Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 3
René Kahn
De appel en de boom Waarom ben je wie je bent? Is dat aanleg of opvoeding?
Uitgeverij Balans
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 15
i n l eidi ng
Absoluut gehoor
“That scientific day is passed when the germplasm and the environment are to be considered as separate agencies or as opposing forces.” 1
Is het u ook opgevallen dat er zo veel Aziaten in de toporkesten van de wereld zitten? 2 Zou dat toeval zijn? Vast niet. Maar wat is daarvan dan de reden? Studeren ze harder? Beginnen ze op jongere leeftijd met muziek maken? Hebben ze strengere ouders of leraren? Of zijn ze gewoon muzikaler dan Europeanen of Amerikanen? Het antwoord op deze vragen kennen we nog niet, maar wat we wel met zekerheid weten, is dat Aziaten van westerlingen verschillen in een zeldzame eigenschap die met muzikaliteit te maken heeft: absoluut gehoor. Absoluut gehoor betreft de mogelijkheid om zonder kader, zonder referentietoon – vandaar absoluut – een toon te kunnen benoemen. Niet alleen een noot op de piano, maar ook het geluid dat gemaakt wordt wanneer je een (natte) vinger over de rand van een glas beweegt, op het raam klopt, noem maar op. Het is een zeer zeldzame eigenschap die in de algemene bevolking bij minder dan een op de duizend mensen wordt gezien. Maar bij een bepaalde groep mensen is dit vermogen helemaal geen uitzondering. Integendeel, in sommige studies wordt het bij de helft van hen gezien. Ik heb het over professionele musici. Een eigenschap die in de bevolking bij een op de duizend voorkomt en bij musici bij een op de twee? Dat is wel een 15
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 16
enorm verschil. Hoe kan dat? Wordt absoluut gehoor zoveel vaker bij musici gezien omdat het gemakkelijker is om carrière in de muziek te maken wanneer je behept ben met deze eigenschap? Dat zou betekenen dat dit talent aangeboren is. Of is het een gevolg van het feit dat musici meer muziek geoefend hebben, of eerder met lessen begonnen zijn, hetgeen impliceert dat absoluut gehoor een aangeleerde eigenschap is. Het antwoord op de vraag ‘wat is de achtergrond van absoluut gehoor?’ is een illustratie van het thema van dit boek. Vandaar dat ik het als voorbeeld gebruik in de inleiding ervan: is een bepaalde eigenschap aangeboren of aangeleerd; een gevolg van aanleg of omgeving? Het aantrekkelijke van een kenmerk als absoluut gehoor is dat dit verschijnsel, inderdaad, absoluut is. Je hebt het wel, of je hebt het niet. Daar is geen discussie over; het is zwart of wit. Niet zoals intelligentie wat een relatief begrip is, of misdaad waarvan de definitie cultureel bepaald is, of verslaving, waarbij de grens – zoals u verderop kunt lezen – tussen wel en niet verslaafd allerminst helder is. Hoe anders is dat bij absoluut gehoor: het is duidelijk, testbaar en objectief. Je benoemt de toon wel of niet; het antwoord is goed of fout. Er bestaat geen middenweg. Absoluut gehoor komt, als gezegd, vaker voor bij Aziaten dan bij westerlingen. Dit werd onder meer duidelijk toen Chinese en Amerikaanse muziekstudenten werden vergeleken op de aanwezigheid van deze eigenschap. De ene groep bestond uit 88 eerstejaars studenten aan het centrale conservatorium van muziek in Beijing, de andere groep uit 115 eerstejaars studenten aan de Eastman School of Music in Rochester, New York.3 Beide staan bekend als zeer goede conservatoria. Absoluut gehoor werd daadwerkelijk gemeten zodat de score niet was gebaseerd op de – subjectieve – rapportage van de persoon zelf. Onder de studenten in Beijing werd absoluut gehoor bij de helft van hen aangetoond, in de groep van Amerikaanse mu16
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 17
ziekstudenten was dit het geval bij 10 procent. Hoe is dat grote verschil te verklaren? Doordat de leerlingen in China zoveel meer oefenen, of beter les krijgen, dan hun collega-studenten in New York? Of verschillen ze in aanleg? Laten we met het laatste beginnen.
