De aanschaf van een hond een onderzoek naar negatieve gevolgen van een raskeuze gebaseerd op het uiterlijk
Auteur: Debbie Keurhorst School: Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten Opleiding: Dier- en gezondheidszorg Vaksenior: M. van Asselt Versie 1
Epe, 31 mei 2010
Onderzoeksrapport De aanschaf van een hond Een onderzoek naar negatieve gevolgen van een raskeuze gebaseerd op het uiterlijk
Auteur(s):
Debbie Keurhorst
Uitgebracht door:
Debbie Keurhorst Student dier en gezondheidszorg Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten Willem van Oranjestraat 90 8161 XB Epe T 06-28679657 E
[email protected] [email protected]
Vaksenior:
M. van Asselt Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten
[email protected]
Uitgebracht aan:
Christelijk Agrarische Hogeschool Drieslag 1 8251 JZ Dronten
Versie:
Versie 1
Plaats en datum:
Epe - Nederland, 31-05-2010
1
Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt een scriptie welke het resultaat is van een onderzoek naar aspecten rondom de aanschaf van een hond in Nederland. Hierbij komen vragen aan het bod zoals welke aanschafredenen mensen hebben voor een hond, of mensen voldoende kennis hebben over de hond alvorens er een hond wordt aangeschaft en welke negatieve gevolgen er kunnen zijn voor mens en hond bij een verkeerde raskeuze. Dit rapport is geschreven in het kader van de individuele verdieping, een onderdeel van de afstudeeropdracht voor de opleiding Dier- en gezondheidszorg aan de Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten. Het andere onderdeel van de afstudeeropdracht bestond uit een 5 maand durende bedrijfsopdracht. Deze heb ik gelopen bij de Dierenbescherming Noord-Overijssel. Mede dankzij deze stage ben ik tot dit onderwerp gekomen. Ik zag veel honden in het asiel die daar terecht zijn gekomen door een verkeerde opvoeding of een ondoordachte (impuls)aankoop van de eigenaar waardoor de verwachtingen die de eigenaar had van de hond niet waargemaakt konden worden. Honden zitten daar maanden, soms jaren te wachten op een nieuw baasje. Ik vroeg me af waarom er zoveel honden in het asiel belandde want met een goede opvoeding en kennis over de hond moet dat toch niet nodig zijn? Ook zag ik mensen om mij heen een hond aanschaffen zonder enige voorkennis over het gedrag en verzorging van honden te hebben. Deze twee redenen zijn voor mij de aanleiding geweest om dit onderwerp te kiezen. Ik hoop dat, mede dankzij mijn rapport, meer mensen een weloverwogen beslissing maken voordat ze een hond aanschaffen en hierdoor minder honden negatieve gevolgen ondervinden ten gevolge van een verkeerde keuze en daardoor eventueel in het asiel belanden. Graag wil ik een aantal mensen bedanken die deze scriptie mede mogelijk hebben gemaakt. Allereerst bedank ik Mariska van Asselt, vaksenior van de individuele verdieping, voor de tijd en inzet om mij tijdens het schrijven van deze scriptie en het onderzoeksrapport te begeleiden. Verder wil ik alle mensen bedanken die de enquête voor mij hebben ingevuld en verspreid naar vrienden/familie/collega‟s.
Debbie Keurhorst Mei 2010
2
Inhoudsopgave ABSTRACT ............................................................................................................................................. 5 SAMENVATTING .................................................................................................................................... 6 INLEIDING............................................................................................................................................... 7 1 REDENEN VOOR DE AANSCHAF VAN EEN BEPAALD TYPE HOND ........................................... 9 1.1 RELATIE MENS/HOND ........................................................................................................................ 9 1.2 REDENEN VOOR DE AANSCHAF VAN EEN HOND ................................................................................... 9 1.3 W AAR IS DE RASKEUZE OP GEBASEERD? ......................................................................................... 11 1.4 CONCLUDEREND ............................................................................................................................ 12 2 KARAKTERS ..................................................................................................................................... 13 2.1 KARAKTERS BIJ MENSEN ................................................................................................................. 13 2.2.1 Factoren die de persoonlijkheid bepalen ............................................................................................ 16 2.3 GESCHIKTE MATCH TUSSEN BAAS EN HOND ..................................................................................... 17 2.4 BOTSEN VAN KARAKTERS TUSSEN MENS EN HOND............................................................................ 18 2.5 DE NEGATIEVE GEVOLGEN VAN VERSCHILLENDE KARAKTERS VOOR DE HOND .................................... 18 2.6 DE NEGATIEVE GEVOLGEN VAN VERSCHILLENDE KARAKTERS VOOR DE MENS .................................... 19 2.7 GEEN NEGATIEVE GEVOLGEN DOOR HET BOTSEN VAN KARAKTERS TUSSEN BAAS EN HOND ................ 20 2.8 CONCLUDEREND ............................................................................................................................ 20 3 INFORMATIEVOORZIENING VAN (POTENTIËLE) HONDENEIGENAREN ................................... 21 3.1 HOEVEELHEID INFORMATIE OPGEZOCHT DOOR (POTENTIËLE) HONDENEIGENAREN ............................. 21 3.2 INFORMATIEBRONNEN OVER HONDEN .............................................................................................. 21 3.3 INFORMATIEVOORZIENING DOOR FOKKERS ...................................................................................... 21 3.3.1 Diverse verkooppunten van honden. ................................................................................................... 22 3.4 CONCLUDEREND ............................................................................................................................ 23 4 WELZIJNSVERSTORING TEN GEVOLGE VAN EEN VERKEERDE KEUZE ................................ 21 4.1 W AT IS EEN GOED WELZIJN ............................................................................................................. 24 4.2 W AT ZIJN DE BEHOEFTEN VAN VERSCHILLENDE HONDEN .................................................................. 25 4.3 W ANNEER IS HET WELZIJN AANGETAST ............................................................................................ 26 4.4 CONCLUDEREND ............................................................................................................................ 27 5 RESULTATEN VAN DE ENQUETE .................................................................................................. 21 5.1 ONDERZOEKSOPZET ...................................................................................................................... 28 5.1.1 Steekproefgrootte en populatie ............................................................................................................ 28 5.1.2 Type onderzoek .................................................................................................................................... 28 5.1.3 Dataverzamelingsmethode .................................................................................................................. 28 5.1.4 Analysewijze ........................................................................................................................................ 29 5.2 RESULTATEN ................................................................................................................................. 29 5.2.1 Frequentieberekeningen ...................................................................................................................... 29 5.2.2 Verbanden ........................................................................................................................................... 33 5.2.3 Factoren die bepalend zijn voor probleemgedrag ............................................................................... 35 5.2.4 Factoren die niet bepalend zijn voor probleemgedrag ........................................................................ 37 5.2.5 Persoonlijkheidseigenschappen van baas en hond gerelateerd aan probleemgedrag ........................ 40 5.3 CONCLUDEREND ............................................................................................................................ 42 6 DUURZAAMHEIDASPECTEN EN INTERNATIONALISERING ....................................................... 44 6.1 PEOPLE ......................................................................................................................................... 44 6.2 PLANET ......................................................................................................................................... 44 6.3 PROFIT .......................................................................................................................................... 44 6.4 INTERNATIONALISERING .................................................................................................................. 44 7 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ............................................................................................................ 46 7.1CONCLUSIE MET BETREKKING OP DE LITERATUUR ............................................................................. 46
3
7.2 CONCLUSIE MET BETREKKING OP DE ENQUÊTE ................................................................................ 46 7.3 OORZAKEN VERSCHILLEN TUSSEN LITERATUUR EN ENQUÊTE RESULTATEN ........................................ 47 7.4 CONCLUSIE OP DE HOOFDVRAAG .................................................................................................... 47 8 AANBEVELINGEN ............................................................................................................................ 48 8.1 AANBEVELINGEN VOOR POTENTIELE HONDENBEZITTERS................................................................... 48 8.2 AANBEVELINGEN VOOR HONDENVERKOPERS ................................................................................... 48 8.3 AANBEVELINGEN VOOR ORGANISATIES DIE VOORLICHTING GEVEN..................................................... 48 8.4 VERVOLGONDERZOEK .................................................................................................................... 49 9 LITERATUUR ..................................................................................................................................... 50 10 BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 52 BIJLAGE 1: SIGNIFICANTIES BEHORENDE BIJ RESULTATEN ENQUÊTE ....................................................... 52 BIJLAGE 2: ENQUÊTE ........................................................................................................................... 53
4
Abstract The role of pet dogs in society and in our households is getting more and more important. In the Netherlands, 1,8 million dogs (and increasing every year) are living with and being part of families. Many dogs are purchased because of their appearance (looks), without pre-knowledge of behavior and how to take care of the dog. Partly because of this many dogs are placed in shelters or are being moved to an owner. More than 1% of all dogs in the Netherlands each year are “abandoned” to shelters. The fact that many dogs are purchased with insufficient preknowledge or based on for instance appearance only led to the writing of this report and the next problem definition: Why do people purchase dogs minding primarily about appearance and less about characteristics of the dog and which negative impacts can this choice have on dogs and dog-owners. There are two methods being used to gather data, namely a literature-study and a questionnaire for dog-owners. After analyzing literature, it has been decided which questions, needed to tackle the problem definition had to be included in the questionnaire. This questionnaire was online for 1.5 month at www.thesistools.nl. 225 respondents answered the questionnaire. Literature points out that many people choose a dog that looks like themselves, and just a few people make a decision by looking at characteristics. The colliding of characteristics between dog and owner can have negative impacts like problematic behavior. On the other hand, results of the questionnaire show that colliding of character-types does not significantly causes problematic behavior. For this reason, it cannot be said with certainty that colliding characteristics of dog and dog-owners can be decisive for the origin of negative impacts for dogs and dog-owners. The differences between the literature and the questionnaire may be due to bias. Such as giving socially desirable answers or sensitive information from respondents. Literature study and questionnaire results do show four other factors that can cause dogsproblematic behavior. The first factor is information-supply. The more people got information from dog-breeders and the more people search for information about the dog, the less problematic behavior will occur in future. Further, it seemed that the place of origin of the dog is decisive for the future appearance of problematic behavior. Dogs from a professional (approved) breeder show relatively less problematic behavior at older age than dogs that came from elsewhere. The last important factor is taking part (or not) of a course specified in training behavior for dogs, by dog-owners. Dogs that have taken part in such a course show less problematic behavior than dogs that did not take part in such a course. To prevent negative impact on dogs and dog-owners it is important that potential dog-owners get as much information as possible before purchasing a dog. Organisations that give reliable information in the Netherlands are LICG and the Dierenbescherming. Furthermore it is important to purchase a dog at an acknowledged breeder. When a dog is bought elsewhere it is important that the dog vendor watched carefully if the dog and the dog-owner be suited to each other. This can be made possible to collaborate with a dog behaviourist. Finally it is good to follow a behaviour course with the dog to build up a good dog-owner relationship.
Keywords: purchase dogs, characters of dogs and dog-owners, negative impacts
5
Samenvatting In totaal zijn er in Nederland 1,8 miljoen honden en dat maakt ze populaire huisdieren. Echter worden veel honden aangeschaft op basis van het uiterlijk en zonder voldoende kennis te hebben over het gedrag en de verzorging van de hond. Mede hierdoor komen veel honden in het asiel terecht of worden herplaatst. Ruim 1% van alle honden in Nederland wordt jaarlijks afgestaan aan het asiel. Dat veel honden worden aangeschaft om de verkeerde reden was de aanleiding voor het schrijven van dit onderzoeksrapport. De probleemstelling van het onderzoek luidt als volgt: Om welke redenen gaan mensen bij het aanschaffen van een (ras)hond met name op het uiterlijk af en minder op de karaktereigenschappen van de hond en welke negatieve gevolgen kan deze keuze hebben voor mens en hond? Om een antwoord op de probleemstelling te krijgen zijn er twee methodes gebruikt om data te verzamelen, namelijk een literatuurstudie en het afnemen van een schriftelijke enquête onder hondeneigenaren. Na het doornemen van de literatuur is er gekeken welke vragen, die nodig zijn om de probleemstelling te beantwoorden, nog niet, of deels bekend zijn geworden door middel van de literatuurstudie. Deze vragen zijn opgenomen in de enquête. De enquête heeft anderhalve maand online gestaan op www.thesistools.nl en 225 respondenten hebben de enquête ingevuld. De literatuur wijst uit dat veel mensen een hond kiezen die qua uiterlijk op zichzelf lijken waarbij niet naar het karakter van de hond wordt gekeken. Hierbij blijkt dat het botsen van karakters tussen baas en hond negatieve gevolgen als probleemgedrag kan veroorzaken. Echter laten de resultaten van de enquête zien dat het botsen van karakters geen probleemgedrag veroorzaakt. Hierdoor kan niet met zekerheid gesteld worden of de persoonlijkheid van baas en hond bepalend kan zijn voor negatieve gevolgen voor zowel mens als hond. Het verschil tussen de literatuur en de enquête kan komen door bias. Hierbij kan er sprake geweest zijn als het geven sociaal wenselijke antwoorden of gevoeligheid van informatie bij de respondenten. De literatuur en de resultaten van enquête laten wel vier andere factoren zien die probleemgedrag bij honden kunnen voorkomen. De eerste factor is informatievoorziening, hoe informatie mensen krijgen van de fokker en hoe meer informatie mensen opzoeken over de hond, hoe minder probleemgedrag de hond later gaat vertonen. Verder komt naar voren dat de herkomst van de hond bepalend is voor het gaan vertonen van probleemgedrag. Honden die bij een erkende fokker vandaan komen vertonen minder vaak probleemgedrag op latere leeftijd dan honden die elders vandaan komen. De laatste bepalende factor is het volgen van een gedragscursus. Honden die een gedragscursus met hun baas hebben gevolgd vertonen significant minder probleemgedrag dan honden die geen gedragscursus gevolgd hebben. Om negatieve gevolgen voor mens en hond te voorkomen is het belangrijk dat potentiële hondeneigenaren vooraf voldoende informatie inwinnen over de hond, hierbij kunnen voorlichtingsorganisaties als LICG of de Dierenbescherming een uitkomst bieden. Daarnaast is het belangrijk dat de hond bij een erkende fokker wordt gekocht. Mocht de hond toch bij een particulier aangekocht worden is het belangrijk dat de hondenverkoper let of de hond wel bij de familie past. Dit kan door het inschakelen van een gedragstherapeut. Als laatste is het goed om een gedragscursus te volgen met de hond om een goede baas-hond relatie op te bouwen.
6
Inleiding Honden worden tegenwoordig steeds belangrijker in onze samenleving. In Nederland worden 1,8 miljoen honden gehouden en er zijn ruim 350 hondenrassen (exclusief de kruisingen). Dit aantal is in de laatste 8 jaar gegroeid met 0,4 miljoen honden. Op jaarbasis worden er gemiddeld 180.000 honden aangeschaft. (A. Bos, P. Fuchs, 2005). Echter worden er jaarlijks ook ruim 20.000 honden afgestaan aan het asiel. Dit kan te maken hebben met dat mensen bij het aanschaffen van een hond geen weloverwogen beslissing maken of niet de juiste type hond hebben aangeschaft. Uit de literatuur komt naar voren dat het aanschaffen van een hond gebaseerd kan zijn op een impulsaankoop, gerelateerd aan de fysieke aantrekkelijkheid van de hond. Gedrag en persoonlijkheid zouden minder belangrijk geacht worden totdat de hond ouder wordt, wanneer de eigenaar erachter komt dat de persoonlijkheid van de hond niet past bij de eigenaar. Dit kan diverse problemen met zich meebrengen. Een hele dominante hond kan de controle over het huishouden krijgen als de eigenaar een heel zachtaardige persoonlijkheid heeft. Omgekeerd geldt tevens hetzelfde, een dominante eigenaar is vaak niet gelukkig met een timide en verlegen hond. In de literatuur staat niet beschreven welk percentage van de aangeschafte honden aangekocht is door een impulsaankoop. Wel wordt aangegeven dat 46,1% van de hondeneigenaren in New York gedragsproblemen (te veel temperament, angstig, dominant of agressief) ondervinden bij de hond (B.Beaver, 2009). Nu is de vraag waarom mensen op het uiterlijk van de hond af gaan en niet of minder letten of het karakter van de hond wat kan leiden tot een botsing van de karakters en/of het niet kunnen voldoen aan de behoeften van de hond. De vraag is of een verkeerde keuze verband heeft met negatieve gevolgen zoals probleemgedrag en wat de voornaamste redenen zijn van een miskoop en hoe dit te voorkomen is. Het zou te maken kunnen hebben met onvoldoende informatie verschaffing door de potentiële hondeneigenaar over het karakter en gedrag van de hond of dat mensen geen overwogen beslissingen maken. Daarnaast kan het zijn dat hondenverkopers onvoldoende informatie verstrekken over het ras en er wordt niet gekeken of de hond wel bij de toekomstige eigenaar past. In de literatuur wordt beschreven dat het aanschaffen van een jonge hond meer risico kan geven op onsuccesvol hondenbezit voor de eigenaar dan bij de aanschaf van een volwassen hond (Chomel, B, Hart, et al, 2006). De reden dat honden worden afgestaan is te veel temperament, vernieling en/of vervuiling van de omgeving. Dit gedrag komt vooral voor bij honden die jonger zijn dan 2 jaar. Veel gedragsproblemen komen voort uit de genen of de geschiedenis van de hond en komen slecht tot uiting totdat de hond een leeftijd van 1 t/m 3 jaar bereikt heeft (Daxburry, M, Marder. 2008). Het zou kunnen, dat wanneer er meer informatie verstrekt wordt over karakter en gedrag van verschillende honden, voorkomen kan worden dat er probleemgedrag als agressie, angst, vernieling en blaffen ontstaat. Het is echter niet bekend in hoeverre mensen geïnformeerd zijn over het feit dat bepaalde hondenrassen van nature agressief of bang zijn en in welke mate potentiële hondenbezitters daarmee om zouden kunnen gaan. Met deze vragen komt de volgende probleemstelling naar voren: Probleemstelling Om welke redenen gaan mensen bij het aanschaffen van een (ras)hond met name op het uiterlijk af en minder op de karaktereigenschappen van de hond en welke negatieve gevolgen kan deze keuze hebben voor mens en hond? Doelstelling en doelgroep De doelstelling van dit onderzoek is het schrijven van een onderzoeksrapport dat tot stand komt door middel van een literatuurstudie en het afnemen van een schriftelijke enquête onder hondeneigenaren van 18 jaar en ouder in Nederland. Hiermee wordt inzicht verkregen betreffende verschillende aspecten die aan bod komen bij het aanschaffen van een hond. De inhoud van dit onderzoeksrapport kan gebruikt worden door hondenverkopers, zoals hondenfokkers, kennelhouders en asielbeheerders. Hiermee kan voorkomen worden dat mensen een verkeerde keuze maken bij het aanschaffen van een hond. Anderzijds is het onderzoeksrapport bedoeld voor organisaties die voorlichting geven over huisdieren, waaronder de Dierenbescherming, zodat er meer voorlichting gegeven kan worden aan potentiële hondeneigenaren over de aanschaf van een hond. De uitkomsten en adviezen van het onderzoeksrapport kunnen met potentiële hondeneigenaren gecommuniceerd worden door deze met toestemming te plaatsen op de website van de Dierenbescherming.
7
Methode Er zijn twee methodes gebruikt voor het verzamelen van data, namelijk een literatuurstudie en het afnemen van een schriftelijke enquête onder hondeneigenaren. De informatie voor de literatuurstudie is gehaald uit boeken afkomstig uit de bibliotheek van de Universiteit Wageningen en via Science Direct. Na het doornemen van de literatuur is er gekeken welke vragen, die nodig zijn om de probleemstelling te beantwoorden, nog niet, of deels bekend zijn geworden door middel van de literatuurstudie. Deze vragen zijn opgenomen in de enquête. De enquête heeft anderhalve maand online gestaan op www.thesistools.nl waarna de resultaten door middel van het statistische programma SPSS geanalyseerd zijn. Opbouw rapport In het eerste hoofdstuk zal theorie besproken worden die gaat over de algemene redenen die mensen hebben voor de aanschaf van een hond en de reden die mensen hebben voor een bepaald type (rashond). In hoofdstuk twee worden de verschillende karakters van mensen en honden beschreven, waarna er gekeken wordt welke karakters tussen mens en hond matchen en botsen. Ook wordt gekeken welke factoren mede bepalend zijn voor het karakter van honden. Vervolgens wordt er gekeken welke negatieve gevolgen er zijn bij het botsen van karakters voor de mens en de hond. Als laatste wordt in dit hoofdstuk bepaald hoe negatieve gevolgen voorkomen kunnen worden ondanks dat het karakter tussen hond en eigenaar botst In het derde hoofdstuk wordt beschreven hoeveel informatie er opgezocht wordt door potentiële hondeneigenaren. Ook worden informatiebronnen beschreven waar (potentiële) hondeneigenaren betrouwbare informatie vandaan kunnen halen. Tevens wordt er gekeken hoeveel informatie fokkers verstrekken aan potentiële hondeneigenaren en soort verkooppunt hier meer aandacht aan besteedt dan andere verkooppunten. In hoofdstuk vier wordt er ingegaan op welzijnsverstoringen bij de hond ten gevolge van een verkeerde keuze. Voordat bepaald wordt wanneer er welzijnsverstoringen zijn, wordt er eerst gekeken naar wat een goed welzijn bij honden is en de behoeften van verschillende honden zijn. In het vijfde hoofdstuk zullen de resultaten van de enquête besproken worden. De resultaten vormen samen met de theorie uit hoofdstuk een tot en met vier de input voor het beantwoorden van de probleemstelling. In hoofdstuk zes worden de duurzaamheidaspecten: people, planet en profit en internationalisering besproken, waarna de conclusie in hoofdstuk zeven, discussie in hoofdstuk acht en de aanbevelingen in hoofdstuk negen volgen.
