De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer1
Een ondernemingsstructuur met een enkelvoudige
Op de vraag of de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van
BV (de werkmaatschappij), is eerder uitzondering
toepassing zijn bij schenking of vererving van de
dan regel. Om fiscale en juridische redenen verdient
aandelen in BV X antwoordt de Staatssecretaris:
een holdingstructuur vaak de voorkeur. In zijn meest eenvoudige verschijningsvorm bezit de
“Ja. Aangezien BV X het beleid bepaalt in BV Y worden
houdstervennootschap de aandelen in de werk-
voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling de
maatschappij, terwijl de erflater/schenker een
bezittingen en schulden van BV Y beschouwd bezittin-
rechtstreeks aandelenbelang heeft in eerstgenoem-
gen en schulden te zijn van BV X. Zie artikel 7a lid 2
Wanneer is een
de vennootschap. De vraag is op welke wijze de
Uitvoeringsregeling Successiewet.”
houdstervennootschap
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toepassing vinden op
beleidsbepalend?
de aandelen in de houdstervennootschap, nu het de
De Staatssecretaris gebruikt hier dus de zogenoem-
onderliggende werkmaatschappij is die de ‘echte’
de ‘beleidseis’ van art. 7a lid 2 Uitv.reg. Succ.w. om
onderneming drijft. Deze vraag tracht ik in deze bij-
te bepalen of de houdstervennootschap een onder-
drage te beantwoorden. Centraal staat daarbij de
neming drijft. Van Vijfeijken en Te Niet3 plaatsen bij
zogenoemde ‘beleidseis’ van art. 7a lid 2 Uitv.reg.
deze opvatting een kritische kanttekening. Naar
Succ.w. Aan de hand van voorbeelden beoordeel ik
hun mening wordt het antwoord op de vraag of de
de reikwijdte van deze eis en in hoeverre deze voor-
houdstervennootschap een onderneming drijft niet
waarde past binnen de ratio van de bedrijfsopvol-
bepaald door het derde lid van art. 35b Succ.w. (waarop de betreffende uitvoeringsregeling is
gingsfaciliteiten.
gebaseerd), maar op grond van het tweede lid van art. 35b Succ.w. (waar de vraag centraal staat of de
1. De beleidseis
vennootschap ondernemings- dan wel beleggingsactiviteiten verricht). Een actieve houdstervennoot-
1 Werkzaam bij Arenthals Grant Thornton, vestiging Rotterdam.
2
CPP 2003/1717M, V-N 2004/22.15.
1.1. Besluit van 16 maart 2004
schap drijft naar hun mening zonder meer een
In onderdeel G van zijn besluit 16 maart 20042 gaat
onderneming in de zin van deze bepaling.
de Staatssecretaris in op de verkrijging van aandelen in een houdstervennootschap. Daar stond de
Over de vraag wanneer een houdstervennootschap
volgende structuur centraal.
beleidsbepalend is, laat de Uitvoeringsregeling ons in het ongewisse. De commissie Moltmaker4 huldigt
Van Vijfeiken en Te Niet, ‘De houdstervennootschap en de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet 1956’, WFR 2005/6652, blz. 1695. 3
als standpunt dat de invloed meer dan marginaal Erflater/schenker
moet zijn en dat er ook feitelijk invloed moet worden uitgeoefend. Hoogeveen5 is van mening dat de houdstervennootschap naast aandeelhouder tevens
Rapport commissie-Moltmaker, ‘De warme, de koude en de dode hand, 13 maart 2000, blz. 29. 4
5
Hoogeveen, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteit: het ene bedrijfspand is het andere niet’’, NTFR 18
Holding
bestuurder dient te zijn van de vennootschap.
BV X
Stevens6 is daarentegen van oordeel dat niet vereist is dat de houdstervennootschap ook bestuurder is van de deelneming. Voldoende is zijns inziens dat
Beleid
de houdstervennootschap de zeggenschapsrechten
augustus 2005, blz. 15.
die verbonden zijn aan het aandelenbezit in vrijheid Stevens, ‘Bedrijfsopvolging civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke aspecten’, preadvies KNB, 2005, blz. 242. 6
7
T.a.p. 1695.
