DE APENCULTUUR
levenskunst voor pubers Bram Tenhaeff Augustus 2014
DE APENCULTUUR Levenskunst voor pubers
Bram Tenhaeff, Augustus 2014
Dit boekje is opgedragen aan Barbara, Jeroen, Galeyn en Wies. Mijn jonge Apen, die me altijd maar zagen lezen en schrijven maar gelukkig wel met me bleven kletsen.
2
INHOUDSOPGAVE
“Teenagers and young adults can no longer imagine organising their social lives without facebook at its center; news organisations have accepted Twitter as one of their principal scources of breaking news; a pop band that ignores the potency of YouTube’s viral videos might as well denounce its fan base; Flickr and Facebook have become global distribution centers of digital snapshots; and few students would still be able to write a term paper without acces tot Wikipedia – or Google or Search, for that matter.” José van Dijck in The Culture of Connectivity (2012, p 23) over sociale veranderingen als gevolg van de introductie van sociale media in het 1e decennium van deze eeuw.
I II III IV
V VI VII VIII IX
INLEIDING: OPVOEDEN? OPZET Les 1 IDENTITEIT ONDERWIJS EN ICT Les 2 LEERLINGEN EN MODERNE MEDIA OUDE PROBLEMEN IN EEN NIEUW JASJE Les 3 VRIJ OF GEDWONGEN Les 4 SAMEN OF ALLEEN Les 5 KENNIS OF MENING Les 6 KIEZEN OF DENKEN LEVENSKUNST Les 7 SOCRATISCH GESPREK OVER VRIENDSCHAP LITERATUURLIJST, WHO IS WHO IN IT? NOTEN GOEDE PRESENTATIES MAKEN STUDIEWIJZER
3 4 11 16 21 26 31 36 41 43 44 45
INLEIDING: OPVOEDEN?
3
BEINVLOEDEN, MAG DAT? Een goede journalist schrijft goede stukken of maakt goede reportages. Wat dat is wisselt uiteraard, maar goede journalisten moeten zich vooral bij de feiten houden. Ze moeten hun eigen mening voor zich houden. Een politieke journalist zal niet vertellen op welke partij hij zelf stemt en een sportjournalist houdt voor zich of hij voor of tegen Ajax is. In de wetenschap geldt hetzelfde: een goede wetenschapper moet goed onderzoek doen en dat in zijn artikelen beschrijven. Economen en medici moeten onderzoeken hoe de economie en hoe ons lichaam feitelijk werken, ze worden niet als econoom of als dokter betaald om hun politieke voorkeur te verkopen. Deze tegenstelling tussen feiten en waarden is belangrijk in onze samenleving: de wereld van feiten en kennis is een andere wereld dan die van waarden en voorkeuren. Er is een groot verschil tussen is en zou moeten. Journalisten en wetenschappers moeten zich bij de feiten houden. Voor onderwijsgevenden en voor ouders geldt dat niet: wij zijn opvoeders en dragen waarden aan jongeren over. Wij hebben een dubbele rol: we moeten vertellen hoe de wereld in elkaar zit en we moeten ook waarschuwen voor gevaar en advies geven. Ik heb als leraar ook zo’n dubbelrol: ik leg dingen uit en draag bepaalde waarden uit. Ik probeer mijn leerlingen te stimuleren om serieus te studeren, ik adviseer ze bepaalde boeken te lezen en ik praat met ze over hun studiekeuze, over de vraag of een bepaalde opleiding wel bij hun kwaliteiten past. In die gesprekken draag ik waarden over, dat kan niet anders met mijn beroep. Vaak speelt ICT daar een rol in, soms een negatieve helaas. Ik wijs nu meer op gevaar dan in het verleden. Mijn zorg is de reden dat ik dit project ben gestart, ik stimuleer leerlingen na te denken over hun ICTgedrag en hoop dat ze daardoor goede gewoonten aannemen. REFLECTIE Jullie zijn die leerlingen aan wie ik waarden overdraag. Jullie horen van mij dat je boeken over dit of dat moet lezen, dat je serieus moet studeren, dat je aantekeningen moet maken bij lessen, dat je met computers niet dit en wel dat moet doen . . . Ouders en leraren komen met goedbedoelde adviezen, maar jij moet zelf beslissen wat je er mee gaat doen. In dit boekje gaan we praten over ICT en leren: wat is de invloed van ICT op jouw studeren? Ik zie bij leerlingen heel veel nuttig huis-tuin-en-keuken gebruik, ik zie prachtige dingen en ik zie verschrikkelijke dingen. Uit bezorgdheid laat ik jullie in deze lessenserie aan de hand van filosofen en wetenschappers serieus nadenken over wat jullie in ICT-land doen. Daartoe laat ik je digitale zelfportretten maken, beschrijvingen van wat jij doet in ICT-land. Mijn doel is om je sterker te maken. Doe er je voordeel mee. Bram Tenhaeff
4
LES 1 OPZET EN IDENTITEIT
MOPPERPOTTEN Het is van alle tijden. Jongeren experimenteren met nieuwe dingen en ouderen mopperen dat hun kinderen en kleinkinderen voor galg en rad opgroeien. Er is nog nooit een hele generatie naar de verdommenis gegaan en toch blijven ouderen dat roepen, altijd maar weer. Plato deed dat in de 5e eeuw voor Christus in Athene, ik roep het nu en tussen Plato en mij hebben heel wat andere volwassenen dat gedaan. Plato pleitte met harde taal voor een strenge, militaire opvoeding, ik zeg dat jullie gedrag met mobieltjes je klaar stoomt voor het gekkenhuis. Tja: opvoeders moeten met heftige teksten komen, anders wordt er niet naar ze geluisterd. NIEUWE SPEELTJES, . . . Jongeren doen graag nieuwe dingen, ze zijn gek op nieuwe speeltjes. De dingen die ze leuk vinden doen ze de hele dag en ze zoeken elkaar op om hun ervaringen te delen. Mode is iets van alle tijden, het is ook iets dat vooral bij jongeren hoort. Dat was al zo lang voor er reclame bestond, het is echt iets voor jongeren om met nieuwe dingen te experimenteren. Wat die nieuwe dingen zijn wisselt nogal. In de 17e eeuw was het tabak, rond 1620 kwam roken in de mode en jongeren van toen werden fanatieke rokers. De eerste generaties rokers waren allemaal jongeren en er was een sterk verzet van ouderen tegen die verderfelijke gewoonte. Twee generaties later, rond 1660, was roken in de hele Nederlandse samenleving gewoon. Van 1650 tot 2000 werd er in heel Nederland massaal gerookt, door jong en oud. Hollanders waren in het buitenland berucht vanwege hun fanatieke roken. Nu is het juist hip om niet te roken, pas na 400 jaar zijn de bordjes verhangen. Het patroon dat jongeren gretig op nieuwe dingen duiken en dat die langzaam in de samenleving doorsijpelen is van alle tijden. In mijn jeugd was het de geluidsinstallatie die iedereen begeerde en die we uiteindelijk allemaal op onze kamers kregen, in jullie jeugd zijn het de elektronische gadgets. Jullie werken je een slag in het rond bij de AH om het nieuwste van het nieuwste te kunnen kopen en velen van jullie hebben nu een woud aan elektronische apparaten: thuis in je kamer en veel van die dingen hangen zelfs aan je lijf. . . . , NIEUW GEMOPPER? Nieuwe speeltjes, nieuw gemopper. Ouderen maken zich nu zorgen over jullie tijdsbesteding. Zoals de ouders in de 17e eeuw klaagden over het roken van hun kinderen en zoals mijn ouders klaagden over onze muziek en ons oeverloze lezen van strips, zo klagen ouders nu over jullie manische ICT-gedrag. En, dat zal moeten je toegeven, dat gedrag is wel wat manisch! Psychologisch onderzoek laat zien dat jongeren in de gehele westerse wereld waanzinnig veel tijd aan moderne media besteden: als je alles optelt wordt er per dag door westerse kids van 12 tot 16 gemiddeld over het hele jaar bijna 6 uur per dag aan moderne media besteed. Maar je moet wel alles optellen: tv kijken, films kijken, kompjoeteren, gamen, sms’en en appen, actief zijn op sociale media, twitteren, enz. enz.. Dit onderzoek laat zien dat naast die 6 uur voor moderne media school slechts 4 uur per dag vraagt1). Na het 16e jaar zakt de tijdbesteding aan ICT sterk, maar verdwijnt niet. Dan worden ook jullie gewoner. Leraren, die dit onderzoeksresultaat horen, schrikken. Ik wel in elk geval. Vanaf het begin van mijn onderwijscarrière in 1980 heb ik met kinderen veel met computers gedaan. Ik was erg enthousiast over de mogelijkheden van computers in de les en heb leerlingen laten programmeren, tekenen, meten met computers en nog veel en veel meer. Na de brede verspreiding van het INTERNET en van allerlei soorten mobieltjes ben ik minder enthousiast. Ik organiseer nu lessen waarin ik leerlingen na laat denken over hun ICT-gedrag. Op conferenties zeg ik tegen collega’s dat we leerlingen minder moeten laten kom-pjoeteren, terwijl ik vroeger een echte gelover in ICT was. Ik zeg nu dat we met jullie moeten praten over wat je met ICT kan doen, dat wij in gesprek moeten over moderne media.
LES 1 OPZET
5
DIGITAAL ZELFPORTRET Bij dit boekje hoort een website, http://digitaalzelfportret.nl/. De site is voor leerlingen, voor ouders en collega’s op school en voor andere geïnteresseerden. Ik ben bezig met een onderzoek naar de vraag wat een goede omgang van jongeren met moderne media is. Op de site staat allerlei materiaal daarover en mijn bevindingen staan er ook. Geleidelijk aan zal de site voller worden. Nu staan er dingen over dit project, lesmateriaal voor jullie, recensies voor ouders en leerlingen van boeken en wat persoonlijke dingen, over mij. Ik interview leerlingen over hun omgang met moderne media. Die stukken komen – geanonimiseerd – op de site. Bij ons op school vertoont 15% van de leerlingen problematisch gedrag met moderne media (8,9% sociale media en 5,4% gamen)2). Met dat getal doen we het nog relatief goed: alle scholen in de omgeving zitten tegen de 20%. Maar het gaat wel om 1 op de 7 leerlingen: 4 leerlingen per klas met wie iets is! Ik heb niet de illusie dat wij die getallen met dit project omlaag kunnen krijgen. Ik heb wel de bedoeling om jullie sterker te maken door met jullie te filosoferen over jullie bezigheden met moderne media in de Apencultuur. APENCULTUUR De Apencultuur is mijn spottende benaming voor wat jullie met moderne media doen. Er zit in die benaming iets gemeens, maar er zit ook bewondering in. Het woord ‘’Apencultuur’’ verwijst naar het apestaartsymbool, @, dat alles met computers en internet te maken heeft. Ook verwijst het naar na-apen. Mijn verwijt is dat jullie allemaal de hele dag hetzelfde doen, in plaats van zelf iemand te zijn. Maar, er zit ook bewondering in: bewondering voor die stoute apen die eigen dingen doen en zich helemaal nergens wat van aan trekken. In jullie omgang met moderne media komt alles voor: zowel ongelooflijke stommiteiten als fantastische dingen. Als leraar heb ik van alles gezien. Ik heb kinderen verslaafd zien raken omdat ze 30 uur per week World of Warcraft speelden, ik heb kinderen gezien die bleven zitten omdat ze te veel films keken of spelletjes op hun PC deden, ik heb leerlingen mooie werkstukken bij Natuurkunde op hun PC zien maken en ik heb ze bedrijven op de laptop zien starten. Bij Superapen op de site staan voorbeelden van deze dingen, van leerlingen die op jonge leeftijd al echt bijzondere dingen met ICT doen. LEVENSKUNST Ik ben een filosoof en dit is een filosofisch boekje. In de filosofie wordt over van alles nagedacht: over nieuwe techniek, over opvoeden en zelfs over de vraag hoe je je leven moet inrichten. Al die dingen hebben met de Apencultuur te maken. ICT is nieuwe techniek die ongevraagd ons leven binnen dringt. Omdat jullie jongeren zo veel tijd met die technieken doorbrengen is er daardoor een heel nieuwe cultuur ontstaan en gaan opvoeders zich er mee bemoeien. De oude filosofische vraag wat nu eigenlijk het goede leven is heeft hier mee te maken: is het echt nodig zo veel met anderen te delen via sociale media of is dat juist een verrijking van ons leven? Je antwoord op die vraag heeft te maken met je idee over privacy en zeker ook met ideeën over hoe je in het leven staat, als individu of als lid van een groep, alleen of samen. In de moderne filosofie is de levenskunst een benadering die ideeën en theorieën van oude filosofen inzet om de vraag Hoe kan ik mijn leven verbeteren? te beantwoorden. De titel van een boek uit deze filosofische traditie is Het leven als kunstwerk, een mooie titel3). Veel filosofen hebben zich met deze vraag bezig gehouden – Socrates, Plato, Aristoteles, de ethische scholen uit de hellenistische periode, de christelijke filosofen en moderne denkers als Kierkegaard en Nietzsche. In de vorige eeuw, met de opkomst van Wetenschap & Techniek
6
LES 1 IDENTITEIT
lijkt deze benadering verdwenen. Maar is het zo gek om na te denken over de inrichting van je leven? Hoe je met techniek moet omgaan? Wat je moet delen met je medemens? In dit project gebruik ik de levenskunst benadering om jullie te laten nadenken over de Apencultuur. Daarom eerst wat aandacht voor Aristoteles en Plato via het begrip ‘identiteit’.
