De attentional blink in meditatie beoefenaars The attentional blink in meditation practioners
A. E van den Brand S 1853376
Juli 2012
Bacheloropleiding Psychologie Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen
Begeleidster: M. K. van Vugt Tweede beoordelaar: Hedderik van Rijn In samenwerking met: C. Bazuin: s0632716, E. M van der Honing: s1888234, K. M Eikmans: s1677802
Samenvatting Door middel van een computer taak hebben we onderzocht of verschillende vormen van meditatie, namelijk open monitoring meditatie of focused attention meditatie, de grootte van de attentional blink op verschillende manieren beïnvloed. Daarnaast hebben we onderzocht of de leeftijd en opleiding van meditatie beoefenaars een effect heeft op deze relatie. Negentien dagelijks mediterende mannen en vrouwen deden mee aan dit onderzoek. De Rapid Serial Visual Presentation taak (RSVP-taak) werd gebruikt om de attentional blink te meten. Met behulp van verschillende t-testen vonden we geen significant verschil tussen het meditatie type en de grootte van de attentional blink. Met betrekking tot de factoren leeftijd en opleidingsniveau hebben we ook geen significante verschillen gevonden tussen de meditatie types en de grootte van de attentional blink. Ondanks het gebrek aan significante resultaten, leken de resultaten wel in de verwachtte richting te gaan, met als uitzondering de resultaten voor het opleidingsniveau. Indien rekening wordt gehouden met de methodologische beperkingen van dit onderzoek, zal vervolg onderzoek een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de vraag hoe meditatie het informatie verwerkingssysteem beïnvloedt.
Summary With the help of a computer task we studied if the different types of meditation, open monitoring meditation or focused attention meditation, have an effect on the size of the attentional blink. We also studied if age and educational level of meditating persons has an effect on this relation. Nineteen daily meditating men and women participated in this study. The Rapid Serial Visual Presentation task (RSVP-task) was used to measure the attentional blink. With help of different t-tests we found that there were no significant differences between the meditation type and the size of the attentional blink. With regard to the factors age and educational level, there were no significant differences for meditation types and the size of the attentional blink. Despite the lack of significant findings, the results look promising, with the exception for the results of educational level. Provided that the methodological limitations are taking into account, new research can make an important contribution to the question how meditation influences the information processing system.
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................................................................................. 4 1.1 Probleemstelling ............................................................................................................... 4 1.2 Theoretisch kader ............................................................................................................. 4 1.3 Literatuur ......................................................................................................................... 5 1.4 Vraagstelling en hoofdhypothese ...................................................................................... 5 1.5 Deelhypotheses ................................................................................................................. 6 2. Methode .................................................................................................................................. 7 2.1 Onderzoeksdeelnemers ..................................................................................................... 7 2.2 Taak & materiaal .............................................................................................................. 8 2.3 Procedure ......................................................................................................................... 9 3. Resultaten ............................................................................................................................. 10 3.1 Attentional blink. ............................................................................................................ 10 3.2 Hypothese 1. ................................................................................................................... 11 3.3 Aantal correct op T1. ...................................................................................................... 11 3.4 Hypothese 2. ................................................................................................................... 12 3.5 Hypothese 3. ................................................................................................................... 14 4. Discussie............................................................................................................................... 16 4.1 Conclusie ........................................................................................................................ 16 4.2 Implicaties ...................................................................................................................... 17 4.3 Methodologische beperkingen en vervolg onderzoek. ................................................... 18 5. Referenties ............................................................................................................................ 22 6. Bijlagen ................................................................................................................................ 25 Bijlage 1: Instructies voor beide meditatievormen .............................................................. 25 Bijlage 2: Vragenlijst vooraf, zelf opgestelde vragen over meditatie ervaring.................... 26 Bijlage 3: Vragenlijst achteraf ............................................................................................. 30 Bijlage 4: Berekening aantal uren meditatie ervaring ......................................................... 31 Bijlage 5: Statistische tabellen ............................................................................................. 32
3
1. Inleiding
1.1 Probleemstelling Zodra we onze ogen open doen, krijgen we een stroom aan visuele informatie binnen. De mens is er niet op ingesteld om al deze informatie even goed en even snel te werken, waardoor we niet alles met even veel aandacht kunnen waarnemen (Dux & Marois, 2009). Ons aandachtsysteem kent dus zijn beperkingen. Onze moderne maatschappij vraag echter om snelle informatie verwerking, door de mogelijkheden van snelle informatiewisseling via de media en het steeds drukkere leven op de straten. Een mogelijke uitkomst is meditatie. Bij meditatie is de mentale training van de aandacht namelijk een belangrijke factor. De training van aandacht zou een blijvend positief effect hebben op de manier waarop aandacht gereguleerd wordt, met als gevolg de manier waarop stimuli worden verwerkt en ervaren (Hölzel et al., 2011). Naast dit onderzoek is er echter nog weinig bekend over het effect van mediatie op het informatie verwerkingsproces. Een mogelijke rede is het gebrek aan een operationele definitie van meditatie. Onder de term ‘meditatie’ vallen namelijk verschillende beoefeningen, met daarbij verschillende doelen. Zo kan het behalen van volledige ontspanning het doel zijn, of het zoeken naar een verhoogd welzijn (Lutz, Slagter, Dunne, & Davidson, 2008). Verschillende studies met allen het onderwerp meditatie kunnen hetzelfde onderzoeksdoel hebben, maar inhoudelijk verschillende meditaties gebruiken (Ospina et al., 2008). Daarnaast is er nog weinig bekend over de onderliggende mechanismes van meditatie bij cognitieve fenomenen (zoals de informatie verwerking), waardoor de validiteit van de weinige onderzoeken die er zijn, vaak gering is en kunnen verschillende soorten meditatie moeilijk met elkaar vergeleken worden (Ospina et al., 2008) (H. A. Slagter, Davidson, & Lutz, 2011). Onze studie wil een bijdrage leveren aan het verduidelijken van verschillen tussen verschillende soorten meditatie als het gaat om hun effect op de informatie verwerking.
1.2 Theoretisch kader Het effect van meditatie op de informatie verwerking onderzoeken we aan de hand van de attentional blink (AB). Een AB ontstaat wanneer een persoon informatie niet goed verwerkt. Dit komt doordat mensen een informatie verwerkingssysteem hebben die de doorgang van stimuli (informatie) naar het bewustzijn regelt, om niet overvoerd te worden met alle informatie tegelijk. Door middel van filters op verschillende niveaus van informatie verwerking, worden de stimuli geselecteerd die op dat moment van belang zijn voor de persoon. Deze stimuli krijgt de prioriteit en ondergaat uitgebreide verwerking, terwijl minder belangrijke stimuli slechts vluchtig worden geanalyseerd en daarna verworpen (Dux & Marois, 2009). Er is echter wel een limitatie aan dit systeem. Er is redelijk veel tijd nodig om de geselecteerde stimuli te werken, ofwel om bewust te identificeren en in het korte termijn geheugen te
4
plaatsen. Dit proces kan namelijk meer dan een halve seconde in beslag nemen(H. A. Slagter et al., 2007). Het informatie verwerkingssysteem is dus al die tijd bezet, waardoor een kort opvolgende andere relevante stimuli, als het ware in competitie moet om aandacht. Het gevolg is dat de tweede stimuli soms niet de aandacht voor zich wint en dus niet gezien wordt. Dit effect, wordt de AB genoemd (H. A. Slagter et al., 2007). De AB geeft dus mogelijk een indicatie over de werking van het informatieverwerkingssysteem onder invloed van verschillende soorten meditatie.