Werkmij. BV Y
kan uitoefenen. Van Vijfeiken en Te Niet7 wijzen nog op de ‘geluiden’ dat invloed op het beleid alleen kan plaatsvinden via een meerderheidspakket.
november 2006 - ESTATE PLANNER
11
Situatie Erflater/schenker A
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, dan dienen zij naar Erflater/schenker B
Erflater/schenker C
mijn mening de aandelen in de tussenholding BV eerst aan hen in privé over te dragen, om deze vervolgens te schenken of krachtens erfrecht na te
Personal Holding A
laten.
Personal Holding B 1/ 3
1/ 3
1/ 3
Gelet op de heersende onduidelijkheid wacht de praktijk met smart op een besluit waarin de
Holding
Bestuur A, B en C
Staatssecretaris met een nadere toelichting komt op de beleidseis. Zoals ik hierna betoog, dient deze
Een veel gebruikt middel
eis volledig te vervallen.
Bestuur
om de bedrijfsopvolging soepel te laten verlopen
Werkmij.
biedt het certificeren van
1.2. De beleidseis en certificering van aandelen: enkele voorbeelden
aandelen
Een veel gebruikt middel om de bedrijfsopvolging Uitwerking
soepel te laten verlopen biedt het certificeren van
Aandelen van C in holding
aandelen. Met de certificering brengt men een
Als bestuurder van de werkmaatschappij bepaalt de
splitsing aan tussen het economische belang bij de
holding het beleid van de werkmaatschappij. De
aandelen en de zeggenschapsrechten. Certificering
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zijn in dat geval van
kan plaatsvinden op het niveau van de uiteindelijke
toepassing op de aandelen van C in de holding. Het
aandeelhouder (natuurlijk persoon) dan wel op een
feit dat C ‘slechts’ een aandelenbelang heeft van
lager niveau in geval van een houdsterstructuur.
1/3 speelt in dat geval geen rol. Art. 35b lid 2 onder-
Hieronder beoordeel ik aan de hand van een aantal
deel b Succ.w. vereist namelijk slechts dat de aan-
voorbeelden welke gevolgen de ‘beleidseis’ heeft
delen behoren tot een aanmerkelijk belang bij C.
voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaci-
Aan deze voorwaarde is voldaan.
liteiten. Daarbij ben ik ervan uitgegaan dat certificaten
Aandelen van A en B in personal holdings
als
zodanig
kwalificeren
voor
de
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
De vraag die hier centraal staat, is of de personal holdings een (mede) beleidsbepalende invloed heb-
1. Certificering op niveau van de natuurlijk persoon
ben op de werkmaatschappij. Sluit men voor het antwoord aan bij het criterium van het in vrijheid
Situatie
kunnen uitoefenen van de aandeelhoudersrechten dan zal, behoudens uitzonderingen,8 aan de beleids-
Erflater/schenker
eis zijn voldaan. Legt men echter de grens bij >50%
Certificaten
van de zeggenschapsrechten, dan diskwalificeren de aandelen in de personal holdings voor de faci-
STAK
liteiten. De personal holdings hebben elk afzonderlijk namelijk een belang van ‘slechts’ 1/3.9 Zoekt
Bestuur
men het antwoord in het hebben van bestuursbevoegdheden dan zijn de bedrijfsopvolgingsfacilitei-
Holding/ beleggingen
ten in casu evenmin van toepassing. Niet de 8
Zoals vergaande stemrechtbeperkingen.
personal holdings treden op als bestuurder van de holding, maar de erflaters-schenkers als privé-per-
Hoogwout (t.a.p. 36) merkt nog op dat alsdan nog wel sprake zou kunnen zijn van een samenwerkende groep, waardoor de persoonlijke holdings het beleid (mede) bepalen. 9
Bestuur
soon. Willen A en B regelen dat verkrijgers van de aandelen zonder meer gebruik kunnen maken van de
12
ESTATE PLANNER - november 2006
Werkmij.