8
1 Redenen voor de aanschaf van een bepaald type hond In dit hoofdstuk wordt als eerste de relatie tussen honden en mensen van vroeger en nu beschreven. Daarna wordt beschreven welke redenen mensen hebben voor het aanschaffen van hond en als laatste wordt er gekeken waarop mensen een raskeuze baseren, op het uiterlijk of het karakter van hond. 1.1 Relatie mens/hond Honden spelen al jarenlang een belangrijke rol in de menselijke samenleving. De hond is een zeer populair huisdier en tevens het eerste huisdier dat gehouden werd. Honden hebben zowel vroeger als nu veel nut voor de mens. Bijna altijd was het nut van de hond in de vorm van werken, zoals helpen bij de jacht, een terrein bewaken of ongedierte verdelgen. Rond het jaar 1900 werden honden al gebruik voor de jacht of ingezet als bewaker van eigendommen of beschermers tegen indringers. Omdat honden een nuttige functie konden vervullen voor de mens, is er de laatste 200 jaar veel gefokt met honden op specifieke karakter- en uiterlijke eigenschappen. Dit heeft uiteindelijk geleidt tot meer dan 350 erkende hondenrassen wereldwijd (Raad van Beheer, 2007). Honden worden nog steeds gebruikt en opgeleid voor veel doeleinden, namelijk als blindengeleidehond, politiehond, schapendrijver, reddingshond en waakhond. Echter wordt het merendeel van de honden niet meer gebruikt waarvoor ze gefokt zijn, maar worden gehouden als huishond, terwijl de honden nog wel de capaciteit en de behoefte hebben om te werken. Honden in onze samenleving vervullen voornamelijk de rol als gezelschapshond en hebben meer emotionele waarde dan economische waarde (Raad van Beheer). De relatie tussen mensen en honden wordt steeds meer gekarakteriseerd door de sterke emotionele band waarbij de hond wordt gezien als een deel van de familie. Hondeneigenaren zijn zeer gehecht aan de hond en deze hechtenis is te vergelijken met de band tussen vrienden, kinderen en echtgenoten. Dat mensen gehecht zijn aan hun honden komt tot uiting in de manier waarop er met de honden wordt omgegaan. Er worden menselijke eigenschappen toegewezen aan honden, oftewel honden worden op een antropomorfistische wijze behandeld. 99% van de hondeneigenaren praat tegen de hond, waarbij er in de meeste gevallen kindertaal wordt gebruikt. Tevens geloven hondeneigenaren dat ze begrepen worden door de hond (B. Morris, 2008). Daarnaast mogen dieren overal in huis komen, mogen op bed slapen en worden overal mee naar toegenomen (H.R. Askew, 2001). De verzorging van honden en de uitgaven die er gedaan worden voor de hond is ook te vergelijken met die van kinderen of familieleden. Een hondenbezitter gaat gemiddeld 2,7 keer per jaar naar de dierenarts. In vergelijking met het jaar 1962 worden er momenteel bijna tien keer zoveel uitgaven gedaan. Daarnaast wordt er meer geld uitgegeven aan premiumvoeding, supplementen en preventieve zorg. Ook hieruit blijkt dat de hond een belangrijk onderdeel is van de familie (B. Morris, 2008). De hond wordt steeds populairder in Nederland. In Nederland zijn er momenteel 1,8 miljoen honden en dit aantal groeit elk jaar met gemiddeld 2 tot 4%. De hond is op de kat na in Nederland het populairste huisdier (T.R. Huismam et al, 2006). 1.2 Redenen voor de aanschaf van een hond Zoals hierboven beschreven zijn honden populaire huisdieren. Mensen die een gezelschapshond willen aanschaffen hebben hier verschillende redenen voor. Deze redenen worden hieronder besproken. Voor de gezelschap De meest genoemde reden om een hond aan te schaffen is voor het gezelschap en vriendschap. Veel mensen die alleenstaand wonen, met name ouderen, vinden het prettig om in plaats van alleen thuis te zitten, gezelschap te hebben van een hond (K. Stafford, 2006). Dat de reden gezelschap het meest genoemd is, komt waarschijnlijk door het aantal eenpersoonshuishoudens in Nederland. De huishoudenverdeling in Nederland laat zien dat er 35% eenpersoonshuishoudens ofwel alleenstaanden zijn (Centraal bureau voor de statistiek, 2007). Van deze 35 % kunnen veel mensen een hond hebben.
9
Voor de gezondheidsvoordelen: Het houden van een hond verbetert iemands lichamelijke en geestelijke gezondheid. Studies laten zien dat hondenbezit stress reduceert, een depressie voorkomt, de bloeddruk verlaagd en hartziekte helpt te voorkomen. Een mogelijke verklaring voor deze fysieke gezondheidsvoordelen liggen in het feit dat hondenbezitters meer fysiek actief zijn dan niet hondenbezitters.(B. Morris, 2008). De psychische gezondheidsvoordelen kunnen verklaard worden door een Japans onderzoek. Hierbij moesten 55 hondenbezitters met hun hond spelen. Sommige proefpersonen kregen de opdracht om ondertussen veel oogcontact te maken met de hond, anderen mochten de hond maar af en toe aankijken. De hondenbezitters die veel oogcontact maakten met de hond produceerden tijdens de speelsessie 20 procent meer oxytocine dan normaal. Zelfs de proefpersonen die hun hond maar af en toe aankeken, hadden na afloop een iets hogere waarde van het hormoon in hun lichaam. Volgens de wetenschappers verklaart de aanmaak van oxytocine waarom mensen na een speelsessie met een hond vaak in een betere stemming komen en zich minder depressief of eenzaam voelen (T. Kikusui, M. Nagasawa, 2009). Door deze gezondheidsvoordelen worden dieren ook veel ingezet bij de behandeling van psychiatrische stoornissen (J. Jansen). Voor de kinderen: Een andere reden voor het aanschaffen van een hond is voor de kinderen. Mensen met kinderen tussen de 6 en 17 jaar schaffen procentueel vaker een hond aan dan mensen met oudere kinderen. 25% van de ouders verwacht dat de hond de kinderen meer verantwoordelijkheid leert te nemen.(K. Stafford, 2006). Daarnaast vindt 45% dat huisdieren heel belangrijk zijn voor de opvoeding van de kinderen en 40% vindt het belangrijk. Slechts 15% van de hondenbezitters met kinderen geven aan dat de hond niet of nauwelijks belangrijk is voor de opvoeding van de kinderen (Avro, 1999). Voor kinderen blijkt de hond een vriend, een vertrouweling of een kameraad die hen troost biedt wanneer dat nodig is (E. Verbruggen, 2006). Als surrogaat: Ook kunnen honden een surrogaatfunctie hebben, waarbij de aanwezigheid van de hond fungeert als vervanging van menselijk gezelschap, bijvoorbeeld kinderen. Dat honden worden aangeschaft als surrogaat wordt vooral gezien bij alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen, waarbij de rol als ouder wordt overgenomen. Deze groep mensen geeft liefde en verzorging aan de hond, zoals dat ook gedaan zou worden bij de kinderen. (J. Greenebaum, 2004). Deze groep mensen behandelt de hond in vergelijking met de andere aanschafredenen het meeste antropomorfistisch. Accepteren dat honden normale dieren zijn maakt het moeilijker voor deze mensen om honden te gebruiken als surrogaatkinderen of familielid. Voor sociale contacten met anderen: Een andere reden voor het aanschaffen van een hond kan zijn dat de hond wordt gebruikt bij het maken van sociale contacten en/of de mogelijkheid om banden te versterken met andere mensen. Huisdieren vergemakkelijken namelijk het leggen van sociale contacten. Mensen maken gemakkelijker een praatje met bekenden of vreemden tijdens het uitlaten van de hond. Hierbij kan de aandacht die er op de hond gericht is stiltes voorkomen. Daarnaast is het onderhouden van contacten gemakkelijker met dezelfde interesses omdat het, net als bij elke hobby, leuk is om te praten over dezelfde interesses (B. Morris, 2008). Als statussymbool of verlengstuk van zichzelf: De laatste reden dat de hond wordt aangeschaft is als statussymbool of als verlening van zichzelf. De hond moet hierbij vooral bijdragen aan het machismo of modieuze van de eigenaar. Een voorbeeld hiervan is een macho man die een grote, sterke hond koopt, zoals een Pitt Bull of Rottweiler, om zijn mannelijkheid te laten zien. Een ander voorbeeld is een modieuze vrouw die een Chihuahua heeft met dezelfde kleding als de vrouw zelf. De identiteit van de eigenaar wordt hierbij geprojecteerd op de hond (E. Kubinyi, 2009).
10
1.3 Waar is de raskeuze op gebaseerd? De raskeuze kan gebaseerd zijn op het uiterlijk van de hond zoals het formaat of de algehele verschijning, of het kan gebaseerd zijn op het innerlijk, ofwel het karakter van de hond. Ook kan een raskeuze gebaseerd zijn op een combinatie van het innerlijk en het uiterlijk. In tabel 1 staan redenen waarom mensen in Atlanta (Verenigde Staten) een specifieke hond kiezen. Reden keuze hond
Aantal in %
Vanwege het geslacht
14,3
Hond was vriendelijk en lief
17,1
Iets betreurenswaardigs aanhalen
15,0
Hond zag er schattig uit
14,3
Mooie vachtkleur
12,8
Formaat van de hond
12,8
Andere fysieke eigenschappen of de verschijning in het algemeen
13,7
Tabel 1: redenen voor de keuze van een bepaalde hond (B.Beaver, 2009)
In Tabel 1 komt naar voren dat in dit onderzoek 53,6% (14,3+12,8+12,8+13,7%) van de hondeneigenaren bij het aanschaffen van een hond afgaat op het uiterlijk, met name als het om een puppy gaat omdat die er vaak schattig uitzien. De overige 46.4% schaft de hond aan omdat ze de hond zielig vonden, omdat de hond vriendelijk en lief overkwam of vanwege het geslacht. Echter is bij het antwoord „de hond was vriendelijk en lief‟ niet duidelijk of de mensen ook weten wat het echte karakter van de hond is. De hond die op dat moment vriendelijk en lief is hoeft niet altijd deze gedragseigenschappen te vertonen. In dit onderzoek hebben de respondenten niet specifiek antwoord gegeven met de woorden „karakter‟ of „temperament‟ van de hond. Hiermee komt naar voren dat mensen (bijna) nooit een hond aanschaffen vanwege het karakter (B. Beaver, 2009). Dat mensen op het uiterlijk van de hond afgaan in plaats van het karakter wordt ook bewezen in een ander onderzoek. Bij dit onderzoek wordt er een wetenschappelijke toelichting gegeven waarom mensen de voorkeur geven aan honden die lijken op zichzelf. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat mensen ook de voorkeur geven aan een vriend(in) of partner die gelijk zijn aan zichzelf. De meeste mooie mensen zijn het gelukkigst met andere mooie mensen en andersom. Ook wordt er beweerd dat kinderen die veel lijken op een van de ouders de favoriet is en liefdevoller wordt behandeld door de ouder dan het kind dat minder op de ouder lijkt. Als de algemene eigenschappen van een hondenras lijkt op de eigenschappen van onszelf dan wekt dat een liefdevol en warme respons op (S. Coren, 2008). Een tweetal andere onderzoeken laten ook het bewijs zien dat honden op de eigenaar lijken en dat mensen een hond kiezen die lijken op zichzelf. Bij het eerste onderzoek zijn 104 vrouwen getest. Alle vrouwen kregen 4 hondenrassen te zien, waarbij alleen het hoofd van de hond zichtbaar was, namelijk van de Beagle, Springer Spaniel, Husky en Basenji. Van elke hond moeten de vrouwen bepalen hoeveel ze op de hond lijken door de hond te beoordelen op basis van vier dimensies; leuk, vriendelijkheid, intelligentie en loyaliteit. Daarna konden de vrouwen kiezen uit een aantal schematische sketches van haarstylen die het beste op hun eigen haarstyle leek. Hieruit bleek dat vrouwen met lang haar waarbij de oren bedekt waren de voorkeur hebben voor de Springer Spaniel of Beagle en deze honden werden hoger beoordeeld op de dimensies leuk, vriendelijkheid, intelligentie en loyaliteit. Vrouwen met kort haar en zichtbare oren hebben de voorkeur voor de Siberische Husky en de Basenji en deze rassen scoren bij vrouwen met kort haar en zichtbare oren hoger op de genoemde dimensies. (S. Coren, 2008). Bij het tweede onderzoek werden er 45 hondeneigenaren en hun honden gefotografeerd waarvan 25 verschillende rassen en 20 bastaarden. e foto‟s werden aan 28 vrijwilligers voorgelegd en gevraagd om te raden welk van de 2 honden, de echte en een andere willekeurig gekozen hond bij de eigenaar hoort. In tweederde van de gevallen zijn de paren correct gematcht, waarbij met name de bastaard honden verkeerd gematcht zijn. Slechts 35% van de bastaard honden zijn aan
11
de juiste eigenaar gematcht en 64% van de rashonden zijn aan de juiste hondeneigenaar gematcht. Dat de bastaard honden minder goed gekoppeld zijn aan de juiste eigenaar is volgens de onderzoeker te verklaren. Wanneer er een ras gekozen wordt, wordt er gekozen op basis van de specifieke uiterlijke kenmerken van een volwassen rashond. Bij bastaard honden is niet duidelijk hoe de hond eruit gaat zien als volwassenen waardoor de hond er heel anders uit kan gaan zien dan wat er verwacht werd (M.M. Roy, J.S. Christenfeld). 1.4 Concluderend De reden dat mensen een bepaald type hond uitkiezen is met name gericht op het uiterlijk van de hond. Ruim de helft van de respondenten in het onderzoek van B. Beaver hebben de hond aangeschaft vanwege het uiterlijk (algehele verschijning, vachtkleur of formaat). Onderzoeken wijzen uit dat mensen (onbewust) afgaan op het uiterlijk van de hond, waarbij mensen kijken in hoeverre de hond op zichzelf lijkt. Tevens geven mensen ook de voorkeur aan andere mensen die qua uiterlijk gelijk zijn aan zichzelf. Nu is de vraag of de raskeuze die gebaseerd is op het uiterlijk een relatie heeft met het botsen van het karakter tussen baas en hond.
12
2 karakters Uit het vorige hoofdstuk is duidelijk naar voren gekomen dat mensen een hond aanschaffen die qua uiterlijk op zichzelf lijken, waarbij niet naar het karakter van de hond wordt gekeken. In dit hoofdstuk komen de verschillende karakters van mensen en honden aan bod. Hierbij wordt gekeken of bepaalde karakters van mensen matchen of botsen met bepaalde karakters van honden en wat de negatieve gevolgen van het botsen van karakters kunnen zijn voor de mens en de hond. Als laatste wordt er beschreven wanneer er geen negatieve gevolgen zijn voor de mens en/of hond, terwijl het karakter tussen de baas en de hond wel botst. 2.1 karakters bij mensen Het karakter van mensen kan ingedeeld worden in vier persoonlijkheidstypen die gebaseerd zijn op het temperament van de persoon. Deze persoonlijkheidstypen zijn als volgt: cholerisch, sanguinisch, flegmatisch en melancholisch (Sinco, 2008). Ieder persoonlijkheidstype kan onderverdeeld worden in een persoonlijkheidsmodel met vijf dimensies, ook wel de big five genoemd. (L.A. Pervin, O.P John, 1999) Deze vijf dimensies zijn als volgt: 1. Extraversie: dominant-extravert tegenover ondergeschikt-introvert Beschrijft de mate waarin mensen behoefte hebben aan anderen. Extraverte mensen hebben prikkels nodig om zich prettig en productief te voelen en zijn voortdurend op zoek naar deze prikkels. Deze personen zijn emotioneel betrokken bij anderen en zoeken vaak gezelschap. Daarnaast zijn ze levendig, spraakzaam en spontaan. Introverte personen voelen zich beter thuis in een prikkelarme omgeving. Emotioneel gezien zijn deze personen afstandelijk naar anderen, gereserveerd, gaan hun eigen weg en mijden drukte en gezelligheid. 2. Altruïsme: Meegaandheid tegenover wantrouwend Beschrijft hoe iemand geneigd is zijn omgeving te beïnvloeden dan wel aan te passen aan de beïnvloeding van anderen. Meegaande personen zijn coöperatief, bescheiden, behulpzaam, werken graag samen en zijn goed in het verplaatsen in anderen. Ze vergeten wel eens om de eigen mening te uiten en voor zichzelf op te komen. Deze personen nemen dan ook niet vaak het voortouw. Wantrouwende personen zijn zelfverzekerd, dwingend en brutaal en komen dan ook goed voor zichzelf op. De leiding wordt graag genomen om grip op de situatie te houden en om invloed uit te oefenen. 3. Openheid voor nieuwe ervaringen: open-nieuwsgierig tegenover geslotenongeinteresseerd Geeft aan of mensen openstaan voor veranderingen uit de omgeving. Open personen zijn avontuurlijk en hebben belangstelling voor ongewone dingen. Personen die gesloten zijn, zijn nuchter en willen het liefst alles bij het vertouwde laten. 4. Zorgvuldigheid: zorgvuldig tegenover onzorgvuldig Geeft informatie over hoe iemand zichzelf en de omgeving onder controle heeft en wil hebben. Zorgvuldige personen zijn gedisciplineerd en werken planmatig. Regels worden duidelijk opgesteld en houden zich daar ook aan. Onzorgvuldige personen zijn minder geneigd om aan regels te houden omdat ze graag improviseren. Ze maken zich niet snel druk om details en verdragen wanorde goed. Deze personen kunnen nonchalant of slordig overkomen. 5. Neuroticisme: emotioneel stabiel tegenover neuroticisme Beschrijft de manier hoe mensen omgaan in emotionele en stressvolle situaties. Emotioneel stabiele mensen zijn moeilijk uit balans te brengen. Stresssituaties worden op een rustige manier benaderd. Het humeur van stabiele personen is meestal kalm en ontspannen. Neurotische mensen reageren heftig op emotionele omstandigheden en zijn snel uitgedaagd en gefrustreerd. Deze mensen zijn prikkelbaar van aard. Cholerische persoonlijkheid: Deze persoonlijkheid is zelden verlegen, maar juist vrijpostig en brutaal. Het is een extravert type die zich graag voor de groep presenteert. Ze zijn snel geprikkeld door de omgeving en geneigd hier snel op te reageren. Ze zijn impulsief en storten zich snel in situaties waarbij risico‟s genomen moeten worden. Het is een actief, enthousiast en een gedreven persoon die wordt gemotiveerd door plicht, verantwoordelijkheid en behoud van orde en houdt de controle over de situatie zelf in de hand om onmiddellijk resultaat te zien. Dit type uit zijn emoties nauwelijks met uitzondering van woede en heeft een hekel aan incompetente mensen. Dit type verkiest de rol als leider waarbij degene ambitieus en vastberaden is om zijn ideeën of plannen geaccepteerd te krijgen. Deze personen zijn zeer zelfverzekerd en onafhankelijk.
