220625_GEO HL_7_Afd. B
5
16-01-2008
16:32
Pagina 46
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
De Alpen
In dit hoofdstuk leren de kinderen hoe het leven in gebieden met een hooggebergteklimaat is. De Alpen dienen daarbij als voorbeeld. In een hooggebergte komen veel gletsjers voor. Het gletsjerijs schuift langzaam naar beneden. Onder de dooigrens smelt de gletsjer en ontstaat een bergbeek. Door de aanleg van wegen, bruggen en tunnels is het hooggebergte veel beter bereikbaar geworden. Daardoor komen er steeds meer toeristen, maar dat zorgt wel voor tal van problemen.
1 Hoog in de bergen In deze les leren de kinderen dat de Alpen een hooggebergte zijn waar toeristen graag komen om van de natuur en de folklore te genieten en allerlei bergsporten te beoefenen. Hoog in de bergen liggen dikke ijsmassa’s. Wanneer je uit het gebied van de eeuwige sneeuw naar beneden gaat, wordt de temperatuur hoger en verschijnt er vegetatie. Onder in het dal wonen de meeste mensen. Plooiingsgebergte De naam Alpen komt van het Latijnse woord alb, dat wit betekent. De Alpen zijn een relatief jong gebergte. Ze ontstonden 60 miljoen jaar geleden, toen de landmassa van Afrika tegen die van Europa schoof, een proces dat nog steeds doorgaat. Daardoor worden de Alpen elk jaar nog een paar millimeter hoger. Veertig toppen zijn hoger dan 4000 meter. De Mont Blanc in Frankrijk is met zijn top van 4808 meter het hoogst. Gletsjer Een gletsjer wordt gevormd doordat hoog in het gebergte de sneeuwlagen steeds dikker worden. Door het gewicht verandert de zachte sneeuw in een harde ijslaag. Als de ijsmassa te groot wordt, schuift het ijs langzaam naar beneden. Door het enorme gewicht en de sterke schurende werking zijn de gletsjers in staat om over hele lange perioden U-vormige dalen uit te slijten. Aan het eind van de gletsjer vindt afsmelting plaats. Het smeltwater stroomt hier uit de gletsjerpoort en vormt een snelstromende bergbeek.
46
Erosie en verwering in gebergten Door verwering valt het grove gesteente in stukken uiteen. Dat komt bijvoorbeeld doordat er spanningsverschillen in gesteenten optreden door de snel veranderende temperatuur in de bergen. Ook het water dat in spleten bevriest en zo een groter volume krijgt, zorgt ervoor dat er stukken gesteenten afbreken. Al het losse materiaal kan door het water, het ijs of de zwaartekracht verplaatst worden. Er treedt dan erosie op, doordat het losse materiaal tijdens het transport overal langs schuurt. Het losse materiaal dat door gletsjers meegenomen wordt, noemen we morenen. Het komt uiteindelijk als rotsblokken en grote stenen in de bovenloop van de rivieren terecht. Door het hard stromende water worden die weer verplaatst. Daarbij schuren ze tegen elkaar, waardoor het materiaal kleiner wordt. Naarmate de stroming minder wordt, neemt het water fijner materiaal mee. In de middenloop van de rivier wordt grover en fijner grind meegenomen. In de benedenloop kom je alleen nog het fijnere materiaal tegen, zoals zand- en kleideeltjes. Ook mensen zijn verantwoordelijk voor de erosie in de bergen. Voor de aanleg van skipistes kapt men de bomen in het gebied. De dunne bodemlaag wordt dan niet meer vastgehouden door boomwortels en spoelt makkelijk van de hellingen af. Het regenwater wordt ook niet meer vastgehouden en geleidelijk afgevoerd. Overstromingen en aardverschuivingen zijn het gevolg. Wetenswaardigheden In de Alpen zijn meer dan 50.000 gemarkeerde wandelpaden in alle moeilijkheidsgraden. Van een eenvoudig pad tot steile kletterroutes. De grootste gletsjer van Europa, de Zwitserse Aletschgletsjer, is 24 kilometer lang. In 2005 is de gletsjer 66 meter kleiner geworden door de opwarming van de aarde. Bronnen voor verdere informatie Kijk voor meer informatie over de Alpen en andere hooggebergten eens in Informatieboekje 174, Hooggebergten.
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 47
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
2 Bergweiden en bossen In deze les leren de kinderen wat de kenmerken zijn van een hooggebergteklimaat. Als voorbeeld worden de Alpen genomen. Wind (lucht die beweegt) kan in een berglandschap niet rechtdoor, maar moet stijgen om over de bergen heen te komen. Geleidelijk koelt de waterdamp dan in de lucht af en vormen zich wolken. Als die nog kouder worden, valt er regen of sneeuw uit. De sneeuw in het hooggebergte trekt jaarlijks miljoenen bezoekers. Dat zorgt voor tal van problemen. Boven de boomgrens liggen bergweiden, waarop veeteelt plaatsvindt. Het leven van een bergboer is niet makkelijk. De boeren krijgen subsidie van de EU, omdat anders niemand meer voor het landschap zorgt. Hooggebergteklimaat Het hooggebergteklimaat is wat temperatuur betreft vergelijkbaar met het poolklimaat op de Noordpool en Antarctica. Het is het hele jaar erg koud, dat wil zeggen de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is lager dan 10 ºC. In het gebied van de eeuwige sneeuw komt de gemiddelde temperatuur niet boven de 0 ºC uit. De neerslag heeft er bijna het hele jaar de vorm van sneeuw. De hoeveelheid is sterk afhankelijk van de windrichting. Maar doordat de lucht altijd sterk moet stijgen, ontstaan er vaak regenwolken. De temperatuur daalt in een hooggebergte per honderd meter gemiddeld 0,6 ºC. Als je uit een bergdal op 2000 meter, waar het 6 ºC is, vertrekt, dan zal het op 3000 meter ongeveer 0 ºC zijn. Het maakt niet zoveel uit of het bewolkt of zonnig is. Vegetatiegordels Door de verschillen in temperatuur en neerslag zijn er verticale verschillen in begroeiing en grondgebruik. Tot een hoogte van ongeveer 1000 meter kan het land in de Alpen nog gebruikt worden door de boeren. Tussen 1000 en 2000 meter hoog zijn naaldbossen. Daarboven is het té koud voor bomen. Er groeien nog wel bijzondere planten en gras. Op ongeveer 2600 meter hoogte ligt de sneeuwgrens. Daarboven ligt in de winter en in de zomer sneeuw (eeuwige sneeuw). De vegetatiegordels in het noordelijk deel van de Alpen liggen in het algemeen enige honderden meters lager dan die op de zuidelijke hellingen. Daar is de zuidelijke ligging voor verantwoordelijk.
Neerslag Bij bergketens zoals de Alpen kan het hevig regenen. Die stortregens worden ook wel stuwingregens genoemd, omdat de lucht door de bergen gedwongen wordt om te stijgen. Zo ontstaan zware buien, die vaak lange tijd boven een bepaalde plek blijven hangen. Die stortregens kunnen overstromingen, modderstromen en aardverschuivingen veroorzaken als de rivieren het snel toestromende water niet kunnen verwerken. Bergboeren Vroeger waren er in de bergen nauwelijks wegen. De mensen die er woonden, waren boeren. Ze leefden van de producten van hun akkers en hun vee, zoals graan, melk, wol en vlees. Wat ze overhielden, verkochten ze aan de mensen in het dal. Door de aanleg van wegen, tunnels en bruggen zijn berggebieden nu veel beter bereikbaar geworden. De mensen in de dalen kopen nu goedkopere producten uit andere landen. Veel bergboeren verdienen daardoor vrijwel niets meer met de verkoop van hun producten. Daarom werken ze nu vaak voor de toeristen. Ze zijn gids of skileraar geworden of bieden toeristen onderdak. Of ze zijn helemaal uit het boerenbedrijf vertrokken. Wetenswaardigheden In Appenzell kun je in het voorjaar de Alpaufzug zien. De koeien worden dan feestelijk versierd naar de hogere zomerweiden gebracht. Zwitserland exporteert zuivel-, melk- en chocoladeproducten. Bekende kazen zijn de gruyère en de emmentaler. Bergplanten zijn goed aangepast aan de kou. Ze hebben dikke bladeren en harige stengels. Op de bergweiden leven verschillende soorten dieren, bijvoorbeeld bergmarmotten en gemzen. Bronnen voor verdere informatie Meer informatie over lawines kunt u vinden in Informatie Junior 63, Lawines. Kijk ook eens in Informatieboekje 154, Wintersport en Informatie Junior 103, Snowboarden.
47
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 48
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
3 Bouwen in de bergen In deze les leren de kinderen dat het tegenwoordig door de aanleg van wegen, bruggen, spoorwegen en tunnels eenvoudiger is om in en door de Alpen te reizen. Daardoor is ook het (vracht)vervoer over de weg tussen Noord- en Zuid-Europa en andersom toegenomen. Ook andere onderdelen van de infrastructuur, zoals vliegvelden, riolering en elektriciteitscentrales, zijn de laatste jaren vernieuwd en verbeterd. Bergpas Een bergpas is een lagergelegen deel van een bergrug. Deze delen werden vaak gebruikt om de bergrug te passeren, vandaar de naam ‘pas’. De Romeinen legden al wegen aan over de passen. Het zijn altijd de belangrijkste verbindingsroutes geweest, totdat men tunnels ging aanleggen. Daar bergruggen vaak een natuurlijke grens tussen landen vormen, liggen grensposten vaak op deze passen. Veel bergpassen zijn in de winter gesloten, wegens grote hoeveelheden sneeuw. Paswegen kunnen wel sneeuwvrij gehouden worden, maar dat is kostbaar. Zeker als er ook al een tunnel door de bergrug loopt, wordt er vaak voor gekozen de paswegen in de winter niet sneeuwvrij te houden. Reizen in de bergen Het nemen van ‘de kortste weg’ is in een berggebied niet altijd mogelijk. Waar bergen hoog zijn, is men vaak afhankelijk van tunnels en passen. Omdat de Alpen van oost naar west lopen en de verkeersrichting vooral noord-zuid is, vormen ze een belangrijke barrière. Het toenemende vervoer van personen en goederen vraagt veel investeringen van de Alpenlanden in uitbreiding en verbetering van de verbindingen. Steeds meer worden treinen gebruikt voor de doorvoer van auto’s en vrachtwagens. Een ander probleem is het ruimtegebrek. Landbouw, industrie en transport willen allemaal gebruikmaken van de spaarzame vlakke ruimte in de dalen. Ook willen mensen er wonen. De vlakke ruimte is hiervoor niet groot genoeg, dus worden er steeds vaker minder geschikte gebieden ingericht. Dit brengt nieuwe problemen met zich mee, zoals duurder bouwen, grotere afstanden en zelfs bouwen op lawinegevaarlijke locaties. Waterkrachtcentrale In een waterkrachtcentrale wordt de kracht van stromend en vallend water met behulp van een turbine in een draaiende beweging omgezet. Door de as van de turbine te koppelen aan
48
een generator (een enorme fietsdynamo) wordt elektriciteit opgewekt. De elektriciteitsproductie is sterk afhankelijk van het hoogteverschil en de hoeveelheid water die de centrale passeert. Centrales in het hooggebergte zijn erg effectief, doordat het water uit het stuwmeer in een veel lager liggende centrale in elektriciteit wordt omgezet. Bovendien is het water een zeer schone energiebron. Nadelen van deze manier van elektriciteit opwekken zijn het grote gebied dat onder water wordt gezet en het losse materiaal uit de hogergelegen delen dat in het stuwmeer bezinkt. Wetenswaardigheden Stijgend verkeer in de bergen heeft voorrang op dalend verkeer, omdat dalend verkeer makkelijker kan stoppen. Maar een postbus heeft in Zwitserland altijd voorrang, ook als de bus daalt. Een heel bekend plantje dat in de Alpen groeit, is de edelweiss. De bloem is een klein, wit en viltachtig sterretje. Edelweiss komt vooral voor op steenachtige hellingen. In de dalen blijft luchtverontreiniging lang hangen. De luchtkwaliteit op ‘topdagen’ in Chamonix is vergelijkbaar met die van een grote stad. De Mont Blanctunnel is 11,6 kilometer lang en bestaat uit een 8,60 meter brede tunnelbuis met twee rijstroken. In 2005 bedroeg de tol voor een personenauto ongeveer 30 euro. Bronnen voor verdere informatie Meer informatie over tunnels kunt u vinden in Informatieboekje 22, Tunnels.
