Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland Een vergelijking van ontwikkelingen sinds 1880 Cas Wouters In de loop van de twintigste eeuw zijn Amerikaanse jongeren gaan ‘daten’, terwijl Nederlandse jongeren ‘verkering’ kregen. Daarmee werden liefdesrelaties minder formeel, maar waarom wisten Nederlandse jongeren zich uiteindelijk met meer suc‐ ces los te maken van conservatieve seksuele waarden dan hun Amerikaanse leef‐ tijdsgenoten? Samenvattende inleiding Rond 1880 leek de hofmakerij in zowel Nederlandse als Amerikaanse gevestigde kringen sterk op elkaar: de ouders, vooral die van het meisje, hielden alle moge‐ lijkheden tot toenadering onder controle. Daarna kwam in beide landen een emancipatie van jongeren en hun seksualiteit op gang. Op Amerikaanse universi‐ teiten en colleges ontstond dating, een vorm van hofmakerij die een internatio‐ nale voorsprong betekende in die emancipatie. Vanaf de jaren twintig verbreidde dating zich over middelbare scholen. In Nederland verliep deze emancipatie in ongeveer diezelfde periode via de informalisering van (formele) verlovingen en de opkomst van een ‘kennismakingsperiode’ die aan een verloving voorafging: ‘ver‐ kering’. Tussen 1945 en 1965 kwamen de twee ontwikkelingslijnen dichter bij elkaar, vooral door een groeiende populariteit van going steady (verkering) in de VS. Maar na de seksuele revolutie is die voorsprong van de Amerikaanse jeugd omgeslagen in een achterstand: in de VS bleef het traditionele verbod op seks vóór het huwelijk dominant, terwijl het in Nederland in snel tempo uit de geves‐ tigde omgangscode verdween. Niet alleen de machtsverschillen tussen jongeren en hun ouders, maar ook die tussen de sociale klassen, seksen en generaties zijn in de VS groter gebleven dan in Nederland. In dit artikel vergelijk ik de beide trajecten en beantwoord ik de vraag waarom de seksuele revolutie in Nederland zo’n snelle en een zoveel ingrijpender omslag van traditioneel naar progressief heeft gebracht dan in de VS. Daarbij put ik voorna‐ melijk uit manierenboeken en ander adviesmateriaal, aangevuld met bronnen die ertoe dienen om een historische context met een tijdsbeeld te schetsen. Verder maak ik gebruik van mijn studies Seks en de seksen (2005), Informalisering (2008) en De jeugd van tegenwoordig (2012). Ik ontvouw een historische verklaring aan de hand van nationale verschillen in het functioneren van gevestigde coterieën, vooral de regulering van statusconcurrentie en sociale mobiliteit, en breng die in verband met de regulering van tienerseksualiteit.
378
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Invalshoek Het begrip ‘gevestigde coterie’, ook wel good society of high society, gute Gesell‐ schaft, bonne compagnie of beau monde genoemd, verwijst naar de netwerken van mensen in machtscentra en het gezellige sociale verkeer dat ze samen met hun gezinnen onderhouden op bijeenkomsten zoals etentjes, recepties en partijtjes, vaak al gedurende meerdere generaties. De omgangsvormen in deze netwerken zijn dominant: de juiste manieren om relaties aan te gaan en te onderhouden wordt in deze kringen (of in lagere kringen met soortgelijke functies) geconstru‐ eerd en bekrachtigd. Deze netwerken zijn sociaal gelaagd, kennen rang- of status‐ verschillen, een of meer centra met vertakkingen in de provincie. Op al die niveaus hebben gevestigde coterieën en hun omgangsvormen drie functies: (1) een voorbeeldfunctie, (2) een representatiefunctie, en (3) ze reguleren sociale mobiliteit en statusconcurrentie. Kort toegelicht: 1 Omdat hun codes beslissend zijn voor het maken van vrienden en bekenden, voor het vinden van een geschikte huwelijkspartner, en voor het verwerven van invloed en erkenning, dienen ze als voorbeeld voor mensen die sociaal hogerop willen; dit is hun voorbeeldfunctie. 2 Naarmate meer sociale lagen in een samenleving zich emanciperen en sociaal integreren, worden vertegenwoordigers van deze lagen in de gevestigde cote‐ rieën opgenomen, worden hun gevoeligheden ontzien en hun manieren gerespecteerd. Zo veranderen de gevestigde codes in de richting van de geë‐ mancipeerde lagen en representeren ze alle groepen die in hun kringen zijn opgenomen – dit is hun representatiefunctie. 3 Een derde functie van gevestigde coterieën en hun codes is de regulering van sociale mobiliteit en statusconcurrentie. De codes geven vorm aan het gezellige verkeer maar dienen ook als een instrument om hart en nieren te proeven van nieuwkomers en te beslissen over insluiting en uitsluiting: prijzende en misprijzende roddel maakt en breekt reputaties. Gevestigde coterieën zijn des te machtiger naarmate ze de rijen kunnen sluiten en ze hun omgangsvormen verder verfijnen en formaliseren tot een gecompliceerd en gedetailleerd regiem van manieren van introduceren, uitnodigen, bezoeken, ‘jours’ of ont‐ vangdagen, etentjes, enzovoort. Via dat regiem reguleren ze niet alleen het grootste deel van de statusconcurrentie en de sociale mobiliteit, maar ook erotiek, seksualiteit en partnerkeuze. Manierenboeken vormen hiervoor een rijke bron, zij het geen gemakkelijke; de studie ervan is deel van een belang‐ rijke theoretische traditie (zie Elias 2001; Wouters 2008: 28-56; 2012b). Mijn invalshoek voor de hierna volgende historische en internationale vergelijking bestaat uit een viertal balansbegrippen: de machtsbalans, de balans van controles, de balans van formalisering–informalisering, en de lustbalans.1 In de eerste plaats gaat de aandacht uit naar veranderingen in de machtsbalans in de 1
Andere balansen van deze op Norbert Elias (2001) geïnspireerde invalshoek zijn de balans van betrokkenheid en distantie, de wij-ik-balans, en de balans van concurrentie en samenwerking (zie Wouters 2012a).