13
Sanguinische persoonlijkheid: Personen met een sanguinisch temperament tonen zelden tekenen van verlegenheid en kunnen vrijpostig of brutaal zijn. Het is een actieve persoonlijkheid die relaties en interactie met mensen en de directe omgeving nodig heeft. Het is een extraverte persoonlijkheid die zich graag voor een groep mensen presenteert en er van houdt om gehoord en gezien te worden om hiermee aanzien op te bouwen. Dit type is snel geprikkeld door indrukken uit de omgeving en is geneigd hier direct op te reageren. Ze houden van activiteit, resultaten en urgentie en worden gemotiveerd door avontuur en opwinding. Dit type heeft gebrek aan integriteit en zal onder druk aanvallend reageren en kan snel driftig en prikkelbaar zijn. Ze zijn nieuwsgierig, enthousiast, impulsief en voortdurend op zoek naar nieuwe uitdagingen. Deze personen hebben veel ideeën, en switchen van de ene activiteit in de andere waarbij er niet naar details gekeken wordt maar naar het grote plaatje. Deze personen hebben een hekel aan plichtmatigheden en routines. Deze personen zijn snel geneigd om succes als vanzelfsprekend te beschouwen en zijn daardoor geen doorzetters. Flegmatische persoonlijkheid: Personen met deze persoonlijkheid zijn afstandelijk en gereserveerd en hebben geen interesse in hetgeen wat om hen heen gebeurt. Het is belangrijk om relaties in stand te houden en in groepsverband te werken en zoekt hierbij voortdurend naar aandacht en wil graag aardig gevonden worden. Het is een passief persoon en vermijd confrontaties en heeft daarom ook een hekel aan mensen die ongeduldig of haastig zijn. Door gebrek aan vitale energie reageren deze personen nauwelijks op indrukken uit de omgeving en hebben geen behoefte aan aanzien, hebben weinig ambities en werken langzaam. Daarentegen zetten deze personen wel door bij werkzaamheden die niet teveel denkvermogen vragen. Ze worden niet snel van hun stuk gebracht, ze blijven zichzelf: nuchter en koud. Deze types hechten veel aan stabiliteit, regels en orde. Melancholische persoonlijkheid: Personen met een melancholische persoonlijkheid zijn bang en verlegen, gereserveerd en afstandelijk, behalve naar intieme vrienden. Het is een introvert type en houdt er niet van om voor een groep mensen te spreken en onttrekt zich van de omgeving. Het zijn, net als bij de flegmatische persoonlijkheid, passieve personen en worden nauwelijks door indrukken uit de omgeving geraakt en ze hebben een hekel aan onverwachte gebeurtenissen of veranderingen. Echter streven deze mensen, in tegenstelling tot de flegmatische personen, naar complexiteit, perfectie en deskundigheid. De persoonlijkheidstypen met de dimensies bij mensen kunnen als volgt samengevat worden:
Extraversie
Altruïsme Openheid Zorgvuldigheid Neuroticisme
Cholerisch
Sanguinisch
Flegmatisch
Melancholisch
Extravert Wantrouwend Open Zorgvuldig
Zeer extravert Wantrouwend Open Onzorgvuldig
Introvert/extravert Meegaand Gesloten Zorgvuldig
Introvert meegaand Gesloten Zeer zorgvuldig
Neurotisch
Neurotisch
Emotioneel zeer stabiel
Emotioneel stabiel
Tabel 2: Persoonlijkheidstypen en persoonlijkheidsdimensies bij mensen
Het is niet zo dat een persoon helemaal cholerisch, sanguinisch, flegmatisch of melancholisch is. Het komt vaak voor dat mensen bijvoorbeeld voor bepaalde dimensies cholerisch zijn en voor andere dimensies sanguinisch zijn.
14
2.2 Karakters bij honden Het karakter van honden kan in bepaalde opzichten vergeleken worden met die van de mens. De persoonlijkheidstypes van honden worden ook ingedeeld in vier categorieën, namelijk cholerisch, sanguinisch, flegmatisch en melancholisch (Swarovky, 1988). Daarnaast zijn er voor honden zeven persoonlijkheidsdimensies, die vergelijkbaar zijn met de vijf persoonlijkheidsdimensies van mensen. Voor honden worden de volgende zeven dimensies toegeschreven (S.D. Gosling, 1998): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Reactief/opgewonden tegenover stabiel Angstig tegenover moedig vertrouwend Agressief tegenover meegaand Sociaal/vriendelijk tegenover ongeïnteresseerd Open/reagerend op training tegenover niet reagerend op trainingen Dominant tegenover onderdanig Actief tegenover inactief
Cholerische persoonlijkheid: Honden met een cholerische persoonlijkheid zijn sterk onevenwichtige honden. Deze honden reageren sterk op prikkels uit de omgeving, en zijn daarom ook erg snel afgeleid. Het zijn zeer actieve honden die moeilijk te remmen zijn. Ze zijn dan ook onvermoeibaar en nergens bang voor en gaan overal op af. Doordat de honden snel afgeleid zijn maakt het moeilijk om ze af te richten en op te voeden en dat maakt dat ze geen gemakkelijke huisgenoten zijn. Daarnaast zijn deze honden dominant wat de opvoeding en africhting ook niet gemakkelijker maakt. Echter met een sterke menselijke leider en een consequente opvoeding is de hond erg geschikt voor de africhting tot waak- en/of verdedigingshond voor taken in het leger of bij de politie. Er moet voorzichtig omgegaan worden in de omgang met kinderen en vreemden. Sanguinische persoonlijkheid: Deze persoonlijkheid van honden is sterk evenwichtig. Deze honden reageren sterk op prikkels uit de omgeving maar kunnen goed en snel geremd worden. Het zijn beweeglijke en actieve honden die veel prestatiebereidheid hebben en dat wordt gekenmerkt door het plezier en de bekwaamheid die de honden hebben in het werk. Deze honden zijn voor veel doeleinden te gebruiken, maar ze zijn ook goed te houden als gezelschapshond omdat deze honden betrouwbaar zijn en goed overweg kunnen met kinderen. Flegmatische persoonlijkheid: Flegmatische honden zijn sterk evenwichtige trage types. De honden reageren wel op prikkels, maar minder dan de sanguinische typen en ze worden minder stel gestimuleerd en geremd waardoor dit type trager lijkt in zijn gedragingen. De honden hebben een grote werklust. Deze honden worden voor veel doeleinden gebruikt, met name als speurhond. Door het rustige en betrouwbare karakter maakt deze hond geschikt voor kinderen. Melancholische persoonlijkheid: Honden met een melancholische persoonlijkheid zijn angstig, terughoudend en schuw. Ze hebben moeite bij het verwerken van prikkels uit de omgeving en kunnen moeilijk wennen aan een nieuwe omgevingssituatie. De prikkels uit de omgeving wekken in plaats van een stimulans juist een remming op wat leidt tot een passief gedrag. Deze hond kan gebruikt worden als waakhond, omdat van waakhonden vaak wordt verwacht dat ze alleen maar aanslaan als er onbekenden in de buurt zijn. Voor veel andere doeleinden worden deze honden bijna niet gebruikt omdat ze moeilijk gestimuleerd worden en daarmee moeilijk af te richten zijn. Doordat ze honden snel bang zijn, zijn ze niet geschikt voor kinderen omdat kinderen een schrikreactie op kunnen wekken bij de hond wat resulteert in angstbijten. De persoonlijkheidstypen met de zeven dimensies bij honden worden tabel 3 samengevat.
15
Dimensies Reactief- stabiel Angstig -moedig Agressief meegaand Sociaal – ongeïnteresseerd Open - gesloten op trainingen Dominant – onderdanig Actief - inactief
Cholerisch Reactief Moedig Agressief
Sanguinisch Reactief Moedig Meegaand
Flegmatisch Stabiel Moedig Meegaand
Ongeïnteresseerd
Sociaal
Sociaal
Open voor trainingen Dominant/ zelfverzekerd Zeer actief
Open voor trainingen Dominant/ zelfverzekerd Actief
Open voor trainingen Onderdanig/ onzeker Tussen actief en inactief
Melancholisch Stabiel Angstig Agressief (vanuit angst) Ongeïnteresseerd Gesloten voor trainingen Onderdanig/ onzeker Inactief
Tabel 3: Persoonlijkheidstypen en persoonlijkheidsdimensies bij honden
Er zijn drie verschillen tussen de persoonlijkheidsdimensies van de hond en de mens. Het eerste verschil is dat de dimensies altruïstisch en neuroticisme bij honden onderverdeeld zijn in twee factoren. Het tweede verschil is dat de dimensies openheid en zorgvuldigheid bij honden zijn samengevoegd. Het laatste verschil is dat er een extra dimensie is bij honden, namelijk dominantie. Dit komt omdat honden leven in een hiërarchie en mensen behandelen elkaar onderling gelijk. Dimensie Extraversie Altruïsme Openheid Zorgvuldigheid Neuroticisme Dominantie
Mens Extravert- introvert
Hond Actief – inactief
Wantrouwend - meegaand
Vriendelijk en sociaal – ongeïnteresseerd Agressief - meegaand Open/reagerend op trainingen - niet reagerend op trainingen Reactief en opgewonden – stabiel Angstig – moedig/vertrouwend Dominant - ondergeschikt
Open - gesloten Zorgvuldig - onzorgvuldig Neurotisch – emotioneel stabiel n.v.t.
Tabel 4: Verschillen in de persoonlijkheidsdimensies tussen mensen en honden
2.2.1 Factoren die de persoonlijkheid bepalen De persoonlijkheid die een hond heeft hangt af van veel factoren. Het grootste gedeelte van de persoonlijkheid wordt bepaald door erfelijke factoren. Maar ook factoren als leeftijd, geslacht, socialisatie, opvoeding en trainingen die de hond heeft ondergaan bepalen hoe de hond zich gedraagt. Deze factoren worden hieronder behandeld. genen/ erfelijke factoren Door de jaren heen zijn er veel hondenrassen ontstaan door menselijke selectie. Honden worden gefokt op specifieke gedragseigenschappen. Een voorbeeld hiervan zijn honden die gebruikt worden als waakhond of voor politiewerk, zoals Dobermans en Duitse herders. Deze honden moeten agressief kunnen zijn om dit werk te kunnen doen, en worden dan ook op agressief gedrag gefokt. De nakomelingen van deze honden hebben dan ook een genetische aanleg voor agressie (M.v. Haarlem, 2006). Naast agressie zijn er nog vele andere eigenschappen van honden die geselecteerd zijn door de mens. In hoofdstuk 4.2 wordt de behoeften en het doel waarvoor honden vroeger werden gebruikt nader beschreven. Leeftijd Het gedrag dat puppies vertonen zegt niets over het volwassen gedrag van honden. Dit is ook aangetoond in een onderzoek waarbij 630 Duitse herders van acht weken oud werden gebruikt. Deze honden werden getest op de reactie die ze vertoonden op mensen en verschillende objecten en het activiteitsniveau. Dezelfde honden werden op een leeftijd van 15 tot 20 maanden nog een keer getest. Hieruit bleek dat er geen verband was tussen het gedrag dat werd vertoond op een leeftijd van 8 weken en de leeftijd van 15 tot 20 maanden. Ook naarmate de hond ouder wordt, veranderd het gedrag. Een voorbeeld hiervan is het activiteitsniveau. Honden die ouder zijn dan 6 jaar zijn het rustigste en honden jonger dan 2,5 jaar zijn het onrustigst. (E. Kubinyi, 2009) 16
Geslacht Het geslacht van honden zegt ook iets over het gedrag van honden. Volwassen reuen laten meer dominantie tegenover de eigenaar zien, zijn agressiever tegen andere honden en vallen vaker uit tegen kinderen dan volwassen teven. Daarnaast zijn reuen vaak speelser en hebben een hogere activiteit. Teven vernielen meer in huis, vragen meer aandacht en zijn over het algemeen beter dan reuen in gehoorzaamheidstrainingen. (S. Coren, 2005) Socialisatie De socialisatiefase van honden is een zeer belangrijke fase voor het opdoen van ervaringen. Er zijn verschillende fases die honden doorlopen totdat ze volwassen zijn. De eerste fase is de neonatale fase (0-13 dagen). In deze periode ligt de pup bij zijn nestgenoten en moeder en de belangrijkste bezigheden zijn drinken, slapen en groeien. De ogen zijn nog gesloten en de gehoorgang is nog afgesloten. De tweede fase is de overgangsfase (13-21 dagen). In de fase kan de pup de omgeving zien, voelen en herkennen (D. Rijnders, 2005). Wanneer honden in deze fase van hun leven geen contact hebben gehad met mensen, blijven de honden de rest van hun leven mensenschuw en zal waarschijnlijk nooit een sociale band opbouwen met mensen (P. Jensen, 2007). De derde fase is de eerste socialisatiefase (3- 12 weken). In deze fase zijn pups nieuwsgierig en ondernemend. Het is belangrijk om de honden in de fase zo veel mogelijk bloot te stellen aan prikkels zodat de honden hieraan kunnen wennen. Voldoende prikkels in deze fase zorgen ervoor dat de honden op een latere leeftijd minder bang en opgewonden zijn. De vierde fase in de tweede socialisatiefase (3- 6 maanden). In deze fase moeten pups alle ervaringen die opgedaan zijn in de eerste socialisatiefase opnieuw ervaren om te voorkomen dat de pup desocialiseerd en alsnog angst gaat vertonen. De laatste fase is de pubertijd (6 – 9 maanden). (D. Rijnders, 2005) Opvoeding Het gedrag van de eigenaar is mede bepalend voor het gedrag van de hond. De manier waarop de eigenaar de hond opvoedt en hoe de eigenaar zich gedraagt ten opzichte van de hond is van groot belang. Veel psychologische problemen zoals angst van de eigenaar wordt overgedragen aan de hond. (S. Coren, 2005). De tijd die de eigenaren met de hond doorbrengen bepaald het sociale gedrag van honden. De minst sociale honden zijn honden waarbij minder dan drie uur per dag aan word besteedt. (E. Kubinyi, 2009) Trainingen De manier waarop een hond zich gedraagt, heeft ook te maken met de trainingen/cursussen die de hond heeft ondergaan. Honden die nooit professionele trainingen hebben gehad zijn na een leeftijd van drie jaar het minst goed te trainen. De meest trainbare honden zijn honden die in drie of meer types van professionele trainingen hebben deelgenomen. Tevens neemt het deelnemen aan professionele cursussen en andere gezamenlijke activiteiten van hond en baas problematisch gedrag bij de hond af. Dit kan te maken hebben dat honden met veel temperament de energie die ze hebben, kwijt kunnen tijdens de trainingen en activiteiten en daarom thuis rustiger zijn (E. Kubinyi, 2009). 2.3 Geschikte match tussen baas en hond Het selecteren van de juiste hond is belangrijk voor een goede match tussen de potentiële hondeneigenaar en de hond. De fokker is hierbij een zeer belangrijke factor. In Hoofdstuk 3.3: Informatievoorziening door de fokker is te lezen hoe een fokker er voor kan zorgen dat potentiële hondeneigenaren de juiste hond selecteren. Alvorens potentiële hondeneigenaren een hond aanschaffen moet er eerst overwogen worden welk type hond de voorkeur krijgt. Wil de potentiële hondeneigenaar graag een dominante hond met veel energie en activiteit zoals de cholerische types, een sociale hond die actief is zoals de sanguinische hond, of liever een wat rustigere type zoals de flegmatische en melancholische honden. Cholerische en sanguinische honden kunnen het beste een eigenaar hebben met een cholerische of sanguinische persoonlijkheid. Deze typen mensen kunnen een goede leider zijn. Wanneer deze honden geen goede leider hebben dan nemen ze zelf de leiding wat kan leiden tot probleemgedrag. De cholerische hond kan het beste gehouden worden in een gezin zonder kinderen en hebben veel beweging nodig. De sanguinische hond kan wel gehouden worden in een gezin met kinderen en heeft veel beweging en training of cursus nodig om de energie kwijt te raken en te voorkomen dat de hond zich gaat vervelen en probleemgedrag gaat vertonen. De flegmatische en melancholische honden kunnen het beste een eigenaar hebben die ook
17
flegmatisch of melancholisch zijn. Echter moet bij de melancholische eigenaar die een melancholische hond heeft niet bang overkomen omdat dat angst geprojecteerd wordt op de hond en nog op deze manier de hond nog banger wordt. Daarentegen moet de flegmatische en melancholische honden geen eigenaar hebben die te dominant of te druk is. De reden hiervan is dat deze honden van nature onderdanig zijn, en door een te dominante eigenaar kunnen deze honden nog onderdaniger of zelfs angstig worden. Beide honden hebben een eigenaar nodig die geduldig is omdat deze honden traag reageren op prikkels uit de omgeving. De melancholische hond kan niet goed met kinderen. Daarom is het beter, om ongelukken te voorkomen, deze hond te plaatsen in een gezin zonder kinderen. De hond is weinig actief en heeft daarom minder beweging nodig dan de andere types (Swarovsky, 1988) (S. Gaus, N. Gootjes, 2004). In tabel 5 zijn de behoeften van alle type honden en het type eigenaar die het beste past bij de hond samengevat. Cholerische hond
Sanguinische hond
Flegmatische hond
Melancholische hond
Type eigenaar
Cholerisch of sanguinisch
Cholerisch of sanguinisch
Flegmatisch of melancholisch
Flegmatisch of melancholisch
Geschikt voor kinderen
Nee
Ja
Ja
nee
Hoeveelheid beweging nodig
Veel
Veel
normaal
weinig
Training nodig
Ja
Ja
Niet perse
nee
Geduldige eigenaar nodig
Nee
Nee
ja
ja
overig
Consequente opvoeding nodig
Werkt graag voor de baas
Angstige eigenaar niet geschikt!
Tabel 5: Behoeften en type eigenaar per type hond
2.4 Botsen van karakters tussen mens en hond In tabel 5 staat beschreven waar een potentiële hondeneigenaar rekening mee moet houden alvorens een bepaald type hond wordt aangeschaft. Voordat mensen een hond willen aanschaffen zou er goed nagedacht moeten worden over welke hond het beste bij degene en het gezin past. Hierbij moeten potentiële hondeneigenaren eerst goed nadenken over hun eigen karakter en welke manier van opvoeden goed bij hun past. Sommige honden, zoals de cholerische honden, hebben een strenge en consequente opvoeding nodig. Als men niet graag straft, kan er beter gekozen worden voor een gemakkelijker op te voeden ras. Een hond die snel opgewonden en zenuwachtig is, is niet gebaat bij een onrustige eigenaar. Een eigenaar die ongeduldig is kan beter geen hond nemen die niet snel leert en niet snel op prikkels en commando‟s reageert, zoals de flegmatische en melancholische honden. (S. Gaus, N. Gootjes, 2004). Helaas denken potentiële hondeneigenaren niet na over deze aspecten alvorens er een hond wordt aangeschaft. Mensen gaat vaak af op het uiterlijk van de hond, waarbij er nauwelijks gekeken wordt naar het karakter en de behoeften van de hond. Gedrag en persoonlijkheid is vaak niet belangrijk tot later, als de hond een persoonlijkheid blijkt te hebben dat niet past bij de eigenaar (B. Beaver, 2009). 2.5 De negatieve gevolgen van verschillende karakters voor de hond Het botsen van het karakter van de baas en hond kan negatieve gevolgen hebben voor de hond. De negatieve gevolgen worden meestal geuit in ongewenst gedrag zoals vernielzuchtig, angstig voor mensen, andere dieren of objecten, verlatingsangst, agressie of dominantie. Het is zeer belangrijk om te weten wat de hond ertoe drijft om ongewenst gedrag te vertonen. Een hond die zich verveelt of teveel energie heeft omdat hij fysiek en mentaal weinig wordt bezig gehouden door een inactieve of drukke eigenaar zal zijn eigen vertier gaan zoeken, zoals het vernielen van en knagen op spullen in huis, zoals schoenen, speelgoed of het meubilair. Maar ook honden waarbij de eigenaar wel alle dagen thuis is, maar geen activiteiten doorbrengt met de hond,
18
zullen probleemgedrag vertonen zoals aandacht vragen. Een voorbeeld hiervan is het pakken van voorwerpen zoals een schoen, de reactie van de eigenaar is om achter de hond aan te gaan om de schoen terug te krijgen. De hond leert op deze manier dat het oppakken van voorwerpen resulteert in (negatieve) aandacht van de eigenaar. Met name cholerische of sanguinische honden zullen dit soort gedrag vertonen wanneer er weinig activiteiten met de hond wordt ondernomen. Doordat de hond zich verveelt en niet zijn natuurlijke gedrag kan uitvoeren (geuren opdoen, veel bewegen en dergelijke), wordt het welzijn van de hond aangetast. Een sanguinische en cholerische hond kunnen dus niet goed gehouden worden met een inactieve of drukke eigenaar die geen activiteiten onderneemt met de hond. (M. Hoffman, 2006) Verder kan een flegmatische of melancholische hond (onderdanig karakter) met een sanguinische of cholerische eigenaar (dominant karakter) botsen. Een onderdanige hond is vaak niet gelukkig met een dominante eigenaar. Doordat de eigenaar zijn dominantie richt op de hond kan de hond nog onderdaniger of zelfs angstig voor de eigenaar worden. (B. Beaver, 2009) Uit onderzoek, uitgevoerd in New York (Verenigde Staten), blijkt dat 46,1% ongewenst gedrag zoals agressie naar mensen (9,8%), agressie naar dieren (7,5%) of vernieling, overmatig blaffen of angstig (28,8%) vertoont. Hierbij wordt aangegeven dat de levensstijl van de eigenaar bepalend kan zijn voor het vertonen van ongewenst gedrag bij honden (B.Beaver, 2009). Als er niets aan ongewenst gedrag gedaan wordt, maar juist voortzet of zelfs erger wordt kan het voorkomen dat de hond wordt afgestaan aan het asiel. In de Nederlandse asielen komen gemiddeld per jaar 25.000 honden terecht. Uit deze cijfers blijkt dat ruim 1 % van alle honden in Nederland in het asiel belanden elk jaar komen er steeds meer honden terecht in het asiel. (Dierenbescherming, 2008) 2.6 De negatieve gevolgen van verschillende karakters voor de mens Het botsen van karakters tussen baas en hond heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de hond, maar ook negatieve gevolgen hebben voor de mens. Een van de grootste negatieve gevolgen door het aanschaffen van de onjuiste hond zijn bijtincidenten. Jaarlijks worden er ongeveer 150.000 Nederlanders door een hond gebeten. Kinderen zijn vaker het slachtoffer van bijtincidenten dan volwassenen. Kinderen worden vooral gebeten in het gezicht en volwassenen vooral in armen en benen. Dit verschil is te verklaren doordat het gezicht van kinderen en de armen en benen van volwassenen vaak op dezelfde hoogte is als de hond. Het feit dat kinderen vaker gebeten worden dan volwassen heeft onder andere te maken met de hiërarchie die er heerst in het gezin. Een hond behoort normaliter onderaan de rangorde te staan. Echter zien honden kinderen (onder de tien jaar) vaak als ondergeschikte en zal daarom eerder bijten dan wanneer een kind boven de hond staat in de rangorde. Een tweede reden van hoge aantal bijtincidenten bij kinderen heeft te maken met het feit dat honden kinderen als prooi kunnen zien. (LICG, 2008). Kinderen die rennen en gillen vertonen hetzelfde gedrag zoals een prooi dat zou doen. In figuur 1 is te zien dat 34% (50.000 mensen of kinderen) na een bijtincident medische zorg nodig heeft. 66% (100.000 mensen of kinderen) van de gebeten personen hadden geen medische zorg nodig. Hierbij hebben de slachtoffers zich laten behandelen door een huisarts of heeft de spoedeisende hulp bezocht.
