Amsterdam, mei 2006 In opdracht van de Amsterdam School of Real Estate
De ASRE-doelgroep in 2006 Een verkenning van de vraag naar opleidingen in de vastgoedkunde
Eindrapport
E.E. Berkhout P.H.G. Berkhout M.L. Biermans
“De wetenschap dat het goed is” SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.
SEO-rapport nr. 888
ISBN 90-6733-334-4 ISBN 978-90-6733-334-4
Copyright © 2006 SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
Inhoudsopgave Index van Figuren en Tabellen Samenvatting ............................................................................................................................i 1
Inleiding ........................................................................................................................ 1
2
Doelstelling & opzet van het onderzoek .......................................................................3
3
Een beschrijving van de vastgoedbranche ....................................................................5
4
5
3.1
Inleiding....................................................................................................................................... 5
3.2
De werknemers in de branche ................................................................................................. 5
3.3
Omvang bedrijven/ organisaties in de vastgoedbranche ..................................................14
3.4
Vacatures & instroom .............................................................................................................17
3.5
Conclusies .................................................................................................................................19
De vraag naar opleidingen in de vastgoedbranche ..................................................... 21 4.1
De doelgroep voor vastgoedopleidingen .............................................................................21
4.2
Het beleid ten aanzien van het volgen van opleidingen ....................................................24
4.3
De behoefte aan opleidingen bij de ASRE ..........................................................................27
4.4
Andere opleidingen en cursussen in de vastgoedkunde ....................................................31
4.5
Conclusies .................................................................................................................................33
Conclusies.................................................................................................................... 35
Appendix I - Meerjaren tabellen ........................................................................................... 37 Appendix II - Verdere toelichting op SBI’93......................................................................... 39 Appendix III - Steekproefverantwoording ............................................................................ 43
Index van Figuren en Tabellen Tabellen Tabel 2-1 Tabel 3-1 Tabel 3-2 Tabel 3-3 Tabel 3-4 Tabel 3-5 Tabel 3-6 Tabel 3-7 Tabel 3-8 Tabel 3-9 Tabel 3-10 Tabel 3-11 Tabel 3-12 Tabel 3-13 Tabel 3-14 Tabel 4-1 Tabel 4-2 Tabel 4-3 Tabel 4-4 Tabel 4-5 Tabel 4-6 Tabel 4-7 Tabel 4-8 Tabel 4-9 Tabel 4-10 Tabel 4-11 Tabel 4-12
Relatie tussen indeling CBS ‘vastgoedbranche’ en ASRE ‘doelgroepen’ .......................... 4 Aantal banen in de vastgoedbranche naar sekse in duizenden (1993-2004)..................... 6 Aantal banen per subsector binnen de vastgoedbranche, naar sekse in duizenden (2004)........................................................................................................................ 6 Procentuele verdeling van het aantal banen naar subsector binnen de vastgoedbranche, per sekse (2004).......................................................................................... 7 Leeftijdsopbouw binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996-2004) ........................ 8 Opleidingsniveau binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996 - 2004) ..................... 9 Beroepsniveau binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996 - 2004)........................11 Beroepsniveau van de werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar geslacht in duizenden (2004) .........................................................................................12 Beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar leeftijdsgroep in duizenden (2004) ........................................................................................12 Beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar onderwijsniveau in duizenden (2004) ...................................................................................13 Procentuele verdeling van beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar geslacht, leeftijdsgroep en opleiding (rij%, 2004) ..................14 Aantal bedrijven in elke subklasse van de vastgoedbranche naar het aantal werknemers (2005)*.................................................................................................................15 Procentuele verdeling van het aantal bedrijven in elke subklasse van de vastgoedbranche naar het aantal werknemers (2005).........................................................16 Werkzame beroepsbevolking in de subsectoren van de vastgoedbranche naar bedrijfsomvang in duizenden (2004) ....................................................................................17 Instroom jongeren in vastgoedberoepen (S&W functiecode) ..........................................19 Kenmerken van de verschillende doelgroepen ...................................................................21 Welke vastgoedactiviteiten vinden plaats in de verschillende doelgroepen?..................22 Verwachte ontwikkeling personeelsbestand in de komende vijf jaar (rij%, gewogen naar # werknemers) .....................................................................................................................23 De arbeidsmarkt in ogenschouw nemend, wat vindt u van het aanbod van gekwalificeerd vastgoedpersoneel? (rij%, gewogen naar # werknemers) ................................23 Leeftijdsopbouw vastgoedpersoneel, per doelgroep (rij%, gewogen naar # werknemers) .................................................................................................................................24 Opleidingsniveau vastgoedpersoneel, per doelgroep (rij%, gewogen naar # werknemers) .................................................................................................................................24 Beleid ten aanzien van het volgen van opleidingen (rij%, gewogen naar # werknemers) .................................................................................................................................25 Aansluiting van kennis & vaardigheden van hbo’ers op de dagelijkse praktijk (rij%, gewogen naar # werknemers) ..............................................................................................25 Aansluiting van kennis & vaardigheden van academici op de dagelijkse praktijk (rij%, gewogen naar # werknemers) ..............................................................................................26 Indien de kennis van een hbo'er of academicus slecht aansluit bij de praktijk, besluit u dan om de afgestudeerden cursussen of opleidingen te laten volgen? (rij%, gewogen naar # werknemers) ..............................................................................................26 Bij wie ligt over het algemeen het initiatief voor het volgen van een cursus of opleiding in werktijd? (rij%, gewogen naar # werknemers).......................................................26 Ervaring met de opleidingen van de ASRE.........................................................................28
Tabel 4-13 Tabel 4-14 Tabel 4-15 Tabel 4-16 Tabel 4-17 Tabel 4-18 Tabel 4-19 Tabel 4-20 Tabel 4-21 Tabel 4-22 Tabel 4-23
Welke opleidingen zijn het meest geschikt voor uw bedrijf? (gewogen naar # werknemers) .................................................................................................................................28 Geschikte opleidingen, per doelgroep (bedrijven bekend met ASRE, gewogen naar # werknemers) .................................................................................................................................29 Geschikte opleidingen, per doelgroep (bedrijven onbekend met ASRE, gewogen naar # werknemers) .............................................................................................................................29 Verwachte vraagontwikkeling naar de tweejarige Masteropleidingen van de ASRE (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers)....................................30 Verwachte vraagontwikkeling naar kortdurende specialisatiemodules van de ASRE (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers)....................................30 Verwacht rendement van ASRE-opleidingen (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers) ........................................................................................................31 Welke opleidingsvariant zou u nog behoefte aan hebben? ...............................................31 Werknemers die afgelopen jaar een opleiding hebben gevolgd buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), potentiële & bekende klanten..................................32 Werknemers die afgelopen jaar een opleiding hebben gevolgd buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), per doelgroep .............................................................32 Werknemers die de komende 5 jaar een opleiding gaan volgen buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), potentiële & bekende klanten..................................33 Werknemers die de komende 5 jaar een opleiding gaan volgen buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), per doelgroep .............................................................33
Figuren Figuur 3-1 Figuur 3-2 Figuur 3-3 Figuur 3-4 Figuur 4-1
Procentuele verdeling van de binnen de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking naar leeftijd (1996-2004)........................................................................... 8 Procentuele verdeling van de werkzame beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar opleidingsniveau (1996-2004).........................................................10 Procentuele verdeling van de beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar beroepsniveau (1996-2004)............................................................................................11 Ontwikkeling van openstaande vacatures binnen de vastgoedbranche per kwartaal in duizenden (1997-2005) .......................................................................................18 Redenen achter de vraag naar opleidingen (gewogen naar # werknemers)............................27
DE ASRE- DO ELGROEP IN 2006
i
Samenvatting Doelstelling De invoering van de BaMa-structuur heeft het opleidingenlandschap in Nederland drastisch veranderd. De MRE-opleiding is van één van de weinige plotsklaps één van de vele masteropleidingen geworden. Daar komt bij dat mogelijk concurrerende masteropleidingen aangeboden gaan worden in andere steden van Nederland, met name Eindhoven, Groningen en Rotterdam. Het gevolg is dat de spoeling dunner zal worden: meer opleidingsinstituten gaan vissen in hetzelfde stuwmeer. De ASRE heeft haar bedrijfsvoering afgestemd op een bepaald aantal cursisten per jaar. Wanneer meer instituten gaan concurreren om het topsegment van de cursistenmarkt, bestaat de kans dat men om voldoende instroom te realiseren de toelatingseisen moet laten zakken. Op termijn betekent dit uitholling van het aanzien van de titels MRE en MSRE. De ASRE streeft ernaar kwalitatief en kwantitatief marktleider te blijven. Om adequaat te kunnen reageren op de geschetste veranderingen in de markt wil de ASRE haar doelgroep wederom in kaart brengen. Daarom heeft zij SEO Economisch Onderzoek de opdracht gegeven opnieuw een onderzoek te doen naar de mogelijke doelgroep van de ASRE, maar nu binnen de nieuwe verhoudingen van de BaMa-structuur. Onderhavige publicatie is de eindrapportage van dit onderzoek. De doelstelling van het onderzoek is het in kaart brengen van de potentiële doelgroep van de ASRE. De doelgroep van de ASRE bestaat in beginsel uit alle bedrijven uit de vastgoedbranche die hoger opgeleiden in dienst hebben met ten minste een aantal (3) jaren werkervaring. In de praktijk gaat het dan om werknemers met een hbo- of universitaire opleiding in de leeftijdsgroep 25-45 jaar. De vastgoedbranche hebben we onderverdeeld in 6 sectoren: · · · · · ·
Projectontwikkelaars Bedrijfsmakelaars Vastgoedbeleggers Woningcorporaties Corporate Real Estate Managers (CREM) Gemeentelijke grondbedrijven
Verder hebben we geprobeerd om ook de sector ‘Vastgoedadviseurs’ te ondervragen, aangezien zij de laatste jaren steeds vaker gebruik blijken te maken van het onderwijsaanbod van de ASRE. De respons onder deze groep was echter dermate laag dat de resultaten uiteindelijk niet bruikbaar bleken voor dit onderzoek. Voor het onderzoek hebben we gebruik gemaakt van verschillende bronnen: bedrijfsstatistieken van het CBS, onderzoek van SEO/Elsevier naar hoogopgeleide jongeren op de arbeidsmarkt en een eigen specifieke enquête onder werkgevers in de zes hierboven beschreven doelgroepen. Aan de bedrijven is gevraagd om de enquête in te laten vullen door een medewerker van personeelszaken of iemand die daarvoor verantwoordelijk is.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
ii
Een beschrijving van de vastgoedmarkt De omvang van de potentiële doelgroep van de ASRE, gedefinieerd als hoogopgeleide werknemers in de vastgoedbranche in de leeftijd van 25-44 jaar, schatten we op grond van twee verschillende bronnen op circa 15 duizend personen in 2006. In 10 jaar tijd is de potentiële doelgroep bijna verdubbeld (van circa 8,5 duizend in 1996). Een diversificatie van het onderwijsaanbod van de ASRE met bacheloropleidingen zou een nieuwe doelgroep aanboren van nog eens 16 duizend middelbaar opgeleide personen in de geschikte leeftijdscategorie. Voor de nabije toekomst wordt door de werkgevers een verdere groei van de doelgroep verwacht. Ook op basis van instroomgegevens van pas afgestudeerde hogeropgeleiden in vastgoedberoepen uit externe bron wordt deze verwachting ondersteund. Deze instroom bedroeg namelijk in de periode 2001-2005 gemiddeld 3,5 duizend per jaar. Als daarvan de helft de vastgoedbranche trouw blijft, is deze instroom met 1,7 duizend personen nog altijd hoger dan de verwachte uitstroom uit de doelgroep. Immers, als de doelgroep 16 duizend personen groot is en evenredig verdeeld over de leeftijden van 25-45 jaar, zullen er elk jaar ongeveer 800 personen uit de doelgroep vallen omdat ze 46 jaar geworden zijn. Kortom: wanneer zowel de instroom als de uitstroom op peil blijft dan groeit de potentiële doelgroep de komende jaren met ongeveer duizend personen per jaar.