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 49
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
4 De Himalaya In deze les leren de kinderen dat de Himalaya het hoogste gebergte van de wereld is. Het waait er hard en er zijn geregeld zware sneeuwstormen. Een temperatuur van -50 ºC is er heel normaal. In dit hooggebergte liggen uitgestrekte hoogvlaktes die bewoond worden door Sherpa’s, een nomadenvolk. Vroeger trokken zij met hun kuddes jaks over de hoogvlakte. Nu verdienen veel Sherpa’s hun geld met werk voor toeristen. Himalaya Het Himalayagebergte wordt wel het dak van de wereld genoemd. Het is in dezelfde periode omhooggestuwd als de Alpen, maar het werd veruit het hoogste bergmassief ter wereld. Veel van ’s werelds hoogste bergtoppen liggen er, zoals de Mount Everest (8850 meter), de K2 (8611 meter) en de Kanchenjunga (8586 meter). De gebergtevorming gaat nog steeds door, maar tegelijkertijd verweert en erodeert het gebergte ook. Het fijnste verweringsmateriaal wordt door de rivieren het verst meegenomen en uiteindelijk in de vlakke gebieden dicht bij zee achtergelaten. Zo ontstaan uitgestrekte delta’s zoals die van Bangladesh. De Tibetaanse hoogvlakte hoort bij de Himalaya. Op deze hoogvlakte is geen plek die lager is dan 4000 meter. De lucht is er dan ook heel ijl. Toch wonen er mensen en zijn er boeddhistische kloosters. Sir Edmund Hillary en zijn helper sherpa Tenzing Norgay bereikten in 1953 als eerste mensen de top van de Mount Everest. Tegenwoordig is de top al door honderden mensen beklommen, maar het is een gevaarlijke onderneming. Gemiddeld één op de tien bergbeklimmers komt erbij om het leven. Nepal Een groot gedeelte van Nepal is zeer bergachtig. Van de tien hoogste bergen in de wereld liggen er acht in Nepal. In het zuiden, langs de grens met India, zijn lagergelegen gebieden. Ongeveer 20% van het landoppervlak is bruikbaar voor de landbouw. Door de grote hoogteverschillen kent het land verschillende klimaten: een hooggebergteklimaat in de Himalaya en een subtropisch klimaat langs de grens met India. De bevolking van Nepal woont voornamelijk in de laaggelegen gebieden en in de vallei rond de hoofdstad Kathmandu. Veel mensen in de steden en op het platteland zijn extreem arm.
Meer dan 30% van de bevolking leeft onder de armoedegrens. 75% van de bevolking werkt in de landbouw. De industrie verwerkt voornamelijk landbouwproducten, zoals jute, suikerriet, tabak en graan. Tegenwoordig wordt er steeds meer geld aan de toeristen verdiend. Jak De jak is een rundersoort die voorkomt in Centraal-Azië. Een wilde stier kan van kop tot staart een lengte van 3,25 meter, een schouderhoogte van 2 meter en een gewicht van 1000 kilo bereiken. Koeien zijn beduidend kleiner en wegen zelden meer dan 350 kilo. Hun lange vacht, die tot op de grond reikt, beschermt de jaks tegen de kou. Ze leven op rotssteppen tot een hoogte van 6100 meter. In het koudere jaargetijde trekken ze naar lagergelegen gebieden. Beneden de 3000 meter worden de dieren zwak en ziek. Jaks kunnen erg goed klimmen, beter dan mensen. Ze worden gebruikt als vervoermiddel en voor het trekken van de ploeg. De koeien leveren melk, waarvan kaas en boter gemaakt wordt. Boter wordt gebruikt om lampen te laten branden, maar wordt ook door de Tibetanen in thee gedaan. Van de haren worden kleren en tenten gemaakt en van de mest droge mestkoeken, die men als brandstof gebruikt. Wetenswaardigheden Het Himalayagebied levert vers water voor meer dan een vijfde van de wereldbevolking. De Mount Everest is genoemd naar de Britse geograaf Sir George Everest. Een paar jaar geleden zwommen er nog 250 rivierdolfijnen in de Nepalese wateren. Nu zijn dat er nog maar 100. Bronnen voor verdere informatie Via http://himalaya.startkabel.nl vindt u allerlei informatie over de Himalaya. Kijk ook eens in Informatieboekje N15, Naar de top van de Mount Everest.
49
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 50
VERHAAL
Ingesloten René is met zijn ouders op wintersportvakantie in Oostenrijk. Zijn hotel ligt op 500 meter van het dorpje Galtür, het enige dorpje in het dal. Hij beschrijft op internet hoe hij een lawine van dichtbij meemaakte. ‘Op dinsdagmiddag ging om vier uur de sirene af in het dal. Er was een dichte mist, zodat we maar hoogstens 5 meter ver konden kijken. Kort daarna kwam iemand vertellen dat er een lawine op het dorpje Galtür was neergekomen. Het hele dorp was door de lawine bedekt! Waarschijnlijk lagen er veel mensen onder de sneeuw. Papa belde onmiddellijk oma in Nederland om te zeggen dat ze niet ongerust moest zijn. De enige weg het dal uit liep door Galtür. We konden dus niet met de auto naar huis gaan. Het ergst was nog dat reddingswerkers niet snel naar het dal konden komen wegens de hevige sneeuwstorm en de potdichte mist. Rond twee uur ’s nachts begon de mist op te lossen. Toen konden we het rampgebied zien. De eerste reddingswerkers waren aangekomen. Ze hadden op palen spots aangebracht om het rampgebied te verlichten. Naarmate de mist optrok, werd het hele gebied verlicht. De ravage was enorm. Talrijke huizen waren gewoon van de kaart geveegd. Veel mensen zochten naar overlevenden. Pas in de namiddag konden de eerste helikopters het rampgebied binnenvliegen. Ze brachten vierhonderd hulpverleners met speciaal getrainde herdershonden. De hulpverleners hadden lange, dunne stalen stokken bij zich. Ze gingen schouder aan schouder over de sneeuw lopen en prikten hun stokken diep in de sneeuw. Als ze weerstand voelden, lieten ze een hond
50
ruiken. Als ze vermoedden dat er een mens onder de sneeuw lag, gingen gravers aan het werk. Heel voorzichtig groeven ze met schoppen tot op de plaats waar ze iets hadden gevoeld. Daarbij bleven de herdershonden vaak in de buurt. Als zij meer blaften, wisten de gravers dat er een zéér grote kans was dat ze mensen zouden vinden. Wanneer dat zo was, kwam de derde groep hulpverleners in actie, namelijk de artsen. Alle zwaargewonden werden met helikopters overgevlogen naar het ziekenhuis in Innsbruck. Op donderdagmorgen kwam een legerhelikopter ons oppikken bij het hotel. We werden naar een kazerne gebracht, waar we ons moesten aanmelden op de evacuatielijsten. Om tien uur ’s avonds gingen we met de bus naar de luchthaven van Innsbruck. Vandaar vlogen we naar huis...’ De ramp in Galtür vond plaats op 23 februari 1999. Er kwamen 38 mensen door de lawine om het leven. René had geluk... Ferry Siemensma
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 51
LESBEGELEIDING OMGEVINGSLES
Infrastructuur in de eigen omgeving
` Lesinhoud en lesdoel De kinderen hebben in les 3 het begrip infrastructuur geleerd. In deze les kijken de kinderen welke infrastructuur er in hun eigen omgeving is. Daarmee geven ze antwoord op de vraag: is mijn woonplaats goed bereikbaar? Waar liggen wegen, rivieren, kanalen, spoorwegen, bruggen of tunnels? Is er een elektriciteitscentrale, vuilverbranding, waterwinbedrijf of waterzuiveringscentrale? Welke elementen zijn goed en wat zou er beter kunnen? Het doel van deze les is kinderen het geleerde te laten toepassen op hun omgeving, zodat het beter beklijft. Benodigdheden en voorbereiding Afhankelijk van de beschikbare tijd en de ligging van de school, kiest u voor een van de volgende mogelijkheden: 1 Ga met de hele groep naar buiten en wandel met de kinderen in de omgeving van de school. 2 De kinderen gaan in groepjes onder begeleiding van bijvoorbeeld ouders de omgeving van de school verkennen en inventariseren. In beide gevallen moet van tevoren een route worden uitgezet langs interessante punten. De kinderen hebben onderweg papier en een pen of tekenmateriaal nodig.
Start Herhaal kort met de kinderen wat ze in les 3 hebben geleerd. Schrijf op het bord: infrastructuur. Tijdens een gesprekje erover zet u rond dit begrip woorden die ermee te maken hebben, zoals: verkeer – rivieren – wegen – tunnels – bruggen – viaducten – elektriciteitscentrale – vliegveld. Ga met de kinderen nog eens in op de verschillende kenmerken. Wijs ze erop dat het bij infrastructuur alleen gaat om voorzieningen om mensen en goederen te vervoeren. Een vrachtwagen en trein maken gebruik van die voorzieningen, maar zijn zelf geen onderdeel van de infrastructuur. Het begrip goederen moet je heel ruim nemen. Ook elektriciteit, drinkwater, e-mails en telefoongesprekken vallen
onder dit begrip, vandaar dat stroomkabels, waterleiding, zendmasten voor mobiele telefonie en computernetwerken deel uitmaken van de infrastructuur. Bij infrastructuur gaat het dus om vaste elementen, ‘onroerende’ voorzieningen, die transport van mensen en goederen mogelijk maken. Voor kinderen moet dit abstracte begrip vertaald worden: door bruggen, tunnels, wegen en spoorrails kun je gemakkelijker op andere plaatsen komen en kunnen bedrijven grondstoffen en producten aanen afvoeren. Mensen kunnen er ook gemakkelijker door naar hun werk reizen of op vakantie gaan. Door een goede infrastructuur wordt leven en werken gemakkelijker. In les 3 gold dit met name voor bergbewoners, maar in deze les gaan de kinderen zien dat ook in hun woonplaats een goede infrastructuur belangrijk is. Verloop De kinderen gaan in groepjes of als één groep de omgeving van de school inventariseren. Ze beschrijven of tekenen alle mogelijke vormen van infrastructuur die ze zien. Na de wandeling bespreekt u op school wat de kinderen hebben waargenomen. Hebben ze de verkeerslichten genoteerd en hebben ze de zendmast gezien voor de mobiele telefonie? En schotelantennes? Wie zag de putjes in de weg voor de afvoer van het regenwater? Schrijf alle elementen op het bord. Daarna kiest elk kind een element en maakt daar een tekening van. U maakt van alle tekeningen een collage met als titel: ‘Infrastructuur rond onze school’. Afronding Bespreek de activiteit met de kinderen. Vonden ze het lastig om veel verschillende soorten onderdelen van de infrastructuur te ontdekken? Zijn er nog vragen?
51
220625_GEO HL_7_Afd. B
6
16-01-2008
16:32
Pagina 53
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
Industrie in Duitsland
In dit hoofdstuk leren de kinderen aan de hand van het voorbeeld Duitsland dat er verschillende soorten industrie zijn. Ze zien hoe in dat land veel zware industrie is vervangen door schonere en lichtere industrie, zoals de hightech-industrie. De EU stimuleert door het verstrekken van subsidies onderzoek naar veilige en milieuvriendelijke technologieën. Met subsidies probeert ook de Duitse regering bedrijven naar gebieden met veel werkloosheid te lokken.
1 Knappe koppen In deze les leren de kinderen dat er in laboratoria van de hightech-industrie onderzoek wordt gedaan naar nieuwe producten. Arbeiders werken in deze fabrieken met de nieuwste technieken. Met de export van hightech-producten wordt veel geld verdiend. Wetenschappers zoeken naar alternatieve, milieuvriendelijkere brandstoffen. GPS-systeem Satellietplaatsbepaling is het bepalen van een locatie op aarde met behulp van satellieten. Er zijn verscheidene systemen waarmee men dit kan doen, waarvan GPS de bekendste is. Oorspronkelijk is dit systeem ontwikkeld voor gebruik door de Amerikaanse strijdkrachten. In vaste banen rond de aarde draaien satellieten, die elk een eigen signaal uitzenden. Met de ontvangst van minimaal vier van deze signalen kan een GPS-ontvanger zijn positie op aarde vrij nauwkeurig bepalen. Het GPS-systeem is bijna overal op de wereld de hele dag te gebruiken en werkt onder alle weersomstandigheden. Men kan ook een te volgen route van tevoren uitstippelen, door het invoeren van coördinaten (waypoints). De ontvanger geeft de richting aan die men dan moet volgen en geeft een signaal wanneer men een waypoint bereikt heeft. GPS wordt vaak toegepast in routenavigatiesystemen in auto’s, vliegtuigen en schepen. Maar ook wandelaars, kanovaarders en bergbeklimmers gebruiken het systeem. Bij ‘precision farming’ wordt door middel van GPS-gegevens het gebruik van (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen gecontroleerd.