Figuur 1: Bijtincidenten in Nederland en de medische zorg die hier voor nodig was (LICG, 2008).
Verder kan het botsen van karakters tussen baas en hond negatieve gevolgen hebben voor de mens omdat mensen vaak verkeerde verwachtingen hebben van een hond. Mensen verwachten dat de hond zich aan de routines van de mens aanpast, zoals rustig lopen aan de lijn, leuk met
19
de kinderen spelen, lang thuis blijven, luisteren naar commando‟s, niet opspringen als er visite komt en ga zo maar door. Omdat de meeste mensen weinig afweten van hondengedrag en het karakter van de hond zijn hun verwachtingen vaak onrealistisch. Doordat de verwachtingen niet waargemaakt worden, zijn mensen vaak teleurgesteld in de hond (D. Horwitz, 2002). Als laatste kan het zijn dat mensen niet gelukkig zijn met de hond. Wanneer mensen een verkeerde keuze maken bij het aanschaffen van een hond kan een hele dominante hond de controle over het huishuiden krijgen wanneer de eigenaar een onderdanig of bescheiden karakter heeft. Omgekeerd geldt vaak hetzelfde, een dominante eigenaar is vaak ongelukkig met een timide en verlegen hond. 2.7 Geen negatieve gevolgen door het botsen van karakters tussen baas en hond Het hoeft niet altijd zo te zijn dat er negatieve gevolgen zijn doordat de karakters tussen baas en hond botsen. Er zijn veel manieren om negatieve gevolgen voor baas of hond te voorkomen. Als eerste is het belangrijk dat mensen veel informatie zoeken of krijgen van de fokker over het karakter van de hond en het algemene gedrag van honden. Hierdoor kunnen mensen minder onrealistische verwachtingen scheppen waardoor teleurstelling wordt voorkomen. Ten tweede is het mogelijk om een gedragscursus te volgen met de hond. Op puppycursus wordt er aan de cursisten geleerd hoe er een goede baas/hond relatie opgebouwd wordt, het gedrag van honden wordt uitvoerig besproken en trainingsmethoden worden toegepast. Tevens is de puppycursus goed voor de socialisatie van de pup omdat het hondje aan veel prikkels wordt blootgesteld. Hierdoor is de hond op latere leeftijd niet of minder angstig. Naast puppycursussen zijn er veel cursussen die de volwassen hond mentaal en fysiek actief houdt. Voorbeelden hiervan zijn gehoorzaamheidscursussen en hondensporten zoals behendigheid, flyball, frisbee en speuren. Deze sporten zijn ideaal voor actieve honden met veel energie omdat honden hier alle energie in stoppen waardoor er thuis minder probleemgedrag voorkomt wat kan voortkomen uit verveling of teveel energie. Verder kan het zijn dat mensen met een actieve hond zelf niet actief zijn of weinig tijd hebben voor de hond. In dit geval kan een uitlaatservice een uitkomt bieden. Bij deze service wordt de hond thuis opgehaald en er wordt meestal een ruim uur mee gewandeld, samen met andere honden. Op deze wijze hoeft de inactieve of drukke eigenaar weinig tijd in de hond te steken terwijl de hond toch in zijn behoeften, beweging, het opdoen van geuren en socialiteit, kan voorzien. 2.8 Concluderend Uit de beschrijving van de karakters komt naar voren dat bepaalde karaktertypes van baas en hond met elkaar kunnen botsen waardoor er negatieve gevolgen voor zowel mens als hond kunnen ontstaan. Het grootste gevolg voor de hond is dat de hond niet in zijn behoeften en zijn natuurlijke gedrag kan voorzien. Dit resulteert meestal in probleemgedrag. Uit onderzoek blijkt dat er in New York 46,1% van de honden probleemgedrag vertoont, waarbij de levensstijl van de eigenaar een grote rol speelt. Wanneer probleemgedrag voortzet kan het zelfs voorkomen dat de hond wordt afgestaan aan het asiel. Ruim 1% van alle honden worden jaarlijks afgestaan aan het asiel. De negatieve gevolgen voor de mens ten gevolge van een verkeerde keuze zijn bijtincidenten. Jaarlijks worden er 150.000 mensen en kinderen gebeten. Een ander negatief gevolg voor de mens is dat hond niet voldoet aan de (onrealistische) verwachtingen die mensen hebben van hun hond. Dit komt mede doordat mensen niet bewust zijn van de behoeften en het natuurlijke gedrag van de hond. Veel negatieve gevolgen zullen voorkomen kunnen worden door meer informatie in te winnen over de behoeften en het gedrag van hond alvorens er een hond wordt aangeschaft.
20
3 Informatievoorziening van (potentiële) hondeneigenaren In hoofdstuk 2 staat beschreven dat het karakter van baas en hond met elkaar kan botsen. Nu is de vraag of mensen wel voldoende informatie verschaffen alvorens er een hond wordt aangeschaft. Daarom wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de informatie die potentiële hondeneigenaren opzoeken en wat betrouwbare informatiebronnen over honden zijn. Vervolgens wordt beschreven welke informatie hondenverkopers moeten verschaffen bij de verkoop van een pup. Tot slot komen diverse verkooppunten van honden aan bod met daarbij de informatievoorziening die over het algemeen bij het soort verkooppunt gegeven wordt. 3.1 Hoeveelheid informatie opgezocht door (potentiële) hondeneigenaren Voordat mensen een hond aanschaffen is het verstanding informatie te verschaffen over het ras, het hondengedrag, de verzorging, behoeften en de kosten die een hond met zich mee brengt. Echter komt in de literatuur niet duidelijk naar voren waar en hoeveel informatie mensen inwinnen voordat er een hond wordt aangeschaft. Uit Hoofdstuk 2 is gebleken dat veel hondenbezitters de hond hebben aangeschaft vanwege het uiterlijk en hierbij de eventuele consequenties zoals het botsen van karakters niet hebben doordacht. Hieruit blijkt wel dat mensen vooraf geen of weinig informatie hebben ingewonnen. 3.2 Informatiebronnen over honden Er zijn veel bronnen waar informatie over honden vandaan gehaald kan worden . Deze informatiebronnen zijn onder andere internet, boeken, tijdschriften, rasverenigingen en gedragstherapeuten. Sites die (betrouwbare) informatie hebben voor potentiële hondeneigenaren zijn de Dierenbescherming, Hondenbescherming, Platform verantwoord huisdierbezit en Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren. Daarnaast staat er veel informatie over rashonden op de site van Raad van Beheer en voor informatie over gedrag kan sites van gedragstherapeuten een uitkomst bieden. Echter kan iedereen zich voordoen als een gedragstherapeut waardoor de informatie op de site niet altijd even betrouwbaar is. Verder zijn er veel magazines waar informatie over honden uit gehaald kan worden zoals Dier en Gedrag en Dogma (Tijdschrift van Tinley gedragstherapie). Ook dit is een goede manier om informatie te verschaffen. Verder worden er theoretische cursussen aangeboden door gedragstherapeuten. Deze cursus is bedoeld voor mensen die van plan zijn een hond aan te schaffen informatie te geven over het gedrag van honden. Als laatste kan er informatie over de verzorging van de hond ingewonnen worden in een dierenspeciaalzaak, echter komt hier een commercieel belang bij kijken waardoor de informatie niet geheel betrouwbaar is. Een betere informatiebron zou een dierenarts zijn (M. van Haarlem, 2006). 3.3 Informatievoorziening door fokkers Naast het zoeken van informatie door de potentiële hondeneigenaar zelf, is het van groot belang dat de fokker de potentiële hondenbezitter voorziet van de benodigde informatie van honden, zowel over het gedrag van de hond als over de verzorging. De fokker is in de perfecte positie om potentiële hondeneigenaren te informeren over hoe er voor hun hond gezorgd moeten worden. Alle hondeneigenaren hebben een moment dat ze allemaal kunnen worden bereikt met veel belangrijke informatie en dat moment is als ze een hond kopen. Voor het selecteren van het juiste ras zijn er speciale vragenlijsten opgesteld die gehanteerd kunnen worden door fokkers om te kijken of de potentiële hondeneigenaar en het gezin geschikt zijn voor de hond. Factoren die hierbij meespelen en die zijn opgenomen in dergelijke vragenlijst zijn als volgt (Landsberg, 2003): -
Leeftijd van de hond: puppy of volwassen hond; Fysieke eigenschappen: maat en vacht; Gedragseigenschappen: temperament, benodigde activiteit, sociabiliteit, aanleg tot blaffen en gedrag ten opzichte van kinderen; Sekse: reu of teef; Beoordeling van de ouders: gedrag, fysieke verschijning en erfelijke problemen; Uitgave: hoog onderhoud, laag onderhoud; Leeftijd, beperking van de familieleden (allergie, afwijking/handicap); Agenda en activiteit van de familie; Ervaringen met honden; Omgeving: huis type, locatie, hekwerk/afscheiding.
Deze vragenlijsten bieden een goede uitkomst bij het selecteren van de juiste eigenaar voor de
21
hond. Echter worden deze vragenlijsten weinig gehanteerd door fokkers. Verder zijn er naast fokkers diverse verkooppunten waar niet of weinig gekeken wordt of de hond past bij de potentiële hondeneigenaar. Het matchen van een volwassen hond aan een potentiële hondeneigenaar is overigens makkelijker dan het matchen van een puppy. Het gedrag van een puppy van 8 weken oud, de leeftijd dat de meeste honden naar een nieuwe eigenaar gaan, is niet gerelateerd aan het gedrag van de hond als deze ouder is. Het is dus verstandig om te bepalen of de leefomstandigheden en de levensstijl van de potentiële eigenaren past bij de aard van het ras (temperament). Naast het kiezen van een geschikt ras moet er nog gekeken worden naar het gedrag van de pup. Elke pup heeft zijn eigen karakter. Vaak krijgen mensen de kans om zelf een pup uit het nest te kiezen. Hierbij is de kans groot dat de hond die het eerste naar de mensen toekomt, of die er het schattigste uitziet gekozen wordt. Echter is het bij rustige mensen verstandiger om een pup te nemen die minder aanwezig is. Elke pup gaat op zijn eigen manier om met andere puppies, mensen en zijn omgeving. Deze kwaliteiten kunnen gemeten worden zodat er gekeken kan worden met pup het beste bij de potentiële eigenaar past. Om dit te meten is er een gedragstest ontwikkeld, namelijk de puppy-selectie test. De test geeft vooral inzicht in de dominantie en sociale gerichtheid van de pup. Tijdens de test moeten er vijf handelingen met de pup uitgevoerd worden en kijken hoe de pup hierop reageert. Deze handelingen zijn: komen en lokken, volgen, vasthouden op de rug (dwang), aaien en optillen. De manier waarop de hond reageert, komt overeen met een bepaald aantal punten. De pup die het meest brutaal reageert, behaalt het hoogste aantal punten en zal waarschijnlijk de meest dominante zijn. De pup die alles passief ondergaat en angstig is, haalt een lage score en zal eerder onderdanig zijn. Het is dus niet zo dat hoe hoger de pup scoort, hoe beter hij gesocialiseerd is ten opzichte van de mens. Hoewel deze test geen garantie geeft op het gedrag dat de hond vertoont op latere leeftijd, is het wel een een goede graadmeter (S. Hodgson, 2004). Mensen die een volwassen hond willen aanschaffen, kunnen de hond een MAG-test laten ondergaan. Deze test kijkt of de hond goed gesocialiseerd is. Hierbij wordt er vooral gekeken of de hond angst of agressie vertoont. De MAG-test is een valide test. Dit betekent dat de honden die een bepaald resultaat behalen bij de MAG-test met een zekere waarschijnlijkheid zich op de zelfde manier gedragen in een soortgelijke situatie in de samenleving (Raad van Beheer). Deze test kan dus zeer nuttig zijn voor het selecteren van een volwassen hond. Zo kan de potentiële hondeneigenaar zien of de hond snel angstig of juist snel agressief is en of dit bij zijn karakter past en met de gedragseigenschappen om kan gaan. 3.3.1 Diverse verkooppunten van honden. Er zijn veel verschillende punten waar een hond gekocht kan worden. Ongeveer 44% van de honden komt bij professionele fokkers of bij hobby fokkers vandaan en 56% van particulieren of asielen. Bij de raad van beheer zijn 9000 hondenfokkers actief. De meeste hiervan zijn niet professioneel en het inkomen hiervan is niet het voornaamste inkomen. 1600 fokkers zijn wel erkende professionele fokkers en zijn verantwoordelijk voor 50% van de geproduceerde honden in deze groep. Verder kan er een hond aangekocht worden bij particulieren, vanuit het buitenland of in een asiel. Al deze hondenverkooppunten worden hieronder beschreven. Erkende/professionele fokker Een erkende fokker staat geregistreerd bij het Raad van Beheer. De Raad van Beheer is het overkoepelende orgaan in Nederland op het gebied van (ras)honden. De Raad zet zich in voor het fokken van raszuivere, gezonde honden, hondenopvoeding & hondensport en voor alles op het gebied van gedrag, gezondheid en welzijn van alle honden in Nederland. Bij de Raad van Beheer zijn ongeveer 150 rasverenigingen aangesloten. Fokkers kunnen erkend worden door lid te worden van een rasvereniging die aangesloten is bij het Raad van Beheer. Iedere rasvereniging heeft een eigen fokreglement waar fokkers zich aan moeten houden. In dit reglement staan eisen die er gesteld worden voor de gezondheid, gedrag en uiterlijk van de honden. Verder staan er regels in over de leeftijd waarop wel en niet gefokt mag worden. Een teef mag op de datum van de dekking niet jonger dan 16 maanden of ouder dan 96 maanden zijn en mag slechts twee nesten in een periode van 24 maanden voortbrengen. Het is niet toegestaan om meer dan vijf nesten gedurende het leven van de teef voort te brengen. Alle erkende fokkers moeten zich houden aan deze eisen en regels. Houden fokkers hier niet aan dan wordt hun lidmaatschap ontbonden en zijn ze geen erkende fokker meer. Naast een lidmaatschap van een erkende rasvereniging zijn fokkers verplicht om in het bezit te zijn van een diploma van het
22
honden- en kattenbesluit. Deze verordening bepaalt de normen voor de commerciële fok, handel, en het houden van honden. Deze regeling geldt alleen voor fokkers die meer dan 4 nesten of meer dan 20 puppies hebben per jaar. (Raad van Beheer) Voor potentiële hondeneigenaren is een erkende fokker de meest geschikte plek om een hond aan te schaffen omdat de ouders van de pups nauwkeurig geselecteerd zijn op gedragseigenschappen en eventuele erfelijke problemen. De pups hebben een gezondheidsverklaring en een stamboek. Daarnaast kan een potentiële hondeneigenaar er zeker van zijn dat hond de eerste weken goed gesocialiseerd is en een goede verzorging heeft gehad. Onder goede verzorging wordt hierbij verstaan dat de hond ontwormt, ontvlooit, gevaccineerd is en een goede, hygiënische huisvesting heeft (Raad van Beheer). Verder kiezen de meeste erkende fokkers een hond uit voor de potentiële hondeneigenaar in plaats van dat de potentiële hondeneigenaar zelf een hond uit kiest. Dit heeft als voordeel dat het karakter van de hond goed past bij de leefomstandigheden en karakter van de eigenaar of het gezin waar de hond geplaatst wordt. Een hond kopen bij een erkende fokker is niet de goedkoopste manier, maar biedt wel de grootste garantie op een „kwalitatieve‟ aankoop. Hobbyfokker Ook hobby fokkers zijn aangesloten bij een rasvereniging en voldoen aan het fokreglement. Echter hebben deze mensen minder nestjes en hoeven ook niet in het bezit te zijn van het honden- en katten besluit. Deze fokkers fokken hobbymatig met honden en verdienen er weinig geld mee. (M.v. Haarlem, 2006) De particulier Sommige mensen hebben heel af en toe of „toevallig‟ een nestje. Hierbij kan niet met zekerheid gezegd worden of de hondjes goed verzorgt en gesocialiseerd worden. Tevens is er weinig bekend over de ouders van de pup waardoor het karakter moeilijk in te schatten is. Potentiële hondenbezitters kunnen het beste een kijkje nemen bij de mensen thuis om te zien in welke omstandigheden de pup opgroeit. Door dit bezoek is af te leiden of de hond gezond is en goed gesocialiseerd is. Vaak mogen potentiële hondenbezitters zelf een puppy uitkiezen in plaats van dat de hondenverkoper een hond toewijst aan de potentiële hondeneigenaar. (E. Verbruggen, 2006) Het asiel In het asiel zitten veelal volwassen honden. Deze honden kunnen door verschillende redenen in het asiel zijn terecht gekomen. Vaak kunnen ze door omstandigheden niet langer voor hun dier zorgen of omdat de hond probleemgedrag vertoont waar de eigenaar/gezin niet mee om kan gaan. Een goed asiel zal trachten zo veel mogelijk informatie te geven over de herkomst van de hond (in de mate dat deze bekend is). De medewerkers van het asiel zullen het gedrag en karakter van de hond bestuderen zodat er een geschikte eigenaar kan worden gekozen (E. Verbruggen, 2006). Handelaren/broodfokkers Handelen, ook wel broodfokkers genoemd, fokken en verkopen meestal veel verschillende rassen en kruisingen. Handelaren proberen om zo snel mogelijk te voldoen aan de marktvraag. De hondjes worden vaak via internet of de krant te koop aangeboden. In totaal worden er jaarlijks 18.227 honden aangeboden om op internet (H.van den Brandt, J.Versteegh, 2006). Doordat het zo makkelijk is om een hond aan te schaffen bij handelaren, is de aanschaf vaak een impulsaankoop met alle gevolgen van dien. De vader en de moeder zijn vaak onbekend, dus er is geen zekerheid over het karakter en de latere ontwikkeling van de puppy. Er wordt niet gekeken of de hond past bij de leefomstandigheden en het karakter van de potentiële hondeneigenaar. Voor deze hondenverkopers gaat winst boven het welzijn en gezondheid van de honden. Medische zorg ontbreekt vaak (Sophia Vereniging). 3.4 Concluderend Er wordt verondersteld dat mensen weinig informatie zoeken omdat er veel negatieve gevolgen zijn voor mens en hond die eventueel voorkomen kunnen worden door kennis. Echter is er niets bekend over de hoeveelheid informatie mensen zoeken over honden. Fokkers zijn in de ideale positie om mensen te informeren en mee te beslissen of de hond past bij de familie. Een erkende fokker blijkt het beste verkooppunt van honden te zijn. Echter worden niet alle honden gekocht bij een erkende fokker, maar ook bij onder andere particulieren of bij handelaren die nauwelijks informatie geven over de hond. Door het aanschaffen van een hond zonder voorkennis zou de aanschaf negatieve gevolgen zoals welzijnsverstoring voor de hond kunnen hebben. 23
4 Welzijnsverstoringen ten gevolge van een verkeerde keuze In het voorgaande hoofdstuk staat beschreven dat er veel fokkers zijn die weinig informatie geven over honden en niet kijken of de hond wel bij de eigenaar past. Hierdoor kunnen er negatieve gevolgen ontstaan doordat het karakter van de hond niet goed bij de eigenaar of het gezin past of de eigenaar heeft geen kennis over het gedrag van de hond. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar verschillende welzijnsverstoringen van de hond die kunnen ontstaan ten gevolge van een verkeerde keuze. Alvorens hier naar gekeken wordt, wordt er eerst beschreven wat een goed welzijn is en wat de behoeften zijn van verschillende honden. 4.1 Wat is een goed welzijn Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dierenwelzijn vanwege ethische bezorgdheid over de kwaliteit van het leven van dieren. Met name het gebruik van dieren was in kwestie, maar tegenwoordig wordt het welzijn van gezelschapsdieren ook overwogen. Het concept van dierenwelzijn begint met twee belangrijke elementen, namelijk fysieke status (conditie) en mentale status (gevoel). Later werd er een derde concept ontwikkeld, namelijk natuurlijkheid (Telos). Deze drie elementen kunnen onderverdeeld worden in de vijf vrijheden van Brambell. Hoewel de vijf vrijheden het meest gebruikte is bij andere dieren kan dit systeem ook gebruikt worden voor honden. Als deze 5 vrijheden volledig beschikbaar zijn voor honden is het welzijn optimaal. De vijf vrijheden bestaan uit: (Ministerie van LNV 2009) (M. v. Haarlem 2006) 1. 2. 3. 4. 5.