IDENTITEIT: WORDEN WIE JE BENT Aan de 1 klas van de middelbare school bewaar ik precies één scherpe herinnering. Meneer Weiss, mijn leraar geschiedenis, zei op een gegeven moment dat het op school niet om het leren ging. “Als dat zo was en als jullie altijd gewoon je werk zouden doen, dan duurde de middelbare school niet langer dan een jaar. Hooguit! Zo veel bijzonders leer je echt niet op school!” Dit zinnetje herinner ik me zo goed, omdat ik er toen als leerling niks van geloofde. Voor een jongetje van 12 jaar was dit een veel te moeilijke gedachte. Ik kon Weiss ook niet begrijpen toen hij zei dat vooral het worden wie je bent zo veel tijd zou kosten. Op school leer je Frans, Duits, Geschiedenis en Wis- en Natuurkunde, maar je verwerft je vooral een begin van een eigen identiteit, je wordt wie je bent. Het verwerven van je identiteit is een lang en ingewikkeld proces, dat vaak heel grillig verloopt. In het woord identiteit zit ‘identiek’, oftewel ‘gelijk aan’. Ik ben uiteindelijk leraar geworden en ben in zekere zin gelijk aan alle andere leraren. Als popmuzikant ben je een beetje gelijk aan de Stones en aan Amy Winehouse, als voetballer wordt je een beetje gelijk aan Ruud Gullit. Mijn identiteit als natuurkundeleraar en filosoof heb ik na een lang proces van vallen en opstaan verworven. Op school wilde ik eerst beroepsvoetballer worden. Van de eerste tot en met de vierde klas van de middelbare school was ik elke dag aan het voetballen (als zo veel jongens was ik nogal monomaan). Huiswerk deed ik niet, daar had ik echt geen tijd voor. En zo belandde ik, beginnend op niveau 9 in de 1e klas, op niveau 5 in de 4e klas. Mijn eerste rapport in de vierde telde 12 onvoldoendes: acht 5en en vier 4en. Toen was het crisis bij ons thuis, dat heb je wel eens op de middelbare school. Ik wilde per se niet blijven zitten en deed wat bijzonders: in jan ‘70 begon ik serieus mijn huiswerk te doen! Hoewel ik in de junioren 1 in de hoogste afdeling speelde liet ik het voetbal voor wat het was – ik had namelijk ook ontdekt dat ik nooit voetbalprof zou kunnen worden, omdat ik niet tegen het fysieke geweld kon. Op dat moment ontdekte ik, met vallen en opstaan, dat het bij mij paste om te leren en daardoor werd ik later leraar. De cijfers gingen weer naar het oude niveau en ik heb nooit meer een periode gehad waarin ik niet hard studeerde. Als het goed is ontdekt elke leerling op de middelbare school of kort daarna wie hij is, wat zijn identiteit is. Iedereen moet tenslotte iemand worden. Bij sommigen verloopt dat proces zo heftig dat er grote ruzies ontstaan en dat ze van school gestuurd worden, zo ging het bij mij. Bij anderen verloopt het proces geleidelijk en hebben ze niet eens door wat er allemaal wel niet gebeurt. Maar, het verwerven van je identiteit gaat niet van zelf. Nooit. Het kost een jaar of 10. Het gebeurt ruwweg van je 15e tot je 25ste, in de tijd dat je los komt van je vader en moeder en van het gezin waar je uit komt. Behalve een beroepsmatige identiteit zijn er ook andere items waarop je een eigen identiteit verwerft. Het beroep is het laatste deel van de identiteit die je verwerft. Op school spelen eerder andere dingen een rol: kleding, vriendschap, voorkeur voor muziekstijlen enz.. Al die dingen staan centraal in wat jullie in de Apencultuur met elkaar doen. Het verwerven van een identiteit, daar gaat het pas echt om: word je kakker of word je nerd, of word je misschien muziekfreak of een techniekjongen? e
LES 1 IDENTITEIT
7
KLEINE EN GROTE IDENTITEIT Het proces van identiteitsverwerving tussen je 15e en je 25e vindt overwegend buiten je gezin plaats, op je middelbare school en bij je opleiding daarna. Moderne psychologen zien de schooltijd als een wachttijd waarin niet veel hoeft, zeker niet zo veel als later, en waarin jullie een spel spelen waar uiteindelijk een volwassen iemand uitkomt. Iemand met een eigen identiteit: een leraar, een muzikant, een verpleger, topsporter of wat dan ook. Jij hebt waarschijnlijk het gevoel dat je op school heel veel te doen hebt, en dat is ook zo, maar wetenschappers leggen de nadruk op het niet hebben van allerlei verplichtingen. Aan die grote identiteit van een beroep die je uiteindelijk krijgt, gaan heel wat kleinere dingen vooraf. Op school zien we jullie rollenspel met kleding, met je uiterlijk, met muzikale voorkeuren, met sociale media, met vriendengroepen enz.. Wij zien jullie met dodelijke ernst het spel met al die kleine identiteiten spelen: vandaag is Daan hockeyjongen en even later is hij ineens toch weer muzikant, die in een bandje speelt. Als alle pubers kijkt Daan vaak in de spiegel en zorgt hij voor bij zijn rol passende kleding en kapsel: als hockeyjongen moet de scheiding recht zijn en als muzikant moet zijn haar in de war gebracht worden. Gelukkig is er wax om de boel in de goede vorm te houden. Dit kleine identiteitsspel van Daan en van alle pubers en jongvolwassenen leidt uiteindelijk tot zijn grote identiteit van . . . In jullie spel spelen moderne media een grote rol. De oprichters van sociale media als Facebook weten dat heel goed: op het gebied van muziek, kleding, uiterlijk en vriendschap kun je je daar behoorlijk uitleven. Je kunt je er honderden ‘vrienden’ aanmeten, die je wel of niet de foto’s van jezelf als hockeytiepje dan wel als muzikant laat zien. Nou ja, ik hoef jullie daar niks over te vertellen, ik hoop dat jullie mij daar wat over vertellen. In dit project gaan we over al die dingen praten. We gaan het hebben over de vrienden groepen waarin jullie zitten, over de soorten groepen die er zijn, over uiterlijke kenmerken van die groepen, over centrale waarden die er spelen, noem maar op. Jullie moeten hier over presentaties houden. Eén daarvan zal gaan over de soorten groepen: een tweetal moet een typologie van jongerengroepen maken. Een andere presentatie zal gaan over de ideeën over identiteit van een jonge filosofe, Stine Jensen. Dit project wordt afgesloten met een socratisch gesprek over vriendschap. Dat gesprek zal lang duren, 1,5 uur en zal gaan over de vraag wat vriendschap is. Jullie voeren dat gesprek, je leraar is alleen maar de gespreksleider. Wat is echte vriendschap, is er verschil tussen echte vriendschap en de verschillende vormen van digitale vriendschap die er zijn? Eerst nog maar even twee oude filosofen, Aristoteles en Plato. ARISTOTELES’ ETHIEK VAN GOEDE GEWOONTEN Aristoteles (384 – 321 voor Christus) was op alle gebieden van wetenschap en filosofie een van de eerste grote schrijvers. Anders dan zijn leermeester Plato was hij vooral natuurwetenschappelijk georiënteerd, Aristoteles was een wetenschapper die tal van zaken voor het eerst beschreven heeft (de verschijnselen van val en worp in de natuurkunde, monstruositeiten in de biologie en de verschillende regeringsvormen in de politieke theorie). In zijn filosofische werk is Aristoteles vooral beschrijvend georiënteerd. In zijn ethiek bepleit hij het belang van het aanleren van goede gewoonten. We moeten zulke gewoonten aannemen dat we goed of deugdzaam kunnen leven. Deugden zijn bij Aristoteles altijd het midden tussen twee extremen: een goed trekje of een deugd als ‘’moed’’ is het midden tussen ‘’lafheid’’ en ‘’overmoed’’. We moeten onze leerlingen ‘moedig’ maken door voorbeelden van laf gedrag en van overmoed af te straffen. Een goede trek als ‘’verstandigheid’’ is het midden tussen denkkracht en gevoel. We moeten onze leerlingen leren de juiste houding in te nemen door ze al te gevoelsmatig
8
LES 1 IDENTITEIT
handelen af te leren en ook door al te beredeneerd en kil handelen af te straffen. Aristoteles legt in zijn werk de nadruk op het belang van goede gewoontes. We moeten onze jongeren zo opvoeden dat ze vanzelf, zonder er over na te denken, de goede dingen gaan doen. Het is verleidelijk om in dit verband de vraag te stellen hoe Aristoteles zou aankijken tegen een gezelschap met jongeren, waarbij iedereen de hele tijd alleen maar op zijn eigen mobiel kijkt en waarbij ieder direct contact ontbreekt. Wat zou hij zeggen van jongeren die 6 uur per dag met hun I-Phones en PC bezig zijn? Het lijkt niet al te vreemd om te denken dat Aristoteles zou zeggen dat jongeren die zich al te uitbundig gedragen met hun I-Phones vooral hun gevoel achterna lopen. Ze denken niet na bij wat ze doen en hebben het gevoel dat het zonder mij gebeurt als ik nu niet antwoord. Waarschijnlijk zou hij ook zeggen dat het helemaal niet gebruiken van I-Phones in de moderne wereld niet goed is. Waarom zou je de voordelen op het gebied van communicatie van zulke apparaten aan je voorbij laten gaan, dat lijkt ook niet zo verstandig. Vroeger dacht ik dat Aristoteles met zijn filosofie van het deugdzame midden een oppervlakkige kletsmajoor was. Een slappe politicus die altijd voor de gulden middenweg kiest. Maar, denkend aan dit soort voorbeelden vind ik hem toch niet zo gek. Ik vind het ook niet raar om met jongeren van 12 tot 16 op het gebied van mobieltjes duidelijke afspraken te maken. Misschien is het dan wel heel goed om uit te komen op regels zoals (1) Tijdens de les mag je niet op je mobieltje kijken, en (2) Als je naar bed gaat moet je je mobiel beneden in de huiskamer laten liggen. Want die regels leiden tot een betere les en een rustiger nacht. Ik begrijp overigens heel goed dat je de regels schendt als je verliefd bent, maar daar gaat het nu niet over. Wat denk jij van zulke regels? Zijn ze goed voor jou, of zijn ze alleen maar goed voor je jongere broer?
PLATO EN HET BELANG VAN INZICHT Plato (427 - 347 voor Christus) was de eerste grote filosoof. Hij heeft een hele stapel prachtig dialogen geschreven, waarin zijn leermeester Socrates voorkomt, die met allerlei mensen gesprekken voert over filosofische onderwerpen. Plato had niet de beschrijvende wetenschap van Aristoteles voor ogen als hij dacht aan kennis, hij had het model van de wiskunde voor ogen. Bij Plato is de stelling van Pythagoras het voorbeeld par excellence van echte kennis. In het hoofdstuk Kennis of Mening? zul je Plato’s mythe van de grot leren kennen, waarin hij zelf op onnavolgbare wijze zijn idee wat kennis is uiteenzet. Plato is de man die het belang van inzicht benadrukt. Het goede doen gaat vanzelf als je inzicht in goed en kwaad hebt. Als je weet hoe de dingen in elkaar zitten kun je niet fout handelen. Het is erg verleidelijk deze ideeën van Plato toe te passen op de problemen die we in de Apencultuur tegen komen. Wat zou hij doen met de jongeren uit deze tijd die zo idioot veel achter hun apparaatjes aanlopen? Zou hij ze volledig vrijlaten zoals veel moderne ouders doen, met als effect dat er veel kinderen zullen zijn die 6 uur per dag gamen (of iets vergelijkbaar doms doen), of zou hij met strenge verbodsregels op het gebied van moderne media komen, zoals men op sommige strenge scholen doet? Plato zou geen van beide doen denk ik. Hij kent het belang van inzicht. Hij weet dat iemand die het goede inzicht heeft geen foute dingen doet. Plato zou met jullie in gesprek gaan over de vraag of de dingen die je met de moderne media doet ‘goed’ dan wel ‘slecht’’ voor je zijn. Dat is precies wat er in dit project gebeurt. We gaan in gesprek over de vraag wat aan de Apencultuur goed is voor jou, zodat jij de goede dingen doet.
LES 1 DIGITAAL ZELFPORTRET 1
9
Psychologisch onderzoek leert dat jongeren momenteel 6 uur per dag aan moderne media besteden: mobieltjes, i—Phones en i-pads, games, video en dvd en computers. We gaan jullie gedrag met moderne media in dit project bekijken. Dat gaat via presentaties over deelonderwerpen, door leerlingen geschreven stukken over hun eigen gedrag (praktische opdrachten) en gesprekken. Elke leerling gaat 6 kleine opstellen over zijn eigen gedrag met moderne media maken. De opstellen moeten concreet zijn – over eigen ervaringen gaan - en de bedoeling is vooral dat je je telkens afvraagt of je tevreden dan wel ontevreden bent over je eigen gedrag. Door jezelf de vraag te stellen of je wel de goede dingen doet en door daarover te praten ga je inzicht verwerven in wat er bij je past. Vandaag zijn er nog geen presentaties en begin je met het verzamelen van foto’s van je vrienden en je maakt een klein opstel. Daarna maak je elke week in de les een klein opstel over een deelvraag. Aan het eind van het project lever je een nette, gedrukte versie van jouw tekst in. Dat is dan jouw digitaal zelfportret en daar krijg je een cijfer voor. Je zit hier wel op school natuurlijk! Dat cijfer slaat op je tekst als opstel: staat het er goed, is het goed uitgelegd. Het cijfer gaat niet over de inhoud. Je krijgt je document vol rode strepen terug, commentaar van je leraar. Praat er met mensen over, doe er je voordeel mee!
OPDRACHT 1 MIJN VRIENDEN EN IK Ga eerst naar mijn site http://digitaalzelfportret.nl en haal daar het WORD-document DIGITAALZELFPORTRET van af. Dat document ga je invullen, je gaat er elke week een uur aan werken. Thuis moet je de opdracht afmaken. Bewaar je document op het schoolnet. Maak met jouw apparaatjes – met wat je al hebt of met wat je nog fotografeert - een fotogalerij van jouw sociale netwerk. Zo begint dit boekje met 6 hoofden: het sociale netwerk dat jij en je 5 beste vrienden en vriendinnen samen vormen. Verwijder de tekst van deze opdracht, zodat je alleen de 6 foto’s hebt en zet daar wat passends onder: een naam, een tekst . . . Denk eens na: moet je eerst toestemming vragen om de foto van een van je vrienden hier te plaatsen?
10
LES 1 DIGITAAL ZELFPORTRET 2
Onze leefwereld verandert voortdurend door de invoering van nieuwe apparaten. Een bizar incident zoals hieronder beschreven was 25 jaar geleden totaal ondenkbaar, nu maakt iedereen het dagelijks mee.
Ik fiets vaak naar school. Dat half uurtje door het Heilooer bos en door de polder verzet mijn zinnen op een prettige manier. Op de heenweg komt mijn dag een beetje op gang, op de terugweg overdenk ik de gebeurtenissen van de lesdag. Fietsen is goed voor oude mannen. Ooit kwam op zo’n fietstocht Eva me tegemoet, ook op de fiets. Ik moest grijnzen, want ze keek niet recht voor zich maar ze tuurde naar haar mobiel dat in haar rechterhand op haar stuur lag. Net op dat moment volgde ze bij mij de lessen over de Apencultuur, ik geloof dat ik daarom grijnsde. Toen we vlak bij elkaar waren zag Eva me ook en schrok ze geweldig. Een snelle ruk aan haar stuur voorkwam dat we tegen elkaar botsten en dat ze viel. We fietsten beiden gewoon door. De volgende dag ontmoette ik Eva op de trap op school. “Waarom schrok je zo, Eva?”, vroeg ik. “Was je bang voor een botsing of was je bang dat je mobieltje op de grond zou vallen?”. Nu begon Eva te lachen: “Wat denk je?” En door liep ze.
OPDRACHT 2 VERTOON IK OOK WEL EENS BIZAR GEDRAG? Door de invoering van mobieltjes, I-Phone en I-pads is onze leefwereld veranderd. Mensen zijn zich met zulke apparaten anders gaan gedragen dan ze dat vroeger deden, zonder die apparaten. Hierboven het verhaal van de mobiele beller op de fiets. Veel automobilisten zijn zo stom om al rijdend van achter het stuur toch nog even dat berichtje te versturen, heb ik ook wel eens gedaan moet ik bekennen. In de trein zie je vaak bizarre voorbeelden van mobiel bellen, bijvoorbeeld van mensen die hoorbaar voor de hele coupé een al te intiem persoonlijk gesprek voeren. Dit veel voorkomende feit heeft in de trein tot de invoering van stiltecoupés geleid. Schrijf een kort opstel MIJN BIZAR GEDRAG, over gedrag van jou met moderne media dat tot kritiek van iemand in jouw omgeving heeft geleid. Het opstel moet aan drie eisen voldoen: je moet jouw gedrag concreet en in detail beschrijven, je moet de kritiek precies beschrijven en je moet je eigen second thoughts weergeven (wat je er achteraf van denkt en of je dit gedrag nog vertoont).
LES 2 ONDERWIJS EN ICT
11
GELOVERS Bij de invoering van nieuwe technieken in onderwijs zijn er altijd gelovers, enthousiastelingen die telkens nieuwe mogelijkheden zien, en er zijn ook sceptici, mensen die niet geloven dat die nieuwe apparaten ook de hemel op aarde zullen brengen. Eerst maar de gelovers. In Nederland waren Veen , Boschma en Groen de meest opvallende enthousiastelingen, maar over de hele wereld zijn er in de onderwijskunde echte gelovers geweest. Vanaf 2005 maken ze ronkende teksten over jullie generatie en over jullie nieuwe manier van leren. Jullie zijn van de netgeneratie en jullie zijn door de aanwezigheid van computers en mobieltjes anders gaan leren dan je ouders en grootouders. De kenmerken van dat nieuwe leren die vaak genoemd worden bespreek ik hier kort4). Er zou sprake zijn van een nieuwe geletterdheid: jullie leren niet uit boeken maar met moderne media, jullie halen je informatie met je PC van het internet en met je mobieltje uit de netwerken waarop je aangesloten bent. Bij die nieuwe geletterdheid hoort een nieuwe taal, met nieuwe Engelstalige kreten en met heel wat afkortingen. Het zou gaan om groepsleren met nieuwe media, in plaats van individueel leren met boeken. Omdat jullie leerstijl anders dan die van je ouders zou zijn moeten er totaal andere leeromgevingen gecreëerd worden. Leren kan echt niet meer in klaslokalen met een busopstelling, de 3 rijen van 2x5=10 stoelen, waarin de kennis vanzelf van de leraar naar de leerlingen stroomt. Leren gaat in netwerken. Leerlingen zijn autonoom en zelfsturend, ze maken eigen keuzes en passen die keuzes aan als blijkt dat het niet goed gaat. In dit model zijn leraren geen docenten maar begeleiders. Wat opvalt, zeggen de enthousiastelingen, is dat er vaak sprake is van een inverse leeromgeving: leerlingen zijn zoveel beter thuis in ICT dat zij hun ouders en leraren lesgeven in plaats van andersom. Kroon op de ideeën van de enthousiastelingen is het multitasken. Jullie anders leren is zo apart, zo bijzonder, dat jullie 2, 3 of 4 dingen tegelijk doen: èn huiswerk maken, èn muziek luisteren èn appen èn mail beantwoorden. Te midden van een woud van apparaten zouden jullie leren terwijl je reageert op de piepjes en bliepjes die er op je af komen. SCEPTICI Sceptici zijn er ook genoeg geweest, mensen die niet denken dat leren verandert omdat er andere apparaatjes zijn. Keen, Spitzer en Carr hebben in het Nederlandse debat de meeste indruk gemaakt. Op mijn website heb ik hun boeken kort besproken. Dat leerlingen veel in groepen zitten en veel met apparaatjes spelen wil niet zeggen dat leren niet een sterke individuele component heeft: jij moet Franse woordjes leren, jij moet met jouw hand die wiskundesommen mak. Veel van het leren met moderne media heeft een veel te lage verwerkingsdiepte. Als je alleen maar met je hand over je I-Pad veegt beklijft het niet, de Franse woordjes die je moet leren. Als je ze goed wilt kennen moet je ze echt uitspreken, meestal een heleboel keer, moet je ze opschrijven en moet je jezelf herhaald testen. Als je wiskunde wilt leren moet je veel sommen opschrijven, pas daardoor leer je het. Wie een wiskunde proefwerk leert door alleen maar in een boek te bladeren en er mompelend in te kijken krijgt een vette onvoldoende. Dit inzicht zou je kunnen verwoorden met: leren doet zeer! In groepen leren is wel leuk, maar het individuele blokken en ploeteren hoort er gewoon bij. Leren is iets dat heel erg met je lichaam te maken heeft. In het woord begrijpen zit niet voor niets grijpen, je begrijpt soms iets pas als je het beet hebt gepakt, in je handen hebt gehad. Bij dat lichaam hoort ook je mond: pas in een gesprek bedenk je dat ene briljante ding, pas als je iets gezegd hebt – soms heel vaak herhaald, zoals vroeger bij het opzeggen van de tafels en bij het leren van woordjes – weet je het. De verwerkingsdiepte is pas goed genoeg als je de dingen met al je zintuigen tot je hebt genomen.
12
LES 2 ONDERWIJS EN ICT
Na de enthousiaste verhalen van de gelovers is mulititasken door psychologen onderzocht: is het wel waar dat de netgeneratie een nieuwe manier van leren heeft ontdekt, kun je echt alles tegelijk doen? Het antwoord op die vraag zal je niet verbazen: het is zeker waar dat jullie veel multitasken, maar het is niet waar dat je er beter door leert. Als je iets goed wilt leren moet je je er in je eentje op concentreren, moet je één ding te gelijk doen, moet je oefenen enz. enz.. Jammer maar helaas: leren doet zeer! Jullie multitasken wel veel met alle apparaten die er aan je lijf hangen, maar leren gaat er niet sneller door. Multitasken kost tijd: wie snel met zijn huiswerk klaar wil zijn moet de hele santenkraam aan apparaatjes uitdoen als hij aan het leren is.
