De adder. Spleetoog met een gespleten tong. De adder behoort, samen met de ringslang en de gladde slang, tot de enige inheemse slangen die ons land rijk is. Ze zijn alle drie wettelijk beschermd. Van dit drietal is alleen de adder giftig en met name hij heeft dan ook een slechte reputatie. Kennelijk geldt: Giftig ----- dus gevaarlijk ---- dus uitroeien! Een bosarbeider vertrouwde mij een aantal jaren geleden toe: “ak d’r iene teegnkomme dan giet zi’n kop d’r wel of.” Maar hoe terecht is die kwalijke reputatie nu eigenlijk. Is het werkelijk zo’n gevaarlijk dier of hebben wij dat er in onze fantasie van gemaakt. Hoe dan ook, de adder is een tot de verbeelding sprekend dier waar veel over te vertellen valt. Het is april en heerlijk zonnig weer. Echt van dat "koninginnedagweer". Ik besluit om er maar eens lekker op uit te gaan en op zo'n stralende dag laat ik mijn laarzen maar thuis. Voor het eerst dit jaar op m'n sandalen. Ergens achter de Sahara is het mooi. Een boomleeuwerik zingt z'n welluidende lulululu en ook de fitissen zingen alweer volop. Van de ene op de andere week zijn ze ineens terug van hun vaak wel 5000 km lange (enkele) reis vanuit het verre zuiden. Wat een prestatie voor zo'n bolletje veren van een paar gram. Dat weemoedige liedje geeft altijd weer zo'n lekker lentegevoel. Tussen de overwegend droge 'stuifzandbossen' ligt hier en daar nog een restant van een vennetje. (Door een ondoordringbare laag in de bodem (oerbank) blijft het water als in een kommetje staan.) Deze vennetjes zijn nu nagenoeg geheel verland, maar nog steeds wel vochtig. In het landschap zijn ze goed te herkennen aan de jeneverbessen die er in een soort krans omheen staan. Met een mooi woord heten ze;- Veenduinplateau-. Ik loop daar altijd graag doorheen op zoek naar bijzondere planten of libellen. Zo ook vandaag. Het is altijd wel uitkijken waar je loopt want die pijpestrootjespollen zijn na jaren zo hoog geworden dat je welhaast je benen breekt. Of zoals diezelfde bosarbeider eens tegen me zei; "a'j doar loopt liekt't waarachtig wel of je dronk'n bint." Beter kan je het niet uitleggen. D'r springt een heikikker voor mijn voeten weg, duidelijk te herkennen aan z'n spitse snuit en die lichte streep over zijn rug. Een typische bewoner van zulke heidevennetjes. Zijn gekwaak is heel karakteristiek. 't Is net of je een flesje onder water trekt. Zo'n typisch 'plop' geluid. Zacht, maar toch duidelijk waarneembaar. Ik ben op zoek naar een polletje beenbreek dat ik hier vorig jaar gevonden heb. Een schitterend plantje met fraaie gele bloemen in een pluim, en sierlijk behaarde oranje meeldraden. Lid van de leliefamilie en dat staat altijd garant voor fraaie bloemen. Nu zal ie nog wel niet bloeien, daar is het nog veel te vroeg voor, maar de typische grasgroene, lisachtige bladeren zullen al wel boven de grond zijn. Men dacht vroeger dat wanneer het vee hiervan at het de botten zwak zou maken en daardoor de benen zou breken. Nou ik mag ook wel uitkijken dat ik de benen niet breek en dat terwijl ik geen hap van die hele plant heb gehad. Is even kijken, waar stond het ook alweer? O ja, net voorbij dat watertje, nog een paar stappen en....Plotseling een luid gesis bij m'n voet. Ik sta verstijfd. M'n hart bonkt zo ongeveer m'n borstkas uit. Ik hoef geen seconde na te denken van wie dit geluid afkomstig is terwijl ik het toch nog nooit eerder heb gehoord. Nog geen halve meter naast m'n voet ligt een forse adder mij gemeen aan te kijken met z'n geelrode ogen en z'n spleetpupillen. Tjonge, wat een valse oogopslag heeft zo'n beest. Onderwijl gaat dat gespleten tongetje driftig in en uit z'n mond. Griezel de griezel. Ik ben geen held en op zo'n moment zeker niet. Daar sta je dan