Industrie in Duitsland De Duitse industrie heeft een belangrijke rol gespeeld bij de wederopbouw van de economie na de Tweede Wereldoorlog. Door de hoge kwaliteit van de producten en de ‘Duitse degelijkheid’ kreeg de industrie een sterke positie op de wereldmarkt. Duitse automerken, zoals BMW, Volkswagen, Audi en Mercedes, zijn tot een begrip in de autobranche uitgegroeid. Ook de elektrotechnische industrie, waarvan Siemens en Bosch de belangrijkste bedrijven zijn, staat op een hoog peil. Daarnaast zijn de machinebouw (Siemens en Thyssen-Krupp) en de chemische industrie (BASF en Bayer) ook zeer belangrijke sectoren. Schonere brandstof Auto’s die op elektriciteit rijden, zijn schoner, maar veroorzaken toch vervuiling omdat de elektriciteit opgewekt moet worden. Er zijn hybride auto’s die zowel op elektriciteit als op benzine of gas rijden. Ecobrandstoffen zijn hernieuwbaar en leiden niet tot de uitstoot van broeikasgassen. Nadeel is de vervuiling aan de bron (suikerriet verbranden voor de oogst) en het onttrekken van landbouwgrond aan de voedselproductie. Koolzaadolie vraagt bovendien extra energie in verband met de stroperigheid. Andere milieuvriendelijke brandstofvormen zijn zonne-energie en waterstof. Waterstof wordt gezien als de brandstof van de toekomst wat voertuigen betreft. De uitstoot bestaat uitsluitend uit waterdamp, en water is er genoeg. Wetenswaardigheden Geocaching is een buitensport waarbij men met behulp van een GPS-ontvanger ergens een schat, de zogenaamde geocache, moet zien te vinden. De Nederlandse zonneauto Nuna 3, die op zonne-energie rijdt, won een race dwars door Australië met een gemiddelde snelheid van 103 kilometer per uur. Bronnen voor verdere informatie Meer informatie over Duitsland kunt u vinden in Informatieboekje 147, Duitsland.
53
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 54
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
2 Eén groot bouwpakket In deze les leren de kinderen onder andere dat reusachtige robots goedkoop en snel onderdelen van een auto kunnen assembleren. Door de automatisering raakten veel fabrieksarbeiders hun werk kwijt. Hoogovens leveren ijzer en staal voor de (auto)industrie. Ze staan nu niet meer zoals vroeger aan rivieren, maar aan zeehavens, omdat zeeschepen daar grote hoeveelheden steenkool en ijzererts kunnen afleveren. Robots Een robot is een machine die door een computer bediend wordt. De eerste moderne robots deden rond 1980 hun intrede in Nederlandse fabrieken. Het waren eenvoudige apparaten die iets konden oppakken en verplaatsen. Daarna kwamen er robots die meer opdrachten tegelijk konden uitvoeren. Een ‘verfrobot’ bijvoorbeeld, kan de ene keer een kleine auto spuiten en de andere keer weer een heel ander type auto. Het nieuwst zijn de ‘slimme’ robots. Zij zijn ‘intelligent’. Een slimme robot begrijpt wat hij ziet en hoort. Hij kan zelf beslissingen nemen. Intelligentie bij robots noemt men kunstmatige intelligentie. De robot is dan zo ingesteld, dat hij zichzelf iets kan leren. Robots kunnen niet zonder computers. Via een kabel, radioverbinding of lichtstraal hebben ze contact met een centrale computer. Robots maken gebruik van sensoren. Dat zijn machinezintuigen. In plaats van ogen, hebben de robots videocamerachips, waarmee ze dingen kunnen ‘zien’. Hoogoven Cokes is nodig voor de productie van ijzer en staal. Het wordt gemaakt van vetkolen uit dieper gelegen steenkoollagen. Bij het maken van cokes ontstaan twee bijproducten: gas en teer. Een hoogoven is een grote stalen constructie van ongeveer 40 meter hoog. Bovenaan in de schacht worden om en om lagen ijzererts en cokes gestort. Via een ringleiding wordt hete lucht met een temperatuur van ongeveer 1200 ºC in de ovenlading geblazen. De temperatuur in de oven stijgt dan tot 2200-2400 ºC. Het ijzererts smelt en valt uiteen in vloeibaar ijzer en slak. Beide zakken door de cokes heen en worden onder in de oven afgetapt. Daar wordt het ijzer – ruwijzer genoemd - in een menger gegoten. Deze treinwagons met een torpedovormig voorraadvat met vuurvaste binnenbekleding brengen het ruwijzer naar de staalfabriek voor verdere verwerking. Moderne hoogovens produceren 8500 tot 12.000 ton ruwijzer per dag. De vloeibare slak
54
die boven op het gesmolten ijzer drijft, wordt onder andere in de wegenbouw de cementindustrie gebruikt. Ruhrgebied Het Ruhrgebied heeft zijn industrialisatie te danken aan de aanwezigheid van steenkool en de ligging aan de Rijn. Per schip werd ijzererts aangevoerd. Rond de hoogovens kwamen fabrieken waarvoor staal een belangrijke grondstof was, zoals machinefabrieken en autofabrieken. Omdat er veel arbeiders nodig waren, groeide het Ruhrgebied uit tot de grootste bevolkingsconcentratie van Duitsland. Tegenwoordig is de ligging van het Ruhrgebied niet zo gunstig meer voor zware industrie. Deze industrie vestigt zich nu liever bij zeehavens, wegens de grotere aan- en afvoerschepen. Bovendien hebben de bedrijven dan een ruimere keus aan grondstofleveranciers. Veel hoogovens zijn daarom verplaatst naar de grote zeehavens, zoals in Bremen en Hamburg. Na een periode van grote werkloosheid door de sluiting van fabrieken, hebben de auto-industrie en andere hightech-industrieën nu voor nieuwe werkgelegenheid in het Ruhrgebied gezorgd. Het milieu is er door het vertrek van de zware industrie een stuk schoner geworden. Wetenswaardigheden De Tsjechische schrijver Karel C˘apek gebruikte voor het eerst het woord ‘robot’ (saai werk). In zijn toneelstuk moesten als machine verklede mensen in een fabriek vervelend werk doen. De Bugatti EB Veyron 16.4 (onderdeel van het Volkswagenconcern) is een productiewagen, kost 1 miljoen euro en heeft een topsnelheid van 407 kilometer per uur. Bronnen voor verdere informatie Meer informatie over hoogovens kunt u vinden op http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogoven. Kijk ook eens in Informatie Junior 102, Robots.
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 55
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
3 Autofabrieken zorgen voor werk In deze les leren de kinderen dat Duitsland uit deelstaten bestaat. In sommige deelstaten, zoals Beieren, staan veel fabrieken en is dus veel werk. In andere, zoals Saksen, is weinig werk. De Duitse regering en de EU geven subsidies aan fabrieken, als die zich in armere deelstaten vestigen. Duitsland, een stukje geschiedenis In 1945 verloor Hitler de Tweede Wereldoorlog en werd Duitsland opgedeeld in twee landen: Oost-Duitsland (Duitse Democratische Republiek) en West-Duitsland (Bondsrepubliek Duitsland). Oost-Duitsland stond onder invloed van Rusland en werd communistisch. Veel Oost-Duitsers vertrokken naar het Westen. Daarom liet de Oost-Duitse regering een grote muur bouwen op de grens. Deze werd het IJzeren Gordijn genoemd. In 1989 kwamen de Oost-Duitsers in opstand. De ‘Muur’ viel, de grenzen werden geopend en uiteindelijk leidde dit tot de hereniging met West-Duitsland in 1990. Duitsland, officieel Bondsrepubliek Duitsland, is een federatie van zestien deelstaten met in totaal 83 miljoen inwoners. De deelstaten hebben een eigen grondwet, regering en parlement. Het staatshoofd, de bondspresident, wordt om de vijf jaar door de bondsvergadering gekozen. Duitsland wordt wel het ‘hart van Europa’ genoemd, omdat het land midden in Europa ligt en zo belangrijk is. Zo krijgt bijna heel Europa problemen, als het economisch niet goed gaat met Duitsland. In geen enkel ander Europees land staan zoveel fabrieken en bedrijven als in Duitsland. Voormalig Oost-Duitsland In het voormalige Oost-Duitsland was veel zware industrie. De toenmalige regering vond het milieu niet belangrijk. Alles draaide om economische vooruitgang. Sinds de eenwording pompt de Duitse regering veel geld in het oosten om de achterstand op het westelijke deel kleiner te maken. Dat is tot nu toe aardig gelukt. De reële inkomens liggen inmiddels op het niveau van 80% van die in West-Duitsland. De infrastructuur is aardig op orde gebracht. Toch zijn er relatief veel mensen werkloos. De arbeidsproductiviteit in deze nieuwe deelstaten is lager. Aan de ene kant komt dit door de technologische achterstand, aan de andere kant door het verschil in bedrijfsgrootte. Van de industriële ondernemingen heeft 70% minder dan 50 werknemers. Maar de industriële productie is door product- en procesvernieuwing wel aanzienlijk verhoogd. Bedrijven uit andere
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
delen van Duitsland en Europa vestigen zich er om een brug te slaan naar de Oost-Europese markt. Economische groei doet zich voor in de zuidelijke deelstaten, met name in Saksen. De noordelijke deelstaten van de voormalig DDR blijven echter probleemgebieden. Jaarlijks gaat zo’n 75 miljard euro van Westnaar Oost-Duitsland. Het bedrag is sinds de hereniging gelijk gebleven. Dit geeft aan dat het oosten nog steeds ondersteuning nodig heeft bij de herstructurering van de economie. Veel geld gaat naar uitkeringen en het ondersteunen van bedrijven. Daarnaast is er geld nodig voor de verbetering van de infrastructuur (wegen, spoorlijnen, telefoon, riolering enzovoort) en het saneren van de steden. Ook het her- en bijscholen van de OostDuitse arbeidskrachten tot moderne werknemers kost veel geld. Wetenswaardigheden De centra in heel veel vroegere Oost-Duitse steden en dorpen zien er weer prachtig uit. Het water in de rivieren en kanalen is veel schoner dan vroeger, de luchtverontreiniging kon aanzienlijk worden beperkt en sinds 1993 zijn er 800.000 nieuwe woningen gebouwd. Het wagenpark is intussen enorm gemoderniseerd. De arbeidsproductiviteit, die in 1990 nog 57% van het West-Duitse niveau was, is gestegen tot 78% in 2002. In deze periode is ruim drie kwart van de fabrieken vervangen door moderne industriële productiecapaciteit. (Bron: Nederlandse Ambassade Berlijn.) Bronnen voor verdere informatie Via de site http://duitsland.startpagina.nl kunt u allerlei informatie over Duitsland vinden. Wilt u meer weten over de geografie van Duitsland? Kijk dan eens op www.landenweb.net/duitsland.
55
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 56
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ DE LESSEN
4 Industrie in de ruimte In deze les leren de kinderen dat er in een ruimtestation onderzoek wordt gedaan door geleerden uit de hele wereld. Allerlei hightech-producten die oorspronkelijk voor de ruimtevaart ontwikkeld zijn, worden nu dagelijks door ons gebruikt. Onderzoekers bestuderen ook vanuit de ruimte de aarde en zo kunnen we ons bijvoorbeeld beter beschermen tegen natuurrampen. Internationaal ruimtestation Het ISS is een internationaal ruimtestation dat sinds 1998 om de aarde draait op een hoogte van 342 kilometer. Vanaf 2000 is het station permanent bewoond en het wordt continu uitgebreid. Voor de volledige bouw zullen minstens vijftig transportvluchten nodig zijn. Voor deze vluchten wordt gebruikgemaakt van Amerikaanse spaceshuttles en Russische Progressruimtevaartuigen. Andere landen leveren geld, onderdelen en kennis. De omvang van het uiteindelijke station is 73 meter breed, 52 meter lang en 25,5 meter hoog. Het station wordt permanent bemand door drie mensen. Daarnaast verblijven er regelmatig bezoekers, die onderzoek doen. De Europese landen die eraan deelnemen, leveren onder meer een uitgebreid laboratorium (Columbus) en de European Robotic Arm (ERA). Columbus bevat veel materiaal om experimenten uit te voeren die alleen in de ruimte kunnen plaatsvinden. Sommige experimenten moeten buiten het station worden uitgevoerd, omdat daar geen luchtdruk is. De intelligente ERA kan over de buitenkant ‘lopen’ en voert allerlei taken uit. ERA installeert, vouwt uit en vervangt zonnepanelen, inspecteert het station, verplaatst camera’s en modules en dient als platform bij ruimtewandelingen. Uitvindingen uit de ruimtevaart Veel ruimtevaartuitvindingen zijn nu terug te vinden in de winkel. Zo is het lichte en sterke koolstofvezel (carbon) nu een veelgebruikt materiaal geworden. Het zit bijvoorbeeld in tennisrackets, fietsen, hengels en auto’s. Dankzij de materialen uit de ruimtevaart kan een vrachtwagen tegenwoordig zo’n 3000 kilo lichter zijn dan vroeger. Daarmee wordt vervoer goedkoper en milieuvriendelijker. Omdat astronauten op aarde allerlei situaties in de ruimte trainen, zijn er simulatiecomputers ontwikkeld. Deze worden tegenwoordig ook in vergelijkbare situaties toegepast. Piloten en trein- en trambestuurders leren nu hun vak voor een deel in een simulator.