Uitwerking
geen ondernemingsvermogen in de zin van art. 2
De houdstervennootschap bepaalt het beleid van
lid 1 onderdeel d Wet Vpb, waarnaar art. 35b lid 3
de werkmaatschappij, zodat naar mijn mening aan
Succ.w. refereert.
de beleidseis is voldaan. Niet relevant is dat de STAK de zeggenschap heeft over de houdstervennoot-
Mijns inziens is de houdstervennootschap toch als
schap en dus indirect ook over de werkmaatschap-
beleidsbepaler aan te merken als deze als bestuur-
pij. De ‘beleidseis’ vindt namelijk uitsluitend
der optreedt van de stichting. Feitelijk is het dan de
toepassing in de relatie (aandeelhouder)vennoot-
houdstervennootschap die de zeggenschapsrechten
schap-(dochter)vennootschap.
over de aandelen in de werkmaatschappij uitoefent. Indien men tevens noodzakelijk acht dat de
2. Certificering onder de houdstervennootschap
houdstervennootschap bestuursbevoegdheden kan uitoefenen in de werkmaatschappij, zou men de
Situatie
stichting dan wel de houdstervennootschap als bestuurder kunnen benoemen van de werkmaatErflater/schenker
schappij. Treedt echter de erflater in privé op als bestuurder dan is niet aan de beleidseis voldaan.
Holding/ beleggingen
3. Certificering onder de werkmaatschappij
Certificaten
Situatie Erflater/schenker
STAK Holding/ beleggingen
Bestuur
Werkmij.
Bestuur
Werkmij-1
Uitwerking Certificaten
De STAK bepaalt als aandeelhouder en bestuurder het beleid van de werkmaatschappij. De houdster-
STAK
vennootschap voldoet derhalve formeel niet aan de beleidseis, zodat consolidatie tussen de werkmaatschappij en de houdstervennootschap niet mogelijk
Bestuur
is. In de visie van de Staatssecretaris drijft de houdstervennootschap dan geen onderneming, met als
Werkmij-2
gevolg dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten niet van toepassing zijn op de aandelen in de houdstervennootschap. Uitwerking Maar ook als we de deelneming in de werkmaat-
De houdstervennootschap heeft een beleidsbepa-
schappij op zich zelf bezien aanmerken als een
lende invloed in werkmaatschappij-1. Consolidatie
onderneming in de zin van het tweede lid van art.
is dus mogelijk. Ten aanzien van werkmaatschappij-2
35b Succ.w., blijft de uitkomst hetzelfde. Het ver-
ontbreekt deze zeggenschap, omdat het stemrecht
mogen van de houdstervennootschap (bestaande
op de aandelen bij een STAK berust. Consolidatie
uit beleggingen en certificaten) vormt namelijk
is dus niet mogelijk. Door de consolidatie van
november 2006 - ESTATE PLANNER
13
werkmaatschappij-1 drijft de houdstervennoot-
Erflater/schenker
schap in de zienswijze van de Staatssecretaris een onderneming, zodat ingevolge art. 35b lid 2 onderdeel b Succ.w. de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toepassing vinden. Bedrijfspand
Vervolgens is de vraag in hoeverre het vermogen
Werkmij.
van de houdstervennootschap als ondernemingsvermogen is aan te merken. De certificaten kwalifiHet is onduidelijk waarom
ceren in de regel als ondernemingsvermogen als
in houdsterstructuren eisen
het belang wordt aangehouden in verband met de
zijn gesteld aan de
bedrijfsuitoefening van de eerste werkmaatschap-
zeggenschap van de
pij. Op deze wijze kunnen belangen in een deelne-
houdstervennootschap in
ming waarin geen beleidsbepalende invloed
De Staatssecretaris merkt op dat de vastgoedven-
de werkmaatschappij
bestaat, toch in de faciliteit delen. Hetzelfde geldt
nootschap een beleggingslichaam is, zodat op
mijns inziens indien de certificaten van werkmaat-
grond van het tweede lid van art. 35b Succ.w. de
schappij-2 rechtstreeks eigendom zijn van de houd-
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten niet van toepassing
stervennootschap. Daarbij ben ik er dan wel vanuit
zijn op de aandelen in deze vennootschap.
Verhuur
gegaan dat de consolidatie volgens de gezamenNaar de letterlijke tekst van art. 7a lid 2 Uitv.reg.
lijke methode plaatsvindt (zie hierna).