1.3 Literatuur Als het gaat om soorten meditatie wordt er in de literatuur momenteel grofweg twee vormen van meditatie onderscheiden. Lutz et al. (2008) stelden een theoretisch raamwerk voor waarin een aantal standaard meditaties zijn gegroepeerd in twee brede categorieën: focused attention (FA) meditatie en open monitoring (OM) meditatie. Deze verdeling is gekozen aan de hand van de specifieke psychologische processen die beide vormen veronderstellen. De eerste categorie, focused attention, betekend het vrijwillig focussen van de aandacht op een object op een volhoudende manier, het detecteren wanneer de geest afdwaalt en afgeleid raakt, de aandacht terug brengen naar het geselecteerde object en cognitief ‘labelen’ van de afleiding (bijvoorbeeld: ‘het is slechts een gedachte’). De tweede categorie, open monitoring, betekend het non reactief observeren van de inhoud van ervaringen van moment tot moment, primair met als doel om de natuur van emotionele en cognitieve patronen te herkennen. Open monitoring begint met een korte oefening van FA, waarna langzaam wordt overgestapt op volledige OM meditatie (Lutz et al., 2008). Een groot verschil tussen de twee vormen van meditatie is de verdeling van de aandacht. Bij FA meditatie is er sprake van een volledige focus op het object. Bij OM meditatie wordt de aandacht juist nergens specifiek op gefocust, maar is er een open aandacht voor alle stimuli. In 2007 is er voor het eerst onderzoek gedaan naar de relatie tussen de AB en meditatie met behulp van dit theoretisch raamwerk. Specifiek gezegd, de relatie tussen open monitoring en de AB. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat drie maanden van intensieve mentale training (in OM) resulteerde in een kleinere AB. Deze reductie zou ontstaan door een efficiënter gebruik van de beperkte aandacht die beschikbaar is voor verwerking van stimuli (H. A. Slagter et al., 2007). De relatie tussen focused attention en de AB is nog niet op deze manier onderzocht.
1.4 Vraagstelling en hoofdhypothese Aangezien beide vormen van meditatie verschillend gebruik maken van de aandacht en dus een andere vorm van aandacht trainen, is de focus in dit onderzoek gericht op de vraag: is er een direct effect van het type meditatie (OM en FA) op de attentional blink? Het onderzoek met OM meditatie heeft al laten zien dat informatie beter werd opgenomen na training in OM meditatie en dus resulteerde in een kleinere AB. Onze verwachting is dat dit effect ook zal plaats vinden tijdens de meditatieve staat van
5
OM meditatie. Daarnaast verwachten we dat tijdens de meditatieve staat van FA meditatie, geen kleinere AB zal plaats vinden, aangezien FA meditatie juist de focus op één object stimuleert en men denkt dat een AB ontstaat door overinvestering van aandacht capaciteit in de stimuli die zich voordoen aan de zintuigen. Door de focus en uitgebreide verwerking van de eerste stimulus die de focus krijgt, kan het lastiger worden voor de tweede stimulus om de aandacht voor zich te winnen en dus om gezien te worden. De hypothese die hier uit voort vloeit luidt daarom: (1) open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink in vergelijking met focused attention meditatie. We zullen de grootte van de AB tussen OM en FA meditatie direct vergelijken binnen dezelfde proefpersoon.
1.5 Deelhypotheses Naast het effect van meditatie, verwachten we dat er nog een aantal andere factoren van invloed zijn op de grootte van de AB. Zo is uit onderzoek gebleken dat leeftijd een effect heeft op de grootte van de AB, waarbij oudere personen een grotere AB hebben dan jongere personen (Lahar, Isaak, & McArthur, 2001). Dit is belangrijk om na te gaan, omdat het een verklaring kan bieden voor variantie in de AB binnen de meditatie groepen. Een mogelijke verklaring voor het verschil in AB is dat oudere personen, in vergelijking met jongere personen, minder in staat zijn om taak-irrelevante stimuli te onderdrukken, ook wel de inhibitory deficit hypothesis genoemd (Lahar et al., 2001). Wanneer twee stimuli met elkaar in competitie zijn om de aandacht, wordt het moeilijker voor de relevante stimuli om de aandacht te winnen, gezien het gebrek aan onderdrukking van de taak-irrelevante stimuli. Volgens van Leeuwen, Müller, & Melloni (2009) verdwijnt dit leeftijdsverschil in AB indien ouderen mediteren in vergelijking met niet mediterende jongeren. Zij maakte gebruik van ouderen die zowel FA als OM meditatie beoefende, maar maakte geen onderscheid in de uitkomst van FA en OM meditatie bij ouderen op de AB. Het is dus de vraag of beide methodes effectief zijn voor het verminderen van de blink. We willen daarom nagaan of er een verschil is in FA en OM meditatie op de grootte van de AB op basis van leeftijd. De verwachting is dat OM meditatie zowel bij jongeren als ouderen, zorgt voor een kleinere AB, vanwege dezelfde redenatie zoals bij de eerste hypothese. Daarnaast vragen we ons af of ouderen meer gebaad zijn bij meditatie in vergelijking met jongeren. We verwachten dat ouderen meer gebaad zijn bij meditatie, omdat er meer ruimte is voor verbetering. Uit het onderzoek van Van Leeuwen et al. (2009) valt af te leiden dat ouderen in hun jongere jaren een kleinere AB hadden en meditatie ze weer op hun oude niveau terug brengt. Voor jongeren om een kleinere AB te krijgen is het echter nodig dat ze boven een niveau presteren wat ze nooit eerder hebben behaald. Dit samenvattend is onze hypothese (2) als volgt: open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij oudere meditatie beoefenaars in vergelijking met focused attention meditatie, bij jongeren meditatie beoefenaars is er kleiner verschil tussen beide condities. Een andere factor waar we rekening mee moeten houden is intelligentie. Met behulp van de verkorte versie van de Berlin Intelligence Structure (BIS), een maat voor intelligentie (Vock, Preckel,
6
& Holling, 2011), heeft onderzoek van Troche, Indermühle, & Rammsayer (2012) aangetoond dat er een verschil is tussen de manier waarop mensen met een lage capaciteit (LC) en hoge capaciteit (HC) informatie verwerken. De onderzoekers vonden een verschil in hersenactiviteit in bepaalde gebieden, waaronder het werkgeheugen (zie voor details het artikel) tussen LC-mensen en HC-mensen waarbij de HC-mensen een grotere activiteit vertoonde, waaruit een hogere mentale inspanning viel te suggereren. Er is echter geen verschil in uitkomst: beide groepen vertonen gemiddeld een even grote AB (Troche et al., 2012). Omdat meditatie een effect heeft op informatieverwerking, is het mogelijk dat LC-mensen en HC-mensen verschillend beïnvloed worden en daardoor wellicht het effect op hun AB. We testen hier de gedachte dat meditatie zorgt voor een reductie/betere geleiding in mentale inspanning waardoor de informatie verwerking efficiënter wordt en er een lagere AB valt te behalen. Dit effect zou dan echter alleen voor HC-mensen gelden, aangezien bij deze groep mogelijk sprake is van over-inspanning en deze inspanning kan door middel van meditatie mogelijk efficiënter worden benut voor een betere informatieverwerking en dus een kleinere AB. Bij LC-mensen is de inspanning echter al een stuk lager, waardoor er waarschijnlijk geen sprake is van over-inspanning. Vanwege de beperkte beschikbare mentale inspanning zou meditatie mogelijk niet een sterke invloed kunnen uitoefenen op de regulering van deze inspanning waardoor de informatieverwerking niet of nauwelijks veranderd wordt en er dus (geen) kleinere AB optreed. Voor dit onderzoek was geen intelligentie test beschikbaar, daarom zullen we hoogst genoten opleiding als variabele nemen. Onderzoek laat zien dat intelligentie redelijk correleert met opleiding, waardoor deze variabele geoorloofd lijkt (Vock et al., 2011). Aangezien we veronderstellen dat alleen OM meditatie een effect heeft op de AB, stellen we als hypothese: (3) Openmonitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij hoog
opgeleide mensen in vergelijking met Focused attention meditatie, bij laag opgeleide mensen is er een kleiner verschil tussen beide condities.