56
Weersatelliet De eerste satelliet, de Spoetnik, werd in 1957 in Rusland gelanceerd. Tegenwoordig draaien er meer dan vijfduizend satellieten rond de aarde. De meeste zijn van Rusland en de Verenigde Staten. Er zijn ook weersatellieten. De Meteosat is een Europese weersatelliet. Hij hangt op een hoogte van 36.000 kilometer. Een belangrijk onderdeel is de stralingsmeter, waarmee de straling wordt gemeten die van de wolken terugkaatst. Als het donker is, maakt de stralingsmeter gebruik van infrarode straling om de warmte te meten. De Meteosat heeft dertig minuten nodig om met behulp van de stralingsmeter één opname te maken van een deel van de aarde. Via antennes worden de gegevens naar een grondstation gezonden. Een grote schotelantenne vangt die signalen op. Daarna worden de gegevens verwerkt tot beelden. Wetenswaardigheden Jules Verne schreef in 1865 zijn boek De reis naar de maan. Daarin beschrijft hij hoe een ruimtevaartuig wordt afgeschoten door een kanon en naar de maan reist. In 1957 bracht de Spoetnik 2 het eerste levende wezen in de ruimte, het hondje Laika. Joeri Gagarin was in 1961 de eerste mens in de ruimte. De vlucht duurde 1 uur en 48 minuten. De eerste man die een voet zette op de maan, was Neil Armstrong. Hij deed dat op 21 juli 1969. Bronnen voor verdere informatie Via de site http://ruimtevaart.startpagina.nl kunt u allerlei informatie vinden over ruimtevaart. Kijk ook eens in Informatieboekje 113, Ruimtestations, en Informatieboekje 194, Astronaut.
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 57
VERHAAL
De robot van de rommelmarkt Buiten regende het, maar in het klaslokaal scheen de zon. Een kunstmatige zon – een die misschien beter was dan de echte. De kinderen zaten aan hun witte tafels, allemaal een koptelefoon op. Ze luisterden naar de Centrale Rekenmeester, die hun sommen opgaf. Ze rekenden die uit door toetsen aan te slaan op de rekenmachientjes die voor hen stonden. Als het antwoord goed was, verscheen het in blauwe cijfers op het kleine scherm. Was het fout, dan waren de cijfers oranje. Dat laatste gebeurde niet vaak, want de kinderen hoefden niets zelf uit te rekenen; dat deden de machines. Maar ja, je kon altijd de verkeerde toets aanslaan. Dat deed Edu – voor de tweede maal al. En de stem van de Centrale Rekenmeester klonk berispend door de koptelefoon: ‘Edu Jansen, je hebt de drie verward met de vijf. Is het zo moeilijk de cijfers van één tot en met tien uit je hoofd te weten? De machine doet bijna alles, maar iets moet je zelf doen!’ Edu zuchtte. Hij moest er zijn gedachten beter bij houden, anders zou hij nog school moeten blijven. En het was toch al zo’n lange dag vandaag – van negen tot elf! Toch kon hij niet nalaten telkens naar de deur te kijken. Dadelijk zou de robot binnenkomen die het huiswerk ophaalde en nakeek… ‘Edu Jansen, opletten!’ klonk het door de koptelefoon. ‘Hoeveel is vijfentwintig maal dertien? Edu tikte op de toetsen – in blauwe letters kwam het antwoord op het scherm. Gelukkig, dat was gedaan. De muur tegenover hem werd verlicht. Hij deed zijn koptelefoon af, evenals de andere kinderen. De zonneschijn werd wat gedempt (niet door de wolken), en een metalen stem sprak door het lokaal: ‘We beginnen nu met hemelruimtekundeles. Marga Visser,
neem je boek en lees bladzij veertien voor.’ Marga stond op en zette haar boek op de standaard van het voorleesapparaat, dat in het midden van de klas stond. Ze drukte een paar knoppen in, en meteen begon het apparaat te spreken: ‘De planeten draaien om de zon in ellipsvormige banen…’ Edu dacht: ‘Gelukkig dat de machine dit helemaal doet! Vader zegt dat er zesentwintig letters zijn … stel je voor dat je die allemaal zou moeten kennen! Voor rekenen heb je gelukkig maar tien cijfers nodig.’ Gisteren, bij de geschiedenisles had hij gehoord dat je vroeger op school écht moest leren lezen – letter voor letter, woord voor woord, bladzij voor bladzij. ‘Mars, Aarde, Venus, Mercurius…’ sprak het voorleesapparaat. ‘Goed gedaan, Marga,’ zei de metalen stem. ‘Zet het apparaat maar af. We gaan nu kijken naar de rode planeet die Mars heet.’ De muur werd donker – daarna begonnen er sterren op te schitteren. Edu keek aandachtig; van hemelruimtekunde hield hij meer dan van rekenen. Daar verscheen Mars, steeds groter en duidelijker. ‘Kijk, daar zijn de woestijnen,’ zei de metalen stem. ‘En op deze plaats betraden voor het eerst mensen de bodem van Mars…’ Het kwartier van deze les was gauw voorbij. De zon begon weer helder te schijnen en even later ging de deur open. De huiswerk-robot kwam binnenrijden. Hij rolde bij alle kinderen langs en die deden hun werk in de gleuf in zijn romp. Bij Edu hield hij langer stil. ‘Ik wacht op je huiswerk,’ zei hij met zijn eentonige stem. Edu kreeg een kleur en zei: ‘Ik … ik heb het niet.’ Tonke Dragt. Uit: De robot van de rommelmarkt & Route Z.
57
220625_GEO HL_7_Afd. B
16-01-2008
16:32
Pagina 58
LESBEGELEIDING OMGEVINGSLES
Industrie in de buurt
` Lesinhoud en lesdoel De kinderen gaan in de eigen omgeving op zoek naar een bedrijf of fabriek. Ze kijken welke vorm van productie er plaatsvindt en maken daar een presentatie over. Waar ligt een industriegebied of bedrijventerrein? Welke soort industrie is er? Hoe ziet de infrastructuur van het gebied eruit? Het doel van deze activiteit is dat de kinderen ontdekken dat in hun eigen omgeving ook industrie is, hoe kleinschalig soms ook. Industrie zorgt voor werkgelegenheid, maar kan ook overlast geven. Benodigdheden en voorbereiding Als u met de kinderen een (hightech)fabriek of -bedrijf wilt bezichtigen, moet u met zo’n bedrijf of fabriek een afspraak maken. Is een excursie lastig of niet uitvoerbaar, dan kunt u ook het ‘bedrijf’ in de klas halen. Misschien kan een ouder die er werkt er iets over vertellen of zorgt het bedrijf zelf voor een voorlichter. Hebt u hulp van ouders nodig en vervoer, regel dit op tijd. Zorg eventueel ook voor een digitale camera. Ligt uw school in landelijk gebied? Denk dan eens aan een bezoek aan een modern agrarisch bedrijf. Veel van deze bedrijven zijn tegenwoordig grotendeels geautomatiseerd en geschikt voor een rondleiding. Ook daar wordt met hightechproducten gewerkt.
Start U herhaalt kort met de kinderen wat ze de afgelopen lessen hebben geleerd. Schrijf tijdens dat gesprekje de volgende sleutelbegrippen op het bord: hightech-industrie – assemblage – robots – automatisering – halffabrikaten – eindproducten – industriegebied – welvaart – luchtvervuiling. Vervolgens vraagt u aan de kinderen welke fabrieken of bedrijven ze in de eigen omgeving kennen. Is er een industrieterrein? Zijn ze daar weleens geweest? Kennen ze namen van bedrijven? Schrijf deze namen op het bord. Wat maken ze er? Schrijf dat erachter. Werken er ouders/verzorgers of bekenden? In welke fabriek? Wat doen ze daar voor werk?
58
Vertel de kinderen daarna dat u met hen bij een van deze bedrijven op bezoek gaat of dat er iemand iets over dat bedrijf komt vertellen. Laat de kinderen vervolgens een lijst maken met vragen die ze willen stellen. De vragen moeten deels gericht zijn op wat de kinderen eerder geleerd hebben over moderne industrie in Duitsland. Laat ze naar de begrippen op het bord kijken. Horen die ook bij bedrijven in hun omgeving? Verloop Mogelijkheid 1: u bezoekt met de kinderen het bedrijf. De kinderen krijgen ter plekke informatie, stellen vragen en maken eventueel foto’s. Mogelijkheid 2: een ouder/verzorger of een voorlichter van het bedrijf komt op school en geeft de kinderen informatie over het bedrijf waar hij of zij werkt. Afronding Na afloop van het bezoek aan het bedrijf of het verhaal van de ouder maken de kinderen een verslag van hun ervaring en bevindingen. Dat kan in de vorm van een kort verslag of kringgesprek, een werkstuk, brief, PowerPointpresentatie of een presentatie op een digibord. De kinderen kunnen tekenen en schrijven, plaatjes zoeken en zelfgemaakte foto’s uitprinten. Laat ze op een plattegrond aangeven waar ‘hun’ bedrijf te vinden is. De kinderen kunnen ook een folder maken of posters. Laat ze in groepjes werken. De kinderen presenteren hun bevindingen aan elkaar. Laat de anderen vragen stellen. Kan elk kind nu vertellen welke industrie er is in de omgeving? Wat maken ze daar? Zijn dat halffabrikaten of eindproducten? Welke grondstoffen gebruiken ze? Hoe wordt er gewerkt? Welke machines gebruiken ze? Of robots? Hadden de kinderen gedacht dit zo dicht bij huis te vinden?
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 115
Hoog in de bergen
1 Lesinhoud In dit hoofdstuk leren de kinderen de kenmerken van een hooggebergteklimaat en de gevolgen daarvan voor de begroeiing. Ze ontdekken hoe mensen in berggebieden wonen en werken. Veel berggebieden zijn de laatste eeuw makkelijker bereikbaar geworden door een betere infrastructuur. In deze les leren de kinderen hoe het klimaat in een hooggebergte is. Ze doen dit aan de hand van een toeristisch treinreisje vanuit het dal naar de top van een berg. Daar liggen gletsjers. Het smeltwater van deze gletsjers vormt rivieren en neemt grind, zand en klei mee naar beneden. Lesdoelen De kinderen kunnen: – de volgorde aangeven van de begroeiinggordels in een hooggebergte; – vertellen wat een gletsjer is en hoe deze ontstaat; – uitleggen hoe een gletsjer het begin van een rivier kan vormen; – de begrippen erosie en verwering uitleggen. Kaartvaardigheden De kinderen maken kennis met een panoramakaart en een hoogtekaart. Sleutelbegrippen hooggebergte – begroeiing – naaldbos – loofbomen – alpenweiden – almen – gletsjer – gletsjertong – eeuwige sneeuw – smeltwater – verwering – erosie Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Voor de alternatieve introductie vraagt u de kinderen om van huis souvenirs of andere voorwerpen mee te nemen die afkomstig zijn uit de Alpen. Natuurlijk zijn vakantiekiekjes, reisgidsen en folders ook welkom.
LB 50-53 WB 27 HL 46
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 9. Introductie Maak op het bord een woordspin rond het woord Alpen. Laat de kinderen daarop reageren. Bekijk daarna met de kinderen de grote afbeelding op bladzijde 50 en 51. Wat zien ze allemaal? Komt deze plaat overeen met wat er net op het bord is geschreven? Laat ze maar vertellen. Wie is er weleens op een plaats geweest die daarop lijkt? Hoe was het daar? Wat vond je ervan? Waarom ging je ernaartoe? Veel mensen gaan op vakantie naar berggebieden. Wat doen ze daar? (Wandelen, bergbeklimmen, wintersporten.) In welk land is deze foto waarschijnlijk gemaakt? (Oostenrijk.) Wat zijn verschillen met Nederland? Laat de kinderen ook even door de andere lessen van het hoofdstuk bladeren, zodat ze een beeld krijgen van het onderwerp. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: de Alpen zijn een hooggebergte. Door de hoogteverschillen leven mensen daar anders dan in Nederland. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Laat de kinderen de meegenomen souvenirs, andere voorwerpen en foto’s uit Alpenlanden op een tafel leggen. Laat ze de voorwerpen bekijken en erover praten. Kinderen die wat mee gebracht hebben, laat u er kort over vertellen. Wat is het? Hoe weet je dat het uit een Alpenland komt? Waarom is het typisch een souvenir uit een Alpenland? Waar wordt dit voorwerp voor gebruikt? (Bijvoorbeeld klimijzer.) Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
115
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 116
Instructie Lees de tekst op bladzijde 50 van het leerlingenboek en laat de kinderen vervolgens de bijbehorende afbeeldingen bekijken. Zien de kinderen dat er een bepaalde gelaagdheid zichtbaar is? In het dal zijn weiden en huizen. Als je naar boven toe gaat, zie je naaldbos, kale rotsen en sneeuw. Bespreek vervolgens de kijkvragen. De antwoorden zijn: 1 bergweiden, loofbomen en naaldbos; 2 de gletsjer; 3 (een bergkam is het geheel van hoogste punten van een berg, een aaneengesloten reeks; een bergtop is een onderdeel van een bergkam) meer dan zes toppen; 4 zonder scherpe bochten zou de weg bergop veel te steil worden; 5 een skigebied of skipiste. Laat de kinderen de tekst op bladzijde 52 lezen en het vakantiedagboek van Kim. Bekijk met de kinderen daarna afbeelding 5 en stel er vragen over: Hoe hoog zijn de bergen? Op welke hoogte begint de treinreis van Kim? Wat betekent 580 m eigenlijk? (580 meter boven zeeniveau.) Wijs met je vinger de door Kim gemaakte treinreis aan. Wat zag Kim toen ze naar buiten keek tussen Interlaken Ost en Lauterbrunnen? (Fruitbomen en huizen.) En tijdens de tweede treinreis? (Kerstbomen, kale rotsen, gras op de alpenweiden/almen.) En tot ze op de Top of Europe waren? (Kale rotsen, sneeuw.) Vertel dat je deze volgorde in alle berggebieden ziet. Laat ze deze bekijken op de grote plaat op de vorige bladzijden. Laat ze ook kijken naar de tekening op bladzijde 54. In die les komen de verschillende begroeiinggordels uitgebreid aan bod. Vertel dat de temperatuur bepaalt wat er kan groeien. Laat de kinderen daarna naar de afbeeldingen op bladzijde 53 kijken. Wie is er weleens op een gletsjer geweest? Laat kinderen die er geweest zijn, er kort over vertellen. Kijk nog even naar de afbeelding op bladzijde 50 en 51. Waar ligt een gletsjer? Lees vervolgens met de kinderen de teksten op bladzijde 53 en geef waar nodig uitleg. Begrijpen de kinderen wat erosie en verwering is? Misschien hebt u in de klas een voorbeeld van erosie: een uitgesleten drempel of plek op de vloer, veroorzaakt door het langsschuren van duizenden schoenen! Verwering heeft, zoals het woord al zegt, te maken met het weer. Vertel dat vrijwel alle klei en zand waaruit de Nederlandse bodem bestaat, ooit door de Rijn (Alpen) en de Maas (Ardennen) uit de bergen hierheen zijn getransporteerd. Napoleon noemde ons land niet voor niets een ‘aanslibsel van de Franse rivieren’, wat hij als argument gebruikte om ons land bij Frankrijk te voegen.