Leren in een klas, met een leraar die op een bord goed uitlegt en met leerlingen die de uitleg in hun schrift opschrijven is al eeuwen een beproefde en succesvolle methode. Ik ken geen enkele reden om die succesvolle onderwijsvorm af te schaffen. Daarnaast zijn er ook andere beproefde en succesvolle methoden: je hebt het gestructureerd practicum, waar je in tweetallen werkt en met je handen leert, je hebt allerlei gespreksvormen, waar je zelf moet praten omdat je van praten – en gecorrigeerd worden – leert. Enz. enz.. NIEUWE DINGEN? En dan heb je ook nog computers en mobieltjes. Computers zijn nu 35 jaar in het onderwijs aanwezig. We hebben in die jaren tal van zinvolle lessen met computers leren maken. Dat je nu kunt tekstverwerken en dus je teksten kunt verbeteren is iets geweldigs: het is nu mogelijk om leerlingen zelf teksten te laten maken en die verbeteren tot er wat echt goeds ligt. Die onderwijsvorm wordt veel te weinig gebruikt Met het digitale zelfportret laat ik je voelen hoe nuttig dit kan zijn, vooral als je ook nog wat doet met de gemaakte teksten. Over meten met de computer, over modelleren, over het werken met allerlei applets bij de Bvakken en bij economie zou ik hetzelfde kunnen vertellen, over het stampen van woordjes: met moderne media is op school heel veel mogelijk. Maar, het gaat niet van zelf. Voor jullie doet leren zeer, voor ons leraren kost het heel wat zweet voor er goede lessen zijn. Kinderen in een lokaal zetten en ze zelf maar een beetje laten aan rommelen is in mijn ogen misdadig. Je kunt wel spreken van nieuwe leeromgevingen, maar in alle ernst spreken van inverse leeromgevingen is absurd. Ik leer veel van mijn leerlingen en ik geef ze een hoop. Onderwijs is een meester-gezel relatie: de leraar loopt een tijdje op met zijn leerlingen en al doende leren beide. Vooral de leerling, niks invers leren! Willen we mobieltjes en I-Phones ooit serieus gaan gebruiken in het onderwijs dan zal het daarvan moeten komen, van leraren die met jullie een tijdje samen oplopen, om te kijken wat voor nuttigs je met die dingen kunt doen. Ik heb al heel wat mooie natuurkunde apps van leerlingen gehad. Nu nog goede lessen er mee maken!
LES 2 PRESENTATIES IDENTITEIT
13
Bij mijn identiteit hoort dat ik vader ben (van 4 kinderen), Nederlander, leraar, filosoof die van het lezen van moeilijke boeken houdt en links. Die grote identiteit, die echt niet meer verandert, was er op mijn 30ste in potentie al. Daarvoor heb ik met allerlei verschillende kleine identiteiten gespeeld: met die van de bloed-fanatieke, slimme linkshalf bij het voetballen, die van liefhebber van Dylans ballades in de muziek, die van aanhanger van Marx en Che Guevara met die grote posters op mijn kamer, die van rotjongen met valse stukken in de schoolkrant en allerlei andere blaadjes en die van journalist in wording die jarenlang het faculteitsblad volschreef. Die jongen werd op een dag leraar: op mijn site heb ik beschreven hoe toevallig dat ging.
1 Stine Jensen en Rob Wijnberg, Dus ik ben (hfdst 0 t/m 4, 7 t/m 102) Dit is het boek waarmee de website en het tv-programma DUS IK BEN ontstond. Het gaat over identiteit, over verschillen daarin. Jullie moeten beiden de proloog lezen, en daarna elk twee van de eerste vier hoofdstukken doen. Houd daar een presentatie van 10 minuten over waarin de volgende vragen aan de orde komen: A Wat wordt er verstaan onder identiteit? B Wat zeggen Jensen en Wijnberg over de grote aandacht die er momenteel voor identiteit is? De titel DUS IK BEN verwijst naar een beroemde zin van René Descartes, Ik denk dus ik ben. C Bespreek de identiteiten die de schrijvers beschrijven bij de kreten Ik denk dus ik ben, Ik voel dus ik ben, Ik werk dus ik ben en Ik heet dus ik ben.
2
Kleren maken de man
Op scholen kiezen jongeren groepen uit waar bij ze willen horen, leerlingen uit peergroups hebben vaak dezelfde stijl kleren, ze houden van dezelfde muziek enz. enz.. Leerlingen kunnen kiezen uit verschillende soorten groepen, met wisselende namen als kakkers, hipster, Gothics, Skaters, Emo’s, Alto’s, R&B-ers, Hiphoppers enz.. Die groepen wisselen voortdurend: elke tijd heeft zijn eigen subculturen, elke school ook. A Maak een typologie van jeugdculturen zoals die nu in jouw omgeving bestaan: haal de namen en de typeringen uit je bronnen en beschrijf alleen die jeugdculturen die er nu op jouw school bestaan, gebruik jullie eigen taal. B Welke bronnen heb jij gebruikt waarin materiaal over de verschillende soorten jeugdculturen te vinden is? Ik heb de sites http://nl.wikipedia.org/wiki/Jeugdcultuur en http://mens-ensamenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel/78594-gothics-skatersemos-altos-rb-ers-hiphoppers-en-meer.html gevonden. C Welke kleding wordt er in de verschillende groepen gedragen, van welke muziek houden ze, welke waarden staan er centraal? Welke soorten beroepen passen er bij de verschillende groepen en welke niet?
14
LES 2 PRESENTATIES JONGEREN EN MEDIA
3 GENERATIE EINSTEIN (deel I,7 t/m 77) Dit boekje van de marketingonderzoekers Groen en Boschma is een bestseller geweest, het gaat over jongeren van nu en heeft de pakkende ondertitel ‘Sneller, slimmer, socialer.’ Al bijna 10 jaar geleden verscheen dit boekje over jullie generatie: kinderen die nooit zonder ICT hebben geleefd, die vanaf de eerste dag dat ze konden lezen even gingen googelen om iets op te zoeken en die altijd een mobieltje bij zich hebben. In dit boek – een slecht boek, dat ik je toch laat bespreken – worden kenmerken van jullie generatie beschreven. Houd een presentatie van 10 minuten, waarin je de volgende vragen bespreekt A Welke generaties worden er zoal onderscheiden en wat zijn de kenmerken ervan? B Hoe wordt jullie generatie beschreven, wat vind je daar van? C Jullie zouden anders leren dan andere generaties. Hoe, wat zijn de verschillen? D Op dit idee is veel kritiek gekomen. Zoek die kritiek op en bespreek deze. Zie mijn site.
4
DIGITALE DEMENTIE (hfdst 0 t/m 3, 11 t/m 90)
Manfred Spitzer is een Duitser die een naar boek over jullie heeft geschreven. Hij is arts, neuroloog, en hij zegt dat velen van jullie aan een ziekte leiden: digitale dementie. De naam voor die aandoening is in 2006 in Korea ontstaan, daar zag men in ziekenhuizen slimme jongeren die eenvoudige cognitieve taken niet konden, omdat ze zichzelf versuft hadden door absurd computergebruik. Houd een presentatie van 10 min waarin je het volgende bespreekt: A Bespreek de cijfers die Spitzer noemt over jongeren en hun mediagedrag. B Spitzer bespreekt het effect van gedrag op neuronen: gedrag dat ingeslepen wordt verandert neuronen. Hoe? Wat is de relevantie hiervoor voor intensief mediagedrag? C Spitzers centrale bezwaar tegen gebruik van ICT bij onderwijs verloopt via het begrip verwerkingsdiepte. Leg dat begrip uit en leg uit waarom hij zegt dat alle I-Pod- en laptopscholen gedoemd zijn te mislukken (volgens hem). D Zoek op wat Spitzer vindt van multitasken en van de stelling dat het er niet om gaat om dingen te weten maar om dingen te kunnen opzoeken.
5 BEELDSSCHERMKINDEREN (Ch 1, 2 en 6, 8-57, 152-186) Kinderen leren heel erg veel van televisie kijken en van computers. Patti Valkenburg, hoogleraar communicatiewetenschappen aan de UvA, heeft de moderne theorieën hierover op een rijtje gezet. Houd een presentatie van 10 minuten over de hoofdstukken 1, 2 en 6 van haar boek. Lees beide hoofdstuk 1, dan doet de één hfdst 2, De ontwikkeling van het kind tot mediaconsument, en de ander hfdst 6, Interactieve Media. A Welke visies op kinderen en media worden er besproken en welke theorieën zijn hier over opgesteld in de verschillende vakgebieden? B Beschrijf de verschillende fasen waarin het lagere school kind mediaconsument wordt. C Vertel wat Patti Valkenburg over de interactieve media te zeggen heeft en vertel wat volgens haar de fysieke, cognitieve, emotionele en sociale gevolgen daarvan zijn.
LES 2 DIGITAALZELFPORTRET 3
OPDRACHT 3
15
ICT EN IK
De bedoeling van deze opdracht is dat je gaat nadenken over de vraag wat jij zoal doet met moderne media: met je mobiel, met je I-Phone, met de tv, met je PC enz. enz.. Je moet schatten hoeveel tijd je per dag gemiddeld aan diverse ICT-activiteiten besteedt en je moet een opstel daarover schrijven. A Hieronder staat een tabel waarin je moet aangeven wat je zoal doet met moderne media en hoeveel tijd je er aan besteedt. Schat wat je gemiddeld per dag doet en vul dat in. Maak de tabel af: bereken de totale tijd die jij aan moderne media besteedt.
APPARAAT Mobiel Laptop Schoolcomputer tv console huistelefoon
ACTIVITEIT Appen 60 apps PO Natuurkunde maken Opstel schrijven Serie kijken Game spelen Kletsen
TIJD (u) 1 1,5 0,5 0,5 2 0,5 Totaal bestede tijd 6
B Schrijf vervolgens een opstel over wat jij zoal met moderne media doet. Beschrijf de ICTdingen die doet met duidelijke voorbeelden en geef aan of je tevreden en dan wel ontevreden bent over wat je zoal doet. Ga niet alles wat je doet heel erg uitgebreid beschrijven, dan wordt je tekst gauw heel vervelend. Beschrijf liever in 1 of 2 concrete voorbeelden wat je zoal doet. C Vind je dat je je eigen PC-gebruik onder controle hebt? Wat zou er eigenlijk aan jouw gedrag moeten veranderen? Lukt dat, of lukt dat niet? Waarom? D De geplande lengte van je stuk is 2 A4-tjes, je mag er plaatjes bij plakken, foto’s of grappige dingen van het INTERNET. Verwijder de tekst van deze opdracht als je klaar bent, zodat alles keurig op 2 A4tjes past. Zorg dat je pagina er netjes uitziet, plaats eventueel kopjes om de boel te verduidelijken.
16
LES 3 VRIJ OF GEDWONGEN
PUBERS EN HUN APPARAATJES: DWANG OF VRIJHEID? Als ik denk aan wat mijn kinderen en mijn leerlingen met hun gadgets dan zie ik heel erg veel normaal huis-tuin-en-keuken gebruik: even op de I-pad een telefoonnummer opzoeken, op je IPhone kijken wat je rooster is, even een foto maken van wat bijzonders, een appje naar je moeder sturen omdat ze je van school zou komen halen, even op Facebook kijken hoe het met X is, en met Y en met . . . enz.. Na 10 jaar zijn de gadgets echt ingeburgerd, ook ik kan niet meer zonder. De grappen die Fokke & Sukke in hun cartoons maken slaan niet alleen op mijn kinderen en leerlingen, ze slaan net zo vaak op mij. Maar, ik zie ook dingen die ik bizar vind. De blik waarmee mijn dochter naar haar I-Phone kijkt vind ik vaak net te intens. Het zwijgend met een gezelschap jongeren aan tafel zitten waarbij iedereen naar zijn eigen mobieltje staart en het eindeloze maken van selfies irriteren me. De aantallen appjes die pubers per dag ontvangen lijken me ook absurd hoog. Het gebliep in de klas, met al die handen onder tafel, maken dat ik in mijn lokaal een zodanige opstelling heb gekozen dat ik van uit mijn plaats voor het bord onder alle tafels kan kijken, en dat ik alle I-Phones kan zien. Iedereen weet wat er is als ik met mijn vingers knip: I-Phone weg of . . . Bij veel van deze situaties doet zich de vraag voor of de leerlingen wel vrij zijn als ze met hun gadgets spelen. Wies lijkt erg enthousiast als ze naar haar I-Phone kijkt. Ze heeft in elk geval het gevoel dat ze daar zelf vrij voor kiest, ze heeft de illusie van vrijheid. En leerlingen dan, die ruim 25 appjes per les ontvangen, lezen en beantwoorden. Zijn die vrij, of vallen ze voor de slimme dwang die er door de ontwerpers Google, Microsoft en Apple in hun apparaten is gestopt? Hoe werkt die dwang eigenlijk, hoe kunnen ze mij nou bij Google dwingen iets te doen wat ik niet wil? Het gedrag van pubers met moderne media roept vragen op over vrijheid en dwang. Dat geldt niet alleen bij mij - omdat ik geschoold ben als filosoof en dus overal filosofische problemen zie - maar voor iedereen die hier serieus naar kijkt. NATUURWETTEN VERSUS REGELS Hoe werkt dwang? Hoe kunnen mensen door apparaten gedwongen worden? Je kunt ze toch ook uitzetten of weggooien? Er zijn in eerste instantie twee verschillende vormen van dwang, er is dwang van natuurwetten en er is dwang van menselijke normen of afgesproken regels. Later zal ik nog een nieuwe vorm van dwang bespreken, zelfdwang. Dat is een vorm van dwang die ik bepleiten zal. Eerst natuurwetten. Een mobieltje die ik van een leerling afpak en – per ongeluk natuurlijk5)! – op de grond laat vallen heeft geen keuze: door de wetten van de zwaartekracht gaat het mobieltje steeds sneller omlaag en bij botsing met de grond wordt het glazen scherm vernietigd, evenals de harde schijf. Van natuurwetten gaat dwang uit, soms een heel harde dwang, bij de valwetten, soms zachtere dwang, bij psychologische wetten. Neem mij bijvoorbeeld, iemand die trots zegt dat links zijn tot zijn identiteit behoort. Is dat mijn eigen, vrije keuze of zit er dwang in? Ik heb het nog niet met jullie over mijn vader gehad, een lieve man, maar ook ‘n rechtse bal met wie ik veel gestreden heb. Je kent misschien de psychologische wet dat pubers zich tegen hun ouders afzetten: is het dan niet eenvoudig te bewijzen dat ik wel links moest worden? Ik had geen keuze, ik heb alleen maar de illusie van vrijheid dat ik gekozen heb voor een linkse identiteit. Behalve dwang door natuurwetten – uit de biologie, psychologie en sociologie – is er ook een dwang door menselijke regels. Als mensen in groepen samenleven zijn er regels. Op school mag je bijvoorbeeld tijdens de les niet op je mobieltje kijken, als ik dat zie corrigeer ik je. Die regel is afgesproken op school. De schoolleiding heeft erover vergaderd, de MR heeft ingestemd en ik moet de regel uitvoeren. Jullie weten dat en je voelt je gedwongen je mobiel op de trilstand te zetten en het apparaat alleen onder tafel te bekijken. Als ik er dan nog wat van zeg voelen jullie gedwongen je I-Phone met een diepe zucht weg te doen.
LES 3 VRIJ OF GEDWONGEN
17
SKINNER: BIJGELOOF BIJ DE DUIF De belangrijkste psychologische wet waar jullie in de Apencultuur last van hebben gaat over het bekrachtigen van gedrag. Om dat te snappen gaan we op bezoek bij Burrhus Frederic Skinner. Skinner was één van de grootste psychologen uit de 20ste eeuw, hij is de ontwerper van het behaviorisme en hij was goed in het trainen van dieren – in zijn doolhoven – en van leerlingen – met leermachines. Skinner’s basisidee is dat gedrag dat beloond wordt meer kans heeft herhaald te worden dan gedrag dat niet beloond wordt. Dat belonen of bekrachtigen van gedrag deed hij bij dieren door ze lekker voedsel te geven en bij leerlingen door ze te complimenteren. Skinner was een groot schrijver en een geweldig docent. Eén van zijn mooiste trucs is de lezing Bijgeloof bij de Duif. Skinner legde daarin zijn principes van conditioneren en trainen uit door een uitgehongerde duif in een kooi mee te nemen. “Kijk, dit is een uitgehongerde duif, 25% gewichtsverlies!”, zo begon Skinner zijn lezing, “Niks aan de hand met het beestje, niet? En daar zit het bakje waaruit de duif lekkere korrels kan pikken. Hij heeft honger zoals ik al zei.” Daarna legde Skinner een doek over de kooi en begon hij met zijn uitleg. Na een half uur, aan het eind van de lezing, werd de doek weer opgetild. Altijd, na elke lezing, vertoonde de duif bizar gedrag: òf de linkervleugel òf een poot werd herhaaldelijk en manisch opgetild. Elk publiek was verbijsterd over het gedrag van die duiven. Skinners verklaring: elke keer dat de duif een korreltje pikt wordt er toevallig gedrag bekrachtigd, en zo wordt een kleine pootbeweging een heel gestamp en een miniscule vleugelbeweging een fiks gewapper.” Tegen leerlingen zeg ik: “Jullie zijn dieren en jullie gedrag met moderne media wordt de hele dag bekrachtigd door bliepjes en kleurtjes. Google en Apple hebben legers psychologen in dienst om er voor te zorgen dat jullie doen wat zij willen. Jullie zijn de duif! Welk bizar gedrag vertonen jullie, door de dwang van al die psychologen?”. De presentaties van vandaag zullen over bekrachtigen gaan, over de manier waarop Apple en Google slimme dwang op jullie uitoefenen. Je bent lang niet zo vrij als jij wel denkt. DETERMINISME OF KEUZEVRIJHEID De vraag of de mens vrij is of dat hij gedwongen wordt door allerlei - hem meest onbekende wetten is een oud filosofisch probleem. Ik heb hierboven de positie van het determinisme toegepast op identiteitsvorming en op jullie gedrag met moderne media: ik heb niet zelf gekozen links te zijn maar ben gedetermineerd door mijn verhouding met mijn rechtse vader, jullie zijn de hele dag bezig met je gadgets omdat Google jullie gedrag met slimme piepjes bekrachtigt opdat jullie brave consumenten van een eindeloze reeks reclame boodschappen worden (waar Google weer geld mee verdient) enz.. Als menselijk gedrag gedermineerd is, als het afhankelijk is van natuurwetten – van welke aard dan ook – dan is er geen keuzevrijheid: dan is mijn keuze om links te zijn een illusie en dan is jouw gevoel van vrijheid als je appt net zo’n illusie. Als dit zo is dan maken Apple en Google beestjes van jullie, die een slaaf zijn van hun apparaten en dan hebben al die ouwe zeurpieten gelijk die klagen over jullie Apencultuur. De illusie van vrijheid is iets heel sterks. Wij hebben allemaal het gevoel dat wij het zijn die onze eigen keuzes maken. Maar soms hoor of lees je dingen waarvan je schrikt. We kunnen nu al een jaar of 20 hersenscans maken, dan zien we hersenactiviteit terwijl mensen dingen doen, terwijl ze beslissingen nemen bijvoorbeeld. Een schokkende reeks experimenten toonde aan dat ruim voor er beslissingen genomen worden om die Mars wel of niet op te peuzelen er in de hersenen al te zien is wat de uitkomst van de beslissing is: het genotscentrum in de hersenen geeft namelijk 0,7 sec voor de uitkomst al aan of ik de Mars wel of niet zal opeten!