met je sandaaltjes in de jungle van Junne. Hellup... Bliksemsnel schieten die mooie regeltjes door mijn hoofd. Een adder is niet agressief, hij bijt nooit uit kwaadaardigheid, is bijzonder schuw en mijdt het liefst elk contact met mensen. Ja, ja, maar volgens mij heeft deze die regels nooit geleerd. Of toch wel …. Hoe lang het al met al geduurd heeft weet ik niet maar er komt beweging in z'n lijf. Geruisloos glijdt hij weg onder een pol pijpestrootje. Duidelijk zie ik die kenmerkende zwarte zigzag-streep over z'n rug, terwijl de rest van z'n lijf geelbruin is, Eigenlijk een ontzettend fraai dier, vooral als ie wegkruipt. Dit exemplaar was
vast pas verveld, zo prachtig van kleur zijn ze lang niet altijd. Dat vervellen gebeurt zo'n drie keer per jaar. De huid scheurt bij de kop open en dan wordt ie helemaal afgestroopt waarna hij binnenste buiten gekeerd achterblijft. Ik heb zo'n huid al meermalen gevonden, ook hier, dus eigenlijk had ik wel kunnen weten dat een ontmoeting met een adder op deze plek tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Maar afijn.. ik heb geluk gehad. Niet iedereen ziet zomaar een adder. Dat vervellen heeft de mensen altijd al tot de verbeelding gesproken. Men zag hier iets van de eeuwige jeugd in. In de Oudheid is dit wonder der natuur voor veel volken een aanleiding geweest om in de slang een godheid te zien die de onsterfelijkheid kende. Tijdens de regering van Lodewijk de XIV gebruikten veel dames zgn. 'adderbouillon' waardoor ze -zo werd beweerd- schoonheid en frisheid van teint behielden. De heren apothekers konden er wat van. Wat te doen bij eenen beet van den adder? "..men neme een legkip, of beter nog een kalkoen en hakt deze levend doormidden. De nog warme helften drukt men stevig op de beet totdat ze koud zijn geworden. Daarna vervangen door verse. In plaats van hoenders kan men ook hondjes of jonge katten nemen.." aldus de 16e eeuwse franse chirurgijn Ambroise Pare. Ja, ja, men verzon wat tegen een adderbeet, en dit is maar een van de vele 'geneeswijzen" waar men in geloofde. Pas rond de eeuwwisseling ontwikkelde men een afdoend serum, nota bene uit het addergif zelf. Dit wordt echter vrijwel nooit toegediend. Er kan worden volstaan met een wondbehandeling en antibiotica. Nee, wij hebben het niet zo op slangen, en zeker niet op adders. Wat te denken van; 1. Een adder aan zijn borst koesteren. 2. Er schuilt een adder onder het gras. 3. ...alsof hij op een adder getrapt had. 4. ...als door een adder gebeten. 5. Adderengebroed. Waar komt die negatieve reputatie toch vandaan? Laten we eens het een en ander op een rijtje zetten. A. De adder is uitgesproken schuw en zal elk contact met mensen zoveel mogelijk mijden. B. Hij is niet agressief en bijt nooit uit kwaadaardigheid. C. Wij zijn veel gevaarlijker voor hem dan andersom. D. Door ineenkrimping van zijn leefgebied (begin 1800: ruim 650 000 ha heide, tegenwoordig minder dan 60 000 ha) is het een zeldzame verschijning en derhalve de kans op een ontmoeting minimaal. E. In de periode 1885 - 1972 zijn er 138 geregistreerde gevallen van adderbeten bekend, waarvan 3 met dodelijke afloop. En dat in een periode waarin er vele malen meet adders waren dan tegenwoordig en de behandeling nog in de kinderschoenen stond. Al met al is de kans op een beet dus uiterst klein en de kans op genezing zo goed als zeker. Kunnen we dat ook zeggen van het gevaar dat we dagelijks lopen in bijv. het verkeer? Desalniettemin toch nog een paar adviezen voor uw uitstapjes naar de heide: 1. Plof nooit zomaar zonder te kijken agens neer. 2. Ga niet met blote voeten de hei op. 3. Reageer bij een ontmoeting nooit agressief, kom niet te dichtbij en ga niet dreigen met een stok o.i.d.