116
Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Laat de kinderen als het even kan de extra opdracht maken. Hierbij oefenen ze zelfstandig met een hoogtekaart. Het is een belangrijke oefening in kaartvaardigheid. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. De meeste opdrachten zullen geen problemen opgeleverd hebben. Controleer bij opdracht 1 of de kinderen de juiste cijfers in de vakjes hebben geschreven. Verduidelijk bij opdracht 2 eventueel de beide begrippen nog eens. Begrijpen de kinderen bij opdracht 5 wat hoogtelijnen zijn? Als u tijd overhebt, laat u de kinderen een berg tekenen met daarop allerlei activiteiten die mensen er kunnen doen, zoals bergbeklimmen, abseilen en skiën. U kunt ook met de kinderen in de atlas de kaart De Alpen bekijken en daar vragen over stellen. Het is een lastige kaart, omdat er nauwelijks zeeën of andere markante vormen in het gebied aanwezig zijn. Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen en reisgidsen en folders over vakantiebestemmingen in de Alpen. U kunt de kinderen alvast les 5 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 117
Bergweiden en bossen
2 Lesinhoud In deze les leren de kinderen de kenmerken van een hooggebergteklimaat en de daarbij behorende begroeiinggordels, zonder dat deze term overigens genoemd wordt. Op de bergweiden is veeteelt mogelijk. De bergboeren hebben het niet makkelijk. Ze kunnen geen grote landbouwmachines gebruiken. De boeren krijgen subsidie van de EU, omdat anders niemand meer voor het landschap zorgt. De bergen trekken veel toeristen. Het massatoerisme is een belangrijke inkomstenbron, maar geeft ook problemen. Lesdoelen De kinderen kunnen: – kenmerken van een hooggebergteklimaat noemen; – uitleggen hoe wolken en neerslag ontstaan; – een voor- en een nadeel noemen van massatoerisme in de Alpen; – uitleggen wat de gevolgen zijn van het kappen van bomen op berghellingen; – vertellen hoe bergboeren werken en waarom ze subsidie krijgen. Kaartvaardigheden De kinderen werken met een panoramakaart van een skigebied. Sleutelbegrippen hooggebergteklimaat – waterdamp – eeuwige sneeuw – sneeuwgrens – boomgrens – alpenweiden – naaldbos – loofbomen – lawines – bodemerosie – massatoerisme – bergboeren – almproducten Benodigdheden en voorbereiding – reisgidsen, folders over vakantiebestemmingen in de Alpen
LB 54-55 WB 28-29 HL 47
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 9. Introductie Lees het verhaal ‘Ingesloten’ voor op bladzijde 50 van de handleiding. Stel daarna vragen naar aanleiding van dit verhaal. Heb je weleens van lawines gehoord? Of heb je er zelf mee te maken gehad op vakantie? Heb je gezien dat er gewaarschuwd werd voor lawinegevaar? Waarom moeten skiërs op hun hoede zijn? Wat kunnen ze doen om geen onnodig gevaar te lopen? Laat de kinderen vervolgens kijken naar de afbeeldingen op bladzijde 55 van hun boek. Ze zien een sneeuwlawine en de gevolgen van een modderlawine. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: in een hooggebergte is een heel ander klimaat dan in Nederland. Er komen veel toeristen. Dat heeft voordelen, maar ook nadelen. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Teken op het bord een berg, ongeveer zoals op bladzijde 54 van het leerlingenboek. Vraag de kinderen om rond de tekening allerlei sporten en activiteiten te schrijven die je in de bergen kunt doen. Denk daarbij niet alleen aan wintersporten, maar ook aan wildwatervaren en wandelen. U geeft de kinderen enkele minuten de tijd. Laat ze van elke activiteit met een pijl naar de tekening aangeven waar die plaatsvindt. Daarna neemt u het weer over en zegt u tegen de kinderen dat het allemaal wel leuk is, maar hoe en waar verblijf je tijdens je activiteiten? (Camping, hotel, vakantiehuis.) Waar eet je? (Restaurant, snackbar, hotel.) Probeer het gesprek zo te leiden, dat de kinderen ontdekken dat de mensen in de berggebieden geld verdienen aan de toeristen en vakantiegangers. Laat de kinderen vervolgens kijken naar de afbeeldingen op bladzijde 54 en 55. Wijs ze op afbeelding 2 en 3. Vertel nu wat de kern van deze les is.
117
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 118
Instructie Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 54. Bekijk afbeelding 1. Laat een kind verwoorden door welke landschappen je loopt wanneer je vanuit het dal naar de top wandelt. Waar is het het koudst? (Op de bergtop.) En waar het warmst? (In het dal.) Waaraan zie je dat? (Wel of geen plantengroei, wel of geen bomen.) Wijs op het verschil tussen naaldbossen en loofbossen. Naaldbomen zijn beter aangepast aan een koud klimaat dan loofbomen. Daarom komen ze hoger op de hellingen voor dan loofbomen. Feitelijk is niet de kou de beperkende factor, maar de droogte. Door de kou kunnen bomen geen water opnemen. Voor de uitleg van de stijgingsregens kunt u een berg op het bord tekenen. Laat met pijlen de wind zien die vanuit het dal langs de berghelling omhooggedreven wordt. Wat gebeurt er met de lucht? (Koelt af.) En de waterdamp die in de lucht zit? (Koude lucht kan minder waterdamp vasthouden dan warmere.) Gebruik deze vergelijking: de koude lucht wordt als een spons uitgeknepen: het gaat regenen. Lees samen met de kinderen de tekst ‘Wintersport’ en geef waar nodig extra uitleg. Laat de kinderen daarna afbeelding 2 en 3 bekijken. Lawines zijn te vergelijken met een alsmaar dikker wordende sneeuwlaag op een schuin dak die op een gegeven moment gaat schuiven. Maar bij een lawine breken bomen af en worden huizen verwoest. In de Alpenlanden worden voorzieningen getroffen, zoals dwarsmuren, splijthoeken en overkappingen over wegen. Lawinebanen moeten lawines om dorpen heen leiden. Stuiflawines zijn het gevaarlijkst. Door luchttrillingen kan de sneeuw gaan schuiven. Een heel ander soort lawine kan door ontbossing ontstaan. Bodemerosie kan modderlawines veroorzaken (afbeelding 3). Vervolgens lezen de kinderen zelfstandig de tekst ‘Steile hellingen’, of u doet dit samen met hen. Ga na enige tijd na of de kinderen nog een toelichting nodig hebben. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. De meeste opdrachten zullen geen problemen opleveren. Controleer bij opdracht 3 of de kinderen de cijfers in de goede hokjes hebben staan.
118
Bij opdracht 4 is het lastig een onderscheid te maken. In de volksmond wordt waterdamp meestal verward met mist en stoom. Waterdamp is echter een onzichtbaar gas. Het condenseert tot minieme waterdruppeltjes die zichtbaar zijn in de vorm van mist of wolken. Vraag bij opdracht 9 waarom die werkzaamheden zo lang duren op een bergweide. Als u tijd overhebt, laat u de kinderen wintersporten uitbeelden. Eén kind beeldt voor de klas een sport uit en de anderen raden welke sport het is. Wie het goed geraden heeft, mag de volgende sport uitbeelden. Laat de kinderen in reisgidsen, folders of op internet kijken naar vakantiebestemmingen in de Alpen. Ze moeten een vakantieplaats kiezen en de informatie over de plaats lezen. U zegt dat ze over die plaats informatie aan bezoekers van de vakantiebeurs moeten geven. Wat gaan ze vertellen? Welke vragen verwachten ze dat er gesteld gaan worden? Daarna laat u het bezoek aan de vakantiebeurs spelen. Eén kind is bezoeker, een ander kind voorlichter. Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen en tekenpapier. U kunt de kinderen alvast les 5 van het werkboek topografie laten maken. Ze leren dan de topografie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Deze topografie loopt echter niet parallel aan de inhoud van dit hoofdstuk. U kunt er eventueel voor kiezen om de kinderen eerst les 6 te laten maken. Deze gaat voor een deel over de Alpenlanden (Midden-Europa en Italië). Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 119
Bouwen in de bergen
3 Lesinhoud In deze les leren de kinderen dat door de verbetering van de infrastructuur de Alpen nu veel beter bereikbaar zijn dan vroeger. Dat is te danken aan de aanleg van wegen, tunnels, spoorwegen en bruggen. Alpenlanden spelen nu een belangrijke rol in het transitoverkeer tussen Noord- en Zuid-Europa. De landen zelf hebben er meer nadeel dan voordeel van. De bergen zijn niet alleen hindernissen. Ze zorgen ook voor energie. In de Alpen wordt groene stroom opgewekt in waterkrachtcentrales. Lesdoelen De kinderen kunnen: – enkele hindernissen noemen voor het verkeer in de Alpen; – voorbeelden noemen van infrastructuur; – uitleggen wat transitoverkeer is en daar voor- en nadelen van noemen voor de Alpenlanden; – met behulp van een afbeelding uitleggen hoe uit waterkracht energie gewonnen wordt. Kaartvaardigheden De kinderen leren met verschillende soorten hoogtekaarten te werken. Sleutelbegrippen transitoverkeer – dynamiet – tol – infrastructuur – stuwdam – waterkrachtenergie – groene stroom – turbine - hoogspanningskabels Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – tekenpapier
LB 56-57 WB 30-31 HL 48
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 10. Introductie Herhaal kort de belangrijkste punten uit de vorige twee lessen. De Alpen zijn een hooggebergte. Hoog in de bergen is het koud en valt er ’s winters veel sneeuw. Er liggen gletsjers die langzaam maar zeker de bergen afslijten en uitschuren. Door het toerisme verdienen bergbewoners geld, maar er worden ook bossen gehakt om skipistes aan te leggen. Daardoor komen er steeds meer lawines voor. Vertel de kinderen de kern van deze les: in berggebieden moeten mensen tunnels aanleggen en bruggen bouwen om grote hindernissen – de bergen – te overwinnen. Dezelfde hindernissen kunnen ook energie leveren. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Begin de les met de volgende anekdote. Jantje heeft zich verslapen en fietst in allerijl naar school. Op de vraag van de juf waarom hij te laat is, antwoordt hij: ‘De brug stond open!’ De open brug is een hindernis. Maar zonder brug zou Jantje waarschijnlijk nooit naar zijn school kunnen, of hij zou met een boot moeten oversteken. De vaart waarover de brug ligt, is de echte hindernis. Laat de kinderen andere hindernissen noemen. Schrijf ze op het bord: rivier, sloot, zee, berg, moeras, bos, muur, hek... Omcirkel het woord berg. Laat kinderen verwoorden hoe een berg een hindernis kan zijn. Laat ze proberen oplossingen aan te dragen voor dit probleem: tunnel, vliegen, kabelbaan, weg met haarspeldbochten, brug over het dal enzovoort. Het gaat erom dat kinderen in het thema van de les terechtkomen: hoe overwin je in berggebieden hindernissen om van A naar B te komen? Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
119
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 120
Instructie Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 56. Bekijk vervolgens de bijbehorende afbeeldingen. Laat kinderen zich eens verwonderen over de bouw van de Europabrücke: hoe zou men die overspanningen hebben gemaakt? Je moet geen hoogtevrees hebben om daaraan te werken. Wat is het grote voordeel van deze brug? (Snel het dal oversteken.) De Europabrücke is slechts één van de verbindingsstukken in een lange weg. Om een snelweg in een berglandschap mogelijk te maken, moeten er tientallen bruggen, viaducten en tunnels aangelegd worden. Daarom is de aanleg van zo’n snelweg erg duur. In Zwitserland moet elke buitenlander daarom een vignet kopen om over de snelwegen te mogen rijden. Voor sommige tunnels moet je tol betalen. Lees vervolgens de tekst ‘Moderne steden’ met de kinderen. Begrijpen ze wat ‘infrastructuur’ is? (Alle vaste zaken die het transport van mensen en goederen mogelijk maken: rails, wegen, tunnels, maar ook stroomdraden en de kabels van een computernetwerk; in dit geval vallen stroom, e-mail en telefoongesprekken ook onder ‘goederen’.) Lees met de kinderen de tekst ‘Energie uit waterkracht’. Laat de kinderen naar afbeelding 4 kijken en lees zelf de tekst in het kader voor. Vertel de kinderen hoe een waterkrachtcentrale werkt. Door het grote hoogteverschil in de bergen kan het vallende water ervoor zorgen dat turbines gaan draaien. Turbines kun je vergelijken met grote propellers of de raderen van een waterrad. De draaiende turbines drijven grote dynamo’s aan. Deze zijn goed te vergelijken met de dynamo van een fiets. Alleen is daarbij geen waterkracht, maar spierkracht verantwoordelijk voor de beweging van de dynamo. Als je op de fiets rijdt, gaat de dynamo draaien en maakt hij stroom. Vertel waarom door waterkracht opgewekte stroom ‘groen’ wordt genoemd. Groen is de kleur van een schoon milieu. Waterkracht is gratis en vervuilt het milieu niet. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Bij opdracht 9 hebben de kinderen een atlas nodig. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Vonden de kinderen opdracht 1 moeilijk?
