Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
PI Research / De Bascule, mei 2009 Drs. M. Verdonk M. van der Stelt Drs. S.W.M. Zijlmans Dr. B. Bijl
Colofon
Duivendrecht, mei 2009
Opdrachtgever onderzoek: Regionaal Expertise Centrum BovenAmstel. Het onderzoek vond plaats in het kader van de Bestedingsplannen 2008 en 2009, de gemeentelijke subsidiëring van Amsterdamse schoolbesturen om projecten aan te besteden bij de Bascule. Uitvoering onderzoek: M. van der Stelt, drs. M. Verdonk, drs. S.W.M. Zijlmans Met dank aan: De directeuren en leerlingen van de drie ZMOK-scholen die meegewerkt hebben aan het haalbaarheidsonderzoek, de medewerkers van Amsterdamse instelling voor kinderopvang, jeugdzorg en jeugdhulpverlening en de medewerkers van de Dienst Maatschappelijke Ondersteuning. Auteurs: M. van der Stelt, drs. M. Verdonk, drs. S.W.M. Zijlmans
Dit rapport is te bestellen bij: PI Research Postbus 366 1115 ZH Duivendrecht 020-6501500 www.piresearch.nl Overname, openbaarmaking en/of verspreiding van (gedeelten van) deze uitgave is niet toegestaan zonder toestemming van de auteurs.
© 2009 PI Research (Duivendrecht). Auteursrechten voorbehouden.
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding .....................................................................................................................5 1.1
Achtergrond van het onderzoek ..........................................................................5
1.2
Doel van het onderzoek ......................................................................................6
1.3
Opzet van het onderzoek ....................................................................................7
2 De drie Amsterdamse ZMOK-scholen ....................................................................9 2.1
De drie scholen....................................................................................................9
2.1.1 Mr. G.T.J. de Jonghschool.................................................................................... 9 2.1.2 A.H. Gerhardschool ............................................................................................. 10 2.1.3 De Kleine Prins .................................................................................................... 11
2.2
Opvatting van de scholen over een naschools aanbod ....................................12
2.3
Mening van de leerlingen ..................................................................................13
2.4
Samenvattend ...................................................................................................14
3 De financiering en een inventarisatie van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen .....................................................................................................15 3.1 Kinderopvang, naschoolse activiteiten en naschoolse behandeling: de financiering ....................................................................................................................15 3.2
Initiatieven voor ZMOK-leerlingen in Nederland ...............................................17
3.2.1 De Boog ............................................................................................................... 17 3.2.2 De Goudmijn ........................................................................................................ 18 3.2.3 De Tamboerijn ..................................................................................................... 18 3.2.4 Bink ...................................................................................................................... 19
3.3
Samenvattend ...................................................................................................19
4 Aanbieders van naschoolse activiteiten, (jeugd)zorginstellingen en begeleidende instanties .........................................................................................21 4.1
Twee aanbieders van kinderopvang .................................................................21
4.1.1 Impuls .................................................................................................................. 21 4.1.2 Partou .................................................................................................................. 22 4.1.3 Voordelen en nadelen.......................................................................................... 22
4.2
Twee aanbieders van activiteiten op basis van het PGB .................................23
4.2.1 Jeugdeffect .......................................................................................................... 23 4.2.2 Kids at Home ....................................................................................................... 23 4.2.3 Voordelen en nadelen.......................................................................................... 24
4.3
Instelling voor jeugdhulpverlening en een zorginstelling ..................................24
4.3.1 Altra...................................................................................................................... 24
© PI Research 2009
3
4.3.2 De Bascule Cluster Verstandelijk Gehandicapten (VG) ...................................... 25 4.3.3 OKIDO ................................................................................................................. 26 4.3.4 De Bascule, divisie SOz ...................................................................................... 26 4.3.5 Spirit ..................................................................................................................... 27 4.3.6 Voordelen en nadelen.......................................................................................... 27
4.4
Samenvattend ...................................................................................................27
5 De Gemeente Amsterdam en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling ........29 5.1
Verlengde schooldag en de combinatiefunctionarissen Sport en Expressie van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) ......................................29
5.2
Leerlingvervoer ..................................................................................................31
5.3
Samenvattend ...................................................................................................32
6 Reactie van de scholen op mogelijke scenario’s................................................33 7 Samenvatting en conclusie ...................................................................................37 7.1
De drie ZMOK-scholen ......................................................................................37
7.2
Randvoorwaarden bij naschoolse voorzieningen voor ZMOK-leerlingen, ervaringen elders ............................................................................................... 37
7.3
Mogelijke naschoolse activiteiten en de visie daarop van de scholen .............39
7.4
Aanbevelingen ...................................................................................................41
LITERATUUR ................................................................................................................43 Bijlage 1 ........................................................................................................................45 Stellingen groepsinterview.............................................................................................45 Bijlage 2 ........................................................................................................................47 Zinnen afmaken groepsinterview ..................................................................................47 Bijlage 3 ........................................................................................................................49 Voorstel Project Na School............................................................................................49
4
© PI Research 2009
1
Inleiding
Het Regionaal Expertisecentrum (REC) BovenAmstel heeft de divisie Speciale Onderwijszorg (SOz) van de Bascule en PI Research gevraagd een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een naschoolse voorziening voor de leerlingen van de drie SO-ZMOK-scholen in Amsterdam. Het onderzoek vond plaats in het kader van de Bestedingsplannen 2008 en 2009, de gemeentelijke subsidiëring van Amsterdamse schoolbesturen om projecten aan te besteden bij de Bascule. Het onderzoek is uitgevoerd door PI Research, dat sedert 1 februari 2008 de onderzoekstaak van de divisie SOz heeft overgenomen.
1.1
Achtergrond van het onderzoek Binnen het ZMOK-onderwijs is de vrije tijdsbesteding van de leerlingen altijd een belangrijk aandachtspunt geweest. Leerlingen van de ZMOK-scholen hebben moeite de tijd na school zinvol te besteden. Vanuit de veelal kwetsbare sociale milieus worden deze kinderen dikwijls weinig gestimuleerd en ondersteund bij de invulling van de vrije tijd. Sportverenigingen en clubs worden door weinig leerlingen bezocht, en wanneer leerlingen al lid worden is het risico groot dat ze weer verwijderd worden als gevolg van grensoverschrijdend gedrag of omdat het gedrag niet te hanteren is binnen de betreffende vereniging. Een groot deel van de populatie hangt wat rond buiten of is binnen en vermaakt zich dan met TV of uren aaneen achter de computer. Scholen constateren vaak dat ‘alles wat we overdag opbouwen na schooltijd weer wordt afgebroken’. Het maatschappelijk werk op de ZMOK-scholen probeert ouders te motiveren om hun kind in te schrijven voor clubs en verenigingen, maar slagen daar niet vaak in. Financiële beperkingen van de gezinnen spelen daarbij een rol maar blijken niet doorslaggevend te zijn. Het gaat in de regel om multi-problem gezinnen met weinig sociale contacten en ernstige opvoedingsproblematiek. Ouders hebben weinig inzicht in de problematiek van hun kind en in wat passende activiteiten zouden kunnen zijn. In de vrije tijd gaat veel mis: bij jonge kinderen is merkbaar dat zij te weinig positief hebben geoefend in contacten met andere kinderen, dat er in de buurt geklaagd wordt over ruzies, manipulatief gedrag en agressie. Bij oudere leerlingen ontstaan soms al in de basisschoolleeftijd de eerste contacten met de criminaliteit. Niet zelden horen de scholen over vandalisme, kleine diefstallen, overlast en betrokkenheid bij drugsgerelateerde zaken. Het schoolteam en de Commissie van Begeleiding (CvB) van de drie ZMOK-scholen zijn dan ook op zoek naar verwijsmogelijkheden voor een naschools behandelaanbod van zorginstellingen en/of naschoolse opvang of activiteiten. Eerdere Amsterdamse initiatieven Het is niet voor de eerste keer dat er getracht wordt een naschools aanbod voor het speciaal onderwijs te ontwikkelen. In 2005 is in opdracht van REC BovenAmstel een onderzoek gestart naar de mogelijke ontwikkeling van een brede school voor scholen voor speciaal onderwijs, REC cluster 4 (Nolen, 2006). Het onderzoek heeft geleid tot een probleemanalyse, een behoeftepeiling onder scholen en ouders en een © PI Research 2009
5
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
verkenning van de markt. Er is door OOG Onderwijs en jeugd (Nolen, 2006) tevens een conferentie georganiseerd voor naschoolse zorg bij De Kleine Prins en de Mr G.T.J. de Jonghschool. Dit heeft geleid tot een aanbod van de Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG)-zorgaanbieder Orthopedagogisch Centrum (OC) Middelveld op de Mr. G.T.J. de Jonghschool. Dit aanbod is gerealiseerd voor een groep van ongeveer zeven leerlingen. Het aanbod sloot in eerste instantie niet goed aan op het pedagogisch klimaat van de school. De methodiek bleek onvoldoende afgestemd op de populatie en de medewerkers bleken in eerste instantie over onvoldoende kennis en vaardigheden te beschikken om een passend aanbod te kunnen bieden. Deze problemen om met een zorgaanbieder tot een goed aanbod te komen zijn ook geconstateerd in het Kingmaproject (2003-2007) waarin het erg moeilijk bleek een naschools behandelaanbod te ontwikkelen voor gedragsmoeilijke leerlingen van een VSO ZMLK-school (Gloudemans & Zijlmans, 2007). Doelgroepen van het SO zijn te zwaar en ingewikkeld voor instellingen om er hun behandelaanbod op af te stemmen. Vanuit de overheid is het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties (DenC) opgezet met als doel het realiseren van een jeugdvoorzieningenstructuur met een doorlopend aanbod van opvang, onderwijs, overblijf en sport, welzijns- en culturele activiteiten. Het Samenwerkingsverband Speciaal Onderwijs van besturen van het speciaal onderwijs en van zorg- en welzijnsinstellingen om een dagarrangement inclusief eventuele combinatiefuncties voor het speciaal onderwijs te ontwikkelen heeft geleid tot een plan voor een aanbod bij de ZMLK-school A. Laudy. Dit aanbod is niet gerealiseerd, omdat het niet gelukt is het te financieren. Ook het leerlingenvervoer bleek niet te organiseren. De besturen van de ZMOKscholen hadden zich al eerder uit het overleg teruggetrokken.
1.2
Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is na te gaan of en, zo ja, onder welke condities een naschoolse voorziening voor de leerlingen van 6 tot 12 jaar van de drie ZMOKscholen van REC BovenAmstel mogelijk en haalbaar is. Het betreft een inventariserend onderzoek dat moet leiden tot beleidsadviezen voor de inrichting van naschoolse activiteiten. Er zijn vijf onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Wat is in Nederland bekend over (de haalbaarheid van) naschoolse voorzieningen voor ZMOK-leerlingen? 2. Wat is de aard van het aanbod van de beoogde naschoolse voorziening (opvang, behandeling of een combinatie)? Welke inhoudelijke eisen of wensen worden verbonden aan het programma? In welke mate is de realisatie van een dergelijk aanbod of programma haalbaar? 3. Welke organisatorische en logistieke randvoorwaarden zijn nodig voor het beoogde aanbod of programma? In welke mate is de realisatie van deze randvoorwaarden haalbaar?
6
© PI Research 2009
Inleiding
4. Gegeven de inhoud, organisatie en logistiek, op welke wijze kan het beoogde aanbod of programma het best worden gefinancierd en is deze financiering ook haalbaar? 5. Zijn relevante instellingen in staat en bereid het aanbod vorm te geven?
1.3
Opzet van het onderzoek De volgende activiteiten zijn uitgevoerd: Inventarisatie van wensen van de scholen, ouders en leerlingen Met de ZMOK-scholen is een startbijeenkomst belegd om hun ideeën over gewenst naschools aanbod in de vorm van opvang, activiteiten of naschoolse dagbehandeling te bespreken. In de loop van het onderzoek heeft regelmatig overleg met de scholen plaatsgevonden. Er is eveneens overleg geweest met de besturen van de scholen. Gezien de eerdere onderzoeken is een behoeftepeiling onder ouders in eerste instantie niet noodzakelijk. Door Nolen (2006) en in het Behoefteonderzoek opvang kinderen Speciaal Onderwijs (Dienst Onderzoek en Statistiek, 2007) wordt beschreven dat er bij ouders voldoende behoefte is aan een buitenschoolse voorziening. Pas wanneer ouders concrete vormen met bijbehorende financiering voorgelegd kunnen worden is een behoeftepeiling gepast. In het verleden is gebleken dat ZMOK-leerlingen niet bereid zijn deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten of dagbehandeling (zoals die van Middelveld) wanneer die niet bij hun niveau aansluiten of in hun ogen te kinderachtig zijn. Daarom is een kleine groep leerlingen gevraagd naar door hun gewenste activiteiten. Literatuuronderzoek en inventarisatie van initiatieven in de rest van Nederland Onderzocht is welke financieringsmogelijkheden er zijn voor de diverse mogelijke vormen van naschools aanbod. Daarnaast is geïnventariseerd welke vormen van naschoolse voorzieningen elders ontwikkeld zijn voor het ZMOK-onderwijs, onder welke voorwaarden, voor welke doelgroep en met welke financiële middelen. Contact met mogelijke aanbieders In het onderzoek zijn Amsterdamse aanbieders van kinderopvang en zorginstellingen benaderd om na te gaan of zij in staat en bereid zijn een aanbod te ontwikkelen, onder welke voorwaarden en op basis van welke financiering. Voor de vraaggesprekken met de aanbieders zijn de volgende aandachtspunten geformuleerd: - is er sprake van een behandeldoel of van vrije tijdsbesteding met een sterke pedagogisch aanpak en sturing, - welke methodiek wordt gehanteerd, - wat zijn geschikte locaties, binnen school of elders, - welke leerlingen gelet op leeftijd en problematiek komen in aanmerking, - wat zijn de personele bezettingsmogelijkheden en knelpunten, - wat zijn de vereiste indicaties en - wat zijn de financieringsmogelijkheden.