Aanleg Absoluut gehoor komt in families voor. Onderzoekers van de universiteit van San Francisco stuurden een vragenlijst naar 900 musici en muziekstudenten over de gehele Verenigde Staten en kregen van 612 de formulieren terug. Die lijst bevatte items over de aanwezigheid van absoluut gehoor bij de persoon zelf en of dit kenmerk in de familie voorkwam. Betrekkelijk subjectief, maar het geeft toch enig inzicht in de achtergronden. Volgens de antwoorden bezat 15 procent van deze musici een absoluut gehoor, evenveel mannen als vrouwen. De helft van de muziekstudenten die dit kenmerk hadden, gaf aan een familielid met dezelfde eigenschap te hebben; dit was het geval bij minder dan 14 procent van de studenten die niet over een absoluut gehoor beschikten. In de families van de studenten die aangaven dit vermogen wel te hebben, kwam absoluut gehoor dus veel vaker voor (bijna vier keer zo vaak namelijk) dan in de families van de studenten die een dergelijke eigenschap niet bezaten. Dit wijst erop dat absoluut gehoor in families clustert. Inderdaad zijn er families beschreven waar het wemelt van de mensen met deze gave.4 Toch wil het voorkomen van een eigenschap binnen bepaalde families nog niet zeggen dat deze eigenschap ook erfelijk is bepaald. Het zou nog altijd kunnen dat het is aangeleerd; wellicht wordt in dergelijke families veel naar muziek geluisterd of musiceren ze vaak. Om de mate van erfelijkheid van een eigenschap te kunnen bepalen, is onderzoek bij tweelingen nodig.5 Tweelingstudies naar de aanwezigheid van absoluut gehoor bestaan niet aange17
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 18
zien ze in de praktijk nauwelijks zijn uit te voeren: zowel de eigenschap zelf is, als gezegd, zeer zeldzaam en tweelingen zijn er ook niet veel (drie op de honderd geboortes, waarvan een op de drie tweelingen een eeneiige tweeling is). Een eeneiige tweeling vinden waarvan er tenminste één absoluut gehoor heeft, is dus een kans van minder dan een op de honderdduizend. Wel is door medewerkers van het National Institute of Health, het grote federale onderzoeksinstituut van de Verenigde Staten gevestigd in Rockville, Maryland, onderzoek gedaan naar de erfelijkheid van muzikaliteit. Deze eigenschap werd uitgedrukt als het vermogen een valse noot in een melodie te kunnen ontdekken. In dit onderzoek werden 136 eeneiige en 148 twee-eiige tweelingen gevraagd naar melodietjes te luisteren waarbij ze moesten aangeven of deze vals of zuiver klonken. De valse noot was in een deel van de liedjes opzettelijk aangebracht. Het bleek dat het vermogen om de zuiverheid van een melodie te herkennen voor 80 procent erfelijk is bepaald. Het is daarmee een van de meest erfelijke eigenschappen die er bestaan.6 Op basis van dit resultaat is een aantal wetenschappers op zoek gegaan naar genen die ten grondslag zouden kunnen liggen aan absoluut gehoor. En die hebben ze gevonden ook, althans een indicatie waar deze genen zich bevinden. Door het dna te onderzoeken bij 73 families waarvan sommige familieleden wel en anderen geen absoluut gehoor hadden, werd op het achtste chromosoom (en minder sterk op een aantal andere chromosomen) een gebied aangetroffen dat waarschijnlijk betrokken is bij deze eigenschap. Kortom, muzikaliteit en absoluut gehoor lijken erfelijk bepaald. Maar is dat het hele verhaal? Want hoe verklaren we dan dat deze eigenschap zo veel vaker voorkomt bij musici en muziekstudenten? Is dat allemaal genetische selectie? Of speelt de omgeving, oefening, toch ook een rol?