Succ.w. valt op de zienswijze van de Staatssecretaris Waarom in houdsterstructuren eisen zijn gesteld
weinig af te dingen. Deze bepaling voorziet immers
aan de zeggenschap van de houdstervennootschap
uitsluitend in een consolidatie tussen moeder- en
in de werkmaatschappij is overigens onduidelijk.
dochtervennootschappen (verticale consolidatie) en
Voor
niet in een consolidatie tussen zustervennootschap-
een
direct
aandelenbelang
van
de
erflater/schenker gelden dergelijke eisen ook niet.
pen (horizontale consolidatie). Vanuit de doelstel-
Integendeel; gebleken is juist dat het element van
ling van de regeling is er echter geen reden om de
zeggenschap geen enkele factor van belang is voor
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten te onthouden als de
toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
erflater/schenker zowel de aandelen in de vast-
Het bevreemdt dan ook dat zeggenschap wel rele-
goedvennootschap als de werkmaatschappij aan
vant is als de onderneming wordt gegoten in een
één en dezelfde verkrijger nalaat/schenkt.
houdsterstructuur.10 Naar mijn mening dient de beleidseis dan ook te vervallen. Slechts doorslagge-
Om toch van de faciliteiten gebruik te kunnen
vend moet zijn of de erflater/schenker een (direct
maken is het dan ook vaak verstandig de zuster-
dan wel indirect) aanmerkelijk belang in de werk-
relatie om te zetten in een moeder-dochterrelatie.
maatschappij heeft.
11
Als de vastgoedvennootschap en de werkmaat1.3. Wijze van consolidatie
schappij zustervennootschappen zijn, maar de aan-
In onderdeel B1 van het besluit van 16 maart 2004
deelhouder is een vennootschap, dan is consolidatie
komt de vraag aan de orde of de bedrijfsopvol-
wel mogelijk. Het betreft hier dus de volgende situ-
gingsfaciliteiten van toepassing zijn op de aandelen
atie.
in een vastgoedvennootschap als een privé-persoon 10
In deze zin ook Van Vijfeiken en Te Niet, t.a.p. 1697. 11
In deze zin ook Hoogeveen, t.a.p. 14-15.
zowel aandeelhouder is in deze vennootschap alsmede in de werkmaatschappij waaraan de vastgoedvennootschap een pand verhuurt. De structuur ziet er aldus als volgt uit.
14
ESTATE PLANNER - november 2006
het vermogen van beide dochtervennootschappen
Erflater/schenker
toe aan de houdstervennootschap. Het bedrijfspand is dan aan te merken als een bedrijfspand in eigen gebruik, dat deel uitmaakt van het te faciliëren ondernemingsvermogen. In de literatuur bestaat
Holding
geen eenstemmigheid over welke methode toegepast dient te worden.12 Gelet op de ratio van regeling (het facilieren van vermogensbestanddelen met een ondernemingsfunctie) is de gezamenlijke methode naar mijn mening de enige correcte. Weliswaar ontstaat in dat geval een ongelijkheid Werkmij.
Bedrijfspand
met de eerstgenoemde situatie, maar dit onderscheid dient te worden opgeheven door een tegemoetkoming voor deze situatie.
Verhuur
2. Conclusie De vraag is of consolidatie hier op basis van de
Hoogeveen, ‘Schenken en vererven van ondernemingsvermogen’, FED-brochure, 2004, blz. 209, is van mening dat de wetgever afzonderlijke consolidatie voor ogen had. Van Vijfeiken en Te 12
Niet, t.a.p. 1697 pleiten voor een volledige consolidatie.
afzonderlijke methode of de gezamenlijke metho-
In geval van een houdsterstructuur heeft de
de moet plaatsvinden. Bij eerstgenoemde methode
wetgever een ‘beleidseis’ gesteld. Hierdoor komt
vindt consolidatie plaats per dochtervennootschap.
men minder snel in aanmerking voor de bedrijfs-
In het onderhavige voorbeeld resulteert dit in een
opvolgingsfaciliteiten dan bij een rechtstreekse
toerekening van het pand in de vastgoedvennoot-
verkrijging van aandelen in een werkmaatschap-
schap aan de houdstervennootschap. Consolidatie
pij. Naar mijn mening dient deze beleidseis te
met het vermogen van de werkmaatschappij vindt
vervallen en in plaats daarvan consolidatie tussen
dan nog niet plaats. Het bedrijfspand behoudt
de werkmaatschappij en de houdstervennoot-
binnen deze methode zijn beleggingsfunctie (ver-
schap reeds toe te staan als de erflater/schenker
huur aan de werkmaatschappij) en zal dientenge-
een (indirect) aanmerkelijk belang heeft in de
volge buiten de faciliteiten worden gehouden. Bij
werkmaatschappij.
de gezamenlijke methode rekenen we gelijktijdig
november 2006 - ESTATE PLANNER
15