© PI Research 2009
7
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Er zijn gesprekken gevoerd met twee instellingen voor kinderopvang, Impuls en Partou, en met twee instellingen die zich speciaal richten op activiteiten die vanuit het PGB gefinancierd kunnen worden. Kids at Home en Jeugdeffect. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van Altra, Spirit, de divisie Gezondheidszorg /het cluster VG van de Bascule en de divisie Speciale Onderwijszorg van de Bascule. Contact met de Gemeente Amsterdam Er heeft overleg plaatsgevonden met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam over de mogelijkheden die er zijn vanuit de Brede Talentontwikkeling en andere subsidieregelingen om activiteiten voor ZMOKleerlingen te organiseren en over de mogelijkheden het leerlingenvervoer aan te passen wanneer leerlingen op school blijven voor activiteiten of opvang. Verder is overleg gevoerd met de voorzitter van het stadsdeel Westerpark omdat zij belast is met de portefeuille Brede Talentontwikkeling. Door het Sportbedrijf van DMO is tenslotte een presentatie verzorgd voor de ZMOKscholen waar de mogelijkheden en plannen voor sport voor het ZMOK zijn toegelicht en besproken. Het rapport is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de stand van zaken op de drie ZMOK-scholen, de wensen van de directie en die van de leerlingen. In hoofdstuk 3 worden de financieringsmogelijkheden en initiatieven elders in Nederland besproken, hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de reacties van de benaderde instanties en in hoofdstuk 5 worden de resultaten van het overleg met Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6 komen de visies van de scholen op mogelijke naschoolse activiteiten aan de orde en in hoofdstuk 7 wordt het rapport afgesloten met een samenvatting en conclusies.
8
© PI Research 2009
2
De drie Amsterdamse ZMOK-scholen
In Amsterdam zijn drie ZMOK-scholen: Mr. G.T.J. De Jonghschool, de A.H. Gerhardschool en De Kleine Prins. De eerste twee scholen vallen onder de Stichting Orion, bevoegd gezag van 13 Amsterdamse openbare scholen voor speciaal onderwijs, het bestuur van De Kleine Prins is de Stichting Kolom. De scholen maken deel uit van het Regionale Expertise Centrum (REC) BovenAmstel. Voor veel leerlingen van de ZMOK-scholen is hulpverlening gerealiseerd, merendeels in de GGZ (diagnostiek, ouderbegeleiding, kortdurende trainingen, ambulante gesprekken, medicatie). Deze vormen van hulp worden veelal niet naschools aangeboden. Bij alle drie de scholen is gevraagd welke van de leerlingen op dit moment van een naschools (hulp)aanbod gebruik maken.
2.1
De drie scholen
2.1.1
Mr. G.T.J. de Jonghschool Locatie en mogelijkheden voor activiteiten De Mr. G.T.J. de Jonghschool is gevestigd in Amsterdam-West (Osdorp) en heeft een populatie van rond de 110 leerlingen. Het is de grootste school van de drie ZMOK-scholen. De school heeft een redelijk grote buitenruimte en een grote gymzaal. Er is ook een ruimte voor creatieve activiteiten. De buurt heeft op loopafstand geen sportvelden en er is geen park in de buurt met sportgelegenheid. Naschools aanbod Er is voor 14 leerlingen een vorm van naschoolse opvang/dagbehandeling: - acht leerlingen gaan naar de Narcis, de naschoolse dagbehandeling van OCMiddelveld in de school; - drie leerlingen nemen deel aan de opvanggroepen voor 6-12-jarigen van Altra; - één leerling gaat wekelijks naar een meidenclub in het buurthuis en een zorgboerderij; - één leerling gaat naar het logeerhuis van Mentrum; - één leerling gaat naar een reguliere naschoolse opvang van Impuls; De afgelopen periode is één leerling verwijderd van de Narcis, en is één leerling is door ouders van de Narcis afgehaald. Eén leerling is verwijderd van een reguliere naschoolse opvang. Ontwikkelingen De school heeft veel moeten investeren om de naschoolse dagbehandeling van O.C. Middelveld (voor LVG-leerlingen) op school mogelijk te maken omdat: - de pedagogische aanpak onvoldoende was toegesneden op de doelgroep, - de begeleiders van Middelveld onvoldoende kennis van de problematiek hadden, © PI Research 2009
9
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
- de methodiek onvoldoende aan sloot en - de fysieke veiligheid van de leerlingen in eerste instantie niet gegarandeerd was. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de school de opvang stevig moest ondersteunen en dat er aanpassingen gedaan zijn in het aanbod. De huidige groep bestaat uit maximaal zes leerlingen per dag. Leerlingen kunnen maximaal anderhalf jaar van het aanbod gebruik maken. Er zijn altijd drie medewerkers van O.C. Middelveld aanwezig. Nieuw personeel draait eerst een maand mee in de school om de doelgroep en de manier van werken te leren kennen. Middelveld is daarnaast bezig met methodiekaanpassingen en probeert met de zorgverzekeraar af te stemmen over uitbreiding van het aanbod naar niet-LVG leerlingen. 2.1.2
A.H. Gerhardschool Locatie en mogelijkheden voor activiteiten De A.H. Gerhardschool is gevestigd in Amsterdam-Oost (Zeeburg) en heeft een populatie van rond de 80 leerlingen. De school is tijdelijk gevestigd in een ‘noodlocatie’. Na de zomervakantie start de school in de verbouwde locatie aan de Valentijnkade. In de verbouwing is een huiskamerachtige ruimte opgenomen met de bedoeling die eventueel te gaan benutten voor naschoolse activiteiten. Verder is er een grote gymzaal in de verbouwing opgenomen en is de buitenruimte ruim. Het pand ligt bovendien op loopafstand van het Flevopark en van een voetbalveld. Naschools aanbod De meeste leerlingen krijgen een of andere vorm van hulpverlening (meestal GGZ). Voor elfvan de leerlingen is er een vorm van naschoolse opvang/dagbehandeling: - twee leerlingen gaan naar naschoolse activiteiten van Kids at Home (vanuit een PGB); - drie leerlingen gaan naar reguliere naschoolse opvang; - vijf leerlingen bezoeken de naschoolse daghulpverlening van Altra - één leerling bezoekt de naschoolse dagbehandeling van O.C. Middelveld op de Mr. G.T.J. de Jonghschool. Een aantal leerlingen heeft naschoolse activiteiten, vaak voetbal of een vechtsport. Dit aantal wisselt vaak als gevolg van schorsingen, veranderde interesses en/of geldproblemen bij ouders. Ontwikkelingen De A.H. Gerhardschool heeft sinds februari 2009 een directiewisseling ondergaan en een bovenschools directeur geeft nu leiding aan zowel de Mr. G.T.J de Jonghschool als de A.H. Gerhardschool. Daardoor zijn er in de school veel nieuwe ontwikkelingen met als doel dat de scholen qua opzet en personele bezetting meer gelijkenis gaan vertonen. Door personeelswisselingen start de school na de zomervakantie met een vrij nieuw team.
10
© PI Research 2009
De drie Amsterdamse ZMOK-scholen
2.1.3
De Kleine Prins Locatie en mogelijkheden voor activiteiten De Kleine Prins is gevestigd in Amsterdam-West (de Baarsjes) en heeft een populatie van rond de 40/45 leerlingen. De Kleine Prins heeft een nevenvestiging in Hoofddorp. Het is een redelijk kleine locatie. De buitenruimte is, in verhouding tot die van andere scholen, beperkt. De school heeft een kleine gymzaal, en geen handvaardigheidsruimte. De school ligt op loopafstand van een ruim park met sportgelegenheid. Naschools aanbod De populatie van de Kleine Prins is de afgelopen jaren enigszins teruggelopen. De meeste leerlingen zitten in een vorm van hulpverlening, merendeels in de GGZ. Er zijn op dit moment 13 leerlingen die van een naschools aanbod gebruik maken. Er is ook een kleine groep leerlingen die gedeeltelijk onder schooltijd deeltijdbehandeling krijgen bij de Bascule. - zes leerlingen gaan naar de naschoolse dagbehandeling van Amstelduin; - drie leerlingen gaan naar de naschoolse dagbehandeling van Altra; - één leerling gaat naar de naschoolse dagbehandeling van Middelveld; - één leerling gaat naar OCK het Spalier NSO; - twee leerlingen bezoeken een reguliere NSO. Ontwikkelingen De Kleine Prins heeft sinds maart 2009 een nieuwe directeur. De school heeft evenals de Gerhardschool qua personele bezetting veel wisselingen gehad met als gevolg dat de school zich in een ontwikkeltraject bevindt dat onder leiding van de nieuwe directeur verder gestalte moet krijgen. Ook De Kleine Prins heeft ervaring met de naschoolse dagbehandeling die werd aangeboden door O.C. Middelveld. De school had dezelfde startproblemen als de Mr. G.T.J. de Jonghschool en bovendien onvoldoende ruimte om een behandelgroep goed te kunnen huisvesten. Uiteindelijk is de samenwerking tussen de school en Middelveld gestopt. Belangrijke knelpunten waren: - de methodiek sloot niet aan, - de locatie (op de zolder) was geïsoleerd en onveilig, - er was een tekort aan aanmeldingen (de samenwerking met ouders verliep niet goed), - de (jonge) begeleiders bleken niet in staat met deze moeilijke leerlingen om te gaan en moesten veelvuldig een beroep doen op de in school aanwezige leerkrachten. De school werkt sinds enige tijd intensief samen met het cluster VG van de Bascule met de bedoeling het behandelaanbod voor de leerlingen van de school laagdrempelig te kunnen aanbieden door middel van onderwijs-zorgarrangementen. Dit aanbod wordt ontwikkeld op drie niveaus: kindgericht (behandeling van de leerling binnen de school), groepsgericht (bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining)
© PI Research 2009
11
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
en schoolgericht (ondersteuning van de leerkrachten van de leerlingen die in behandeling zijn). De behandeling bestaat uit agressieregulatietrainingen, sociale vaardigheidstraining en individuele therapie op de school. Op De Kleine Prins is gebleken dat een duidelijk pedagogisch klimaat, een goed team en een goede schoolorganisatie voorwaarden zijn voor een dergelijk behandelaanbod. Er moet verder een goede afstemming zijn met de in de school aanwezige CVB.
2.2
Opvatting van de scholen over een naschools aanbod Voorkeur voor naschoolse activiteiten met een sterk pedagogisch karakter De scholen hebben een voorkeur uitgesproken voor strak gestructureerde naschoolse activiteiten met een sterk pedagogisch karakter. De directies van de scholen hebben weinig vertrouwen in het huidige aanbod voor naschoolse dagbehandeling en activiteiten. De betreffende instellingen overschatten hun mogelijkheden om voor deze doelgroep iets te betekenen. Hun wens is dan ook dat er voor de naschoolse opvang een stevige, degelijke methodiek komt en dat het personeel goed is uitgerust om met de doelgroep om te gaan. De scholen streven naar een ‘zo gewoon mogelijk’ aanbod. Voorkeur voor sport De scholen vinden het belangrijk dat leerlingen na school actief bezig om energie kwijt te kunnen raken en met elkaar te bewegen. Sport niveaus beoefend worden. In de sport worden duidelijke regels Sportactiviteiten zouden een goede gelegenheid kunnen bieden samenspel te bevorderen.
kunnen zijn, kan op alle gehanteerd. om positief
Verlengde schooldag In de visie van de scholen dienen naschoolse activiteiten bij voorkeur te passen in een verlengde schooldag waaraan alle leerlingen deelnemen. De directies van de Mr. G.T.J. de Jonghschool en de A.H. Gerhardschool zien de ontwikkeling van een naschools aanbod als een eerste stap in de richting van de verlengde schooldag waarbinnen onderwijs, sport, activiteiten, welzijn en behandeling een plaats krijgen. De scholen zouden graag voor de ouders en leerlingen een activiteitenmenu willen ontwikkelen waaruit in overleg met de school een keuze gemaakt wordt. Wanneer alle leerlingen langer op school blijven en het lesrooster doorloopt tot het einde van de middag kan er binnen het rooster geschoven worden. Behandeling hoeft dan niet altijd na schooltijd te worden aangeboden, hetzelfde geldt voor sport en andere activiteiten. Wanneer een verlengde schooldag voor alle leerlingen is gerealiseerd hoeft er geen ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen de verschillende activiteiten.
12
© PI Research 2009
De drie Amsterdamse ZMOK-scholen
Vijf dagen per week De scholen streven naar een aanbod voor alle dagen in de week om een zinnige tijdsbesteding voor hun leerlingen te creëren. Verder is de verwachting dat steeds meer ouders die willen of moeten werken, en gaat ook daarom de voorkeur uit naar een naschools aanbod voor vijf middagen per week. Wensen ten aanzien van behandeling De scholen willen graag meer behandelmogelijkheden in hun school. Leerlingen hoeven dan niet meer onder schooltijd naar andere locaties in de stad om behandeld te worden. Zoals hierboven beschreven verzorgt O.C. Middelveld naschoolse dagbehandeling op de Mr. G.T.J. de Jonghschool voor enkele leerlingen van de Mr. G.T.J. de Jonghschool en één leerling van de A.H. Gerhardschool. Het aanbod is echter te zeer gericht op de LVG groep en zou meer toegesneden moeten worden op de populatie van de ZMOK-school en uitgevoerd moeten worden door personeel dat voldoende bekend is met de doelgroep. Het aanbod dat door het cluster VG van de Bascule ontwikkeld wordt op De Kleine Prins kan op termijn ook binnen de twee andere scholen een plaats krijgen. De directies van de twee andere ZMOK-scholen zijn met name geïnteresseerd wanneer de behandeling door de Bascule een plaats krijgt in de verlengde schooldag.
2.3
Mening van de leerlingen Twee groepen leerlingen van de Mr. G.T.J. de Jonghschool hebben in een groepsgesprek hun mening gegeven over een nieuw naschools aanbod. Er is gesproken met vier leerlingen van zeven jaar en vier leerlingen van tien en elf jaar. Allereerst is de leerlingen gevraagd vrij te associëren en aan te geven waar ze aan denken bij de term ‘naschools aanbod’. De leerlingen noemen vooral activiteiten die zij leuk vinden om te doen na school, o.a. voetballen, computerspelletjes spelen, tafeltennis, gymmen en knutselen. Vervolgens is de groepjes leerlingen gevraagd om aan te geven welke stelling het beste bij hen past. Voorbeeld; ‘Het liefst ga ik naar een naschoolse groep met kinderen van mijn eigen leeftijd’ of ‘Ik vind het prima als er leerlingen van verschillende leeftijden naar de naschoolse groep komen’ (zie Bijlage 1). Uit de stellingenronde komt naar voren dat de leerlingen de naschoolse groep het liefst in of bij de school zien en dat deze toegankelijk moet zijn voor leerlingen van alle leeftijden. Leerlingen van andere scholen zijn ook welkom, mits ze maar gezellig mee doen. Het is voor hen belangrijk dat ze op de naschoolse groep verschillende activiteiten kunnen doen, gezamenlijk en alleen. Naast sportaanbod is het ook belangrijk dat je creatieve en muzikale dingen kunt doen. Het maakt de leerlingen niet uit door wie de groep begeleid wordt. Tot slot is de leerlingen afzonderlijk gevraagd om een aantal zinnen af te maken (zie Bijlage 2). De leerlingen geven meermalen aan dat het mogelijk moet zijn om veel te voetballen en dat de activiteiten niet te kinderachtig mogen zijn.
