beleidsartikelen (artikel 15)
visitatiecommissie wordt ingericht en samengesteld door de NOS. Een commissie rapporteert over de wijze waarop invulling is gegeven aan de in de Mediawet vastgelegde taakopdracht, de onderlinge samenwerking en de mate waarin is voldaan aan de interesses van het publiek. In de komende periode wordt door de NOS gewerkt aan de evaluatie van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de taakopdracht van de landelijke omroep. Ten aanzien van monitoring en evaluatie van een aantal doelstellingen is reeds aangegeven dat een aantal monitoringsinstrumenten nog in ontwikkeling zijn.
Persexemplaar
334