120
Vraag bij opdracht 3b wie er weleens door de Gotthardtunnel of over de Sint-Gotthardpas is gereden. Laat ze daar kort over vertellen. Praat met de kinderen kort over de nadelen die ze bij opdracht 5 hebben opgeschreven. Laat bij opdracht 7c enkele kinderen oplezen waarom de elektriciteit groene stroom wordt genoemd. Als u tijd overhebt, laat u de kinderen tien kernwoorden uit de les opschrijven. Daarna noemt u de volgende woorden: transitoverkeer – dynamiet – tol – infrastructuur – stuwdam – turbine – waterkrachtenergie – groene stroom – hoogspanningskabels. Voor elk woord dat een kind heeft opgeschreven, scoort het een punt. Wie heeft na afloop de meeste punten? Laat de kinderen bruggen bouwen. Snijd in de lengterichting van tekenpapier stroken van 2 centimeter breed. Laat de kinderen de stroken in de lengterichting vouwen, zodat een V-profiel ontstaat. Van deze V-profielen laat u ze balk- of boogbruggen maken. Kunnen ze twee tafeltjes die een meter uit elkaar staan overbruggen? Aandachtspunten voor de volgende les – Laat de kinderen les 5 uit het werkboek topografie maken, als ze dit nog niet hebben gedaan. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken. – Afhankelijk van de tijd die u hebt, kunt u ervoor kiezen om les 4, de toepassingsles, over te slaan. In dat geval maken de kinderen de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en leren ze de samenvatting. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Ook kunt u samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek doornemen en de kaartvaardigheden op bladzijde 61 nog eens oefenen. De vijf vragen die daar staan, kunt u met eigen vragen aanvullen en verdiepen. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (kopieerboek bladzijde 73). – Geeft u de toepassingsles wel, zorg dan voor atlassen en een wereldkaart. – Beoordeel of het in uw situatie de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 51) te geven.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 121
De Himalaya
4 Lesinhoud In deze les maken de kinderen kennis met een ander hooggebergte, de Himalaya. Het is het hoogste gebergte van de wereld. Op de hoogvlaktes wonen Sherpa’s, nomaden die met hun kuddes jaks rondtrekken. Veel Sherpa’s hebben hun nomadenbestaan tegenwoordig opgegeven en verdienen geld met werk voor toeristen. Omdat er nauwelijks infrastructuur in dit gebied is, is er geen massatoerisme. Lesdoelen De kinderen kunnen: – enkele kenmerken noemen van het hooggebergteklimaat in de Himalaya; – uitleggen waarom ademhalen in dit hooggebergte moeilijk is; – met enkele voorbeelden aangeven hoe Sherpa’s leven; – uitleggen waarom de jak zo belangrijk is voor de Sherpa’s; – uitleggen welke invloed toeristen hebben op het leven van de Sherpa’s. Kaartvaardigheden De kinderen zoeken de namen en hoogtes van bergtoppen op een natuurkundige kaart op. Sleutelbegrippen zuurstof – hoogvlaktes – sneeuwgrens – nomaden – jaks – massatoerisme – infrastructuur Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – een wereldkaart
LB 58-59 WB 32 HL 49
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 10. Introductie Schrijf groot op het bord: Mount Everest. Geef de kinderen vervolgens de opdracht om deze naam in de atlas op te zoeken. Kijk wie er gebruikmaakt van het register en wie al weet waar hij of zij moet zoeken (Junior Bosatlas, kaart Zuidwest-Azië, G3). Hoe hoog is deze berg? (8850 m.) Wie ziet er nog een hoge bergtop? (K2, 8611 m.) Vraag vervolgens in welk gebergte deze twee reuzen liggen: de Himalaya. Waarom wordt de Himalaya ook wel het dak van de wereld genoemd? In welke landen ligt dit enorme gebergte? Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: de Himalaya is een hooggebergte, net als de Alpen. Maar door de grotere hoogte is het moeilijker voor mensen om er te leven dan in de Alpen. U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Lees het volgende artikel voor. Sneeuwstorm Himalaya 18 doden Kathmandu - Tijdens een sneeuwstorm in het Himalayagebergte in Nepal zijn zeven Franse en elf Nepalese leden van een bergbeklimmingsteam omgekomen. De mannen waren op weg naar de top van de Mount Everest. Donderdag werden ze overvallen door een zware, vroegtijdige sneeuwstorm. Hun kamp werd weggevaagd door een lawine. Vier dragers van Nepalese nationaliteit hebben het overleefd, doordat zij buiten de tenten waren op het moment van de lawine. Vraag de kinderen over welk gebied dit artikel gaat. Wie kan het aanwijzen op de wereldkaart, of eventueel in de atlas? Waarom proberen mensen de Mount Everest te beklimmen? (Enorme uitdaging, hoogste bergtop.) Vertel dat mensen het steeds weer proberen, ondanks dat er veel dodelijke ongelukken gebeuren. Vertel dan wat de kern van deze les is.
121
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 122
Instructie Laat de kinderen eerst de afbeeldingen bekijken op bladzijde 58 en 59 van hun leerlingenboek. Zien ze verschillen met de Alpen? (Kale rotsen, ander soort vee, geen auto’s.) Laat ze vervolgens zelf het krantenbericht lezen over de eerste beklimming van de Mount Everest. Vertel dat het berggebied van de Himalaya 2400 kilometer lang is en tussen de 150 en 280 kilometer breed. De hoogste bergtoppen (Mount Everest, K2) ter wereld liggen er. Deze bergen zijn een uitdaging voor veel bergbeklimmers. De sneeuwgrens ligt in de Himalaya rond de 5000–6000 meter. Boven de 4000 meter liggen hoogvlaktes. In de ijle lucht op deze vlaktes wonen mensen die zijn aangepast aan het leven op grote hoogte. Toeristen die er komen, kunnen hoogteziekte krijgen. Het lichaam heeft dan te weinig tijd gekregen om zich aan de ijle lucht aan te passen. Symptomen zijn: moe en futloos, barstende hoofdpijn, slecht slapen, duizeligheid en soms lichtschuwheid. Dat gaat na een tijd weer over; het lichaam past zich aan door meer rode bloedcellen aan te maken. In een ander hooggebergte, de Andes, kauwen bergbewoners op cocablaadjes om op grote hoogte te kunnen functioneren. Laat de kinderen nu de tekst ‘Het dak van de wereld’ lezen of lees deze samen. Waarom wordt de Himalaya zo genoemd? Als dit nog niet is gebeurd, wijst u op een wereldkaart het Himalayagebergte aan of laat u de kinderen het in hun atlas opzoeken. Lees vervolgens samen met de kinderen de teksten op bladzijde 59 en geef waar nodig uitleg. Andere nomadenvolken zijn de Toearegs en Berbers (Sahara), de Lappen (Scandinavië) en een deel van de Masai (Kenya). Nomaden zijn veehouders, herders. Ze reizen met hun huisraad en vee naar plaatsen waar voldoende gras groeit. Vertel de kinderen over het leven van de Sherpa’s en hun jaks en laat ze naar de afbeeldingen kijken. Waarom kun je een jak ook wel de ‘supermarkt’ van de Sherpa’s noemen? (Jaks leveren bijna alles wat de bergbewoners nodig hebben.) Vergelijk het toerisme in de Himalaya met dat in de Alpen. Wie kan er verschillen en overeenkomsten noemen? Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Bij opdracht 1 hebben de kinderen een atlas nodig.
122
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Controleer bij opdracht 3 of de kinderen de goede woorden in de tabel geschreven hebben. Laat bij opdracht 4b enkele kinderen oplezen waarom het leven zonder jaks onmogelijk is op de hoogvlakte. De jak is een wandelende supermarkt! Vraag bij opdracht 5 of er nog meer redenen zijn. (Afgelegen, nauwelijks voorzieningen, koud en kaal.) Als u tijd overhebt, kunt u met de kinderen de kaart van Azië bekijken. Laat de kinderen de Himalaya opzoeken en stel vragen over dit gebied, zoals: – Noem een land/stad in de Himalaya. – Hoe hoog is een gebergte met een donkerbruine kleur? – Noem een rivier die in de Himalaya begint. Laat de kinderen een verhaal schrijven over een bergbeklimmer die de Mount Everest beklimt. Welke gevaren zijn er? (IJle lucht, lawines, strenge kou en stormen.) Aandachtspunten voor de volgende les – De kinderen maken eventueel de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en ze leren de samenvatting als voorbereiding op de toets. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Ook kunt u samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek doornemen en de kaartvaardigheden op bladzijde 61 nog eens oefenen. De vijf vragen die daar staan, kunt u met eigen vragen aanvullen en verdiepen. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (kopieerboek bladzijde 73). – Beoordeel of het in uw situatie de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 51) te geven.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 123
Knappe koppen
1 Lesinhoud In dit hoofdstuk leren de kinderen met Duitsland als voorbeeld wat voor soorten industrie er zijn en wat daar allemaal bij komt kijken. Ze zien hoe in het Ruhrgebied zware industrie plaatsgemaakt heeft voor moderne (hightech)fabrieken. In deze les leren de kinderen wat hightechindustrie is en dat met de verkoop en export van hightechproducten veel geld wordt verdiend. Wetenschappers zoeken ook naar alternatieve brandstoffen die minder schadelijk zijn voor ons milieu. Lesdoelen De kinderen kunnen: – in eigen woorden vertellen wat een hightechbedrijf is; – voorbeelden noemen van hightechproducten; – twee argumenten noemen waarom de EU subsidie geeft voor onderzoek naar nieuwe hightechproducten; – uitleggen waarom alternatieve brandstoffen nodig zijn. Kaartvaardigheden Geen. Sleutelbegrippen industrie – hightech – GPS – navigatiesysteem – export – laboratoriums – subsidie – alternatieve brandstoffen – biobrandstoffen – ethanol Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Voor de alternatieve introductie: een mobiele telefoon of pda.
