De beleidsartikelen (artikel 12)
12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN 12.0 Hoofdlijnenakkoord Balkenende II 12.0.1 Topprioriteiten (intensiveringen) Van de enveloppemiddelen die ingezet worden voor de «begeleiding nieuwe instroom», heeft een deel betrekking op de verruiming van de tegemoetkoming voor studenten aan de lerarenopleiding (structureel € 3 miljoen). Deze maatregel is nader toegelicht in de beleidsagenda en de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid. 12.0.2 Ombuigingen Niet van toepassing 12.0.3 Besturingsrelatie met het veld en rekenschap In paragraaf 11.2.5 wordt uitvoerig aandacht besteed aan het onderwerp rekenschap. De maatregelen die in deze paragraaf worden genoemd voor studiefinanciering zijn ook van toepassing op de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). 12.1 Algemene beleidsdoelstelling De algemene beleidsdoelstelling van de minister is om de financiële toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Het beleid richt zich daarbij op het wegnemen van financiële belemmeringen voor de volgende doelgroepen: + Scholieren in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg tot 18 jaar (TS17–); + Scholieren in het voortgezet onderwijs boven de 18 jaar (VO18+); + (Deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+, VAVO); + Studenten aan de lerarenopleiding die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering in het kader van de WSF 2000 (TS 18+, TLO). De verantwoordelijkheidsverdeling is als volgt. Ouders zijn er verantwoordelijk voor dat hun kind onderwijs volgt. De toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland is de directe verantwoordelijkheid van de overheid. Daar waar ouders gezien hun inkomen niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande kinderen alleen te dragen, voorziet de overheid in een tegemoetkoming. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid primair bij de leerling/student zelf. Zolang hun kind nog niet economisch zelfstandig is, wordt van ouders wel verwacht dat zij bijdragen aan de studiekosten van hun kind. Daar waar dat gezien hun inkomen niet haalbaar is, springt de overheid bij. 12.2 Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Stelsel algemeen In deze paragraaf is de algemene beleidsdoelstelling nader uitgewerkt in geoperationaliseerde doelstellingen. Op al deze doelstellingen is een aantal algemeenheden van toepassing wat betreft het stelsel die eerst nader beschreven worden.
Persexemplaar
286
De beleidsartikelen (artikel 12)
Het beleid voor de komende jaren is vastgelegd in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), die sinds 1 augustus 2001 van kracht is. Het stelsel kenmerkt zich door het verschaffen van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming die genormeerd is (normbedrag). Afhankelijk van het gezinsinkomen van de aanvrager komt deze in aanmerking voor een volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming. Tot een belastbaar inkomen van circa € 27 000 (schooljaar 2003/2004) komt men in aanmerking voor een volledige tegemoetkoming. Boven dit inkomen neemt de tegemoetkoming geleidelijk af (de zogenaamde glijdende schaal). Daarbij wordt rekening gehouden met het aantal schoolgaande kinderen in het gezin. Het normbedrag is opgebouwd uit twee componenten: 1. een volledige vergoeding van de onderwijsbijdrage 2. een tegemoetkoming in de schoolkosten Streefwaarden voor het normbedrag, bij een maximale tegemoetkoming, is een vergoeding die gemiddeld kostendekkend is waar het de schoolkosten betreft en een volledige vergoeding van het lesgeld. In de WTOS worden voor verschillende groepen verschillende normbedragen onderscheiden, afhankelijk van leeftijd en opleiding. De normbedragen voor de tegemoetkoming schoolkosten en de basistoelage worden jaarlijks aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Het primair onderwijs in Nederland is gratis, er wordt geen onderwijsbijdrage gevraagd en de leermiddelen worden door de school verstrekt. Deze groep vormt dan ook geen onderdeel van de WTOS. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs (vanaf circa 12 jaar) en de beroepsopleidende leerweg (vanaf circa 16 jaar) dienen echter zelf de leermiddelen aan te schaffen voor hun kind. De WTOS voorziet op grond van hoofdstuk III in een tegemoetkoming schoolkosten voor ouders met kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs of de beroepsopleidende leerweg (TS17–). Voor leerlingen vanaf 16 jaar wordt een onderwijsbijdrage in de vorm van les- of cursusgeld gevraagd. Voor leerlingen van 16 tot 18 jaar kunnen ouders dan ook op grond van hoofdstuk III van de WTOS een tegemoetkoming krijgen voor de onderwijsbijdrage. Leerlingen vanaf 18 jaar in het voltijds voortgezet onderwijs (VO 18+) ontvangen op grond van hoofdstuk IV van de WTOS naast een tegemoetkoming voor de onderwijsbijdrage en de schoolkosten een inkomensonafhankelijke basistoelage. Deze komt in de plaats van de kinderbijslag. Op grond van hoofdstuk V (TS 18+) van de WTOS zijn er daarnaast nog twee specifieke groepen die in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en in de schoolkosten. De eerste groep betreft leerlingen van 18 jaar en ouder in het (deeltijd) voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) die niet in aanmerking komen voor VO18+. De tweede groep betreft studenten aan de diverse lerarenopleidingen (TLO) die niet (meer) in aanmerking komen voor studiefinanciering op grond van de WSF 2000.