2. Methode 2.1 Onderzoeksdeelnemers In dit onderzoek onderzochten we de populatie mannen en vrouwen (zowel studenten, werkenden als gepensioneerden) die mediteren. Er hebben 19 onderzoeksdeelnemers deelgenomen aan dit onderzoek, waarvan 12 vrouwen en 7 mannen. De onderzoeksdeelnemers waren tussen de 21 en 60 jaar oud. De onderzoeksdeelnemers komen uit de provincie Groningen en Amsterdam en zijn geselecteerd uit verschillende meditatiegroepen in de provincie Groningen en Amsterdam. We gebruikten meerdere inclusie factoren: leeftijd tussen de 18 en 65 jaar, een dagelijkse meditatie beoefening, minimaal 2 jaar meditatie ervaring en bekend zijn met zowel FA als OM meditatie. Voor dit onderzoek is toestemming verkregen van de Ethische Commissie Psychologie. Onderzoeksdeelnemers hebben vooraf
7
toestemming gegeven voor hun deelname aan het onderzoek middels het ondertekenen van een toestemmingsformulier.
2.2 Taak & materiaal De proefpersonen deden een standaard AB taak, ook wel Rapid Serial Visual Presentation (RSVP) Task genoemd, terwijl ze voor, tijdens en na de taak in meditatieve staat verkeerden. De condities waren FA meditatie en OM meditatie. De condities werden in gerandomiseerde volgorde aangeboden. De instructies voor de twee meditatie vormen staan in bijlage 1. Vervolgens werd gekeken of de meditatieve staat invloed had op de AB. Dit onderzoek was een within-subjects design, dus proefpersonen hebben aan beide condities deelgenomen. Figuur 2.1 hieronder is een weergaven van de RSVP-taak.
Figuur 2.1. Weergave van de RSVP-taak.
De taak begon met een kruisje in het midden van het computerscherm. Vervolgens kwam er een reeks letters, met daarin twee cijfers (tussen de één en negen), met grote snelheid op het computerscherm voorbij. Het aantal letters dat tussen deze twee cijfers zit, verschilde per keer (2, 4, of 8). De proefpersoon kon na de stimuli-reeks op het scherm, aangeven welke twee cijfers hij/zij gezien dacht te hebben. De genoteerde cijfers werden in ons onderzoek alleen goed gerekend indien ze in de juiste volgorde waren opgegeven. Het experiment bestond uit één oefenblok met 20 stimuli-reeksen en vier experimentele blokken met 45 stimuli-reeksen. De proefpersonen in dit onderzoek hebben eerst thuis, via een link op internet, de Five Factor Mindfulness Questionaire-verkorte versie (FFMQ-S) ingevuld (Bohlmeijer, ten Klooster, Fledderus, Veehof, & Baer, 2011) deze meet de mate van Mindfulness. Voor dit onderzoek gebruikten we de Nederlandse versie (zie bijlage 2). De versie is een betrouwbaar en valide vragenlijst (Bohlmeijer et al., 2011). Tevens was er een (zelf samengesteld) gedeelte met demografische vragen en vragen over meditatie-ervaring. We gebruikten dit deel van de vragenlijst om de meditatie-ervaring in uren te
8
berekenen. Dit deden we door een lijst van meditatie soorten weer te geven waarbij de onderzoeksdeelnemers konden aangeven welke vormen ze de afgelopen maanden en/of jaren beoefend hadden en hoeveel uur per dag of week (zie bijlage 2). Per meditatie vorm werd dit aantal uren per maanden en/of jaren verzameld, waardoor er een totaal aantal uren per persoon berekend kon worden (bijlage 4). Op de onderzoeksdag werden na de RSVP-taak nog een aantal computervragenlijsten door de deelnemers ingevuld (zie bijlage 3). Als eerste de Beck Depression Inventory (BDI) deze meet de algehele ernst van depressie en kan individueel worden afgenomen vanaf veertien jaar (Beck, Steer, & Garbin, 1988). Deze vragenlijst hebben wij in Nederlandse versie gebruikt en heeft uitstekende psychometrische eigenschappen (Bouman, T. K., Luteijn, F. F., Albersnagel, F. A., & Van der Ploeg, F. A., 1985). Vervolgens de Non-Attachment Scale (NAS) (Sahdra, Shaver, & Brown, 2010), deze meet de mate van niet-hechtheid bij studenten en de algehele volwassen populatie. Voor de NAS was geen Nederlandse versie beschikbaar, dus hebben wij deze in het Engels afgenomen. De NAS heeft ook uitstekende psychometrische eigenschappen (Sahdra et al., 2010). Hierna volgde de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) (Watson, Clark, & Tellegen, 1988), deze vragenlijst meet positief en negatief affect. We gebruikten de nederlandse versie van de PANAS, en dit is een betrouwbaar en valide instrument (Engelen, De Peuter, Victoir, Van Diest, & Van, 2006). Als laatste kwam de State Trait Anxiety Inventory, versie Trait (STAI-T) aan bod (Bieling, Antony, & Swinson, 1998), deze vragenlijst meet de karaktereigenschap angst en kan individueel of in groepen worden afgenomen. De vragenlijst heeft goede psychometrische eigenschappen (Bieling et al., 1998). Na de RSVP-taak werden nog een aantal vragen gesteld over de definities van FA- en OM-meditatie en het onderzoek zelf.
2.3 Procedure Vooraf aan de RSVP-taak is gevraagd om online een vragenlijst in te vullen, bestaande uit demografische gegevens, de FFMQ en een Meditatie Ervaring Lijst (zie bijlage 3). De RSVP-taak werd uitgevoerd in het lab op de faculteit Gedrags- en maatschappij wetenschappen van de Rijks Universiteit Groningen. De taak is afgenomen in een afgesloten cabine waarin een computer staat met e-prime 2.0. De testfase begint met het tekenen van de geïnformeerde toestemming door de proefpersoon en de proefleider. Vervolgens werd de oefentaak gestart om vertrouwd te raken met de RSVP-taak. De RSVP-taak is twee keer door de proefpersoon gedaan, in elke conditie één keer. De volgorde van de condities is bepaald middels een randomisatie schema. De RSVP-taak stopte automatisch. Na de RSVP-taak vult de proefpersoon vijf vragenlijsten in, de BDI, NAS, PANAS, STAI-T en een aantal open vragen om te meten of de proefpersonen de FA en OM en het doel van het onderzoek begrepen
9
hebben. De grote van de AB in beide condities waarin de RSVP-taak is gedaan, worden per proefpersoon met elkaar vergeleken.
3. Resultaten 3.1 Attentional blink. Voordat we de eerste hypothese bespreken kijken we eerst naar de resultaten die laten zien of er überhaupt een attentional blink in ons onderzoek is te vinden. Dit wil zeggen, is T2, gegeven dat T1 correct is, significant lager op lag 4 dan op lag 2 en 8? In figuur 3.1 valt te zien dat de betrouwbaarheidsintervallen rond lag 2 en 8 geen overlap vertonen met lag 4. De grafiek lijkt al te duiden op een attentional blink.
Figuur 3.1. Het aantal correct op T2|T1 lijkt lager te liggen bij lag 4 in vergelijking met lag 2 en lag 8, zowel bij OM als FA.
Om te toetsen of er een algemeen attentional blink effect was hebben we een nieuwe maat berekend die aangeeft wat het verschil is tussen de prestaties op lag 4 (waarin een blink plaat heeft) en lags 2 en 8. We toetsen of die significant verschilt van 0 door middel van een one-sample t-test. Uit de t-testen bleek dat er zowel voor open monitoring meditatie (T (18) = 4.105, p < 0 .001) als voor focused attention meditatie (T (18) = 5.183, p < 0.000) een attentional blink is (zie voor meer informatie bijlage 5).
10
3.2 Hypothese 1. Open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink in vergelijking met focused attention meditatie. Indien we naar figuur 3.1 kijken zien we dat de proefpersonen een kleinere AB vertonen tijdens OM meditatie dan tijdens FA meditatie. De betrouwbaarheidsintervallen vertonen echter veel overlap waardoor een significant verschil onwaarschijnlijk lijkt. Om dit met zekerheid vast te stellen hebben we een paired t-test op het verschil tussen de groottes van de AB (als boven gedefinieerd) gedaan. Er bleek inderdaad geen significant effect (T (18) = -1.414, p < 0.174). Dit wil zeggen dat OM meditatie niet voor een significante kleinere attentional blink zorgde in vergelijking met FA meditatie (zie voor meer informatie bijlage 5).