De vraag naar opleidingen in de vastgoedbranche Volgens de werkgevers in de vastgoedbranche is de arbeidsmarkt momenteel te krap. Het aanbod van gekwalificeerd vastgoedpersoneel is te klein terwijl de komende vijf jaar een sterke groei van het personeelsbestand verwacht wordt. Op basis van de opgave van werkgevers bedraagt de doelgroep voor opleidingen bij de ASRE ruim 14 duizend personen (hoger opgeleid en tussen de 25 en 45 jaar oud); dit komt redelijk overeen met de schatting op basis van CBS gegevens in Hoofdstuk 3. De aansluiting van nieuwe hoogopgeleiden op de dagelijkse praktijk is over het algemeen niet slecht maar er is nog genoeg ruimte voor verbetering. Gemiddeld is men over hbo’ers meer tevreden dan over academici; blijkbaar wordt er van die laatste groep meer verwacht, of zijn ze vaker algemeen opgeleid in plaats van op de vastgoedpraktijk gericht. De belangrijkste reden om werknemers een opleiding te laten volgen is het up-to-date houden van hun kennis. Maar de meeste bedrijven (zeker de grotere) zien scholing ook als een mooie aanvulling op het pakket secundaire arbeidsvoorwaarden, om daarmee werknemers binnen te kunnen halen of langer aan het bedrijf te binden. Als instrument voor selectie van kandidaten voor interne promotie is het volgen van een opleiding volgens de werkgevers niet geschikt. De opleidingen van de ASRE zijn hun geld waard, zo oordelen de meeste werkgevers. Veertig procent noemt het rendement van deze ‘investering in het human capital van hun bedrijf’ zelfs hoog. De meest populaire opleidingen is nog altijd de Master of Real Estate, die voor 64% van de werknemers geschikt wordt geacht. Uiteraard zijn er op dit punt grote verschillen tussen de verschillende doelgroepen: Grondbedrijven sturen hun werknemers bijvoorbeeld juist niet naar een MRE maar wel naar de specialisatiemodules ‘Waarderen van vastgoedrechten’ en ‘Gebiedsontwikkeling’. Vastgoedbeleggers zien in laatstgenoemde geen enkel nut, maar geven daarentegen unaniem hun voorkeur aan de module ‘Beleggingsanalyse’. Opvallend genoeg acht
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
SAM ENVAT TI N G
iii
geen van de woningcorporaties de opleiding Beleggingsanalyse geschikt voor hun werknemers. Hoe meer universitair personeel een sector in dienst heeft, des te groter is uiteraard de vraag naar de masteropleidingen MRE en MSRE. De meest opvallende conclusie is wellicht terug te vinden in Tabel 4-17. Terwijl de verwachte vraag naar Masteropleidingen de komende jaren waarschijnlijk gelijk zal blijven, verwacht maar liefst driekwart van de werkgevers in de vastgoedbranche een stijging van de vraag naar specialisatiemodules van de ASRE. Met name in het Corporate Real Estate Management en de projectontwikkeling verwacht men de komende jaren veel meer werknemers een dergelijke opleiding te laten volgen dan de afgelopen jaren het geval was.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
DE ASRE- DO ELGROEP IN 2006
1
1
Inleiding
De Amsterdam School of Real Estate (ASRE), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, verzorgde sinds 1989 als enige in Nederland een opleiding tot Master of Real Estate (MRE). Dit is een opleiding van hoog niveau voor professionals in de vastgoedbranche. In 1998 onderzocht de SEO in opdracht van de ASRE (destijds SBV genaamd) de signatuur van de doelgroep, naar leeftijd, geslacht, opleiding, ervaring en werkgebied. De ASRE kon tot heden rekenen op een vast stuwmeer van potentiële klanten en kon daaruit altijd kieskeurig selecteren, met als gevolg dat de MRE-titel thans garant staat voor mensen van hoge kwaliteit als het gaat om (specialistische) kennis van de vastgoedbranche en de vastgoedkunde. De invoering van de BaMa-structuur heeft het opleidingenlandschap in Nederland drastisch veranderd. De MRE-opleiding is van één van de weinige plotsklaps één van de vele masteropleidingen geworden. Daar komt bij dat mogelijk concurrerende masteropleidingen aangeboden gaan worden in andere steden van Nederland, met name Eindhoven, Groningen en Rotterdam. Het gevolg is dat de spoeling dunner zal worden: meer opleidingsinstituten gaan vissen in hetzelfde stuwmeer. De ASRE heeft haar bedrijfsvoering afgestemd op een bepaald aantal cursisten per jaar. Wanneer meer instituten gaan concurreren om het topsegment van de cursistenmarkt, bestaat de kans dat men om voldoende instroom te realiseren de toelatingseisen moet laten zakken. Op termijn betekent dit uitholling van het aanzien van de titels MRE en MSRE. De ASRE streeft ernaar kwalitatief en kwantitatief marktleider te blijven. Om adequaat te kunnen reageren op de geschetste veranderingen in de markt wil de ASRE haar doelgroep wederom in kaart brengen. Daarom heeft zij SEO Economisch Onderzoek de opdracht gegeven opnieuw een onderzoek te doen naar de mogelijke doelgroep van de ASRE, maar nu binnen de nieuwe verhoudingen van de BaMa-structuur. Onderhavige publicatie is de eindrapportage van dit onderzoek. In Hoofdstuk 2 geven we een overzicht van de doelstelling van dit onderzoek en een beknopte beschrijving van de onderzoeksopzet. In Hoofdstuk 3 schetsen we een kader van de vastgoedbranche op basis van beschikbare officiële gegevens en definities. Daarbij proberen we voor zover mogelijk aan te sluiten bij de definitie van de ‘doelgroep van ASRE’ zoals gehanteerd in onze eigen enquête. Hoofdstuk 4 is geheel gebaseerd op de uitkomsten van deze enquête, met als onderwerp de vraag naar opleidingen in de vastgoedsector. We besluiten in Hoofdstuk 5 met enkele conclusies & aanbevelingen. Een uitgebreide steekproefverantwoording is opgenomen in Bijlage 1.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
3
DE ASRE- DO ELGROEP IN 2006
2
Doelstelling & opzet van het onderzoek
De doelstelling van het onderzoek is het in kaart brengen van de potentiële doelgroep van de ASRE. Waar mogelijk dient de vergelijking mogelijk gemaakt te worden met de uitkomsten van het eerdere onderzoek uit 1998. De doelgroep van de ASRE bestaat in beginsel uit alle bedrijven uit de vastgoedbranche die hoger opgeleiden in dienst hebben met ten minste een aantal (3) jaren werkervaring. We concentreren ons daarbij op de wat grotere bedrijven, aangezien die vaker een opleidingsbudget hebben en beter in de gelegenheid zijn om werknemers gedurende werktijd een opleiding te laten volgen. Van de bedrijfsmakelaars richten we ons vooral op de kantoren met minstens 10 werknemers, van de grondbedrijven rekenen we alleen de 50 grootste tot onze doelgroep. De vastgoedbranche hebben we onderverdeeld in 6 sectoren: · · · · · ·
Projectontwikkelaars Bedrijfsmakelaars Vastgoedbeleggers Woningcorporaties Corporate Real Estate Managers (CREM) Gemeentelijke grondbedrijven
In vergelijking met het 1998-onderzoek is de sector ‘Vastgoedbeheerders’ vervangen door de sector ‘Corporate Real Estate Managers’. Enige overlap is onvermijdelijk, vooral tussen de projectontwikkelaars en de vastgoedbeleggers. Verder hebben we geprobeerd om ook de sector ‘Vastgoedadviseurs’ te ondervragen, aangezien zij de laatste jaren steeds vaker gebruik blijken te maken van het onderwijsaanbod van de ASRE. De respons onder deze groep was echter dermate laag dat de resultaten uiteindelijk niet bruikbaar bleken voor dit onderzoek. Opzet van het onderzoek Het onderzoek richt zich op de vraag hoe groot de doelgroep nou eigenlijk is en welke segmentering met betrekking tot opleidingsniveau en ervaring kan worden aangebracht. In de eerste fase zijn hiervoor secundaire bronnen gezocht, met name bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Belangrijke opmerking hier is echter dat ‘de vastgoedbranche’ niet als zodanig is geregistreerd door het CBS, en dat zij dus ook zomaar terug te vinden is in officiële statistieken. Binnen de bedrijfstakclassificatie van het CBS zijn er tegenwoordig (in tegenstelling tot het eerdere onderzoek uit 1998) wel degelijk ingangen te vinden om de vastgoedbranche in kaart te brengen zodanig dat die in grote lijnen aansluit bij de ‘doelgroep’ van de ASRE zoals hierboven beschreven. Het CBS onderscheid namelijk een sector ‘Verhuur van & handel in onroerend goed’. Deze sector bestaat weer uit meerdere subsectoren; de relatie tussen de CBS-indeling en de ASRE-doelgroepen is schematisch weergegeven in Tabel 2-1. De grondbedrijven vallen niet onder wat door het CBS de vastgoedbranche genoemd wordt, die vallen namelijk onder de sector ‘overheid’. De Corporate Real Estate Managers is een zeer diverse groep die verspreid is over allerlei sectoren in zowel de marktsector als de collectieve sector.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
4
Tabel 2-1
HOO FD STU K 2
Relatie tussen indeling CBS ‘vastgoedbranche’ en ASRE ‘doelgroepen’ Projectontwikkelaars
Bedrijfsmakelaars
Vastgoedbeleggers
Projectontwikkeling
X
X
Handel in onroerend goed
X
X
Woningbouwvereniging en -stichting Verhuur van overige woonruimte Verhuur o.g. (excl. woonruimte) Bemiddeling bij handel (ver)huur o.g. Beheer van onroerend goed
Woningcorporaties
CREM
Grondbedrijven
X X X X X
X
X
Maar om een compleet beeld te krijgen van het gedeelte van de vastgoedbranche dat in aanmerking komt om een opleiding te volgen bij de ASRE, is aanvullend onderzoek nodig. In de tweede fase hebben we daarom gegevens verzameld door middel van een enquête onder de bedrijven uit onze doelgroep. De vragenlijst bestaat grofweg uit drie onderdelen: de kenmerken van de bedrijven (bv. aandeel werknemers met hogere opleiding), hun opleidingsbeleid, en hun opleidingsbehoeften. Aan de bedrijven is gevraagd om de enquête in te laten vullen door een medewerker van personeelszaken of iemand die daarvoor verantwoordelijk is. Een gedetailleerde omschrijving van de steekproeftrekking hebben we opgenomen in de bijlage van dit rapport.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
5
DE ASRE- DO ELGROEP IN 2006
3 Een beschrijving van de vastgoedbranche 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de vastgoedbranche. Bij het opstellen van dit overzicht is gebruik gemaakt van de SBI-‘93 indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).1 Het uitgangspunt voor de analyse in dit hoofdstuk is de bedrijfstak “Verhuur van en handel in onroerend goed”. Deze bedrijfstak bestaat uit drie subklassen (“Projectontwikkeling; handel onroerend goed”, “Verhuur van onroerend goed” en “Bemiddeling in en beheer van onroerend goed”) die ieder ook weer onderverdeeld zijn naar verschillende eenheden.
Het doel van dit hoofdstuk is om een beter beeld te krijgen van de omvang en samenstelling van de in de vastgoedbranche werkende beroepsbevolking en zo een indruk te krijgen van de omvang van potentiële afnemers van een vastgoedopleiding bij ASRE. Het merendeel van de hieronder gepresenteerde cijfers heeft betrekking op het jaar 2004. In appendix I is voor verschillende tabellen een meerjaren overzicht opgenomen.
Opmerkingen vooraf Zoals hierboven al is aangegeven zal het merendeel van de weergegeven cijfers betrekking hebben op de bedrijfstak “Verhuur van en handel in onroerend goed”.2 In dit hoofdstuk is de term vastgoedbranche gehanteerd om deze bedrijfstak aan te duiden. De gegevens die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd zijn zoals aangegeven afkomstig van het CBS. Bij het opstellen van de tabellen is zowel gebruik gemaakt van gegevens over het aantal banen binnen de branche als over de daarin werkzame beroepsbevolking. Doordat mensen meerdere banen kunnen hebben, en/of in deeltijd kunnen werken, kunnen de totalen van beide eenheden van elkaar verschillen. Wanneer het aantal banen binnen de branche als uitgangspunt is genomen zal dit worden vermeld in de kop van de tabel. Voor de overige tabellen geldt dat de weergegeven gegevens betrekking hebben op de in de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking. Daarnaast is het van belang om te onthouden dat afronding eveneens tot discrepanties kan leiden.
3.2 De werknemers in de branche Tussen 1993 en 2004 is het aantal banen in de vastgoedbranche sterk gegroeid van 41 duizend tot 66 duizend. Dat komt neer op een jaarlijkse groei van 4,4%. Het beeld van de vastgoedbranche 1
SBI’93 staat voor de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) hetgeen een systematische hiërarchische indeling van economische activiteiten is die in 1993 is vastgesteld. De SBI'93 wordt door het CBS o.a. gebruikt om bedrijfseenheden te rubriceren naar hun hoofdactiviteit.
2
Zie Annex II voor een gedetailleerd overzicht van de activiteiten die onder deze noemer vallen
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
6
HOO FD STU K 3
als één der laatste mannenbolwerken van Nederland moet gezien de ontwikkeling gedurende dezelfde periode worden bijgesteld. Ten opzichte van 1993 is het aantal mannen dat werkzaam is in de sector met 38 procent toegenomen van 26 tot 36 duizend. Gedurende dezelfde periode is het aantal vrouwen dat in de sector actief is bijna verdubbeld. Deze toename heeft ertoe geleid dat de man/ vrouw verhouding meer gelijkgetrokken is maar waarbij echter nog steeds geldt dat meer mannen dan vrouwen als werknemer in de branche werken. Tabel 3-1
Aantal banen in de vastgoedbranche naar sekse in duizenden (1993-2004) totaal
man
vrouw
rij% - man
rij% - vrouw
1993
41,3
26,1
15,3
63%
37%
1994
41,9
26,1
15,8
62%
38%
1995
46,6
28,2
18,4
61%
39%
1996
51,3
31,5
19,7
61%
38%
1997
50,6
30,0
20,6
59%
41%
1998
54,1
32,5
21,6
60%
40%
1999
57,5
33,0
24,5
57%
43%
2000
59,0
33,6
25,4
57%
43%
2001
64,3
35,6
28,7
55%
45%
2002
67,2
37,0
30,1
55%
45%
2003
67,8
37,5
30,3
55%
45%
2004
66,5
36,0
30,5
54%
46%
Bron:
CBS (2006)
De bedrijfstak “Verhuur van en handel in onroerend goed” bestaat zoals gezegd uit verschillende subklassen. Tabel 3-2 geeft een overzicht van het aantal banen binnen elke subklasse voor het jaar 2004 waarbij tevens de verhouding tussen mannen en vrouwen is weergegeven. In Tabel 3-3 is het aandeel van elke subklasse in het totale aantal banen in de vastgoedbranche weergegeven. Tabel 3-2
701
702
703
70 Bron:
Aantal banen per subsector binnen de vastgoedbranche, naar sekse in duizenden (2004) totaal
man
vrouw
rij% - man
rij% - vrouw
Projectontwikkeling; handel onroerend goed
8,2
4,7
3,5
57%
43%
7011
Projectontwikkeling
5,3
3,1
2.2
58%
42%
7012
Handel in onroerend goed
2,8
1,6
1.3
57%
46%
Verhuur van onroerend goed
38,4
21,4
17,0
56%
44%
70201
26,6
15,4
11.2
58%
42%
Woningbouwvereniging en -stichting
70202
Gemeentelijke woningbedrijven
0
0
0
-
-
70203
Verhuur van overige woonruimte
2,5
1,1
1.4
44%
56%
70204
Verhuur o.g. (excl. woonruimte)
9,2
4,8
4.4
52%
48%
Bemiddeling in en beheer van onroerend goed
20,0
9,9
10,0
50%
50%
7031
Bemiddeling bij handel (ver)huur o.g.