Sociologie 2013 (9) 3/4
379
Cas Wouters
verhoudingen tussen de sociale klassen, de seksen en de generaties. Het is vrijwel onomstreden dat in de loop van de twintigste eeuw de ongelijkheid in al die ver‐ houdingen is verminderd. Zo lieten ouders zich steeds meer gelegen liggen aan hun dochters en zonen, terwijl de veranderingen in de codes van hofmakerij en seksualiteit een directe weerspiegeling zijn van een minder ongelijke machtsba‐ lans tussen de seksen en de generaties. De balans van externe en interne controles hangt nauw samen met de machtsba‐ lans. In de twintigste eeuw verschoof de nadruk in de balans van controles steeds verder van externe sociale controles naar interne of zelfcontroles. Zo betekende het verdwijnen van chaperonnes het ontstaan van de maatschappelijke verwach‐ ting dat vrouwen in menig opzicht hun eigen chaperonne moesten worden en daarmee verschoof het brandpunt van externe sociale controle naar de zelfcon‐ trole: ‘De enkeling wordt gedwongen zijn gedrag steeds gedifferentieerder, steeds gelijkmatiger en stabieler te reguleren’ (Elias 2001: 583). De derde balans is die van formalisering en informalisering. Het langetermijnpro‐ ces van formalisering van omgangsvormen en disciplinering van mensen verwijst naar het afstemmen van gedrag op steeds strikter en gedetailleerder sociale codes, deels geformaliseerd als wetten en deels als omgangsvormen. Eind negentiende eeuw verloor het formaliseringsproces zijn dominantie aan een informaliserings‐ proces waarin het spectrum van sociaal geaccepteerde alternatieven zich uit‐ breidde en vaste regels tendeerden in de richting van flexibele richtlijnen, al naar gelang de relatie en de situatie. De uitbreiding van opties ging gepaard met nauw‐ keuriger toezicht op de gemaakte keuzen, wat aanzette tot psychische informali‐ sering: toenemende reflexiviteit en flexibiliteit en een ‘emancipatie van emoties’, emancipatie van seksualiteit, een seksualiseringsproces. Ten slotte de lustbalans, die tussen seks en liefde, tussen de sociaal geaccepteerde uitingen van het verlangen naar seksuele bevrediging en naar duurzame relatio‐ nele intimiteit. Sinds ongeveer 1880 is de traditionele lustbalans verschoven van een lustgedomineerde seksualiteit voor mannen en een complementaire (lief‐ des)relatiegebonden seksualiteit voor vrouwen in de richting van een ‘seksualise‐ ring van liefde’ en een ‘erotisering van seks’ (Seidman 1991). Dit bracht gevarieer‐ der antwoorden op de lustbalansvraag: wanneer en in welke relaties zijn (welke vormen van) erotiek en seksualiteit geoorloofd en gewenst? Overeenkomsten in hofmakerij tussen de VS en Nederland rond 1880 In de gevestigde kringen van Europa en de VS gold de verloving als een ceremoni‐ ele publieke trouwbelofte en tegelijk een nadere kennismakingstijd, want vóór de verloving werden jonge meisjes gechaperonneerd. Jongelui konden elkaar ont‐ moeten op besloten bijeenkomsten zoals etentjes, partijtjes en bals die door de ouders of door anderen van hun generatie en sociale klasse werden georganiseerd. Wie op een bal met een meisje wilde dansen, moest haar kennen. Was dat niet het geval, dan gold de regel dat hij zich eerst moest laten voorstellen door iemand die haar wel kende. De jongeman die meer dan twee keer met een meisje danste, gaf aanleiding tot de veronderstelling een oogje op het meisje te hebben en dat wekte
380
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
verwachtingen en dus ook verplichtingen. Wanneer een jongeman haar beter wilde leren kennen, dan moest hij zien uitgenodigd te worden op de ‘jour’ van de moeder. Als dat lukte en de jongeman in de smaak viel, werd hij uitgenodigd nog eens te komen en een volgende stap was een uitnodiging op een ander tijdstip dan de ontvangdag. Naarmate zijn bezoeken talrijker werden, steeg de verwachting dat ze zouden uitmonden in een huwelijksaanzoek: ‘If after a reasonable time no proposal of marriage is made, it would be well to let the friendship pass with the melting of the winter snows or the falling of the autumn leaves, according to the season’ (Wade 1924: 116). Deze beschrijving toont hoezeer de aanloop naar een verloving een openbaar karakter had en hoe iedere stap in die richting nauwlet‐ tend werd gadegeslagen dan wel verhinderd door de familie van het meisje. Wanneer hij een aanzoek deed dat zij en haar ouders accepteerden, dan diende het paar zich eerst te verloven alvorens te trouwen. De terloopse erkenning ‘In één maand van het huwelijk leert men elkaar overigens beter kennen dan in een jaar van het engagement’ (ECvdM 1911: 112) onderstreept dat de verloving niet erg voldeed als kennismakingsperiode, omdat het paar ook dan doorgaans werd gechaperonneerd. Toch waren er wel momenten waarop het paar de gelegenheid te baat kon nemen elkaar ook lijfelijk beter te leren kennen en vanwege de ver‐ wachting dat zoiets zou gebeuren, gold de regel: ‘De goede toon wil