3.3 Aantal correct op T1. We weten dus dat er een attentional blink is bij beide meditatie vormen. Het is echter ook interessant om te kijken hoe het met de informatie verwerking in het algemeen gesteld is, over de lags heen. Dit om te zien hoe goed proefpersonen deze snelle stimuli überhaupt kunnen waarnemen en of deze over de twee meditatie condities verschilt. Hiervoor keken we naar het aantal correct op T1 over de lags. In figuur 3.2 valt te zien dat het aantal correct op T1 kleiner is naarmate de lag kleiner is. Dit betekent dat Hoe dichter T1 en T2 op elkaar volgen, hoe moeilijker het is om de eerste stimulus goed waar te nemen en te rapporteren.
Figuur 3.2. Het aantal correct op T1 is lager naarmate de lag kleiner is
Om te zien of dit effect van lag op de waarneming van T1 significant is voor de twee meditatie vormen, hebben we twee One Sample T-tests gedaan, apart voor de helling van OM en FA. Het blijkt
11
dat zowel voor OM meditatie (T (18) = 5.837, p < 0.000) als FA meditatie (T (18) = 7.070, p < 0.000) de waarneming van T1 significant verschilt per lag (zie voor meer informatie bijlage 5). Verder valt in figuur 3.2 op dat bij lag 2, de onderzoeksdeelnemers tijdens de FA meditatie een groter percentage correct hadden op T1 in vergelijking met tijdens de OM meditatie. Dit verschil verdwijnt bij lag 4 en bij lag 8 is het percentage correct weer groter in de OM conditie. Om te kijken of lag meer effect heeft op prestaties bij FA dan bij OM, hebben we een regressie analyse uitgevoerd, waarbij we de twee hellingen vergeleken van OM en FA op de drie lags. We vonden geen significant verschil (T (18) = -0.831, p < 0.417) in de helling van T1 voor OM en FA meditatie bij de verschillende lags (zie voor meer informatie bijlage 5).
3.4 Hypothese 2. Open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij oudere meditatie
beoefenaars in vergelijking met focused attention meditatie, bij jongere meditatie beoefenaars is er een kleiner verschil tussen beide condities. De twee groepen zijn op basis van de verdeling van leeftijd in jong en oud opgedeeld. In figuur 3.3 is te zien dat leeftijd niet normaal verdeeld is.
Figuur 3.3. De verdeling van leeftijd is niet normaal verdeeld. We hebben gekozen voor een verdeling op basis van de mediaan in plaats van het gemiddelde (zie tabel 3.1), omdat de mediaan zorgde voor een gelijkere verdeling tussen de twee groepen (mediaan: 9 jong, 10 oud, gemiddelde: 6 jong, 13 oud).
12
Tabel 3.1 Weergave van de statistieken. Leeftijd Gemiddelde
46.00
Std. Error van gemiddelde
1.115
Mediaan
49.00
Std. Afwijking
11.907
Minimum
21
Maximum
60
Figuur 3.4 is een grafiek waarbij de scores op T2|T1 voor de jonge en oude onderzoeksdeelnemers apart is weergegeven per meditatie type. Als we kijken hoe ouderen proefpersonen hebben gescoord bij OM en FA meditatie, zien we dat het lijkt of de ouderen een kleinere attentional blink hebben bij OM meditatie.
Figuur 3.4. Percentage T2|T1 correct uitgesplitst voor meditatie type en hoge/lage leeftijd
Om te kijken of het verschil bij ouderen in hun AB tussen OM en FA meditatie significant is, is er een One-Sample T-test uitgevoerd. De t-toets is mogelijk door de berekeningen zoals besproken bij 3.1. Er bleek geen significant verschil (T (9) = 1.119, p < 0.261) in de AB tussen OM en FA meditatie voor ouderen (zie voor meer informatie bijlage 5). Indien we nu naar de jongere groep kijken, zien we in figuur 3.4 dat er geen verschil is in de AB bij OM en FA meditatie. Onze verwachting was dat het verschil in AB inderdaad kleiner zou zijn
13
bij jongeren, maar aangezien de test bij de ouderen geen significant verschil vond, zal dat voor de jongeren zo goed als zeker ook niet gelden. Voor de zekerheid is ook een t-test voor de jongeren groep uitgevoerd. Er blijkt inderdaad geen significant verschil (T (8) = 0.745, p < 0.477) in de AB tussen OM en FA meditatie voor jongeren (zie voor meer informatie bijlage 5). Naast de bestudering van de effecten apart voor oudere en jongere leeftijd, hebben we ook onderzocht of een oudere leeftijd voor een ander effect op het meditatie type zorgt, dan een jongere leeftijd. We verwachtte namelijk dat ouderen een groter verschil hebben in hun attentional blink tussen OM en FA meditatie, dan jongeren. Indien we naar grafische weergave van de hoofdeffecten van oude en jonge leeftijd kijken, valt op dat er een groter verschil lijkt in AB bij ouderen bij OM en FA dan bij jongeren, maar beide effecten zijn niet significant. Het is nog wel mogelijk dat de twee groepen met elkaar verschillen, ondanks het feit dat geen van de aparte AB verschillen significant zijn. Dit is omdat er zo'n laag aantal proefpersonen in iedere groep zit dat het moeilijk is om significant te zijn. We deden een Independent Samples t-test om te onderzoeken of de twee groepen van elkaar verschillen. We vonden dat ouderen en jongeren niet significant (T (12.968) = -0.751, p = 0.466) van elkaar verschillen in hun attentional blink in de OM conditie in vergelijking met de FA conditie (zie voor meer informatie bijlage 5).
3.5 Hypothese 3.
Openmonitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij hoog opgeleide mensen in vergelijking met focused attention meditatie, bij laag opgeleide mensen is er een kleiner verschil tussen beide condities. De onderzoeksdeelnemers hebben aan het begin van het onderzoek een vragenlijst ingevuld waarbij onder andere gevraagd werd naar het opleidingsniveau. In tabel 3.2 staat de verdeling van de opleidingsniveaus.
Tabel 3.2 Overzicht van de opleidingsniveaus. Opleidingsniveau Aantal Middelbare school
2
HBO
7
WO
10
Gezien de verdeling hebben we er voor gekozen HBO en het Middelbare school niveau samen te nemen en af te zetten tegen het WO. Figuur 3.5 laat het aantal correct op T2|T1 zien voor laag en hoog opgeleiden, uitgesplitst voor OM en FA meditatie. In overeenstemming met onze hypothese, is er bij hoog opgeleiden een kleinere AB in OM vergeleken met FA. Het verschil lijkt echter klein.
14
Figuur 3.5. Percentage T1 correct|T2 correct uitgesplitst voor meditatie type en hoge/lage opleiding. Door middel van een One Sample T-test (met behulp van de berekening zoals beschreven bij 3.1), is getest of er een significant verschil is tussen de twee condities voor hoog opgeleiden. We vonden geen significant (T (9) = 1.010, p < 0.339) verschil in de AB grootte tussen de OM en FA conditie voor hoog opgeleiden. Hoog opgeleiden scoren niet verschillend in hun AB bij OM en FA meditatie (zie voor meer informatie bijlage 5). De grafiek lijkt in contrast te staan met het tweede deel van de hypothese, namelijk dat er een kleiner verschil zou zijn in de AB bij laag opgeleiden bij de conditie OM en FA. De laag opgeleiden lijken het beter te doen in de OM conditie dan de FA conditie. Het verschil tussen de twee condities lijkt, in tegenstelling tot onze verwachting, echter ongeveer even groot in vergelijking met de hoog opgeleiden. Om te kijken of dit verschil daadwerkelijk bestaat, is ook hier een t-test voor uitgevoerd. We vonden geen significant (T (8) = 0.990, p < 0.351) verschil in de AB grootte tussen de OM en FA conditie voor laag opgeleiden. Laag opgeleiden mensen scoren niet verschillend in hun AB bij OM en FA meditatie (zie voor meer informatie bijlage 5). Naast de bestudering van de effecten apart voor hoge en lage opleiding, hebben we ook onderzocht of het hebben van een hoge opleiding een ander effect op meditatie type heeft dan een lage opleiding. We verwachten dat hoger opgeleiden een groter verschil hebben in hun attentional blink tussen de OM en FA dan lager opgeleiden. Het is namelijk nog mogelijk dat de twee groepen met elkaar verschillen, ondanks het feit dat geen van de aparte AB verschillen significant zijn. Dit is omdat er zo'n laag aantal proefpersonen in iedere groep zit dat het moeilijk is om significant te zijn. In de grafiek ziet het er niet uit dat voor het opleidingsniveau, de grootte van de AB verschilt tussen de twee meditatie condities. Om te testen of er een verschil is, is er een Independent Samples T-test uitgevoerd.