Vrij van dorst, honger en ondervoeding Vrij van discomfort Vrij van pijn, lijden en ziekte Vrij van angst en stress Vrij om het natuurlijk gedrag te vertonen
Vrijheid 1: vrij van dorst, honger en ondervoeding Honden moet altijd vers water tot hun beschikking hebben. De voeding die gegeven wordt moet van goede kwaliteit zijn met alle nodige voedingsstoffen en de hoeveelheid voeding moet aangepast zijn aan het ras, leeftijd, beweging en dergelijk. Wordt er niet rekening gehouden met de hoeveelheid voeding die de hond nodig heeft, dan is de kans groot dat de hond ondergewicht of overgewicht krijgt wat kan leiden tot gezondheidsproblemen. Overgewicht is een groot probleem bij honden in de Nederlandse samenleving. Vrijheid 2: Vrij van discomfort Dit heeft verband met de omgeving en de huisvesting van de hond. Aangezien de meeste huishonden worden binnenshuis gehouden worden zal dit meestal geen probleem opleveren. Het klimaat moet worden gecontroleerd en de grond moet comfortabel zijn. De hond moet een comfortabele rustplaats hebben waar hij zich veilig voelt en niet gestoord wordt. Vrijheid 3: vrij van pijn, lijden en ongemak Hondeneigenaren moeten hun hond fysiek gezond houden. Wanneer de hond gewond of ziek is moet de eigenaar de dierenarts bezoeken. Fokkers moeten proberen gezondheidsproblemen te vermijden veroorzaakt door een slechte fok en/of erfelijke ziekte. Verder is de eigenaar ook vereist er zeker van te zijn dat de omgeving waar de hond leeft veilig is voor de hond. Zoals het geen toegang hebben tot giftige stoffen. Vrijheid 4: vrij van angst en stress Angst en stress zijn veel voorkomende problemen bij honden. Verschillende situaties kunnen resulteren in angst of stress. Het duidelijkste voorbeeld is angst voor vuurwerk en onweer. Inadequate socialisatie kan ook resulteren in een hond dat bang is voor veel dingen of mensen. Het volgen van trainingen en socialisatie kan dit probleem reduceren. Stress is de erkenning van een stimulus door het lichaam. Bedreiging of stimulus is een stressor. Stressoren kunnen afkomstig zijn van zowel een fysieke of psychologische bronnen. Omgevingsfactoren zoals temperatuur en vochtigheid, ziekte, zware inspanning, voortplanting en groei zijn fysieke stressoren. Angst, vluchten, veranderde omgeving, transport, shows en een bezoek aan de dierenarts zijn psychologische stressoren. Stress is niet altijd negatief voor dieren. Dieren wordt blootgesteld aan een reeks problemen die moeten worden aangepakt in het normale leven. Stressignalen bij honden zijn toegenomen rusteloosheid, orale gedragingen, geeuwen, open mond en een matige verlaging van de houding. Honden die chronische stress
24
hebben vertonen de volgende gedragingen: een lage houding, veelvuldig poetsen, voorpoot optillen, repetitief gedrag en coprofagie. Chronische stress kan bijdragen aan een slecht welzijn. Basale speeksel en urine cortisol metingen zijn nuttig voor de beoordeling van acute stress. Dit toont aan dat honden lijden onder chronische stress. Wanneer stress langdurig is en overgaat in acute stress dan kunnen de honden gedragsstoornissen en gezondheidsproblemen ontwikkelen. Vrijheid 5: vrij om het natuurlijke gedrag te vertonen Bij de meeste dieren wordt natuurlijk gedrag bepaald door het gedrag dat vertoond wordt door individuen van een soort die leven in een natuurlijke omgeving. Echter zijn er geen honden die leven in hun natuurlijke omgeving waardoor dit middel niet mogelijk is. De naaste verwant van de hond in het wild is de wolf. Veel van het lichaamstaal en communicatie die is geobserveerd bij wolven kan ook geobserveerd worden bij honden, hoewel ze verfijnd of verschillend zijn, afhankelijk van het ras en de ervaring van de hond. Veel van de gedragingen zijn verzwakt en slechts stukken van hele reeksen van gedrag bij wolven. Het zou hier beter zijn om te praten over soorteigen gedrag. Echter weet de wetenschap niet precies wat het soort eigen gedrag van honden is. Een onderzoek waarbij wolven en honden op dezelfde wijze zijn grootgebracht laat zien dat honden contact met mensen boven contact met andere honden prefereren. Wolven wenden altijd eerst naar andere wolven. Dit resultaat laat zien dat honden door evolutionaire genetische aanleg contact zoeken met mensen. Het kan dus worden betoogd dat de natuurlijke omgeving van een hond het leven met mensen is en dat contact met mensen een essentieel onderdeel is van het leven van de honden. Echter kennen honden, net als wolven, een duidelijke hiërarchie. In de ogen van een hond is het gezin waarbij de hond leeft de roedel waar een hiërarchie heerst, waarbij de hond onderaan de rangorde staat (M. v. Haarlem, 2006). Een hond heeft een leider en duidelijke regels nodig om zich gelukkig te voelen. Verder is het voor de hond belangrijk om regelmatig sociaal gedrag te uiten met andere honden. De behoefte aan sociaal contact is een groot onderdeel van een hond. Een hond die leeft zonder sociale contacten zal dat ernstige gedragsstoornissen ontwikkelen (K. Stafford, 2006). Naast het sociale contact met mensen en andere honden zijn er nog meer factoren die bij het natuurlijke gedrag van honden horen. In de loop der jaren zijn veel hondenrassen ontstaan die speciaal geselecteerd zijn om bepaalde taken uit te voeren zoals wild opjagen, vee drijven, hoeden, speuren of verdedigen/beschermen. Tegenwoordig worden er nog maar weinig honden gehouden met het nut waarvoor de hond eigenlijk bedoeld is. Echter hebben veel hondenrassen wel de capaciteit en de wil om het natuurlijke gedrag zoals speuren of wild opdrijven uit te voeren. Bij veel honden zijn deze geërfde karaktereigenschappen diep ingeworteld. Wanneer honden niet in staat zijn om deze gedragingen te uiten, dan zal dat het welzijn schaden. Als laatste is het belangrijk dat honden voldoende beweging krijgen. De hoeveelheid beweging verschilt per grootte, ras en levensstadium. Het is voor alle honden nodig om de fysieke en mentale gezondheid te onderhouden. Als een hond niet genoeg beweging heeft, is het gevoelig voor stress, met als gevolg dat verschillende soorten problemen kunnen ontstaan. Een hond meenemen voor een wandeling is niet alleen belangrijk voor de beweging maar ook voor het geven van sociale en geur stimulatie. Honden kunnen verschillende dingen en andere mensen en dieren ontmoeten, wat helpt bij de socialisatie. Bovendien is het voor honden belangrijk om veel geuren op te nemen. Er wordt gezegd dat honden hun wereld waarnemen door middel van 'neus beelden'. (M.van Haarlem, 2006) (K. Stafford, 2006) 4.2 Wat zijn de behoeften van verschillende honden Door de jaren heen zijn er meer dan 300 hondenrassen ontstaan met ieder zijn eigen gedrag, behoeften en gebruiksdoel. Alle hondenrassen kunnen onderverdeeld worden in 10 groepen. Deze groepen met de bijbehorende behoeften en het oorspronkelijke gebruiksdoel worden hieronder beschreven (Raad van Beheer). Groep 1: Herdershonden en veedrijvers Deze groep honden zijn gefokt om de mensen te helpen bij het houden en hoeden van vee. Herdershonden en veedrijvers zijn ervoor gefokt om te werken. Door de grote werklust moet er vervangend werk met de hond gedaan worden. Te denken valt aan diverse cursussen zoals flyball, behendigheid, gehoorzaamheid, speuren of reddingswerk. Groep 2: Pinchers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhond Deze groep honden werden vroeger gebruikt voor het verdelgen van ratten en muizen of als
25
waakhond. Groep 3: Terriërs Terriërs hebben een pittig temperament. Dit komt doordat terriërs vroeger gebruikt werden om ondergronds en bovengronds te jagen. De honden werden vooral ingezet voor het verdelgen van klein wild en kleine knaagdieren zoals ratten, muizen en bunzings. Deze honden hebben veel energie en daardoor veel beweging nodig. Groep 4: Dashonden Dashonden werden oorspronkelijk gefokt voor ondergrondse jacht op dassen. Later werden ze ook gebruikt voor het jagen op konijnen, bunzings en wezels te jagen. Deze honden hebben een grote werklust en zijn uitermate geschikt voor speurwerk. Groep 5:Spitsen en oertypen De groep bestaat uit een aantal rassen die een gemeenschappelijk kenmerk hebben, namelijk dat ze allemaal heel natuurlijk ogen en teruggaan op de oude, jaren bestaande rassen. In deze groep zitten honden die werden gebruikt voor de jacht, waakhonden en veedrijvers. Deze honden zijn moeilijk te houden omdat de jacht- en waakhonden veel blaffen. Daarnaast kunnen sommige rassen in deze groep zich moeilijk aanpassen aan de menselijke samenleving. Sommige honden geven zich helemaal over aan hun jachtinstinct als ze los mogen. Dit kan voor sommige mensen problemen geven. Groep 6: Lopende- en zweethonden Deze groep bestaat uit ruim 70 rassen die allen beschikken over een uitzonderlijk reukvermogen. Deze honden werden vroeger in grote groepen gehouden en hebben daarom het liefst gezelschap van een soortgenoot om zich heen. Deze honden hebben veel jachtpassie in zich en hebben daarom veel ruimte en beweging nodig. Sommige rassen binnen deze groep die geen soortgenoten hebben en niet hun natuurlijke gedrag (jagen) kunnen beoefenen voelen zich als huishond ongelukkig. Verder kunnen deze honden, evenals de spitsen en oertypen, zelf op jacht gaan en blaffen deze honden veel. Groep 7: Staande honden Deze honden wees de jager oorspronkelijk het wild aan door er voor te blijven staan. Toen de jacht met het geweer kwam leerden deze honden ook het wild te apporteren. Een goed alternatief voor deze honden is het apporteren van verschillende voorwerpen Groep 8: Retrievers, Spaniëls en Waterhonden Deze groep bestaat uit drie verschillende type honden. De Retrievers werden vroeger gebruikt om het wild te apporteren, Spaniëls werden gebruikt om het wild op te stoten voor de jager en de waterhonden werden gebruikt om wild uit het water te apporteren. Groep 9: Gezelschapshonden Honden uit deze groep werden gefokt om de mens te plezieren als aangenaam gezelschap. Mensen die een hond willen als leuke kameraad doen er goed aan een gezelschapshond te nemen, want hier zijn deze honden specialisten in. Sommige rassen beleven veel plezier aan actieve bezigheden zoals een flinke wandeling of behendigheid. Groep 10: Windhonden Windhonden werden oorspronkelijk gebruik voor de jacht. Hierbij jagen ze met name op het zicht. Dit jachtinstinct komt tegenwoordig nog duidelijk tot uiting. Als deze honden iets in het oog hebben en zeker als de „prooi‟ gaat rennen, gaan ze erachter aan waarbij er nauwelijks meer geluisterd wordt naar de eigenaar. Hazen, konijnen, reeën worden het liefst achtervolgd. Wanneer de honden niet hun jachtgedrag kunnen vertonen gaan ze zelfs op katten, andere honden of pluimvee jagen. Doordat deze honden een hoge snelheid kunnen bereiken is fietsen een goed alternatief, eveneens als windhondenrennen. Deze races worden regelmatig georganiseerd bij windhondenverenigingen. 4.3 Wanneer is het welzijn aangetast Het welzijn van honden is aangetast wanneer een hond niet aan de vijf vrijheden, die beschreven staan in Hoofdstuk 4.1: Wat is een goed welzijn, kan voldoen. De eerste drie vrijheden komen
26
nauwelijks voor bij honden die gehouden worden als huishond in de Nederlandse samenleving. Bij de laatste twee vrijheden komen honden daarentegen wel eens wat tekort, vaak zonder dat de hondeneigenaren hiervan bewust zijn. Honden die bang zijn hebben in veel gevallen geen goede socialisatie gehad. Dit kan komen door onwetendheid van de eigenaar of doordat de pup bij een slechte fokker vandaan komt. 10% van de honden worden jaarlijks behandeld bij een gedragstherapeut omdat de hond angstig is ten opzichte van mensen of de omgeving als gevolg van een slechte socialisatie. (M.van Haarlem, 2006). Puppies hebben een beperkte tijd waarvoor zij openstaan voor prikkels uit de omgeving en hiermee leren om te gaan. Worden honden in deze kritieke periode niet blootgesteld aan zoveel mogelijk prikkels uit de omgeving dan is de kans groot dat de hond op latere leeftijd angst vertoond. Op latere leeftijd is het moeilijker en kost het veel meer tijd om de hond nog aan verschillende prikkel te laten wennen (D. Rijnders). Om te voorkomen dat honden angstgedrag vertonen is het belangrijk dat de hond bij een goede fokker wordt gekocht waar de hond aan zoveel mogelijk prikkels is blootgesteld. Daarnaast moeten (potentiële) hondeneigenaren goed geïnformeerd worden over het belang van de socialisatiefase. (M.v. Haarlem, 2006) De vijfde vrijheid: vrij om het natuurlijke gedrag te vertonen, is een vrijheid waarin honden vaak tekort komen. Ook dit komt waarschijnlijk door onwetendheid van de hondeneigenaar. Zoals eerder is beschreven zijn honden sociale dieren die graag gezelschap hebben van mensen en/of soortgenoten. Tegenwoordig worden honden lang alleen in huis gelaten doordat mensen een druk leven lijden. Honden zijn gezelschapsdieren die liever bij hun baas zijn dan alleen. Honden die nooit geleerd hebben om alleen te zijn kunnen verlatingsangst hebben. Honden met verlatingsangst kunnen veelvuldig blaffen en gaan veelal knagen op verschillende objecten in het huis omdat knagen de spanning vermindert. Honden die vaak worden blootgesteld aan stress of spanning, in dit geval doordat ze bang zijn alleen gelaten te worden, worden aantast in het welzijn. (M. Hoffman, 2006). Wanneer niet voorkomen kan worden dat de hond alleen gelaten wordt, zijn er wel een aantal oplossingen dat verveling en ongewenst gedrag kunnen verminderen. Fysieke beweging voordat de hond alleen wordt gelaten zorgt ervoor dat hond gaat slapen als hij alleen gelaten wordt. Verder kan de hond beziggehouden worden door het verstoppen van voer in speciaal daarvoor bestemde speeltjes, zoals de Kong. Deze speeltjes zorgen ervoor dat de hond geestelijk wordt gestimuleerd en hierdoor moe wordt. Daarnaast kan er iets te kauwen gegeven worden zoals speeltjes of botten. Sommige honden hebben niet geleerd om alleen gelaten te worden en vertonen verlatingsangst. Dit brengt veel stress met de hond mee wat het welzijn van de hond verslechterd. Naast de sociale contacten moeten honden hun natuurlijke gedrag, waar ze oorspronkelijk voor bedoeld zijn, kunnen uiten. In hoofdstuk 4.2: Behoeften van verschillende honden staat beschreven dat alle groepen honden, met uitzondering van de gezelschapshonden, gebruikt werden met een gebruiksdoel. Hierbij valt te denken aan jacht, speuren of waken. Deze karaktereigenschappen hebben veel honden hedendaags nog steeds in de genen. Echter hebben veel honden niet de mogelijkheid om dit gedrag te vertonen en er wordt geen alternatief zoals speurwerk, hondensport of behendigheid door de eigenaar aangeboden. Doordat veel honden hun psychologische behoefte als speuren en jagen niet kunnen bevredigen kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Het is dus erg belangrijk om (potentiële) hondeneigenaren te informeren over de behoeften van het ras en het belang van de fysieke en psychologische beweging die de hond nodig heeft (M.v. Haarlem, 2006) Dat niet alle honden vrij zijn van stress en angst (vrijheid 4) en vrij zijn om het natuurlijke gedrag te vertonen (vrijheid 5) geeft aan dat mensen onvoldoende kennis hebben van de hond en niet goed hebben nagedacht of de ze kunnen voorzien in de behoeften van de hond. Wanneer mensen weten wat een hond nodig heeft, kunnen deze negatieve gevolgen, zoals het niet kunnen vertonen van het natuurlijke gedrag, voorkomen worden. 4.4 Concluderend Het welzijn van honden is optimaal als honden kunnen voorzien in alle vijf vrijheden van Brambell. Er zijn twee vrijheden waarin honden niet optimaal kunnen voorzien. Dit is vrijheid 4: vrij van stress en angst en vrijheid 5: vrij om het natuurlijke gedrag te vertonen. Dit komt vaak door de onwetendheid van de eigenaar. Veel mensen weten niet wat het natuurlijke gedrag en behoeften zijn van honden. Wanneer de informatievoorziening van de hondeneigenaar en door de hondenverkoper goed zou zijn, zullen honden vrijer zijn van angst en stress en vrijer zijn om het natuurlijke gedrag te vertonen.