LB 62-65 WB 33 HL 53
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 11. Introductie Lees het verhaal ‘De robot van de rommelmarkt’ op bladzijde 57 voor. Laat de kinderen daarna reageren. Stel vragen: Hoe zou jij het vinden om met een robot te werken? Zou dit in de toekomst mogelijk zijn? Zou je het leuk vinden? Waar worden robots gebruikt? (Explosievendienst, industrie, diepzeeonderzoek.) Een robot zit vol technische snufjes, net als heel veel moderne apparatuur. Wie kan voorbeelden noemen van technische snufjes die thuis worden gebruikt? Denk aan tijdschakelaars voor verwarming en video, wasprogramma’s in de wasmachine en vaatwasser, draadloos internet, mobiele telefoons, automatische lichtdimmers, afstandsbedieningen, computers en spelcomputers, mp3-spelers, spaarlampen. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: al deze technische hoogstandjes worden in moderne fabrieken gemaakt. Daar worden de nieuwste uitvindingen gedaan. Met het maken van moderne apparaten valt veel geld te verdienen. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Vraag wie er een mobieltje bij zich heeft. Gebruik anders uw eigen mobiel of een pda. Vraag de kinderen hoe oud dit apparaatje is. Waarschijnlijk niet erg oud. Vertel dat mobieltjes een uitvinding zijn van de laatste jaren. Wie kan er nog een moderne uitvinding noemen? Schrijf de apparaten op het bord: computer, laptop, spelcomputer, navigatiesysteem. Wat voor technische snufjes zitten er in een auto? (Navigatiesysteem, airbag, dvd-speler, handsfree telefoon.) En in jullie huis? (Automatische garagedeur, rookmelder, afstandsbediening, magnetron, wasdroger, draadloze router en toetsenbord, hdtv.) In veel gevallen zullen kinderen zich amper bewust zijn van deze nieuwe uitvindingen. Ze zijn al gewend aan veel snufjes en weten niet beter. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
123
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 124
Instructie Lees samen met de kinderen de tekst op bladzijde 62 en bespreek de afbeeldingen op bladzijde 62 en 63 aan de hand van de kijkvragen. Op de grote afbeelding is een auto te zien waarvan de veiligheid getest wordt. Laat steeds een ander kind een vraag hardop lezen en beantwoorden. De antwoorden op de kijkvragen zijn: 1 de airbags, de gordels en de kooiconstructie (kreukelzones in de auto moeten de passagiers extra beschermen); 2 het rijgedrag op een nat wegdek; 3 het rijgedrag van een auto op een wegdek waarop sneeuw en ijs ligt; 4 zonne-energie; deze energie is gratis; 5 veiligheid bij foto 1, 2 en 3, energiegebruik bij 4, betrouwbaarheid bij 1, 2 en 3. De kinderen lezen de teksten van bladzijde 64 en 65 zelfstandig. Wie heeft er daarna vragen? Stel zo nodig enkele vragen om te zien of de kinderen de tekst hebben begrepen. Spreken ze hightech goed uit? Ethanol is alcohol. Het wordt door gisting uit planten verkregen, zoals suikerriet en sojabonen. In Brazilië is het bij elke pomp verkrijgbaar. Het is daar goedkoper dan gewone benzine, maar wordt er vaak wel mee gemengd, om problemen te voorkomen. Begrijpen de kinderen de koppeling die de EU aanbrengt tussen subsidie en een schoner milieu? Verwijs daarbij eventueel naar de voorwaarden die de EU verbindt aan de subsidie aan Poolse boeren in hoofdstuk 3. Vertel iets over GPS met behulp van de achtergrondinformatie. Vertel ook over het onderzoek dat gedaan wordt naar schonere en duurzame brandstoffen voor auto’s (elektriciteit, zonne-energie, koolzaadolie, alcohol, waterstof). Leg uit waarom het noodzakelijk is dat er alternatieven gevonden en gebruikt worden. Bekijk samen afbeelding 7 en 8. Waarvoor wordt koolzaad in de toekomst veel gebruikt? (Brandstof voor auto’s.) Wat is hier de schoonste brandstof? (Ethanol.) Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: De grafiek bij opdracht 6 is lastig, omdat hij vrij abstract is. U kunt samen met de kinderen naar de grafiek kijken en ze uitleggen hoe ze die moeten aflezen.
124
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Konden de kinderen bij opdracht 3 de drie redenen in de tekst terugvinden? Laat de kinderen bij opdracht 4a duidelijk verwoorden waarom koolzaadolie beter voor het milieu is. Plaats er wel de kanttekening bij dat het maar de vraag is of het middel niet erger is dan de kwaal. Want voor de productie van autobrandstof wordt waardevolle landbouwgrond gebruikt, waar dan geen voedsel meer wordt verbouwd. Bovendien wordt er onder andere in Brazilië in snel tempo regenwoud gekapt om plaats te maken voor sojaplantages, bedoeld voor de brandstofproductie! Zie ook opdracht 5. Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 5 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek. Daarbij kunnen de volgende vragen als leidraad dienen: – Waarom zou Waizma het zonde vinden om koolzaad te verbouwen in plaats van voedsel? – Wat vind jij daarvan? (Antwoord van vraag 5.) – Moet het verbouwen van koolzaad en suikerriet om biobrandstoffen te krijgen niet verboden worden, omdat daardoor voedsel voor veel mensen te duur wordt? Het moet dan namelijk uit het buitenland worden geïmporteerd. Elk kind bedenkt vijf vragen over de les en levert deze op schrift bij u in. Daarna vormt u groepen en gebruikt u de vragen voor een quiz. Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen. – Voor de alternatieve introductie hebt u een technisch apparaat nodig dat gesloopt mag worden, bijvoorbeeld een oude computer of radio. U kunt de kinderen alvast les 6 van het werkboek topografie laten maken. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 125
Eén groot bouwpakket
2 Lesinhoud In deze les maken de kinderen kennis met het Ruhrgebied. Ze leren wat hoogovens zijn en waarom juist in het Ruhrgebied industrie is ontstaan. De laatste dertig jaar is er veel veranderd in het Ruhrgebied. Door de automatisering zijn veel arbeiders hun werk kwijt geraakt. De kinderen leren wat assemblage is en dat dit grotendeels door robots gebeurt. Veel fabrieken hebben ijzer en staal nodig. Hoogovens die dat leveren, staan tegenwoordig vaak aan zee, omdat grote zeeschepen veel steenkool en ijzererts kunnen aanvoeren. Lesdoelen De kinderen kunnen: – vertellen wat assemblage is; – voor- en nadelen noemen van het gebruik van robots; – een gevolg van de automatisering noemen; – globaal beschrijven hoe van ijzererts ijzer en staal wordt gemaakt; – uitleggen waarom hoogovens nu aan zeehavens staan; – voorbeelden geven van halffabrikaten en eindproducten. Kaartvaardigheden De kinderen leren werken met een thematische kaart. Sleutelbegrippen assemblage – robots – automatisering – hoogovens – grondstof – steenkoolmijnen - steenkool – ijzererts – halffabrikaten – eindproduct – industriegebieden – chemische industrie Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Voor de alternatieve introductie: een technisch apparaat dat gesloopt mag worden, bijvoorbeeld een oude computer of radio.
LB 66-67 WB 34-35 HL 54
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 11. Introductie Als uitdaging kunt u de kinderen afbeelding 3 op bladzijde 67 van het leerlingenboek voor zich laten nemen. Zeg dat u eigenlijk niet snapt hoe de tekening in elkaar zit. Wie helpt? Wie ziet wel waar de tekening over gaat? Probeer het gesprek zo te sturen, dat het volgende eruit komt: een schip voert ijzererts aan ➔ in een hoogoven wordt dit erts gesmolten tot ijzer ➔ de staalfabriek maakt van dit ijzer staal ➔ de autofabriek gebruikt dit staal om er auto’s van te maken. De tweede lijn is: in de steenkoolmijn wordt steenkool naar boven gehaald ➔ in de cokesfabriek wordt van steenkool cokes gemaakt ➔ dit gaat als brandstof naar de hoogovens en andere fabrieken. In de cokesfabriek komt teer vrij als een afvalproduct. Het gaat naar de chemische fabriek, waar het gebruikt wordt om autolak en autobanden te maken. Als de kinderen de tekening doorhebben, kunnen ze in feite de hele les zelfstandig verwerken. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: een product bestaat meestal uit een aantal onderdelen die in verschillende fabrieken worden gemaakt. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Zet een kapot apparaat voor u neer, zoals een computer of koffiezetapparaat. Laat de kinderen het bekijken en eventueel openschroeven. Zien ze dat het apparaat uit allerlei onderdelen bestaat? Er zit een snoer aan met een stekker, een drukknop, een printplaat met allerlei elektronische onderdelen, een plastic kapje enzovoort. Hoe zou dit apparaat in een fabriek worden gemaakt? De fabrikant bestelt zijn onderdelen bij andere fabrieken en laat ze in zijn fabriek in elkaar zetten. De onderdelen kunnen uit heel verschillende landen komen. Wie kan in het leerlingenboek een voorbeeld vinden van een product dat uit veel onderdelen bestaat? (Afb. 1 op blz. 66.) Vertel vervolgens wat de kern van de les is.
125
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 126
Instructie Lees samen met de kinderen de eerste tekst op bladzijde 66 en bekijk de bijbehorende afbeelding. Vertel dan over robots aan de hand van de achtergrondinformatie. Vergeet de kijkvragen niet. Laat de kinderen deze lezen en beantwoorden. Vraag daarna: Waarom worden er robots gebruikt? Wat zijn de voordelen? (Snel, goedkoper, worden nooit ziek, gaan niet op vakantie, doen het saaie werk voor mensen.) En de nadelen? (Duur in aanschaf, kunnen kapotgaan, hebben onderhoud nodig.) Heeft de auto van hun ouders/verzorgers weleens schade gehad? Wat was er kapot of gedeukt? Was het van metaal of van kunststof? Of van ander materiaal? Is het gerepareerd of vervangen? Laat daarna de kinderen de teksten over hoogovens en het Ruhrgebied lezen. Zoek met de kinderen in de atlas op waar het Ruhrgebied ligt. Bekijk samen de bijbehorende afbeeldingen (zie ook de eerste introductie). Geef waar nodig uitleg: Wat is steenkool precies? Begrijpen kinderen wat erts is? Gebruik hiervoor de achtergrondinformatie. Laat duidelijk het verschil naar voren komen tussen steenkool als brandstof en als grondstof voor de cokesfabriek. Vertel dat de steenkool in het Ruhrgebied in het zuiden bijna aan de oppervlakte en in het noorden steeds dieper ligt. Hoe ouder de steenkool is, hoe hoger het gehalte aan koolstof. Dieper gelegen lagen zijn ‘vetter’. Deze vetkolen zijn geschikt voor cokesfabricage. Cokes is nodig om ijzer en staal te maken. IJzer- en staalfabrieken zijn basisindustrieën. Rond deze fabrieken komen fabrieken waarvoor staal en ijzer een belangrijke grondstof is. Vertel ook dat hoogovens tegenwoordig bij zeehavens (bijvoorbeeld Corus in IJmuiden) staan, omdat steenkool en ijzererts daar in grote hoeveelheden aangevoerd kunnen worden. Schrijf op het bord: grondstoffen – halffabrikaten – eindproducten. Leg kort uit wat er met deze begrippen bedoeld wordt en laat de kinderen voorbeelden geven aan de hand van afbeelding 3. U kunt de kinderen ook zelfstandig de teksten van deze les laten lezen. Daarna vult u deze dan aan en geeft u waar nodig uitleg.
126
Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Bij opdracht 9 hebben de kinderen een atlas nodig. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Vraag bij opdracht 2b of de kinderen nog meer voordelen kunnen bedenken. En wat zouden nadelen kunnen zijn? Hebben de kinderen bij opdracht 4 begrepen wat halffabrikaten zijn? Laat enkele kinderen hun eigen antwoord bij opdracht 7c oplezen. Als u tijd overhebt, kunt u opdracht 4 als uitgangspunt nemen voor een kort groepsgesprek. Maak drie kolommen op het bord: grondstof – halffabrikaten – eindproducten. Pak een aantal voorwerpen uit de klas en schrijf de namen ervan onder eindproducten. Vul samen met de kinderen de andere twee kolommen in. Laat daarna de kinderen zelf producten kiezen en de kolommen invullen. Bekijk met de kinderen de kaart Duitsland in de atlas. Stel hier allerlei vragen over. Aandachtspunten voor de volgende les – Zorg voor atlassen. – Voor de alternatieve introductie hebt u een auto nodig. U kunt de kinderen alvast les 6 van het werkboek topografie laten maken. Ze leren dan de topografie van de Alpenlanden (Midden-Europa en Italië). Deze topografie loopt echter niet helemaal parallel aan de inhoud van dit hoofdstuk, maar Duitsland staat er wel op. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 127
Autofabrieken zorgen voor werk
3 Lesinhoud In deze les leren de kinderen dat fabrieken voor werk zorgen. In sommige deelstaten van Duitsland is veel industrie en daarom veel werk. In andere gebieden, vooral het voormalige OostDuitsland, zijn veel mensen werkloos. De regering en de EU geven subsidies aan fabrieken, als deze zich in arme deelstaten vestigen. Lesdoelen De kinderen kunnen: – uitleggen waarom de aanwezigheid van industrie van belang is voor de werkgelegenheid en voor meer welvaart kan zorgen; – waarom de Duitse regering subsidie geeft aan bedrijven, als ze zich in bepaalde gebieden vestigen; – vertellen wat de regering en de EU doen om armere deelstaten te helpen. Kaartvaardigheden De kinderen werken met een thematische kaart. Sleutelbegrippen universiteiten – deelstaat – welvaart – industrie – belasting – regering – Europese Unie – subsidie Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – Voor de alternatieve introductie: een auto.