dat het meisje de verloving afbreekt. Een jongmensch, die zijn aanstaande bedankt heet een lomperd. Het is een vorm, meer niet, een doekje voor ’t bloeden’ (ECvdM 1911: 114). Niettemin, ‘de jongeman mag de verbreking slechts uitlokken’ (ECvdM 1917: 114-115). Voor een meisje betekende een verloving en dan een huwelijk niet alleen het begin van haar bestemming in het gezinsleven, maar ook het begin van een ‘car‐ rière’ in het gezelligheidsleven. Andere respectabele en dus acceptabele carrières voor vrouwen waren er eigenlijk niet, ook niet omdat een gerespecteerde vrouw zich niet buiten het besloten gezellige circuit hoorde te begeven. Eind negen‐ tiende eeuw was dit zowel in Europa als in de VS het heersende regiem van hof‐ makerij (Wouters 2005). Maar vervolgens ‘[…] verbreidden zich overal in het maatschappelijke leven nieuwe mogelijk‐ heden voor respectabele vrouwen om ontmoetingen af te spreken in publieke gelegenheden buiten hun eigen huizen. Eethuisjes, de opkomst van theesa‐ lons, het vervoer per bus, zelfs een voorziening als openbare toiletten voor vrouwen waren voor het bevrijden van middenklassenvrouwen uit het strikte sociale ritueel alle even belangrijk als de geleidelijke erosie van het chaperon‐ neren. Het contact per telefoon en de latere mobiliteit die auto’s met zich brachten, ondermijnde de formeelste delen van de omgangsvormen’ (Davi‐ doff 1973: 67). Ook de komst van de fiets en bepaalde sporten boden nieuwe mogelijkheden voor jonge vrouwen om onder de voortdurende hoede van hun moeders uit te komen. In sommige landen (en klassen) speelde gemengd onderwijs – co-educatie – een rol in de opkomst van ‘alternatieve voorbeelden van vrouwelijkheid’ en alterna‐ tieve carrières dan die binnen het mondaine gezelligheidsleven (Curtin 1987:
Sociologie 2013 (9) 3/4
381
Cas Wouters
243-244). In zowel Europa als de VS verminderden de machtsverschillen tussen de generaties en voltrok zich een emancipatie van jongeren en hun seksualiteit. De VS: het datingsysteem en zijn sociale erfenis De afwijzing van dating en petting in de sociale bovenlaag Tussen 1880 en 1920 gingen jonge mensen overal in de VS steeds vaker afspraak‐ jes maken om samen uit te gaan, ze noemden het dating. Dat betekende een aan‐ tasting van de traditie te chaperonneren en ook van calling, het gebruik dat een jongeman het meisje dat hij wil leren kennen bij haar moeder thuis opzoekt. Tegen het midden van de jaren twintig bevatte vrijwel elk Amerikaans manieren‐ boek adviezen over datingpraktijken. Het was een jeugdcode, openlijk strijdig met de code van ‘calling’ die voorzag in gechaperonneerde ontmoetingen ter voorbe‐ reiding op eerst een verloving en dan een huwelijk. Maar in de bovenlagen hielden ouders langer vast aan calling. In reactie op de groei van groepen nieuwe rijken gingen ze er zelfs strenger op toezien dat hun dochters slechts ‘geschikte kandidaten’ konden ontmoeten (Curtin 1987: 243). Daarom zette de versoepeling zich het eerst door in de middenklassen en bleef de traditionele formele code in hogere kringen langer gehandhaafd. Onder de auteurs van manierenboeken waren Emily Post en Amy Vanderbilt de meest geprononceerde vertegenwoordigers van die kringen. Emily Post gaat in de eerste uitgave van haar beroemde manierenboek uit 1922 volledig voorbij aan dating en aan het daarbij gangbare petting – omhelzen, zoenen, voelen. In de editie uit 1931 verklaart ze dat het onderwerp ‘ver buiten het gebied van de etiquette ligt – zo ver erbuiten dat het net zomin een plaats heeft in de beschaafde kringen als alle andere handelingen die goedkoop, promiscue of vulgair zijn’ (Emily Post 1931: 297). Mevrouw Post bleef ook lang tweeslachtig conservatief over de versoepeling van het chaperonneren. In de editie van haar boek uit 1937 is één kant van die ambi‐ valentie vertegenwoordigd in het standpunt dat ‘de enige chaperonne van waarde bestaat uit de vaardigheid van het jonge meisje om zichzelf doeltreffend te chape‐ ronneren’. Deze trend naar bescherming door zelfcontrole loochent ze niettemin door aan de noodzaak te chaperonneren vast te houden uit angst voor het gerod‐ del van Mrs. Grundy, haar personificatie van externe sociale controle. Bovendien schoot haar vertrouwen in de interne controle van jonge meisjes tekort: ‘Iedere poging fatsoensregels te geven aan een jonge vrouw die een man alleen thuis bezoekt, komt neer op een poging uit te leggen hoe een vlam te houden bij een zeer explosief middel [...] wanneer er althans sprake is van een zekere aantrek‐ kingskracht tussen de vrouw en de man’ (Emily Post 1937: 358). In de editie uit 1960 is deze paragraaf geschrapt, maar toch blijft het chaperonneren van ver‐ loofde stellen geboden, ook volgens Amy Vanderbilt in de edities uit 1952 en 1963 van haar beroemde manierenboek: ‘In gegoede kringen [society] behoren verloofde stellen van elke leeftijd gechaperonneerd te worden’ (1952: 126; 1963: 13).