© PI Research 2009
13
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Begeleiders van de naschoolse groep moeten zorgen voor gezelligheid, goed kunnen luisteren en helpen bij het oplossen van problemen. Zij moeten vooral niet schreeuwen, aan je arm trekken en té streng zijn. De leerlingen geven aan in de toekomst graag een, twee of alle middagen naar de naschoolse groep te willen komen. Sommige willen dit omdat het hen gezellig lijkt, anderen omdat ze toch niet veel te doen hebben na school. Op de vraag ‘wat zou jij doen als je baas was van de nieuwe naschoolse groep’ wordt geantwoord dat ze dan zouden zorgen voor mooie laptops voor alle leerlingen, lekker eten en drinken en veel nieuw speelgoed.
2.4
Samenvattend Van elke school zijn er 11 tot 14 leerlingen voor wie een naschoolse activiteit is gerealiseerd. Voor de meeste leerlingen betreft het een vorm van hulpverlening, zoals naschoolse dagbehandeling of een opvanggroep van Jeugdzorg. Reguliere naschoolse opvang is slechts voor een kleine groep gerealiseerd. In het binnenkort op te leveren gerenoveerde gebouw van de A.H. Gerhardschool zijn alle faciliteiten aanwezig om naschoolse activiteiten een plaats te geven. De Mr. G.T.J. de Jonghschool beschikt over een grote gymzaal en buitensportruimte in de omgeving. Voor De Kleine Prins zijn minder faciliteiten beschikbaar, al is er wel buitensportgelegenheid. De scholen zouden graag voor hun leerlingen strak gestructureerde naschoolse activiteiten met een sterk pedagogisch karakter organiseren. De scholen streven naar een ‘zo gewoon mogelijk’ aanbod, met een degelijke methodiek en goed geschoold personeel. Sportactiviteiten hebben de voorkeur. De scholen streven naar verlengde schooltijd waarbij activiteiten en behandeling kunnen worden ingepast in het rooster. Voor de ouders en leerlingen is er dan een keuze mogelijk uit diverse activiteiten.. De scholen willen graag ook behandeling zoveel mogelijk ín school realiseren, zodat leerlingen niet voor hun behandeling moeten reizen. Sportactiviteiten en behandeling kunnen voor groepjes leerlingen op wisselende tijden worden aangeboden omdat het rooster flexibel wordt. De voorkeur van de leerlingen gaat uit naar een afwisselend naschools aanbod. Zij vinden het belangrijk om, naast sport, ook andere activiteiten te kunnen doen. Het liefst gaan zij naar een naschoolse groep in het eigen schoolgebouw of vlak daarbij. De naschoolse groep moet toegankelijk zijn voor kinderen van alle leeftijden én kinderen van andere scholen.
14
© PI Research 2009
3
De financiering en een inventarisatie van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de financieringsmogelijkheden van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen. Vervolgens bespreken we initiatieven voor naschoolse activiteiten en naschoolse behandeling die elders in Nederland zijn ontwikkeld.
3.1
Kinderopvang, naschoolse activiteiten en naschoolse behandeling: de financiering In 2005 is de motie Van Aartsen-Bos aangenomen die de scholen voor primair onderwijs de verplichting oplegt voor haar leerlingen een aanbod voor buitenschoolse opvang te doen. Per 1 augustus 2007 zijn scholen in het primair onderwijs verplicht voor- tussen- en naschoolse opvang te regelen. De dagbesteding moet voor kinderen sluitend worden, waarbij onderwijs, opvang, zorg, welzijn en vrije tijd goed op elkaar afgestemd zijn. Deze verplichting is voor het Speciaal Onderwijs (nog) niet ingevoerd. Niettemin groeit de gedachte dat de kinderen in het speciaal onderwijs net zoveel recht hebben op buitenschoolse opvang (BSO) als de leerlingen van het reguliere basis onderwijs. Dit blijkt onder andere uit de motie Van Miltenburg die in 2008 is aangenomen (Kamerstuk 26 631, nr. 245). Gevraagd wordt om na te gaan wat gebruikelijke zorg is van scholen, zorgaanbieders en welzijnsinstellingen en flankerend beleid te formuleren opdat deze gebruikelijke zorg ook gegeven wordt aan leerlingen met gedrags-, leer- en sociale problemen. Uitvoering van de motie moet bijdragen aan het maken van een sluitende keten tussen onderwijs, zorg en welzijn. In aansluiting op deze motie zijn op 20 april 2009 Kamervragen (2009Z07489) gesteld over de problemen die ouders van leerlingen uit het speciaal onderwijs hebben bij het vinden van gepaste en betaalbare kinderopvang. In 2006 is in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een onderzoek gedaan naar de belemmeringen om arbeid en zorg te combineren voor ouders van een kind met een beperking (Wever, De Klerk & Van der Loos, 2006). Een jaar later verscheen in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) een rapport van Sardes over Buitenschoolse opvang voor kinderen met een beperking (Westerbeek e.a., 2007). Beide rapporten geven een overzicht van de financieringsmogelijkheden. We nemen hier de mogelijkheden over. Wet op de Kinderopvang Om in aanmerking te komen voor financiering in het kader van de Wet op de Kinderopvang (WOK) is vereist dat de ouders werken of een opleiding volgen. Voor een aantal van leerlingen in het ZMOK-onderwijs betekent dit dat zij niet in aanmerking komen voor deze financiering. Daarnaast stelt opvang van ZMOKleerlingen dusdanig hogere eisen aan de begeleiders en aan het aantal begeleiders per leerling dat de kosten veel hoger zijn dan in de reguliere kinderopvang. De extra © PI Research 2009
15
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
kosten dienen door de ouders betaald te worden. Voor de doelgroep van het ZMOK is dit geen haalbare kaart. AWBZ – persoonsgebonden budget (PGB) voor naschoolse activiteiten Er kan daarom beter gestreefd worden naar het organiseren van naschoolse activiteiten voor de leerlingen. Deze activiteiten kunnen op verschillende manieren gefinancierd worden: meestal gebeurt dit uit het persoonsgebonden budget (PGB). Er is recent op diverse plaatsen een aanbod van naschoolse activiteiten gerealiseerd voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs, in Amsterdam bijvoorbeeld door Impuls op de SBO-school De Kans in Amsterdam en in Zaandam door de Organsiatie Zaanse Kinderopvang (OZK) op de SBO-school Sjalom (zie hieronder). De instellingen voor kinderopvang werken samen met een zorginstelling voor de extra begeleiding van hun medewerkers. Er zijn ook instellingen die speciaal opgericht zijn om activiteiten voor leerlingen met een beperking met behulp van het PGB te organiseren. In de regel gaat het dan om een aanbod voor één of twee middagen in de week. De bekostiging vanuit een PGB brengt veel administratieve rompslomp met zich mee. De ervaring leert dat slechts een beperkte groep ouders in staat is de ingewikkelde aanvraag voor een PGB en het vervolgtraject van budgetbeheersing, verantwoording en administratie te regelen. Vaak is er een extra partij nodig om in dit traject te ondersteunen. Een en ander werkt drempelverhogend. De eisen rondom het verstrekken van een PGB zijn met ingang van 1 januari 2009 aangescherpt. Het is nog niet precies duidelijk wat de gevolgen van de aanscherping zijn. Te verwachten is dat het lastiger wordt om voor naschoolse activiteiten bekostiging te krijgen (Grafhorst, Kok, Van der Pas & Dijkman, 2006). Via de gemeente: Sociaal Medische Indicatie De gemeente is verantwoordelijk voor de kosten van kinderopvang bij een sociaal medische indicatie (SMI), bijvoorbeeld als er sprake is van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking van ouder of kind. De gemeente heeft ruimte om een eigen beleid te formuleren: de voorwaarden en procedure voor het aanvragen van een sociaal medische indicatie zijn per gemeente vastgesteld. Vaak is een verwijzing nodig van bijvoorbeeld jeugdzorg, GGZ of de gespecialiseerde thuiszorg. Doorgaans wordt een SMI afgegeven voor de plaatsing van individuele leerlingen in een bestaande vorm van kinderopvang. Er zijn vormen van opvang voor leerlingen uit het speciaal onderwijs die langs deze weg worden gefinancierd (www.minocw.nl). Via de provincie, de ROA De ROA is verantwoordelijk voor de jeugdzorg en kan besluiten naschoolse activiteiten te financieren vanuit het idee dat die activiteiten kunnen worden aangemerkt als een vorm van jeugdzorg. Het kan dan ook gaan om naschoolse behandeling.
16
© PI Research 2009
De financiering en een inventarisatie van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen
Via een zorgaanbieder: AWBZ in natura Bij deze vorm moeten de leerlingen een indicatie hebben. Het zorgkantoor keert de gelden uit aan de AWBZ-erkende instelling die naschoolse behandeling of activiteit uitvoert of de uitvoering uitbesteedt. Te denken is bijvoorbeeld aan uitvoering door een instelling voor kinderopvang onder begeleiding van een zorginstelling. Er is dan geen eigen bijdrage van de ouders. Meestal worden de indicaties slechts voor een korte periode afgegeven. Activiteiten gesubsidieerd door gemeente of ROA Voor activiteiten die via gemeentelijke of overheidssubsidies worden aangeboden is een geringe ouderbijdrage gewenst. Vanuit de subsidies voor ‘Dagarrangementen en combinatiefuncties’ is op diverse plaatsen geld gevonden voor de opzet van activiteiten voor leerlingen van het speciaal onderwijs. Vaak gaat het om investeringen om een start van een voorziening mogelijk te maken.
3.2
Initiatieven voor ZMOK-leerlingen in Nederland In 2007 heeft Sardes (Westerbeek e.a., 2007) een overzicht opgesteld van initiatieven in het land die gericht zijn op het bieden van buitenschoolse opvang aan kinderen met een beperking. Nagegaan is in hoeverre de door Sardes omschreven initiatieven op dit moment naschoolse activiteiten bieden voor ZMOK-leerlingen. Dit bleken er slechts twee te zijn. Deze initiatieven zijn benaderd en gevraagd om toelichting. Nader onderzoek heeft nog twee andere initiatieven opgeleverd.
3.2.1
De Boog In 2002 is in Nijmegen De Boog opgezet als samenwerkingsproject van de Roelant Berk en Beukschool (speciaal onderwijs, ZMOK) en Entrea (organisatie voor jeugdzorg, onderwijs en onderzoek, voorheen de Waarden). Inmiddels is er niet langer sprake van een project maar is de Boog een geïndiceerd aanbod met een tweeledig doel. De Boog biedt naschoolse opvang tussen 15:00 en 18:00 voor leerlingen van de Roelant Berk en Beukschool. Naast de opvang wordt, tijdens schooluren, een steunklas geboden (Kuppens & Van de Wiel, 2002). De naschoolse opvang is bestemd voor leerlingen die na school zonder toezicht veelal ‘aan hun lot worden overgelaten’ en geen zinvolle invulling hebben voor de uren na school. De leerlingen bezitten vaak onvoldoende sociale vaardigheden waardoor zij geregeld in de problemen komen. De Boog biedt een kleinschalige, laagdrempelige opvang voor maximaal 8 leerlingen op vier middagen in de week. De opvang en de steunklas is gevestigd in het souterrain van de Roelant Berk en Beukschool. De steunklas is bestemd voor leerlingen die snel afgeleid zijn, een korte spanningsboog hebben en derhalve een hele dag binnen de groep vaak niet volhouden (Radema, Van Veen, Verheij & Wouters, 2005). Voor deelname aan De Boog is een indicatie nodig. Het gaat hier om een naschoolse dagbehandelingplaats (13.325 euro per plaats). Deze wordt afgegeven door de behandelcoördinator van de Roelant Berk en Beukschool. De behandelcoördinator van De Boog is verantwoordelijk voor het opstellen van een handelingsplan. De plannen gelden doorgaans voor 6 maanden, verlenging is mogelijk. Omdat het © PI Research 2009
17
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
geregeld voorkomt dat ouders eigenlijk niets met de hulpverlening te maken willen hebben, zijn er met Bureau Jeugdzorg aparte afspraken gemaakt. Uiteraard is het nog wel noodzakelijk dat ouders toestemming geven voor deelname, maar verder kan de indicatie op basis van het verslag van de school gesteld worden. De kinderen van de steunklas en de naschoolse groep worden begeleid door twee HBO geschoolde pedagogisch medewerkers. Ouders zijn, sinds kort, zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van het vervoer. Daarmee is het voortbestaan van de activiteit onzeker geworden. Tijdens een bezoek aan de Boog en meerdere telefonische contacten met betrokkenen, zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen. Zo zijn ouders, sinds kort, zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van het vervoer. Hierdoor is de instroom afgenomen waardoor het voortbestaan van de Boog onzeker is geworden. Omdat er een indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig is, is het aanbod minder laagdrempelig dan voorheen. Ook hierdoor is de instroom lager dan verwacht. Voor kinderen die gedurende de gehele basisschool periode een naschools aanbod willen volgen, is de Boog geen optie. Het gaat immers om een tijdelijk hulpaanbod. De betrokken medewerkers lijken onvoldoende in staat om kinderen (en hun ouders) te begeleiden bij het vinden van een invulling van de naschoolse uren. Terwijl dit wel de bedoeling is van het aanbod; ervoor zorgen dat kinderen na een tijdje wél een zinvolle naschoolse dagbesteding hebben en plaatsing op de Boog niet langer nodig is. Ondanks het streven om te zorgen voor een divers aanbod waarbij ook activiteiten buiten de deur plaats vinden, bestaat het aanbod momenteel nog vooral uit korte, simpele spelactiviteiten. Ook lijkt er (te) weinig specifieke ondersteuning geboden te worden om de medewerkers verder te bekwamen in het omgaan met deze gedragsmoeilijke kinderen. 3.2.2
De Goudmijn De Goudmijn is een buitenschoolse opvanggroep plus (BSO+ groep) in Rotterdam (Timmerman, 2007) die nauw samenwerkt met de kinderopvangorganisatie Bijdehand. In de groep worden maximaal 12 leerlingen opgevangen die niet terecht kunnen op een reguliere buitenschoolse opvang. Het merendeel van de leerlingen is afkomstig van de Piloot, een school verbonden aan het Pedologisch Instituut. Het gaat om cluster 4-leerlingen met stoornissen in het autistische spectrum en/of ADHD en een enkele ZMOK-leerling. Op de groep werken twee HBO geschoolde leid(st)ers. Vanuit het BAVO-instituut is er een orthopedagoog aan de groep verbonden. Een deel van een plaats op de Goudmijn wordt bekostigd met geld van de Wet Kinderopvang. Het overige deel wordt bekostigd door de gemeente Rotterdam. Het gaat hier om financiering op basis van Sociaal Medische Indicaties (zie paragraaf 3.1).