We vonden dat hoog en laag opgeleiden niet significant (T (15.519) = -0.278, p < 0.785) van 15
elkaar verschillen in hun attentional blink in de OM conditie in vergelijking met de FA conditie (zie voor meer informatie bijlage 5).
4. Discussie 4.1 Conclusie De hoofdvraag die wij in ons onderzoek stelden was: is er een direct effect van het type meditatie (OM en FA) op de attentional blink? Om de hoofdvraag te kunnen onderzoeken, hebben we in eerste instantie gekeken of er überhaupt sprake was van een attentional blink, zonder naar het effect van meditatie te kijken. Dit gebeurde door middel van een RSVP-taak. Uit de analyse kwam naar voren dat er inderdaad sprake is van een AB, zowel in de OM conditie als in de FA conditie. Dit is een belangrijke bevinding, want indien er geen sprake zou zijn geweest van een AB, zouden wij niet hebben kunnen onderzoeken wat het effect van meditatie is op de AB. Om de hoofdvraag te beantwoorden, is vervolgens de eerste hypothese getest: Open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink in vergelijking met focused attention meditatie. De resultaten waren veel belovend, aangezien de AB bij de OM conditie kleiner was dan in de FA conditie. Bij de analyse vonden we echter geen significant verschil. Dit betekent dat we op basis van deze resultaten niet kunnen zeggen of meditatie een direct effect heeft op de AB en dus ook niet of OM meditatie een zorgt voor een kleinere AB dan FA meditatie. We hebben de antwoorden van de onderzoeksdeelnemers alleen goed gerekend indien ze zowel T1 als T2 correct hadden en in de juiste volgorde. Het is echter mogelijk dat de deelnemers T1 en T2 wel hebben waargenomen, maar niet in de juiste volgorde (Martens, & Johnson, 2009). Om hier meer om te kunnen zeggen is het, naast het bestuderen van de AB in het informatie verwerkingsproces, ook belangrijk te kijken naar de informatie verwerking in het algemeen, door middel van het aantal correct op T1. Omdat T1 de eerste stimulus is zou je niet verwachten dat de afstand waarop T2 volgt uit zou maken voor hoe goed T1 gerapporteerd wordt. De grafische weergave van T1 bij de twee meditatie types liet echter zien dat naarmate de lag kleiner werd, het aantal correct op T1 dat ook werd. De analyse bevestigde de significantie van deze verschillende waarden (op de AB). Het verloop van de twee lijnen komt mogelijk door de interferentie van T2. Hoe kleiner de lag, hoe dichter de stimuli op elkaar volgen, waardoor het moeilijker wordt waar te nemen welke stimuli eerder gepresenteerd werd. Dit effect zie je ook het sterkt bij lag 2, waar de stimuli het snelst op elkaar volgen. Om te kijken of het informatie proces verschillend verloopt bij de twee meditatie condities, hebben we een Paired T-test gedaan. Uit de analyse bleek dat dit niet het geval was. Ondanks dat we geen effect vonden tussen de AB en meditatie type, blijft het echter mogelijk dat er andere factoren van invloed waren op de grootte van de AB, die de relatie tussen meditatie type en de AB medieerden. Zo hebben we gekeken naar het effect van leeftijd op de informatie verwerking
16
bij de twee meditatie condities. De hypothese die wij hiervoor hadden opgesteld is: open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij oudere meditatie beoefenaars in vergelijking met focused attention meditatie, bij jongere meditatie beoefenaars is er een kleiner verschil in beide condities. De grafische weergave van de attentional blink van de ouderen en jongeren bij OM en FA meditatie zag er veel belovend uit. Het verschil in de AB tussen OM en FA meditatie leek groter bij ouderen dan het verschil in de AB tussen OM en FA meditatie bij de jongeren. De voorspelde verschillen waren echter niet significant. Een andere factor die we bestudeerden was het opleidingsniveau. De hypothese stelde: open monitoring meditatie zorgt voor een kleinere attentional blink bij hoog opgeleide mensen in vergelijking met focused attention meditatie, bij laag opgeleide mensen is er een kleiner verschil tussen beide condities. De grafiek leek er al op te wijzen dat de verschillen in de AB niet groot waren. Zowel bij de hoog opgeleiden als de laag opgeleiden liggen de scores op T2|T1 bij lag 4 dicht op elkaar. Voor beide leeftijdsgroepen waren de verschillen in de AB dan ook niet significant. Ook verschilde de twee leeftijdsgroepen niet significant van elkaar in hun AB tussen OM en FA meditatie.
4.2 Implicaties Informatie verwerking is een belangrijk cognitief proces dat de mens in staat stelt zijn omgeving waar te nemen en er adequaat op te reageren. De besproken literatuur wees erop dat meditatie een bijdrage kan leveren aan de efficiëntie van de informatie verwerking, maar bij welke vorm van meditatie men dan het meest gebaat is, is nog onbekend. Het doel van deze studie was daarom een bijdrage te leveren aan het verduidelijken van verschillen tussen verschillende soorten meditatie als het gaat om hun effect op de informatie verwerking. De twee soorten meditatie die wij hebben gebruikt waren open monitoring en focused attention meditatie. We hebben beredeneerd dat OM meditatie voor een kleinere attentional blink zou zorgen, vanwege de training in het loslaten van de overinvestering van de aandacht op één object (in het door ons gebruikte paradigma: T1). FA meditatie zou geen kleinere attentional blink veroorzaken, doordat deze meditatie vorm de investering van de aandacht op één object juist stimuleert. De opgestelde hypotheses, hierboven samengevat, boden allen een mogelijke verklaring voor de relatie tussen meditatie en het informatie verwerkingsproces, in het bijzonder de attentional blink. De resultaten zagen er op basis van de grafische weergave in de meeste gevallen veelbelovend uit. OM meditatie leek inderdaad gepaard te gaan met een kleinere attentional blink in vergelijking met FA meditatie. Dat wil zeggen, OM meditatie stimuleert een betere informatie verwerking, waardoor meer stimuli kunnen worden waargenomen (in ons gebruikte paradigma: zowel T1 als T2). Ook leeftijd leek een veel belovend mediërend effect te hebben tussen meditatie typte en de AB. Alleen het opleidingsniveau leek in de grafische weergave al niet op verschillen in de AB te duiden. De toetsing van de hypotheses liet zien dat er geen significante verschillen waren tussen het meditatie type en de
17
AB. Om terug te komen op het doel van dit onderzoek: Het is helaas niet mogelijk om op basis van dit onderzoek definitieve conclusies te trekken over de relatie tussen meditatie type en informatie verwerking. Dat neemt niet weg dat een aantal bevindingen veel belovend waren en wellicht wel significant waren geweest indien er meer data verzameld zouden zijn. Tevens is het van belang een aantal methodologische beperkingen te erkennen.
4.3 Methodologische beperkingen en vervolg onderzoek. Ten eerste hadden we te maken met een groot verschil in meditatie ervaring bij de verschillende onderzoeksdeelnemers. Dit kan tot gevolg hebben dat meditatie beoefenaars met minder ervaring wellicht meer moeite hebben met het behalen van de meditatieve staat dan de meditatie beoefenaars met veel ervaring. Dit verschil in meditatie ervaring kan een verschillende uitwerking hebben op de attentional blink. We hebben een verdeling gemaakt voor veel en weinig uren meditatie ervaring. In tabel 4.1 staat een overzicht van de verdeling. De mensen met veel meditatie ervaring blijken ongeveer negen en een half keer meer ervaring te hebben dan de mensen in de groep met minder ervaring. Er is echter wel sprake van een grote variëteit in de groep met veel ervaring.