27
5 Resultaten enquête In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquête omtrent de aanschaf van een hond beschreven. In de enquête zijn vragen opgenomen over onderwerpen waar weinig literatuur over beschikbaar is (zie bijlage 1: Enquête). Veel vraagstukken over de aanschaf van de hond zijn namelijk niet door middel van een literatuurstudie te beantwoorden. Naast de onbeantwoorde vraagstukken is het interessant om te weten in hoeverre de bevindingen uit de literatuur in de praktijk voorkomen, en of er daadwerkelijk negatieve gevolgen zijn voor hond ten gevolge van een verkeerde keuze. Verder kan het zijn, zoals in voorgaande hoofdstukken staat beschreven, dat een verkeerde keuze voorkomen kan worden door onder andere het volgen van gedragscursussen. Ook dit vraagstuk wordt door middel van de enquête beantwoord. Als eerste zal in dit hoofdstuk de onderzoeksopzet van de enquête beschreven worden. Vervolgens komen de resultaten aan bod. De resultaten zijn onderverdeeld in 4 categorieën, namelijk de frequentieberekeningen, vergelijkingsvragen, factoren die bepalend zijn voor probleemgedrag en factoren die niet bepalend zijn voor probleemgedrag en tot slot welke persoonlijkheidseigenschappen van mens en hond bepalend zijn voor probleemgedrag. 5.1 Onderzoeksopzet 5.1.1 Steekproefgrootte en populatie De populatie ofwel de doelgroep van de enquête zijn hondeneigenaren in Nederland boven de 18 jaar. De reden voor de leeftijdsgrens >18 jaar is omdat mensen jonger dan 18 jaar de enquête eventueel niet serieus invullen of niet de exacte antwoorden weten waardoor de betrouwbaarheid van de enquête verlaagd wordt. De steekproefgrootte van de enquête met een betrouwbaarheidspercentage van 95% is 384 hondeneigenaren. Dit aantal is tot stand gekomen door middel van de onderstaande steekproefformule die bruikbaar is voor enquêtes. Echter is er een respons van 225 respondenten in plaats van 384. Dit komt doordat er te weinig respondenten in de periode dat de enquête online heeft gestaan de enquête ingevuld hebben. De enquête heeft anderhalve maand online gestaan op Thesistools. Het gevolg van de te weinig respondenten is een lagere betrouwbaarheid. - de minimale steekproefomvang: N = p% x q% x [z : e%]2 50x50x(1.96:5)= 384,16
N – de minimale omvang van de steekproef is P% - het percentage van de gespecificeerde categorie is Q% - het percentage is dat niet tot de gespecificeerde categorie behoort Z – de z-waarde is die bij het vereiste betrouwbaarheidsniveau hoort E% - de vereiste foutmarge is
P% en Q% geven aan welk antwoord verwacht wordt bij elke vraag. In het meest ongunstige scenario worden P en Q op 50 gesteld. Op deze manier wordt de maximale steekproefomvang berekend. De Z-waarde is 1,96, omdat er uitgegaan wordt van een betrouwbaarheidspercentage van 95%. De foutmarge is op 5% gesteld. Bij een populatie onder de 10.000 wordt er een tweede formule gebruikt, Dit is bij dit onderzoek niet van toepassing omdat de populatie die onderzocht wordt bestaat uit 1.385.000 huishoudens met een hond (T.R.Huisman, et al, 2006)
5.1.2 Type onderzoek Dit onderzoek is enerzijds een beschrijvend onderzoek en anderzijds een toetsend onderzoek. Dit onderzoek is beschrijvend omdat bepaalde vragen niet te verklaren is door de literatuur. Aan de andere kant worden er vragen gesteld in de enquête wat al (deels) bekend is in de literatuur, maar wat door middel van dit onderzoek getoetst wil worden. 5.1.3 Dataverzamelingsmethode Alvorens de enquêtevragen zijn opgesteld is er middels een literatuurstudie gekeken naar vraagstukken die bekend zijn. De onbeantwoorde vraagstukken zijn opgenomen in de enquête zodat de hoofdvraag door middel van de literatuurstudie en dit onderzoek beantwoord kan worden. Tevens zijn er vraagstukken die (deels) bekend zijn opgenomen in de enquête om te
28
weten in hoeverre die bevindingen kloppen. De enquête bestaat voornamelijk uit gesloten vragen. Bij bepaalde gesloten vragen is er een antwoordalternatief gegeven zoals „anders, namelijk…‟. Verder zijn er slechts 3 open vragen, namelijk de vraag „welk hondenras heeft u?‟, „hoeveel honden heeft u?‟ en „wat is uw leeftijd‟. Nadat de enquête was opgesteld, is de enquête online gezet op www.thesistools.nl. De enquête was voor iedereen toegankelijk en kon digitaal ingevuld worden. Respondenten zijn benaderd door het versturen van een uitnodigingsemail met daarin de link naar de online enquête aan familie, vrienden, kennissen en vrijwilligers van de Dierenbescherming Noord-Overijssel. Tevens heeft een gedragstherapeut van de Dierenbescherming Noord-Overijssel de uitnodigingsemail met daarin de link naar de enquête doorgestuurd naar alle leden van de hondenschool. Tot slot is de link op een drietal forums geplaatst waaronder studentenforum.nl, hondenpage.nl en hondenplaza.nl. Hier konden gebruikers en bezoekers van de forums op de link klikken en de enquête digitaal invullen. Na de verstreken datum van anderhalve maand is de enquête verwijderd. 5.1.4 Analysewijze Na de verstreken datum is er kritisch gekeken naar alle enquêtes of de respondenten voldoen aan de doelgroep, namelijk in het bezit zijn van een hond en een leeftijd vanaf 18 jaar. In totaal is er één enquête verwijderd omdat de respondent momenteel niet in het bezit was van een hond en twee enquêtes zijn verwijderd omdat de respondenten jonger waren dan 18 jaar. Vervolgens zijn alle ingevulde enquêtes ingevoerd in het statistische computerprogramma SPSS waarmee er statistische berekeningen zijn uitgevoerd. Deze berekeningen zijn vertaald naar de resultaten die in hoofdstuk 5.3: Resultaten worden toegelicht. Bij vergelijkingsvragen is gekeken of het verband of verschil significant is. Significant betekent dat een gevonden verschil of verband met 95% berust op zekerheid en niet op toeval. De significantie is berekend door gebruik te maken van de Pearson chi square test in het statistische programma SPSS. Bij deze test is de significantie aangeduid met „Asymp. Sig‟. Bij een „Asymp. Sig‟ <0.05 is er sprake van een significant verschil of verband. 5.2 Resultaten In deze paragraaf komen de resultaten van de enquête naar voren. Allereerst worden er een aantal vragen uit de enquête bekeken op frequentie. Dus het aantal keren dat een bepaald antwoord gegeven is. Daarna wordt er gekeken of er een verschil zit in de hoeveelheid informatie die er verschaft wordt aan potentiële hondeneigenaren en de verschillende verkooppunten van de honden en of er een verschil is in de verkooppunten en de leeftijd waarop honden verkocht worden. Vervolgens wordt er gekeken naar factoren die wel of niet bepalend zijn voor het vertonen van probleemgedrag bij de hond. Als laatste wordt er gekeken welke persoonlijkheidseigenschappen van baas en hond met elkaar matchen en welke botsen gerelateerd aan probleemgedrag. 5.2.1 Frequentieberekeningen Met frequentieberekeningen wordt er per vraag nagegaan hoe vaak een bepaald antwoord gegeven is. Vraag 1: hoe oud was de hond toen u hem/haar aanschafte? Resultaat: het grootste gedeelte van de respondenten, namelijk 49%, heeft de hond aangeschaft op een leeftijd van 8 tot 16 weken. Het kleinste gedeelte van de respondenten heeft de hond aangeschaft op een leeftijd van 16 weken tot een jaar.
Figuur 2: Aanschaf leeftijd hond
29
Vraag 2: waarom heeft u specifiek voor dit ras gekozen? Resultaat: het grootste gedeelte van de respondenten, namelijk 51%, heeft de hond aangeschaft vanwege het innerlijk en het uiterlijk. Het kleinste gedeelte heeft „anders‟ (7%) en „formaat‟ (10%) geantwoord. Onder anders zijn de volgende antwoorden gegeven: leuke familiehond, haart niet, voor de sport, gevonden, hij was jong, herplaatsing, familie kon er niet meer voor zorgen Figuur 3: aanschafredenen
(2x), om de hond een goede oude dag te geven, de hond koos mij uit in het asiel, vanwege de veelzijdigheid, intelligentie en elegantie, en omdat mijn ouders ook dit ras hebben en ik er mee opgegroeid ben.
Vraag 3: waar heeft u de hond gekocht? Resultaat: het grootste gedeelte van de respondenten heeft de hond gekocht bij een erkende fokker (42,2%) of bij een particulier (36,2%).
Figuur 3: Aankooppunten
Vraag 4: heeft u bij de aankoop van de hond voldoende informatie gekregen over de verzorging en behoeften van de hond? Resultaat: uit deze vraag blijkt dat 72% vindt dat er voldoende informatie is verstrekt over de verzorging en behoeften van de hond. 16% vindt dat de gekregen informatie matig was en 12% heeft onvoldoende informatie gekregen bij de aankoop van de hond. Figuur 4: Informatievoorziening door hondenverkopers
30
Vraag 5: heeft u, voordat u een hond aanschafte, informatie opgezocht over het ras wat betreft karakter, beweging, kosten en dergelijke? Resultaat: 78% van de respondenten geeft aan voldoende informatie opgezocht te hebben alvorens het aanschaffen van een hond. 5% heeft weinig informatie opgezocht en 17% heeft geen informatie opgezocht over het ras. Figuur 5: Informatievoorziening door de hondeneigenaar
Vraag 6: in welke mate hebben de kinderen meebeslist in de aanschaf van de hond? Resultaat: 26% van de respondenten geeft aan dat de kinderen in sterke mate hebben meebelist in de aanschaf van de hond. 39% van de kinderen hebben enigszins meebeslist en 35% van de kinderen hebben helemaal niet meebeslist. Figuur 6: kinderen meebeslist in de aanschaf
Vraag 7: hoeveel uur besteedt u of uw familieleden per dag aan uw hond (uitlaten, spelen)? Resultaat: het grootste gedeelte van de respondenten, namelijk 60%, besteedt meer dan twee uur per dag aan de hond. Slechts 4% geeft aan minder dan een uur aan de hond te besteden per dag. Figuur 7: aantal uren per dag aan de hond besteedt
Vraag 8: ervaart u wel eens probleemgedrag bij uw hond? Resultaat: uit deze vraag blijkt dat bijna de helft, namelijk 46% van de respondenten wel eens probleemgedrag bij de hond ervaart. 54% geeft aan dat de hond geen probleemgedrag vertoont.
Figuur 8: probleemgedrag bij honden
31
Vraag 9: welk probleemgedrag vertoont de hond? Resultaat: van de 46% die „ja‟ heeft beantwoord op de vraag: „Ervaart u wel eens probleemgedrag bij uw hond?‟ heeft het grootste gedeelte angstig (17,8%), agressie ten opzichte van honden (14,5%), verlatingsangst (13,2%), dominatie (11,8%) en onhandelbaar (10,5%) beantwoord. Figuur 9: soort probleemgedrag
17,1 heeft „anders‟ beantwoord. Onder „anders‟ zijn de volgende antwoorden gegeven: kan geen kinderen horen, overactief, plast in huis, blaffen, vervelend tegen vogels en katten, opspringen, jachtgedrag, puberen, trekken aan de lijn, overdreven enthousiasme bij thuiskomst, katten drijven, komt niet altijd, moeite met aandacht bij de baas te houden. Vraag 10: heeft u wel eens een gedragscursus gevolgd met uw hond?
Figuur 10: gedragscursussen
Resultaat: 57,8% van de respondenten heeft een gedragscursus gevolgd met de huidige hond of een eventuele eerdere hond. Het grootste gedeelte van de respondenten hebben meteen na de aanschaf van de hond een cursus gevolgd, namelijk 50,9%. 42,3% van de responden hebben aangegeven nog nooit een cursus te hebben gevolgt me de huidige hond of een eventueel eerdere hond.
Vraag 11: welke gedragscursus heeft u gevolgd met de hond? Resultaat: van de respondenten die „ja‟ hebben beantwoord bij de vraag: „heeft u wel eens een gedragscursus gevolgd met uw hond?‟ heeft 65,2% aleen gehoorzaamheid gedaan. 12% van de respondenten hebben gehoorzaamheid en sport gedaan. Figuur 11: soort gedragscursussen
32
5.2.2 Verbanden In deze paragraaf worden verschillende vragen met elkaar gekruist waarna er gekeken wordt of er een verband of verschil is en in hoeverre deze significant is. De P-waarden zijn terug te vinden in Bijlage 1. Verband 1: is er een verband te vinden tussen de verschillende aankooppunten van honden en de leeftijd waarop de honden worden verkocht? Resultaat: 64 van de 95 honden (67,4%) die zijn aangeschaft bij een erkende fokker zijn weggegaan op een leeftijd van 8 tot 16 weken en 26 van 95 honden (27,4%) was jonger dan 8 weken. Bij de particulier zijn 40 van de 81 honden (49,4%) verkocht op een leeftijd van 8 tot 16 weken en 29 van 81 honden (35,8%) zijn verkocht op een leeftijd van jonger dan 8 weken. Hieruit blijkt dat honden die bij erkende fokkers vandaan komen in tegenstelling tot honden die bij een particulier vandaan komen vaker worden verkocht op de juiste leeftijd, namelijk na een leeftijd van 8 weken en minder vaak verkocht worden op een leeftijd van jonger dan 8 weken. 11 van de 19 honden (57,9 %) die ouder dan 1 jaar waren toen ze zijn aangeschaft komen uit het asiel en 3 van de 6 (50%) uit het buitenland. De genoemde verschillen zijn significant (P < 0.05).
< 8 weken Aankooppunt
erkende fokker
Totaal > 1 jaar
26
64
3
2
95
1
1
6
11
19
particulier
29
40
10
2
81
buitenland
2
3
3
8
16
familie
1
0
0
0
1
zelf gefokt
2
0
0
0
2
herplaatsing
0
1
2
3
6
pension
0
0
0
1
1
hondenboetiek
0
1
0
0
1
gekregen
0
0
0
1
1
asiel
Blindegeleideninstituut Totaal
aanschafleeftijd 16 weken 8-16 weken 1 jaar
0
0
0
1
1
61
110
24
29
224
Tabel 2: aanschafleeftijd x aankooppunt
Verband 2: Is er een verband tussen de verschillende aankooppunten van honden en het krijgen van informatie over de hond? Resultaat: bij 86 van de 95 honden (90,6%) die gekocht zijn bij een erkende fokker heeft de eigenaar voldoende informatie gekregen, 4 van de 95 mensen (4,2 %) hebben weinig informatie gekregen en 4 van de 95 mensen (4,2 %) hebben geen informatie gekregen. Van de hondeneigenaren die de hond hebben gekocht bij een particulier hebben 46 van de 81 mensen (56,8%) voldoende informatie gekregen, 24 van de 81 mensen (29,6%) hebben weinig informatie gekregen en 11 van de 81 mensen (13,6%) hebben geen informatie gekregen. Hondeneigenaren die de hond gekocht hebben bij een erkende fokker hebben ten opzicht van de particulier en andere aankooppunten significant (P < 0.05) meer informatie gekregen. (aankooppunten als familie, zelf gefokt en blindegeleideninstituut zijn niet mee gerekend omdat te weinig respondenten dit antwoord gegeven hebben, en daardoor de uitkomst toeval kan zijn).
33
Informatie gekregen van fokker ja Aankooppunt
erkende fokker
nee
Totaal
86
4
4
95
9
5
5
19
particulier
46
24
11
81
buitenland
12
2
2
16
familie
1
0
0
1
zelf gefokt
2
0
0
2
herplaatsing
3
1
2
6
pension
0
0
1
1
hondenboetiek
0
0
1
1
gekregen
0
0
1
1
asiel
blindegeleideninstituut Totaal
weinig
1
0
0
1
160
36
27
224
Tabel 3: Informatievoorziening fokker x aankooppunt
Verband 3: is er een verband tussen hondeneigenaren die veel informatie hebben gekregen tijdens de aanschaf van de hond en zelf informatie hebben gezocht? Resultaat: van de hondeneigenaren die bij het aanschaffen van de hond voldoende informatie hebben gekregen hebben ook veel informatie zelf opgezocht over de hond, namelijk 85,6%. Van de hondeneigenaren die geen informatie hebben gekregen heeft 44,4% zelf informatie over de hond opgezocht. Uit onderstaande grafiek blijkt dat hoe meer informatie mensen krijgen, hoe meer mensen zelf nog opzoeken over de hond, en hoe minder informatie mensen krijgen, hoe minder er informatie opgezocht wordt. Dit verschil is significant (P< 0.05).
Figuur 12: Informatievoorziening fokker x informatievoorziening hondeneigenaar
34
Verband 4: zoeken hondeneigenaren die eerder een hond hebben gehad minder informatie dan hondeneigenaren die niet eerder een hond hebben gehad? Resultaat: 83.6% van de mensen die nog nooit een hond heeft gehad zoekt informatie over de hond. Dit is iets meer dan mensen die wel eerder een hond hebben gehad, namelijk 75.3%. Echter is dit verschil niet significant (P > 0.05).
Figuur 13: eerder een hond gehad x informatievoorziening hondeneigenaar
5.2.3 Factoren die bepalend zijn voor probleemgedrag Vraag 1: ervaren hondeneigenaren die voldoende informatie hebben gekregen over de hond minder probleemgedrag bij de hond? Resultaat: van de hondeneigenaren die voldoende informatie hebben gekregen bij de aanschaf van de hond ervaart 36% probleemgedrag en 64% ervaart geen probleemgedrag. Van de honden waarbij de eigenaren geen informatie hebben gehad bij de aanschaf van de hond vertoond 77,8% probleemgedrag en 22,2% vertoond geen probleemgedrag. In onderstaande grafiek komt duidelijk naar voren dat hoe meer informatie er verstrekt is door de fokker, hoe minder probleemgedrag de honden vertonen en hoe minder informatie er verstrekt is, hoe meer probleemgedrag vertoond wordt door de honden. Dit verschil is significant (P < 0.05).
Figuur 14: Informatievoorziening fokker x probleemgedrag
35
Vraag 2: ervaren hondeneigenaren die voldoende informatie hebben opgezocht over de hond minder probleemgedrag dan hondeneigenaren die geen informatie hebben opgezocht over de hond? Resultaat: van de hondeneigenaren die voldoende informatie hebben opgezocht over de hond ervaart, 40.2% probleemgedrag en 59,8% ervaart geen probleemgedrag. Hondeneigenaren die geen informatie hebben opgezocht over de hond vertoont 70,2% van de honden probleemgedrag en 29,8% ervaart geen probleemgedrag. In onderstaande grafiek komt duidelijk naar voren dat hoe meer informatie er opgezocht is door de hondeneigenaar, hoe minder probleemgedrag de honden vertonen en hoe minder informatie er opgezocht is, hoe meer probleemgedrag vertoond wordt door de honden. Dit verschil is significant (P <0.05).
Figuur 15: Informatievoorziening hondeneigenaar x probleemgedrag
Vraag 3: zit er verschil in de aankooppunten en het vertonen van probleemgedrag bij honden? Resultaat: 29.5% van de honden die zijn gekocht bij een erkende fokker vertoont probleemgedrag. Dit is significant (P < 0.05) minder dan bij de overige verkooppunten. Van de honden die bij uit het asiel komen vertoont namelijk 73.7% probleemgedrag, van de honden die bij een particulier gekocht zijn vertoont 55.6% probleemgedrag en bij honden die uit het buitenland komen ligt dit percentage op 56.3%
Figuur 16: aankooppunt x probleemgedrag
36
Vraag 4: Ervaren hondeneigenaren die een gedragscursus hebben gevolgd minder probleemgedrag bij de hond dan hondeneigenaren die geen gedragscursus gevolgd hebben? Resultaat: Hondeneigenaren die meteen na de aanschaf van de hond een gedragscursus gevolgd hebben, ervaren het minste probleemgedrag bij de hond. Dit verschil ten opzicht van hondeneigenaren die geen gedragscursus hebben gevolgd met de hond is significant (P <0.05) Bij deze vraag wordt er niet gekeken naar het antwoord: „ja, nadat de hond probleemgedrag vertoonde‟ omdat deze honden al gedragsproblemen vertoonde, en hierbij is de cursus niet preventief maar oplossend. De reden dat de vraag toch gesteld is om een duidelijker beeld te krijgen hoe preventief een gedragscursus werkelijk is ten opzichte van probleemgedrag. Op deze wijze worden de „probleemhonden‟ eruit gefilterd.
Figuur 17: gedragscursus gevolgd x probleemgedrag
5.2.4 Factoren die niet bepalend zijn voor probleemgedrag Vraag 1: vertonen honden waarbij de eigenaar eerder een hond heeft gehad minder probleemgedrag dan honden waarbij de eigenaar nog nooit een hond eerder heeft gehad? Resultaat: Hondeneigenaren die eerder een hond hebben gehad, hebben iets vaker probleemgedrag dan mensen die nog nooit een hond hebben gehad, namelijk 47,7% en van de hondeneigenaren die nog nooit een hond hebben gehad vertoont een iets groter percentage honden geen probleemgedrag, namelijk 57,5% tegenover 51,3% van hondeneigenaren die eerder een hond hebben gehad. Echter zijn deze verschillen niet significant (P > 0.05)
Figuur 18: eerder een hond gehad x probleemgedrag
37
Vraag 2: zit er verschil in de gezinssamenstelling en het vertonen van probleemgedrag bij de hond? Resultaat: bij mensen die samenwonend/gehuwd zijn met kinderen vertonen de honden het minste probleemgedrag, namelijk 66,7%. Bij mensen die thuiswonend zijn vertonen de honden het meeste probleemgedrag, namelijk 55,1%. Echter is dit verschil niet significant (P > 0.05)
Figuur 19: gezinssamenstelling x probleemgedrag
Vraag 3: zit er verschil in het vertonen van probleemgedrag bij de hond en de mate waarin kinderen hebben meebeslist in de aanschaf van de hond? Resultaat: het vertonen van probleemgedrag bij de hond is procentueel vrijwel gelijk bij gezinnen waarbij kinderen hebben meebeslist en bij gezinnen die helemaal niet hebben meebeslist in de aanschaf. Dit verschil is dan ook niet significant (P > 0.05)
Figuur 20: kinderen meebeslist x probleemgedrag
38
Verschil 4: vertonen honden waaraan veel (>2 uur) tijd per dag aan besteedt wordt minder probleemgedrag dan honden waaraan weinig (< 1 uur) tijd aan besteedt wordt? Resultaat: het vertonen van probleemgedrag bij honden waarbij weinig tijd aan besteedt wordt is vrijwel gelijk aan de honden waarbij veel tijd wordt besteedt. Dit verschil is dan ook niet significant (P > 0.05).