3.2.3
De Tamboerijn Samen met het OZK (Organisatie Zaanse Kinderopvang) bieden twee SBO-scholen sinds 2007 een naschoolse opvang. Deze opvang is speciaal bestemd voor 18
© PI Research 2009
De financiering en een inventarisatie van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen
leerlingen van deze twee scholen die vanwege de behoefte aan extra structuur en begeleiding niet terecht kunnen op een reguliere opvang. Op één van de scholen zijn ook ZMOK-leerlingen geplaatst. Leerlingen van andere scholen uit de omgeving zijn in principe ook welkom. Kinderen op de Tamboerijn hebben veelal een ontwikkelingsachterstand, leerproblemen, problemen op sociaal emotioneel gebied en/of gedragsproblemen. De leerlingen met een cluster 4-indicatie hebben meestal stoornissen in het autistische spectrum. Op de groep worden maximaal 10 leerlingen begeleid door een MBO én een HBO geschoolde leid(st)er. Stichting Kram biedt ondersteuning aan het team. Ook wordt samengewerkt met het breed Onderwijs Zorgcentrum, Welsaen en Spirit. Een plek op de Tamboerijn wordt bekostigd via het PGB. De Tamboerijn is gevestigd in een bijgebouw op het terrein van Sjalom (een van de twee betrokken SBO-scholen). 3.2.4
Bink Buitenschoolse opvang de Bink in Nijmegen is een samenwerkingverband tussen Entrea en KION (Kinderopvang Organisatie Nijmegen). Het is een woensdagmiddagopvang die valt onder de Vrij toegankelijke hulp van Entrea voor kinderen met uiteenlopende gedragsproblematiek. Anders dan bij De Boog gaat het hier om naschoolse activiteiten zonder hulpaanbod. Een plaats kan bekostigd worden via het PGB. Op de groep, die uit maximaal 10 kinderen bestaat, is altijd een groepsleider van KION aanwezig en een groepsleider van Entrea.
3.3
Samenvattend Financiële voorwaarden Opvang in de zin van de Wet op de Kinderopvang is een onvoldoende basis voor het starten van naschoolse activiteiten voor een groep leerlingen van de drie Amsterdamse ZMOK-scholen omdat veel ouders niet werken of studeren. Voor individuele leerlingen is het natuurlijk wel een optie, zeker wanneer de ouders bij de gemeente een SMI aanvragen voor een extra budget. Activiteiten die gefinancierd worden uit het PGB lijken wel haalbaar, evenals een aanbod voor naschoolse behandeling dat via de AWBZ gefinancierd wordt. Probleem bij het PGB en behandeling is dat ouders bereid moeten zijn het budget of de indicatie aan (te laten) vragen en het budget vervolgens nauwkeurig te beheren. Eveneens kansrijk zijn de activiteiten die door een samenwerking van instellingen worden aangeboden, met name de samenwerking van een instelling voor kinderopvang met een zorginstelling. Ervaringen elders in Nederland Na bestudering van alle documentatie, telefonische interviews en een bezoek aan een voorziening in Nijmegen kan geconcludeerd worden dat naschoolse activiteiten specifiek voor ZMOK-leerlingen alleen worden aangeboden in Nijmegen. Entrea heeft op De Boog een naschools hulpaanbod voor ZMOK-leerlingen dat wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. In de praktijk bestaat dit hulpaanbod vooral uit zo gewoon mogelijke naschoolse activiteiten. Daarnaast worden er in Nijmegen op één middag in de week naschoolse activiteiten georganiseerd door Entrea en de © PI Research 2009
19
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
kinderopvangorganisatie Kion waar ook ZMOK-leerlingen terecht kunnen. Deze opvang wordt gefinancierd uit het PGB. Bij andere vormen van naschoolse opvang voor het SBO of het SO bestaan de groepen uit cluster 4-leerlingen met stoornissen in het autistische spectrum of uit leerlingen van het speciaal basisonderwijs en een enkele ZMOK-leerling. Financiering van de groepen is doorgaans vanuit het PGB of via de AWBZ. Uitzondering is de naschoolse opvang voor SBO- en cluster 4-leerlingen in Rotterdam, die gefinancierd wordt uit reguliere kinderopvangbijdrage en een subsidie van de gemeente. Verder kan zoals in Rotterdam gebeurt de gemeente betrokken worden als partner voor activiteiten die vanuit verschillende subsidiebronnen worden opgezet. Bestaande en inmiddels opgeheven initiatieven in het land maken duidelijk dat voor het slagen van een goed naschools aanbod voor gedragsmoeilijke kinderen naast de financiële nog een aantal randvoorwaarden van belang zijn. De HBO-geschoolde medewerkers moeten structurele ondersteuning krijgen en begeleid worden bij de uitvoering van een uitdagend, pedagogisch sterk aanbod. Een aangepaste groepsgrootte is tevens een belangrijke randvoorwaarde (minder dan acht of negen leerlingen). Het aanbod dient laagdrempelig te zijn. De problemen rond het leerlingenvervoer vormen een ernstige bedreiging voor de haalbaarheid van ieder naschools aanbod.
20
© PI Research 2009
4
Aanbieders van naschoolse activiteiten, (jeugd)zorginstellingen en begeleidende instanties
Om na te gaan welke partijen een rol kunnen spelen bij het opzetten van naschoolse activiteiten voor ZMOK-leerlingen, zijn diverse gesprekken gevoerd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de benaderde organisaties en personen gereageerd hebben en wat de voor- en nadelen van de voorgestelde opties zijn.
4.1
Twee aanbieders van kinderopvang De instellingen voor kinderopvang zijn de laatste jaren enorm gegroeid. De instellingen worden op de reguliere opvang steeds vaker geconfronteerd met gedragsmoeilijke leerlingen, en willen graag hun expertise op dit terrein vergroten. We hebben gesproken met medewerkers van Impuls en van Partou. De twee instellingen doen een min of meer vergelijkbaar aanbod. Financieel kan de opvang gerealiseerd worden wanneer de gelden van de Wet op de Kinderopvang gecombineerd worden met het PGB en eventueel met de AWBZ via indicaties van een zorginstelling. De kinderopvanginstellingen kunnen zelf het aanvragen van een PGB verzorgen. De instellingen hebben ervaring met het innen van de bijdragen en hebben een goed zicht op de financiële mogelijkheden. Beide kinderopvangorganisaties participeren inmiddels in gemeentelijk gestimuleerde en gefinancierde projecten rondom dagarrangementen. Deze activiteiten beperken zich tot het reguliere onderwijs. De kinderopvangorganisaties willen in eerste instantie starten op één school en daar naschoolse activiteiten organiseren voor een groep van zes tot acht leerlingen voor drie tot vijf dagen per week. Gedacht wordt aan een ruimte op school omdat in de buurt geen alternatieve locaties zijn en er voor de financiering van bijvoorbeeld portocabins voorlopig onvoldoende mogelijkheden bestaan. Beide instellingen vinden het belangrijk veel sportactiviteiten te plannen, maar die ook af te wisselen met andere activiteiten. Er wordt gedacht aan de inzet van twee HBO-geschoolde leid(st)ers. Bij de selectie en begeleiding van de leid(st)ers is ondersteuning gewenst. Daarnaast moet er ruimschoots afstemming zijn met de school om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het schoolklimaat en de wijze waarop zij de kinderen benaderen.
4.1.1
Impuls Impuls is sterk georiënteerd op de westkant van Amsterdam en ondersteunt scholen met dagarrangementen en het verzorgen van een sluitende dagindeling op en rond de reguliere basisschool. De dagarrangementen omvatten niet alleen het verzorgen van de opvang, maar ook het organiseren van uiteenlopende activiteiten als sport, spel en theater en het ontwikkelen van taalvaardigheid, sociale vaardigheden, talenten en omgangsvormen met elkaar en in de groep. Omdat de Mr. G.T.J. de
© PI Research 2009
21
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Jonghschool is Amsterdam West gelegen is, wil Impuls graag daar starten met een aanbod. Onlangs is Impuls gestart met het bieden van naschoolse activiteiten op De Kans, een school voor speciaal basisonderwijs in Amsterdam. De groep bestaat voor een belangrijk deel uit wat zwakker begaafde leerlingen. De financiering komt geheel uit het PGB van de leerlingen. Leerlingenvervoer is daarbij inbegrepen. Het is de ambitie van Impuls om de expertise op gebied van gedragsmoeilijke kinderen te vergroten. Daarom wil Impuls een rol spelen bij het opzetten van een naschoolse groep voor ZMOK-leerlingen. Voorwaarde is volgens hen wel dat er duidelijkheid is over de financiële kant. Bij de De Kans heeft Impuls veel moeten voorfinancieren omdat er met het regelen van de PGB’s veel tijd was gemoeid. Impuls heeft aangegeven graag te willen opereren in een netwerk, dat wil zeggen met ondersteuning of begeleiding van Altra, De Bascule of Spirit. Impuls heeft overleg gehad met zorgaanbieder Agis. Agis ziet mogelijkheden om de naschoolse activiteiten via de AWBZ te financieren wanneer Impuls samenwerkt met een zorginstelling. Op dit moment is er geen echte ZMOK-expertise beschikbaar bij de leid(st)ers. Het is belangrijk dat de leid(st)ers van Impuls een opleiding krijgen. Impuls wil verder graag samenwerken met de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO), zodat het accent op sport kan worden gelegd. Impuls heeft eigen busjes om het leerlingenvervoer te regelen. Bij de opvang van De Kans is het vervoer inbegrepen in het naschools aanbod. Impuls heeft ons een intentieverklaring gestuurd en wacht op een reactie van het bestuur van de scholen. 4.1.2
Partou Partou participeert in ‘Civic’ een samenwerkingsverband van B&A, Click F1 en Partou (www.civiczeeburg.nl). Civic Zeeburg verzorgt in opdracht van stadsdeel Zeeburg de programmering en het aanbod van de naschoolse activiteiten voor kinderen van 4 t/m 12 jaar in samenwerking met de basisscholen, de kinderopvang, Bureau Sport en Recreatie en overige bedrijven en instellingen. Aangezien de A.H. Gerhardschool in Zeeburg gevestigd is, lijkt Partou een goede kandidaat voor het ontwikkelen van activiteiten voor de A.H. Gerhardschool. Binnen Partou bestaat al geruime tijd behoefte aan vergroting van expertise op het gebied van gedragsmoeilijke kinderen. Derhalve is de organisatie geïnteresseerd in het project en graag bereid mee te denken. Ook geeft de organisatie aan geen bezwaar te hebben om te werken met ingewikkelde financieringsconstructie, Partou heeft een aparte afdeling om financieringsconstructies te verkennen. Partou wil de financiële mogelijkheden uitzoeken, maar stelt daarvoor de voorwaarde dat er door de besturen van de scholen een samenwerkings-intentieverklaring wordt getekend. Partou heeft geen eigen mogelijkheden om het vervoer te regelen.
4.1.3
Voordelen en nadelen Het aanbod sluit goed aan bij de oorspronkelijke wens van de drie ZMOK-scholen om een ‘zo gewoon mogelijk’ aanbod neer te zetten. De kinderopvang-organisaties 22
© PI Research 2009
Aanbieders van naschoolse activiteiten
zijn goed ingebed in de wijken en zijn inmiddels op gemeentelijk niveau intensief betrokken bij het organiseren van buitenschoolse activiteiten. De organisaties hebben de nodige ervaring met het ontwikkelen van een ‘brede school’ aanbod. De bekostiging uit verschillende middelen is een tijdrovende zaak, maar kan door de Kinderopvanginstelling geregeld worden. Ouders moeten bereid zijn een PGB aan (te laten) vragen. Voor sommige ouders kan daardoor de drempel te hoog worden. De Amsterdamse kinderopvangorganisaties hebben treffen in hun reguliere groepen toenemend kinderen met gedragsproblemen maar hebben geen ervaring met ZMOKleerlingen als doelgroep. Dit maakt de inzet van hun pedagogisch medewerkers kwetsbaar. Er zal veel aandacht nodig zijn voor het opleiden, ondersteunen en begeleiden van het team. Het neerzetten van een uitdagend, gestructureerd aanbod en het creëren van een veilige en prettige omgeving voor deze gedragsmoeilijke kinderen vraagt specialistische kennis. De vraag is of de kinderopvangorganisaties deze kennis bezitten of zich snel eigen kunnen maken. Alleen door Impuls wordt een oplossing voor het leerlingenvervoer geboden.
4.2
Twee aanbieders van activiteiten op basis van het PGB Kids at Home en Jeugdeffect organiseren naschoolse activiteiten voor leerlingen die niet op een reguliere buitenschoolse opvang terecht kunnen. De organisaties richten zich op het begeleiden van kinderen met problemen of een achterstand. De medewerkers zijn minimaal HBO-geschoolde sociaal pedagogische hulpverleners. Er is een uitgebreid aanbod van individuele en groepsbegeleiding. De activiteiten kunnen betaald worden uit het Persoonsgebonden Budget (PGB). De twee instellingen kunnen het aanvragen van het PGB niet voor hun rekening nemen, daarvoor moet een andere instantie worden ingeschakeld of het maatschappelijk werk van de scholen zou daar mee moeten worden belast.
4.2.1
Jeugdeffect Jeugdeffect heeft in een projectvoorstel aangegeven een pilotstudie ‘Na school’ te willen opzetten (zie Bijlage 3). Het project ‘Na school’ houdt in dat één medewerker van Jeugdeffect op elke ZMOK-school één middag per week na school een groepje van vier leerlingen begeleidt en allerlei activiteiten doet. In nauwe samenspraak met school, kinderen en ouders worden activiteiten opgezet en wordt uitgezocht welke aanpak en benadering het beste past bij de doelgroep. In de toekomst kan de frequentie en groepsgrootte dan uitgebreid worden en kan er gericht gezocht worden naar een team medewerkers. Jeugdeffect heeft aangegeven ruimschoots ervaring te hebben met het begeleiden van gedragsmoeilijke kinderen en in staat te zijn creatief na te denken over het vorm geven van nieuw aanbod op maat. De bekostiging van het project ‘Na school’ kan plaatsvinden uit PGB-gelden.