Tabel 4.1 Overzicht van het aantal uren meditatie ervaring, verdeeld in veel en weinig meditatie ervaring. Het verschil in ervaring lijkt vrij groot, maar er is een grote variabiliteit. Aantal M (uren) SD 7 16962.86 8844.08 Veel meditatie ervaring 12 1797.83 1335.78 Weinig meditatie ervaring De door ons gebruikte inclusie factoren (minimaal twee jaar ervaring en dagelijkste beoefening) boden al enige structuur, maar het sluit niet uit dat er deelnemers zijn met enkele jaren ervaring en tientallen jaren ervaring en deelnemers die enkele minuten mediteren of uren. Om beter te kunnen garanderen dat de deelnemers eenzelfde meditatieve staat kunnen bereiken, zal bij vervolg onderzoek deze variabele onder strengere controle moeten staan. Het is echter lastig om een precieze schatting te maken van het aantal uren meditatie ervaring, omdat dit achteraf wordt ingeschat door de onderzoeksdeelnemers. Een manier om er voor te zorgen dat deelnemers ongeveer eenzelfde meditatie ritme hebben aangehouden, en hierdoor wellicht makkelijker in eenzelfde meditatieve staat terecht komen, is door mensen te rekruteren die net allen eenzelfde retraite achter de rug hebben. Zo bestudeerde Falkenstörm (2009) een groep mensen, die net allen een retraite hadden afgerond, om mindfulness te bestuderen bij ervaren meditatie beoefenaars. Ten tweede was het mogelijk dat onderzoeksdeelnemers meer ervaring hadden met één van de twee meditatie types. Indien het makkelijker was om de aandacht te focussen zoals bij FA meditatie, dan de aandacht te verdelen zoals bij OM meditatie, heeft dit effect op hoe ‘zuiver’ een bepaalde staat ten gevolgen van de meditatie is, wat weer effect kan hebben op de attentional blink. In ons onderzoek
18
was het wel een vereiste dat deelnemers ervaring hadden met beide meditatie types, maar er werden geen eisen gesteld met betrekking tot hoeveel ervaring ze met elke van de types hadden. Het is verstandig om dit in vervolg onderzoek wel te doen, zodat het zeker is dat de twee meditatie types goed uit elkaar worden gehouden. Het is ook van belang de proefpersonen in detail te bevragen over hoe ze de meditaties stijlen uit elkaar kunnen houden in hun eigen ervaring. Ten derde was het belangrijk om te kijken of de volgorde waarin de onderzoeksdeelnemers de meditatie types beoefende tijdens de RSVP-taak, een effect had op de grootte van de AB. Wellicht dat het beoefenen van de eerste meditatie vorm, een doorsijpelend effect heeft de het tweede vorm, zodat bijvoorbeeld eerst OM, dan FA zorgt voor een groter effect op de AB in de FA conditie, vanwege het blijvende effect van de OM meditatie op FA meditatie. Om een indicatie te krijgen van de mogelijke aanwezigheid van een effect voor volgorde van de meditatie types, hebben we de data opgesplitst in twee groepen. Dit gebeurde aan de hand van de mediaan van het verschil in aantal correct op T2|T1 (bij lag 2,4 en 8), tussen FA meditatie en OM meditatie. De eerste groep representeert een relatief groot verschil (≤ 2.45 %, N = 10). Tweede groep representeert een relatief klein verschil (≥ 2.45 %, N = 9). Indien de groep met een relatief groot verschil, relatief vaker een bepaalde meditatie volgorde heeft gedaan, zouden we kunnen spreken van een effect van volgorde. Per groep hebben we daarom gekeken hoeveel procent van de onderzoeksdeelnemers eerst OM meditatie heeft gedaan en hoeveel procent eerst FA meditatie heeft gedaan tijdens de RSVP-taak. In tabel 4.2 is dit weergegeven. We kunnen concluderen dat de verdeling FA eerst versus OM eerst ongeveer gelijk is. De volgorde van de meditatie types tijdens de RSVP-taak lijkt geen effect te hebben op de grootte van het verschil in AB tussen OM en FA meditatie.
Tabel 4.2 Overzicht van het percentage onderzoeksdeelnemers die eerst OM meditatie hebben gedaan versus die eerst FA meditatie hebben gedaan. Het verschil in percentage is relatief klein. Relatief groot verschil Relatief klein verschil Percentage FA eerst
40 %
55.56 %
Percentage OM eerst
60 %
44.44%
Ten vierde, en reeds genoemd in de conclusie, hebben wij in ons onderzoek de antwoorden waarbij T1 en T2 wel gezien waren, maar niet in de juist volgorde, niet goed gerekend. Indien we deze antwoorden wel hadden goed gerekend, hadden meer onderzoeksdeelnemers het beter gedaan, waardoor het aantal correct op T2|T1 van de proefpersonen, er anders uit had gezien. Voor het wel of niet goed rekenen van deze antwoorden is in beide gevallen wat te zeggen. Aan de ene kant is het omgekeerd waarnemen van de stimuli niet in lijn met een correcte informatie verwerking, waardoor het niet geheel gerechtvaardigd is dit goed te rekenen. Aan de andere kant is het correct waarnemen van de stimuli waardevoller dan het helemaal incorrect waarnemen of maar gedeeltelijk waarnemen
19
van de stimuli. Een oplossing is om beide methodes met elkaar te vergelijken in een grootschalig onderzoek met een groot aantal onderzoeksdeelnemers. Hierdoor kan men kijken wat de verschillen zijn en of deze van grote invloed zijn. Ten vijfde waren er problemen met de ecologische validiteit die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de meditatie. Zeker negen van de negentien mensen rapporteerden moeite te hebben met bepaalde aspecten van het mediteren tijdens het onderzoek. Een veel voorkomende opmerking was dat ze het mediteren tijdens de RSVP-taak erg vermoeiend vonden, doordat ze zich op een computer scherm moesten focussen (het kruisje) en het onderzoek vrij lang duurde (in totaal twee uur). De concentratie werd daardoor ook minder. Een ander vaak genoemd punt was dat het moment van mediteren niet in overeenstemming was met het moment waarop ze dat normaal zouden doen. Het blijft daarom een mogelijkheid dat de effecten die in het lab zijn bestudeerd verschillen van de effecten die we zouden hebben gevonden als de meditatie beoefenaars in een voor hun natuurlijke context zouden mediteren. Vervolg onderzoek doet er dus goed aan de meditatie omstandigheden zo natuurlijk mogelijk te houden, bijvoorbeeld door een wat “huiselijkere” ruimte te creëren. Ten zesde hadden we te maken met een plafond effect. Dit betekent dat sommige deelnemers over het algemeen zo goed waren in het correct identificeren van T1 bij de verschillende lags, dat de RSVP-taak niet gevoelig genoeg was om goed de verschillen in de lags te onderscheiden. Aangezien het aantal deelnemers in ons onderzoek vrij beperkt was (N=19), heeft dit een groot effect op de bruikbaarheid van de gegevens. Een oplossing voor dit plafond effect is een gevoeligere RSVP-taak, waarbij de snelheid waarop de stimuli elkaar volgen verkleind wordt, waardoor het lastiger wordt om T2 waar te nemen. Ten zevende waren er ook enkele deelnemers die erg laag scoorden op alle lags. Dit geeft hetzelfde probleem als bij de onderzoeksdeelnemers die erg goed presteerden: een beperkt onderscheidingsvermogen tussen de lags. Om te testen of dit een probleem was in ons onderzoek hebben we een exclusie factor gebruikt. Deze was gesteld op 70% gezien dit een veelgebruikt percentage is. Door deze exclusie factor werden zes mensen uit de analyse gehaald. Dit bleek echter geen effect op de resultaten te hebben. Ten achtste, de verdeling van leeftijd en opleidingsniveau in, respectievelijk, oud/jong en hoog/laag was enigszins arbitrair. Na het analyseren van de vragenlijsten bleek dat het merendeel van de deelnemers in hun late volwassenheid verkeerden (m = 49) en een hoge opleiding te bezitten (middelbare school: N=2, HBO/WO: N = 17). Verstandig is om bij vervolg onderzoek van te voren de onderzoeksdeelnemers hier beter op te selecteren, zodat ouderen/jongeren en hoog/laag opgeleiden beter vertegenwoordigd worden in het onderzoek. Hierdoor wordt het mogelijk om met meer zekerheid te zeggen of leeftijd en opleiding een invloed hebben op meditatie en de AB. Tot slot, en misschien wel het belangrijkste, had onze studie een erg lage power. Een post hoc analyse van de power liet zien dat onze power rond de 0.2 lag, wat erg laag is gezien een sterke power
20
rond de 0.8 ligt. Hierdoor kunnen we niet met zekerheid zeggen dat de hypotheses terecht zijn verworpen. De lage power wordt veroorzaakt door het kleine aantal onderzoeksdeelnemers. Om te kijken hoeveel onderzoeksdeelnemers we nodig hadden gehad om een power van rond de 0.8 te kunnen bereiken, hebben we een plot gemaakt waarbij de power werd afgezet tegen het aantal onderzoeksdeelnemers. In figuur 4.1 valt te zien dat we ongeveer 90 deelnemers nodig hadden om een effect te kunnen vinden. Dit is een veel groter aantal dan in onze groep.