15,4
7,4
8,0
48%
52%
7032
Beheer van onroerend goed
4,6
2,5
2,1
54%
46%
66,5
36,0
30,5
54%
46%
Verhuur van en handel in o.g. CBS (2006)
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
7
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
Tabel 3-3
701
702
703
70 Bron:
Procentuele verdeling van het aantal banen naar subsector binnen de vastgoedbranche, per sekse (2004)
Projectontwikkeling; handel onroerend goed
totaal
man
vrouw
12%
13%
11%
7011
Projectontwikkeling
8%
9%
7%
7012
Handel in onroerend goed
4%
4%
4%
Verhuur van onroerend goed
58%
59%
56%
70201
40%
43%
37% 0%
Woningbouwvereniging en -stichting
70202
Gemeentelijke woningbedrijven
0%
0%
70203
Verhuur van overige woonruimte
4%
3%
5%
70204
Verhuur o.g. (excl. woonruimte)
14%
13%
14%
Bemiddeling in en beheer van onroerend goed
30%
28%
33%
7031
Bemiddeling bij handel (ver)huur o.g.
23%
21%
26%
7032
Beheer van onroerend goed
7%
7%
7%
100%
100%
100%
Verhuur van en handel in onroerend goed
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Uit Tabel 3-2 blijkt dat de subklasse waarin het verhuur van onroerend goed centraal staat het grootste aantal banen herbergt. Uit Tabel 3-3 blijkt dat deze subklasse 58% van alle banen in de vastgoedbranche voor haar rekening neemt. De twee grootste subklassen gemeten naar het aantal banen zijn ‘Woningbouwvereniging en –stichting’ (bijna 27 duizend) en ‘Bemiddeling bij handel (ver)huur o.g.’ (ruim 15 duizend). In de subklassen ‘Projectontwikkeling’ en ‘Woningbouwvereniging en –stichting’ is de man/ vrouw verdeling vergeleken met de overige klassen het meest scheef (ten gunste van mannen). Alleen in de klassen ‘Verhuur van overige woonruimte’ en ‘Bemiddeling bij handel (ver)huur o.g.’ werken relatief meer vrouwen dan mannen. In de volgende onderdelen van deze paragraaf wordt de werkzame beroepsbevolking binnen de vastgoedsector nader bekeken. Hierbij wordt ondermeer stilgestaan bij de leeftijdsopbouw, het genoten onderwijs en het beroepsniveau van de in deze branche werkzame personen.
Leeftijd Binnen de vastgoedbranche is een zekere mate van vergrijzing waarneembaar. In Tabel 3-4 wordt een overzicht gegeven van de leeftijdsopbouw van de relevante beroepsbevolking. Figuur 3-1 geeft het procentuele aandeel van elke leeftijdsgroep in de totale beroepsbevolking weer in verdeling Gedurende de periode 1996-2004 is het aantal 15-24 jarige vrijwel onveranderd gebleven hetgeen gezien de al eerder opgemerkte toename van het aantal banen opmerkelijk kan worden genoemd. Het wijst er op dat de toename van het aantal werkende in de vastgoedbranche niet is toe te schrijven aan een toename van de instroom van jongeren. In absolute termen is de grootste toename terug te zien bij de leeftijdsgroep 55-56 jaar met een stijging van vier duizend in 1996 naar elf duizend in 2004. De leeftijdsgroep 35-44 jaar maakte gedurende dezelfde periode een stijging mee van veertien- naar twintigduizend. Uit Figuur 3-1
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
8
HOO FD STU K 3
blijkt dat de oudste leeftijdsgroep niet alleen in absolute termen maar ook als aandeel tussen 1993 en 2004 het meest is gegroeid: in 2004 behoorde vijftien procent tot de leeftijdsgroep 55-64 jaar. Tabel 3-4
Leeftijdsopbouw binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996-2004)
1996
totaal - 15-64 48
15-24 3
25-34 14
35-44 14
45-54 13
55-64 4
1997
44
2
15
13
11
3
1998
51
3
15
14
14
5
1999
55
4
15
14
19
3
2000
62
4
18
18
18
4
2001
57
3
18
17
15
4
2002
65
4
19
19
15
8
2003
65
4
18
19
15
9
2004
71
4
19
20
17
11
Bron:
CBS (2006)
Figuur 3-1 Procentuele verdeling van de binnen de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking naar leeftijd (1996-2004)
100%
80%
8
27
7
25
10
5
27
35
27
25
6
7
26
29
12
14
23
23
29
29
28
15
24
60% 29
30
29
30
40%
20%
29
34
29
27
29
32
29
28
27
6
5
6
7
6
5
6
6
6
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
15-24 jarigen 25-34 jarigen
Bron:
35-44 jarigen 45-54 jarigen
55-64 jarigen
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Opleidingsniveau In deze paragraaf gaat de aandacht uit naar het opleidingsniveau binnen de vastgoedbranche. Tabel 3-5 geeft een overzicht het opleidingsniveau van de in de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking tussen 1996 en 2004. Figuur 3-2 geeft de ontwikkeling weer van de procentuele verdeling over de drie opleidingsniveaus (lager, middelbaar en hoger onderwijs) voor dezelfde periode.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
9
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
In het midden van de jaren negentig had het merendeel van de in de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking middelbaar onderwijs genoten. Tussen 1996 en 2003 bleef het aandeel van deze groep consequent boven de 50 procent. In 2004 daalde het aandeel echter tot 46 procent. Deze daling was niet het gevolg van een afname in absolute termen maar door de grotere instroom van hoogopgeleiden in de vastgoedbranche. Het aantal laag opgeleiden binnen de vastgoedbranche, laat tussen 1996 en 2004 een grillig verloop zien met fluctuaties tussen de zeven en elf duizend werkenden. Het aandeel van deze groep in de totale werkzame beroepsbevolking binnen de branche schommelt zo rond 16 procent. Ook hier geldt dat het aandeel in 2004 is gedaald. Deze daling is zowel het gevolg van de grotere instroom van hoogopgeleiden als door de afname in absolute termen 11 naar 8 duizend. Tabel 3-5
Opleidingsniveau binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996 - 2004)
1996
totaal 48
lager onderwijs 8
middelbaar onderwijs 26
hoger onderwijs 14
1997
44
8
25
11
1998
51
9
27
15
1999
56
9
30
17
2000
62
8
34
20
2001
56
7
30
19
2002
66
10
34
22
2003
64
11
33
20
2004
71
8
33
30
Bron:
CBS (2006)
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
10
HOO FD STU K 3
Figuur 3-2 Procentuele verdeling van de werkzame beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar opleidingsniveau (1996-2004)
100% 29
25
29
30
80%
32
34
33
54
52
31 42
60%
40%
54
57
53
54
55
52 46
20% 17
18
18
16
13
13
15
17
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
lager onderwijs hoger onderwijs
Bron:
11
2004
middelbaar onderwijs
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Gedurende de periode 1996-2004 is het aantal hoogopgeleiden dat werkzaam is in de vastgoedbranche meer dan verdubbeld van veertien naar dertig duizend. Zoals hierboven al is aangegeven bestond de toename van de beroepsbevolking in het laatst weergegeven jaar (2004) ten opzichte van het voorgaande jaar geheel uit hoogopgeleiden. In 2004 was 42 procent van alle werkenden in vastgoedbranche hoogopgeleid.
Beroepsniveau Het beroepsniveau zegt iets over de aard van de verrichte werkzaamheden De onderverdeling wordt aangebracht op basis van het niveau van de vaardigheden die het beroep vereist. Het CBS hanteert een vijftal verschillende niveaus: elementair, laag, middelbaar, hoog en wetenschappelijk. Tabel 3-6 geeft een overzicht van de verdeling van de in de vastgoedbranche werkzame beroepsbevolking naar deze vijf verschillende beroepsniveaus. Figuur 3-3 is een grafische weergave van de ontwikkeling van de procentuele verdeling van de verschillende niveaus tussen 1996 en 2004.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
11
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
Tabel 3-6
Beroepsniveau binnen de vastgoedbranche in duizenden (1996 - 2004) totaal
elementair beroepsniveau
laag beroepsniveau
middelbaar beroepsniveau
hoog beroepsniveau
wetenschappelijk beroepsniveau
1996
46
2
10
22
9
3
1997
44
3
9
22
7
3
1998
49
-
10
25
10
4
1999
54
2
11
28
10
3
2000
61
-
10
32
14
5
2001
57
2
7
28
16
4
2002
66
2
12
29
18
5
2003
64
2
11
31
15
5
2004
70
-
11
30
26
3
Bron:
CBS (2006)
Figuur 3-3 Procentuele verdeling van de beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar beroepsniveau (1996-2004)
100%
80%
7
7
20
16
8
20
6
8
7
8
8
23
28
27
23
44
48
4
19 37
60% 48
50 51
52 52
40%
20%
22
20 20
4
7
1996
1997
20
1998
1999
2000
43
18
17
4
3
3
2001
2002
2003
12
16 4
elementair laag
Bron:
49
middelbaar hoog
16
2004
wetenschappelijk
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Uit Tabel 3-6 en Figuur 3-3 valt op te maken dat de toename in de beroepsbevolking in de vastgoedbranche zich voornamelijk heeft voorgedaan op het hoge beroepsniveau. Tussen 1996 en 2004 is de omvang van deze groep bijna verdriedubbeld van 9 tot 26 duizend. Het aantal mensen dat binnen de vastgoedbranche een baan heeft op academisch niveau is nagenoeg gelijk gebleven. Een soortgelijke observatie is te maken bij het lage beroepsniveau. De omvang van de beroepsbevolking werkzaam op een middelbaar beroepsniveau is in de weergegeven periode toegenomen maar als aandeel van het totaal is het echter afgenomen. Uit deze gegevens valt op te maken dat de aard van het werk binnen de vastgoedbranche een ontwikkeling heeft doorgemaakt richting hoger geschoold werk.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
12
HOO FD STU K 3
Beroepsniveau uitgesplitst Door het kruisen van de gegevens over de beroepsniveaus en andere eigenschappen is het mogelijk om een gedetailleerder beeld te krijgen van de werkzame beroepsbevolking in de vastgoedbranche. Hieronder worden achtereenvolgens de vijf beroepsniveaus uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Uit Tabel 3-7 is af te lezen dat het werk met een laag beroepsniveau voor het merendeel door vrouwen wordt verricht. Op het wetenschappelijke en hogere beroepsniveau zijn beduidend meer mannen dan vrouwen actief. Hoewel bij het middelbare beroepsniveau de man/ vrouw verhouding iets meer in balans geldt ook op dit niveau dat er meer mannen dan vrouwen werkzaam zijn. Tabel 3-7
Beroepsniveau van de werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar geslacht in duizenden (2004) laag beroepsniveau
middelbaar beroepsniveau
hoog beroepsniveau
wetenschappelijk beroepsniveau
Mannen
4 (36%)
16 (53%)
16 (62%)
3 (100%)
Vrouwen
7 (64%)
14 (47%)
9 (38%)
-
11 (100%)
30 (100%)
26 (100%)
3 (100%)
Geslacht:
Totaal Bron:
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
In Tabel 3-8 zijn de verschillende beroepsniveaus uitgesplitst naar de vijf leeftijdsgroepen. Bij het hoge beroepsniveau is meer dan de helft jonger dan 45 jaar. Opmerkelijk is dat de werkende beroepsbevolking dat op een wetenschappelijk beroepsniveau opereert vrijwel geheel bestaat uit 35 tot 44 jarigen. Tabel 3-8
Leeftijdsgroep:
Beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar leeftijdsgroep in duizenden (2004) laag beroepsniveau
middelbaar beroepsniveau
hoog beroepsniveau
wetenschappelijk beroepsniveau -
15-24 jarigen
-
2 (7%)
-
25-34 jarigen
3 (27%)
8 (27%)
7 (27%)
-
35-44 jarigen
2 (18%)
8 (27%)
7 (27%)
2 (67%)
45-54 jarigen
3 (27%)
8 (27%)
6 (23%)
-
55-64 jarigen
2 (18%)
3 (10%)
5 (19%)
-
11 (100%)
30 (100%)
26 (100%)
3 (100%)
Totaal Bron:
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Door het koppelen van het opleidingsniveau en het beroepsniveau is het mogelijk om na te gaan in hoeverre er sprake is van over- dan wel onderscholing binnen de vastgoedbranche. Uit Tabel 3-9 blijkt dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen de verschillende onderwijs- en beroepsniveaus. Het merendeel van degene met lager onderwijs zijn actief op een laag beroepsniveau. Soortgelijke overeenkomsten zijn ook terug te zien bij het middelbaar onderwijs en het middelbare beroepsniveau als bij het hoger onderwijs en het hogere beroepsniveau.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
13
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
Tabel 3-9
Beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar onderwijsniveau in duizenden (2004)
Onderwijsniveau:
laag beroepsniveau
middelbaar beroepsniveau
hoog beroepsniveau
Lager onderwijs
5 (45%)
2 (7%)
-
-
Middelbaar onderwijs
6 (55%)
23 (77%)
4 (15%)
Hoger onderwijs Totaal Bron:
wetenschappelijk beroepsniveau
-
5 (17%)
22 (85%)
3 (100%)
11 (100%)
30 (100%)
26 (100%)
3 (100%)
CBS (2006) / bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Het hoogopgeleide deel van de werkende beroepsbevolking in de vastgoedbranche is hoofdzakelijk actief op een hoog beroepsniveau. Echter vijf duizend van de in totaal 30 duizend hoogopgeleiden werkt op een middelbaar beroepsniveau hetgeen een indicatie is van een zekere mate van overscholing. Hier staat tegenover dat van de 33 duizend middelbaar opgeleiden 4 duizend actief zijn op een hoog beroepsniveau. Van de 30 duizend hoogopgeleiden in de vastgoedbranche hebben 16 duizend een leeftijd in de categorie 25-44 (het grijs gearceerde deel in Tabel 3-8). De praktijk wijst uit dat oudere werknemers in de branche zelden nog aan zware opleiding bij de ASRE beginnen. Deze 16 duizend werknemers vormen derhalve de potentiële doelgroep van de ASRE. Een mogelijke diversificatie van het onderwijsaanbod van de ASRE in de richting van een bacheloropleiding zou het aantal potentiële afnemers met in ieder geval 16 duizend vergroten. Hierbij gaat het om de middelbaar opgeleiden die actief zijn op een middelbaar dan wel hoger beroepsniveau (het blauw gearceerde deel in Tabel 3-8). In eerste aanleg zou de focus kunnen liggen bij de groep met een middelbare opleiding maar actief op een hoog beroepsniveau, die als high potentials kunnen worden aangemerkt. Tabel 3-10 geeft een overzicht van de uitkomsten die in de voorgaande tabellen (Tabel 3-7 t/m Tabel 3-9) al zijn gepresenteerd maar waarbij nu de procentuele verdeling van de beroepsniveaus voor de verschillende eigenschappen afzonderlijk zijn opgenomen. Uit de tabel blijkt dat van alle mannen die werkzaam zijn in de vastgoedbranche 41 procent een baan heeft van een hoog beroepsniveau. Onder vrouwen ligt dit percentage met 30 procent beduidend lager. Alle 15-24 jarigen die werken in de vastgoedbranche zijn actief op een middelbaar beroepsniveau. De helft van de oudste leeftijdsgroep (’55-64-jarigen’) werkt op een hoog beroepsniveau. Van alle laagopgeleiden werkt 29 procent op een middelbaar beroepsniveau. De hierboven getypeerde high potentials vormen tezamen 12 procent van het totale aantal middelbaar opgeleiden.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