4.2.2
Kids at Home Kids at Home denkt voor een grote groep ZMOK-leerlingen absoluut een passend aanbod te kunnen vormgeven. Kids at Home stelt voor om met potentiële partijen in gesprek te gaan en gezamenlijk tot een sluitend aanbod te komen, waarin de © PI Research 2009
23
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
grenzen van de haalbaarheid van een project voor eenieder open en eerlijk op tafel dienen te worden gelegd. Kids at Home heeft meegewerkt aan een vorig Amsterdams project om een naschoolse ZMOK-voorziening op te starten. Op basis van die ervaring pleit Kids at Home ervoor deelnemers te laten participeren op basis van continuïteit en duurzaamheid en niet te kiezen voor een project waar veel tijd en energie in wordt geïnvesteerd en na een half jaar de stekker weer uit wordt getrokken. 4.2.3
Voordelen en nadelen Medewerkers van Jeugdeffect en Kids at Home hebben veel ervaring met het creëren van naschools aanbod op vraag van kinderen met problemen. Zij zijn in staat om creatief na te denken en aan te sluiten bij kinderen, jongeren en hun ouders. In een pilotperiode wil Jeugdeffect starten met één vaste medewerker, dat maakt het naschoolse aanbod kwetsbaar. Er wordt, zeker in de pilotperiode, veel inzet verwacht van de school. Verder is een groepje van vier leerlingen erg klein, de verwachting is dat de animo voor deelname groot is. En het is de wens van de scholen, de kinderen en hun ouders om meer middagen per week een naschools aanbod te bieden. Dat is voorlopig niet haalbaar. Het aanbod van Jeugdeffect kan op termijn wel uitgebreid worden. Het benodigde PGB mag niet door de instellingen worden aangevraagd. Wanneer er een andere instantie voor moet worden ingeschakeld brengt dit weer extra overleg met zich mee. Het is de vraag of het maatschappelijk werk van de school deze PGB’s kan en wil regelen. Momenteel staat de regeling rond de PGB’s ter discussie, wat deze financieringsvorm onzeker maakt. Het leerllingvervoer is niet geregeld.
4.3
Instelling voor jeugdhulpverlening en een zorginstelling
4.3.1
Altra Altra is een instelling voor onderwijs en jeugdzorg. We hebben Altra in eerste instantie benaderd om na te gaan of zij bereid en in staat zijn een instelling voor kinderopvang te begeleiden bij het ontwikkelen en uitvoeren van naschoolse activiteiten, de selectie en opleiding van leid(st)ers etc. Altra ziet geen rol voor zichzelf in het bieden van ondersteuning en/of begeleiding aan een buitenschoolse opvanggroep die door externen wordt opgezet. Altra ziet wel mogelijkheden om voor de ZMOK-scholen een apart aanbod te ontwikkelen. Sinds enige tijd werkt Altra met de zogeheten 6-12 groepen. Altra 6-12 is een hulpprogramma voor kinderen in de basisschoolleeftijd en hun ouders. Leerlingen bezoeken na school een leefgroep en krijgen een aangepast trainingsaanbod, bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining, weerbaarheidstraining, individuele speltherapie of creatieve therapie. De ouders/verzorgers krijgen begeleiding van een maatschappelijk werker. De maatschappelijk werker bespreekt samen met de ouders bij welke vragen over de opvoeding zij ondersteuning kunnen gebruiken. De periode van hulpverlening duurt meestal tussen de 6 en 16 maanden. De reguliere groepen bestaan uit ongeveer tien leerlingen, een groep met uitsluitend ZMOK-leerlingen zal bij voorkeur kleiner zijn. 24
© PI Research 2009
Aanbieders van naschoolse activiteiten
Altra is goed bekend met de doelgroep en heeft op iedere ZMOK-school een aantal uren ingezet voor School Maatschappelijk Werk (SMW). Deze inzet wordt niet gecontinueerd maar binnenkort omgezet in geïndiceerde hulpverlening. Altra heeft kort geleden een werkconferentie op de ZMOK-scholen georganiseerd om na te gaan hoe dit het beste georganiseerd kan worden. Naar aanleiding van die conferentie is er een werkgroep geformeerd die met een voorstel zal komen voor een hulpaanbod door Altra (in de vorm van een aangepaste 6-12 groep op de ZMOKscholen) op de scholen. De scholen zullen uiteindelijk zelf moeten bepalen of ze kiezen voor verdere ontwikkeling en uiteindelijk start van deze hulpvorm. Sinds kort heeft Altra voor de 6-12 groepen een sportcoördinator in dienst die tevens hulpverlener is. Deze sportcoördinator kan mede de activiteiten opzetten en begeleiden. Altra heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn in het opzetten van een speciale 6-12 groep, in eerste instantie op één school. Het programma van de 6-12 groep kan in overleg met de school worden aangepast. Later kunnen ook groepen gestart worden bij de andere scholen. De hulp kan geboden worden op een van de locaties van Altra maar kan ook op school plaatsvinden. Een kindplaats kost € 23.000 (inclusief locatie). Financiering van de 6-12 groepen is nog punt van overleg. 4.3.2
De Bascule Cluster Verstandelijk Gehandicapten (VG) Het cluster VG van de Bascule ontwikkelt een behandelaanbod op De Kleine Prins. Het cluster VG biedt jeugdhulpverlening, agressieregulatietrainingen (ART), sociale vaardigheidstraining (SOVA) en individuele therapie op de school. De behandeling door het cluster VG is gebaseerd op de visie dat risicokinderen recht hebben op aangepast onderwijs en dat de ouders een centrale positie moeten hebben omdat zij richtinggevend zijn voor het gedrag. De behoefte van de school aan zo ‘gewoon mogelijke’ naschoolse activiteiten is in de visie van het cluster VG minder gewenst omdat de leerlingen het meest gebaat zijn bij activerende hulpverlening. Jeugdzorg en kinderpsychiatrie moeten daar een rol in spelen. Het cluster VG is op scholen actief mediatiebehandeling, psycho-educatie, methodiekondersteuning, groepstrainingen (sociale vaardigheden, sociale competentie en agressiebeheersing) en met zogenaamde zorg/IBL/behandelklassen. Het behandelaanbod van het cluster VG is niet uitsluitend bedoeld voor leerlingen op moeilijk lerend niveau, maar is breder en passend voor alle leerlingen van de ZMOKscholen. De Bascule cluster VG pleit voor een behandelaanbod binnen school als PMTO, SOVA of ART, waarbij actief wordt samengewerkt met de ouders. Door de integratie met school hoeft de behandeling niet altijd naschools te zijn, in een verlengde schooldag kan het behandelaanbod geïntegreerd worden en bijvoorbeeld ook ’s ochtends plaatsvinden. Indicaties en de financiering zijn geen probleem. De duur van de hulpverlening is beperkt. Bij een aanmeldingstraject voor de school kan meteen iemand van de Bascule betrokken worden om het indicatietraject te starten. De ervaring leert dat voor een succesvol behandelaanbod de school zelf een stevige basis moet bieden en dat er een uitstekende afstemming moet zijn met de in de school aanwezige Commissie van Begeleiding (CVB). © PI Research 2009
25
Kansen na school
4.3.3
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
OKIDO In Amsterdam is er het samenwerkingsverband OKIDO dat gerichte, tijdelijke ondersteuning biedt aan instellingen voor kinderopvang in de vorm van: - deskundigheidsbevordering van de medewerkers op het kindercentrum; - stimulering en begeleiding van het kind; - een financiële bijdrage voor de inzet van een extra leid(st)er.. OKIDO heeft de meeste ervaring met de ondersteuning van opvang van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Bij een aanmelding voor buitenschoolse opvang vraagt Okido aan MEE om expertise in te zetten, ook wanneer het gaat om gedragsproblemen. MEE levert (zonder indicatie) pedagogische ondersteuning en zo nodig wordt er vanuit Okido een extra budget toegewezen voor de inzet van een extra leidster voor een beperkt aantal uren. Deze inzet wordt betaald door het stadsdeel. Het is voor OKIDO moeilijk gebleken om goede ondersteuning te bieden voor oudere leerlingen. Allereerst is er geen instelling die er goed voor is uitgerust. Verder bleek geregeld dat wanneer er budget beschikbaar was gesteld voor een extra leid(st)er het erg moeilijk was voldoende gekwalificeerde leid(st)ers voor deze taak te werven. OKIDO heeft de begeleiding van oudere leerlingen nog tot 2010 in haar pakket. Daarna wordt bezien of deze begeleiding nog wordt voortgezet.
4.3.4
De Bascule, divisie SOz De divisie SOz van de Bascule heeft aangegeven in de toekomst een rol te willen spelen bij het vormgeven van een buitenschools aanbod voor ZMOK-leerlingen. Hun expertise op het gebied van de doelgroep en het pedagogisch klimaat op de scholen kan een goede bijdrage vormen. Daarbij wordt gedacht aan: scholing en coaching over de psychopathologie van de ZMOK-populatie en algemene aandachtspunten in de aanpak, begeleiden/coachen van de activiteitenbegeleiders bij inhoud en organisatie van het aanbod, begeleiden/coachen van de activiteitenbegeleiders bij de pedagogische aanpak van de deelnemende jongeren (bij voorkeur in verlengde van de pedagogische aanpak op school). begeleiden/coachen van de activiteitenbegeleiders bij de contacten met ouders overleg met therapeut over toepassing geleerde inzichten en vaardigheden (bv. SOVA-training) begeleiding/coaching bij toeleiding en inpassing in reguliere sportclubs en crisisinterventie. Om de aansluiting met de aanpak op school en thuis te optimaliseren verdient het de voorkeur om de leden van de Commissie van Begeleiding van de school een rol te geven in de permanente begeleiding van de activiteitenbegeleiders en de mogelijke contacten met therapeuten en jeugdzorg (vergelijkbaar met de huidige permanente dienstverlening van de divisie SOz aan de Mr. de Jonghschool en de A.H. Gerhardschool). 26
© PI Research 2009
Aanbieders van naschoolse activiteiten
De begeleiding door de divisie SOz op voorgestelde wijze zal leiden tot een uitbreiding van de capaciteit van de Commissie van Begeleding van de ZMOKschool. De omvang van deze uitbreiding kan worden berekend indien de keuze voor de gewenste begeleiding is gemaakt en het aantal deelnemende jongeren bekend is. Opgemerkt moet worden dat de divisie SOz op dit moment niet op dezelfde manier bij de drie ZMOK-scholen betrokken is. Op de A.H. Gerhardschool werkt een volledige CvB (maatschappelijk werker en psycholoog) vanuit de divisie SOz. Op de Mr G.T.J. de Jonghschool is alleen een psycholoog van de divisie werkzaam en op De Kleine Prins in Amsterdam zijn geen CvB- leden vanuit de divisie. Daarnaast kan een (jaarlijks) scholingsaanbod worden verzorgd door de divisie SOz. Gezien het Amsterdamse belang en preventieve karakter van deze begeleidingsactiviteiten van SOz kan het schoolbestuur een verzoek indienen voor een bijdrage uit het Bascule bestedingsplan 2010 en volgende jaren. 4.3.5
Spirit Voor de risicojeugd worden er veel sport-zorginitatieven ontwikkeld, Spirit is bezig zich te ontwikkelen als bemiddelaar voor dagactiviteiten voor jongeren met een beperking en is sinds enige tijd als ‘sportmakelaar’ betrokken bij sport-zorgtrajecten. Gefinancierd door de sportbonden zorgt Spirit voor de toeleiding van jongeren vanuit de jeugdzorg naar sportverenigingen. Spirit is zich op dit moment aan het beraden over de manier waarop Spirit het beste bij de naschoolse activiteiten voor de ZMOKscholen betrokken kan zijn en streeft naar samenwerking met Sportbedrijf van DMO.
4.3.6
Voordelen en nadelen Het verblijf in de 6-12 groepen van Altra is maximaal 12 tot 16 maanden. Daarna moeten weer andere naschoolse activiteiten gezocht worden. Het zorgaanbod is weliswaar naschools, maar niet echt een antwoord op de vraag van de school. Verder moeten ouders voor een (naschools) zorgaanbod gemotiveerd zijn. Ze moeten een indicatie aanvragen en beschikbaar zijn voor gesprekken. Dit geldt lang niet voor alle ouders. Altra is wel goed bekend met de scholen en de populatie en heeft in de reguliere 6-12 groepen af en toe ZMOK-leerlingen. Een specifiek aanbod voor ZMOK-leerlingen moet echter nog ontwikkeld worden en de financiering is nog niet geregeld. Het hulpverleningsaanbod van het cluster VG moet nog verder geconcretiseerd worden en afgestemd op de ZMOK-leerlingen. Het is geen naschools aanbod, maar kan wel op termijn een plaats krijgen in de verlengde schooldag. De financiering is geregeld. Problemen met het leerlingvervoer zijn niet aan de orde omdat de hulpverlening meestal binnen schooltijd plaatsvindt.
4.4
Samenvattend Er is bij de Amsterdamse instellingen voldoende animo om een naschools aanbod uit te werken. De kinderopvangorganisaties en andere instellingen zien voldoende financieringsmogelijkheden. Gecombineerde financiering uit de Wet op de Kinderopvang, de SMI’s en met het PGB maakt dit ook mogelijk voor een kleine groep leerlingen op enkele middagen per week. Coaching en begeleiding van de © PI Research 2009
27
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
leid(st)ers is een belangrijke voorwaarde. De expertise van de divisie SOz van de Bascule kan daarvoor worden ingezet en kan bovendien worden gefinancierd uit het bestedingsplan, de gemeentelijke subsidiering. De financiering blijft echter gecompliceerd. Wanneer indicaties vereist zijn, is het aanbod niet laagdrempelig en slechts op een aantal middagen voor een select groepje leerlingen toegankelijk. Het is de vraag of de kleinschalige activiteiten kunnen uitgroeien tot een programma voor grotere groepen leerlingen. Er wordt er veel inzet gevraagd van de scholen die zelf niet veel vertrouwen hebben in de mogelijke realisering van dit aanbod. Er is voor alle opties veel voorbereidingstijd nodig. Er zijn voldoende mogelijkheden voor een hulpverleningsaanbod. Voorwaarde is dat bestaande vormen worden toegesneden op de doelgroep. Voor alle vormen van activiteiten en hulpverlening die naschool plaatsvinden is het leerlingvervoer een knelpunt.
28
© PI Research 2009
5
De Gemeente Amsterdam en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt het overleg besproken dat gevoerd is met verschillende medewerkers van de Gemeente Amsterdam over een mogelijk aanbod in het kader van de brede talentontwikkeling en over het leerlingvervoer.