Figuur 21: uren aan de hond besteedt per dag x probleemgedrag
Verschil 5: Vertonen honden waarbij de eigenaar bij de aanschaf is afgegaan op het uiterlijk van de hond meer probleemgedrag dan honden waarbij de eigenaar bij de aanschaf is afgegaan op het innerlijk/karakter van de hond? Resultaat: bij de respondenten die het antwoord „formaat‟ of „algehele verschijning‟ hebben gekozen als aanschafreden vertonen de honden meer probleemgedrag dan bij de respondenten die het antwoord „karakter‟ of „innerlijk en uiterlijk‟ hebben gegeven. Echter is dit verschil niet significant (P > 0.05). Probleemgedrag ja Aanschaf reden
nee
Totaal
formaat
3
2
5
algehele verschijning
17
9
26
karakter
10
13
23
innerlijk en uiterlijk
52
75
127
formaat en karakter
3
7
10
algehele verschijning en leuke familiehond
1
0
1
haart niet en formaat
1
0
1
Alle antwoorden gekozen
3
3
6
anders
10
6
16
Totaal
102
121
223
Tabel 4: aanschafreden x probleemgedrag
39
5.2.5 Persoonlijkheidseigenschappen van baas en hond gerelateerd aan probleemgedrag Vraag 1: vertonen actieve honden met een actieve eigenaar minder probleemgedrag dan actieve honden met een inactieve eigenaar? Resultaat: van alle actieve honden met een actieve eigenaar vertonen 48 van de 79 honden (41.4%) probleemgedrag en 68 van de 101 (58.6%) vertoont geen probleemgedrag. Alle 5 actieve honden met een inactieve eigenaar vertonen probleemgedrag. Echter geeft de pearson chi square test geen significant ( P > 0.05) verschil aan in het vertonen van probleemgedrag bij honden waarbij het activiteitsniveau met de eigenaar verschillend is. Mens is actief
probleemgedrag Ja actief
Eens eens
48
Eens/oneens 26
5
79
eens/oneens
9
10
1
20
oneens
2 59
1 37
0 6
3 102
Totaal nee
actief
oneens
Totaal
eens
68
33
0
101
eens/oneens
5
11
1
17
oneens
3 76
0 44
0 1
3 121
Totaal
Tabel 5: mens actief x hond actief x probleemgedrag
Vraag 2: vertonen trainbare honden met een eigenaar die open staat voor nieuwe ervaringen minder probleemgedrag dan trainbare honden met een eigenaar die niet open staat voor nieuwe ervaringen? Resultaat: van alle trainbare honden met een eigenaar die open staat voor nieuwe ervaringen vertonen 52 van 60 honden (39.1%) probleemgedrag en 81 van de 92 honden (60.9%) vertonen geen probleemgedrag. Echter is dit verschil niet significant (P > 0.05). Er kan niet gekeken worden naar honden die wel trainbaar zijn en eigenaren die niet openstaan voor nieuwe ervaringen omdat slechts 1 respondent dit antwoord gegeven heeft. Probleemgedrag ja
Mens staat open voor nieuwe ervaringen Eens trainbaar
52
Eens/oneens 8
0
60
eens/oneens
25
10
1
36
oneens
4 81
1 19
0 1
5 101
eens
81
10
1
92
eens/oneens
21
4
0
25
3 105
0 14
0 1
3 120
Totaal nee
trainbaar
oneens Totaal
Totaal
eens
Oneens
Tabel 6: mens is open x hond is open (trainbaar) x probleemgedrag
Vraag 3: vertonen niet dominante honden met een dominante eigenaar en dominante honden met een niet dominante eigenaar meer probleemgedrag dan honden met eigenaren van het hetzelfde dominantieniveau? Resultaat: Er is geen significant verschil (P > 0.05) in bovengenoemde vraagstelling. 12 van de 43 (27,9%) niet dominante honden met een dominante eigenaar vertonen probleemgedrag en 31 van de 43 honden (72.1%) vertonen geen probleemgedrag. Over het resultaat van een niet dominante eigenaar en een dominante hond kan geen uitspraak gedaan worden omdat te weinig mensen dit geantwoord hebben.
40
Mens is dominant
Probleemgedrag ja
Eens dominant
dominant
Totaal
Oneens
eens
10 (58.8%)
10 (76.9%)
2 (40%)
22
eens/oneens
16(44.4%)
24 (60%)
5 (100%)
45
oneens
12 (27.9%) 38
15 (33.3%) 49
7 (41.2%) 14
34 101
Totaal nee
Eens/oneens
eens
7(41.4%)
3 (23.1%)
3 (60%)
13
eens/oneens
20 (55.6%)
16 (40%)
0 (0%)
36
oneens
31 (72.1%) 58
30 (66.7%) 49
10 (58.8%) 13
71 120
Totaal
Tabel 7: Mens dominant x hond dominant x probleemgedrag
Vraag 4: zijn honden met een ongeduldige eigenaar sneller bang dan honden met een geduldige eigenaar? Resultaat: van alle 131 geduldige eigenaren zijn 18 honden (13.7%) snel bang en 79 honden (60.3%) zijn niet snel bang. Van de 25 ongeduldige eigenaren zijn 2 snel bang en 16 honden zijn niet snel bang. Deze verschillen zijn niet significant (P > 0.05). Dit betekend dat het geduld van eigenaar niets te maken heeft met hoe bang de hond is. Mens is geduldig eens Snel bang
Totaal
eens
18
eens/oneens 5
2
25
eens/oneens
34
27
7
68
79
34
16
129
131
66
25
222
oneens Totaal
oneens
Tabel 8: mens is geduldig x hond is snel bang
Vraag 5: zijn honden met een onrustige eigenaar sneller onder de indruk dan honden met een rustige eigenaar? Resultaat: 5 van de 21 honden (23,8%) met een onrustige eigenaar zijn snel onder de indruk en hetzelfde aantal/percentage is niet snel onder de indruk. 25 van de 134 (18,7%) honden met een rustige eigenaar zijn snel onder de indruk en 56 van de 134 honden (41.8%) zijn niet snel onder de indruk. Het laatste verschil is significant (P < 0.05). Dit betekend dat een rustige eigenaren vaker een hond hebben die niet snel onder de indruk is. Mens is onrustig eens Snel onder de indruk
Totaal
eens
eens/oneens
Totaal oneens
5 (23,8%)
26 (39,4%)
25 (18.7%)
56
eens/oneens
11 (52,4%)
21 (31,8%)
53 (39,6%)
85
oneens
5 (23,8%) 21 (100%)
19 (28.8%) 66 (100%)
56 (41,8%) 134 (100%)
80 221
Tabel 9: mens is onrustig x hond is snel onder de indruk
41
Vraag 8: vertonen honden die hetzelfde persoonlijkheid hebben als de eigenaar minder probleemgedrag dan honden die niet dezelfde persoonlijkheid hebben als de eigenaar?* Resultaat: er is geen significant verschil (P > 0.05) in probleemgedrag wat betreft het botsen of matchen van de persoonlijkheden. *De persoonlijkheden zijn gebaseerd op de gedragseigenschappen die gesteld zijn in de enquête. Probleemgedrag
Ja
Cholerisch Sanguinisch Flegmatisch Melancholisch cholerisch/ sanguin flegmat/ melanch. sanguin/ melanch flegmat/ sanguin cholerisch/ flegm cholerisch/ melanch Totaal
Nee
Sanguinisch Flegmatisch cholerisch/ sanguini flegmat/ melanch sanguin/ melanch flegmat/ sanguin cholerisch/ flegmat. Totaal
Persoonlijkheid mens cholerisch/ sanguin/ Flegmat/ sanguin melanch flegmat
Sanguin /melanch.
choleri/ flegm.
choleri/ melanch
0
0
1
0
2
0
1
1
6
1
11
1
0
4
0
12
1
22
0
0
0
0
0
1
0
3
1
0
0
0
3
0
4
0
9
1
2
1
0
0
4
0
5
1
14
2
3
1
1
2
9
0
18
0
36
2
0
0
0
0
0
0
1
0
3
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
11
9
2
3
2
21
1
50
3
102
1
3
0
0
0
5
0
0
7
0
16
2
3
1
3
1
11
0
1
29
1
52
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
5
0
1
0
0
1
0
2
13
0
22
5
0
1
0
1
4
1
0
12
0
24
0
0
0
0
0
1
0
0
1
0
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
13
6
3
3
2
22
1
3
64
1
118
Choler -isch
Sanguinisch
Flegm atisch
Melancholisch
0
0
0
1
0
0
2
0
0
3
1
0
2
0
1
Tabel 10: persoonlijkheid mens x persoonlijkheid hond x probleemgedrag
5.3 Concluderend Uit de resultaten van de enquête komt naar voren dat een erkende fokker beter is dan andere verkooppunten zoals de particulier. Dit komt tot uiting in een aantal zaken. Als eerste omdat een erkende fokker honden op de juiste leeftijd verkoopt (tussen 8-16 weken), ten tweede verschaft een erkende fokker meer informatie aan (potentiële) hondeneigenaren en tot slot blijken honden, afkomstig van een erkende fokker, minder probleemgedrag te vertonen op latere leeftijd dan honden die bij een ander verkooppunt zijn gekocht. Naast het verkooppunt zijn er drie andere factoren die bepalend zijn voor het vertonen van probleemgedrag. De eerste twee factoren zijn informatievoorziening door de hondenverkoper en de informatievoorziening door de hondeneigenaar zelf. Hoe meer informatie er verschaft wordt door de hondenverkoper en/of hoe meer informatie hondeneigenaren zelf opzoeken over de hond, hoe minder honden probleemgedrag vertonen. De derde factor is het volgen van een gedragscursus met de hond. Honden die een gedragscursus hebben gevolgd met de eigenaar vertonen significant minder
42
Totaal
probleemgedrag dan honden die geen gedragscursus gevolgd hebben. Een belangrijke factor, waarvan vooraf wel verwacht was dat dit van invloed zou zijn op het vertonen van probleemgedrag bij honden, is de aanschafreden. Echter blijkt uit de resultaten dat de aanschafreden geen invloed heeft op het vertonen van probleemgedrag bij honden. Tot slot is er gekeken of verschillen tussen de persoonlijkheidseigenschappen en persoonlijkheidstypen van baas en hond probleemgedrag veroorzaken. Ook hierbij werd vooraf verwacht dat dit invloed zou hebben op probleemgedrag. Echter is uit de resultaten gebleken dat het botsen van de gedragseigenschappen tussen baas en hond geen invloed hebben op het vertonen van probleemgedrag bij de hond. Alleen de gedragseigenschap „onrustig en druk‟ heeft invloed op hoe snel de hond bang is. Rustige eigenaren hebben vaker een hond die niet snel onder de indruk is. Ook de persoonlijkheidstypen (alle gedragseigenschappen tezamen) van baas en hond hebben geen invloed op probleemgedrag van de hond.
43
6 Duurzaamheidaspecten en internationalisering In dit hoofdstuk komen de duurzaamheidaspecten bestaande uit drie dimensies: People (sociale dimensie), Planet (ecologische dimensie) en Profit (financiële dimensie) aan bod. Hierbij wordt er gekeken op welke wijze dit onderzoeksrapport bijdraagt aan deze drie duurzaamheidaspecten. Daarnaast is er ook naar het internationale aspect van het onderzoek gekeken. 6.1 People Het eerste duurzaamheidaspect is People. Dit onderzoeksrapport kan een positieve bijdrage leveren aan mensen omdat negatieve gevolgen voor mensen ten gevolge van een verkeerde keuze in te toekomst voorkomen of verminderd kan worden. Zoals eerder in dit rapport is vermeld zijn er twee negatieve gevolgen voor de mens. Het eerste gevolg is bijtincidenten en het tweede gevolg is dat verwachtingen die mensen scheppen van de hond niet waargemaakt worden wat teleurstelling teweegbrengt. Het maken van een weloverwogen beslissing met voldoende voorkennis over de verzorging en vooral het gedrag van honden is hierbij erg belangrijk waarbij de verwachtingen die men heeft van de hond realistisch zijn. 6.2 Planet Het tweede duurzaamheidaspect is Planet. Hierbij wordt er naar het welzijn van honden in Nederland en in het buitenland gekeken. 7.1% van de respondenten van de enquête heeft aangegeven een hond te hebben aanschaft vanuit het buitenland. Deze honden komen met name honden uit Spanje, Turkije en Griekenland die voorheen straathonden zijn geweest. Van deze honden is dus vrijwel geen voorgeschiedenis bekend waardoor de kans groter is dat de hond aan de verkeerde eigenaar gematcht wordt, en hierdoor kunnen er negatieve gevolgen voor de hond ontstaan zoals afstaan aan het asiel. Verder is het voor honden belangrijk dat mensen voldoende kennis hebben over de hond zodat er een goede mens-dier relatie wordt opgebouwd. 6.3 Profit Wanneer er op den duur betere keuzes gemaakt worden door mensen ten opzichte van de raskeuze komen er minder honden in asielen terecht waardoor minder geld beschikbaar gesteld hoeft te worden voor het opvangen van honden. De Dierenbescherming besteedt 43,6% van de inkomsten aan de kerntaak „dierennoodhulp‟, hieronder valt opvang en de dierenambulance. (J.Dobbe, 2008). Wanneer er minder honden in het asiel zitten, komt er meer geld vrij voor bijvoorbeeld maatschappelijke voorlichting over de aanschaf van een hond. Verder hebben ziekenhuizen en huisartsen baat bij dit onderzoeksrapport. Want wanneer mensen een hond aanschaffen met voldoende voorkennis over het gedrag en verzorging van de hond dan zullen er minder bijtincidenten voorkomen. In hoofdstuk 2.6 staat beschreven dat jaarlijks 50.000 mensen of kinderen medische hulp nodig hebben ten gevolge van een bijtincident. Als laatste kunnen gedragstherapeuten baat hebben bij dit onderzoeksrapport omdat duidelijk naar voren komt dat probleemgedrag onder andere voorkomen kan worden door het volgen van een gedragscursus. Wanneer meer mensen een gedragscursus volgen met hun hond wordt de werkgelegenheid van gedragstherapeuten vergroot. 6.4 Internationalisering Dit onderzoeksrapport is niet toepasbaar op alle landen. Dit komt doordat er grote verschillen zijn in mens-hond relatie. Dit komt met name doordat andere landen een andere cultuur hebben dan in Nederland. Zo worden in Aziatische landen jaarlijks 2.3 miljoen honden opgegeten en worden honden niet tot nauwelijks als huisdier gehouden (wikipedia, 2009). Verder zien moslims honden als onrein (de Pers, 2007) en worden veel honden in Zuid-Amerika gehouden als waakhond. Doordat er in deze landen een hele andere mens-hond relatie is, waarbij de hond niet wordt gezien als een lid van de familie, zullen mensen het niet of minder erg vinden als de hond probleemgedrag vertoont. Verder komen er in deze landen minder negatieve gevolgen voor dan in Nederland. De reden hiervan is dat mensen in Zuid-Amerika weinig verwachtingen hebben van de hond. Het enige doel van de hond is het terrein bewaken. Tevens zullen er minder bijtincidenten voorkomen omdat de hond niet tot nauwelijks aangehaald wordt, en er wordt niet mee gespeeld en uitgelaten zoals in Nederland (T. Leuwsha, 2008). Verder zijn er veel landen binnen Europa waar ook andere mens-hond relaties gelden. Een voorbeeld hiervan is Spanje. Hier worden honden met name gebruikt als waak of vechthond en er zijn veel straathonden die aan hun lot worden overgelaten. (D. Inez et al., 2006). Landen waarbij wel vergelijkbare menshond relaties gelden als in Nederland zijn onder andere Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk 44
en Noord Amerika zoals de Verenigde Staten. (K. Stafford, 2006) (M. v.d. Cammen, 2006). Op deze landen kan dit onderzoeksrapport toegepast worden.
45
.