14
HOO FD STU K 3
Tabel 3-10 Procentuele verdeling van beroepsniveau werkende beroepsbevolking binnen de vastgoedbranche naar geslacht, leeftijdsgroep en opleiding (rij%, 2004) laag beroepsniveau
middelbaar beroepsniveau
hoog beroepsniveau
wetenschappelijk beroepsniveau
totaal
Geslacht Mannen
10%
41%
41%
8%
100%
Vrouwen
23%
47%
30%
0%
100%
15-24 jarigen
0%
100%
0%
0%
100%
25-34 jarigen
17%
44%
39%
0%
100%
35-44 jarigen
11%
42%
37%
11%
100%
45-54 jarigen
18%
47%
35%
0%
100%
55-64 jarigen
20%
30%
50%
0%
100%
Leeftijd
Onderwijsniveau Lager onderwijs
71%
29%
0%
0%
100%
Middelbaar onderwijs
18%
70%
12%
0%
100%
Hoger onderwijs
0%
17%
73%
10%
100%
Totaal
16%
43%
37%
4%
100%
Bron:
CBS (2006)/ bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
3.3 Omvang bedrijven/ organisaties in de vastgoedbranche Deze paragraaf richt zich op de omvang van de bedrijven & organisaties die actief zijn binnen de vastgoedbranche. Hoewel de opleidingen van de ASRE in beginsel gericht zijn op allen die actief zijn binnen de vastgoedbranche (mits met de juiste vooropleiding) zal de onderwijsvraag hoofdzakelijk afkomstig zijn van de grotere organisaties. Tabel 3-11 geeft een overzicht voor alle subklassen van het aantal bedrijven en organisaties binnen vastgoedbranche aan de hand van hun omvang gemeten in het aantal werknemers. In Tabel 3-12 zijn deze gegevens uitgedrukt in percentages van de verschillende (al dan niet samengevoegde) categorieën die de omvang van de bedrijven aangeven. Uit Tabel 3-11 is af te lezen dat de vastgoedbranche uit bijna 13 duizend bedrijven bestaat. In de tweede kolom van Tabel 3-11 zijn de bedrijven weergegeven die actief zijn binnen de vastgoedbranche en die geen personeel in dienst hebben. Dergelijke ondernemingen zijn vaak BV’tjes die voor transactiedoeleinden zijn gecreëerd. Deze groep neemt meer dan de helft van het totale aantal bedrijven in de vastgoedbranche voor zijn rekening.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
15
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
Tabel 3-11 Aantal bedrijven in elke subklasse van de vastgoedbranche naar het aantal werknemers (2005)* totaal
geen
1 tot 5
5 tot 10
10 tot 20
20 tot 50
50 tot 100
≥100 5
Projectontwikkeling; handel o.g.
3315
2375
735
105
55
30
5
Projectontwikkeling
1855
1315
400
70
35
20
5
5
Handel in onroerend goed
1460
1060
335
35
20
10
0
0
Verhuur van onroerend goed
4455
2725
1055
195
155
165
95
60
460
20
60
50
60
130
85
55
Woningbouwverenigingen, -stichting Gemeentelijke woningbedrijven
5
0
0
0
0
0
0
0
Verhuur van overige woonruimte
810
510
230
30
20
15
5
0
Verhuur van o.g. (ex woonruimte)
3180
2195
765
115
75
20
5
5
Bemiddeling in en beheer van o.g.
5150
2450
2075
345
165
80
20
10
Bemidd. bij handel, (ver)huur o.g.
4075
1850
1730
295
125
50
10
5
Beheer van onroerend goed
1075
600
345
50
40
30
10
5
12920
7550
3865
645
375
275
120
75
Verhuur van en handel in o.g.
* Verschillen in de totalen zijn afkomstig van het CBS; in totaal zijn 15 bedrijven niet toegewezen op basis van het aantal werknemers Bron:
CBS (2006)
Van alle bedrijven, zo blijkt uit Tabel 3-12, is 40 procent actief in de subsector ‘Bemiddeling in en beheer van o.g.’. Dit is ondermeer te danken aan het feit dat van alle bedrijven die tussen de 1 en 10 werknemers hebben meer dan de helft in deze subsector is terug te vinden. Van de grote bedrijven (meer dan 50 werknemers) is het merendeel actief in de subsector ‘Woningbouwverenigingen en – stichtingen’.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
16
HOO FD STU K 3
Tabel 3-12 Procentuele verdeling van het aantal bedrijven in elke subklasse van de vastgoedbranche naar het aantal werknemers (2005) totaal
Geen
1 tot 10
10 tot 50
50 tot 100
≥100
Projectontwikkeling; handel o.g.
26%
31%
19%
13%
4%
7%
Projectontwikkeling
14%
17%
10%
8%
4%
7%
Handel in onroerend goed
11%
14%
8%
5%
0%
0%
Verhuur van onroerend goed
34%
36%
28%
49%
79%
80%
Woningbouwverenigingen, -stichting
4%
0%
2%
29%
71%
73%
Gemeentelijke woningbedrijven
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Verhuur van overige woonruimte
6%
7%
6%
5%
4%
0%
Verhuur van o.g. (ex woonruimte)
25%
29%
20%
15%
4%
7%
Bemiddeling in en beheer van o.g.
40%
32%
54%
38%
17%
13%
Bemidd. bij handel, (ver)huur o.g.
32%
25%
45%
27%
8%
7%
Beheer van onroerend goed
8%
8%
9%
11%
8%
7%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Verhuur van en handel in o.g. Bron:
CBS (2006)/ bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
Gezien het feit dat de potentiële afnemers van onderwijs aan ASRE vooral te vinden zijn onder de werknemers van grote bedrijven is getracht de positie van deze groep binnen de vastgoedbranche verder uit te lichten. Door de gegevens over het aantal banen binnen de subsectoren van de vastgoedbranche (zie Tabel 3-2) en de data betreffende de omvang van de bedrijven te combineren is het mogelijk om de positie van deze groep naar subsector te analyseren. De resultaten staan vermeld in Tabel 3-13 waarbij de groep zonder personeel (inclusief de BV-tjes) niet is opgenomen.3 Binnen de vastgoedbranche werken 28 duizend bij een organisatie met meer dan honderd werknemers. Twee derde daarvan is actief in de subsector “Verhuur van onroerend goed” waarbij woningbouwverenigingen (-stichtingen) goed zijn voor 14 duizend werknemers. In totaal werkt de helft van de werkzame beroepsbevolking in de vastgoedbranche bij een groot bedrijf met 50 of meer werknemers.
3
Bij het construeren van deze kruistabel is een aantal aannames gemaakt betreffende het gemiddelde aantal werknemers per bedrijf voor de omvangcategorieën ‘1 tot 5’, ‘5 tot 10’, ‘10 tot 20’, ‘20 tot 50’, ‘50 tot 100’ werknemers. Voor alle sectoren is uitgegaan van een respectievelijke omvang van 2.5, 7.5, 15, 35, 75. Voor de subsectoren ‘Handel in onroerend goed’ en ‘Verhuur van overige woonruimte’ zijn de aannames aangepast (respectievelijk 5, 10, 20, 37.5, 0 en 5, 8, 14, 25, 30, 75).
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
17
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
Tabel 3-13 Werkzame beroepsbevolking in de subsectoren van de vastgoedbranche naar bedrijfsomvang in duizenden (2004) 1 tot 10
10 tot 50
50 tot 100
≥100
totaal
Projectontwikkeling; handel o.g.
3
2
0
3
8
Projectontwikkeling
2
1
0
2
5
Handel in onroerend goed
2
1
0
0
3
Verhuur van onroerend goed
4
8
7
19
38
Woningbouwverenigingen, -stichting
1
5
6
14
27
Gemeentelijke woningbedrijven
0
0
0
0
0
Verhuur van overige woonruimte
1
1
0
0
3
Verhuur van o.g. (ex woonruimte)
3
2
0
4
9
Bemiddeling in en beheer van o.g.
8
5
2
5
20
Bemidd. bij handel, (ver)huur o.g.
7
4
1
4
15
Beheer van onroerend goed
1
2
1
1
5
Verhuur van en handel in o.g.
15
15
9
28
67
Bron:
CBS (2006)/ bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
3.4 Vacatures & instroom Eén van de manieren om ontwikkelingen binnen de vastgoedbranche te tonen is door te kijken naar het aantal openstaande vacatures. Deze indicator (weergegeven in Figuur 3-4) geeft een beeld van de krapte op de arbeidsmarkt. Omdat de het aantal openstaande vacatures sterk onderhevig is aan seizoenseffecten is ook het voortschrijdend gemiddelde van vier kwartalen van het aantal openstaande vacatures weergegeven.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
18
HOO FD STU K 3
Figuur 3-4 Ontwikkeling van openstaande vacatures binnen de vastgoedbranche per kwartaal in duizenden (1997-2005)
4
3
2
al
al 5
3e
kw
ar ta
al
ar ta
1e 5
3e
20 0
4
kw
kw
ar ta
ar ta kw
4
1e
20 0
20 0
al
al
al 3
3e
20 0
1e 3
ar ta kw
ar ta 20 0
3e
20 0
2
kw
kw
ar ta
ar ta kw
1e
20 0
2
al
al
al
al kw 3e
20 0
1
Aantal openstaande vacatures
Bron:
ar ta
al kw 1
1e
20 0
3e 0
ar ta
al
ar ta kw
kw 0
1e
20 0
20 0
ar ta kw
3e
20 0
9
ar ta
al
al
al kw 9
1e
19 9
8
ar ta
al
19 9
3e
kw
ar ta
ar ta kw 19 9
19 9
8
1e
kw 3e 7
19 9
19 9
7
1e
kw
ar ta
ar ta
al
al
1
Gemid aantal openstaande vacatures
CBS (2006) / Bewerking SEO Economisch Onderzoek (2006)
In het derde kwartaal van 1997 is het kleinste aantal openstaande vacatures in de vastgoedbranche geregistreerd gedurende de periode 1997-2005. In Figuur 3-4 is tevens duidelijk te zien hoe het aantal openstaande vacatures gedurende de afgelopen negen jaar het hoogste punt bereikte in het eerste kwartaal van 2001. Daarna volgde een periode van twee jaar waarin het aantal openstaande vacatures afnam. Sinds het derde kwartaal van 2003 vertonen de vacatures in de vastgoedbranche weer een stijgende lijn (met uitzondering van het derde kwartaal van 2005). Sinds 1997 verricht SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het weekblad Elsevier onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van jonge hoogopgeleiden. In Tabel 3-14 is de instroom van deze groep in vastgoedgerelateerde beroepen tussen 2001 en 2005 weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de vastgoedbranche een jaarlijkse instroom kent van ongeveer drie à vier duizend jonge hoogopgeleiden. Ook komt duidelijk naar voren dat dit aantal de afgelopen jaren is afgenomen. Voorlopige tellingen duiden erop dat die instroom in 2006 weer is gestegen tot circa 3300. Deze instroomcijfers liggen in de lijn van het eerder gepresenteerde beeld over de totale werkzame beroepsbevolking in de vastgoedbranche. Uiteraard betreft het hier slechts instroomcijfers, een gedeelte van deze mensen zal ongetwijfeld binnen enkele jaren de vastgoedbranche weer verlaten en uitstromen naar een andere branche. Als van deze instroom de helft de vastgoedbranche trouw blijft, is deze instroom met 1,7 duizend personen hoger dan de verwachte uitstroom uit de doelgroep. Immers, als de doelgroep 16 duizend personen groot is en evenredig verdeeld over de leeftijden van 25-45 jaar, zullen er elk jaar ongeveer 800 personen uit de doelgroep vallen omdat ze 46 jaar geworden zijn. Kortom:
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
19
EEN BESC HR IJVIN G VAN DE VAST GO E DBR AN CH E
wanneer zowel de instroom als de uitstroom op peil blijft dan groeit de potentiële doelgroep de komende jaren met ongeveer duizend personen per jaar. Tabel 3-14 Instroom jongeren in vastgoedberoepen (S&W functiecode)
kredietananalist of hypotheekadviseur financieel of beleggings analist, vastgoedbeheerder, -acquisiteur
2001
2002
2003
2004
2005
170
230
330
160
190
1110
990
230
500
490
90
20
310
40
0
(technisch) werkvoorbereider, (prod
510
490
380
520
340
bouwkundig of technisch calculator
130
170
90
150
110
(technisch) ontwerper-constructeur
850
630
560
570
490
(technisch) tekenaar-constructeur
540
590
400
360
450
civiel technicus
430
380
250
260
210
makelaar onroerend goed
240
240
150
80
100
projectontwikkelaar
100
210
120
160
190
architect, stedebouwkundige
290
160
220
220
280
4460
4100
3040
3020
2850
Total SEO/Elsevier (2005)
3.5
Conclusies
Tussen 1993 en 2004 is het aantal banen in de vastgoedbranche sterk gegroeid, van 41 duizend tot 66 duizend. Dat komt neer op een jaarlijkse groei van 4,4%. Deze toename van de werkgelegenheid is vooral toe te schrijven aan een stijging van het aandeel vrouwen en van het aandeel hoogopgeleiden. Daarnaast is binnen de vastgoedbranche ook een zekere mate van vergrijzing waarneembaar: het aandeel 55-plussers is toegenomen. Ook was er gedurende de afgelopen twee jaar een stijging van aantal openstaande vacatures in de vastgoedbranche. De totale omvang van hoger opgeleiden in de vastgoedbranche bedraagt 30 duizend personen. De groep potentiële afnemers van opleidingen aan de ASRE bestaat echter uit het gedeelte hiervan dat valt in de leeftijdsklasse 25-45 jaar; dat zijn in totaal ongeveer 16 duizend personen. De laatste jaren stromen gemiddeld drie à vier duizend jonge hoogopgeleiden in de arbeidsmarkt in een vastgoedberoep in. Als van deze instroom de helft de vastgoedbranche trouw blijft en zowel de instroom als de uitstroom op peil blijft dan groeit de potentiële doelgroep de komende jaren met ongeveer duizend personen per jaar. Een diversificatie van het onderwijsaanbod van de ASRE met bacheloropleidingen zou een nieuwe doelgroep aanboren van nog eens 16 duizend middelbaar opgeleide personen in de geschikte leeftijdscategorie.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
21
DE ASRE- DO ELGROEP IN 2006
4
De vraag naar opleidingen in de vastgoedbranche
In het vorige hoofdstuk hebben we een schets gegeven van de omvang van de vastgoedbranche en de potentiële doelgroep van de ASRE. Maar de inhoudelijke vragen omtrent de vraag naar opleidingen van deze groep zijn niet via officiële statistieken te beantwoorden, zodat een gerichte enquête onder bedrijven in de vastgoedbranche noodzakelijk is. De antwoorden op deze vragen presenteren we in dit hoofdstuk. Net als de enquête bestaat ook dit hoofdstuk uit vier onderdelen. In paragraaf 4.1 geven we een korte schets van de belangrijkste kenmerken van de bedrijven uit de doelgroep. Welke activiteiten worden daar ontplooid, hoe ziet het personeelsbestand eruit, etc. Het opleidingenbeleid dat bij deze bedrijven gevoerd wordt (hoe sluiten kennis en beroepspraktijk op elkaar aan, welke initiatieven worden genomen voor bijscholing, etc.) komt aan de orde in paragraaf 4.2. De numerieke en inhoudelijke omvang van de behoefte van de doelgroep aan opleidingen bij de ASRE is het onderwerp van paragraaf 4.3. Tot slot van dit hoofdstuk kijken we in paragraaf 4.4 hoe vaak de doelgroep momenteel gebruik maakt van vastopleidingen bij concurrenten van de ASRE.