382
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Terwijl Post en Vanderbilt de formele (volwassenen) code bleven vertegenwoordi‐ gen, bespraken de meeste auteurs de meer informele jongerencode. De auteur van een adviesboek voor meisjes die gingen studeren en als nieuwkomers op de cam‐ pus ‘nog een avontuur zijn voor de mannen’, sprak mevrouw Post regelrecht tegen: ‘Uiteraard wil je de voordelen van die nieuwigheid zoveel mogelijk uitbuiten. Doe je dat goed, dan kun je de grondslag leggen voor een populariteit die alle vier de universiteitsjaren op campus voortduurt. Als je vaak dates hebt, krijg je veel gelegenheid tot necking, ook al beweert Emily Post dat petting niet thuishoort in beschaafde kringen. Mannelijke studenten hebben haar boek blijkbaar nooit gelezen [...] Stuk voor stuk zijn ze oprecht nieuwsgierig of je een “heet nummer” bent of een “kouwe kikker”’ (Eldridge 1936: 176). In deze spot met mevrouw Post klinkt een ondertoon van klassenstrijd: naast het triomfantelijke gevoel dat de bovenlagen niet zijn opgewassen tegen de (midden‐ klassen-)jongerensolidariteit klinkt het verwijt dat de ‘fashionable set’ niet weet wat er in het ‘echte leven’ te koop is. Uit de spot spreekt een gevoel van bevrijding van het juk van de rigide tradities van de oude gevestigden. In een land dat werd gekenmerkt door een felle statusconcurrentie bracht de vestiging van het dating‐ systeem het gevoel een emancipatiestrijd te winnen; vooral daardoor groeide dating uit tot een trots symbool van nationale vrijheid. Het ontstaan van het Amerikaanse datingsysteem In haar studie van dating veronderstelt Beth Bailey een overgangsperiode waarin een man bij een meisje thuis aanbelt in de veronderstelling dat hij een bezoek gaat afleggen (call), terwijl zij klaar staat voor een date en dus verwacht te worden meegenomen naar een of andere openbare gelegenheid voor commercieel ver‐ maak. Tegen het midden van de jaren twintig had dating het oude systeem van calling bijna geheel vervangen. Dating hield in dat ouders hun gezag evenals hun controle over de hofmakerij van hun dochters overdroegen aan jonge mannen. De oudere generatie verloor daar‐ mee controle over de jongere en dat werd weerspiegeld in de nieuwe omgangsvor‐ men en -idealen van jongeren. Daarop hebben jonge mannen hun stempel gedrukt. Vrouwen werden onafhankelijker van ouders, maar afhankelijker van mannen die hen fêteerden. Mannen traden op als gastheer, zij betaalden, namen het initiatief en eigenden zich de macht van die positie toe. Zo bracht dating een verandering in de balans van macht en controle in de verhouding tussen de sek‐ sen en de generaties. Het bevrijdde jongeren van de strikte ouderlijke controle en het bood de seksen een vrijere toegang tot elkaar, wat al gauw leidde tot een emancipatie van seksualiteit. Op grond van dit novum bloeide een jeugdcultuur op die beperkt bleef tot de VS, in tegenstelling tot de tweede jeugdcultuur die zich in de jaren zestig over het hele ‘Westen’ uitstrekte. De sociogenese van het datingregiem kan worden gevat in de volgende zes uniek Amerikaanse kenmerken zoals die zich in hofmakerij en vrijages ontwikkelden:
Sociologie 2013 (9) 3/4
383
Cas Wouters
1
2
3
384
Dating ontstond op de gemengde (co-educatie) colleges en hun campussen. Deze unieke jeugddorpen waren de (thuis)basis van de jongerenemancipatie. In de jaren twintig, toen twee derde van alle studenten op zo’n campus woonde, waren ze uitgegroeid tot ware centra van jongerenmacht. In onder‐ linge solidariteit tegen oudere generaties kwamen een eigen jeugdcultuur en nieuwe vormen van hofmakerij tot ontwikkeling. In een studie hiervan toont Paula Fass (1977: 290) hoe de jeugd zich richtte ‘op niet-traditionele institu‐ ties – leeftijdsgenoten eerder dan ouders, films eerder dan de lokale gemeen‐ schap’. De onderhandelingen tussen de generaties resulteerden ook in nieuwe fat‐ soensregels: ‘Alle colleges van naam eisen tegenwoordig dat er een keur van patronessen hun opwachting maakt op de dispuutsfeesten om met hun aan‐ wezigheid en goede naam te garanderen dat het decorum van een particulier bal er wordt bewaard’ (Wade 1924: 272). De jongelui ontwikkelden echter tal‐ rijke manieren om aan dat toezicht te ontsnappen: ‘De chaperonnes werden uitgenodigd en naar de geriefelijke salon geleid, waar ze losjes aan de praat werden gehouden (vaak de taak van groentjes), uit het zicht en het gehoor van wat er werkelijk gebeurde in de danszaaltjes, feestruimten en buiten op het onverlichte terrein’ (Fass 1977: 196). Ontsnappen aan toezicht kon zo uitgroeien tot een spannend erotisch en seksueel ingrediënt van vrijages. Seks werd al gauw het belangrijkste en openlijk besproken geschilpunt tussen jongeren en hun ouders. Discussies over de vraag ‘hoever te gaan’ voorbij zoe‐ nen, gingen vooral over necking en petting. Hand vasthouden en kussen en strelingen boven de hals raakten algemeen bekend als necking, strelingen daarbeneden als petting. Het compromis was een jeugdcode die een zekere seksualiteit toestond, maar uitdrukkelijk niet de ‘huwelijksdaad’, zodat de betekenis van petting zich al gauw uitstrekte tot ‘elke streling die getrouwde paren kennen met uitzondering van volledige seksuele gemeenschap’ (Bailey 1988: 79-80). De jeugdcode raakte zo zowel op seks als op het huwelijk gericht. Als de jeugd zich hield aan de volwassen code door volledige seks voor het huwelijk te bewaren, dan kende de seks overeenkomstig de jongerencode nauwelijks langetermijnrisico. De campus was immers een tijdelijke en aparte gemeenschap. Zo werd petting al gauw een vast gebruik en een noodzakelijke demonstratie van onderlinge solidariteit. ‘Het zich overgeven aan erotische verkenningen was vaak een groepsgebeuren’, schrijft Paula Fass. ‘Het petting‐ feestje’, concludeert ze, ‘dwong tot zowel erotische verkenningen als tot beheersing van het seksueel verlangen’ (1977: 266). Met meerdere partners uitgaan gold als de juiste voorbereiding op de keuze van een huwelijkspartner, als de tijd daar rijp voor was. Going steady werd ontraden als een praktijk van lafaards en jaloerse mietjes zonder de moed om rond te winkelen. ‘Rondwinkelen’ en het hebben van minimaal een dozijn vrienden of vriendinnen werd aanbevolen. Een date was dan ook niet exclu‐ sief, integendeel, het was juist de bedoeling om met talrijke partners gelijktij‐ dig verhoudingen te hebben. Zo ontwikkelde een date zich tot een soort scharrel voor de duur van de date waarbij iedere gedachte aan een huwelijk