Persexemplaar
287
De beleidsartikelen (artikel 12)
Schematisch ziet het stelsel er als volgt uit: Tabel 12.1 schematisch overzicht WTOS Onderwijsbijdrage
Schoolkosten
Basistoelage
WTOS hoofdstuk III (TS 17–)
– –
VO 12–15 jaar Bol, VO 16–17 jaar
n.v.t. X
X X
n.v.t. n.v.t.
WTOS hoofdstuk IV (VO 18+)
–
VO 18–30, voltijd
X
X
X
WTOS hoofdstuk V (TS 18+)
– –
VAVO (VO geen recht op VO18+) TLO (lerarenopleiding, geen WSF)
X X
X X
n.v.t. n.v.t.
12.2.1 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren tot 18 jaar (TS 17–)
Wat willen we bereiken? De minister stelt zich ten doel om scholieren tot 18 jaar in staat te stellen om onderwijs te volgen. Het gaat hierbij om leerlingen in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg.
Wat gaan we daar voor doen? Om minder draagkrachtige ouders bij te staan is er een inkomensafhankelijke tegemoetkoming gecreëerd. Afhankelijk van het inkomen van de ouders komen zij in aanmerking voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de schoolkosten en/of de onderwijsbijdrage.
Wat mag het kosten? Normbedragen TS17– Tabel 12.2 toont de normbedragen zoals die voor het schooljaar 2003– 2004 zijn vastgesteld. Tabel 12.2: Normbedragen WTOS hoofdstuk III (TS17–) in euro’s (in schooljaar 2003/2004) vo-onderbouw vo-bovenbouw Schoolkosten Onderwijsbijdrage
540,90 916,00
613,87 916,00
bol
(v)so
906,21 916,00
0 916,00
* het betreft de normbedragen bij een maximale tegemoetkoming NB: lesgeldvergoeding wordt uitsluitend toegekend aan lesgeldplichtige studerenden
Tabel 12.3 geeft de begrote uitgaven weer. De fiscale vrijstelling van de TS17– uitkering wordt gekenmerkt als belastinguitgave en is apart weergegeven.