4.1
De doelgroep voor vastgoedopleidingen
In hoofdstuk 2 hebben we de relatie geschetst tussen de CBS-definitie van de ‘vastgoedbranche’ en de zeven ASRE-doelgroepen die wij in de rest van dit rapport zullen hanteren. Maar om wat voor bedrijven gaat het hier eigenlijk? Het is lastig om in detail te bepalen in hoeverre de doelgroep van de ASRE zich verhoudt tot de bedrijven die de enquête hebben ingevuld en daarmee tot onze netto steekproef horen. Over de bedrijven die niet respondeerden is immers weinig bekend. Bij het verwerken van de uitkomsten uit de enquête is uitgegaan van de veronderstelling dat de karakteristieken van de respondenten representatief zijn voor de gehele doelgroep van de ASRE. In Tabel 4-1 zijn enkele van deze kenmerken weergegeven. Tabel 4-1
Kenmerken van de verschillende doelgroepen gemiddelde omzet (miljoen €) totaal per werkn.
Projectontwikkelaars
# werknemers gemiddeld
%man
totaal
252
3
113
7.500
67
1
0
19
2.000
44
Vastgoedbeleggers
659
18
45
1.500
58
Woningcorporaties
33
2
34
17.500
57
Bedrijfsmakelaars (incl. kleine kantoren)
Corporate Real Estate Managers
83
3
144
15.500
59
Gemeentelijke grondbedrijven
25
2
15
1.000
48
Totaal
97
3
51
45.000
59
Bron: SEO (2006).
In totaal werken er in de doelgroep-bedrijven volgens eigen opgave ongeveer 45 duizend mensen, waarvan ongeveer 60% mannen. Merk op dat het in bovenstaande tabel gaat om het totale aantal
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
22
HOO FD STU K 4
werknemers van de bedrijven; verderop zal blijken dat slechts een gedeelte hiervan het juiste opleidingsniveau heeft om daadwerkelijk aan de ASRE-opleidingen te kunnen deelnemen. Onder de respondenten uit de bedrijfsmakelaardij hebben we een sterke oververtegenwoordiging van grote kantoren; de schatting van het totaal aantal werknemers is hiervoor gecorrigeerd. Welke vastgoedactiviteiten voeren deze doelgroepen nou eigenlijk uit in hun dagelijkse praktijk? Deze vraag wordt beantwoord in Tabel 4-2. Zoals verwacht blijkt er inderdaad hier en daar wat overlap te zijn tussen de activiteiten van de doelgroepen. Zo houdt bijvoorbeeld 44% van de projectontwikkelaars zich ook bezig met vastgoedbelegging. Daarnaast houdt ook de helft van de woningcorporaties en de grondbedrijven zich bezig met projectontwikkeling. De doelgroep ‘Corporate Real Estate Managers’ blijkt ook vrij heterogeen te zijn: zij houden zich zowel bezig met ‘corporate real estate management’ alsook met vastgoedadvies, vastgoedbelegging, makelaardij én projectontwikkeling. Ongeveer 30% van de woningcorporaties blijkt zich naast sociale huisvesting ook met commercieel woningbeheer bezig te houden. Al met al lijken de verschillende doelgroepen dus behoorlijk met elkaar verweven. Tabel 4-2
Welke vastgoedactiviteiten vinden plaats in de verschillende doelgroepen? Projectontwikkeling
Makelaardij
Vastgoedbelegging
Sociale huisvesting
Commercieel woningbeheer
83%
0%
44%
0%
0%
6%
11%
6%
16%
96%
23%
0%
9%
5%
0%
38%
14%
0%
100%
0%
0%
14%
0%
0%
52%
7%
7%
97%
29%
3%
3%
10%
21%
26%
42%
5%
11%
26%
0%
63%
50%
13%
0%
13%
0%
13%
88%
13%
36%
43%
28%
22%
11%
8%
8%
29%
Projectontwikkelaars Bedrijfsmakelaars Vastgoedbeleggers Woningcorporaties CREM Grondbedrijven Totaal
Corporate Grondbeheer VastgoedReal Estate & exploitatie advies Management
Bron: SEO (2006).
Van belang voor de toekomstige vraag naar opleidingen in de vastgoedsector is natuurlijk de ontwikkeling van de potentiële vraag: het aantal werknemers. In Tabel 4-3 is weergegeven hoe de doelgroep denkt dat het werknemersbestand zich in de komende vijf jaren zal ontwikkelen.4 Een ruime meerderheid van alle werknemers werkt in een bedrijf dat verwacht enigszins (45%) of vrij sterk (15%) te groeien. Daar tegenover staat dat slechts 13% van de huidige werknemers bij een krimpend bedrijf werkzaam is. Alleen bij de grondbedrijven is de verwachting licht negatief.
4
Aan de bedrijven is gevraagd om de enquête in te laten vullen door een medewerker van personeelszaken of iemand die daarvoor verantwoordelijk is.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
23
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
Tabel 4-3
Verwachte ontwikkeling personeelsbestand in de komende vijf jaar (rij%, gewogen naar # werknemers) sterke groei
Projectontwikkelaars
29%
beperkte groei 54%
gelijk
lichte afname
5%
11%
sterke afname 1%
Bedrijfsmakelaars
12%
49%
38%
1%
0%
Vastgoedbeleggers
47%
11%
41%
0%
0%
Woningcorporaties
1%
75%
24%
0%
0%
CREM
7%
31%
39%
1%
22%
Grondbedrijven
0%
6%
76%
17%
1%
Totaal
15%
45%
28%
4%
9%
Bron: SEO (2006).
Als de meeste bedrijven straks inderdaad meer personeel willen aannemen, is de vraag van belang hoe zij de arbeidsmarkt momenteel inschatten. Denken ze vrij makkelijk aan personeel te kunnen komen of verwachten ze hier toch moeilijkheden tegen te komen? Uit Tabel 4-4 valt het antwoord af te lezen: de arbeidsmarkt voor gekwalificeerd vastgoedpersoneel is voor de meeste bedrijven momenteel te krap. Alleen onder de heterogene groep Corporate Real Estate Managers vindt een meerderheid het huidige aanbod in evenwicht met de vraag. Tabel 4-4
De arbeidsmarkt in ogenschouw nemend, wat vindt u van het aanbod van gekwalificeerd vastgoedpersoneel? (rij%, gewogen naar # werknemers) aanbod is te klein
aanbod is in evenwicht
aanbod in overvloed
Projectontwikkelaars
82%
18%
0%
Bedrijfsmakelaars
64%
22%
15%
Vastgoedbeleggers
73%
27%
0%
Woningcorporaties
66%
34%
0%
CREM
38%
62%
0%
Grondbedrijven
58%
42%
0%
Totaal
60%
38%
2%
Bron: SEO (2006).
De meeste cursisten van de ASRE zitten vaak nog min of meer aan het begin van hun carrière: na enkele jaren werkervaring wordt het tijd om weer eens wat aan bijscholing te doen. Tevens is het voor de werkgever natuurlijk aantrekkelijker om een jongere werknemer bij te scholen (van wiens kennis hij nog een flink aantal jaren hoopt te kunnen profiteren) dan een oudere werknemer. Die laatste immers zal waarschijnlijk minder lang nog zijn kennis in dienst van het bedrijf kunnen stellen. In Tabel 4-5 hebben we daarom weergegeven hoe de werkgelegenheid in de doelgroep is verdeeld naar leeftijdscategorieën. Bedrijfsmakelaars zijn relatief vaker jonger dan 30 jaar, maar verder is het beeld eigenlijk overal min of meer gelijk.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
24
HOO FD STU K 4
Tabel 4-5
Leeftijdsopbouw vastgoedpersoneel, per doelgroep (rij%, gewogen naar # werknemers) 20-30 jaar
30-40 jaar
40-50 jaar
Projectontwikkelaars
21%
47%
20%
ouder dan 50 jaar 12%
Bedrijfsmakelaars
39%
30%
19%
13%
Vastgoedbeleggers
18%
30%
29%
23%
Woningcorporaties
14%
30%
35%
22%
CREM
20%
36%
26%
18%
Grondbedrijven
11%
30%
38%
21%
Totaal
21%
37%
25%
17%
Bron: SEO (2006).
Tabel 4-6 laat de verdeling van het werknemersbestand zien naar opleidingsniveau. Het blijkt dat 53% een opleiding heeft op hbo-niveau of hoger. Maar eigenlijk horen alleen de werknemers in de leeftijdscategorie 25-45 jaar tot de ‘echte’ doelgroep van de ASRE. Om tot een schatting te komen van het aantal werknemers in de leeftijdscategorie 25-44 jaar, nemen we uit Tabel 4-5 de categorie 30-40 jaar en tellen daarbij op de helft van de omringende categorieën. Dat levert een schatting op van 60%. De omvang van de potentiële doelgroep van de ASRE komt dan volgens onze enquête uit op 14,3 duizend (=53% x 60% x 45 duizend) in 2006. De schatting op basis van CBS-cijfers in hoofdstuk 3 kwam uit op 16 duizend in 2004. Tabel 4-6
Opleidingsniveau vastgoedpersoneel, per doelgroep (rij%, gewogen naar # werknemers) universitair
hoger beroeps
makelaarsopleiding
mbo (excl. makelaarsopl.)
anders
38%
35%
5%
17%
5%
Bedrijfsmakelaars
4%
25%
27%
36%
8%
Vastgoedbeleggers
31%
33%
5%
28%
3%
Woningcorporaties
9%
27%
2%
42%
20%
CREM
17%
32%
15%
25%
11%
Grondbedrijven
21%
42%
13%
19%
5%
Totaal
21%
31%
11%
27%
10%
Projectontwikkelaars
Bron: SEO (2006).