18
LES 3 VRIJ OF GEDWONGEN
Wat nou keuzevrijheid: terwijl ik nog denk te beslissen ligt er via de natuur- en scheikunde in mijn hersenen al lang al vast wat er gebeurt! Je bewustzijn is een babbelbox, mensen laten zich in de luren leggen door de illusie van keuzevrijheid. Ap Dijksterhuis, prof. psychologie in Nijmegen, heeft met De vrije wil bestaat niet een indringend boek geschreven waarin hij de vloer aanveegt met deze illusie. Het boek is prachtig, maar er zijn ook andere posities. LEVENKUNST: DE PLICHT WAT VAN JE LEVEN TE MAKEN De filosoof Peter Bieri, een groot schrijver, schetst in Het Handwerk van de Vrijheid een heel andere positie. Het is een dik boek, dat uit drie delen bestaat. Eerst schetst hij het determinisme, zoals ik dat hierboven deed maar dan veel beter en veel uitgebreider. Dan schetst hij de positie van keuzevrijheid. En tot slot komt er een verrassend derde deel. Ik vat zijn werk kort samen. Peter Bieri begint bij de illusie van vrijheid die wij als actor hebben. Als actor: wij zijn de acteur die in ons eigen leven de beslissing neemt: jij moet beslissen of je vanmiddag wel of niet je huiswerk gaat doen, of je wel of niet je stuk in het digitaal zelfportret over dwang gaat afmaken. Natuurlijk zijn er mensen die niet vrij zijn om te kiezen en zijn er situaties waarin je gedwongen wordt. Bieri schetst verschillende mogelijkheden van dwang in stukken met als titel de windvaan, die met alle winden meewaait en altijd doet wat het eerste voorbij komt, of de denker, die maar door en door blijft denken en nooit tot een beslissing komt. Door die manier van beschrijven laat hij zien dat gedetermineerd zijn een bijzonder geval is. Dat we in ons leven onze ook eigen keuzes kunnen en moeten maken. Ik vat Bieri heel kort samen, maar hier komt het op neer. Bieri kiest tegen determinisme en voor keuzevrijheid omdat hij voor het leven is. De discussie determinisme of keuze- vrijheid loopt bij hem uit op een lang pleidooi dat het de plicht van ons allen is om wat van ons leven te maken. We moeten geen domme, foute keuzes maken, maar wat spannends van ons eigen leven maken. Er zijn meer levenskunstenaars. In Nederland hebben we Joep Dohmen, die enige jaren geleden het filosofisch essay van de maand Het leven als kunstwerk schreef. Je kunt het bij mij bestuderen voor je profielwerkstuk. STATUS VAN REGELS: PLEIDOOI VOOR ZELFDWANG Ouders en onderwijsgevenden worstelen met hun reactie op jullie gedrag in de Apencultuur. Wij ouderen hebben vaak geen idee meer wat goede regels zijn omdat jullie leefwereld zo dramatisch verschilt van de onze. Twee fouten worden er vaak gemaakt. Eerst de autoritaire strategie. In de kramp van het verbieden vaardigen sommige scholen te strenge regels uit, die niet te handhaven zijn. Die reactie is dom: als scholen hun leerlingen verbieden tijdens de les de I-Phone te bekijken hebben ze weinig succes, vooral niet als op dat apparaat ook het dagrooster met uitgevallen lessen te zien is. Dan de anti-autoritaire strategie. Gedreven door de tijdgeest van klant-vriendelijkheid vinden andere scholen alles goed en zorgen ze zelfs voor WIFI voor alle leerlingen! Die reactie is gevaarlijk: het komt voor dat leerlingen dan per les 25 appjes binnen krijgen, zodat ze een groot deel van de les heel wat anders doen dan zou moeten. Eindeloos veel beter is de strategie van afgedwongen instemming. Ouders en scholen moeten met kinderen in gesprek over de vraag wat goede regels zijn, afspraken maken en die regels vervolgens handhaven. In dat gesprek moeten leerlingen wel wat te zeggen hebben, anders werkt het niet. Ouders thuis zouden kunnen praten of het niet een goede regel is ’s avonds voor het slapen gaan het mobiel beneden neer te leggen, zodat je niet de hele nacht gaat appen met je vriendinnetje. Bij scholen geldt iets soortgelijks voor het gebruik van mobieltjes in de les. Pas handhaven na afgedwongen instemming! Voordeel van deze strategie is dat het leidt tot goede gewoontevorming bij leerlingen, daar is iedereen bij gebaat. Zelfdwang is eindeloos veel beter dan welke andere strategie ook.
LES 3 PRESENTATIES VRIJ OF GEDWONGEN
19
6 BURRHUS F SKINNER, BIJGELOOF BIJ DE DUIF & LEERMACHINES (Over gedrag 2:46-73 en 4:92-98) Skinner was een groot schrijver, een groot knutselaar en een van de beste leerpsychologen van de 20ste eeuw. Zijn werk is goed te lezen voor vierde klassers: het is helder en eenvoudig te begrijpen, zeker in vertaling. Houd een presentatie van 10 minuten over de volgende drie vragen: A Wat voor leermachines ontwierp Skinner (laat foto’s zien) Welke bekrachtigers zaten er in? Welke resultaten behaalde hij met zijn machines, waar werden ze voor ingezet? Heb je wel eens een e-module gedaan? Wat vond je daarvan? Geloof je in e-learnen? B Vertel het verhaal van bijgeloof van de duif. Leg uit wat het ons leert in verband met jullie gedrag met moderne media. Ga ook in op de vraag of jij denkt volledig vrij te zijn achter je PC en achter je I-Phone. C Mijn ervaring is dat jongens veel minder onder de indruk zijn van deze problematiek dan meisjes: hoe zou dat komen? 7 NICHOLAS CARR, HET ONDIEPE: DE KERK VAN GOOGLE (hfdst 8, 196-226) Carr is een briljante journalist die al ruim twee decennia de discussies over ICT domineert. Hij heeft eerder met Does IT matter en met The Switch diepe indruk gemaakt, en met Het Ondiepe heeft hij die eerdere boeken nog heel ver overtroffen. Ik heb dit boek door tientallen leerlingen laten lezen, als profielwerkstuk of als herprofilering van ANW en NLT. Velen waren onder de indruk. Houd een presentatie van 10 minuten waarin je 3 dingen doet: A Vertel wat er in hoofdstuk 8 staat. B Leg uit welke methoden van slimme dwang Google hanteert. C Ben jij gevoelig voor die slimme dwang? Hoe weet je dat, waarom (niet)?
20
LES 3 DIGITAALZELFPORTRET VRIJ OF GEDWONGEN
OPDRACHT 4 VRIJ OF GEDWONGEN Computerspelletjes en websites zijn zo ontworpen dat jij als gebruiker doet wat de ontwerpers willen. Er zitten allerlei verleidende, soms verslavende trucs in het ontwerp van dit soort software. Denk maar eens na over het voorbeeld van de duif van Skinner. Ben jij altijd vrij in de keuzes die jij achter de computer maakt, heb je helemaal geen last van de slimme dwang die er wordt georganiseerd? Heb jij last van verslavende elementen in je omgang met computers? Doe jij wel eens dingen die je niet wilt door die dwang? Ik wel: als ik TETRIS speelde ging ik altijd te lang door, ik vond het zo fijn dat ik handig was in het draaien van die kubusjes, dat ik echt te lang doorspeelde. Schrijf in je digitaal zelfportret een stuk van 2 A4tjes waarin je onderstaande vragen beantwoordt. A Wat zijn de bekrachtigers, dwz hoe bekrachtigen je I-Phone en Google gedrag van jou dat door die bedrijven gewenst is? B Zoek voorbeelden van gedrag dat jij op je I-Phone en achter de PC vertoont waar slimme dwang in zit en beschrijf één voorbeeld concreet en in detail. C Zoek voorbeelden van gedrag dat jij vertoont dat absoluut vrij is en beschrijf één voorbeeld daarvan, ook weer concreet en in detail. D Hierboven staat mijn pleidooi voor afgedwongen instemming en het gebruik van zelfdwang, we spraken er in de les over. Beschrijf hoe die dingen bij jullie thuis gaan en hoe je zou willen dat ze gaan. E Ben je tevreden over de manier waarop je je keuzes maakt met moderne media als het gaat om je keuzevrijheid? Zijn er dingen te verbeteren? Schrijf een goed voornemen op.
LES 4 SAMEN OF ALLEEN?
21
Op sociale media is er sprake van een enorme hoeveelheid activiteiten die te maken hebben met de verhouding individu-groep. Enerzijds zijn groepen de vriendengroepen die jullie zo goed kennen, in dat geval gaat het om al die losse vriendschappen waarbij iemand zomaar 243 vrienden of volgers kan hebben en om het wonderlijke begrip ‘liken’. Anderzijds zijn groepen soms instituties, bedrijven en overheden, dan gaat het om het privacy-begrip en de rechten van individuen. Laten we maar onschuldig beginnen, klein en thuis, met discussies over samen of alleen. Die privacy komt vanzelf. CATFISHING Toen mijn jongste twee kinderen het internet ontdekten, en de sociale media, ontstonden er gesprekken over vriendschap Zij hadden veel vrienden en ik weinig, dat viel ze wel op En, ik deed veel dingen alleen. Vooral lezen. Dat zagen ze me altijd doen. Mijn jongste zoon Galeyn zei vaak tegen me dat ik een loser ben, omdat ik altijd maar alleen in een boek zat te lezen. Hij was ten minste samen met zijn vrienden, op Facebook en andere sociale media. Ik moest lachen, en zei dat het misschien wel andersom was. “Als ik lees,” zei ik, “ben ik samen met de schrijver van dit boek. Die heeft speciaal voor mij zijn diepste gedachten over dit onderwerp opgeschreven. Lezen is een diep sociale activiteit, zonder anderen kan ik niet lezen. Of dat facebooken wel zo sociaal is weet ik nog zo net niet.” zei ik. “Jij doet je op je PC voor alsof je zus en zo bent: maar hoe vaak doe je je anders voor dan je bent en hoe vaak zit er aan de andere kant van de lijn heel iemand anders dan jij denkt?”. Eén van de voordelen van al die ervaringen is dat jongeren in dit opzicht wereldwijzer zijn dan wij vroeger. Moderne leerlingen weten donders goed hoe ze met digitale media belazerd kunnen worden. Ze vertellen graag verhalen over catfishing, over mensen die zich op het net als een ander voordoen en wat er dan zoal gebeuren kan. Ik heb ook zo'n verhaal, een vrolijk verhaal. We moeten in het onderwijs niet altijd over problemen zeuren, lachen is leuk! Jarenlang wilde ik niet meedoen met sociale media. "Ik ben meer van de asociale media!", placht ik te zeggen om leerlingen die er over begonnen op afstand te houden. En toen ben ik vreselijk te pakken genomen door Galeyn en Wies, mijn jongste twee kinderen, . . .Zij openden jaren geleden een HYVES pagina als mij, als hun vader. Die pagina begon met een foto waarin ik in een rose polo in mijn stoel zit. Onder die foto stond hadden ze de vreemde tekst "Ik heb jeuk!" geplaatst, verwijzend naar mijn handen die op mijn schoot rustten. Beginnend met die grove grap hebben mijn twee jongste kinderen als Bram Tenhaeff een maand lang teksten de wereld in gestuurd. Ze hebben enorm hun best gedaan om typische Bramteksten te versturen en slaagden in hun opzet: er was niemand die ze ontmaskerde! Zelfs hun oudere zus en broer hadden het niet door, die dachten met mij teksten uit te wisselen, maar communiceerden met hun jongere broer of zus. Ik kreeg complimenten van tal van mensen. "Goh, wat goed dat jij ook op HYVES zit!" Ik begreep niks van die opmerkingen en besteedde er geen aandacht aan. Na een maand van veel gegiechel hielden Wies en Galeyn er tevreden mee op: ze biechtten op hoe iedereen belazerd was en zeiden dat het nu wel leuk was geweest. WAT IS VRIENDSCHAP? Van het practicum vriendschap op sociale media leren jullie ongetwijfeld veel. Het rollenspel met kleine identiteit wordt op sociale media met grote intensiteit gespeeld. Er is helemaal niemand die daar wat tegen kan hebben, kinderen in onze samenleving hebben altijd rollenspelen rondom vriendschap gespeeld. Het enige waar ik vaak met mijn kinderen en leerlingen over praat is de waarde van vriendschap: door de grote aantallen vrienden en volgers en door het liken lijkt vriendschap te verdunnen, iets oppervlakkigs te worden. Leerlingen zijn verbaasd als ik zeg maar één vriend aan de middelbare school te hebben overgehouden. Zij kunnen zich dat niet voorstellen. “Maar één vriend over. Goh, wat zielig!”
22
LES 4 SAMEN OF ALLEEN?
De filosofe Stine Jensen schrijft veel over sociale media en over vriendschap. Ze heeft haar echtgenoot op Facebook leren kennen, ze heeft een facebook baby waar ze enthousiast foto’s van laat zien in haar boeken, maar ze heeft uiteindelijk haar profiel van Facebook af gehaald. Zij zegt dat vriendschap je intiem kapitaal is, dat de intimiteiten die mensen in hun vriendschappen willen uitwisselen te belangrijk zijn om zo maar via Facebook te verkwanselen. Vandaag zullen twee leerlingen haar verhaal in hun presentatie vertellen en dat ook becommentariëren. De historicus Luuc Kooijmans heeft onder de titel Vriendschap een boek geschreven over sociale relaties in de 17e eeuw. Door een stom toeval had hij het zogenaamde familieboek van de Antwerpse familie van der Meulen in handen gekregen: een folioschrift met harde kaft waarin twee eeuwen lang alles op het gebied van sociale relaties uit die familie is bijgehouden. Luuc Kooijmans boek is van een grote rijkdom, ik heb er weken van gesmuld. Als er bezoek kwam, eters, dan werd in het familieboek genoteerd wie er kwam en wat de zogenaamde pillegiften waren, de cadeaus die men meenam. Die boekhouding liet pijnlijk duidelijk zien dat voor 17 e eeuwers vriendschap heel wat anders was dan voor ons. Je vrienden waren niet je intiem kapitaal, met wie je intieme verhalen uitwisselde, ze vormden je sociaal kapitaal: het waren de mensen die voor je zorgden als dat nodig was. In onze tijden van sociale verzekeringen en uitkeringen zijn vrienden niet meer nodig om ons te onderhouden als het tegenzit. We doen nu andere dingen met ze, intimiteiten uitwisselen. In het socratisch gesprek aan het eind van deze lessenserie komt de vraag aan de orde wat voor jullie vriendschap is. Bij de meeste groepen die ik had kwam vriendschap meer in de richting van intiem dan van sociaal kapitaal. We zullen zien hoe dat bij jullie is. HET MODERNE PRIVACY BEGRIP: WARREN & BRANDEIS In de 17 eeuw was er nog geen privacy: je behoorde tot een familie of een clan en de vader schreef alles in het familieboek. Jij hebt als lid van zo’n familie niks te zeggen over wat er met die informatie gebeurt. Luuc Kooijmans noemt sterke voorbeelden van dingen die er bij e van der Meulens thuis in het grote boek genoteerd werden. Met het ontstaan van de moderne samenleving, de staat sinds de Franse Revolutie die haar burgers vrijheden garandeert, ontstond het idee van privacy. Het begon met een rel: de foto van een klant van advocaat Brandeis werd zo maar in een krant gedrukt, met een naar verhaal erbij. De rel hierover leidde tot het privacy-begrip: privacy is het recht alleen te worden gelaten, the right to be left alone. Dat is het moderne privacy-begrip, er moet altijd een privé sfeer zijn waarin je je kunt terugtrekken. In alle beschaafde landen van de wereld wordt dit privacy-begrip gehanteerd. Er is in al die landen een Privacywet, waarin één en ander precies geregeld wordt en er is in al die landen een Wet op de Persoons Registraties (WPR). Zo is het ook in Nederland. Sinds de jaren 70 hebben we die twee wetten: de privacywet bepaalt wat er mag en de WPR geeft rechten aan mensen die geregistreerd worden en stelt eisen aan registraties. Laten we MAGISTER bekijken, de enorme databank waar gegevens van jullie in staan. Jullie hebben inzage- en correctierecht met betrekking tot de cijfers in die MAGISTER staan: als ik foute cijfers invoer dan zie je dat (inzagerecht) en dan kun je om wijziging verzoeken (correctierecht). Van deze rechten maken jullie zo uitbundig gebruik dat ik me niet kan voorstellen dat je de dingen die ik hier opschrijf niet zou kunnen snappen. Maar dan nu de problematiek van big data. De regels waaraan databanken moeten voldoen zijn versoepeld: was het aanvankelijk zo dat een databank of een persoonsregistratie altijd een duidelijk doel had en dat toegang tot die data door derden altijd van dat doel werd afgeleid, nu zijn we soepeler geworden. Nu mogen – onder voorwaarden - bestanden worden e
Les 4 SAMEN OF ALLEEN?