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
4
5
ontbrak. Ook elke afzonderlijke date was dus ‘zonder enig belangrijk langeter‐ mijnrisico’. Uit de hevige concurrentie om dates en de frequente wisseling van dating‐ partners is het ritueel van the line ontstaan: goed gerepeteerde en vaak gebruikte formuleringen die in het begin van een contact worden ingezet om te vleien en te charmeren: ‘In plaats van enkel “Je ziet er goed uit vanavond” zou je met een diep geroerde baritonstem kunnen zeggen: “Die blauwe scha‐ duw maakt dat je ogen me innig raken”’ (Jonathan 1938: 98-99). Inderdaad: ‘Een zekere mate van overdrijving is gebruikelijk tussen jongens en meisjes’ (McGinnis 1968: 100). Ook daten kent dus die traditie van overdrijven en opscheppen die kenmerkend is voor vrijwel alle Amerikaanse onderhandelin‐ gen en voor de felle open concurrentie in dit land (Wouters 2005; 2008). Na 1945, toen onder tieners going steady toch populair raakte, was dating al zodanig ingesleten dat going steady werd voorgesteld als iets tijdelijks: de jongelui gingen in en uit de datingcirculatie. Zo werd going steady in het datingsysteem geïntegreerd. Omdat jongens necking of petting verwachtten, moesten meisjes leren ‘hoe het “jazztijdperk” halverwege tegemoet te komen zonder ook maar één van de oude gezinsstandaarden te vernietigen’ (Schlesinger 1946: 54). Deze balan‐ ceerkunst herinnerde Margaret Mead aan een strofe uit de vroege jaren twin‐ tig: ‘Won’t somebody give me some good advice on how to be naughty and still be nice?’ (1950: 291). Mead liet overtuigend zien hoezeer jongens en meisjes tijdens een date voortdurend moesten ‘demonstreren een seksueel spel te kunnen spelen – en te winnen. Hoe jonger ze dit spel van incomplete, beheerste overgave aan impulsen leren spelen, des te perfecter ze het kunnen leren’ (1950: 292). Deze dwang tot het beheerst loslaten van zelfcontroles zette aan tot een toename van raffinement en subtiliteit in het navigeren ‘tussen de rotsen van preutsheid en koketterie’ (Hemphill 1999: 110), want om ‘te blijven winnen, moet zij uiterst beminnelijk weten te laveren tussen toegeven en afhouden’ (Gorer 1948: 116). Door de opkomst van dating werd de ouderlijke macht over dochters deels aan jonge mannen overgedragen en daarom zal hun invloed bij het vormen van datingcodes doorslaggevend zijn geweest. Zo behoorde het tot de nieuwe omgangsvormen dat meisjes niet voor zichzelf hoorden te betalen, ook al hadden ze geld genoeg. Betalen deed hun gastheer en het geld dat een man uitgaf op een date schiep verplichtingen, verschafte een zeker recht op seksu‐ ele gunsten: ‘hoe meer geld een man spendeerde, des te meer petting een meisje hem was verschuldigd’, en ‘“leuke meisjes” zijn duur’ (Bailey 1988: 81, 23). Volgens het adagium boys will be boys was het voor jonge mannen ‘natuurlijk’ om hun verlangen naar seksuele handelingen in daden om te willen zetten. Een dispuutgezegde uit de jaren twintig: ‘Als een meisje niet pet, heeft een jongen haar niet goed overrompeld’ (Stearns en Knapp 1992: 786). Meisjes werden verantwoordelijk gesteld voor seksuele zelfbeheersing: een jongeman kon een meisje aansprakelijk stellen voor alle seksuele handelingen, onge‐ vraagd dan wel ongewenst, want óf ze had geen duidelijke grenzen gesteld (of
Sociologie 2013 (9) 3/4
385
Cas Wouters
6
386
niet tijdig genoeg), óf ze was niet echt fatsoenlijk. Zo werd het vergoelijkende boys will be boys geïntegreerd in de datingcode. Beth Bailey wijst erop dat deze code tevens leidde tot een instrumentele en commerciële houding ten opzichte van vrouwen. De collegecodes van de jaren twintig verbreidden zich in de jaren dertig over middelbare scholen en ‘in de jaren veertig zeiden jongens uit de middenklas‐ sen dat ze net zo ver gingen met petting als hun date toeliet, zo niet verder, terwijl ze de hele ervaring beschreven als “een geintje” of “haar te grazen nemen”’ (Stearns en Knapp 1992: 786). Dating groeide algauw uit tot een wedstrijd in populariteit: iedere date en iedere persoon telde en werd gewogen ter bepaling van iemands koerswaarde, waardoor dating werd gekenmerkt door een typisch mengsel van rivaliserend conformisme. Dat bleek onder meer in bepaalde woorden en gebruiken bij het dansen: stag line, cutting in, getting stuck. Ook bij het dansen telde ieder meisje, iedere dans en iedere jongen die ‘inbrak’ na een rondje dansen door de jongen met wie het meisje ronddanste op de schouder te tikken ten teken dat hij zijn danspartner moest afstaan. Hij moest dan uiterlijk na nog één rondje terug in de ‘bokkenrij’ (stag line) en mocht niet ‘inbreken’ (cutting in) bij het‐ zelfde meisje voordat ze weer met een andere jongen had gedanst. Rivaliteit en succes waren tijdens het dansen duidelijk zichtbaar. Als niemand ‘inbrak’ liep het meisje vast (getting stuck), een schrikbeeld. ‘Succes bestond uit de populariteit die meisjes van de ene partner op de andere deed ronddansen. Een etiquetteboek uit 1936 raadt meisjes aan ‘ernaar te streven een “eenkeer-rond”-meisje (once-arounder) te worden, dus nooit langer met dezelfde partner te kunnen dansen dan voor één dansrondje’ (geciteerd in Bailey 1988: 31). In de jaren dertig was dating een wedstrijd geworden in het opdoen van de hoogste graad van lichamelijke opwinding. Dating werd steeds meer ‘vermaak en ontlading van lichamelijke spanningen’ en zoenen iets waarvoor ‘geen enkele toewijding of overgave van de gehele persoonlijkheid nodig was’ (Wal‐ ler 1937: 728). Binnen deze jeugdcultuur werd een jonge vrouw ‘geschat naar het consumptieniveau dat ze kon opeisen (hoeveel ze “waard” was) en de jon‐ geman naar het consumptieniveau dat hij kon verschaffen’ (Bailey 1988: 58). Zo groeide dating uit tot ‘een competitieve bedrijvigheid die werd beheerst door geld en het elkaar overtroeven in consumptie’ (Caldwell 1999: 229). De groepsdwang van leeftijdgenoten verplichtte tot deze populariteitswed‐ strijd. Je moest een koerswaarde hebben (to rate) om een date te kunnen krij‐ gen en je moest dates hebben om koerswaarde te krijgen. Door deze cirkel met succes vol te houden werd je populair. ‘Om populair te blijven moest je concurreren [...] en populariteit was de basis om te kunnen concurreren’ (Bai‐ ley 1988: 30). Deze wedijver in paying and petting legde tegelijk ‘de basis voor een emotioneel gemankeerd kat-en-muisspel van geënsceneerde verleidingen en van “scoren”’ (Fass 1977: 271) en actualiseerde de speurtocht naar licha‐ melijke opwinding voortdurend.