5.1
Verlengde schooldag en de combinatiefunctionarissen Sport en Expressie van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) De Gemeente stelt jaarlijks € 100.000 beschikbaar voor brede school activiteiten in cluster 4-scholen. Dit bedrag wordt verdeeld tussen het SO en het VSO. In het SO wordt budget ingezet op de Verhalenman en in het VSO ligt de nadruk op het verrijken van het curriculum van het VSO-onderwijs door middel van kunst, cultuur en sport. Jong Amsterdam is het onderwijs- en jeugdbeleid tot en met 2010 en richt zich op de ontplooiing en talentontwikkeling van jongeren. De brede talentontwikkeling is daarin een belangrijk speerpunt. Voorzitter van de stuurgroep Brede Talentontwikkeling is Martien Kuitenbrouwer (stadsdeelvoorzitter Westerpark). In een gesprek gaf ze aan dat vanuit de visie van talentontwikkeling een aanbod in de vorm van een ‘verlengde schooldag’ de voorkeur heeft boven reguliere naschoolse opvang. Er zijn diverse financieringsmogelijkheden voor een sportaanbod en een aanbod voor culturele/vormende (dans, muziek, expressie) activiteiten voor de ZMOK-scholen: de Brede Talentontwikkeling, Meedoen, Nationaal actieplan Sport en Bewegen en combinatiefuncties. Dit aanbod zou opgezet kunnen worden in samenwerking met een combinatiefunctionaris sport en expressie van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Deze visie op de verlengde schooldag sluit aan bij die van de ZMOK-scholen.
Naar aanleiding van het overleg met Martien Kuitenbrouwer is er verschillende keren overleg geweest met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en het daarvan onderdeel uitmakende Sportbedrijf. We hebben gesproken met de projectleider van Meedoen, met enkele medewerkers van het Sportbedrijf en met de manager van de Sportstimuleringsprogramma’s. Tijdens het laatste overleg met het Sportbedrijf waren ook de twee directeuren van de ZMOK-scholen aanwezig, Cees Leupen (Mr. G.T.J. de Jonghschool en A.H. Gerhardschool) en Inger Bonhof (De Kleine Prins). In deze paragraaf beschrijven we de mogelijkheden die in dat overleg aan de orde kwamen. Combinatiefunctionarissen Vanuit de overheid is het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties (DenC) opgezet met als doel het realiseren van een jeugdvoorzieningenstructuur met een doorlopend aanbod van opvang, onderwijs, overblijf en sport, welzijns- en culturele activiteiten, die nieuwe oplossingen biedt voor ouders om arbeid en zorg te © PI Research 2009
29
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
combineren en bijdraagt aan de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen van 0 tot 16 jaar. Zoals in de inleiding werd beschreven is een paar jaar geleden getracht in het kader van het project Dagarrangementen en Combinatiefuncties naschoolse activiteiten te ontwikkelen. Inmiddels worden binnen het Amsterdamse onderwijs met succes diverse sportstimuleringsprogramma’s aangeboden. Daarbij wordt gewerkt met combinatiefunctionarissen1. Een combinatiefunctie is een functie waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever, maar werkt voor twee werkvelden/sectoren. Dit kan zijn bij een onderwijsinstelling in combinatie met een sportvereniging en/of een cultuurinstelling. De werkzaamheden van de combinatiefunctionaris zijn zo veel mogelijk uitvoerend zijn en in mindere mate coördinerend. Verder dienen de werkzaamheden met name na schooltijd plaats te vinden en in mindere mate tijdens schooltijd. De combinatiefunctionaris werkt in een soort ‘driehoekcontract’ van het Sportbedrijf van DMO, de sportvereniging en de school. Ook op de ZMOK-scholen kan een combinatiefunctionaris worden aangesteld. Daarbij zijn twee mogelijkheden: 1. Het sportbedrijf zoekt zelf naar een geschikte kandidaat die voldoende kennis, ervaring en capaciteiten in huis heeft voor het werken met de doelgroep. 2. De scholen melden zelf een combinatiefunctionaris aan door middel van een aanbevelingsbrief (bijvoorbeeld een gymnastiekdocent die nog geen volledig rooster heeft). Deze functionaris komt vervolgens in dienst van DMO maar wordt gekoppeld aan de scholen.
Er zijn ook combinatiefunctionarissen dans en cultuur die op de scholen een aanbod kunnen doen. De school zal moeten zorgen voor een (vak)docent waar de combinatiefunctionaris mee kan samen werken. De leerkracht gymnastiek bijvoorbeeld in het geval van een sport combinatiefunctionaris en een andere docent in het geval van bijvoorbeeld een combinatiefunctionaris, muziek of expressie. Dit betekent voor de school uitbreiding van de formatie. Voor deze uitbreiding kan DMO een vergoeding geven.
1
De combinatiefunctionarissen zijn ontstaan vanuit een kaderstellende overeenkomst ondertekend door de bewindslieden van sport, cultuur en onderwijs, de VNG, NOC*NSF, de gezamenlijke bestuurlijke organisaties van het onderwijs en de Cultuurformatie. De overeenkomst wordt ‘bestuurlijke afspraken Impuls aan de brede scholen, sport en cultuur genoemd (kort: impuls). Deze impuls dient op structurele wijze te zorgen voor een samenwerking tussen het onderwijs, de sport en cultuur. De samenwerking krijgt vorm en inhoud door middel van de realisering van combinatiefuncties. Met de combinatiefuncties wil men de volgende doelen behalen: Uitbreiding van het aantal brede scholen met sport- en cultuuraanbod in zowel het primair als het voortgezet onderwijs, om te beginnen in de 40 krachtwijken. Versterking van sportverenigingen met het oog op hun maatschappelijke functie, hun inzet voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk. Het stimuleren van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen. Het bevorderen dat de jeugd tot 18 jaar vertrouwd raakt met een of meer kunst- en cultuurvormen en gestimuleerd wordt actief kunst te beoefenen.
In navolging van de rijksregeling heeft de gemeente Amsterdam in december 2007 de verklaring ondertekend voor ‘Deelname aan de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur’. Hierin staan de afspraken die gemaakt zijn tussen de gemeente Amsterdam en de rijksoverheid. Deze afspraken hebben geleid tot de volgende concrete doelstelling: Amsterdam heeft in 2012 tenminste 100 combinatiefuncties gerealiseerd, waarvan minimaal 45 in 2008’.
30
© PI Research 2009
De Gemeente Amsterdam en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Het Sportbedrijf begint meestal samen met de gymleerkracht met kennismakingslessen tijdens schooltijd en vervolgens starten de naschoolse sportactiviteiten. Inzet van combinatiefunctionarissen op de ZMOK-scholen Het Sportbedrijf acht het mogelijk al in september te starten met sportclubs op de scholen, mits de school medewerkers kan leveren die voor de begeleiding zorgdragen, bij voorkeur de vakdocenten. Sport kan plaatsvinden in de gymzalen van de scholen, maar ook op sportterreinen in de omgeving. Er kunnen niet alleen sportactiviteiten worden aangeboden, maar er zijn ook combinatiefunctionarissen cultuur die dans, muziek of expressie kunnen aanbieden. Voorgesteld wordt om te starten met een pilot op één van de scholen, bij voorkeur op de A.H. Gerhardschool omdat daar een jonge, enthousiaste gymdocent is aangesteld, met een groep van maximaal 8 tot 10 kinderen. Daarvoor moet een pilotplan geschreven worden en een Samenwerkingsconvenant worden afgesloten tussen het schoolbestuur, DMO en de centrale stad. In het overleg met de medewerkers van het sportbedrijf zijn de volgende voorwaarden voor een pilot besproken:
De ervaring en deskundigheid van de functionarissen. Het is absoluut noodzakelijk dat de combinatiefunctionarissen kunnen (leren) omgaan met ernstig gedrags- en psychiatrisch gestoorde kinderen. Een regeling voor het leerlingvervoer. De projectleider Meedoen heeft aangegeven dat dit geen struikelblok hoeft te zijn omdat de activiteiten in school gegeven worden en er wettelijk gezien vervoer moet worden geregeld door de gemeente tussen school en thuis. Een opzet voor de begeleiding van de activiteiten. De functionarissen moeten ondersteund worden bij het uitwerken van het programma en bij de omgang met de doelgroep. Deze ondersteuning kan geboden worden door de gymleerkracht of wellicht door andere docenten die hierin over specifieke mogelijkheden/vaardigheden beschikken (docent muziek, docent handvaardigheid). De Bascule, divisie SOz, kan de uren van de leden van de CvB’s uitbreiden zodat zij ook de begeleiding van de naschoolse activiteiten vorm kunnen geven. Dit kan vanuit het bestedingsplan bekostigd worden. Een andere mogelijkheid is Spirit te vragen om de functionarissen te begeleiden, omdat zij al ervaring hebben met bestaande sport-zorgtrajecten in Amsterdam. De pilot zal in de voorbereidingsfase en in de uitvoeringsfase gecoördineerd en geëvalueerd moeten worden, bij voorkeur door een van de medewerkers van dit haalbaarheidsonderzoek.
5.2
Leerlingvervoer Op dit moment wordt het leerlingvervoer geregeld door de stadsdelen. Sommige stadsdelen hebben het vervoer naar en van de naschoolse opvang geregeld, andere stadsdelen bieden die mogelijkheid niet. De coördinatie van het leerlingvervoer wordt binnenkort gecentraliseerd en komt bij DMO. DMO heeft besloten dat vanaf © PI Research 2009
31
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
schooljaar 2010-2011 alleen vervoer van huis en naar school en vice versa geregeld kan worden. Naschoolse opvang en activiteiten voor leerlingen van het speciaal onderwijs worden daardoor vrijwel onmogelijk gemaakt. Pogingen van de A. Laudyschool om activiteiten en opvang van de grond te krijgen zijn mede door problemen met het leerlingenvervoer mislukt. We hebben met enkele medewerkers van DMO hierover gesproken. Dit onderwerp is door Orion op de agenda van de klankbordgroep Centralisatie Leerlingvervoer geplaatst. DMO heeft wel toegezegd dat er in het najaar van 2009 een onderzoek komt naar de kosten van leerlingvervoer naar de naschoolse opvang. Verder is er overleg met DMO over de mogelijkheid dat leerlingen later van school worden opgehaald. Het was bij het schrijven van dit verslag nog niet bekend wat de resultaten van dit overleg zijn. De medewerkers van het Sportbedrijf gaan er vanuit dat het leerlingvervoer van school naar huis door DMO gefaciliteerd en geregeld zal kunnen worden.
5.3
Samenvattend Het is mogelijk om op korte termijn te starten met naschoolse sportactiviteiten en activiteiten op het gebied van expressie en cultuur. Het sportbedrijf van DMO stelt daarvoor combinatiefunctionarissen aan. Binnen DMO zal het leerlingvervoer besproken worden.
32
© PI Research 2009
6
Reactie van de scholen op mogelijke scenario’s
Met de directeuren van de drie ZMOK -scholen zijn de verschillende in hoofdstuk 4 en 5 beschreven scenario’s en opties besproken. De directeur van de Kleine Prins is nog niet lang geleden in dienst getreden en heeft slechts een beknopte reactie kunnen geven. De bovenschoolse directeur van de Mr. G.T.J. de Jonghschool en de A.H. Gerhardschool heeft voor de twee scholen gereageerd. Draagkracht van de ZMOK-scholen De verscheidenheid aan mogelijkheden voor de vormgeving van een naschools aanbod voor ZMOK-leerlingen heeft de directeuren aangenaam verrast. De wens om een naschools aanbod vorm te geven is nog altijd actueel, echter beide directeuren hebben aangegeven dat hun schoolteams op dit moment niet in staat zijn om intensieve ondersteuning te bieden bij het ontwikkelen van een dergelijk aanbod. De draagkracht van de drie scholen is op dit moment onvoldoende om zonder extra formatie of begeleiding een nieuw aanbod vorm te geven. Op de Mr. G.T.J. de Jonghschool kan de investering die recent gedaan is bij het realiseren van het behandelaanbod van O.C. Middelveld niet nog eens van het team gevraagd worden. Op de A.H. Gerhardschool hebben recent veel personeelswisselingen plaatsgevonden en kan op korte termijn door het team niet veel ondersteuning bij een nieuw aanbod geboden worden. De Kleine Prins is druk bezig met de ontwikkeling van het behandelaanbod van het cluster VG en de voorwaarden die dat aanbod stelt aan de schoolorganisatie. Aanvragen van PGB’s De directeuren hebben nauwelijks ervaring met het aanvragen van PGB’s. Hun maatschappelijk werkers wijzen er op dat er erg veel tijd gemoeid is met het aanvragen van een PGB. De aanvraag en het beheer van het budget in ingewikkeld en daarom niet geschikt voor veel ouders van ZMOK-leerlingen. De ouders kunnen het aanvragen en beheren van een PGB eventueel uitbesteden aan daarin gespecialiseerde particuliere bureaus. De directeuren vragen zich af hoeveel staftijd zij moeten investeren voor de ondersteuning van ouders bij hun PGB aanvragen en eventuele andere indicaties en hoe die tijd gefinancierd kan worden. De scholen gaan er vanuit dat de taak om een initiërend gesprek met de ouders over een PGB aanvraag het beste aansluit bij het takenpakket van de schoolmaatschappelijk werker. Dit takenpakket is al erg vol en de scholen hebben weinig uren voor het maatschappelijk werk. Voor het primair onderwijs wordt de inzet van het schoolmaatschappelijk werk geregeld en betaald door de centrale stad. Voor de SO-scholen is dit niet het geval. De SO-scholen moeten het schoolmaatschappelijk werk zelf uit eigen middelen betalen.