18
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 19
Absoluut gehoor: toontaal als omgeving
Sommige onderzoekers hebben gesuggereerd dat de oververtegenwoordiging van Aziaten onder de musici gekoppeld is aan het leren spreken in een taal waar toonhoogte essentieel is voor het toekennen van de betekenis ervan, de zogenaamde toontalen, zoals Mandarijn, Kantonees en Vietnamees.7 De gedachte luidt dat absoluut gehoor is aangeleerd, als gevolg van het (leren) spreken in een toontaal waardoor de muzikaliteit als het ware met de paplepel is ingegoten. Bestaat er inderdaad een relatie tussen het spreken van een toontaal en absoluut gehoor? Waarschijnlijk niet, want deze eigenschap wordt ook (veel) vaker bij Koreanen en Japanners gezien en hun taal is net zo weinig tonaal als het Nederlands.8 En musici uit beide Oost-Aziatische landen doen het minstens zo goed op de internationale podia van de muziek als Aziaten die wel in een toontaal zijn grootgebracht. Kijkt u bijvoorbeeld maar eens naar de laureaten van het Koningin Elisabethwedstrijd.9
Omgeving In het eerder genoemde onderzoek bij de 612 musici (dat met de vragenlijsten) was niet alleen duidelijk geworden dat de aanwezigheid van absoluut gehoor in families clustert, maar ook dat deze eigenschap sterk afhing van de leeftijd waarop met muzieklessen was aangevangen. Uit de ingevulde vragenlijsten bleek namelijk dat wanneer de musici voor hun vierde levensjaar met muziek waren begonnen, absoluut gehoor bij 40 procent van hen voorkwam; bij de groep die na hun twaalfde met muziek waren gestart, was deze eigenschap aantoonbaar bij minder dan 3 procent. Sterker, hoe ouder ze waren ten tijde van de eerste muziekles des te minder absoluut gehoor bij 19
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 20
hen werd gezien. Dat impliceert dat de leeftijd waarop met muziekmaken wordt begonnen essentieel is voor het ontwikkelen van absoluut gehoor. De vorming van dit vermogen is dus sterk afhankelijk van een omgevingsfactor en wel de eerste muziekles. Nauwkeuriger gezegd: de leeftijd waarop die eerste les plaatsvindt. Immers, bijna geen van de musici die na zijn twaalfde met muzieklessen was begonnen, had deze gave. Dit wijst erop dat absoluut gehoor alleen tot ontwikkeling kan komen tijdens een bepaalde fase (vroeg) in de ontwikkeling. En dit effect van leeftijd blijkt onafhankelijk van geografie. In de eerder genoemde studie waarin de conservatoriumstudenten uit Beijing met die uit Rochester, New York werden vergeleken, was ook een onderverdeling gemaakt op basis van leeftijd van eerste muziekles. Net als in de studie onder de 612 musici uit Amerika, viel op dat hoe eerder de studenten waren begonnen met muziek, hoe groter de kans was op een absoluut gehoor. Ook in die studie bleek dus dat de leeftijd van de eerste muziekles van grote invloed is op het ontwikkelen van deze eigenschap. Dit gold zowel voor de studenten uit Rochester als voor die uit Beijing. Maar tegelijkertijd bleek een groot verschil tussen beide groepen studenten. Want zelfs al waren de Chinese studenten pas na hun tiende met muziek begonnen, kwam absoluut gehoor toch nog bij een derde van deze studenten voor. Echter, bij geen van de studenten uit Rochester wier eerste les na hun tiende plaatsvond werd deze eigenschap aangetroffen. Dit betekent dat hoewel de leeftijd van de eerste muziekles er inderdaad veel toe doet, de invloed van de omgeving niet het hele verhaal is.