Figuur 4.1. Bij 90 onderzoeksdeelnemers ligt de power rond de 0.8
21
5. Referenties Beck, A. T., Steer, R. A., & Garbin, M. G. (1988). Psychometric properties of the beck depression inventory: Twenty-five years of evaluation. Clinical Psychology Review, 8(1), 77-100. doi:10.1016/0272-7358(88)90050-5
Bieling, P. J., Antony, M. M., & Swinson, R. P. (1998). The Stait–Trait anxiety inventory, trait version: Structure and content re-examined. Behaviour Research and Therapy, 36(7-8), 777-788. doi:10.1016/S0005-7967(98)00023-0
Bohlmeijer, E., ten Klooster, P. M., Fledderus, M., Veehof, M., & Baer, R. (2011). Psychometric properties of the five facet mindfulness questionnaire in depressed adults and development of a short form. Assessment, 18(3), 308-320.
Bouman, T. K., Luteijn, F. F., Albersnagel, F. A., & Van der Ploeg, F. A. (1985). Enige ervaringen met de beck depression inventory (BDI). Gedrag: Tijdschrift Voor Psychologie, 13(2), 13-24.
Dux, P. E., & Marois, R. (2009). The attentional blink: A review of data and theory. Attention, Perception, & Psychophysics, 71(8), 1683-1700. doi:10.3758/APP.71.8.1683
Engelen, U., De Peuter, S., Victoir, A., Van Diest, I., & Van, D. B. (2006). Verdere validering van de positive and negative affect schedule (PANAS) en vergelijking van twee nederlandstalige versies. Gedrag & Gezondheid: Tijdschrift Voor Psychologie En Gezondheid, 34(2), 89-102.
Falkenström, F. (2010). Studying mindfulness in experienced meditators: A quasi-experimental approach. Personality And Individual Differences, 48(3), 305-310. doi:10.1016/j.paid.2009.10.022
22
Hölzel, B. K., Lazar, S. W., Gard, T., Schuman-Olivier, Z., Vago, D. R., & Ott, U. (2011). How does mindfulness meditation work? proposing mechanisms of action from a conceptual and neural perspective. Perspective on Psychological Science, 6(6) doi:10.1177/1745691611419671
Lahar, C. J., Isaak, M. I., & McArthur, A. D. (2001). Age differences in the magnitude of the attentional blink. Aging, Neuropsychology, and Cognition, 8(2), 149-159. doi:10.1076/anec.8.2.149.842
Lum, J. A. G., Conti-Ramsden, G., & Lindell, A. K. (2007). The attentional blink reveals sluggish attentional shifting in adolescents with specific language impairment. Brain and Cognition, 62(3), 287-295. Doi: 10.1016/j.bandc.2006.09.010 Lutz, A., Slagter, H. A., Dunne, J. D., & Davidson, R. J. (2008). Attention regulation and monitoring in meditation. Trends in Cognitive Sciences, 12(4), 163-169. doi:10.1016/j.tics.2008.01.005
Martens, S., & Johnson, A. (2009). Working memory capacity, intelligence, and the magnitude of the attentional blink revisited. Experimental Brain Research, 192(1), 43-52. doi:10.1007/s00221-008-1551-1
Ospina, M. B., Bond, K., Karkhaneh, M., Buscemi, N., Dryden, D. M., Barnes, V., Carlson, L. E., Dusek, J. A., & Shannahoff-Khalsa, D. (2008). Clinical trials of meditation practices in health care: Characteristics and quality. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 14(10), 11991213. doi:10.1089/acm.2008.0307
Sahdra, B. K., Shaver, P. R., & Brown, K. W. (2010). A scale to measure nonattachment: A buddhist complement to western research on attachment and adaptive functioning. Journal of Personality Assessment, 92(2), 116-127. doi:10.1080/00223890903425960
Slagter, H. A., Lutz, A., Greischar, L. L., Francis, A. D., Nieuwenhuis, S., Davis, J. M., & Davidson, R. J. (2007). Mental training affects distribution of limited brain resources. Plos Biology, 5(6)
23
Slagter, H. A., Davidson, R. J., & Lutz, A. (2011). Mental training as a tool in the neuroscientific study of brain and cognitive plasticity. Frontiers in Human Neuroscience, 5 doi:10.3389/fnhum.2011.00017
Troche, S. J., Indermühle, R., & Rammsayer, T. H. (2012). Evidence for mental ability related individual differences in the attentional blink obtained by an analysis of the p300 component. Brain and Cognition, doi:10.1016/j.bandc.2011.12.009
van Leeuwen, S., Müller, N. G., & Melloni, L. (2009). Age effects on attentional blink performance in meditation. Consciousness and Cognition: An International Journal, 18(3), 593-599. doi:10.1016/j.concog.2009.05.001
Vock, M., Preckel, F., & Holling, H. (2011). Mental abilities and school achievement: A test of a mediation hypothesis. Intelligence, 39(5), 357-369. doi:10.1016/j.intell.2011.06.006
Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 54(6), 10631070. doi:10.1037/0022-3514.54.6.1063
24
6. Bijlagen Bijlage 1: Instructies voor beide meditatievormen
FA instructies U gaat nu eerst 4 minuten mediteren. Na deze 4 minuten hoort u een bel en begint de aandachtstaak. Tijdens de meditatiesessie zult u een kruisje op het midden van het beeldscherm zien staan. Focus uw aandacht op het kruisje. Breng steeds wanneer u afgeleid raakt uw aandacht terug naar het kruisje. Neem uw meditatiehouding aan. Druk op de spatiebalk om de meditatiesessie te starten. OM instructies U gaat nu eerst 4 minuten mediteren. Na deze 4 minuten hoort u een bel en begint de aandachtstaak. Wees u gewaar van voorbijgaande natuur van uw ervaring van moment tot moment terwijl u ademt. Laat uw ogen rusten in de ruimte. Neem uw meditatiehouding aan. Druk op de spatiebalk om de meditatiesessie te starten.
25
Bijlage 2: Vragenlijst vooraf, zelf opgestelde vragen over meditatie ervaring
Meditatie ervaring
Kunt u aangeven hoeveel jaren u mediteert?
…………
Beoefening tijdens de afgelopen maand Hieronder stellen we een aantal vragen over uw meditatie ervaring. U kunt zich beperken tot de meditatiesoorten die een wezenlijk deel vormen van uw meditatie ervaring. De eerste vraag gaat over uw beoefening van verschillende vormen van meditatie in de afgelopen MAAND. Vink de vormen van meditatie aan die u de afgelopen MAAND beoefend heeft.
Mindfulness training Zen Vipassana Shamatha Vipashyana Meditatieve contemplatie Sadhana Mahamudra Mind Training (compassie, liefdevolle vriendelijkheid, tonglen, etc.) Ngöndro TM Other: ………………
Vul voor elke vorm (die u aangevinkt heeft) hieronder de gegevens in. Meditatievorm 1: …………………………………… Meditatievorm 1. Tijdsduur beoefening in jaren en maanden (bijvoorbeeld: 2 jaar en 3 maanden): ………………………………………….