4.2
Het beleid ten aanzien van het volgen van opleidingen
Om te inventariseren wat nu precies het beleid is dat vastgoedbedrijven voeren ten aanzien van het scholen van hun werknemers hebben we in de enquête enkele vragen opgenomen over dit onderwerp. De bedrijven werd gevraagd om aan te geven in hoeverre enkele stellingen op hun organisatie van toepassing waren. De resultaten staan opgesomd in Tabel 4-7. Bijna niemand beweert dat opleidingen overbodig zijn of dat ze alleen in rustige tijden gevolgd mogen worden. Zo’n tweederde van de werknemers kan beschikken over een opleidingsbudget; tevens maakt in de meeste organisaties het volgen van cursussen deel uit van het bedrijfsbeleid. Daarnaast worden
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
25
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
opleidingen ook regelmatig ingezet als secundaire arbeidsvoorwaarde, het is in een krappe arbeidsmarkt dan een manier om potentiële werknemers binnen te halen. Over het algemeen wijken de zeven verschillende doelgroepen niet heel veel af van het algemene beeld dat in de tabel geschetst is, maar er zijn enkele uitzonderingen. Zo hebben bijvoorbeeld de vastgoedbeleggers allemaal een scholingsbudget, en maakt het volgen van cursussen bij CREM en de grondbedrijven minder vaak deel uit van het bedrijfsbeleid. Projectontwikkelaars en makelaars leiden hun personeel vaak liever zelf op, maar vastgoedbeleggers en CREM kiezen juist weer vaker voor het aantrekken van reeds ervaren personeel. Tabel 4-7
Beleid ten aanzien van het volgen van opleidingen (rij%, gewogen naar # werknemers) nee
neutraal
ja
De praktijk is de beste leerschool; cursussen en/of opleidingen zijn daarom niet noodzakelijk
95%
0%
5%
Mijn bedrijf heeft een budget voor het volgen van opleidingen; het initiatief moet echter wel van de werknemer zelf komen
34%
0%
66%
Het volgen van cursussen maakt onderdeel uit van het bedrijfsbeleid en is verplicht voor het management
37%
0%
63%
Het volgen van cursussen gebeurt in mijn bedrijf alleen in relatief rustige tijden
98%
0%
2%
In tijden van een krappe arbeidsmarkt biedt mijn bedrijf aan potentiële werknemers opleidingen aan als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden
39%
2%
59%
Het zelf opleiden van personeel heeft de voorkeur boven het aantrekken van ervaren personeel
54%
0%
45%
Bron: SEO (2006).
De aansluiting tussen de kennis en vaardigheden van het vastgoedpersoneel en de dagelijkse praktijk blijkt over het algemeen wel in orde te zijn, bijna nergens is deze matig of slecht, zo blijkt uit Tabel 4-8 en Tabel 4-9. Tabel 4-8
Aansluiting van kennis & vaardigheden van hbo’ers op de dagelijkse praktijk (rij%, gewogen naar # werknemers) Goed
Redelijk
Neutraal
Matig
Projectontwikkelaars
14%
68%
18%
0%
Slecht 0%
Bedrijfsmakelaars
45%
50%
4%
2%
0%
Vastgoedbeleggers
26%
22%
52%
0%
0%
Woningcorporaties
50%
46%
4%
0%
0%
CREM
5%
76%
19%
0%
0%
Grondbedrijven
0%
100%
0%
0%
0%
Totaal
19%
64%
16%
0%
0%
Bron: SEO (2006).
Over hbo’ers is men gemiddeld iets positiever dan over academici: in de eerste groep scoort 83% redelijk tot goed, in de laatste groep slechts 65%. Dat betekent dat het met respectievelijk 16% en 34% van de werknemers nog wel een slagje beter zou kunnen: voor hen krijgt de werkgever het oordeel ‘redelijk’ niet over de lippen.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
26
Tabel 4-9
HOO FD STU K 4
Aansluiting van kennis & vaardigheden van academici op de dagelijkse praktijk (rij%, gewogen naar # werknemers) Goed
Redelijk
Neutraal
Matig
Projectontwikkelaars
15%
39%
47%
0%
Slecht 0%
Bedrijfsmakelaars
47%
41%
8%
4%
0%
Vastgoedbeleggers
45%
3%
53%
0%
0%
Woningcorporaties
37%
57%
5%
2%
0%
CREM
9%
53%
38%
0%
0%
Grondbedrijven
1%
77%
22%
0%
0%
Totaal
19%
46%
34%
1%
0%
Bron: SEO (2006).
Wat te doen als de kennis van het hoger opgeleide personeel lacunes blijkt te vertonen? Wordt een interne cursus aangeboden, of een externe cursus wellicht? Uit Tabel 4-10 blijkt dat het laatste bijna altijd als goede oplossing gezien wordt, en vaak zelfs beide sporen bewandelt worden. Tabel 4-10 Indien de kennis van een hbo'er of academicus slecht aansluit bij de praktijk, besluit u dan om de afgestudeerden cursussen of opleidingen te laten volgen? (rij%, gewogen naar # werknemers) nee
ja, intern (geen in-company training)
ja, extern (bijv. in-company training)
ja, beide
Projectontwikkelaars
0%
1%
13%
86%
Bedrijfsmakelaars
8%
7%
22%
63%
Vastgoedbeleggers
0%
8%
33%
59%
Woningcorporaties
0%
0%
36%
64%
CREM
0%
10%
41%
49%
Grondbedrijven
0%
22%
17%
61%
Totaal
1%
5%
29%
65%
Bron: SEO (2006).
Het initiatief om een opleiding te gaan volgen als onderdeel van het werk ligt meestal zowel bij de werkgever als bij de werknemer. In 23% van de gevallen echter geeft de werkgever aan dat voor de medewerker bijscholing wenselijk zou zijn. Tabel 4-11 Bij wie ligt over het algemeen het initiatief voor het volgen van een cursus of opleiding in werktijd? (rij%, gewogen naar # werknemers) bedrijf
werknemer
beide
Projectontwikkelaars
50%
0%
50%
Bedrijfsmakelaars
12%
16%
72%
Vastgoedbeleggers
3%
18%
79%
Woningcorporaties
5%
11%
84%
CREM
15%
33%
52%
Grondbedrijven
0%
0%
100%
Totaal
23%
17%
60%
Bron: SEO (2006).
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
27
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
Indien werknemers van de werkgever een opleiding moeten of mogen volgen, wat zijn daarvoor dan de belangrijkste redenen? Die vraag proberen we te beantwoorden aan de hand van Figuur 4-1. Die laat zien dat de twee belangrijkste werkgevermotieven eruit bestaan dat werknemers productiever worden (dan wel productief blijven) en dat men hoopt ze op deze manier aan het bedrijf te binden. Zo’n 70% van de werknemers wordt daarnaast geacht dankzij de opleiding beter in staat te zijn om een netwerk op te bouwen voor de organisatie. Als selectie-instrument voor promoties is het blijkbaar in de ogen van werkgevers niet geschikt (wellicht te duur?). Figuur 4-1 Redenen achter de vraag naar opleidingen (gewogen naar # werknemers) Wij laten werknemers cursussen/opleidingen volgen om zo..."
de kennis van senior-medewerkers aan te vullen
81%
jonge talentvolle medewerkers binnen te kunnen halen en houden
93%
goede secundaire arbeidsvoorwaarden voor ons personeel te creëren
90%
door de opgedane contacten tijdens de opleiding een netwerk voor het bedrijf op te bouwen
70%
aan de hand van hun resultaten te besluiten wie in aanmerking komen voor hogere posities
7%
hun kennis up-to-date te houden
99%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: SEO (2006).
Opleidingen als mogelijkheid om werknemers een netwerk te laten opbouwen is het enige motief waarover verdeeldheid heerst: dit geldt bovengemiddeld voor CREM, maar nauwelijks voor vastgoedbeleggers en makelaars. Het up-to-date houden van kennis blijkt voor 70% van de bedrijven het allerbelangrijkste argument te zijn. Dit blijkt relatief sterker te gelden voor kleine bedrijven, de grotere bedrijven gebruiken opleidingsmogelijkheden ook om hun pakket secundaire arbeidsvoorwaarden aantrekkelijker te maken.
4.3
De behoefte aan opleidingen bij de ASRE
De behoefte aan opleidingen van de ASRE hebben we gepeild voor twee aparte groepen: bedrijven die wel ervaring hebben met het opleidingenaanbod van de ASRE (‘bestaande klanten’) en bedrijven die deze ervaring nog niet hadden (‘potentiële klanten’). In Tabel 4-12 is weergegeven voor hoeveel procent van de bedrijven en werknemers in de verschillende doelgroepen dit geldt. Gemiddeld heeft de helft van de bedrijven ervaring met de ASRE, maar dit
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
28
HOO FD STU K 4
zijn wel meteen de grotere bedrijven met veel werknemers. In totaal behoort namelijk 84% van de werknemers tot een bedrijf dat met de ASRE bekend is.5 Tabel 4-12 Ervaring met de opleidingen van de ASRE # bedrijven
# werknemers
Projectontwikkelaars
67%
94%
Bedrijfsmakelaars
15%
23%
Vastgoedbeleggers
100%
100%
Woningcorporaties
52%
67%
Corporate Real Estate Managers
100%
100%
Gemeentelijke grondbedrijven
40%
38%
Totaal
49%
84%
Bron: SEO (2006).
De meest gewaardeerde opleiding van de ASRE is de traditionele ‘Master of Real Estate’ tweejarige opleiding. Dit valt, samen met de rest van de ranglijst, af te lezen uit de laatste kolom van Tabel 4-13. Tabel 4-13 Welke opleidingen zijn het meest geschikt voor uw bedrijf? (gewogen naar # werknemers) onbekend met ASRE 55%
ervaring met ASRE 65%
Totaal
Projectontwikkeling
57%
44%
47%
Vastgoedmanagement
33%
41%
40%
Marktanalyse
29%
40%
38%
Master of Science in Real Estate (2 jr)
23%
41%
38%
Gebiedsontwikkeling
23%
34%
32%
Investeringsanalyse
18%
28%
26%
Beleggingsanalyse
12%
27%
25%
Waarderen van vastgoedrechten
12%
26%
24%
Master of Real Estate (2 jr)
64%
Bron: SEO (2006).
Uit de andere kolommen blijkt dat de bedrijven die al ervaring hebben met de ASRE over het algemeen diens opleidingen vaker geschikt achten voor hun personeel dan de bedrijven zonder ervaring. Uitzondering hierop is de specialisatiemodule ‘Projectontwikkeling’, die roept bij de potentiële klanten meer interesse op dan bij de bestaande klanten. Overigens blijkt de populariteit van de opleidingen behoorlijk te verschillen tussen de verschillende doelgroepen. Zo is bijvoorbeeld de minst populaire module ‘Waardering van vastgoedrechten’ wel geschikt voor werknemers van de grondbedrijven, maar niet voor die van projectontwikkelaars. Daarentegen is de MRE-opleiding vooral interessant voor projectontwikkelaars en vastgoedbeleggers, niet toevallig ook twee doelgroepen met veel hoger personeel (zie Tabel 4-6). Een gedetailleerde weergave staat in Tabel 4-14 en Tabel 4-15. Merk op dat het aantal 5
Alle 58 bedrijven die hebben gerespondeerd én bekend zijn met de opleidingen van de ASRE vertegenwoordigen volgens eigen opgave 5723 werknemers. De 60 bedrijven zonder deze ervaring hebben daarentegen slechts 1111 werknemers in dienst.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
29
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
bedrijven waarop Tabel 4-15 is gebaseerd niet in elke doelgroep even groot is; ook betreft het in totaal slechts 16% van de werknemers, dus deze tabel dient hier vooral ter indicatie. Tabel 4-14 Geschikte opleidingen, per doelgroep (bedrijven bekend met ASRE, gewogen naar # werknemers)
Beleggingsanalyse Projectontwikkeling Marktanalyse Vastgoedmanagement Investeringsanalyse Waarderen van vastgoedrechten Gebiedsontwikkeling Master of Real Estate (2 jr) Master of Science in Real Estate (2 jr)
Ontwikkelaars 3% 49% 19% 20% 19% 1% 72% 82% 30%
Makelaars Beleggers 20% 65% 65% 20% 1% 44% 24% 20% 0%
100% 45% 94% 51% 96% 52% 0% 88% 84%
Corporaties 0% 64% 15% 39% 37% 11% 50% 27% 21%
CREM 43% 36% 53% 57% 25% 42% 6% 63% 51%
Grondbedrijven 0% 0% 41% 0% 41% 100% 100% 0% 41%
Bron: SEO (2006).
Tabel 4-15 Geschikte opleidingen, per doelgroep (bedrijven onbekend met ASRE, gewogen naar # werknemers) Ontwikkelaars
Makelaars
Corporaties
Grondbedrijven
Beleggingsanalyse
0%
24%
0%
0%
Projectontwikkeling
85%
49%
71%
36%
Marktanalyse
0%
25%
52%
27%
Vastgoedmanagement
19%
17%
70%
27%
Investeringsanalyse
19%
9%
40%
0%
Waarderen van vastgoedrechten
0%
19%
6%
0%
Gebiedsontwikkeling
61%
11%
17%
100%
Master of Real Estate
46%
68%
52%
0%
Master of Science in Real Estate
0%
22%
36%
36%
Bron: SEO (2006).
Nu we weten wat de populairste opleidingen zijn bij de verschillende doelgroepen, hoe is dan de verwachting dat de vraag daarnaar de komende vijf jaar zich zal ontwikkelen? In Tabel 4-3 zagen we reeds dat in de meeste doelgroepen het personeelsbestand zal toenemen. Uit Tabel 4-16 blijkt echter dat deze ontwikkeling zich, volgens de werkgevers, niet vertaalt in een toenemende vraag naar Masteropleidingen. De grondbedrijven verwachten zelfs een dalende vraag, hetgeen in overeenstemming is met de verwachte daling van het personeelsbestand in deze doelgroep. Op het totale werknemersbestand van bestaande klanten heeft deze ontwikkeling echter relatief weinig impact.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
30
HOO FD STU K 4
Tabel 4-16 Verwachte vraagontwikkeling naar de tweejarige Masteropleidingen van de ASRE (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers) meer
gelijk
Projectontwikkelaars
0%
97%
minder 3%
Bedrijfsmakelaars
0%
77%
23%
Vastgoedbeleggers
22%
73%
4%
Woningcorporaties
13%
63%
24%
Corporate Real Estate Managers
5%
93%
2%
Gemeentelijke grondbedrijven
0%
0%
100%
Totaal
5%
89%
6%
Bron: SEO (2006).
Anders ligt het met de verwachte vraag naar de kortdurende specialisatiemodules. Maar liefst 73% van de doelgroep zal de komende vijf jaar meer van dit soort opleidingen gaan volgen dan nu in 2005 het geval was. De extra vraag komt vooral uit de relatief grote doelgroepen projectontwikkelaars en CREM. Overigens is niet gevraagd naar de exacte omvang van die extra vraag; dat er extra vraag zal zijn staat echter als een paal boven water. Tabel 4-17 Verwachte vraagontwikkeling naar kortdurende specialisatiemodules van de ASRE (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers) meer
gelijk
Projectontwikkelaars
74%
26%
minder 0%
Bedrijfsmakelaars
40%
36%
23%
Vastgoedbeleggers
30%
70%
0%
Woningcorporaties
40%
60%
0%
Corporate Real Estate Managers
88%
10%
2%
Gemeentelijke grondbedrijven
0%
59%
41%
Totaal
73%
25%
2%
Bron: SEO (2006).