23
gekoppeld. Eén en ander betekent bijvoorbeeld dat de belastingdienst kan zien wie er een uitkering heeft. Doel is om fraude te voorkomen. Is toch niet erg: koppeling? De huidige wereld van de big data zou zonder het loslaten van de koppeling van doel en toegang tot registraties niet mogelijk zijn. Google verhandelt de gegevens over gebruikers, die gegevens zijn haar grote inkomstenbron. Als het doel van de registraties van Google alleen maar zou mogen zijn om jou van informatie te voorzien en als informatie niet verhandeld zou mogen worden aan derden, dan zou het bedrijf geen cent kunnen verdienen. Het is de verhandelbaarheid van data en meta data die bedrijven als Google geld oplevert. PRIVACY BEGRIP OPGEREKT: IS DAT ERG? Tja, als je niks raars doet, als je geen misdaden begaat, wat kan er dan met je gebeuren? In de jaren 70 was de koppeling van doel van een registratie en toegangsrechten vanzelfsprekend. Die koppeling is losgelaten. Er mag veel meer dan toen, ons privacy-begrip is opgerekt. In de jaren 70 was hèt argument tegen het loslaten van die koppeling de te grote macht die er dan bij de staat zou komen te liggen. Achtergrond was de Tweede Wereldoorlog, die nog niet zo lang voorbij was, de oorlog waarin registraties van joden op grove wijze door de nazi’s misbruikt zijn om mensen op te pakken en te vermoorden. We lijken die dingen nu vergeten, zijn er geen problemen met privacy meer? Een beroemd voorbeeld dat ik me nog herinner is de zogenaamde Rasterfahndung van de Duitse overheid. We hebben het over de tijden van de Rote Armee Fraction, een groep fanatieke linkse terroristen die een spoor van moorden door Duitsland trok. De mensen van de RAF hebben heel wat belangrijke politici en industriëlen vermoord. Op last van de overheid werd de koppeling tussen registratiedoel en toegang overboord gezet: de Duitse politie kreeg toegang tot drie verschillende registraties die ze eigenlijk niet had mogen inzien: toeristische registraties, belastingregistraties en ook registraties van kentekenbewijzen. De politie had een eenvoudige definitie van terrorist: een terrorist is iemand die buiten het seizoen veel in vakantiehuisjes woont en die zijn rekeningen door een ander laat betalen. Vanuit deze definitie werden er drie grote registratie over elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. Er was geen enkele redelijke grond voor verdenking nodig, alle Duitsers waren nu ineens potentiele terroristen. De uitkomst van deze beroemde zaak waren 25.000 gescheiden vrouwen. Deze vrouwen hebben weinig geld: ze zitten dus buiten het seizoen veel in vakantiehuisjes en hun ex-man betaalt vaak ook nog dingen. Al die vrouwen hebben politiebezoek gehad. Het onderzoek leverde een halve terrorist op, iemand die onderdak had verschaft zonder zelf wat gedaan te hebben. 25.000 onterechte verdachten, wat een schandaal! De rel van Rasterfahndung leidde tot de heilige koppeling van doel en toegang van registraties. Nogmaals, we zijn nu niet meer zo streng. Onder voorwaarden zijn koppelingen mogelijk. THE CIRCLE VAN DAVE EGGERS Goede romanschrijvers zijn in staat met hun verhalen de grote problemen van hun tijd handen en voeten te geven. Onlangs was er weer zo’n voorbeeld: Dave Eggers heeft met De Cirkel een fraaie roman gemaakt over een leuk VWO-meisje dat bij het wereldberoemde bedrijf de Cirkel gaat werken. De Cirkel is een samentrekking van Apple en Google, zo denk je als lezer. Het leuke, lieve en mooie meisje wordt telefoonmedewerkster, ze moet de hele dag antwoord geven als helpdesk medewerker over vragen over computersystemen. Al lezend word je een nare wereld ingetrokken: een wereld waarin totaal geen privacy meer is, waarin privacy gelijkgesteld wordt met diefstal. Het arme meisje gaat op een bepaalde manier ten onder. Meer zeg ik er niet over. Lees het maar. Het ergste is dat de wereld van De Cirkel als twee druppels water op onze wereld lijkt. Ik zag nauwelijks enig verschil en voelde me na lezing erg naar. In wat voor wereld leven we met al die big data?!?
24
LES 4 PRESENTATIES SAMEN OF ALLEEN?
8 STINE JENSEN, DAG VRIEND (hfdst 0 t/m 2, 11 t/m 70) Stine Jensen is filosoof en docent Engels aan de universiteit. Ze schrijft veel over sociale media en maakt er tv programma’s over (DUS IK BEN). In dit boekje vertelt ze over haar belevenissen op Facebook. Houd een presentatie van 10 min waarin je haar verhaal vertelt en beantwoord de volgende vragen: A Voor Stine Jensen zijn vrienden je intiem kapitaal, dat vindt ze uiteindelijk te belangrijk om aan Facebook over te laten. Bespreek haar bezwaren. B Hoe gaan jullie om met Facebook. Heb je veel aan sociale media? Bespreken jullie daar alleen persoonlijke dingen of praat je ook over schoolwerk? Denk je er veel over na? 9 PRIVACY: EEN DOOR JULLIE GENERATIE ONDERSCHAT BEGRIP? (opzoeken in krantenarchief en op het net) Zoek in het krantenarchief van het NRC-Handelsblad een paar recente rellen over privacy op. Je krijgt mijn wachtwoord en daarmee heb je toegang tot het digitale archief van de krant. Zoek met de zoektermen ‘privacy’ en ’big data’. Lees de artikelen en houd er een presentatie van 10 minuten over waarin je de volgende vragen beantwoordt: A Beschrijf het conflict dat in de krant beschreven wordt. B Wat zijn de principes die er aan de orde zijn? Wat vind je zelf een goede oplossing? C Is de huidige wet te krap of te ruim in jouw ogen? D Zijn in jullie voorbeelden mensen de dupe van een te ruim privacy begrip?
Les 4 DIGITAAL ZELFPORTRET SAMEN OF ALLEEN?
25
OPDRACHT 5 SAMEN OF ALLEEN Je kent de discussie met mijn jongste zoon Hij zegt tegen me dat hij niet van lezen houdt, omdat dat zo’n eenzame, solistische bezigheid is. Lezen is meer iets voor nerds! Facebook en andere sociale media, dat is heel wat anders: daar wissel je met anderen je ervaringen. Juist vanwege dat sociale is Facebook meer iets voor mij, zegt mijn zoon. Is dat wel zo? Is de lezer wel zo alleen en is de Facebooker wel echt zo sociaal? In elk geval is er bij lezen naast de lezer ook de schrijver en de bureauredacteur die de tekst bewerkt heeft tot datgene wat de lezer in handen heeft. Je kunt lezen zien als een sociale bezigheid: die anderen, zowel de schrijver als de uitgever, hebben hun best gedaan om voor jou het best mogelijke verhaal te maken, opdat jij er van kunt genieten. In die zin is lezen een sociale bezigheid. Verder leidt mijn lezen tot veel gesprekken, met leerlingen en vrienden. Het is de vraag of die Facebooker wel altijd zo sociaal is. Is hij gericht op de ander of is hij bezig met het opvoeren van een toneelstuk waarin hij een gewenste identiteit publiceert, in plaats van authentiek te zijn? A Beschrijf een concreet voorbeeld van gedrag van jou dat met moderne media te maken heeft waarbij je je eenzaam voelde. B Beschrijf een concreet voorbeeld van gedrag waarin jij iets helemaal alleen doet, waarbij je het fijn vond dat niemand meekijkt. C Noem een concreet voorbeeld van een situatie waarin jij voorkomt waarin jouw privacy geschonden werd. Heb je er wat aan gedaan? Wat had je kunnen doen? D Beschrijf een concreet voorbeeld waarin je zelf voorkomt waarbij het samen met mensen op moderne en /of sociale media zitten tot dingen leidt waar je echt trots op bent.
26
LES 5 KENNIS OF MENING?
KENNIS IS MACHT Het Internet is eind jaren 80 begonnen als communicatiemiddel van fysici en geleerden uit de defensiewereld. Wat begon als speeltje van geleerden, die lekker met elkaar zaten te chatten, is in 25 jaar uitgegroeid tot een megamachine. Dankzij deze machine kunnen mensen over de hele wereld makkelijk en goedkoop met elkaar communiceren en is veel kennis voor iedereen toegankelijk. Die kennis is veelzijdig: van simpele journalistiek tot de nieuwste wetenschappelijke dingen; werkelijk alles is op het net te vinden! De oudste Internetgoeroes hebben het internet bejubeld vanwege de democratisering van kennis. Omdat iedereen op het internet vanaf elke plek op aarde alles kan vinden hebben burgers nu meer macht en machthebbers minder macht. Het is niet mogelijk om het belang van deze verschuiving te overschatten. Iedereen kent hier voorbeelden van. Ik denk altijd aan Margreet, die dankzij het internet nog leeft. MARGREET Margreet kreeg jaren geleden hoofdpijn. De pijn bleef maanden aanhouden en werd erger en erger. In het ziekenhuis constateerde men na weken zoeken dat er op haar hersenvlies vlakbij de kopzenuw witte vlekjes te zien waren. Datgene wat daar zat triggerde die zenuw en gaf haar de ondragelijke pijnen die artsen “een trigeminus’’ noemen. Een trigeminus is de ergste pijn die er is. Wie dat heeft wil dood. Het vervelende voor Margreet was dat het niet operabel was: omdat de vlekken nabij haar kopzenuw zaten zou opereren zeker blijvende invaliditeit betekenen. Haar arts zei: “Ik doe het niet. Wat er wel moet gebeuren weet ik niet, maar als ik je opereer kom je er als een zombie uit.” Margreet zat in een bijzonder nare situatie: ze voelde zich ellendig, dwars door de morfine heen had ze een ondragelijke pijn. Het enige wat restte was springen. Ze wou niet meer, zo leven was geen optie. Margreets familie en haar hele omgeving leefde enorm mee. Uiteindelijk kwam daar de oplossing van. Folkert, een bevriende tandarts, zei op de hockeyclub dat hij misschien wat wist. Hij had op internet gezocht en had gezien wat ze in Tilburg met zulke gevallen doen: het hoofd met schroeven vastzetten en de plekken van buitenaf met röntgenstraling kapot maken. Samen met haar zoon, toen student geneeskunde, en haar man bestuurde Margreet de sites en het contact met Tilburg was snel gelegd. Je voelt het al: maandenlange ellendige pijn was met een eenvoudige ingreep in één dag weg, dankzij een omgeving die goed met het internet omgaat. Het internet heeft mensen kennis gegeven en daarmee – bij goed gebruik - macht. Er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden: het internet heeft kennis gedemocratiseerd en zo macht aan burgers gegeven. Maar er is ook een andere kant. Op het Internet staat de belangrijkste kennis die we hebben, maar er staan ook enorm veel fouten en zelfs leugens op IK VINDT ... Als je bij Google ´Ik vindt´ intoetst, met dt dus, dan krijg je miljoenen hits, er zijn blijkbaar heel veel teksten opgeslagen waarin deze fout per ongeluk staat of doelbewust gebruikt wordt. Dat iets veel reacties oproept wil uiteraard nog niet zeggen dat het ook klopt, dat het juist of dat het waar is. Google is overigens wel een prachtig instrument: van de 95 miljoen hits die ik bij “ik vindt” kreeg, was de eerste hit een verwijzing naar de site van het genootschap ONZE TAAL. Daar werden de regels van de werkwoordspelling keurig netjes uitgelegd. De andere 95 miljoen hits heb ik niet allemaal bekeken, maar ik zag heel wat toevallige spelfouten die als relevant werden gesorteerd door Google. Als je het grof zegt zou je kunnen zeggen dat Google het mooiste instrument van het bijgeloof is: als je wilt dat jouw bestand in Google hoog op de hitlijst komt dan moet je er voor zorgen dat er veel naar wordt verwezen. Het gaat er niet om of iets waar is, maar of er in geloofd wordt!
Les 5 KENNIS OF MENING?
27
PLATO’S REDENEREN In Plato’s tijd ontdekte men dat alle landen eigen goden hadden: dat hadden schippers op hun reizen gezien. De mensen maken hun eigen goden. Plato en de zijnen wilden echte, betrouwbare kennis maken. De vraag was natuurlijk hoe je aan betrouwbare kennis komt. Hoe weet je of iets echt waar is? Plato’s methode was redeneren, het redeneren dat jij nu in de wiskunde leert. Hij legde dingen vaak uit met mythen, met mooie verzonnen verhalen. In de mythe van de grot legt hij het verschil tussen echte kennis (epistèmè) en zomaar een mening (doxa) uit. Hij vraagt zijn lezers om zich voor te stellen dat wij niet in vrijheid leven, maar dat we ons hele leven al opgesloten zijn in een grot, waar we vast geketend op de bodem moeten zitten. De werkelijkheid van de gevangenen bestaat uit schaduwbeelden op de muur voor hen, beelden die veroorzaakt worden door verzorgers die op de weg naar boven heen en weer lopen in het licht van de zon dat de grot in schijnt. De gevangenen bestuderen de schijnwereld van beelden en ontdekken er allerlei regelmaat in – dat ze kort na heftige beelden altijd eten krijgen bijv.- maar ze hebben geen idee hoe hun wereld echt in elkaar zit want ze hebben die wereld nooit verlaten. Iemand die dat wel zou doen, naar boven gaan en terugkeren, zou verblind raken door de zon en niets kunnen zien. Wat hij later beneden aan de anderen zou vertellen over de weg naar boven en de steile weg zou niet geloofd worden. Degene die over echte kennis beschikt, die het licht gezien heeft, kan de anderen niet overtuigen. Die blijven gevangen in hun meningen die lijken te kloppen. Plato was zelf geen groot wiskundige. Maar op zijn academie waren er genoeg grote wiskundigen. Zijn leerling Eudoxos kwam met de eerste wetenschappelijke theorie, de theorie van de homocenters die alle planeetbewegingen verklaarde. ARISTOTELES WAARNEMEN
Een andere leerling van Plato was Aristoteles, de eerste universele wetenschapper. Zowel in de Natuurkunde, de Scheikunde, de Biologie als in de Politieke Theorie was Aristoteles degene die het eerste grote werk schreef. Op al die terreinen gaf hij de start. Vele eeuwen is zijn werk gehouden voor de diepste wijsheid op alle gebied. In de middeleeuwen werd naar hem verwezen als De Filosoof, de grootste ziener van de mensheid. Als ik nu jullie zijn Natuur- of Scheikunde zou uitleggen dan zou je moeten grijnzen, wat is dat voor onzin zou je denken. Maar van 350 voor tot 1500 na Chr zijn Aristoteles’ inzichten op die gebieden voor de hoogste waarheid gehouden. Aristoteles had namelijk wat bijzonders: hij was een briljant waarnemer en hij schreef in zijn werk op wat hij zag. Als ik nu de grap uithaal door in een gewone Natuurkunde les de Natuurkunde van Aristoteles te vertellen, in plaats van echte Natuurkunde, dan gaat het een hele tijd goed. De dingen die ik over val en worp vertel gaan erin als zoete koek, want ze kloppen met de waarneming. Na een tijdje worden de slimme bèta’s dan onrustig: ze realiseren zich dat ze belazerd worden en proberen iets te roepen om me onderuit te halen.
28
LES 5 KENNIS OF MENING?
DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE Het redeneren van Plato en de zijnen en het waarnemen van Aristoteles hebben uiteindelijk tot de wetenschappelijke revolutie geleid. Na de Renaissance, de periode van de godsdienst-oorlogen en – vooral – de ontdekkingsreizen werd de wetenschap van Plato en Aristoteles weer opgepakt. De nieuwe ontdekkingen leidden ertoe dat men kritisch naar de kennis van de Grieken ging kijken. Mensen als Bacon, Copernicus, Kepler, Stevin, Galileo en Newton zagen dat de crux zat in experimenteren. Dàt hadden de Grieken niet gedaan: om tot echte kennis te komen moet je èn redeneren èn experimenteren, passief waarnemen is niet genoeg. De filosoof Francis Bacon legde dit in fraaie bewoordingen uit aan Descartes en Newton: als we de Leeuw van de Natuur met experimenten aan haar staart trekken gaat zij brullen en geeft ze zo haar waarheid bloot. Die combinatie van wiskundig redeneren gecombineerd met experimenteren is de wetenschappelijk methode gaan heten. In de wetenschapsfilosofie wordt die methode uitgebreid geanalyseerd. Als je er wat van wilt weten moet je mijn cursus daar over in 6VWO maar doen, dat is nu niet nodig6). Na de 17e eeuw ontstonden door die methode de Natuur- en Scheikunde, de Biologie en de Sociale Wetenschappen. De verlichtingsfilosofen uit Nederland en Frankrijk zeiden dat wetenschappelijke kennis verlicht, dat we als samenleving alleen maar verder komen door wetenschappelijke kennis te gebruiken ipv naar priesters en dominees te luisteren. “We moeten ons bevrijden uit de kluisters van de Kerk!” riepen Spinoza en Voltaire nadat Newton zijn theorieën had bedacht en ruim voor technici van de 19e en 20ste eeuw die vooruitgang ook echt bewerkstelligden. Met de industriële revolutie van de 19e eeuw en de informatierevolutie van de 20e eeuw is zo onze wereld ontstaan. Een wereld waarin wetenschap en techniek er voor hebben gezorgd dat we het in de Westerse wereld beter dan ooit hebben. Dat is jullie wereld. Het is ook de wereld van het internet, het web van waan en wijsheid waarin het soms niet mee valt om verschil te maken tussen echte kennis en zo maar een toevallige mening waar je niks aan hebt. WWW:// LEVEN IN EEN WEB VAN WAAN EN WIJSHEID Moderne leerlingen weten donders goed hoeveel er rondom het net gelogen wordt. Ik hoef daar geen voorbeelden meer van te geven, het journaal geeft elke dag weer nieuwe twitterende voorbeelden. Maar, jullie wereldwijsheid leidt soms tot de al te relativerende houding “Dat is ook maar een mening!” om vervolgens bij je eigen idee te blijven in plaats van kritisch onderzoek te doen. Je moet het kind niet met het badwater weg gooien. Te veel relativiteit is fout. Geloof niet alles wat er op het net gezegd wordt, blijf alles kritisch onderzoeken. Kritisch onderzoek uit wetenschap en techniek hebben ons vooruit geholpen, met het overschrijven van Bijbelteksten zijn we geen millimeter verder gekomen. In je omgang met het web van waan en wijsheid moet je je gedragen zoals een goede journalist of een slimme wetenschapper: (1) Bronnen checken Waar staat dat eigenlijk, wat er beweerd wordt? Wie zegt het: is het wel een serieus iemand of hebben we hier met een charlatan te maken? Wat heeft hij of zij eerder gepresteerd? (2) Argumenten analyseren Probeer de argumenten weer te geven. Wat wordt er eigenlijk precies gezegd? Kloppen de redeneringen wel, of worden we met mooie woorden in de maling genomen? (3) Argumenten checken Worden er goede waarnemingen en experimenten opgevoerd om het beweerde te staven? Wat zeggen serieuze wetenschappers van die waarnemingen? Met al onze techniek lijken we nog steeds op de bewoners van de grot van Plato, gevangen in ons web van meninkjes. Als je daar uit wilt komen moet je je verstand gebruiken.
Les 5 PRESENTATIES KENNIS OF MENING?
29
Vandaag 3 presentaties over kennis en mening. Elk groepje moet wat lezen en er over vertellen. Doe eerst de volgende 3 opdrachten: A Ben jij zelf wel eens door informatie van het INTERNET op het verkeerde been gezet, in de zin dat je wat opzocht en echt geloofde in iets dat absoluut niet waar bleek te zijn? Vertel je verhaal en leg de gevolgen uit. B Kies een zoekterm uit die te maken heeft met het onderwerp van jullie presentatie van vandaag en laat die term door 5 verschillende mensen uit je omgeving op hun eigen computer in Google invoeren. Noteer de eerste 5 hits bij die 5 mensen. Zijn het allemaal dezelfde hits? Kun je aan de hits die zijn binnengekomen persoonseigenschappen van je vrienden zien, bijv. dat de lezer allemaal boekenhits krijgt en de populaire jongen allemaal reclame voor kleding? Zijn er zulk soort effecten, of zijn alle 5x5 =25 hits exact gelijk? C Welke strategieën gebruik jij om te checken dat de informatie die je van het net haalt ook echt klopt? Pas je die strategieën altijd toe? Wanneer niet?
10 PLATO, DE STAAT (MYTHE VAN DE GROT 143 -206) In het vierde hoofdstuk van De staat gebruikt Plato zijn mythe van de grot om zijn idee over kennis uit te leggen. Lees dat hoofdstuk en houdt er een korte presentatie over waarin je: De mythe van de grot uitlegt en je mening formuleert over Plato’s idee van de filosoof-koning: in de samenleving zouden de filosofen de baas moeten zijn. Wie zouden er bij ons de baas moeten zijn: wetenschappers, ondernemers, de rijkste mensen, politici . . .
11 ANDREW KEEN, DE @-CULTUUR (WAARHEID EN LEUGEN, 83 – 115) Keen is een internetgoeroe, die de wereld over trekt met sombere verhalen over de effecten van het net. Er zijn heel wat filmpjes te zien waarin hij tekeer gaat, zoals bijvoorbeeld http://www.youtube.com/watch?v=U2XzkpdR3dg In dit filmpje legt hij uit waarom hij vroeger gelover was en nu scepticus is geworden. In de @cultuur zegt Keen dat het INTERNET vooral ruimte geeft aan amateurs, die hun filmpjes en blogs gratis op het net mogen plaatsen, en grote filmers, musici en schrijvers van hun werk beroofd heeft. Het net als vijand van kennis en supporter van bijgeloof. In hfdst 3, Waarheid en Leugen, verzamelt hij mooie verhalen. Houd een presentatie van 10 min over die verhalen.
12 NICHOLAS CARR, HET ONDIEPE (DE KERK VAN GOOGLE, 196,226) Lees dit hoofdstuk uit Carrs boek en houd er een korte presentatie over gericht op de vraag hoe je met jouw website hoog op de hitlijsten van Google terecht komt en filosofeer over de gevolgen daarvan.
30
OPDRACHT 6
LES 5 ZELFPORTRET KENNIS OF MENING?
KENNIS OF MENING:PLAGIAAT
Er wordt veel gelogen rondom het internet. De leugen die op scholen veel voorkomt is die van leerlingen die een fraaie tekst inleveren en zeggen die zelf geschreven te hebben. Met copy-paste zijn veel mogelijkheden zoals je weet. Wat voor jullie een slimme manier is om je praktische opdrachten snel af te hebben heet op de universiteit plagiaat. Op de middelbare school zijn de gevolgen van plagiaat meestal niet erg groot, je moet hooguit je opdracht overdoen en soms – als je blijft liegen of als je docent erg wantrouwig is – ontstaat er een vervelende situatie. Dan beland je bij de schoolleiding en wordt de zaak in der minne geschikt. Ik heb nog nooit mee gemaakt dat een plagiërende leerling van school werd verwijderd. Schoolleiders vallen wel mee, die sussen bijna alles. Op hogeschool en universiteit is plagiaat een doodzonde. Er zijn heel wat mensen ontslagen omdat ze in hun werk plagiaat pleegden: ze deden dan wat jullie heel vaak doen, de copy-paste knop gebruiken. Ook zijn er heel wat studenten een jaar geschorst bij hun studie – wel collegegeld betalen en niet mogen studeren! – omdat de scriptie die ze inleverden niet door de plagiaatmachine kwam. Plagiaat is een ernstige zaak, dat dragen universiteiten uit. Schrijf een kort opstel over de volgende vragen: A Heb jij op school wel eens iets ingeleverd dat eigenlijk plagiaat was? Is het ontdekt? Wat vind je er achteraf van? Heb je er van geleerd? B Is er in jouw omgeving wel eens een leerling zwaar gestraft voor plagiaat? Wat is jouw mening daarover: moeten scholen strenger straffen of is het huidige milde beleid veel beter voor jullie? C Zoek uit en beschrijf in het kort hoe plagiaatmachines werken. Wat is de input, wat de output en hoe werken ze. D Wordt er op school met plagiaatmachines gewerkt? Hoe gaat dat en wat heeft het voor effect?
Les 6 DENKEN OF KIEZEN?
31
HERSENSPUL EN HERSENFUNCTIES Carr is wetenschapsjournalist, hij schrijft al jaren in belangrijke tijdschriften over ICT en veel van zijn werk is uiteindelijk in boekvorm verschenen. Als journalist hoort hij zich aan de feiten te houden, maar dat heeft hij in zijn laatste boek niet gedaan. In The Shallow, Het Ondiepe is de Nederlandse titel, draagt hij zeer expliciet de norm uit dat het veelvuldig gebruik van het internet slecht is voor het leren van jongeren. Carr neemt stelling, daarom is zijn boek spannend. “Vraag niet wat jij met het internet doet, maar vraag wat het internet met jou doet.” staat er dreigend op de omslag van zijn boek. Met de ondertitel “Hoe onze hersenen omgaan met internet” suggereert hij dat heel veel met internet werken slecht voor jonge kinderen is, dat hersenfuncties er minder van worden. Hij heeft daarom beschreven wat de neurologie zegt over hersenen en leren. Een deel van zijn argumentatie verloopt via moderne kennis over de werking van hersens. Al meer dan 100 jaar weten we hoe onze hersens in elkaar zitten en wat de belangrijke onderdelen zijn, maar pas de afgelopen decennia zijn we scans gaan maken van mensen terwijl ze bepaalde dingen doen: praten, musiceren, rekenen enz.. Als mensen praten terwijl er een scan van ze wordt gemaakt zie je het plaatje hiernaast. Dan is het centrum van Broca in de linkerhersenhelft actief, want de mondspieren bewegen, ook is het centrum van Wernicke actief want daar wordt taal geanalyseerd. Wanneer mensen beslissingen nemen is er activiteit in de frontaalkwabben. Onze hersenen zijn een complex orgaan van ca 1,5 kg, bestaande uit grijze en witte stof. De grijze stof bestaat uit cellichamen van neuronen, die zijn vooral aan de buitenkant van de schors gestapeld. Er zijn 10-tallen miljarden van deze zenuwcellen. Ze geven prikkels door naar de andere delen van de hersenen. Die prikkels worden door lange uitlopers van neuronen, axonen, doorgegeven. Deze axonen lopen van het ene cellichaam naar dendrieten op het andere cellichaam. Omdat elk neuron tientallen dendrieten heeft zijn er allerlei ingewikkelde schakelingen mogelijk die ook nog vaak kunnen veranderen. Hersenen zijn plastisch, er verandert veel. Maar er ligt ook veel vast. Als bepaalde delen van deze ingewikkelde schakelingen vaak gebruikt worden ontstaan er min of meer stabiele neuronale circuits. Die circuits hebben vaste functies; aan iets denken en iets doen of voelen. Van belang is nu dat hersenen dit met een apart smeer doen, myeline. Dat smeer gaat in gebruik om de axonen zitten, en zo wordt dat axon deel van een gebaand pad dat de volgende keer makkelijker gebruikt wordt. Door de stof myeline worden ervaringen vastgelegd in neuronale circuits. Ik heb ooit een meisje gezien dat problemen met haar myeline productie had: als baby leek ze heel gewoon, maar met het jaar nam haar invaliditeit toe. Er werd bij haar veel niet vastgelegd omdat er te weinig myeline was. Elk jaar werd haar achterstand op leeftijdgenoten groter.
32
LES 6 DENKEN OF KIEZEN?
TWEE SOORTEN COGNITIEVE ATIVITEIT Deze dingen over hersenspul en hersenfunctie zijn nodig om Carr’s argument te begrijpen. In de ontwikkeling van kinderen zijn gevoelige perioden: als je tussen je 0e en 6e geen taal leert dan lukt het daarna niet meer. De wilde van Aveyron, die niet door mensen was opgevoed maar tot zijn 10ste in de vrije natuur had geleefd en in 1800 ineens in Aveyron verscheen, kon niet praten. Hij kon lopen, grijpen, klimmen en krijsen, maar hij kon absoluut geen menselijke taal uiten. Dat was niet zo gek, hij had niet onder de mensen geleefd. Maar dat het niet meer lukte om die jongen van 10 ook maar iets taligs te leren was wel verbazingwekkend. De gevoelige periode voor taal was voorbij. Er waren in de linkerhersenhelft in de centra van Wernicke en Broca andere verbindingen gemaakt: daarom konden er geen nieuwe dingen in neuronale circuits met myeline vastgelegd worden en daarom was taal niet meer mogelijk. Carr zegt nu dat er bij jonge kinderen en bij pubers gevoelige perioden voor leren zijn en dat die benut moeten worden. Als je de woordjes in de onderbouw niet hebt leren stampen gaat het later niet meer. Als leerlingen met computers en hun gadgets te veel foute dingen doen, dan is er geen mogelijkheid meer om de goede dingen in de hersenen op te slaan. Carr maakt in zijn boek een tegenstelling tussen denken en kiezen. Denken is langzaam en diep, kiezen is snel en intuïtief. Bij denken kun je als voorbeeld nemen stil lezen, een wiskunde som maken, een muziekstuk op de piano spelen of over iets in je stoel mijmeren. Bij denken worden de taalgebieden in de linkerhersenhelft gebruikt. Bij kiezen moet je denken aan ineens een beslissing nemen, weten dat het zus en zo moet. Bij het kiezen worden frontaal-kwabben gebruikt. Wie veel denkt maakt neuronale circuits aan in de taalgebieden, wie veel kiest maakt neuronale circuits aan van en naar de frontaalkwabben. Met het myeline cement worden die circuits – min of meer – permanent en kun je ze de rest van je leven gebruiken. OP SCHOOL VOORAL DENKEN Zowel diep denken als snel kiezen zijn van groot belang voor ons mensen, het is echt niet zo dat alleen diep nadenken er toe doet. Mensen maken de hele dag door allerlei snelle keuzes, vaak met emoties verbonden. Als je op straat loopt en je ziet iemand die je niet vertrouwd loop je snel door, die keuze maak je supersnel zonder echt te denken. Zonder dit cognitieve vermogen van het snelle kiezen zouden we helemaal niet kunnen leven. Moderne neurologen als Antonio Damasio benadrukken de cognitieve waarde van emoties en van dit snelle kiezen. Maar, schoolse kennis is niet intuïtief. Het leren er van is bijna altijd verbonden met inoefenen of met serieus nadenken. Kinderen verzetten zich vaak tegen het moeten leren op school en ook volwassenen verzetten zich vaak tegen serieus studeren. Er is discipline nodig om dat te doen; het gaat niet vanzelf maar kost moeite. Het probleem van kinderen te intensief laten internetten, waarbij ze al maar van de ene naar de andere link klikken, is dat het denken verwaarloosd wordt, dat ze weinig neuronale circuits aanmaken die er voor leren toe doen. Van serieus denken en dingen echt laten inslijpen is met dat geklik veel minder sprake dan als ze gewoon sommen maken of woordjes leren. Leren dat zeer doet is vervangen door klikken. Kinderen doen veel te veel activiteiten met een lage verwerkingsdiepte. Misschien is dat wel de beste manier om het te zeggen: het vele kiezen achter computers op school werkt niet disciplinerend maar het werkt ontregelend. Carr is niet tegen computers, ik ook niet: maar het bevordert de discipline van het leren niet als kinderen een beetje zitten te chatten in plaats van die zware arbeid te verrichten die echt leren heet. Wie wil er niet ontsnappen aan dat zware leren, wie wil er niet liever even lekker chatten? Misschien is niet ICT het probleem, maar het gebrek aan discipline in ons onderwijs en thuis. Wie laat nou in de les leerlingen een beetje chatten: daar is de pauze toch voor? Wie laat kinderen nu de hele nacht in bed op I-Phones tv kijken.
Les 6 DENKEN OF KIEZEN?
33
HET ONDIEPE Carrs boek gaat over hersenen en leren, maar het is ook een geschiedenis van mensen en hun media. Het begint met de orale traditie, toen er nog geen boeken bestond voedden de mensen elkaar op door verhalen te vertellen. Dan komt het alfabet en het eerste schrijven op perkament. Carr beschrijft de overgang van Socrates naar Plato als de overgang van de orale naar de geschreven cultuur, een verandering die hij vergelijkt met de huidige. Via de grote ontdekking van het stille lezen – Augustinus – komt hij bij de boekdrukkunst en het massale verspreiden van het boek. Het lezen van boeken, zo gaat het verder, heeft vele malen onder druk gestaan. De opkomst van kranten, van telegrafie, van allerlei soorten media waarmee gesproken tekst kan worden opgenomen, de opkomst van de televisie, van computers en van internet en sociale media: elke keer weer stonden mensen op om te zeggen dat deze nieuwe technologie het einde van het boek betekende. Carr beschrijft al die discussies en laat zien hoe de nieuwe technologieën altijd hun plek naast het gedrukte boek hebben ingenomen. Carr voert een gepassioneerde verdediging van het boek tegen utopisten die lijken te zeggen dat lezen en schrijven er in de toekomst niet meer toe zal doen, dat boeken vervangen zullen worden door nieuwe media. Onzin, het lezen van boeken is de efficiëntste manier om snel iets te leren: veel efficiënter dan het lezen van tablets of van computerschermen7).
PUBERS Carr voert ook een intelligent pleidooi om ICT op school goed te gebruiken, naast de gewone dingen die in het onderwijs al eeuwen goed gaan. Ik ben door hem gesterkt in het idee ICT te blijven inzetten in het onderwijs. Maar met mate, we moeten goede dingen met computers doen waar leerlingen echt wat van leren. Hij heeft me op het idee gebracht om met digitale zelfportretten te onderzoeken wat leerlingen feitelijk doen met ICT. Omdat er risico’s zijn aan te veel spelen met gadgets moeten we serieuze reflectie op ICT-gedrag in het onderwijs aan de orde stellen. Er is geen keuze. Als wat oudere leraar heb ik duizenden leerlingen hun puberteit zien overleven. Ik heb altijd meegevoeld met pubers, want ook ik heb als kind geworsteld met de dwang van school. School valt vaak niet mee, huiswerk ook niet. Woordjes stampen en wiskundesommen maken is zwaar. Het is dan heel erg prettig om daar even aan te ontsnappen door een appje te lezen of te sturen of iets anders met je I-Phone of laptop te doen. Doe dat met mate, één van de kardinale deugden van Aristoteles. Uiteindelijk leidt het af en duurt je werk langer. Jullie moeten nadenken over je ICT-gebruik en goede gewoontes aannemen. Dat gaat niet van zelf.