© PI Research 2009
33
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Kinderopvangorganisaties en activiteiten op basis van het PGB Beide directeuren kiezen niet voor de inzet van de kinderopvangorganisaties. Zij zijn van mening dat Impuls en Partou nu (nog) niet in staat zijn om voor gedragsmoeilijke kinderen een passend aanbod met een sterk pedagogisch karakter te bieden. De directeuren hebben de indruk dat de organisaties zichzelf op dit vlak overschatten. Impuls heeft sinds kort een aanbod gerealiseerd bij de speciale basisschool De Kans voor voornamelijk leerlingen met een zwakke cognitie. Volgens de directeur van De Kans is deze populatie leerlingen niet te vergelijken met die van de ZMOK-scholen. De directeur van De Kans heeft lange tijd gewerkt in het ZMOK-onderwijs. Wanneer Impuls meer ervaring heeft opgebouwd is het misschien te overwegen een gesprek over activiteiten aan te gaan. Het betrekken van Kids at Home of Jeugdeffect heeft evenmin de voorkeur. De directeuren vermoeden dat er te veel ondersteuning vanuit de scholen nodig is. Jeugdzorg en jeugdhulpverlening Beide directeuren zijn voorstander van de ontwikkeling naar een brede school waarin ook zorg en hulpverlening een plaats krijgen. De bovenschoolse directeur van de Mr. G.T.J. de Jonghschool en de A.H. Gerhardschool heeft een voorkeur voor de uitwerking van een 6-12 groep van Altra speciaal voor de ZMOK-scholen omdat er opvoedkundige ondersteuning van ouders in is opgenomen. De handelingsverlegenheid van de ouders is vaak de bron van de problemen van de leerling. Het aanbod voor ouders en leerling moet gericht zijn op hele praktische ondersteuning waarbij succeservaringen van zowel ouders als leerling cruciaal zijn zodat het gezinssysteem zich kan ontwikkelen. De directeur is ook geïnteresseerd in het hulpverleningsaanbod van het cluster VG, maar vraagt zich af of het wel voldoende op ZMOK-leerlingen met een normale cognitie is toegesneden. De directeur van De Kleine Prins wil op dit moment vooral afwachten of het lukt om binnen school het aanbod van het cluster VG van De Bascule te realiseren. Om het aanbod succesvol te laten zijn moeten diverse schoolinterne factoren gerealiseerd zijn en dat is nu nog niet het geval. Het hulpverleningsaanbod van O.C. Middelveld op de Mr. G.T.J. de Jonghschool zal volgend schooljaar geëvalueerd worden. Er is nog niet beslist hoe lang deze hulpverlening blijft bestaan. Combinatiefunctionarissen voor Sport en andere activiteiten Het aanbod van DMO om combinatiefunctionarissen in te zetten voor sport en andere activiteiten is volgens de directeuren een goede optie. Het aanstellen van een combinatiefunctionaris biedt mogelijkheden om op korte termijn al met sportactiviteiten te starten. In de toekomst kan aanvullend aanbod als dans en expressie worden toegevoegd. De bovenschools directeur wil met de maatschappelijk werker en de gymleerkracht van de A.H. Gerhardschool deze activiteit verder voorbereiden en op korte termijn starten met een eerste groep leerlingen.
34
© PI Research 2009
Reactie van de scholen op mogelijke scenario’s
Begeleiding De scholen zijn ingenomen met de voorgestelde inzet van de divisie SOz van De Bascule omdat SOz over de juiste expertise beschikt en een inhoudelijke bijdrage kan leveren aan de verdere ontwikkeling en professionalisering van het cluster 4onderwijs. Gezien de jarenlange betrokkenheid van de divisie bij de twee ZMOKscholen van Orion is het wenselijk dat SOz actief op de werkvloer een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling en professionalisering van het cluster 4-onderwijs. Vanuit eerdere contacten met Spirit zijn de directeuren geïnteresseerd in een mogelijke begeleiding van Spirit als het gaat om sportactiviteiten. Spirit kan met name voor fondsenwerving en een bredere financiering een goede partner zijn. Spirit wordt verder gezien als de aangewezen partij om een stedelijk aanbod te ontwikkelen voor semi -en residentiële opvang. Er moeten mogelijkheden zijn voor crisisinterventies voor ouders en leerlingen zoals in het verleden werd geboden door SAC-Amstelstad en het Wim van Halmhuis. Volgens de directeuren voldoet het aanbod van Beter met Thuis (BMT) niet. Vervolg De directeuren benadrukken dat er binnen de scholen onvoldoende mogelijkheden zijn om zelfstandig verder te gaan met de resultaten van dit haalbaarheidsonderzoek. Zij pleiten voor continuïteit en zien het liefst dat een of twee medewerkers vanuit de huidige projectgroep worden gevraagd om de opties nader uit te werken en de scholen verder te begeleiden bij de uitvoering. De ontwikkeling van sportactiviteiten en mogelijke andere activiteiten samen met de combinatiefunctionarissen zien zij als de eerste stap naar de verlengde schooltijd waarin er voor alle leerlingen activiteiten en hulpverlening in een keuzemenu worden aangeboden. School en ouders bepalen samen aan welke activiteiten de leerlingen deelnemen. De activiteiten kunnen worden opgenomen in het rooster en hoeven niet uitsluitend aan het einde van de dag plaats te vinden. Deze visie wordt gedeeld door Orion, het bestuur van twee van de drie ZMOK-scholen.
© PI Research 2009
35
7
Samenvatting en conclusie
In dit haalbaarheidsonderzoek is nagaan of en zo ja, onder welke condities naschoolse activiteiten voor de leerlingen van de drie Amsterdamse ZMOK-scholen kunnen worden ontwikkeld.
7.1
De drie ZMOK-scholen In dit rapport wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de drie ZMOKscholen en van hun visie op naschoolse activiteiten voor hun leerlingen.. De ZMOK-scholen zoeken voor hun leerlingen strak gestructureerde naschoolse activiteiten met een sterk pedagogisch karakter. In hun visie is een verlengde schooldag wenselijk, waarbinnen sport, culturele en vormende activiteiten en behandelmodules een plaats kunnen krijgen. Zij wensen dat voor de naschoolse activiteiten een degelijke methodiek ontwikkeld wordt en dat het personeel goed in staat is om met de doelgroep om te gaan. De directies hebben weinig vertrouwen in het huidige aanbod voor naschoolse dagbehandeling en naschoolse activiteiten. Zij hebben in het verleden geconstateerd dat instellingen hun mogelijkheden om iets voor deze doelgroep te betekenen, overschatten. Medewerkers van de drie ZMOK-scholen én leerlingen hebben aangegeven dat het van groot belang is om na school actief bezig te kunnen zijn. Juist na een schooldag is de behoefte groot om energie kwijt te kunnen en met elkaar bewegen. Sportactiviteiten bieden een goede gelegenheid om positief samenspel te bevorderen. De leerlingen vinden het belangrijk om, naast sport, ook andere activiteiten te kunnen doen. Het liefst gaan zij naar een naschoolse groep in het eigen schoolgebouw of vlak daarbij. De scholen benadrukken tevens dat hun draagkracht niet voldoende is om initiatieven voor naschoolse activiteiten te organiseren en dat extra formatie en samenwerking met andere partners en begeleidende instanties vereist zijn.
7.2
Randvoorwaarden bij naschoolse voorzieningen voor ZMOKleerlingen, ervaringen elders Op basis van literatuur en het internet is een inventarisatie gemaakt van de best passende financieringsmogelijkheden. Verder is onderzocht of en onder welke voorwaarden initiatieven in het land ontwikkeld zijn specifiek voor ZMOK-leerlingen. Financiële randvoorwaarden Een naschoolse voorziening voor leerlingen van Amsterdamse ZMOK-scholen kan het beste gefinancierd worden door gebruik te maken van verschillende geldstromen.
© PI Research 2009
37
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Opvang in de zin van de Wet op de Kinderopvang is gezien de voorwaarde dat de ouders moeten werken of studeren, nog geen optie voor het opzetten van naschoolse activiteiten voor een groep ZMOK-leerlingen. Er is meer begeleiding en financiering vereist dan de Wet Kinderopvang biedt. Hetzelfde geldt voor financiering op basis van een Sociaal Medische Indicatie. Naarmate er meer mogelijkheden zijn voor ouders om hun kinderen aan activiteiten te laten deelnemen zijn zij eerder geneigd te gaan werken of studeren. Activiteiten die gefinancierd worden vanuit het persoonsgebonden budget (PGB) en de AWBZ lijken wel haalbaar, mits ouders bereid en in staat zijn het budget aan te (laten) vragen en beheren. Het meest kansrijk zijn de activiteiten waarbij de gemeente partner is voor activiteiten die vanuit verschillende subsidiebronnen worden opgezet. Uit de inventarisatie is gebleken dat naschoolse activiteiten alleen in Nijmegen specifiek voor ZMOK-leerlingen worden aangeboden. Entrea heeft op de Boog een naschools hulpaanbod dat wordt gefinancierd vanuit de AWBZ en heeft daarnaast in samenwerking met een organisatie voor kinderopvang één middag in de week een naschoolse activiteitenaanbod georganiseerd met behulp van het PGB. Verder zijn er nog enkele naschoolse voorzieningen waar de groepen bestaan uit leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum of uit leerlingen van het speciaal basisonderwijs en een enkele ZMOK-leerling. Het gaat dan meestal om een aanbod van één of twee middagen per week, gestreefd wordt naar een zo laagdrempelig aanbod waarbij de leerlingen een ‘leuke middag wordt geboden’. Financiering van dergelijke groepen is doorgaans vanuit het PGB. Leerlingvervoer Het leeringvervoer is een belangrijke voorwaarde. Gemeenten blijken niet in staat of bereid de wettelijke regeling aan te passen aan naschoolse activiteiten. Enkele initiatieven in Amsterdam en elders in het land zijn gestopt omdat het vervoer van leerlingen niet geregeld kon worden. Deskundigheid van de begeleiding Reguliere groepen in de kinderopvang worden begeleid door één MBO-geschoolde leid(st)er, voor de begeleiding van groepen ZMOK-leerlingen moeten HBOgeschoolde leid(st)ers aangetrokken worden en zijn minimaal twee leid(st)ers per groep nodig. Hierdoor vallen de kosten aanzienlijk hoger uit dan op een reguliere naschoolse voorziening. Ook hulpverleningsinstanties en medewerkers van jeugdzorg blijken niet voldoende bekend met de populatie van de ZMOK-scholen. Wanneer sportfunctionarissen voor de school een aanbod ontwikkelen moeten ze eerst bekend gemaakt worden met ZMOK-problematiek en de aanpak hiervan. Dat kan het beste gebeuren op de scholen en onder begeleiding van het team van de ZMOK-school. Samenvattend: het blijkt dat er maar weinig voorbeelden zijn van succesvolle initiatieven voor naschoolse voorzieningen voor ZMOK-leerlingen. Op veel plaatsen in Nederland is getracht op beperkte schaal naschoolse activiteiten voor ZMOK38
© PI Research 2009
Samenvatting en conclusie
leerlingen te organiseren. Realisering van deze activiteiten blijkt erg problematisch omdat de doelgroep voor veel organisaties te zwaar is, de financiering ingewikkeld is en gebruik gemaakt moet worden van verschillende regelingen, het door de aanscherping regelingen moeilijker wordt om in aanmerking komen voor subsidies, ouders soms geen hulpverlenings-indicaties kunnen of willen aanvragen, en omdat het leerlingvervoer niet te regelen is. Over deze problematiek zijn in aansluiting op de motie Van Miltenburg (Kamerstuk 26 631, nr. 245) op 20 april 2009 Kamervragen gesteld (http://www.minocw.nl/). Gepaste en betaalbare kinderopvang voor leerlingen uit het speciaal onderwijs moet bijdragen aan het maken van een sluitende keten tussen onderwijs, zorg en welzijn.
7.3
Mogelijke naschoolse activiteiten en de visie daarop van de scholen Er is gesproken met diverse instellingen en organisaties in Amsterdam. Alle benaderde partijen is gevraagd creatief mee te denken en aan te geven of en zo ja, op welke wijze zij een bijdrage zouden kunnen leveren bij het opzetten van een naschoolse voorziening. In hoofdstuk 4 en 5 is beschreven welke activiteiten de verschillende instellingen kunnen aanbieden. Er is bij de Amsterdamse instellingen voldoende animo om een naschools aanbod uit te werken. Kinderopvang Twee Amsterdamse instellingen voor Kinderopvang zijn bereid een aanbod te ontwikkelen. Het gaat in eerste instantie om naschoolse activiteiten op drie tot vijf middagen per week voor een groep van ongeveer 6 leerlingen die begeleid worden door twee HBO geschoolde leid(st)ers. Bij gebleken succes kan het aanbod worden uitgebreid. Voor de financiering combineren de instellingen verschillende subsidieregelingen, de Wet op de Kinderopvang, de SMI’s en het PGB. Eén van de instellingen biedt reeds naschoolse activiteiten aan op een school voor speciaal basisonderwijs. Er zal vanuit school en/of een begeleidende instantie ondersteuning moeten worden geboden bij het opzetten van het aanbod. Het aanbod sluit aan bij de wens van de scholen om ‘zo gewoon’ mogeljke activiteiten. De organisaties hebben aangegeven zelf de financiële organisatie op zich te kunnen en willen nemen. De financiering blijft echter gecompliceerd en het is de vraag of de kleinschalige activiteiten kunnen uitgroeien tot een programma voor grotere groepen leerlingen. Bovendien wordt er veel inzet gevraagd van de scholen die zelf niet veel vertrouwen hebben in de mogelijke realisering van dit aanbod. Dit maakt dat het minder voor de hand ligt met de besproken aanbieders verder te gaan.