Relatief gehoor: toontaal als omgeving
Relatief gehoor is de eigenschap een toon te benoemen in relatie tot een andere toon. Het vermogen is dus niet absoluut 20
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 21
aangezien er altijd een referentietoon is. Is deze eigenschap gekoppeld aan het spreken van een toontaal? In een studie uit New York en Montreal werd de aanwezigheid van relatief gehoor vergeleken tussen verschillende groepen Aziaten en Amerikanen. De centrale vraag was of het spreken van een toontaal muzikaliteit bevordert. In het eerste deel van de studie werden middelbare scholieren uit Montreal vergeleken die tijdens hun jeugd Engels (Amerikanen), Hmong (een toontaal die gesproken wordt in delen van Thailand, Laos en Vietnam) of Mandarijn (uit China en Taiwan) hadden gesproken. In de tweede studie werden Amerikaanse en Aziatische (uit China en Korea) studenten aan een Amerikaanse universiteit (Cornell in New York) vergeleken. Hoewel ze aan deze universiteit studeerden, waren de Chinese en Koreaanse studenten die in dit onderzoek waren betrokken in hun eigen land grootgebracht. De scholieren uit Montreal, noch de studenten uit New York, hadden noemenswaardige ervaring met muziek. Het relatief gehoor werd in beide studies het vaakst gezien bij de Koreanen, gevolgd door de Chinezen, terwijl de frequentie ervan onder de Amerikaanse groep en de Hmong-sprekers het laagst was. Dat betekent dat relatief gehoor niet een gevolg kan zijn van het (leren) spreken in een toontaal, aangezien Koreaans geen toontaal is en Hmong wel – en de eigenschap veel vaker bij de eerste groep werd gezien. De goede muzikale prestatie van de Chinese en Koreaanse scholieren/studenten is dus niet te verklaren uit de (toon)taal die ze in hun jeugd geleerd hebben. Aan hun strenge ouders en muziekleraren kan het ook niet liggen, want de meesten van hen hadden nooit muziekles gehad! De waarschijnlijkste verklaring is dan ook een genetische.10,11
21
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 22
Aanleg en omgeving U ziet het: aanleg en omgeving zijn niet te scheiden. Althans bij absoluut gehoor. Dat aanleg een aanzienlijke rol speelt bij absoluut gehoor blijkt uit genetische studies en is ook een mogelijke verklaring waarom deze eigenschap vaker bij (bepaalde) Aziatische volken voorkomt. Aanleg is een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwikkelen van absoluut gehoor; heb je die niet dan kan je zoveel muziek maken als je wilt maar dan ontwikkel je geen absoluut gehoor. Toch zijn genen niet een voldoende voorwaarde. Want de leeftijd waarop met muzieklessen wordt aangevangen is eveneens van groot belang, zowel bij mensen uit het Westen als bij Aziaten. Begin je pas met muzieklessen na je tiende levensjaar, dan kan je nog zoveel aanleg hebben, die komt er niet (bij westerlingen) of minder (bij Aziaten) uit. Aanleg en omgeving zijn dus beide betrokken bij de ontwikkeling van absoluut gehoor. De verklaring ligt voor de hand: aanleg kan alleen tot uiting komen als die ook gestimuleerd wordt. Wetenschappelijker gezegd, de genetische informatie kan pas tot expressie komen in de aanwezigheid van de juiste omgevingsfactor. Maar er is nog een conclusie te trekken: het effect van de omgeving is gekoppeld aan een bepaalde periode in de ontwikkeling, de zogenaamde kritieke periode. Immers, musiceren bevordert de ontwikkeling van absoluut gehoor, maar alleen wanneer het muziekmaken begint voor het zesde levensjaar. De reden is dat absoluut gehoor te maken heeft met de functie van bepaalde hersendelen (gekoppeld aan horen en taal). Deze gebieden moeten in specifieke periodes van de hersenontwikkeling gestimuleerd worden om naar behoren te kunnen werken.
22
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 23
Absoluut gehoor en onze hersenen
Musiceren bevordert de ontwikkeling van absoluut gehoor, maar alleen wanneer de muzieklessen beginnen voor het zesde levensjaar. De reden is dat absoluut gehoor te maken heeft met de functie van bepaalde hersendelen die tijdens specifieke periodes van de hersenontwikkeling gestimuleerd moeten worden om naar behoren te kunnen werken. Inderdaad blijken hersenstructuur en -functie bij mensen met absoluut gehoor te verschillen van die van stervelingen zonder die eigenschap. Zo blijken de hersenen van mensen met absoluut gehoor relatief meer ontwikkeld aan de linker (taal)kant. Ook de functie verschilt: bij het horen van een toon hoeven zij niet de hersengebieden te activeren die bij mensen zonder deze eigenschap actief worden; het betreft delen die nodig zijn om gegevens voor een korte periode in het geheugen vast te houden. Dit deel in de voorste hersenen wordt normaal gesproken geactiveerd om gegevens in het werkgeheugen op te slaan (een telefoonnummer bijvoorbeeld). Mensen zonder de gave van het absoluut gehoor moeten de toon die ze zojuist gehoord hebben even in het tijdelijke geheugen vasthouden om die te kunnen vergelijken met de in het geheugen opgeslagen andere referentietonen. Maar bezitters van een absoluut gehoor hoeven niets te vergelijken; dat is immers de betekenis van absoluut. Ze horen de toon en kennen hem; het is voor hen niet nodig om in het geheugen te graven voor een referentietoon.12 Maar waar dat absolute gehoor zelf in de hersenen huist is nog niet bekend.