34
LES 6 PRESENTATIES DENKEN OF KIEZEN?
13 NICHOLAS CARR , HET BOEK (hfdst 3 en 4 van HET ONDIEPE) In deze hoofdstukken houdt Carr zijn gepassioneerde betoog voor boeken en tegen het ontlezen dat sommigen aanraden en anderen vrezen. Ik ben er helemaal niet bang voor, ik slaag er als leraar in leerlingen veel te laten lezen door met goede tips te komen en ze te belonen voor het lezen van boeken. A Houd een korte presentatie waarin je Carr’s betoog uiteen zet. B Wat voor rol speelt het lezen van boeken in jouw leven? Wat vind je van Carr’s betoog? 14 NICHOLAS CARR, GEVAREN VAN INTERNET (hfdst 7 & 8 van HET ONDIEPE) Carr heeft een serieuze studie gemaakt van de gevaren van internetten voor leren, in deze hoofdstukken zet hij die bezwaren uiteen. A Houd een korte presentatie waarin je Carr’s betoog uiteen zet. B Wat vind je van Carr’s betoog? Geef een persoonlijk getint commentaar. 15 HEEFT HET INTERNET ONZE MANIER VAN DENKEN VERANDERD? (Carr’s stuk en 4 andere stukken zelf uitzoeken) Mijn manier van denken is niet veranderd door het net. Lezend, schrijvend en pratend kom ik op nieuwe dingen, denk ik. Mijn manier van schrijven is wel door internet veranderd, even iets opzoeken of even een citaat checken en kopiëren gaat nu zo veel makkelijker en sneller dan vroeger. EDGE is een site waar ieder jaar een belangrijke vraag gesteld wordt waar geleerden en kunstenaars van over de hele wereld kleine teksten over schrijven. In 2010 was de vraag of internet onze manier van denken verandert. A Houd een korte presentatie over deze vraag, waarbij je in elk geval het stuk van Nicholas Carr behandelt en nog 4 anderen, liefst twee JA-zeggers en 2 NEE-zeggers. B Internet is er al sinds jij leeft, maar probeer toch ook voor jou die vraag te beantwoorden.
Les 6 ZELFPORTRET DENKEN OF KIEZEN?
OPDRACHT 7
35
KIEZEN OF DENKEN
Nu je eenmaal in de vierde klas beland bent heb je je computergedrag meestal wel redelijk onder controle, zou ik denken. Maar dat geldt niet voor iedereen. Uit ‘t EMOVO-rapport blijkt dat 10,1% van jullie problematisch gedrag met sociale media heeft (meer dan in de tweede) en 3,9% problematisch gedrag met gamen (veel minder dan in de tweede). A Heb jij je computergedrag onder controle in de zin dat het je niet te veel tijd kost en dat je er positieve dingen mee doet (sociaal en voor school)? Schrijf hier een kort stukje over. B Heb je goede voornemens over jouw computergedrag, zou toch kunnen na deze lessen? Schrijf ook hier een kort stukje over. Carr schrijft over het al maar klikken: ook ik word wel eens wakker na anderhalf of twee uur internetten, waarbij ik van site naar site gehopt ben en niet goed meer weet wat ik allemaal langs heb zien komen. Dat bezorgt me een nutteloos gevoel. C Herken jij iets in de verhalen van Carr over dat eindeloze kiezen? En in mijn wakker worden na een uur of wat? Overkomen die dingen jou ook wel eens? Hoe voorkom je dat dit soort dingen gebeuren? Schrijf hier een kort stukje over. Er zijn werknemers die 10 keer per uur hun mail checken. Er zijn leerlingen die 25 appjes per les ontvangen. De onrust die dit soort hoge aantallen mails en apps veroorzaken is volgens mij slecht voor werk en studie. D Heb jij hier last van, doe er dan wat aan! Schrijf in dat geval dan een stukje met goede voornemens en hoe je die gaat naleven. Ik zal met respect met je stuk omgaan: ik vertel het niet aan anderen.
36
LES 7 VRIENDSCHAP SOCRATISCH GESPREK
Vriendschap is belangrijk voor jong en oud, één van de belangrijkste dingen in je leven. We gaan vandaag een gesprek over vriendschap voeren. Onze vraag is wat dat is, vriendschap. En is er verschil tussen gewone vriendschap en digitale vriendschap? We gaan niet zo maar een beetje babbelen, we gaan een gesprek voeren waarin speciale regels gelden: we gaan een socratisch gesprek voeren. Wat is dat, zo’n Socratisch gesprek? Wie was Socrates eigenlijk en wat is er zo bijzonder aan zijn manier van spreken? Eerst een kwartier uitleg, dan gaan we 1,5 uur praten. Dit stuk mag je van te voren lezen, tenminste ten dele. HET GRIEKSE WONDER In de 5 eeuw voor Christus gebeurde er wat bijzonders. Eén van de vele kleine stadstaatjes waar de wereld aan de Middellandse Zee toen uit bestond, Athene, kwam ineens tot grote bloei. In korte tijd ontstonden er op alle culturele gebieden radicale vernieuwingen: filosofie, wetenschap, literatuur, theater en ook politiek veranderden in 2 à 3 generaties voorgoed van karakter. Ik zal je niet op alle namen trakteren, maar Socrates, Plato en Aristoteles waren toen in de filosofie de belangrijke figuren, in de politiek was dat Pericles en op alle andere gebieden van de beschaving had je in Athene de eerste grote namen. Hoe kan dat, ineens zo’n grote ontwikkeling? Historici hebben van het Griekse wonder gesproken om hun verbazing over de gelijktijdigheid van al dat nieuwe uit te drukken. De verklaring van dit wonder was uiteindelijk niet zo moeilijk. In Athene dreef men handel: Atheense boten voeren naar Milete, naar Cairo, naar Rome en naar Carthago om olijfolie tegen spulletjes, wijn en graan te ruilen. Op die reizen merkten de schippers dat er in andere steden andere geloven werden aangehangen: de Grieken hadden andere goden dan de Egyptenaren en de Carthagers. Hierdoor en omdat er in Athene geen aparte priesterklasse was sloeg men aan het denken. Het idee ontstond dat elke beschaving zijn goden naar het beeld van de mens creëerde, dat de goden menselijke verzinsels waren. Vanuit dit idee ontstonden wetenschap en filosofie: men ging nieuwe vragen stellen en nieuwe antwoorden zoeken. e
HET ATHENE VAN PERICLES: DEMOCRATIE EN DEBATTEN Athene was in die dagen de eerste democratie, er waren geen koningen de baas maar het volk had het daar voor het zeggen (dèmos=volk). Omdat Athene niet een enorm grote stad was, kleiner dan Alkmaar nu, moet je je maar geen opgewonden voorstelling van die regeringsvorm maken. Het ging om gewone burgers – geen slaven, geen vrouwen – die in debatten op het marktplein tot beslissingen kwamen. Die beslissingen waren verkiezingen of brandende kwesties: wie wordt er de baas en gaan we wel of geen oorlog voeren, tegen Sparta bijv? Net als nu was het ook toen handig als je een goede redenaar was, dan kreeg je het hele plein mee. Er waren daarom in die dagen mensen die lessen gaven in het houden van redevoeringen, een soort spindoctors. Deze leraren, de sofisten, gaven les in retorica, de kunst van het overtuigend spreken. Socrates was zo’n man. Een sofist, leraar in goed spreken. Maar Socrates was een aparte man: hij wilde geen mooiprater zijn, hij wilde de waarheid zoeken. Socrates was de eerste filosoof in Athene. SOCRATES, PLATO EN ARISTOTELES Tijdens zijn wandelingen door Athene voerde Socrates gesprekken met jongeren, en naar verluidt bleef het niet alleen bij praten. In die gesprekken ging het om fundamentele vragen. Wat is een goede bestuursvorm, is democratie wel zo goed was de ondertoon? Wat is goed gedrag? Wat is vriendschap? Socrates stijl was om geen genoegen te nemen met opvattinkjes, met een woordenbrij. Hij bleef doorvragen en hij dwong de jongeren die hij ondervroeg om er vanuit
Les 7 VRIENDSCHAP SOCRATISCH GESPREK
37
concrete gevallen over te redeneren: het gaat er niet om wat je zegt te vinden, het gaat om wat je in het echt doet. Zo kijken jullie ook naar leraren, leraren die niet doen wat ze zeggen zijn de orde heel snel kwijt. Socrates moet een begenadigd spreker zijn geweest. Hij trok schares volgelingen aan, jongelingen met wie hij sprak en leefde. In Symposium, één van de mooiste dialogen van Plato, is dat leven beschreven door een gesprek over de Liefde, dat Socrates met jongeren voerde, weer te geven. Socrates is in 399 voor Christus ter dood veroordeeld. Hij moest de gifbeker drinken. De beschuldiging was dat hij de jeugd bedierf en niet aan de Goden van Athene geloofde. Plato heeft Socrates’ proces en sterven in aangrijpende scenes beschreven. Plato was één van de jongeren die achter Socrates aan liepen. Hij was leerling van Socrates en was zo onder de indruk van zijn leermeester dat de boeken die hij schreef altijd dialogen waren met Socrates als hoofdpersoon. Plato was de eerste grote schrijver uit de geschiedenis. Hij heeft een prachtig oeuvre gemaakt waar je je hele leven in kunt lezen, iets van Plato lezen is altijd een genoegen omdat het zo levendig en mooi is. Behalve schrijver was Plato uiteindelijk ook filosoof en leraar. Hij stichtte de eerste onderwijsinstelling, de Academie in Athene. Boven de toegangsdeur zou hebben gestaan dat je daar alleen naar binnen mocht als je je serieus in wiskunde verdiepte. Plato was een groot propagandist van de wiskunde, maar zelf geen groot wiskundige. In de Academie gaf Plato les in filosofie. Hij doceerde daar de ideeënleer - eerder al met de mythe van de grot uitgelegd gebaseerd op een wiskundige kijk op kennis. De beroemdste leerling van Plato was Aristoteles, de tweede grote filosoof uit de geschiedenis. Aristoteles was veel breder geïnteresseerd dan Plato en heeft over vrijwel alle onderdelen van wetenschap en filosofie het eerste grote werk geschreven. Nu eerst terug naar Socrates en zijn gesprekken.
FUNDAMENTELE WAARDEN: SOCRATISCHE GESPREKKEN In de gesprekken van Socrates kwamen fundamentele vragen aan de orde. Het ging om vragen als Wat is Vriendschap?, Wat is goed onderwijs? of Wat is een goede dokter? Op die vragen is niet één juist antwoord te geven. Wat het goede antwoord is hangt er maar van af. We zagen al eerder dat een 17e eeuwer anders over vriendschap dacht dan wij, het zal je ook niet verbazen dat Atheners uit de 5e eeuw BC anders over dokters dachten dan wij. Socratische gesprekken gaan over waarden van de deelnemers aan die gesprekken. Jongeren en ouderen zouden andere waarden kunnen hechten aan vriendschap, in een Socratisch gesprek komt dat aan de orde. De kern van zo’n gesprek is dat je op zoek gaat naar de achterliggende waarden en dat je dat doet door concrete gevallen te analyseren. Het gaat bij Socratische gesprekken niet om opvattingen, maar om gedrag. Er wordt gekeken wat jij zoal doet in vriendschapsrelaties en wat dus blijkbaar jouw opvatting over vriendschap is. Socratische gesprekken hebben als doel te onderzoeken wat de belangrijke waarden van de deelnemers zijn. Vandaag zijn jullie de deelnemers en is het te onderzoeken onderwerp vriendschap. Wat zijn jullie fundamentele waarden daarover? En: is er verschil tussen gewone vriendschappen en digitale vriendschappen? Of maakt het niet uit en is vriendschap gewoon vriendschap, hoe deze ook ontstaan is? In het leven gaat het er meestal niet om wat je zegt maar wat je doet. Bij vriendschap geldt dat zeker en in Socratische gesprekken is dat het eerste inzicht. Socratische gesprekken zijn fundamentele gesprekken over waarden, waarbij uitgegaan wordt van concrete voorbeelden. Concrete voorbeelden waarin het eigen gedrag centraal staat.
38
LES 7 VRIENDSCHAP SOCRATISCH GESPREK
REGELS VAN HET GESPREK Bij een socratisch gesprek gelden strikte regels. Eerst gaat het om de deelnemers. Er zijn 3 soorten deelnemers. Er is de gespreksleider, geen deelnemer. Deze handhaaft de orde, zorgt er voor dat de regels nageleefd worden en schrijft belangrijke resultaten op. Dan zijn er de voorbeeldgevers: omdat er wordt uitgegaan van concrete voorbeelden moeten er mensen zijn die voorbeelden inbrengen. Dan zijn er tot slot de deelnemers, zij voeren het gesprek waarin fundamentele waarden worden onderzocht. Voorbeeldgevers kunnen ook deelnemer zijn. Een socratisch gesprek gaat altijd over een fundamentele vraag. Daar begint het mee. Niet alle vragen zijn goed, er zijn eisen waaraan de vraag moet voldoen: 1 Algemeen, niet zuiver individueel 2 Fundamenteel 3 Relevant, motiverend, van belang? 4 Niet-empirisch, te beantwoorden door nadenken 5 Eenvoudig geformuleerd 6 Te voorzien van goede voorbeelden De vraag Wat is Vriendschap? lijkt aan al deze eisen te voldoen. Het gesprek begint met het verzamelen van concrete voorbeelden. Ook daar mag niet alles, er zijn ook eisen waar goede voorbeelden aan moeten voldoen: 1 De uitgangsvraag is er op van toepassing 2 Bekend aan inbrenger uit eigen ervaring 3 Inbrenger betrokken bij voorbeeld 4 Voorbeeld moet eenvoudig zijn 5 Voorbeeld moet afgesloten zijn 6 Voorbeeld moet ten volle bekend zijn 7 Motiverend voor andere deelnemers
VRAAG VOORBEELD KERNBEWERING(EN) REGELS PRINCIPES
Als de rollen eenmaal verdeeld zijn en als de vraag en de voorbeelden aan de gestelde eisen voldoen kan het gesprek beginnen. Dan kunnen de deelnemers gaan zoeken naar waarden die ze delen. Wij gaan dat onderzoek doen met het begrip vriendschap. In deze tijd, met 243 vrienden op Facebook en het al dan niet liken van tal van zaken, is het niet raar om eens goed te praten over wat vriendschap nu echt is. En: of digitale vriendschap al dan niet wat anders is dan gewone vriendschap.
Les 7 VRIENDSCHAP SOCRATISCH GESPREK
39
Hieronder de beschrijving van een eerder socratisch gesprek met een eerdere groep leerlingen over het zelfde thema. Lees dit niet voor het te voeren gesprek, dan word je in het gesprek te veel gestuurd.
MICHELE EN HAAR ID: EEN EERDER GESPREK Niet iedereen wil voorbeeldgever zijn, leerlingen vinden het vaak eng een gesprek over zichzelf te voeren. Vanwege die gevoelens van onveiligheid dwing ik nooit om met eigen voorbeelden te komen. De eerste keer dat ik het gesprek voerde, met 12 leerlingen tegelijk, waren er 4 voorbeeldgevers. Eén van de voorbeelden kwam van Michèle. Uiteindelijk werd haar geval uitgekozen om te analyseren, dat voorbeeld vonden de deelnemers namelijk het interessantste. Michèle had een vriendin, Eva, met wie ze al jaren bevriend was. Vanaf de basisschool deden ze alles samen. Michèle en Eva waren zeer vertrouwd, ze hadden lief en leed met elkaar gedeeld en heel wat dingen uitgewisseld over school, familie, vriendjes enz.. Het voorbeeld waar ze over vertelde was een negatief voorbeeld, er ging iets mis. Michèle en Eva zouden uitgaan, naar een discotheek. Ze bestelden een taxi die de beide dames voor de deur afzette. Toen bleek dat Michèle haar ID niet bij zich had, Eva wel. Michèle mocht er dus niet in. De dames overlegden, keken goed hoe de boel verliep en ineens zagen ze hun kans schoon en glipten ongezien naar binnen. Eind goed al goed zou je zeggen, maar toen kwam de portier naar binnen en hij pikte de meiden er uit. ID graag? Nou, die had Michèle dus niet. Het werd een politiezaak: de politie werd gebeld en Michèle moest ’s nachts mee naar het bureau. Toen de politieauto kwam moest Michèle instappen en mocht Eva mee naar het bureau om haar vriendin te steunen. Tot verbijstering van Michèle deed Eva dat niet. Eva liet Michèle alleen afvoeren. Dit incident was het einde van hun vriendschap. Volgens Michèle laat dit negatieve voorbeeld heel goed zien wat vriendschap is.