© PI Research 2009
39
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Activiteiten op basis van het PGB Twee instellingen die naschoolse activiteiten voor leerlingen met problemen organiseren met behulp van hun PGB zien mogelijkheden om met kleine groepen leerlingen een aanbod te ontwikkelen. Eén instelling heeft dit aanbod geconcretiseerd en een projectvoorstel aangeboden. Per school moeten vier leerlingen geselecteerd worden voor wie een PGB kan worden aangevraagd. Begeleiding door één pedagogisch medewerker maakt het aanbod kwetsbaar. Er wordt veel gevraagd van de inzet van de school. Ook voor deze aanbieders is het de vraag of de kleinschalige activiteiten kunnen uitgroeien tot een programma voor grotere groepen leerlingen. Er wordt er veel inzet gevraagd van de scholen die zelf niet veel vertrouwen hebben in de mogelijke realisering van dit aanbod. Dit maakt dat het minder voor de hand ligt met de besproken aanbieders verder te gaan. Zorg- en hulpverleningsaanbod De naschoolse dagbehandeling van O.C. Middelveld is nog niet geëvalueerd en het is onbekend of het na volgend schooljaar nog gecontinueerd wordt. Mogelijk kan het aanbod meer worden toegesneden op de doelgroep. Altra wil graag voor de ZMOK-scholen een aparte 6-12 groep ontwikkelen, naar het model dat voor reguliere groepen bestaat. De Altra 6-12 groepen kunnen gezien worden als een naschoolse activiteit. De directeur van de Mr. G.T.J. de Jonghschool en de A.H. Gerhardschool wil graag verder onderzoeken wat de mogelijkheden zijn. Met name voor de financiering is op dit moment onvoldoende basis. Het Cluster Verstandelijk Gehandicapten (VG) van de Bascule wil zelf graag het behandelaanbod dat op dit moment geboden wordt op De Kleine Prins ook op de andere twee ZMOK-scholen uitwerken. De financiële voorwaarden zijn gunstig. Voor de andere scholen is het een voorwaarde dat het aanbod wordt aangepast voor ZMOK-leerlingen met een normale cognitie. De scholen hebben een voorkeur voor een zorgaanbod waarbij ook ouders betrokken worden. Altra doet dat in de 6-12 groepen vooral met praktische opvoedingsondersteuning en het cluster VG van de Bascule doet dat vooral in de vorm van oudertrainingen, bijvoorbeeld PMTO. Er zijn voldoende mogelijkheden om een zorg- en hulpverleningsaanbod op de scholen te ontwikkelen. Een 6-12 groep van Altra biedt zowel een naschoolse activiteit als leerling- en ouderondersteuning. Het behandelaanbod van het cluster VG van de Bascule kan op termijn een plaats krijgen in de verlengde schooldag. Combinatiefunctionarissen en het Sportbedrijf van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling De gemeente Amsterdam heeft in Jong Amsterdam: onderwijs en jeugdplan 20062010 de brede talentontwikkeling als een belangrijk speerpunt geformuleerd. Binnen de brede talentontwikkeling past een voorkeur voor een verlengde schooldag boven naschoolse opvang. De gemeente biedt diverse financieringsmogelijkheden voor een sportaanbod en een aanbod voor culturele activiteiten voor ZMOK-scholen. 40
© PI Research 2009
Samenvatting en conclusie
Combinatiefunctionarissen kunnen In samenwerking met de gymleerkrachten van de scholen sportactiviteiten aanbieden. De directeuren zien in het aanbod van het Sportbedrijf de eerste stap naar een activiteitenmenu en de verlengde schooldag voor de leerlingen. Ze willen op korte termijn starten met het aanstellen van een combinatiefunctionaris voor een eerste groep leerlingen. Begeleiding De divisie SOz van de Bascule heeft aangegeven vanuit het bestedingsplan extra uren te willen reserveren voor de leden van de CvB zodat zij ook de naschoolse activiteiten kunnen begeleiden, bijvoorbeeld door coaching van de begeleiders. Spirit kan vanwege de ervaring met sport-zorgtrajecten naschoolse sportactiviteiten begeleiden. Gezien de jarenlange ervaring van de divisie SOz willen de scholen graag dat SOz de scholen gaat begeleiden bij de verdere ontwikkeling van een naschools aanbod en een verlengde schooldag voor de ZMOK-scholen.
7.4
Aanbevelingen 1. Omdat het aanbod van het sportbedrijf van DMO inhoudelijk aansluit bij de wens van de scholen en omdat er het financieel haalbaar is wordt voorgesteld om te starten met de opzet van een pilot Sport op het ZMOK. Door de directeuren is voorgesteld de pilot te laten plaatsvinden op de A.H. Gerhardschool. De andere scholen kunnen op korte termijn volgen. In hoofdstuk 5 zijn de randvoorwaarden voor een dergelijke pilot besproken: Het is absoluut noodzakelijk dat de combinatiefunctionarissen kunnen (leren) omgaan met ernstig gedrags- en psychiatrisch gestoorde kinderen. De scholen hebben een belangrijke rol bij deze expertiseontwikkeling. Er moet een opzet worden gemaakt voor de begeleiding van de activiteiten. De functionarissen moeten ondersteund worden bij het uitwerken van het programma en bij de omgang met de doelgroep. De Bascule, divisie SOz kan deze begeleiding op zich nemen. Onderzocht moet worden op welke manier Spirit een bijdrage kan leveren. De pilot zal in de voorbereidingsfase en in de uitvoeringsfase gecoördineerd en geëvalueerd moeten worden. Er moet besproken worden wat de concrete mogelijkheden zijn van de drie verschillende scholen. Daarbij gaat het om de formatieve mogelijkheden, de draagkracht van de school, de plaats van de naschoolse sport in de huidige schoolontwikkelingen, de teambetrokkenheid en de ondersteuningsmogelijkheden binnen school. De rol van de gymnastiekleerkracht moet beschreven worden. Met SOz moeten de ondersteuningsmogelijkheden besproken worden. Na afstemming met alle partijen kan een pilotplan geschreven worden, DMO moet daarbij de regie voeren.
© PI Research 2009
41
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
2. Er dient een regeling te zijn voor het leerlingvervoer. De besturen van de scholen moeten hierover overleg voeren met DMO. 3. Omdat het in de visie van de scholen belangrijk is dat hulpverlening zo veel mogelijk binnen school plaatsvindt is het wenselijk dat de scholen in overleg gaan met Altra en het cluster VG van De Bascule. Gezien de financiële mogelijkheden en de start die al gemaakt is op De Kleine Prins is het aan te bevelen te starten met het cluster VG. Gezien de voorwaarden die hulpverlening binnen school stelt aan de schoolorganisatie is het aan te bevelen om als tweede locatie te kiezen voor de Mr. G.T.J. de Jonghschool. Het aanbod van OC Middelveld op de Mr. G.T.J. de Jonghschool moet geëvalueerd worden. 4. Gezien de voorkeur van de scholen voor een ontwikkeling naar een verlengde schooldag en gezien reacties van de scholen op het aanbod is het op dit moment minder zinvol in te gaan op de aanbiedingen van de kinderopvangorganisaties en de organisaties die activiteiten aanbieden op basis van het PGB. Wanneer op termijn kinderopvangorganisaties meer ervaring hebben met de opvang van gedragsmoeilijke leerlingen is het wel zinvol een samenwerking aan te gaan. Wanneer de scholen meer tijd kunnen besteden bij het begeleiden van ouders bij het aanvragen en beheren van een PGB en bij het ondersteunen van nieuwe initiatieven kan overwogen worden opnieuw het gesprek met de organisaties aan te gaan. 5. De scholen hebben onvoldoende formatie om de aanbevelingen van dit onderzoek uit te voeren, en moeten daarbij ondersteund worden. SOz heeft voorgesteld de formatie van de commissies van begeleiding uit te breiden, met name voor coaching en begeleiding van de combinatiefunctionarissen en voor crisisinterventie. Het verdient aanbeveling om voor de begeleiding bij de keuze voor hulpverlening en bij het opzetten en uitvoeren van de pilot Sport op het ZMOK een beroep te doen op het Bestedingsplan, de gemeentelijke subsidiëring van Amsterdamse schoolbesturen om projecten aan te besteden bij De Bascule.
42
© PI Research 2009
LITERATUUR
Dienst Onderzoek en Statistiek (2007). Behoefteonderzoek opvang kinderen Speciaal Onderwijs. Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek. Gloudemans, K. & Zijlmans, S.W.M. (2007). APART. Beschrijving van de gedragsproblemen en de zorgbehoefte van een groep (licht) verstandelijk gehandicapte leerlingen van de Kingmaschool. Amsterdam: De Bascule, Cluster Speciaal Onderwijs en Zorg. Grafhorst, M. van, Kok, J., van der Pas, F. & Dijkman, K. (2006). De WMO en het PGB. Handreiking voor gemeenten. Utrecht: Per Saldo. Kuppens, R. & van de Wiel, C. ( 2002). Projectopzet Boog. Nijmegen: Entrea. Nolen, A. (2006). Verslag brede school ontwikkeling in het SO van REC BovenAmstel 2005- 2006. Amsterdam: OOG Onderwijs. Radema, D., van Veen, D., Verheij, F. & Wouters, R. (2005). Samen beter, beter samen. Onderwijs-zorgarrangementen in het speciaal onderwijs. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Timmerman, W. (2007) Beleidskader Plusopvang. Rotterdam: GGD. Westerbeek, K., Duijnhouwer, V., Greven, L. & Rietveld, E. (2007). Buitenschoolse opvang voor kinderen met een beperking. Behoeften, aanbod, knelpunten en successen. Sardes/CED-groep. Wever, G., de Klerk, A. & van der Loos, P. (ongepubliceerd rapport, 2006); Kinderen met een beperking en kinderopvang; Onderzoek naar de belemmeringen om arbeid en zorg te combineren voor ouders van een kind met een beperking of chronische ziekte. Rotterdam: Deloitte Consultancy, Rotterdam.
© PI Research 2009
43
Kansen na school
44
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
© PI Research 2009
Bijlage 1
Stellingen groepsinterview Stelling 1 A. Ik zou het fijn vinden als de activiteiten in de school plaatsvinden. B. Ik vind het juist belangrijk dat de activiteiten in een ander gebouw worden georganiseerd. C. anders,nl…. Stelling 2 A. Het liefst ga ik naar een naschoolse groep met kinderen van mijn eigen leeftijd. B. Ik vind het prima als er leerlingen van verschillende leeftijden naar de groep komen. Stelling 3 A. Het liefst ga ik naar een naschoolse groep met leerlingen van onze eigen school. B. Ik vind het juist fijn als er ook kinderen van andere scholen naar de naschoolse groep komen.
Stelling 4. A. Het is voor mij heel erg belangrijk dat ik veel kan bewegen na schooltijd. B. Ik vind bewegen wel belangrijk maar ik wil zeker ook ‘rustige dingen’ kunnen doen. C. anders, nl;
Stelling 5. A. Ik wil op de groep vooral dingen samen met anderen kunnen doen. B. Op de groep wil ik ook heel graag dingen alleen kunnen doen. Stelling 6. A. Ik wil op de groep vooral veel creatieve dingen kunnen doen. B. Ik wil op de groep vooral muzikale dingen kunnen doen. C. Anders, nl… Stelling 7. A. Ik zou het fijn vinden als er mensen van school bij de naschoolse activiteiten betrokken zijn. B. Het maakt mij niet zo veel uit welke mensen er betrokken zijn bij de activiteiten. C. Anders, nl…. © PI Research 2009
45
Kansen na school
46
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
© PI Research 2009
Bijlage 2
Zinnen afmaken groepsinterview Ik vind het heel fijn als ik na school…..
Tijdens de naschoolse activiteiten wil ik het liefst…..
Ik wil niet dat de activiteiten te kinderachtig zijn dus….
Een goede begeleider zorgt ervoor dat ……
Ik vind het vooral heel vervelend als een begeleider…..
Als er een leuke naschoolse groep gestart wordt zou ik hier wel …. middagen naar toe willen gaan.
Als ik de baas was dan zou de naschoolse groep……
© PI Research 2009
47
Kansen na school
48
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
© PI Research 2009
Bijlage 3
Voorstel Project Na School Jeugdeffect Drs. M. Kloosterman Bloemstraat 152 1016 LJ Amsterdam
Naar aanleiding van gesprekken tussen PI Research en dhr. M. Kloosterman aangaande het onderzoek naar de haalbaarheid van een naschoolse voorziening voor de leerlingen 6 tot 12 jaar van de drie ZMOK-scholen in het REC BovenAmstel, is door dhr. Kloosterman het voorstel Project Na School geschreven. Project Na School kan op korte termijn plaatsvinden en heeft tot doel een op maat gesneden aanbod ten aanzien van een structurele naschoolse voorziening.
Het basisidee In 3 maanden (april, mei, juni) tijd kan op iedere school, of op een locatie in de buurt van desbetreffende school, 1 vaste groep (van 4 kinderen), 1 x in de week deelnemen aan de naschoolse activiteit. De voorwaarden die geschept moeten worden voor het project hebben betrekking op de behoeften van de school, de kinderen en desbetreffende ouders. Een laagdrempelige aanpak en het bewerkstelligen van intrinsieke motivatie bij de deelnemende kinderen en ouders, is van significant belang voor het slagen van het project. Aan het eind van de 3 maanden is op 7 gebieden informatie ingewonnen zodat een op maat gesneden aanbod geformuleerd kan worden. De 7 gebieden zijn: 1) de behoeften van kinderen ten aanzien van naschoolse opvang, 2) de behoeften van ouders ten aanzien van naschoolse opvang, 3) een duidelijk profiel waaraan een begeleider moet voldoen, 4) de voorwaarden waaraan de naschoolse voorziening moet voldoen, 5) het belang en de mate van samenwerking tussen desbetreffende school en de naschoolse voorziening, 6) de gehanteerde methodiek op de naschoolse voorziening en 7) de mogelijkheden ten aanzien van logistieke en financiële voorzieningen.
Project Na School in 5 Fasen Project Na School voltrekt zich in 5 fasen. Fase 1: afstemming met directie / bestuur van de 3 scholen. Fase 2: selectie kinderen die gaan deelnemen aan het project. Fase 3: uitvoering van het project. Fase 4: evaluatie van het project. Fase 5: formalisering van een naschoolse voorziening die eventueel kan starten in het nieuwe schooljaar.
© PI Research 2009
49
Kansen na school
Haalbaarheidsonderzoek Naschoolse opvang voor ZMOK-leerlingen
Opzet Pilotstudie Project Na School van Jeugdeffect Fase 1.
De afstemming met de 3 scholen is gericht op het concretiseren van het pedagogisch klimaat per school. Dit is van belang voor het afstemmen van de gehanteerde methodiek tijdens de uitvoering (fase 3). Daarnaast zal de populatie kinderen scherp gedefinieerd moeten worden binnen de scholen. Aan welke criteria voldoen de kinderen in relatie tot hun persoon en directe omgeving. Tevens worden de locatiemogelijkheden op een rij gezet.
Fase 2.
Nadat de populatie kinderen helder in kaart is gebracht, kunnen 4 kinderen per school gericht benaderd worden via hun ouders. Door bekendheid aan het project te geven binnen de school (door posters en presentaties in de klassen) krijgt het project een ‘stoere’ en positieve connotatie. Kinderen die meedoen kunnen bijvoorbeeld gedurende het project in hun klas hierover vertellen.
Fase 3.
Op vooraf vastgestelde middagen verzamelen de kinderen op de locatie (op school of in de buurt). Onder leiding van M. Kloosterman wordt wekelijks met de kinderen een programma samengesteld. De concrete structuur van de middagen is afhankelijk van de afstemming met school. Door de kinderen te motiveren om mee te denken en te beslissen wordt Project Na School van hun. Aan het eind van iedere middag halen ouders hun kinderen op en is er een gesprek over de middag.
Fase 4.
De evaluatie van het gesprek vindt plaats met de deelnemende kinderen, de ouders, de directie / bestuur van de desbetreffende scholen. De evaluatie richt zich op de 7 gebieden zoals die hierboven staan omschreven (zie, ‘het basisidee’).
Fase 5.
Dit betreft een formeel businessplan van een naschoolse voorziening op basis van de gevonden resultaten.
50
© PI Research 2009