LB 68-69 WB 36-37 HL 55
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 12. Introductie Herhaal kort de belangrijkste begrippen uit de vorige twee lessen: industrie is belangrijk. Steenkool en ijzererts spelen daarin een belangrijke rol. IJzererts is de grondstof voor stalen platen. Dit zijn halffabrikaten, waar weer eindproducten van worden gemaakt. In het Duitse Ruhrgebied is veel industrie door de aanwezigheid van steenkool. Met de export van producten verdient de industrie veel geld. Door de automatisering zijn veel mensen werkloos geworden, maar tegenwoordig hebben veel mensen werk in de hightechindustrie. Vraag nu aan de kinderen: als jij een fabrikant was, waar zou jij dan je fabriek neerzetten? Laat de kinderen hierover met elkaar discussiëren. Schrijf belangrijke opmerkingen op het bord. Het is niet belangrijk dat de kinderen met juiste antwoorden komen, maar dat ze thuis raken in de inhoud van de les. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: fabrieken zorgen voor veel werk. Soms probeert een regering fabrieken te stimuleren om in gebieden te bouwen waar veel werkloosheid is. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Loop samen met de kinderen naar uw auto of die van een van uw collega’s. Maak de deuren open, de kofferruimte en de motorkap. Laat de kinderen in tweetallen opschrijven wat ze allemaal aan onderdelen zien. Praat met de kinderen kort over enkele onderdelen. Laat ze zien waar de motor en de accu zitten. Misschien kunt u als u er zelf weinig van weet een ouder of collega vragen om informatie te geven. Vraag de kinderen welke onderdelen ze hebben opgeschreven. Van welke grondstoffen zijn die gemaakt? Vertel dat deze onderdelen in fabrieken in het buitenland worden gemaakt. Dat betekent werk voor veel mensen daar. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is.
127
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 128
Instructie Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 68 of laat ze deze teksten zelfstandig lezen. Maak op het bord twee kolommen en schrijf er boven: welvaart (Beieren) en werkloosheid (Saksen). U laat de kinderen woorden uit de teksten die horen bij welvaart en werkloosheid op een kladblaadje schrijven. Daarna laat u deze woorden oplezen en schrijft u ze op het bord in de juiste kolom. Kijk vervolgens naar afbeelding 1 en 2. Vertel de kinderen met behulp van de achtergrondinformatie over de recente geschiedenis van Duitsland en het voormalige West- en Oost-Duitsland. In hoofdstuk 3 is dit onderwerp ook aan de orde geweest. Op bladzijde 37 van het leerlingenboek staat een kaartje met het IJzeren Gordijn en de Oostbloklanden. Laat de kinderen dit kaartje bekijken. Herinneren ze zich dat nog? Laat de kinderen daarna het krantenartikel op bladzijde 69 lezen. Waarom is het voor Leipzig goed dat BMW er een fabriek opent? Hoe zou BMW aan deskundige arbeiders kunnen komen? Waarom is het belangrijk dat de infrastructuur door subsidies verbeterd wordt? Vertel de kinderen dat grote delen van het voormalige Oost-Duitsland achterblijven in ontwikkeling. Laat ze daarna de tekstblokjes op bladzijde 69 lezen. Bespreek de vragen die onder de afbeeldingen staan. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Bij de opdrachten 4, 5, 6 en 8 hebben de kinderen een atlas nodig. Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Vertel bij opdracht 3 dat er een verschil is met het woord ‘welzijn’. Welvaart is materieel: voldoende eten, een goed huis, geld. Welzijn heeft te maken met hoe mensen zich voelen: gelukkig, gediscrimineerd, onveilig enzovoort. Hebben de kinderen bij opdracht 4b in de legenda de uitleg gezien van het bruto nationaal product? (Het totaal van wat iedereen in een jaar verdient.) Laat bij opdracht 7 de voordelen oplezen. Controleer bij opdracht 8 of de lijntjes van de woorden naar de juiste deelstaat zijn getrokken.
128
Als u tijd overhebt, kunt u de kinderen een brief laten schrijven die door Thomas, de vriend van Tobi, geschreven zou kunnen zijn. Hoe gaat het nu met hem in Beieren? Zou hij terug willen naar Saksen? Bespreek met de kinderen wat zij in deze les geleerd hebben: fabrieken zorgen voor veel werk en welvaart. Als er in delen van een land werkloosheid en armoede heersen, kunnen daar fabrieken gebouwd worden. Maar dan moet ook de infrastructuur verbeterd worden. Aandachtspunten voor de volgende les – Laat de kinderen les 6 uit het werkboek topografie maken, als ze dit nog niet hebben gedaan. Spreek van tevoren met de kinderen af wie de extra opdrachten ook maken. – Afhankelijk van de tijd die u hebt, kunt u ervoor kiezen om les 4, de toepassingsles, over te slaan. In dat geval maken de kinderen de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en leren ze de samenvatting. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Ook kunt u samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek doornemen en de kaartvaardigheden op bladzijde 73 nog eens oefenen. De vijf vragen die daar staan, kunt u met eigen vragen aanvullen en verdiepen. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (kopieerboek bladzijde 74). – Geeft u de toepassingsles wel, zorg dan voor atlassen en teken- of knutselmateriaal. Voor de alternatieve introductie hebt u foto’s van Google Earth nodig. Zorg voor enkele kenmerkende foto’s van grote hoogte die door de kinderen in een atlas zijn terug te vinden, zoals foto’s van de Waddeneilanden, Bretagne, Florida, Italië en India. Print de foto’s uit en zet een nummer op elke foto. – Beoordeel of het in uw situatie de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 58) te geven.
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 129
Industrie in de ruimte
4 Lesinhoud In deze les leren de kinderen dat veel voor de ruimtevaart ontwikkelde hightechproducten nu dagelijks door ons worden gebruikt. Het ISS is een groot internationaal ruimtestation dat om de aarde draait. Geleerden doen er onderzoek op verschillende gebieden. Onderzoek van en in de ruimte kost heel veel geld. Lesdoelen De kinderen kunnen: – vertellen wat een ruimtestation is; – uitleggen waarom geleerden onderzoek in de ruimte doen; – voor- en nadelen noemen van ruimteonderzoek; – hightechproducten noemen die wij nu gebruiken, maar die eigenlijk voor de ruimtevaart zijn bedacht; – verwoorden waarom mensen voor of tegen ruimtevaart zijn. Kaartvaardigheden De kinderen benoemen namen van landen op een kaart. Sleutelbegrippen heelal – spaceshuttle – ruimtestation – laboratorium – meteoroloog – ozonlaag – ruimtevaartindustrie – business – satellieten Benodigdheden en voorbereiding – atlassen – teken- of knutselmateriaal – wereldbol – een luciferdoosje of iets vergelijkbaars wat dienst kan doen als ruimtestation – Voor de alternatieve introductie hebt u foto’s van Google Earth nodig. Zorg voor enkele kenmerkende foto’s van grote hoogte die door de kinderen in een atlas zijn terug te vinden, zoals foto’s van de Waddeneilanden, Bretagne, Florida, Italië en India. Print een aantal foto’s van Google Earth uit en zet een nummer op elke foto.
LB 70-71 WB 38 HL 56
Voorinstructie Neem eventueel met de kinderen die dat nodig hebben, vooraf de lastige woorden in deze les door. Doe dit aan de hand van kopieerboek bladzijde 12. Introductie Pak de wereldbol en het luciferdoosje. ‘Vlieg’ met deze satelliet een aantal malen om de aarde. Wat stelt het doosje voor? (Een ruimtestation of satelliet.) Hebben de kinderen weleens een lancering van een satelliet op televisie gezien? Vertel ze dat er honderden satellieten om de aarde vliegen. Ze zijn onbemand en door de mens in de ruimte gebracht. Laat de kinderen de grote afbeelding op bladzijde 2 en 3 van het leerlingenboek nog eens bekijken. Vergelijk de foto met de wereldbol. Boven welk land of gebied vloog de satelliet toen de foto gemaakt werd? Zou de foto ook vanuit een vliegtuig gemaakt kunnen zijn? (Nee, vliegtuigen kunnen niet zo hoog vliegen.) Heb je weleens vaker satellietfoto’s gezien? (Bij het weerbericht, op Google Earth.) Vertel dat satellieten grote machines zijn, maar dat er ook een soort huis rond de aarde draait: een ruimtestation. Daarin wonen en leven enkele mensen. Hebben de kinderen André Kuipers weleens op televisie gezien? Vertel dat hij een Nederlandse astronaut is en in de ruimte is geweest. Op afbeelding 2 zweeft hij in het ruimtestation. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is: om de aarde draait het ruimtelaboratorium ISS. Daarin doen wetenschappers onderzoek. Alternatieve introductie U kunt ook voor de volgende aanpak kiezen om het onderwerp van de les bij de kinderen te introduceren. Deel de foto’s van Google Earth uit en laat de kinderen in tweetallen in de atlas opzoeken welke landen of gebieden op de foto’s staan. Als ze de antwoorden in de atlas gevonden hebben, schrijven ze die samen met het nummer op. Daarna geven ze de foto aan een ander tweetal. Vergelijk na een tijdje of de antwoorden overeenkomen en bespreek de eventuele verschillen. Daarna vertelt u over verschillende satellieten die rond de aarde draaien en
129
220625_GEO HL_7_Afd. C
16-01-2008
16:28
Pagina 130
waarvan sommige zeer gedetailleerde foto’s maken van het aardoppervlak. Vertel ten slotte wat de kern van deze les is. Instructie Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 70. Bespreek de kijkvragen onder de afbeeldingen. Vertel dat astronauten en geleerden met een spaceshuttle naar het ruimtestation gaan. Een spaceshuttle is te vergelijken met een taxi of veerboot! Vraag: Hebben jullie weleens een lancering van een spaceshuttle op televisie gezien? En de terugkomst op aarde? Wat was het verschil? (De spaceshuttle stijgt met behulp van grote raketten op en landt als een zweefvliegtuig met een remparachute.) De eerste shuttle, de Columbia, werd in 1981 gelanceerd. Naar wie of wat is de Columbia genoemd? (Naar Columbus, de ontdekker van Amerika.) Bij de lancering wordt de stuwkracht door twee brandstofraketten geleverd. Deze zijn na twee minuten leeg en worden dan afgestoten. Stel de volgende vragen: Zou je zelf zo’n ruimtereis willen maken? En zou je langer in een ruimtestation willen zijn? Is een ruimtereis maken gevaarlijk? Kijk met de kinderen naar afbeelding 3 op bladzijde 71. Vertel verder over het ISS met behulp van de achtergrondinformatie. Kijk naar afbeelding 4. Welke producten staan er afgebeeld? (Zonnepaneel, mobiele telefoon, magnetron, sportschoenen.) Wat zouden ze met de ruimtevaart te maken hebben? (De technieken en materialen werden aanvankelijk voor de ruimtevaart ontwikkeld.) Lees nu samen met de kinderen ‘Hightech op grote hoogte’ op bladzijde 71. Vertel dat André Kuipers op zijn reis een zogeheten plasmalamp voor Philips heeft getest. Zo’n lamp is zuinig en geeft meer licht. Maar op aarde blijft de lamp flikkeren. Kuipers testte de lamp in gewichtloze toestand om een mogelijke oplossing te vinden voor het knipperprobleem. Laat de kinderen de tekst ‘Big business’ lezen en schrijf op het bord: voorstanders – tegenstanders. Praat met ze over de voor- en nadelen van het ruimtevaartprogramma. Noteer daarna de mogelijke motieven van de voor- en tegenstanders. Verwerking U kunt de kinderen de opdrachten in het werkboek zelfstandig laten maken. Maar u kunt er ook voor kiezen om de opdrachten van tevoren met een of meer kinderen door te nemen. Aandachtspunt: Bij opdracht 1 hebben de kinderen een atlas nodig. Ze moeten zelf de kaarten kiezen die ze nodig hebben.
130
Afsluiting Bespreek de opdrachten kort met de kinderen. Controleer bij opdracht 1b of de kinderen de juiste landen gekleurd hebben. Als u tijd overhebt, kunt u de kinderen een ruimtestation laten tekenen of knutselen. Laat kinderen in tweetallen met Google Earth plaatsen op de wereld bekijken. Meer informatie is te vinden op: http://google-earth.startpagina.nl. Aandachtspunten voor de volgende les – De kinderen maken eventueel de opdrachten bij de samenvatting uit het kopieerboek en ze leren de samenvatting als voorbereiding op de toets. U kunt ervoor kiezen om zowel de opdrachten als de samenvatting als huiswerk mee te geven. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Ook kunt u samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek doornemen en de kaartvaardigheden op bladzijde 73 nog eens oefenen. De vijf vragen die daar staan, kunt u met eigen vragen aanvullen en verdiepen. Daarna neemt u de toets uit het kopieerboek af. – Op enig geschikt moment kunt u de topografietoets afnemen (kopieerboek bladzijde 74). – Beoordeel of het in uw situatie de moeite waard is om uw groep na de toets de omgevingsles (blz. 58) te geven.