Het te analyseren voorbeeld moet duidelijk zijn. Dat kostte in dit geval wat moeite, maar uiteindelijk was dat zo. Daarna ga je, aan de hand van het voorbeeld, proberen te analyseren wat echte vriendschap is. Poging 1 - intimiteiten uitwisselen - werd verworpen, dat kun je met je broer ook. Poging 2 – er voor elkaar zijn – werd ook verworpen, je bent er ook voor je Oma maar dat is niet je vriendin. Toen kwam Michèle met het springende punt, ze combineerde de ideeën achter de twee mislukte pogingen: “Nee, het gaat er juist om dat ik meende op haar te kunnen rekenen omdat we intimiteiten gewisseld hadden. Daarom was ik zo boos en voelde ik me verraden. Je laat elkaar niet vallen als je intimiteiten hebt uitgewisseld. Dat is vriendschap: dat je er dan voor elkaar bent! Die definitie heb ik toen op het bord geschreven. De groep vond het een mooie definitie van echte vriendschap. Eva was blijkbaar geen echte vriendin van Michele geweest. Eerder had ik het over sociaal en intiem kapitaal. De definitie die mijn leerlingen toen kozen lijkt aan te sluiten bij wat Stine Jensen zegt over intiem kapitaal: VRIENDSCHAP omdat je intimiteiten met elkaar uitwisselt ben je er altijd voor de ander
40
LES 7 VRIENDSCHAP SOCRATISCH GESPREK
TWEE MAJORI’S Toen Michèle’s definitie eenmaal op het bord stond was de leerlingengroep tevreden, nou dat hadden we mooi gegaan! “En nou digitale vriendschap” zei ik: “voorbeelden graag?” Het kostte heel wat duwen en trekken, maar er kwam er weer wat moois. Majori, een hindoestaans en Surinaams meisje kwam met het volgende verhaal: Ik heb al 4 jaar een internet-vriendin, een heel erg goede vriendin. Ze heet ook Majori en ze is ook een hindoestaans meisje met Surinaamse achtergrond. We hebben elkaar leren kennen toen ik op deze school kwam. We zaten in de eerste vaak te niksen met computers en toen googelde ik een keer op mijn eigen naam, bleek er nog een Majori te zijn met een soortgelijke achtergrond! We hebben ruim twee jaar via de computer contact met elkaar gehad, eerst af en toe met mailtjes, later veel vaker. In de derde klas hebben we elkaar voor het eerst echt gezien. Ik durfde niet zo goed, want ik wist niet wie er echt achter al die mails en appjes zat. Daarom ben ik niet zelf naar Deventer gegaan, waar ze woont, maar heb ik me met vriendinnen omringd. We gingen op reis met school, naar het pretpark Walibi. Op die schoolreis heb ik me met een aantal vriendinnen teruggetrokken en zijn we stiekem naar Utrecht gegaan. Het was goed gepland: Majori was er ook en ze bleek inderdaad een hindoestaans, Surinaams meisje te zijn en geen enge gek die op seks uit was! Na die eerste ontmoeting hebben we elkaar veel vaker gezien. We zijn echte vriendinnen geworden. We wisselen inderdaad allerlei intimiteiten uit, die ik hier lekker niet vertel, en we doen veel dingen met elkaar. We zijn echte vriendinnen die voor elkaar klaar staan. Juist vanwege die gekke geschiedenis van onze vriendschap wilden we het allebei niet laten lopen, deze vriendschap is echt belangrijk voor ons.
De discussie in de klas na dit verhaal was geanimeerd. Iedereen vond dat het niet uitmaakt: zowel voor gewone vriendschap als voor internetvriendschap geldt de definitie van Michèle: je staat voor elkaar klaar omdat je intimiteiten hebt uitgewisseld.
LITERATUUR
41
Hier volgt een literatuurlijst voor leerlingen die iets aan dit onderwerp willen doen, voor hun profielwerkstuk, uit gewone belangstelling of om wat voor reden dan ook. Uitgaande van het niveau van 4 HV geef ik met een enkele ster (*) aan dat het niveau 5HV is en met een dubbele ster (**) dat het niveau 6V of eerste jaar universiteit is. Als je een van deze boeken wilt lenen moet je je maar bij me melden. Verdere literatuur wordt besproken op de site, http://digitaalzelfportret.nl. Daar ga ik bij de literatuur uit van een publiek van ouders en collega’s.
LEERLINGEN EN MODERNE MEDIA Boschma en Groen, De generatie Einstein Manfred Spitzer, Digitale dementie Patti Valkenburg, Beeldschermkinderen (*) Wim Veen, Homo Zappiens (*) IDENTITEIT Stine Jensen en Rob Wijnberg, Dus ik ben Stine Jensen, Vriend Stine Jensen, Ik lieg dus ik ben (*) Luuc Kooijmans, Vriendschap (**) PSYCHOLOGISCHE EN FILOSOFISCHE ACHTERGRONDEN Peter Bieri, Het handwerk van de vrijheid (**) Antonio Damasio, De vergissing van Descartes (*) Ap Dijksterhuis, De vrije wil bestaat niet (**) Joep Dohmen, Het leven als kunstwerk (**) Marli Huijer, Discipline (**) Cornelia de Vogel, Plato, een biografie (*) Plato, De staat (De mythe van de grot) Burrhus F Skinner, Bijgeloof bij de duif Rein de Wilde, De Voorspellers, analyse van de toekomstindustrie (**) CRITICI VAN GEBRUIK MODERNE MEDIA IN HET ONDERWIJS Nicholas Carr, Het Ondiepe John Brockmann, Hoe INTERNET onze manier van denken verandert (Edge) Andrew Keen, De apestaartcultuur (*) Andrew Keen, Vertigo (*) ROMANS Dave Eggers, De cirkel (*) Burrhus F. Skinner, Walden Twee (*) Robert M. Pirsig, Zen en de kunst van het motoronderhoud (*) Juli Zeh, Corpus delicti (**)
42
WHO IS WHO IN ICT?
Nicholas Carr Deze briljante journalist heeft telkens weer opwinding in ICT-land veroorzaakt door heel erg gewone dingen over computers te zeggen die uit de mode zijn. Als je niet meehuilt met de wolven wordt je verguisd, daar kan Carr wel tegen. Hij werkt gewoon door aan zijn volgende project. Dit filmpje is een tv interview nav The Shallow http://www.youtube.com/watch?v=zGY_RjqlSRU Bill Gates Jobs en Gates zijn vlak bij elkaar geboren en ook nog studiegenoten geweest. De oprichter van Microsoft was een heel andere man dan Jobs, veel intellectueler en veel pragmatischer. In dit filmpje wordt hij geëerd op Harvard, waar hij ooit studeerde. Het respect druipt er af en Gates geniet daar zichtbaar van. http://www.youtube.com/watch?v=AP5VIhbJwFs Steve Jobs Jobs is met 3 verschillende producten in zijn leven 3 keer miljardair geworden: de Apple computer, de I-Phone & I-pad. Tussendoor heeft hij nog even Pixar opgericht, wat financieel ook goed afliep. Dit filmpje is de presentatie van de I-Phone. Jobs presentaties van nieuwe producten waren publicitaire meesterwerken http://www.youtube.com/watch?v=c_m2F_ph_uU Andrew Keen Deze provocateur begon zijn carrière als internet ondernemer maar kreeg daar naar verloop van tijd genoeg van. Hij is nog steeds ondernemer, maar nu een literaire ondernemer. Hij maakt goed verkopende boeken over het internet waarin hij met veel gevoel voor de tijdgeest de vinger op zwakke punten legt, van Youtube, van Facebook, van Google enz. enz.. Als je hem lees kom je iedereen tegen die in ICT-land wat te zeggen heeft, hij kent ze allemaal. http://www.youtube.com/watch?v=U2XzkpdR3dg Larry Page De oprichter van Google vertelt op charmante wijze in het korte filmpje Inspiring Google Story aan studenten over zijn studietijd, over de angsten bij het oprichten van Google en zegt dat je als student niet bang moet zijn om wat nieuws te starten. http://www.youtube.com/watch?v=f_eiMKp4QW8 Manfred Spitzer Een neuroloog die een scherp boek tegen het gebruik van moderne media in het onderwijs heeft geschreven. Hij zegt dat jullie ziek worden van internetten en hij is niet achterlijk. Wel vervelend, kijk maar naar dit filmpje. Wat hij zegt over verwerkingsdiepte houd ik voor belangrijk voor het onderwijs met computers en gebruik ik veel. http://www.youtube.com/watch?v=ILPWoMrfK_c Mark Zuckerberg De oprichter van Facebook die aan vriendschap en privacy een andere betekenis heeft gegeven. In dit korte filmpje het verhaal: Is Facebook your Friend? http://www.youtube.com/watch?v=xPX2UrXcFpo
NOTEN
43
1 Manfred Spitzer zegt in Digitale Dementie dat de totale tijdsbesteding van jongeren aan moderne media gemiddeld 7,5 uur per dag is, bij anderen lees ik vaker 6 uur en in het EMOVO rapport wordt meer dan 2 uur per dag Kompjoeteren en tv-kijken al als problematisch gezien. Het echte getal doet er niet toe. De getallen zijn te hoog, veel te hoog zoals blijkt uit de toename van structurele sportblessures bij tieners. Die blessures zijn een gevolg van ondertrained zijn. Veel belangrijker is de stress die te uitbundig ICT-gedrag kan veroorzaken en de effecten op leren. Er bestaat volgens mij nog geen serieus onderzoek daarover en bij gebrek daar aan moeten we onze kinderen en leerlingen maar een beetje tegen zichzelf beschermen, door ze aan te raden effe te dimmen. 2 Op scholen wordt jaarlijks onderzoek gedaan naar het emotioneel welbevinden van 2 e en 4e klassers. Scholen krijgen de getallen in het EMOVO-rapport te zien, zodat ze hun beleid kunnen aanpassen. Toen ik de cijfers de eerste keer zag schrok ik erg: drank, zelfmoord, ICT-verslaving. Het is allemaal nog al wat. Ze zien er vaak zo gelukkig uit, die pubers. 3 Op mijn 30ste keek ik neer op boeken over levenskunst zoals ik die nu met veel plezier lees. Als je ouder word dan word je gelukkig milder. 4 Wim Veen en Frans Jacobs hebben een literatuurstudie naar de kenmerken van het nieuwe leren gedaan, op het internet heb je die studie zo te pakken. Ik ben er geen fan van. 5 Kort na de introductie van I-Pods door Steve Jobs had Nick Groot natuurlijk zo’n ding. Hij liet het trots in de klas zien en ik vroeg – oprecht belangstellend – wat het was. Hoe het kwam weet ik niet meer, maar al heel snel had ik het ding in de klas in mijn hand en toen, hoe het kwam weet ik ook niet meer, liet ik het ding per ongeluk vallen! Ontzetting bij Nick Groot, ik schrok en schaamde me kapot. IPod, kapot! De harde schijf was stuk en er moest een nieuwe I-Pod gekocht worden. Gelukkig zijn er op scholen verzekeringen voor leraren in actie! Als ik Nick Groot tegen kom zeggen we altijd lachend, IPod kapot! 6 Na mijn studie filosofie heb ik me afgekeerd van de wetenschapsfilosofie. Ik ergerde me aan de stomme PopperKoenLaketos discussie die helemaal niets inhield. Nu heb ik zelf een lessenserie Wetenschapsfilosofie opgezet, voor leerlingen uit 6VWO. Er bestaan alleen nog maar PPT’s aan de hand waarvan ik praat, volgend jaar is er een boekje van 120 a 150 pagina’s (zie site). Het speciale aan mijn cursus is dat deze cultuurhistorisch is. Ik leg wetenschapsfilosofische thema’s uit aan de hand van 8 belangrijke cases: (1) ‘t Griekse Wonder, (2) De Wetenschappelijke Revolutie, (3) Realiteit van Atomen, (4) De Gekkenhuizen en Freud, (5) De Evolutietheorie, (6) Einsteins Speciale Relativiteits Theorie, (7) Big Science: de Atoombom en (8) De DNA ontdekking. De uitleg zijn teksten met plaatjes van ongeveer 15 pagina’s elk, geschreven in een vlotte journalistieke stijl. In korte intermezzo’s introduceer ik bijpassende filosofische thema’s, waaronder zelfs heel kort de rationaliteits discussie en thema’s uit de kennissociologie. Filosofie en sociologie lijken bij mij bijproduct, maar zijn uiteindelijk toch wel hetgeen waar het omgaat. 7 In de hoofdstukken 3 en 4 van Het Ondiepe bespreekt Carr, van wie ik deze kennis heb, de wetenschappelijke literatuur hierover.
44
GOEDE PRESENTATIES MAKEN
Er is in de samenleving een schreeuwende behoefte aan bèta’s die goed kunnen communiceren. Om die reden laten we bij NLT in alle modules leerlingen presenteren. Heel vaak laten we jullie van elkaar leren. Voor die presentaties geven we cijfers die meetellen in je eindcijfer. Hoe doen we dat, jullie beoordelen? Hoe zorgen we ervoor dat er geen extreme verschillen tussen docenten zijn, waardoor je bij de ene docent een 8 krijgt, terwijl een andere docent voor zo’n zelfde presentatie misschien een 5 zou geven? We letten op 3 items: INHOUD, HOUDING en PRESENTATIE. Voor elk van die onderdelen krijg je een cijfer, je eindcijfer is het gemiddelde van deze drie cijfers. HOUDING Als je een presentatie houdt is het van groot belang hoe je voor de klas staat. Het vreemdste wat ik ooit mee maakte waren twee meiden, die een boeiend verhaal over prostitutie hielden. Dat was het onderwerp van hun profielwerkstuk. Het was een goed PWS. Tijdens de presentatie was het warm, het was namelijk erg mooi weer. De dames hadden daarom prettig zittende zomerkleding aan, die – dat heb je wel eens – erg doorschijnend was. Het was geen opzet maar het ergerde me wel: hoe kun je nou, op zo’n moment en met al dat publiek, voor de zaal gaan staan alsof je zelf in de prostitutie zit! Ik heb er niets van gezegd, maar dacht er het mijne van. Houding, hoe je er uit ziet, is iets om bij presentaties op te letten. Wat leerlingen vaak fout doen: Slecht voorlezen van een blaadje dat ze de hele tijd in hun hand verfrommelen. Heel vaak zeggen dat Piet nu X gaat zeggen over Y en dat K dan iets zegt over L terwijl de volgorde van de presentatie heel anders loopt. Maak niet te veel organisatorische opmerkingen. Praat gewoon naturel! Praat spontaan over je onderwerp. Het is vaak handig om de computer als autocue te gebruiken: dan praat je normaal en verwijs naar je presentatie. Haal je zelf niet uit je concentratie door te veel grappen of te veel opwinding in je verhaal te stoppen. Probeer je te gedragen als een nieuwslezer die rustig zijn verhaal vertelt. PPT PPTs of Prezi’s moeten een ondersteunende functie hebben. Er moeten goede teksten in staan (kort is beter dan lang, duidelijk is beter dan vaag , . . .) en er moeten goede foto’s en of filmpjes in staan. Het is de bedoeling dat het voor het publiek een genoegen is naar je presentatie te kijken, tenzij je wilt provoceren. Een paar tips: Zorg voor eenheid van vorm en van stijl in je presentaties. Denk hier over na. Vrolijke kleuren passen niet bij droevige onderwerpen. Maak je presentatie niet te wild. Let op typografische dingen: een goede spelfout kan je totaal belachelijk maken en een grap mag best, maar let op dat die zich niet tegen je keert . . . INHOUD Bij presentaties gaat het natuurlijk om de inhoud. Concentreer je er op dat die in elk geval goed is. Dat is goed voor je cijfer en ook goed voor het gevoel van zekerheid dat je uitstraalt. Er zijn natuurlijk leerlingen die ook zelfverzekerd zijn als ze iets totaal anders doen dan de bedoeling was, maar bij de meesten werkt het toch niet zo . . . Bij presentaties hoort altijd een opdracht. Zorg dat je goed weet wat die opdracht ook weer was. Docenten moeten je beoordelen vanuit die opdracht. Weet je wat de opdracht was? Heb je de opdracht ook uitgevoerd?
STUDIEWIJZER
45
Dit project de Apencultuur wordt gedaan bij het vak NLT, waar we gedurende een gehele periode van 8 weken één middag in de week aan de lessen besteden. Door bedrijvenbezoek en lezingen wordt er lesuitval veroorzaakt, daarom zijn er 7 weken gepland. In het project houden we ons bezig houden met jullie gedrag met moderne media en met de opvattingen daarover van enkele filosofen en wetenschappers. In de lessen doe je 2 dingen waar je een cijfer voor krijgt: (1) Presentatie houden aan de hand van duidelijke instructie (O1). (2) Opstellen schrijven over je eigen gedrag met moderne media aan de hand van een scherpe opdracht die in dit boekje is geformuleerd (O2). Deze twee opdrachten tellen even zwaar en leveren tezamen het O-cijfer. Na afloop van de lessen is er in de toetsweek een toets. Daarvoor moet je dit boekje bestuderen. Als je echt wilt meedoen met dit project is het noodzakelijk om wekelijks de teksten uit dit boekje te lezen die in de studiewijzer worden aangegeven. Voordeel daarvan is dat je dan niet op de laatste avond voor de toets ineens nog al die 50 pagina’s moet lezen. De toets levert een T-cijfer op. Je cijfer is het gemiddelde van het O- en het T-cijfer.
Wk ACTIVITEIT IN LES
HUISWERK
1
Les 1 Opzet lezen Opdracht 1 en 2 afmaken Les 2 LLn en media lezen Opdracht 3 afmaken
2
3
4
5
6
7
Les 1 Opzet: Identiteit BTn Opdracht 1 en 2 Les 2 Leerlingen en moderne media BTn Pres. 1 t/m 5 Identiteit (5x2 lln) Opdracht 3 Les 3 Vrij of gedwongen? BTn Pres. 6 en 7 (2x2 ll’n) Opdracht 4 Les 4 Samen of alleen? BTn Pres. 5 8 & 9(2x2 lln) Opdracht 5 Les 5 Kennis of mening? BTn Pres 10, 11 en 12 (3 x 2 ll’n) Opdracht 6 Les 6 Kiezen of denken? BTn Pres 13, 14 en 15 ( 3x2 ll’n) Opdracht 7 Les 7 Socratisch gesprek over Vriendschap
Les 3Vrij of gedwongen? lezen Opdracht 4 Afmaken Les 4 Samen of alleen? lezen Opdracht 5 Afmaken Les 5 Kennis of mening? lezen Opdracht 6 Afmaken Les 6 Kiezen of denken? lezen Opdracht 7 Afmaken Les 7 Socratisch gesprek lezen Digitaal Zelfportret schriftelijk inleveren bij BTn en mailen naar
[email protected]