Gezien de bedragen die vaak zijn gemoeid met het bijscholen van een werknemer (naast de directe kosten ook nog eens de benodigde arbeidsuren) is het interessant om te weten hoe werkgevers aankijken tegen het rendement van opleidingen onder werktijd. Als we de opleidingen van de ASRE beschouwen als een ‘investering in het human capital van het bedrijf’, hoe groot achten zij dan het rendement van deze opleidingen? De antwoorden daarop zijn weergegeven in Tabel 4-18. Over het algemeen is het oordeel vrij positief, met name onder bedrijfsmakelaars en woningcorporaties.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
31
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
Tabel 4-18 Verwacht rendement van ASRE-opleidingen (bedrijven bekend met ASRE, rij% gewogen naar # werknemers) hoog
gemiddeld
laag
Projectontwikkelaars
32%
65%
0%
weet niet 3%
Bedrijfsmakelaars
62%
23%
3%
12%
Vastgoedbeleggers
3%
97%
0%
0%
Woningcorporaties
47%
25%
0%
29%
Corporate Real Estate Managers
47%
51%
0%
2%
Gemeentelijke grondbedrijven
0%
0%
0%
100%
Totaal
40%
54%
0%
6%
Bron: SEO (2006).
Tot slot van dit onderdeel hebben we nog gevraagd aan welke opleidingsvariant men behoefte zou hebben die momenteel mist in het huidige aanbod. Daarop kwamen slechts enkele reacties, die zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 4-19 Welke opleidingsvariant zou u nog behoefte aan hebben? •
Corporatiecurriculum
•
Indirect vastgoed
•
Risicomanagement irt regelgeving overheid bij exploitatie + aan-/verkoop vastgoed
•
Sociaal beheer en management
•
Vastgoedbeheer
•
mensenkennis en omgangsvormen
•
portefeuille/assetmanagement
•
gespecialiseerd management: kantoren, winkels, woningen
Bron: SEO (2006).
4.4
Andere opleidingen en cursussen in de vastgoedkunde
In deze laatste paragraaf inventariseren we de ‘concurrentie’. Hoe groot is de vraag naar opleidingen en cursussen die niet door de ASRE gegeven worden. Allereerst bekijken we hoeveel werknemers het afgelopen jaar een andere masteropleiding, korte specialisatieopleiding of specifieke bedrijfscursus-op-maat gevolgd hebben. Deze informatie staat vermeld in Tabel 4-20, met uitsplitsing naar bestaande en potentiële klanten. In Tabel 4-21 is zij nogmaals weergegeven maar dan voor elke doelgroep apart. Het afgelopen jaar heeft 36% van de werknemers een of andere opleiding of cursus gevolgd bij een ander instituut dan de ASRE. Dit betrof meestal een specifieke bedrijfscursus op maat (23% van de werknemers) of een andere korte specialisatieopleiding (12% van de werknemers), slechts zelden een masteropleiding. Bestaande klanten maken minder gebruik van andere opleidingsinstituten (28%) dan potentiële klanten (49%). De opleidingsbehoefte buiten de ASRE verschilt per doelgroep; werknemers van de woningcorporaties volgen de meeste cursussen buiten de ASRE, die van CREM het minste. Vastgoedbeleggers vormen de enige doelgroep die regelmatig hun werknemers naar Masteropleidingen stuurt buiten de ASRE; dit is begrijpelijk aangezien in deze sector ook aan financiële mastertitels behoefte is.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
32
HOO FD STU K 4
Tabel 4-20 Werknemers die afgelopen jaar een opleiding hebben gevolgd buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), potentiële & bekende klanten potentiële klanten
bestaande klanten
Totaal
Masteropleiding (2 jaar)
1%
1%
2%
Korte specialisatie-opleiding
18%
8%
12%
Korte specifieke bedrijfscursus op maat
30%
19%
23%
Totaal op cursus
49%
28%
36%
Bron: SEO (2006).
Tabel 4-21 Werknemers die afgelopen jaar een opleiding hebben gevolgd buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), per doelgroep Projectontwikkelaars
Bedrijfsmakelaars
Vastgoedbeleggers
Woningcorporaties
CREM
Grondbedrijven
Masteropleiding (2 jaar)
1%
1%
5%
1%
1%
1%
Korte specialisatieopleiding
9%
12%
6%
17%
7%
18%
Korte specifieke bedrijfscursus op maat
22%
30%
16%
26%
16%
17%
Totaal op cursus
32%
42%
28%
44%
24%
36%
Bron: SEO (2006).
Tot slot hebben we ook onderzocht hoeveel gebruik men in de komende vijf jaar verwacht te gaan maken van opleidingsinstituten buiten de ASRE. In Tabel 4-22 staan deze gegevens met uitsplitsing naar bestaande en potentiële klanten. In Tabel 4-23 staan zij nogmaals maar dan voor elke doelgroep apart. De komende 5 jaar zal de helft van de werknemers een of andere opleiding of cursus volgen bij een ander instituut dan de ASRE. Voor 30% betreft het een specifieke bedrijfscursus op maat, voor 17% een andere korte specialisatieopleiding en slechts voor 3% een masteropleiding. In tegenstelling tot in bovenstaande tabel zien we hier opmerkelijk genoeg niet dat de bedrijven die (nog) niet eerder werknemers naar de ASRE stuurden meer vraag gaan uitoefenen bij concurrerende instituten dan de bedrijven die wel reeds met ASRE-opleidingen bekend zijn. Hoe dit effect precies te interpreteren is de vraag: bestaande klanten denken in de komende vijf jaar meer werknemers naar andere opleidingsinstituten te sturen als in het afgelopen ene jaar. Blijkbaar zijn deze opleidingen geen directe concurrentie voor de ASRE-opleidingen want uit de vraag naar opleidingen van de ASRE, want uit Tabel 4-17 bleek dat ook de vraag naar (kortdurende) opleidingen van de ASRE de komende jaren flink zal stijgen.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
33
D E VR AAG NAAR OPLEID INGEN IN DE VAST G OED B RAN CH E
Tabel 4-22 Werknemers die de komende 5 jaar een opleiding gaan volgen buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), potentiële & bekende klanten potentiële klanten
bestaande klanten
Totaal
Masteropleiding (2 jaar)
2%
2%
3%
Korte specialisatie-opleiding
17%
15%
17%
Korte specifieke bedrijfscursus op maat
32%
27%
30%
Totaal op cursus
51%
44%
50%
Bron: SEO (2006).
Tabel 4-23 Werknemers die de komende 5 jaar een opleiding gaan volgen buiten de ASRE (als onderdeel van hun werkweek), per doelgroep Projectontwikkelaars
Bedrijfsmakelaars
Vastgoedbeleggers
Woningcorporaties
CREM
Grondbedrijven
Masteropleiding (2 jaar)
2%
1%
2%
1%
1%
1%
Korte specialisatieopleiding
23%
12%
10%
15%
10%
22%
Korte specifieke bedrijfscursus op maat
37%
31%
9%
31%
21%
29%
Totaal
63%
45%
24%
46%
32%
53%
Bron: SEO (2006).
Concluderend kunnen we stellen dat de ASRE eigenlijk een redelijk trouwe klantenkring kent. Slechts een klein percentage klanten ‘gaat vreemd’ voor een Master-opleiding, verwacht mag worden dat dit mastertitels betreft op andere dan vastgoedgebied (bijvoorbeeld in de financiële sector).
4.5
Conclusies
Volgens de werkgevers in de vastgoedbranche is de arbeidsmarkt momenteel te krap. Het aanbod van gekwalificeerd vastgoedpersoneel is te klein terwijl de komende vijf jaar een sterke groei van het personeelsbestand verwacht wordt. Op basis van de opgave van werkgevers bedraagt de doelgroep voor opleidingen bij de ASRE ruim 14 duizend personen (hoger opgeleid en tussen de 25 en 45 jaar oud); dit komt redelijk overeen met de schatting op basis van CBS gegevens in Hoofdstuk 3. De aansluiting van nieuwe hoogopgeleiden op de dagelijkse praktijk is over het algemeen niet slecht maar er is nog genoeg ruimte voor verbetering. Gemiddeld is men over hbo’ers meer tevreden dan over academici; blijkbaar wordt er van die laatste groep meer verwacht, of zijn ze vaker algemeen opgeleid in plaats van op de vastgoedpraktijk gericht. De belangrijkste reden om werknemers een opleiding te laten volgen is het up-to-date houden van hun kennis. Maar de meeste bedrijven (zeker de grotere) zien scholing ook als een mooie aanvulling op het pakket secundaire arbeidsvoorwaarden, om daarmee werknemers binnen te kunnen halen of langer aan het bedrijf te binden. Als instrument voor selectie van kandidaten voor interne promotie is het volgen van een opleiding volgens de werkgevers niet geschikt.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
34
HOO FD STU K 4
De opleidingen van de ASRE zijn hun geld waard, zo oordelen de meeste werkgevers. Veertig procent noemt het rendement van deze ‘investering in het human capital van hun bedrijf’ zelfs hoog. De meest populaire opleidingen is nog altijd de Master of Real Estate, die voor 64% van de werknemers geschikt wordt geacht. Uiteraard zijn er op dit punt grote verschillen tussen de verschillende doelgroepen: Grondbedrijven sturen hun werknemers bijvoorbeeld juist niet naar een MRE maar wel naar de specialisatiemodules ‘Waarderen van vastgoedrechten’ en ‘Gebiedsontwikkeling’. Vastgoedbeleggers zien in laatstgenoemde geen enkel nut, maar geven daarentegen unaniem hun voorkeur aan de module ‘Beleggingsanalyse’. Opvallend genoeg acht geen van de woningcorporaties de opleiding Beleggingsanalyse geschikt voor hun werknemers. Hoe meer universitair personeel een sector in dienst heeft, des te groter is uiteraard de vraag naar de masteropleidingen MRE en MSRE. De meest opvallende conclusie is wellicht terug te vinden in Tabel 4-17. Terwijl de verwachte vraag naar Masteropleidingen de komende jaren waarschijnlijk gelijk zal blijven, verwacht maar liefst driekwart van de werkgevers in de vastgoedbranche een stijging van de vraag naar specialisatiemodules van de ASRE. Met name in het Corporate Real Estate Management en de projectontwikkeling verwacht men de komende jaren veel meer werknemers een dergelijke opleiding te laten volgen dan de afgelopen jaren het geval was.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
DE ASRE- DOELGROEP IN 2006
5
35
Conclusies
Aangezien de samenstelling van de onderzoeksgroep van dit rapport verschilt met die van de rapportage van 1998 (zo bevat dit report bijvoorbeeld in tegenstelling tot acht jaar geleden de groep ‘Corporate Real Estate Managers’) is het helaas niet mogelijk om een vergelijking weer te geven van de uitkomsten. Tussen 1993 en 2004 is het aantal banen in de vastgoedbranche sterk gegroeid, van 41 duizend tot 66 duizend. Dat komt neer op een jaarlijkse groei van 4,4%. Deze toename van de werkgelegenheid is vooral toe te schrijven aan een stijging van het aandeel vrouwen en van het aandeel hoogopgeleiden. Daarnaast is binnen de vastgoedbranche ook een zekere mate van vergrijzing waarneembaar: het aandeel 55-plussers is toegenomen. Ook was er gedurende de afgelopen twee jaar een stijging van aantal openstaande vacatures in de vastgoedbranche. De omvang van de potentiële doelgroep van de ASRE, gedefinieerd als hoogopgeleide werknemers in de vastgoedbranche in de leeftijd van 25-44 jaar, schatten we op grond van twee verschillende bronnen op circa 15 duizend personen in 2006. In 10 jaar tijd is de potentiële doelgroep bijna verdubbeld (van circa 8,5 duizend in 1996). Een diversificatie van het onderwijsaanbod van de ASRE met bacheloropleidingen zou een nieuwe doelgroep aanboren van nog eens 16 duizend middelbaar opgeleide personen in de geschikte leeftijdscategorie. Voor de nabije toekomst wordt door de werkgevers een verdere groei van de doelgroep verwacht. Ook op basis van instroomgegevens van pas afgestudeerde hogeropgeleiden in vastgoedberoepen uit externe bron wordt deze verwachting ondersteund. Deze instroom bedroeg namelijk in de periode 2001-2005 gemiddeld 3,5 duizend per jaar. Als daarvan de helft de vastgoedbranche trouw blijft, is deze instroom met 1,7 duizend personen nog altijd hoger dan de verwachte uitstroom uit de doelgroep. Immers, als de doelgroep 16 duizend personen groot is en evenredig verdeeld over de leeftijden van 25-45 jaar, zullen er elk jaar ongeveer 800 personen uit de doelgroep vallen omdat ze 46 jaar geworden zijn. Kortom: wanneer zowel de instroom als de uitstroom op peil blijft dan groeit de potentiële doelgroep de komende jaren met ongeveer duizend personen per jaar. Volgens de werkgevers in de vastgoedbranche is de arbeidsmarkt momenteel te krap. Het aanbod van gekwalificeerd vastgoedpersoneel is te klein terwijl de komende vijf jaar een sterke groei van het personeelsbestand verwacht wordt. Op basis van de opgave van werkgevers bedraagt de doelgroep voor opleidingen bij de ASRE ruim 14 duizend personen (hoger opgeleid en tussen de 25 en 45 jaar oud); dit komt redelijk overeen met de schatting op basis van CBS gegevens in Hoofdstuk 3. De aansluiting van nieuwe hoogopgeleiden op de dagelijkse praktijk is over het algemeen niet slecht maar er is nog genoeg ruimte voor verbetering. Gemiddeld is men over hbo’ers meer tevreden dan over academici; blijkbaar wordt er van die laatste groep meer verwacht, of zijn ze vaker algemeen opgeleid in plaats van op de vastgoedpraktijk gericht. De belangrijkste reden om
SEO EC ONO M ISC H ONDER ZO EK
36
HO OFD STU K 5
werknemers een opleiding te laten volgen is het up-to-date houden van hun kennis. Maar de meeste bedrijven (zeker de grotere) zien scholing ook als een mooie aanvulling op het pakket secundaire arbeidsvoorwaarden, om daarmee werknemers binnen te kunnen halen of langer aan het bedrijf te binden. Als instrument voor selectie van kandidaten voor interne promotie is het volgen van een opleiding volgens de werkgevers niet geschikt. De opleidingen van de ASRE zijn hun geld waard, zo oordelen de meeste werkgevers. Veertig procent noemt het rendement van deze ‘investering in het human capital van hun bedrijf’ zelfs hoog. De meest populaire opleidingen is nog altijd de Master of Real Estate, die voor 64% van de werknemers geschikt wordt geacht. Uiteraard zijn er op dit punt grote verschillen tussen de verschillende doelgroepen: Grondbedrijven sturen hun werknemers bijvoorbeeld juist niet naar een MRE maar wel naar de specialisatiemodules ‘Waarderen van vastgoedrechten’ en ‘Gebiedsontwikkeling’. Vastgoedbeleggers zien in laatstgenoemde geen enkel nut, maar geven daarentegen unaniem hun voorkeur aan de module ‘Beleggingsanalyse’. Opvallend genoeg acht geen van de woningcorporaties de opleiding Beleggingsanalyse geschikt voor hun werknemers. Hoe meer universitair personeel een sector in dienst heeft, des te groter is uiteraard de vraag naar de masteropleidingen MRE en MSRE. De meest opvallende conclusie is wellicht terug te vinden in Tabel 4-17. Terwijl de verwachte vraag naar Masteropleidingen de komende jaren waarschijnlijk gelijk zal blijven, verwacht maar liefst driekwart van de werkgevers in de vastgoedbranche een stijging van de vraag naar specialisatiemodules van de ASRE. Met name in het Corporate Real Estate Management en de projectontwikkeling verwacht men de komende jaren veel meer werknemers een dergelijke opleiding te laten volgen dan de afgelopen jaren het geval was.