De adder ruikt met z’n tong. Wanneer je goed naar een adder kijkt zul je zien dat z'n tong voortdurend in en uit flitst. Die gespleten tong heeft de mens altijd al tot de verbeelding gesproken. Aristoteles (toch niet de eerste de beste) beweerde dat de slang hierdoor dubbel van z'n maaltijd kon genieten. In 1929 ontdekte men dat de tong geurstoffen opneemt en deze doorgeeft aan een fijngevoelig zintuig in het gehemelte, het zgn. orgaan van Jacobson. Naast proeven en tasten kan een slang dus ook ruiken met z'n tong. Wanneer je een adder wilt zien, hoef je niet bang te zijn dat hij je hoort aankomen, want hij is zo doof als een kwartel. Daarentegen is hij wel uiterst gevoelig voor trillingen. Hij kan een lichte voetstap op 5 meter waarnemen. Zijn ogen zijn zeer goed ontwikkeld maar hij heeft geen oogleden. Dat verklaart z'n starre, hypnotiserende blik.. Op een eerste warme zonnige dag, zo ongeveer eind februari, begin maart komt de adder uit zijn winterkwartier te voorschijn. Slangen zijn koudbloedig dus ze profiteren graag van de warme zonnestralen. Wanneer je eenmaal een plekje weet waar adders voorkomen kun je ze daar zeer waarschijnlijk jaar in jaar uit tegenkomen want ze zijn zeer honkvast. Zo bevond zich in Junne het zgn. adderpaadje waar je op geschikte momenten (meestal tussen 12 en 2) bijna zeker zonnende adders kon tegenkomen. Helaas is dit paadje nu zo beschaduwd geraakt dat ze op zoek zijn gegaan naar een betere plaats. Eenmaal wakker geworden uit hun winterslaap wordt het tijd om te eten. Wat staat er zoal op het menu? In de eerste plaats muizen, ratten en andere kleine zoogdieren. Verder ook amfibieën, reptielen en vogels. Zijn er veel muizen, dan eet hij vnl. muizen, zijn er veel kikkers, dan kikkers. Logisch nietwaar? U moet niet denken dat een adder zo 's nachts nou eens eventjes lekker 'op jacht 'gaat. Nee, hij blijft stil liggen wachten en hij ziet wel wat er voorbij komt. Komt er dan bijv. een muisje voorbij dan is het bliksemsnel; bijt! en dat is dat. Hij blijft rustig liggen want het arme beestje komt toch niet ver meer. Het verlammende addergif werkt snel en meestal is het na een paar meter al bekeken. Het gif zorgt er tevens voor dat de prooi beter verteerbaar is. Na een poosje kruipt de adder z'n neus, ik bedoel z'n tong achterna en kan aan z'n maaltijd beginnen. Mij is altijd verteld: "Kleine hapjes en goed kauwen" maar daar trekt de adder zich niets van aan. Hij slikt het hele 'zakie' in een keer met huid en haar door. Bij een grote prooi kan dat soms wel langer dan een half uur duren. Zijn kaakbeenderen zijn zo elastisch met elkaar verbonden dat ze als een soort rubberen handschoen om de prooi gestulpt worden. Alleen al door er naar te kijken krijg je het benauwd. Dat volproppen heeft zo z'n voordelen want in tijden van schaarste kunnen ze er weer weken, ja zelfs maanden, tegen.. Z'n wetenschappelijke naam luidt: Vipera berus.