Persexemplaar
288
De beleidsartikelen (artikel 12)
Tabel 12.3: Uitgaven TS17– naar onderwijssoort (x € 1 miljoen) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Vo Bol – waarvan belastinguitgaven
196,8 92,5 100,2
214,6 97,0 102,7
221,5 98,2 105,4
224,4 98,6 106,5
228,1 101,4 108,6
230,0 104,5 110,3
229,7 105,1 110,4
Totaal
289,3
311,6
319,7
323,0
329,5
334,5
334,8
De stijging in de uitgaven kan verklaard worden door de autonome ontwikkeling van het aantal leerlingen en de oploop in prijsbijstelling ten gevolge van de jaarlijkse indexering van de tegemoetkoming in het lesgeld.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Aangezien de verstrekte tegemoetkoming inkomensafhankelijk is, komen alleen ouders van leerlingen beneden de vastgestelde inkomensgrens in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het aantal gebruikers geeft een indicatie van het gebruik van de regeling, zie onderstaande tabel. Tabel 12.4: aantal gebruikers TS17– naar onderwijssoort 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Vo Bol
299 962 62 741
318 817 67 055
322 466 66 243
325 065 65 801
326 347 66 128
325 858 67 376
323 692 67 836
Totaal
362 703
385 872
388 709
390 866
392 475
393 234
391 529
Bron 2002: realisatiegegevens IB-Groep 2002, Bron 2003–2008: Referentieraming 2003
Onderstaande tabel toont het aantal gebruikers in verhouding tot het totaal aantal leerlingen (percentage gebruikers). Tabel 12.5: percentage gebruikers TS17– naar onderwijssoort 2004 Vo Bol
33,4% 40,9%
Het is de bedoeling dat alle ouders die de tegemoetkoming in het kader van de WTOS nodig hebben (die onder de inkomensgrens vallen) ook bekend zijn met de tegemoetkoming en er gebruik van maken. Volgens tabel 12.5 komt naar verwachting een aanzienlijk percentage van de ouders van leerlingen in het Vo en de Bol in aanmerking voor een tegemoetkoming. Dit is een indicatie dat de regeling goed bekend is. In 2003 zal specifiek een onderzoek naar niet-gebruik van de WTOS plaatsvinden. Daarnaast zal het schoolkostenonderzoek herhaald worden
Persexemplaar
289
De beleidsartikelen (artikel 12)
(zie 12.2.5), wat inzicht dient te geven in de kostenontwikkeling en de mate waarin de tegemoetkomingen in het kader van de WTOS al dan niet gemiddeld kostendekkend zijn. 12.2.2 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren in het voortgezet onderwijs boven de 18 jaar (VO 18+)
Wat willen we bereiken? De minister stelt zich ten doel om scholieren in het voortgezet onderwijs boven de 18 jaar in staat te stellen om hun opleiding in het voortgezet onderwijs af te ronden.
Wat gaan we daar voor doen? Alle leerlingen van 18 tot en met 30 jaar in het voortgezet onderwijs (VO18+) hebben recht op een basistoelage. Deze wordt onafhankelijk van het ouderlijk inkomen verstrekt aan de scholier zelf en komt in de plaats van de kinderbijslag die ouders voor hun kind ontvingen. De basistoelage is bedoeld voor de kosten van levensonderhoud. Daarnaast is er een ouderinkomen afhankelijke toelage voor de schoolkosten, gelijk aan de regeling TS17– (zie 12.2.1).
Wat mag het kosten? + Normbedragen VO 18+ De toelage voor VO18+ bestaat uit een basistoelage (tabel 12.6), eventueel aangevuld met de ouderinkomensafhankelijke tegemoetkoming zoals opgenomen in tabel 12.2. Tabel 12.6 : Basistoelage WTOS hoofdstuk IV (VO18+) in euro’s (peildatum 1 januari 2003) Basistoelage per maand Thuiswonenden Uitwonenden
vo
(v)so
90,68 211,40
90,68 211,40
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.7. Naast de uitgaven die voortvloeien uit de verstrekte tegemoetkoming worden er nog beperkt leningen verstrekt, opgenomen onder het kopje «niet-relevante uitgaven». Tabel 12.7: Uitgaven VO 18+ naar onderwijssoort (x € 1 miljoen) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
v(s)o vo niet relevante uitgaven
3,4 45,0 1,0
3,4 50,3 0,6
3,2 51,0 0,6
3,3 51,6 0,7
3,4 52,1 0,6
3,6 52,4 0,7
3,8 53,9 0,7
Totaal
49,4
54,3
54,9
55,6
56,1
56,7
58,4
Persexemplaar
290
De beleidsartikelen (artikel 12)
De stijging in de uitgaven kan verklaard worden door de autonome ontwikkeling van het aantal leerlingen en de oploop in prijsbijstelling ten gevolge van de jaarlijkse indexering van de tegemoetkoming.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Onderstaande tabel geeft het aantal gebruikers weer. Tabel 12.8: aantal gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
v(s)o vo
1 745 24 447
1 650 25 446
1 557 25 584
1 576 25 790
1 636 25 939
1 723 25 974
1 796 26 654
Totaal
26 192
27 096
27 141
27 367
27 574
27 697
28 450
Bron 2002: realisatiegegevens IB-Groep 2002, Bron 2003–2008: Referentieraming 2003
Bij het percentage gebruikers is een onderscheid gemaakt naar de basistoelage (uitwonend/thuiswonend), de tegemoetkoming voor lesgeld en overige schoolkosten (zie tabel 12.9). Tabel 12.9: Percentage gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort
v(s)o vo
uitwonend
thuiswonend
lesgeld/overige schoolkosten
26,07% 8,43%
73,93% 91,57%
20,23% 32,45%
De basistoelage is een inkomensonafhankelijke toelage waar alle leerlingen in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder voor in aanmerking komen. De meeste leerlingen wonen nog bij hun ouders en krijgen dus een basistoelage voor thuiswonenden. Ook de regeling voor VO18+ zal geëvalueerd worden. Het in paragraaf 12.2.5 genoemde schoolkostenonderzoek en het onderzoek naar nietgebruik WTOS (zie 12.2.1), die beide in 2003 zullen plaatsvinden, zullen zich tevens toespitsen op de groep VO18+. 12.2.3 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+ VAVO)
Wat willen we bereiken? De minister stelt zich ten doel om (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs in staat te stellen om zonder financiële belemmeringen een diploma in het voortgezet onderwijs te behalen.