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
De sociale erfenis van het datingsysteem: de teloorgang van een voorsprong Sinds de jaren zestig leidde de instrumentele en commerciële houding van paying and petting tot een groeiende markt voor commerciële seks. Ook wat in 2005 werd geïdentificeerd als een raunch culture met een massa female chauvinist pigs (Levy 2007), lijkt een sociale erfenis van paying and petting. Het uitbaten en beta‐ len voor seks in tamelijk vluchtige, commerciële en instrumentele relaties kan gezien worden als een voortzetting van gedrag dat bij dating op hoge prijs werd gesteld. Wie deze commercialisering van seks wil begrijpen stelt zich in feite de vraag waarom vrouwen hebben toegestaan dat dating en seks aan geld werden gekop‐ peld. Een antwoord volgt uit een vergelijking met de tweede internationale jeugd‐ cultuur in de jaren zestig. Die werd spoedig gevolgd door een golf van vrouwen‐ emancipatie. In de jaren zeventig kreeg de emancipatiebeweging van jongeren en hun seksualiteit in alle westerse landen felle concurrentie van een vrouwenbewe‐ ging die zich krachtig keerde tegen seksueel geweld en overheersing door man‐ nen. In de VS van de jaren twintig bleef zo’n vrouwenbeweging achterwege. De datingcodes, vooral de paying- en pettingcodes, demonstreren dat. Het doorbre‐ ken van het taboe dat de oudere generatie op seksualiteit legde, was een gemeen‐ schappelijk belang van meisjes zowel als jongens. Maar de vraag onder welke voorwaarden welke seksuele handeling is toegestaan, is duidelijk beslist in het voordeel van jonge mannen. In die zin zijn de dating-, paying- en pettingcodes een directe weerspiegeling van de ongelijke machtsverhouding tussen de seksen uit die tijd. Dat petting in de jaren twintig geleidelijk sociaal aanvaard raakte, maar ‘de daad’ uitdrukkelijk was uitgesloten (en condooms illegaal waren en moeilijk verkrijg‐ baar) heeft waarschijnlijk betekend dat de seksuele opwinding en de seksuele experimenten die aanvankelijk op zoenen en op borsten waren geconcentreerd, zich geleidelijk hebben uitgestrekt naar wederzijdse masturbatie en orale seks. Ergens in de loop van dit proces is ‘de daad’ het voornaamste criterium geworden en vervolgens vrijwel het enige om te bepalen of jongeren zich hielden aan de code van volwassenen. Te leven naar zowel de jeugdcode als naar de volwassenen‐ code betekende in feite het hanteren van een dubbele code: één voor momenten van plezier en één voor momenten van verantwoordelijkheid, één voor de col‐ legejongen en zijn vlam (seks) en één voor de volwassen man en zijn geliefde (liefde). De brug tussen beide codes raakte bekend als ‘technische maagdelijkheid’ en ‘technische trouw’. Rond 1980, toen dating nog een gevestigde institutie was, ontstond er onder druk van de vrouwenbeweging een aparte code voor een zakelijke omgang op het werk. In die tijd lagen mannen onder vuur vanwege seksuele intimidaties en zo ont‐ stond er vrijwel overal in het Westen een taboe op toenaderingspogingen tegen‐ over iemand in een ondergeschikte positie. Maar in de VS werd vrijwel elke vorm van flirten op het werk als seksuele intimidatie uitgebannen. Dit bracht een ver‐ takking van de oude dubbele moraal. Op het werk werd die tijdelijk buiten wer‐ king gesteld, maar daarbuiten moesten vrouwen zich er als vanouds tegen wapenen. Zo kwam de mannelijke dominantie dus tot uitdrukking in een drievou‐ dige dubbele moraal, de eerste tussen mannen en vrouwen, de tweede tussen de
Sociologie 2013 (9) 3/4
387
Cas Wouters
jongeren en volwassenen, de derde tussen mannen en vrouwen tijdens werkuren en daarbuiten, op dates of thuis in de second shift (Hochschild 1989). De eens aan Amerikaanse vrouwen toegeschreven voorsprong in vrijheid en onafhankelijkheid lijkt op het werk te zijn behouden, zij het tegen een hoge prijs, maar daarbuiten verdwenen. Dit is deels de sociale erfenis van het datingregiem. In de jaren twintig is het nog vanzelfsprekende mannelijke overwicht in de datingcodes en -idealen geformali‐ seerd en geïnternaliseerd, opgenomen in de Amerikaanse habitus (zie Wouters 2008: 226-250; Wouters 2011). Als trots symbool van Amerikaanse vrijheid is dat regiem in volgende jaren als het ware gefossiliseerd. Daarmee verstarde ook de oude dubbele moraal, terwijl die in Europese landen als Duitsland, Engeland en Nederland op den duur in kracht afnam. Ten tijde van de tweede jeugdcultuur, toen de jongerenemancipatie al vrij spoedig werd gevolgd door een beweging voor vrouwenemancipatie, heeft deze verstarring ertoe geleid dat de vrouwenbeweging in de VS voor een zwaardere taak stond dan in Europese landen. Wat eens een voorsprong was in de emancipatie van jongeren en hun seksualiteit, was verkeerd in een achterstand in de emancipatie van vrouwen en die van jongeren – een voorbeeld van ‘de wet van de remmende voorsprong’. Het openlijk naast elkaar bestaan van een jongerencode en een volwassenencode verklaart ook ten dele waarom de behoefte aan chaperonnes