SEO EC ON O MISC H OND ERZ OEK
37
DE ASRE- DOELGROEP IN 2006
Appendix I - Meerjaren tabellen Tabel A
Aantal banen per subsector binnen de vastgoedbranche in duizenden (19932004) 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Projectontwikkeling; handel o.g.
2
3
4
5
4
5
8
7
7
8
8
8
Projectontwikkeling
2
2
3
3
3
4
5
4
5
5
6
5
Handel in onroerend goed
1
1
1
2
1
2
3
3
3
3
3
3
Verhuur van onroerend goed
27
28
31
33
32
33
32
33
36
38
39
38
Woningbouwvereniging en - sticht.
21
21
23
23
23
24
23
23
25
25
26
27
Gemeentelijke woningbedrijven
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
1
0
Verhuur van overige woonruimte
2
2
3
3
2
2
2
2
2
2
2
3
Verhuur o.g. (excl. woonruimte)
4
5
5
7
6
7
6
7
9
10
10
9
Bemidd. in en beheer van o.g.
12
11
12
13
15
16
18
20
21
22
21
20
Bemidd. bij handel (ver)huur o.g.
9
8
9
10
11
12
14
15
16
17
16
15
Beheer van onroerend goed
3
3
3
3
3
4
4
5
5
5
5
5
41
42
47
51
51
54
58
59
64
67
68
67
2002
2003
2004
Verhuur van en handel in o.g. Bron:
CBS (2006)
Tabel B
Aantal banen - mannen - per subsector binnen de vastgoedbranche in duizenden (1993-2004) 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Projectontwikkeling; handel o.g.
2
2
2
3
2
3
4
4
4
4
5
5
Projectontwikkeling
1
1
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
Handel in onroerend goed
0
1
1
1
1
1
2
2
1
1
2
2
Verhuur van onroerend goed
18
18
20
21
20
20
19
19
21
22
22
21
Woningbouwvereniging en - sticht.
14
14
15
15
15
15
14
14
15
15
15
15
Gemeentelijke woningbedrijven
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Verhuur van overige woonruimte
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Verhuur o.g. (excl. woonruimte)
3
3
3
4
3
4
4
4
5
5
6
5
Bemidd. in en beheer van o.g.
6
6
6
8
8
9
10
10
11
11
11
10
Bemidd. bij handel (ver)huur o.g.
5
4
5
6
6
7
7
8
8
8
8
7
Beheer van onroerend goed
2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
26
26
28
32
30
33
33
34
36
37
38
36
Verhuur van en handel in o.g. Bron:
CBS (2006)
SEO EC ONO M ISC H ONDER ZO EK
38
APPEN D IX I
Tabel C
Aantal banen - vrouwen - per subsector binnen de vastgoedbranche in duizenden (1993-2004) 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Projectontwikkeling; handel o.g.
1
1
2
2
2
2
3
3
3
3
3
4
Projectontwikkeling
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
Handel in onroerend goed
0
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Verhuur van onroerend goed
9
10
12
12
12
12
13
13
16
16
17
17
Woningbouwvereniging - sticht.
7
7
8
8
8
9
9
9
10
10
11
11
Gemeentelijke woningbedrijven
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Verhuur van overige woonruimte
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Verhuur o.g. (excl. woonruimte)
1
2
2
3
3
3
3
3
4
5
5
4
Bemidd. in en beheer van o.g.
5
5
5
6
7
7
9
9
10
11
10
10
Bemidd. bij handel (ver)huur o.g.
4
4
4
4
5
6
7
7
8
8
8
8
Beheer van onroerend goed
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
2
2
15
16
18
20
21
22
25
25
29
30
30
31
Verhuur van en handel in o.g. Bron:
CBS (2006)
SEO EC ON O MISC H OND ERZ OEK
39
DE ASRE- DOELGROEP IN 2006
Appendix II - Verdere toelichting op SBI’93 Deze annex is een gedeeltelijke weergave van de publicatie “SBI’93 Toelichting op de posten” wat is uitgegeven door het CBS (2004). Het gehele document is toegankelijk op www.cbs.nl. De tekst hieronder heeft betrekking op de bedrijfsklasse “Verhuur van en handel in onroerend goed’ (SBI’93-code 70) en alle subklassen die daaronder vallen. 70 701
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED PROJECTONTWIKKELING EN HANDEL IN ONROEREND GOED
7011 Projectontwikkeling Deze klasse omvat: - aankopen van grond, hiervoor bouwplannen (laten) ontwerpen, laten bouwen en de gebouwen verkopen. Eventueel in combinatie met: - verhuur van de nog niet verkochte (gebouwen) woningen. Deze klasse omvat niet: - projectontwikkelaars die zelf bouwen (4521.1); - laten bouwen van onroerend goed voor de eigen verhuur (7020.x).
7012 Handel in onroerend goed Deze klasse omvat: - handel (aan- en verkoop) van onroerend goed. Eventueel in combinatie met: - verhuur van de nog niet verkochte (gebouwen) woningen. Deze klasse omvat niet: - bemiddeling bij aan- en verkoop van onroerend goed (7031). 702
VERHUUR VAN ONROEREND GOED
7020
Verhuur van onroerend goed
7020.1 Woningbouwverenigingen en -stichtingen Deze subklasse omvat: - verhuur van onroerend goed (voornamelijk woonruimte) door instellingen die uitsluitend werkzaam zijn in het belang van de volkshuisvesting en als zodanig erkend worden door het Rijk of gemeenten. Eventueel in combinatie met:
SEO EC ONO M ISC H ONDER ZO EK
40
APPEN DIX II
-
onderhoud en reparatie van eigen onroerend goed; beheren van onroerend goed voor derden; laten bouwen van woningen voor de volkshuisvesting.
Deze subklasse omvat niet: - beheer en administratie van onroerend goed voor derden (7032).
7020.2 Gemeentelijke woningbedrijven Deze subklasse omvat: - verhuur van onroerend goed door de gemeentelijke woningbedrijven. Eventueel in combinatie met: - onderhoud en reparatie van eigen onroerend goed. Deze subklasse omvat niet: - beheer en administratie van onroerend goed voor derden (7032).
7020.3 Verhuur van overige woonruimte Deze subklasse omvat: - verhuur van woningen en kamers anders dan door woningbouwverenigingen en stichtingen en gemeentelijke woningbedrijven; - verhuur van gemeubileerde kamers en zomerhuisjes voor een verhuurperiode langer dan 3 maanden; - verhuur van woonruimte op woonboten. Eventueel in combinatie met: - onderhoud en reparatie van eigen onroerend goed. Deze subklasse omvat niet: - verhuur van kamers met maaltijdverstrekking (5510.2); - verhuur van gemeubileerde kamers en zomerhuisjes voor een verhuurperiode korter dan 3 maanden zonder maaltijdverstrekking (5523); - via het aantrekken van middelen bij een breed publiek beleggen in onroerend goed (6523.2); - beheren en administreren van onroerend goed voor derden (7032); - belangenbehartiging van eigenaren en huurders van woningen met betrekking tot hun woon- en - leefgenot (9133.7).
7020.4 Verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte) Deze subklasse omvat: - verhuur van onroerend goed niet zijnde woonruimte, zoals: • grond;
SEO EC ON O MISC H OND ERZ OEK
41
• fabriekspanden, kantoren, winkels enz.; • zalen voor feesten en partijen waarbij de verhuurder geen horecadiensten verstrekt; • garageboxen; - beheer en exploitatie van kastelen, gronden, landgoederen e.d. vallend onder de natuurwetstatus. Eventueel in combinatie met: - onderhoud en reparatie van eigen onroerend goed. Deze subklasse omvat niet: - exploitatie van zalen voor feesten en partijen met horecaverstrekking (5540); - exploitatie van parkeerterreinen en parkeergarages (6321); - via het aantrekken van middelen bij een breed publiek beleggen in onroerend goed (6523.2); - bemiddeling bij de verhuur van onroerend goed (7031); - exploitatie van sportaccommodaties (9261.x). 703
BEMIDDELING IN EN BEHEER VAN ONROEREND GOED
7031 Bemiddeling bij handel, huur en verhuur van onroerend goed Deze klasse omvat: - bemiddeling bij de handel, aan- en verkoop, huur en verhuur van onroerend goed; - bemiddeling bij de huur en verhuur van kamers voor periode langer dan 3 maanden; - registratie van woningzoekenden en toewijzing van woningen veelal voor woningbouwverenigingen; - bemiddeling bij de verhuur van woonruimte op woonboten; - expertise en taxatie van onroerend goed; - certificeren van onroerend goed projecten. Deze klasse omvat niet: - bemiddeling bij de huur en verhuur van kamers en woningen voor recreatief verblijf (6330.2); - verzorgen van verhuur en huurinning van onroerend goed van derden (7032).
7032 Beheer van onroerend goed Deze klasse omvat: - verzorgen van verhuur en huurinning van onroerend goed van derden. Eventueel in combinatie met: - (laten) verzorgen van het onderhoud aan het te beheren onroerend goed; - verzorgen van de huizenadministratie.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
43
DE ASRE- DOELGROEP IN 2006
Appendix III - Steekproefverantwoording De potentiële doelgroep van de ASRE zijn de bedrijven in de vastgoedsector. In dit onderzoek onderscheiden we binnen de vastgoedsector 7 verschillende sectoren naar hoofdactiviteit; in hun totale werkzaamheden zal er echter deels overlap kunnen zijn. Van de bedrijven in de vastgoedsector zijn we vooral geïnteresseerd in de wat grotere bedrijven, aangezien die vaker een onderzoeksbudget hebben en beter in de gelegenheid zijn om werknemers gedurende werktijd een opleiding te laten volgen. Van de bedrijfsmakelaars richten we ons bv. met name op de kantoren met minstens 10 werknemers, van de grondbedrijven rekenen we alleen de 50 grootste tot onze doelgroep. Om deze bedrijven te benaderen hebben we het commitment gekregen van enkele overkoepelende organisaties, te weten de NEPROM voor projectontwikkelaars, de NVM voor de bedrijfsmakelaars en de IVBN voor de vastgoedbeleggers. De vastgoedadviseurs zijn benaderd met behulp van een selectie van het blad Vastgoedmarkt. De andere bedrijven, die niet via een koepelorganisatie benaderd konden worden, hebben we zelf aangeschreven uit naam van de ASRE. Via de website van de Vereniging van Grondbedrijven hebben we het steekproefkader voor de grondbedrijven kunnen bepalen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bruto steekproef. Halverwege de enquêteperiode is een rappel verstuurd naar de projectontwikkelaars, de vastgoedbeleggers, de woningcorporaties, de CREM en de grondbedrijven. In onderstaande tabel is alleen de volledig ingevulde respons vermeld. Naast deze in totaal 145 reacties waren er ook nog 29 onvolledige reacties. Deze zijn in het onderzoek verder niet meegenomen. Respons per sector Sector Projectontwikkelaars
populatie 67
steekproef 18
Bedrijfsmakelaars (incl. kleine kantoren) Vastgoedbeleggers
530
56
32
7
Woningcorporaties
515
31
Corporate Real Estate Managers Gemeentelijke grondbedrijven
107
19
52
8
Vastgoedadviseurs
300
6
Sector Projectontwikkelaars Bedrijfsmakelaars Vastgoedbeleggers Woningcorporaties Corporate Real Estate Managers Gemeentelijke grondbedrijven Vastgoedadviseurs (financieel/markt/juridisch/fiscaal)
respons
27% 11% 22% 6% 18% 15% 2%
opmerkingen goede respons vnl. grote kantoren: goede dekking werknemers v/d doelgroep goede respons absolute respons in orde diverse groep redelijke respons diverse groep; lage respons
Hoe benaderd brancheorganisatie NEPROM brancheorganisatie NVM brancheorganisatie IVBN Via Aedes database ASRE adressen website VvG database ASRE
SEO EC ONO M ISC H ONDER ZO EK