7 Conclusie en discussie In dit hoofdstuk komt de conclusie en de discussie aan de orde. Met de discussie wordt er kritisch teruggekeken op het onderzoek. Er wordt gekeken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen de literatuur en de resultaten van de enquête en wat er beter had gekund aan het onderzoek. De conclusie geeft antwoord op de volgende probleemstelling die voorafgaand aan het onderzoek is geformuleerd: Om welke redenen gaan mensen bij het aanschaffen van een (ras)hond met name op het uiterlijk af en minder op de karaktereigenschappen van de hond en welke negatieve gevolgen kan deze keuze hebben voor mens en hond? Om tot een antwoord te komen zijn er 2 fasen doorlopen namelijk; de voorbereidende fase waarin een onderzoeksplan is opgesteld, en de uitvoerende fase die bestaat uit een literatuurstudie en een enquête die is afgenomen onder hondenbezitters in Nederland van 18 jaar en ouder. Alle verzamelde data van de enquête zijn verwerkt in SPSS waarmee statistische berekeningen zijn uitgevoerd. Uit de literatuurstudie en de resultaten van de enquête zijn de volgende conclusies naar voren gekomen. 7.1Conclusie met betrekking op de literatuur Honden zijn populaire huisdieren. Er zijn momentele 1,8 miljoen honden en dit aantal groeit jaarlijks met 2 tot 4%. De redenen die mensen hebben om een hond aan te schaffen zijn voor de gezelschap/ vriendschap, als surrogaat, vanwege de kinderen, voor de gezondheidsvoordelen of om sociale contacten met anderen te maken. Uit een onderzoek, uitgevoerd in de VS, blijkt dat de raskeuze bij 53,6% van de hondeneigenaren gebaseerd is op het uiterlijk, namelijk vanwege het formaat, de vachtkleur, omdat de hond er schattig uitzag of vanwege de algehele verschijning. Bij dit onderzoek hebben de respondenten niet geantwoord dat ze de hond hebben aangeschaft vanwege het karakter of het temperament van de hond. Een tweetal andere onderzoeken wijzen ook uit dat mensen (onbewust) afgaan op het uiterlijk van de hond, waarbij mensen kijken in hoeverre de hond op zichzelf lijkt. Echter wordt hierbij alleen gekeken of het uiterlijk van de hond bij zichzelf past en er wordt niet of nauwelijks gekeken of het karakter ook bij zichzelf past. Bepaalde persoonlijkheidstypes van baas en hond kunnen met elkaar botsen. Door het botsen van karakters tussen baas en hond kunnen er negatieve gevolgen voor zowel mens als hond ontstaan. Naast het botsen van karakters tussen baas en hond is er nog een andere factor die negatieve gevolgen veroorzaakt. Dit is dat mensen weinig (voor)kennis hebben en krijgen over de natuurlijke behoeften en gedrag van honden. Door het botsen van karakters en door weinig voorkennis zijn er drie negatieve gevolgen te noemen voor honden. Het eerste gevolg is dat de hond niet in zijn natuurlijke behoeften en gedrag kan voorzien. Dit kan op den duur resulteren in probleemgedrag. Uit onderzoek blijkt dat er in New York 46,1% van de honden probleemgedrag vertoont, waarbij de levensstijl van de eigenaar een grote rol speelt. Dit maakt dat probleemgedrag een groot voorkomend negatief gevolg is voor de hond. Wanneer probleemgedrag voortzet kan het zelfs voorkomen dat de hond wordt afgestaan aan het asiel. Ruim 1% van alle honden worden jaarlijks in Nederland afgestaan aan het asiel. Een negatief gevolg voor de mens ten gevolge van een verkeerde keuze is bijtincidenten. Een ander negatief gevolg is dat de hond niet voldoet aan de (onrealistische) verwachtingen die mensen hebben van hun hond. Dit komt mede doordat mensen niet bewust zijn van de behoeften en het natuurlijke gedrag van de hond. 7.2 Conclusie met betrekking op de enquête De meeste genoemde reden waarom mensen voor een bepaald ras hebben gekozen is om het innerlijk en het uiterlijk (51%). 16% vanwege de algehele verschijning, ook 16% vanwege het karakter van de hond en 10% vanwege het formaat. 7% heeft iets anders geantwoord. Verder is uit de resultaten van de enquête gebleken dat 46% van de honden probleemgedrag vertoont waarvan angstig en agressie het meest genoemd is. Er komen vier factoren naar voren die bepalend kunnen zijn voor het vertonen van probleemgedrag bij honden. De eerste factor is het verkooppunt. Honden die bij een erkende fokker vandaan komen vertonen het minste probleemgedrag. De tweede en derde bepalende factoren zijn de informatievoorzieningen door de hondenverkoper en de informatievoorzieningen door de hondeneigenaar zelf. Hoe meer informatie er verschaft wordt door de hondenverkoper en/of hoe meer informatie
46
hondeneigenaren zelf opzoeken over de hond, hoe minder honden probleemgedrag vertonen. De laatste factor is het volgen van een gedragscursus. Honden die een gedragscursus hebben gevolgd met de eigenaar vertonen significant minder probleemgedrag dan honden die geen gedragscursus gevolgd hebben. Zowel uit de literatuur als uit de resultaten van de enquête is gebleken dat probleemgedrag voorkomen kan worden door de vier genoemde factoren. Factoren die niet bepalend zijn voor probleemgedrag zijn als volgt: het eerder gehad hebben van een hond, gezinssamenstelling en de mate waarin kinderen hebben meebeslist, aantal uren dat er per dag aan de hond wordt besteedt en de aanschafreden. Ook is er gekeken of verschillen tussen de persoonlijkheidseigenschappen en persoonlijkheidstypen van baas en hond kunnen leiden tot probleemgedrag bij de hond. Hierbij werd vooraf verwacht dat deze invloed zou hebben op probleemgedrag. Echter is uit de resultaten gebleken dat het botsen van de gedragseigenschappen tussen baas en hond geen invloed hebben op het vertonen van probleemgedrag bij de hond. Alleen de gedragseigenschap „onrustig en druk‟ heeft invloed op hoe snel de hond bang is. Rustige eigenaren hebben vaker een hond die niet snel onder de indruk is. Bij alle overige gedragseigenschappen van de mens die botsen met die van de hond is geen significant verband met probleemgedrag aangetoond. Ook de persoonlijkheidstypen (alle gedragseigenschappen samengevoegd) van baas en hond hebben geen invloed op probleemgedrag van de hond. 7.3 Oorzaken verschillen tussen literatuur en enquête resultaten De literatuur wijst uit, in tegenstelling tot de resultaten van de enquête, dat de persoonlijkheid van de eigenaar en de hond moet matchen om probleemgedrag en andere negatieve gevolgen te voorkomen. Dit verschil kan komen door bias die er ontstaat bij het invullen van de enquête. Er is sprake van bias als factoren de uitkomsten van het onderzoek negatief beïnvloeden. Als eerste is er te weinig respons, er zijn namelijk 225 enquêtes ingevuld en volgens de steekproefformule moeten er 384 enquêtes ingevuld worden. Hierdoor zijn de uitkomsten minder betrouwbaar geworden. Daarnaast zijn de uitkomsten van dit onderzoek gebaseerd op slechts een klein deel van de populatie en niet op de gehele populatie. De enquête is schriftelijk afgenomen waardoor er niet met zekerheid gesteld kan worden dat de enquête door de juiste doelgroep wordt ingevuld, echter is dit opgelost door alle respondenten die een leeftijd < 18 jaar hebben ingevuld eruit gefilterd en mensen die momenteel geen hond hebben, maar wel eerder een hond hebben gehad ook eruit gehaald. Verder is een nadeel van een schriftelijke enquête dat onduidelijkheden in de vragen niet uitgelegd kunnen worden. Dit is opgelost door weinig open vragen te stellen en de vragen kort te houden. Er kan bias ontstaan in het beantwoorden van vragen zoals sociaal wenselijke antwoorden, slechte herinnering, gevoeligheid van informatie of een verkeerde interpretatie. Door de bias konden de persoonlijkheidseigenschappen niet goed beoordeeld worden waardoor er ook geen goede persoonlijkheden van de eigenschappen gevormd konden worden. Door al deze soorten bias zijn de onderzoeksresultaten minder valide geworden. 7.4 Eindconclusie Er kan gesteld worden dat mensen bij het aanschaffen van een hond afgaan op het uiterlijk. Hoewel de resultaten van de enquête geen relatie aantonen tussen de verschillende persoonlijkheden tussen baas en hond en het vertonen van probleemgedrag, kan er wel gesteld worden dat persoonlijkheid tussen hond en baas kan botsen. Dit doordat er veel bias is geweest bij het invullen van de enquête, waardoor de resultaten minder valide zijn. Een combinatie van het afgaan op het uiterlijk van de hond bij aanschaf en weinig (voor) kennis over de hond kunnen negatieve gevolgen zoals probleemgedrag bij de hond veroorzaken.
47
8 Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gegeven aan potentiële hondeneigenaren die een hond willen aanschaffen, hondenverkopers en organisaties die voorlichting geven op het gebied van onder andere honden. Deze aanbevelingen dragen bij aan een beter hondenbezit waarbij negatieve gevolgen voor mens en hond geminimaliseerd worden 8.1 Aanbevelingen voor (potentiële) hondeneigenaren Wanneer een (potentiële) hondeneigenaar negatieve gevolgen, zoals probleemgedrag, bij de hond wil voorkomen kunnen de volgende aanbevelingen opgevolgd worden: Verwachtingen: Voordat een hond wordt aangeschaft moet er met een aantal zaken rekening gehouden. Hierbij valt te denken aan welke activiteiten er met de hond gedaan wil worden, welke manier van opvoeden past bij de eigenaar/gezin (streng of juist niet streng) en of de hond goed met kinderen overweg moet kunnen. Aankooppunt: het advies is om een hond bij een erkende fokker, aangesloten bij een rasvereniging, te kopen omdat de puppies goed worden gesocialiseerd en verzorgt. Wanneer men een kruising wil aanschaffen (niet te koop bij een erkende fokker) dient men goed te letten of de hond goed is gesocialiseerd. Dit kan later probleemgedrag als angstig voorkomen. Honden kunnen beter niet uit het buitenland gehaald worden omdat hier vaak geen achtergrondinformatie over de hond beschikbaar is en de mate waarin de hond is gesocialiseerd is niet bekend. Informatievoorziening: het is belangrijk om voldoende informatie op betrouwbare websites/boeken te zoeken over het gedrag van de hond. Hierdoor wordt duidelijk wat het natuurlijke gedrag en behoeften van de hond zijn en voor welk gebruiksdoel de hond vroeger werd gebruikt. Gedragscursus: het volgen van een gedragscursus zorgt voor een goede relatie tussen baas en hond en het draagt bij aan de socialisatie van de pup. Tevens worden er trainingsmethodes besproken en toegepast waardoor de hondeneigenaar de hond een goede opvoeding kan geven. Verder kan er met een actieve volwassen hond een sport zoals behendigheid of speuren gedaan worden om de hond lichamelijke en geestelijke stimulans te geven. 8.2 Aanbevelingen voor hondenverkopers Zowel uit de resultaten van de enquête als uit de literatuur blijkt dat het verstrekken van informatie door hondenverkopers aan hondeneigenaren bijdraagt aan minder probleemgedrag bij honden. Tevens is gebleken dat honden die bij een erkende fokker vandaan komen minder probleemgedrag vertonen dan bij andere verkooppunten. Dit kan te maken hebben met de hoeveelheid informatie die een erkende fokker verstrekt, dat er gekeken wordt of de hond wel bij de eigenaar past en dat de hond goed gesocialiseerd wordt waardoor de honden op een latere leeftijd minder angstig zijn. Om probleemgedrag te voorkomen is het dus belangrijk dat naast erkende fokkers ook particulieren de honden goed socialiseert en goed kijkt of de potentiële hondeneigenaar past bij de pup. Echter is het voor particulieren moeilijker in te schatten of de potentiële hondeneigenaar past bij de pup omdat er bij particulieren vaak toevallig of eenmalig een nestje hebben en minder verstand hebben van puppies. Echter kan er altijd een gedragstherapeut ingeschakeld worden om te bepalen of de potentiële hondeneigenaar geschikt is voor het bezit van dat type hond. Fokkers en gedragstherapeuten kunnen speciale vragenlijsten, die door de hondeneigenaren ingevuld moet worden, hanteren zodat er bepaald kan worden of de hond past bij de potentiële hondeneigenaar en de familie. Verder kunnen er speciale testen voor puppies en voor volwassen honden gebruikt worden die het (uiteindelijke) gedrag van de hond kan bepalen. 8.3 Aanbevelingen voor organisaties die voorlichting geven Hoewel het mooiste resultaat in de toekomst zou zijn dat alle verkooppunten voldoende informatie verschaffen aan (potentiële) hondeneigenaren zal dit in de praktijk nooit altijd gebeuren. Hierdoor is het belangrijk dat onafhankelijke organisaties zoals de Dierenbescherming en het Landelijke Informatie Centrum voor Gezelschapsdieren (LICG) veel informatie heeft en verspreidt over verscheidene aspecten rondom honden. Hierbij valt te denken aan verzorging, gezondheid en het gedrag van honden.
48
8.4 Vervolgonderzoek Omdat de resultaten van de enquête niet gelijk zijn aan de literatuur is het raadzaam de enquête nogmaals af te nemen onder de doelgroep (hondenbezitters in Nederland van 18 jaar en ouder). Hierbij moeten er met de volgende aspecten rekening gehouden worden.
Vraagstukken: vraagstukken waarop in de resultaten geen antwoord is gekregen betreffen de vragen over de persoonlijkheid (zie Bijlage 2, vraag 5 en 6). Deze vragen moeten op een andere manier gesteld worden zodat de respondenten weten wat er wordt verstaan onder de persoonlijkheidseigenschappen (actief, vriendelijk dominant en dergelijke).
Mondelinge enquête: bij een vervolgonderzoek kan de enquête beter mondeling afgenomen worden. De reden hiervan is dat mensen vaak bij een mondelinge enquête of interview diepgaander op de vragen in gaan. Tevens kan de interviewer/enquêteur doorvragen waardoor het juiste antwoord duidelijker naar voren komt, of als de vraag onduidelijk is toelichting geven waardoor mensen niet „zomaar‟ iets invullen.
Bias verminderen: Door de vragen over de persoonlijkheidseigenschappen (zie bijlage 2, vraag 5 en 6) beter te omschrijven worden de antwoorden die er gegeven worden betrouwbaarder, hierdoor ontstaat er minder bias.
Door een deel van de enquête met bovenstaande aanbevelingen nogmaals af te nemen, kan de hoofdvraag beter beantwoordt worden.
49
9 Literatuur H.R. Askew, Treatment behavior problems in dogs and cats. A guide for the small animal veterinarian. Berlin, Germany, 2003 AVRO, Enquête: Hoe belangrijk zijn dieren voor de opvoeding? In: Algemeen Dagblad Nederland, 1999 B.B. Beaver. Canine behavior. Insight and answers. 2009 A. Bos, P. Fuchs. MarketResponse in opdracht van de Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG), 2005. Chomel, B, Hart, L, Kass,P. Weng,H. Risk factors for unsuccesfull dog ownership; an epidemiologic studie in Taiwan. Department of Population Health and Reproduction, School of Veterinary Medicine, University of California. 2006. Daxburry, M, Marder, D. Obtaining a pet: realistic expectations. Veterinary clinics small animal practice. 2008. 1145-1162. H. van der Brandt, J. Versteegh. Dieren gedownload. Een onderzoek naar handel in en aanbod van gezelschapsdieren via internet. In opdracht van Stichting Platform Verantwoord Huisdierbezit. 2006 M. van der Cammen. Huisdieren. In opdracht van Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties. Brussel, 2006 S. Coren, How dogs think. Understanding the canine mind. Blackwell, London, England, 2004 S. Coren, The modern dog. A joyful exploration of how we live with dogs today. New York, USA, 2008. Centraal bureau voor de statistiek . Huishoudens; grootte, samenstelling, positie in het huishouden. 2009 J. Dobbe. Jaarverslag 2008. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren. Den Haag, Nederland, 2009. H. Greven, Aanbevelingen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren. Den Haag, Nederland, 2008 L.A. Pervin, O.P John, Handbook of personality. 1999
S. Gaus, N. Gootjes, Karakter honden, karakter bazen. ‟s-Graveland, Nederland, 2004 S.D. Gosling, O.P. John, Personality dimensions in Nonhuman animals: A cross- species review, American psychological society, nr. 8, 1999
Greenebaum,J. It‟s a dog life: elevating status from pet to “fur baby” at yappy hour. Society & Animals 12:2. Leiden, 2004. M. van Haarlem, A. Shinohara. Dog Welfare Why? Master of Science Animal Biology and Welfare, 2006 S. Hodgson, Puppies voor Dummies. Nijmegen, 2004 M. Hoffmann, Honden. Verzorging en opvoeding. Goede gezondheid, liefdevolle verzorging, maximale levensduur. Groningen, 2006 D. Horwitz, D Mills, S Heath. BSAVA manual of Canine and feline behavioural medicine. Quedgeley, UK, 2002 T.R. Huisman, E.G.M van Klink, P.A.M. Overgaauw, et al. Gedeelde zorg. Feiten & cijfers. Forum welzijn gezelschapsdieren. 2005
50
D. Inez, H. Joke, K. Marie-Laure. Is het ethisch verantwoord buitenlandse asielhonden naar België te importeren nu de asielen in België zo overbevolkt zijn? In opdracht van Sint Lieven Hogeschool. 2006 J. Jansen, Als je mensen leert kennen, ga je van dieren houden. De mogelijkheden van diertherapie in detentie. In opdracht van vakgroep Strafrecht en Criminologie, universiteit Gent, Belgie P. Jensen. The behavioural biology of dogs. Wallingford, UK, 2007 T. Kikusui, M. Nagasawa. Pet dogs rival humans for emotional satisfaction. Azabu University. In: New scientist, 2009 E. Kubinyi, B. Turcsán, A Miklósi, Dog and owner demographic characteristics and dog personality trait associations. Eötvös University, Department of Ethology Budapest, Hongarije, 2009 G. Landsberg, W Hunthausen, L. Ackerman, Handbook of behaviour problems of the dog and cat. 2003 Landelijk informatie Centum Gezelschapsdieren. Hondenbeten. 2007 T. Leuwsha. Wereldwijzer Suriname. Rijswijk, 2008 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Nota dierenwelzijn. 2009 B. Morris, A.G. Holbrook, G. Woodside, Animal companions, consumption experiences, and the marketing of pets. Transcending boundaries in the animal–human distinction. Journal of Business Research, Volume 61, Issue 5, May 2008 De Pers. Amsterdam: meer moslims, dus minder honden. www.depers.nl/opmerkelijk/70769/ meer- moslims-dus-minder-honden.html. 9 juni 2007 Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Wat is en doet een rasvereniging? 2007 Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Rashonden D. Rijnders. De socialisatie van een hond. Kynologisch Adviesbureau Tinley. M. M. Roy, N. J.S. Christenfeld, Do Dogs Resemble Their Owners? University of California Department of Psychology, San Diego. M. Sauwens. Obesitas bij hond en kat: een handleiding voor baasjes. Katholieke Hogeschool Kempen, 2006 Koningin Sophia Vereeniging tot bescherming van dieren. K. Stafford, The welfare of dogs. Dordrecht, Nederland, 2006 Sinco, Beter leren omgaan met jezelf en anderen. 2008. Swarovsky, Ott, Wunderlich, De opvoeding, opleiding en africhting van de hond. 1988 Wikipedia gezocht op hondenvlees. http://nl.wikipedia.org/wiki/Hondenvlees
51
10 Bijlagen Bijlage 1: Significanties behorende bij resultaten enquête In onderstaand tabel worden de P-waardes (significantie) weergegeven van de grafieken en tabellen uit hoofdstuk 5. Een P-waarde < 0.05 betekent dat het verband of verschil significant is. Significantie (P-waarde) .000 .000 .311 .690 .004 .274 .878 .726 .150 .217 .140 .702 .925 .000 .286 .000 .004 .004 .036 .286 .095 .689 .598
Behorende bij: Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4 Tabel 5 Tabel 5 Tabel 6 Tabel 6 Tabel 7 Tabel 7 Tabel 8 Tabel 9 Tabel 10 Tabel 10 Figuur 12 Figuur 13 Figuur 14 Figuur 15 Figuur 16 Figuur 17 Figuur 18 Figuur 19 Figuur 20 Figuur 21
Probleemgedrag ja Probleemgedrag nee Probleemgedrag ja Probleemgedrag nee Probleemgedrag ja Probleemgedrag nee
Probleemgedrag ja Probleemgedrag nee
52
Bijlage 2: Enquête Enquêtevragen omtrent de aanschaf van een hond 1. Welk hondenras heeft u? ……………………..………………………………………………… 2. Hoeveel honden heeft u?…...…………………………………………………………………… Indien u meerdere honden heeft, vul de enquête dan in voor de laatst aangeschafte hond
3. Heeft u eerder een hond gehad?
Ja Nee Zo ja, hoeveel honden heeft u eerder gehad?
1
2
3
4
>4
(Omcirkel het juiste antwoord)
4. Hoe oud was de hond toen u hem/haar aanschafte?
< 8 weken 8 weken – 16 weken 16 weken – 1 jaar > 1 jaar
5. Waarom heeft u specifiek voor dit ras gekozen?
Vanwege het formaat van de hond Vanwege de algehele verschijning van de hond Vanwege het karakter van de hond Vanwege zowel uiterlijk als karakter van de hond Anders, namelijk:………………………………………………………………………… 6. Omcirkel per stelling over uw hond of u het er eens of oneens mee bent: + = eens
+/- = eens noch oneens
De hond is actief De hond is vriendelijk De hond is goed te trainen De hond is agressief De hond is snel bang De hond is dominant De hond is snel onder de indruk
+ + + + + + +
- = oneens
+/+/+/+/+/+/+/-
-
7. Omcirkel per stelling over uzelf of u het er eens of oneens mee bent: + = eens
+/- = eens noch oneens
Ik ben extravert Ik sta open voor nieuwe ervaringen Ik ben zelfverzekerd en een leiderstype Ik ben onrustig en druk Ik ben geduldig Ik ben actief
+ + + + + +
- = oneens
+/+/+/+/+/+/-
-
8. Wat is uw leeftijd? …..………. jaar
53
9. Waar heeft u de hond gekocht?
Erkende fokker Asiel Particulier Uit het buitenland Anders namelijk:…………………………………………………………………..
10. Heeft u bij de aankoop van de hond voldoende informatie gekregen over de verzorging en behoeften van de hond?
Ja Weinig Nee
11. Heeft u, voordat u een hond aanschafte, informatie opgezocht over het ras wat betreft het karakter, beweging, kosten en dergelijke?
Ja Weinig
Nee Zo ja, waar heeft u de informatie vandaan?........................................................... 12. Wat is uw gezinssamenstelling?
Thuiswonend (ga door naar vraag 14) Alleenstaand zonder kinderen(ga door naar vraag 14) Alleenstaand met kinderen (ga door naar vraag 13) Samenwonend/gehuwd zonder kinderen (ga door naar vraag 14) Samenwonend/gehuwd met kinderen (ga door naar vraag 13)
13. In welke mate hebben uw kinderen meebeslist in de aanschaf van de hond?
In sterke mate Enigszins Helemaal niet
14. Hoeveel uur besteedt u of uw familieleden per dag aan uw hond (uitlaten, spelen)?
< dan een uur Ongeveer een uur Tussen een en twee uur > dan twee uur 15. Ervaart u wel eens probleemgedrag bij uw hond?
o o o o o o o o
Nee Ja, namelijk: (meerdere antwoorden mogelijk) Agressie t.o.v. mensen Agressie t.o.v honden Angstig Vernielzuchtig Verlatingsangst Onhandelbaar Dominantie Anders, namelijk:…………….
54
16. Heeft u wel eens een gedragscursus gevolgd met uw hond?
Ja, meteen na de aanschaf van de hond Ja, met de vorige hond wel, maar met deze hond niet Ja, nadat de hond gedragsproblemen ging vertonen
Nee Zo ja, welke cursus heeft u gevolgd (meerdere antwoorden mogelijk): o Beginnerscursus (theoretische cursus voordat u de hond aanschaft) o Puppycursus o Jonge honden cursus o Vervolgcursus (gehoorzaamheid) o Privéles o Hondensport, namelijk:…………………………………………….. Anders, namelijk:…………………………………………………………….
55