( Viper = Engels. Vipere = Frans.) Vipera komt van -vivus parere- en dat betekent; -Levende jongen voortbrengend-. In tegenstelling tot de meeste andere slangen, legt de adder geen eieren maar tijdens de geboorte scheurt het eivlies open en kruipen de jonge adders (zo'n 15-20 cm. groot) naar buiten. Het wijfje baart er zo'n 5-20, afhankelijk van haar leeftijd en afmeting. Bij dreigend gevaar verdwijnen ze zo snel, dat men. vroeger beweerde, dat ze door de moeder werden ingeslikt en weer uitgespuwd als het gevaar geweken was. Bit fabeltje werd tot ver in de 19e eeuw serieus genomen. Het gif van deze jonge addertjes is al even werkzaam als dat van hun ouders. Ze beginnen direct na de geboorte al te jagen op sprinkhanen, jonge muizen, kikkertjes enz.
In de bovenkaak heeft de adder twee giftanden. Dit zijn eigenlijk twee naalden waar een kanaaltje doorheen loopt. De opening van het kanaaltje bevindt zich net onder de punt zodat het gif beter kan uitstromen. Bovendien is de spitse punt daardoor sterker. Het zou mij niets verbazen als de uitvinder van de injectienaald dit principe voor ogen heeft gehad. In rusttoestand liggen deze achterwaarts opgeklapt tegen het gehemelte, maar bij een beet worden ze door een spiermechanisme voorwaarts gericht. Op het moment dat de adder toeslaat wordt de gifklier samengeknepen en wordt het gif met kracht door de kanaaltjes naar buiten gespoten. Deze bliksemsnelle actie is met het blote oog niet te volgen. Na de beet klappen de tanden weer als een zakmes terug in hun rustpositie. Mocht een tand breken, of gewoon versleten zijn, dan heeft hij er altijd een op reserve. Afgezien van de mens heeft de adder nog een heel aantal natuurlijke vijanden. In de eerste plaats de egel. De stekels zijn ondoordringbaar voor de giftanden en dat maakt hem in een gevecht veel minder kwetsbaar. Een gedode adder wordt door de egel met smaak opgegeten. Verder versmaden reigers, kraaien, eksters, uilen, buizerd en havik een lekker addertje zeker niet. Verder is de das ook nog een geduchte vijand. Al met al een heel lijstje, maar: predators kunnen een soort nooit in hun voortbestaan bedreigen. Dat kunnen we van de mens helaas niet zeggen. Waar kan men adders vinden?
Op bovenstaand kaartje kun je zien waar in Nederland adders voorkomen. U ziet dat ze hoofdzakelijk gebonden zijn aan de hogere zandgronden. In ons land zijn hun favoriete biotopen; A. Pijpestrootjesvelden bij heideplassen. (resten van hoogvenen.) B. Akkermaalshoutbosjes en bosranden met opgaande bosrandplanten. In de omgeving van Ommen kun je, met een flinke dosis geluk, nog adders aantreffen in de Boswachterij Ommen (noord-westelijk deel), Beerze, mogelijk nog het Varsenerveld en omgeving Lemelerberg.. Wellicht dat er nog meer plaatsen zijn, maar die zijn mij niet bekend. Hebt u waarnemingen, laat het me dan weten! Ik zou graag een volledig beeld van de 'ommer-adders' willen hebben. Wilt u echt een wat grotere kans maken om adders te zien, dan is een tochtje naar de Engbertsdijksvenen (bij Kloosterhaar) aan te bevelen. Ik kan natuurlijk niets garanderen, maar daar bevindt zich nog wel een flinke populatie. Trouwens, ook al zou je d'r niet een zien, het is er altijd de moeite waard. Maar denk erom; stevige schoenen aantrekken en niet te hard stampen! Januari 1999