DE BEDELAAR VAN AMIENS SCHIMMENSPEL
EEN SINT-MAARTENSPEL
luC Cielen 5 november 1995
DE WINGERD BRASSCHAAT
SPREKER Het is nu reeds meer dan 1.600 jaar geleden. Het gebeurde in de stad Amiens, in het noorden van Frankrijk. In Amiens leefden, net als in andere steden, rijke mensen. Zij kleedden zich in weelderige gewaden en hielden uitbundige feesten. Zij aten en dronken en hadden alles in overvloed. Zij hadden slaven en slavinnen om hen te dienen.
SPEL
Rijke mensen komen voorbij. Aan de kleding moet in silhouet te zien zijn dat ze rijk zijn. Bv. slavinnen dragen de sleep van een kleed. De rijken zelf dragen ook enkele attributen: een boek, een geldbeurs, juwelen die ze omhangen. Ze lopen afzonderlijk achter elkaar. Maar er is ook 1 koppel bij dat gearmd loopt. Ze schrijden allen heel plechtig. Als zij voorbij gegaan zijn, komen slaven met een tafel aandragen. Daar zetten ze bekers, kruiken, borden, flessen op. De rijken zetten zich aan de tafel en eten en drinken. De slaven bedienen. De steoeln worden ook door de slaven bijgezet. (Brandende) kaarsen op tafel. Na het eten staan de rijken op en gaan weg. De slaven brengen alles weg. In Amiens leven ook burgers. Bakkers slagers, smeden, schrijnwerkers kleermakers boeren, metselaars, schilders, molenaars, barbiers, herbergiers en vele anderen. De rijken kopen bij hen al wat zij nodig hebben.
De bakker komt voorbij de slager komt voorbij de smid passeert de schrijnwerker komt langs de kleermaker de boer de metselaar de schilder de molenaar de barbier de herbergier
de rijken komen bij de burgers kopen. Het overhandigen van het geld moet klaar en
duidelijk gebeuren. De bakker verkoopt een brood de slager verkoopt een worst de barbier knipt het haar de smid smeedt een hoefijzer de boer verkoopt graan de molenaar verkoopt een zak meel de herbergier schenkt wijn en bier de schrijnwerker zaagt een plank . . Bij Amiens dreigt oorlog. Woeste volkeren komen uit het noorden en willen de stad plunderen en veroveren. Maar de stad wordt goed bewaakt. Vele soldaten houden zich klaar voor de strijd. Overal staan soldaten als wachtposten opgesteld.
soldaten komen in rij voorbij. Zij dragen zwaarden of speren. Zijn gehelmd. Wie voorbij het scherm is gekomen loopt snel achterom en sluit weer aan. Zo lijkt het of een grote schare soldaten op stap is.
Vluchtelingen zijn in de stad gekomen. Veel van hen zijn arm, straatarm. Anderen zijn oud, ziek, gebrekkig of verminkt. Ze hebben het koud en zoeken onder de stadspoorten wat warmte en beschutting. Het beeld van een poort wordt op het scherm geprojecteerd. een kreupele komt op, steunend op een kruk een blinde komt tastend met een stok een dove draagt een hoorn aan het oor 2 zieken ondersteunen elkaar. 1 arme, oude man sleurt zich voort. De armen blijven zichbaar op het podium, maken een soort kring. Zitten of staan. Eén arme zit vooraan links bij het scherm en blijft daar. Sommige burgers van Amiens trekken zich van deze bedelaars niets aan. enkele onverschillige rijken passeren maar kijken niet om naar de bedelaars. Anderen geven een weinig van hun rijkdom. Maar onder de bedelaars zijn ook
Iemand geeft iets aan een van de armen.
bandieten en rovers. Een van de bedelaars nadert een rijke langs achter en ontfutselt hem zijn beurs. Hij trekt zich daarmee terug. De rijke verdwijnt. De andere bedelaars komen dichterbij. De andere bedelaars denken dat ze van deze schelm wat kunnen aftruggelen, maar hij weigert. De schelm terkt zijn beurs terug. Een ander wil ze grijpen. Er ontstaat een gevecht, waarbij allen betrokken geraken, behalve één arme bedelaar die vooraan bij het scherm neergehurkt zit.