tot in de jaren veer‐ tig bleef voortbestaan, langer dan in Europa. De formalisering en internalisering van het datingregiem betekent de voortzetting van méér vertrouwen in externe sociale controle en minder in zelfcontrole. Dit lijkt een procescontinuïteit: opeen‐ volgende generaties van ouders die toezicht eisen op het gedrag van hun tieners omdat ze denken dat de jeugd wordt gedreven door hormonen die aanzetten tot onverantwoordelijke seksuele uitspattingen waardoor ze nog geen liefdesrelaties aankunnen. Deze opvatting bekrachtigde de oude dubbele standaard – een voor de collegejongen en zijn vlam (seks en plezier) en een voor de volwassen man en zijn geliefde (liefde en verantwoordelijkheid). Doordat ouders toezicht eisten en tegelijkertijd weinig vertrouwen toonden in het vermogen van tieners om zichzelf te beheersen, kregen die tieners een alibi om aan dat toezicht te ontsnappen. Het schiep een klimaat ‘waarin de kans groot is dat ze hun eerste seksuele ervaring opdoen in situaties waarin ze zichzelf het minst onder controle hebben, nauwelijks hun verstand gebruiken en er weinig kans bestaat dat ze een emotioneel intieme ervaring opdoen: op feestjes en dron‐ ken’ (Schalet 2003: 255). Zo bevestigen ze het beeld van tienerseks als een mij‐ nenveld van gierende hormonen. Bovendien hanteren ouders van oudsher de strategie van ‘niks vragen, niks zeg‐ gen’ die door lippendienst te bewijzen aan de formele regel de informele praktijk negeert. Bijvoorbeeld: ‘Officieel mag Lisa, die nog vijftien is, geen dates afspreken voordat ze zestien is, maar Lisa heeft een vriend: “Ja, [mijn ouders] weten het wel maar ze zeggen er eigenlijk niks van. Ze zien het door de vingers, ofzo, denk ik”.’ En Carolien zei: ‘Zelfs als ik seks heb, willen ze dat niet weten’ (Schalet 2003: 163,169). Deze strategie ‘is deel van een algemeen beleid dat het seksuele rijpen van tienermeisjes negeert. Het goede meisje dat de meeste meisjes willen zijn en de meeste ouders willen grootbrengen, heeft zodoende geen seksuele identiteit’
388
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
(Schalet 2003: 196). Zo’n beleid van ‘niks vragen, niks zeggen’ is typerend voor een relatief ongelijke machtsbalans en voor externe sociale controles met voor zowel ouders als kinderen voldoende ruimte (en hypocrisie) om althans in naam de gevestigde regels en idealen na te leven. Nederland: de ontwikkeling van ‘rekken en erbij blijven’ In Nederland waren alle genoemde kenmerken van het datingsysteem afwezig, net als in Engeland, Duitsland of andere Europese landen. Er bestonden geen jeugddorpen, geen rating en dating, nauwelijks enige generatiesolidariteit en geen open concurrentie in populariteit of ‘scoren’. In de eerste helft van de twintigste eeuw werden hier de mogelijkheden voor jonge ongehuwde mensen om elkaar te omarmen, te zoenen en te voelen nauwelijks besproken, en zeker niet zo openlijk als in de VS. Toch, in dezelfde decennia als die waarin dating zich daar vestigde, versoepelden ook in Nederland de regels voor hofmakerij en kregen jonge man‐ nen en vrouwen meer bewegingsvrijheid om elkaar vóór een verloving zonder toe‐ zicht van ouders en chaperonnes te leren kennen. De auteur van een gerenommeerd manierenboek schrijft: ‘Vroeger was de dochter de schaduw der moeder, en steeds onder hare hoede. […] Het jongemeisje van heden heeft bijna evenveel vrijheid als een getrouwde vrouw’ (ECvdM 1912: 268). Net als in de Amerikaanse manierenboeken maar in tegenstelling tot de Engelse wordt deze emancipatie in verband gebracht met co-educatie. De auteur van een ander manierenboek plaatst de gewonnen vrijheid eveneens in dit verband: ‘Dank zij de co-educatie heerscht in ons land in het algemeen eene prettige aangename toon tusschen de jonge meisjes en de jongelui, voor het meerendeel vrij van de smetten van affectatie en gemanierdheid’ (Viroflay 1916: 83-84). In Engeland bestond er vrijwel alleen op basisscholen co-educatie, dus voor kinderen onder de twaalf. In tegenstelling tot zowel Engelse als Amerikaanse manierenboeken bevatten de Nederlandse informatie over verlovingen. De auteur van een manierenboek uit 1912 schrijft dat ‘zich samen in publiek te vertoonen’ een manier is om een verlo‐ ving bekend te maken, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat dit nu ‘uit den tijd’ is omdat ‘jonge meisjes niet meer zoo zorgvuldig uit de buurt der jonge man‐ nen worden gehouden als in den ouden tijd’ (Rappard 1912: 73). De vrijere omgang betekende ook dat de jongelui elkaar vaker konden zien zonder trouwbe‐ loften te verwachten: ‘Indien eenige jaren geleden een jonge man een jongmeisje van een soireetje thuisbracht en dat gebeurde bijvoorbeeld drie, vier maal door denzelfde, dan wisten vader en moeder al hoe laat het was, of ze haastten zich om er een stokje voor te steken. In onze dagen knoopt men aan dit samengaan geen gevolgtrekkingen meer vast en de meisjes die het wel doen, zullen nog menige teleurstelling ondervinden’ (ECvdM 1912: 180).