Meditatievorm 1, tijdsduur per: Dag Week
26
Meditatievorm 1, tijdsduur van de meditatie beoefening
Geef aan hoe lang u in de afgelopen maand gemiddeld per dag/per week heeft gemediteerd >4 uren 3 – 4 uren 2 – 3 uren 1 – 2 uren 30 minuten – 1 uur 15 – 30 minuten < 15 minuten
Meditatievorm 1, opmerkingen Zijn er bijvoorbeeld pauzes geweest in uw beoefening en andere informatie die van belang zou kunnen zijn voor het berekenen van uw meditatie ervaring?
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………….
Verdere meditatie beoefening Heeft u de afgelopen JAREN nog andere meditatie vormen beoefend naast die u hierboven genoemd heeft? Zo ja, wilt u deze hieronder vermelden? U kunt zich beperken tot de meditatiesoorten die een wezenlijk deel vormen van uw meditatie ervaring. Zo nee, vink dan de optie "Geen andere meditatie vormen" aan. U kunt nu verder gaan naar het onderdeel Retraite ervaring.
Geen andere meditatie vormen Mindfulness training Zen Vipassana Shamatha Vipashyana Meditatieve contemplatie Sadhana Mahamudra Mind Training (compassie, liefdevolle vriendelijkheid, tonglen, etc.)
27
Ngöndro TM Other: ………………
Vul voor elke vorm (die u aangevinkt heeft) hieronder de gegevens in. Meditatie vorm 1: …………………………………… Meditatievorm 1. Tijdsduur beoefening in jaren en maanden (bijvoorbeeld: 2 jaar en 3 maanden): …………………………………………. Meditatievorm 1, tijdsduur per: Dag Week
Meditatievorm 1, tijdsduur van de meditatie beoefening
Geef aan hoe lang u in de afgelopen maand gemiddeld per dag/per week heeft gemediteerd >4 uren 3 – 4 uren 2 – 3 uren 1 – 2 uren 30 minuten – 1 uur 15 – 30 minuten < 15 minuten
Meditatievorm 1, opmerkingen Zijn er bijvoorbeeld pauzes geweest in uw beoefening en andere informatie die van belang zou kunnen zijn voor het berekenen van uw meditatie ervaring?
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………….
Retraite ervaring
Hoeveel dagen bent u in retraite geweest sinds u begonnen bent met mediteren? U kunt de dagen van alle retraites waaraan u heeft deelgenomen optellen en in de antwoordbalk weergeven
28
………………………………..
Waren de retraites waaraan u heeft deelgenomen met name gefocust op: Mediteren Studie 50% meditatie 50% studie Niet van toepassing
29
Bijlage 3: Vragenlijst achteraf
1. Kunt u uitleggen welke meditatievorm u in de eerste taak heeft gedaan?
2. Kunt u uitleggen welke meditatievorm u in de tweede taak heeft gedaan?
3. Hoe verschillend waren de twee meditatie vormen voor u? ( zet een kruisje achter het antwoord) Totaal niet
Niet
Beetje
verschillend
verschillend
Verschillend
Erg verschillend
4. Wat denkt u dat het doel van dit onderzoek is?
5. Hoe goed kon u zich concentreren tijdens taak 1? (zet een kruisje achter het antwoord)
Helemaal niet goed
Niet goed
Redelijk goed
Goed
Erg goed
6. Hoe goed kun zich concentreren tijdens taak 2? (zet een kruisje achter het antwoord)
Helemaal niet goed
Niet goed
Redelijk goed
Goed
Erg goed
7. Hoe voelt u zich nu?
8. Heeft u op dit moment lichamelijke klachten? Zo ja, welke?
30
Bijlage 4: Berekening aantal uren meditatie ervaring
Het aantal uren meditatie ervaring is berekend met behulp van tabel 3a en tabel 3b. Voor iedere proefpersoon zijn beide tabellen ingevuld en vervolgens de totalen bij elkaar opgeteld in tabel 3b. Het totaal M+J (maanden en jaren) uit tabel 3b is het totaal aantal uren meditatie ervaring van de proefpersoon.
Tabel 3 a: Aantal uren meditatie in de afgelopen maand
Meditatievorm
Aantal jaren
afgelopen maand
maanden
Dag/week
Uren/min
Totaal
Totaal Totaal in de afgelopen maand
Tabel 3b: Overige aantal uren meditatie in de afgelopen jaren
Meditatievorm
Aantal jaren
afgelopen jaar
en maanden
Dag/week
Uren/min
Totaal
Totaal Totaal M+J
31
Bijlage 5: Statistische tabellen
Tabel 5.1
One-Sample Test: er is een algemeen attentional blink effect bij open monitoring en focused attention meditatie. 95% Confidence Interval of the Difference Mean t df Sig. (2-tailed) Difference Lower Upper 4.105 18 .001 11.25947 5.4964 17.0226 OM 5.183 18 .000 14.54132 8.6473 20.4353 FA Tabel 5.2 Paired Samples Test: Er is geen significant verschil in attentional blink tussen open monitoring en focused attention meditatie. 95% Confidence Interval of the Difference Std. Mean Deviation Lower Upper t df Sig. (2-tailed) -3.28184 10.11798 -8.15855 1.59487 -1.414 18 .174 Verschil tussen OM en FA Tabel 5.3 One-Sample Test: Er is een significant effect van lag op waarneming van T1 bij open monitoring en focused attention meditatie. 95% Confidence Interval of the Difference Mean t df Sig. (2-tailed) Difference Lower Upper 18 ,000 3.856526 2.46847 5.24459 HellingOM 5,837 7.070 18 .000 4.251316 2.98803 5.51460 HellingFA
Tabel 5.4 Regressie analyse: er is geen verschil in helling bij aantal correct op T1 bij de twee meditatietypes. 95% Confidence Interval of the Difference Std. Mean Deviation Lower Upper t df Sig. (2-tailed) -.394789 2.070501 -1.392739 .603160 -.831 18 .417 Verchil tussen de helling van OM en de helling van FA
32
Tabel 5.5 One-Sample t-test: bij oudere meditatie beoefenaars is er geen significant verschil in AB tussen OM en FA meditatie. Bij jongeren meditatie beoefenaars is er ook geen significant verschil in AB tussen OM en FA meditatie. 95% Confidence Interval of the Difference Mean t df Sig. (2-tailed) Difference Lower Upper 1.199 9 .261 4.89850 -4.3416 14.1386 Verschil tussen FA en OM voor ouderen .745 8 .477 1.48556 -3.1100 6.0812 Verschil tussen FA en OM voor jongeren
Tabel 5.6 Independent Samples t-test: ouderen en jongeren verschillen niet significant van elkaar in hun AB tussen OM en FA meditatie. Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference
Verschil tussen FA en OM meditatie
Mean Std. Error F Sig. t df Sig. (2-tailed) Difference Difference Lower 2.358 .143 -.751 12.968 .466 -3.41294 4.54488 -13.23403
Upper 6.40814
Tabel 5.7 One-Sample t-test: er is geen verschil in de AB bij hoog opgeleiden tussen OM en FA meditatie. Ook voor laag opgeleiden is er geen verschil in de AB tussen OM en FA meditatie. 95% Confidence Interval of the Difference Sig. (2Mean t df tailed) Difference Lower Upper 1.010 9 .339 3.89650 -4.8289 12.6219 Verschil tussen FA en OM voor hoog opgeleiden ,990 8 ,351 2,59889 -3,4524 8,6502 Verschil tussen FA en OM voor laag opgeleiden 33
Tabel 5.8 Independent Samples Test: er is geen significant verschil tussen opleidingsniveau en meditatie type. Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference Mean Std. Error F Sig. t df Sig. (2-tailed) Difference Difference Lower Upper 1,028 ,325 -,278 15,519 ,785 -1,29761 4,66512 -11,21217 8,61695 Verschil tussen FA en OM meditatie
34