***
LICHT UIT
In Amiens leven er ook enkele Christenen. Zij komen 's avonds bijeen om het avondmaal te vieren. Zij breken het brood en delen het met elkander. Ook de armen worden niet vergeten. Zij krijgen ook van het brood in de naam van Christus.
Het is al laat in de avond als alle bedelaars hun plekje onder de standspoort weer gevonden hebben. Zij kruipen dicht bijeen om warm te hebben. Eén van hen is te oud en te zwak. Geen van de andere bedelaars kijkt naar hem om. Misschien zal hij wel sterven van koude en honger? Maar hoort! Een groep soldaten keert terug naar de stad. Zij komen bij de stadspoort aan en treffen daar de bedelaars.
Een tafel met een kruisbeeld. (altaar) Een priester en enkele gelovigen komen op. Zij knielen bij het kruis. Zij staan omheen de tafel. De priester heft de kelk op en zegent haar. Hij geeft de kelk aan de anderen door die er allen van drinken. Dan neemt hij een brood. Breekt het en geeft allen een stuk ervan. Dan gaat de priester meer achteraan staan. De armen, de bedelaars komen één voor één bij hem. Hij zegent hen en geeft hen een stuk brood. Ieder maakt een kruisteken als dank. En verdwijnt.
De soldaten komen te paard aan. De bedelaars steken hun handen omhoog om een aalmoes te bedelen. De soldaten houden er niet van door de bedelaars lastig gevallen te worden. Zij hebben geen zin om aalmoezen te geven. Integendeel. Zij roepen: "Wat doet dat gespuis hier!" en trekken hun zwaarden om de bedelaars te verjagen. De bedelaars worden door de soldaten met de wapens bedreigd. de soldaten grijpen de bedelaars vast, slaan met hun zwaarden en verdrijven hen. De eenzame bedelaar laten ze liggen. De soldaten bergen hun wapens weer op. Bestijgen weer hun paarden en vertrekken. De bedelaar blijft alleen achter. Niet lang daarna keert ook Martinus terug naar de stad. Hij is moedig en sterk. Maar hij is ook goedmoedig. Toen hij een kleine jongen was, zag hij eens hoe de christenen hun brood deelden met de armen. En nu ziet hij hier die arme, eenzame oude man. Martinus komt op. Te paard. de bedelaar houdt zijn hand op om een aalmoes te vragen. Martinus heeft niets meer. Hij trekt zijn zwaard De bedelaar krimpt ineen. Martinus snijdt zijn mantel in twee, en legt één stuk over de bedelaar. Martinus had niets anders om te geven, dan een deel van zijn mantel.
***
LICHT UIT
Een bed wordt klaargezet. Links dicht bij het scherm. Thuis gekomen, legt hij zich te ruste. Martinus is thuis, ontdoet zich van zijn mantel, legt zijn zwaard en helm neer. En legt zichzelf neer op een bed.
Maar zie, midden in de nacht wordt hij wakker door een hemels licht Daar ziet hij God en de bedelaar, die niemand anders is dan Christus zelf aan zijn zijde. Dicht bij de lamp staat god, met de armen wijdopen gespreid. Zijn schaduw valt reuzegroot op het scherm. In een ander licht zit de bedelaar. Zijn schaduw valt duidelijker op het scherm. Hij heeft het kruis in zijn handen. En Christus spreekt tot Martinus: "Wat jij aan de minsten van de mensen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan. Martinus, ik was de bedelaar. In je goedheid heb je mij de helft van je mantel geschonken. Voortaan, Martinus zal je niet meer de wapens opnemen als soldaat van de keizer, maar een soldaat van Christus zal je zijn. Het kruis zal je enige wapen zijn. Het is het teken van de allergrootste goedheid, want aan het kruis ben ik gestorven om allen te verlossen van het kwaad." Christus gaat naar Martinus en geeft hem het kruis.