Persexemplaar
291
De beleidsartikelen (artikel 12)
Wat gaan we daar voor doen? Om minder draagkrachtige studenten bij te staan is er een inkomensafhankelijke tegemoetkoming gecreëerd. Afhankelijk van het inkomen van de student en diens partner kan deze in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de schoolkosten en/of de onderwijsbijdrage.
Wat mag het kosten? Normbedragen TS18+ VAVO De tegemoetkoming voor TS18+ VAVO (tabel 12.10) bestaat ook uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van het eigen inkomen. Verder is de hoogte van de tegemoetkoming in het voortgezet onderwijs afhankelijk van het aantal lesminuten per week. Tabel 12.10: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+ VAVO in euro’s (in schooljaar 2003/2004) VAVO Lesminuten per week 270–540 min > 540 min 270–540 min > 540 min
Schoolkosten Onderwijsbijdrage
169,76 251,97 188,80 283,20
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.11 Tabel 12.11: Uitgaven TS 18+ VAVO naar onderwijssoort (x € 1 miljoen)
VAVO
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
1,2
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
De uitgaven voor TS 18+ VAVO zijn, zoals tabel 12.11 laat zien, relatief beperkt en vrij constant.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek De regeling voor (deeltijd)studenten aan het VAVO is een specifieke regeling waarvoor een beperkte groep studenten in aanmerking komt (zie onderstaande tabel). Tabel 12.12: Aantallen gebruikers TS 18+ VAVO
VAVO
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
1 882
1 900
1 900
1 900
1 900
1 900
1 900
Bron 2002: realisatiegegevens IB-Groep 2002, Bron 2003–2008: raming begroting 2004
Persexemplaar
292
De beleidsartikelen (artikel 12)
12.2.4 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor studenten aan de lerarenopleiding (TS 18+ TLO)
Wat willen we bereiken? De minister stelt zich ten doel om potentiële studenten aan de lerarenopleiding, die niet in aanmerking komen voor studiefinanciering op grond van de WSF 2000, in staat te stellen om de overstap naar het onderwijs te maken om zodoende bij te dragen aan de oplossing van het lerarentekort.
Wat gaan we daar voor doen? Om minder draagkrachtige studenten bij te staan is er een inkomensafhankelijke tegemoetkoming gecreëerd. Afhankelijk van het inkomen van de student kan deze in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de studiekosten en/of de onderwijsbijdrage.
Wat mag het kosten? Normbedragen TS18+ TLO De tegemoetkoming voor TS18+ TLO (tabel 12.13) bestaat ook uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van het eigen inkomen van de student. Tabel 12.13: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+ TLO in euro’s (in schooljaar 2003/2004) HO Schoolkosten Onderwijsbijdrage
567,23 589,00
* het betreft de normbedragen tot een belastbaar inkomen van € 26 966 over het peiljaar 2001
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.14. Tabel 12.14: Uitgaven TS 18+ TLO (x € 1 miljoen)
TLO
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
7,9
6,5
6,5
6,5
6,5
6,5
6,5
De uitgaven in 2002 zijn eenmalig relatief hoog geweest omdat een uitbreiding van de regeling in februari 2002 is ingevoerd, waardoor in de eerste helft van 2002 veel studenten uit het schooljaar 2001–2002 alsnog in aanmerking gekomen zijn voor een tegemoetkoming.
Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek De aantallen gebruikers geven een indicatie van het gebruik van de regeling (zie onderstaande tabel).
Persexemplaar
293
De beleidsartikelen (artikel 12)
Tabel 12.15: Aantallen gebruikers TS 18+ TLO
TLO
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
7 822
5 800
5 800
5 800
5 800
5 800
5 800
Bron 2002: realisatiegegevens IB-Groep 2002, Bron 2003–2008: raming begroting 2004
In het voorjaar van 2003 is er gestart met de evaluatie van de TLO. Middels een brief d.d. 27 februari 2003 van de Minister van OCenW aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (TK 2002–2003, 24 724, nr 60) is de Kamer hierover geïnformeerd. De evaluatie moet een antwoord geven op de vraag hoe de regeling vanaf het schooljaar 2004–2005 vormgegeven dient te worden. Een specifieke vraag hierbij betreft het inkomensbegrip. Met de invoering van de WTOS is het gezinsinkomen (en niet langer het individuele inkomen van de aanvrager) als uitgangspunt genomen om te bepalen of men in aanmerking komt voor een eventuele tegemoetkoming. Middels een beleidsregel is het partnerinkomen tot nu toe echter buiten beschouwing gelaten vanwege protesten van studenten en het gegeven dat het om een aanzienlijke groep mensen gaat die gebruik maakt van de beleidsregel. 12.2.5 Beleidsactiviteiten 2004 Op 26 april 2002 is in een brief van de minister van OCW aan de Kamer een pakket aan maatregelen aangekondigd met als doel de schoolkosten beter beheersbaar te maken zodat het onderwijs voor ouders betaalbaar blijft. Het betreft instrumenten die scholen in staat moeten stellen om kostenbewust te handelen en die ouders en deelnemers moeten helpen scholen hierop aan te spreken. De Kamer is middels een brief d.d. 10 maart 2003 geïnformeerd over de voortgang van dit traject. Het periodieke onderzoek naar de schoolkosten zal in 2003 herhaald worden. Er zal hierbij expliciet worden gekeken naar de kosten van ICT-leermiddelen als onderdeel van de boekenkosten. De Kamer zal van de uitkomsten van het schoolkostenonderzoek op de hoogte worden gesteld. Enige relativering is hier op zijn plaats. De verwachting is dat van de acties om de schoolkosten te beheersen op termijn een effect zichtbaar wordt. Naast een zekere rem op de schoolkosten, is dat een toegenomen bewustzijn bij scholen om zich te verantwoorden over de schoolkosten en bij ouders en deelnemers om scholen hierop aan te spreken. Om hier beter zicht op te krijgen zal in de tweede helft van 2003 het destijds door de Stichting voor Economisch Onderzoek uitgevoerde onderzoek herhaald worden. Naast het traject beheersing schoolkosten vindt er in 2003 een evaluatie van de Tegemoetkoming Lerarenopleiding plaats. Zie hiervoor paragraaf 12.2.4. 12.3 Budgettaire gevolgen van het beleid Onderstaande tabel geeft de budgettaire gevolgen van het beleid weer. Doordat er voor de komende jaren rekening is gehouden met een stijging van het lesgeld is er een oploop in prijsbijstelling.