Absoluut gehoor is een kenmerk van bepaalde mensen. Het is een eigenschap die soms verborgen blijft en in andere gevallen aan de wieg kan staan van een loopbaan in de muziek. Aan de 23
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 24
basis van absoluut gehoor ligt een genetisch bepaalde gave ten grondslag die de een wel en de ander niet bezit. Maar toch is de omgeving een noodzakelijke voorwaarde voor de expressie ervan. Zonder invloed van de omgeving, zonder muzieklessen voor je zesde levensjaar: geen absoluut gehoor (althans bij westerlingen). In dit opzicht lijkt deze eigenschap sterk op een ander voorbeeld dat u in dit boek zult tegenkomen (waar echter veel meer studies aan zijn besteed): intelligentie. Ook daar blijkt dat de grondstof ervan in hoge mate erfelijk is bepaald. Ook daarbij geldt dat, wanneer de omgeving de eigenschap niet stimuleert, intelligentie onzichtbaar blijft, althans de maximale potentie ervan. Zo het voor absoluut gehoor misschien geen extreem gemis is wanneer deze eigenschap niet tot uiting komt, ligt dit wat intelligentie betreft natuurlijk anders. Het omgekeerde geldt voor het spiegelbeeld van talent: de erfelijk bepaalde kwetsbaarheden, die we ook allen in ons dragen. Ook deze kunnen, zoals absoluut gehoor en intelligentie, verborgen blijven waneer de omgeving niet – op het noodzakelijke moment – zijn invloed kan uitoefenen (en dat heeft in dergelijke gevallen natuurlijk de voorkeur). Maar helaas is deze omgeving vaak juist wel aanwezig, in de vorm van stress, drugs, of mishandeling. Zo zal de neiging om depressief te worden duidelijk worden na een stressvolle ervaring; schizofrenie optreden na het gebruik van cannabis; crimineel gedrag ontstaan na een jeugd vol mishandeling. Omdat deze verschillende omgevingsinvloeden interacteren met bepaalde kwetsbaarheidsgenen. Het tegenovergestelde bestaat ook: de omgeving kan ervoor zorgen dat genetisch gestuurde kwetsbaarheden niet tot uiting komen, zoals in het geval van suïcide, verslaving en dementie. En ook daarbij, net als bij absoluut gehoor, bestaan er kritische periodes waarin de invloed van de genen nog teniet kan worden gedaan. Wat betreft suïcide zijn dat de vroege kinderjaren, waar een zorgzame moeder de genetische neiging tot impulsief (en suïcidaal) gedrag kan onderdrukken. Voor 24
Kahn De appel en de boom 05-04-11 13:53 Pagina 25
verslaving betreft het de puberteit, waarbij ouders de hersenen van hun kind kunnen helpen om nee te zeggen tegen drugs. Bij dementie gaat het om de middelbare leeftijd, waarbij we met lichamelijke inspanning ervoor kunnen zorgen dat het genetisch risico op dementie geen kans krijgt om tot uiting te komen. Absoluut gehoor staat hier model voor hoe aanleg en omgeving samen moeten spelen om een bepaalde eigenschap tot ontwikkeling te laten komen. De andere voorbeelden uit dit boek betreffen minder esoterische onderwerpen en zijn relevanter voor de praktijk: ze staan namelijk aan de basis van ons maatschappelijk succes, ons geluk, onze levensduur. We dragen allemaal de genen die deze aspecten van ons leven beïnvloeden. Aan ons dna kunnen we – voorlopig althans – weinig veranderen. Aan de omgeving echter wel. Laat het nu zo zijn dat onze genen niets vermogen zonder invloed van die omgeving. Komt dat even goed uit.
25