Persexemplaar
294
De beleidsartikelen (artikel 12)
Tabel 12.16: Budgettaire gevolgen tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (bedragen x € 1 000) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Verplichtingen
347 751
373 447
393 521
397 349
404 154
409 488
411 594
Uitgaven – waarvan oploop in prijsbijstelling
347 751 0
373 447 0
393 521 2 410
397 349 4 773
404 154 7 089
409 488 9 360
411 594 11 586
TS 17– – waarvan belastinguitgaven VO 18+ – waarvan niet relevante uitgaven TS 18+
289 263 100 299 49 429 1 004 9 059
311 639 102 747 54 371 625 7 437
319 713 105 409 54 831 616 7 437
323 022 106 500 55 582 716 7 437
329 471 108 627 56 071 561 7 437
334 450 110 268 56 663 677 7 357
334 800 110 384 58 398 677 7 378
11 540
11 308
11 175
11 018
11 018
IBG Ontvangsten : TS 17– VO18+ TS 18+
13 025
13 035
12 981
12 982
13 028
12 976
13 022
6 242 6 489 294
6 235 6 500 300
6 181 6 500 300
6 182 6 500 300
6 228 6 500 300
6 176 6 500 300
5 722 7 000 300
De reeks IBG betreft het deel van de apparaatskosten van de IB-Groep dat vanaf 2004 technisch is toegerekend aan dit beleidsartikel. 12.4 Budgetflexibiliteit Alle uitgaven onder dit artikel zijn wettelijke uitgaven, namelijk gebaseerd op de WTOS. De mate van budgetflexibiliteit wordt bepaald door de mate waarin de wet en de daarop gebaseerde regelingen gewijzigd kunnen worden. 12.5 Veronderstellingen in effectbereik, doelmatigheid en raming
effectbereik en doelmatigheid Het effectbereik en de doelmatigheid van de WTOS hangt af van de mate waarin WTOS-gebruikers daadwerkelijk een tegemoetkoming aanvragen. De veronderstelling is dat de WTOS over het algemeen goed bekend is. Niettemin zal dit middels een onderzoek naar niet-gebruik WTOS getoetst worden. Raming De ramingen voor de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) zijn gebaseerd op de formule p x q. De prijs (p) is gebaseerd op de ontwikkeling van de normbedragen door indexering in combinatie met de gemiddelde uitgaven per deelnemer afkomstig van de realisatiegegevens van de WTOS in 2002. De begroting voor de jaren 2003 en verder is geraamd op het prijspeil en de normen voor 2003 (de jaarlijkse indexering op grond van inflatie wordt in deze begroting nog niet geraamd). Wel is rekening gehouden met de jaarlijkse indexering van het lesgeld. De hoeveelheid (q) is gebaseerd op de realisatiegegevens van de WTOS in 2002 gekoppeld aan de ontwikkeling van de leerlingenaantallen zoals vermeld in de Referentieraming 2002 (dit is een raming van alle onderwijsdeelnemers). Voor de WTOS is hierbij vooral van belang de raming
Persexemplaar
295
De beleidsartikelen (artikel 12)
van de ingeschrevenen in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg. Door de ontwikkelingen in de onderwijsdeelnemers te koppelen aan de meest recente realisatiegegevens 2002, zoals het percentage gebruikers, worden de aantallen gebruikers geraamd. De ontwikkelingen in de uitgaven tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten worden in belangrijke mate bepaald door de ontwikkelingen in het aantal gebruikers. 12.6 VBTB-paragraaf
Terugblik groeiparagraaf begroting 2003 In de groeiparagraaf van de begroting 2003 is verwezen naar het schoolkostenonderzoek en het onderzoek naar niet-gebruik WTOS. Beide onderzoeken vinden in 2003 plaats. De resultaten komen naar verwachting eind 2003, begin 2004 beschikbaar. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd. In de groeiparagraaf is tevens aangegeven dat er bij de raming in 2003 nog geen realisatiegegevens voor een heel schooljaar bekend waren aangezien de WTOS per 1 augustus 2001 ingevoerd is. Inmiddels zijn realisatiegegevens voor het schooljaar 2001–2002 bekend, deze zijn verwerkt in de begroting.
VBTB-agenda begroting 2004–2006 In principe is de doelstelling dat alle ouders/studenten die de tegemoetkoming in het kader van de WTOS nodig hebben (die onder de inkomensgrens vallen) ook bekend zijn met de tegemoetkoming en er gebruik van maken. Alleen op deze wijze kan de financiële toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd worden. In het kader van VBTB dient deze doelstelling ook meetbaar te zijn. In deze begroting is aangekondigd dat alle regelingen die vallen onder artikel 12, met uitzondering van TS18+ VAVO geëvalueerd zullen worden. Zo zal er in 2003 o.a. een onderzoek naar niet-gebruik WTOS plaatsvinden. Dit onderzoek beoogt mede indicaties te leveren voor mogelijke prestatie-indicatoren met bijbehorende normen.
Persexemplaar
296