Sociologie 2013 (9) 3/4
389
Cas Wouters
Seksualiteit en verloven: tussen kennismaking en huwelijksbelofte De adviezen in manierenboeken inzake seksualiteit waren ambivalent. Ze maken duidelijk dat een verloofd stel niet te ver moest gaan, maar ook dat juist dit vaak gebeurde: ‘Maar de volledige uitdrukking van die liefde moet bewaard worden voor den echtgenoot. Wisselt men te veel kussen in den verlovingstijd, dan heeft het kussen geen waarde meer in het huwelijk’ (Staffe ca. 1905: 98). Een verloofd meisje: ‘toone wel dat zijn bijzijn haar boven alles gaat en dat ze niets liever wenscht dan voor altoos met hem vereenigd te zijn, maar zoeke daarvoor niet de een‐ zaamheid of geheimzinnige plaatsen. Dit mag in ’t begin den jongeling beha‐ gen, spoedig echter krijgt hij er een afkeer van en zij daalt in zijne achting’ (Seidler ca. 1911-15: 75). Van een verloofd meisje werd dus ongeveer hetzelfde verwacht als van een Ameri‐ kaans meisje bij het daten: beminnelijk laveren tussen toegeven en volharden. Eind negentiende eeuw rijst er twijfel over de verloving als plechtige huwelijksbe‐ lofte. Dat blijkt uit waarschuwingen tegen te korte verlovingen omdat die aanlei‐ ding konden geven tot ‘wantrouwen […] over de motieven van haar verloofde’ (Engelberts 1890: 78). Die motieven waren omhelzen en zoenen en voelen. Ze verklaren ook waarschuwingen tegen de lichtzinnige ‘beau’ en de ‘kokette’ met een geschiedenis van verbroken verlovingen (A 1894: 27) en tegen officiële of publieke aankondigingen van een verloving, zoals in een dagblad, ‘want de wereld is nu eenmaal wat goedlachsch, en hoe meer drukte van een verlovingsreceptie is gemaakt, des te belachelijker worden de betrokken personen in de oogen der wereld, als de band weer verbroken wordt’ (Van Woude 1898: 25). Uit deze woorden klinkt pragmatische berusting. Rond de eeuwwisseling hebben ouders kennelijk al veel macht over hun kinderen verloren. Zij kunnen een verlo‐ ving nog wel verhinderen, maar ze kunnen het stel er niet meer van weerhouden om te zoenen en te voelen noch om vervolgens de trouwbelofte te verbreken. Door een verloving minder nadrukkelijk als een plechtige trouwbelofte te beschouwen en meer als een nadere kennismaking, gaven ouders hun machtsver‐ lies impliciet toe. In de vroege jaren twintig blijkt de toegenomen onzekerheid over de onverbreek‐ baarheid van een verloving uit de raad om twee losse kaartjes te sturen om een verloving aan te kondigen. De reden daarvoor luidt eenvoudig: als de aanvanke‐ lijke verbintenis verbroken wordt, ‘is het niet prettig zoo er hier of daar nog een verlovingskaart bewaard wordt of rondzwerft’ (Margaretha 1921: 118-119). Al luidde het advies er niet te veel ophef over te maken, toch bleef een verloving een serieuze aangelegenheid: vrienden en verwanten gaven cadeaus, er moesten bezoeken worden afgelegd en ontvangen, terwijl het paar bij het onverhoopt ver‐ breken van de verloving alle cadeaus en liefdesbrieven aan elkaar hoorden terug te geven.
390
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Spreken over verloven en zwijgen over verkering In de jaren twintig en dertig gaven meerdere auteurs niet alleen af op de ‘ontstel‐ lende zorgeloosheid [waarmee] engagementen worden gesloten en verbroken’ (Kloos-Reyneke van Stuwe 1927: 27), maar klaagden ze bovendien over jongelui die geen respect jegens hun ouders tonen door hen voor het voldongen feit van hun verloving te stellen (Margaretha 1921: 143; ook Brummell & Co. 1927: 17). Het woord ‘verkeering’ valt hier voor het eerst: ‘Aan een op zoo’n manier tot stand gekomen verbintenis gaat in den regel een tijd van zoogenaamd “scharrelen” vooraf. De halve stad of het heele dorp weet er van..., behalve de ouders! In vele gevallen loopt echter zoo’n scharrel‐ partij niet eens uit op een “vaste verkeering”. Een meisje, dat meer dan één scharreltje achter den rug heeft, zonder dat het tot een verloving kwam, heet in den volksmond karakteristiek, maar zeer onparlementair: een afgelikte boterham’ (Margaretha 1921: 143). De woorden scharrelen en verkering zijn met minachting geladen: het was niet chic. De term verkering is rond 1880 gangbaar geworden, dus in dezelfde tijd als in de VS dating opkwam. Het woord bestond al vóór 1880, maar verwees toen naar het verkeren in (iemands) gezelschap en had dus die connotatie van hofmakerij nog niet. De voorbeelden en verwijzingen uit het WNT (Woordenboek der Nederland‐ sche Taal) suggereren dat het woord in de loop van de negentiende eeuw steeds vaker werd gebruikt voor een romantische relatie. Zo’n relatie werd blijkbaar belangrijker om elkaar beter te leren kennen en als de band tussen een paar inten‐ siveerde, kregen zij ‘vaste verkering’. Vaste verkering lijkt veel op wat in de VS going steady wordt genoemd. Het citaat uit 1921 suggereert dat verkering in de jaren twintig vrij algemeen ingang had gevonden, net als dating in de VS. Dating en verkering zijn dus in ongeveer dezelfde periode ontstaan, rond 1880, en raakten rond 1920 gevestigd, vooral in de middenklassen, niet of nauwelijks in hogere kringen. De verschillen tussen dating en verkering zijn groot, maar deze overeenkomsten demonstreren niette‐ min dat de emancipatie van jongeren en hun seksualiteit zich in dezelfde periode heeft voltrokken. Ofschoon de praktijk zich tegelijk met het woord zal hebben verbreid, werd ‘ver‐ kering’ in de manierenboeken van vóór de jaren vijftig toch maar één keer genoemd en nooit besproken. Verloven wel. Steeds weer spraken de auteurs mis‐ prijzend over het gemak waarmee verloofde stellen hun verbintenis verbreken en over het grote aantal onbesuisde verlovingen. Een auteur die stelt dat het ‘wel zéér incorrect’ is, ‘wanneer het jonge meisje op zekeren dag bij de ouders komt, en zegt: “Ik heb me verloofd met ...”‘ schrijft vervolgens: ‘En toch gebeurt dat heden ten dage maar al te vaak! Er bestaat een neiging, om in dergelijke gewichtige levensaangelegenheden de ouders eenvoudig uit te schakelen en persoonlijk een beslissing te nemen’ (Kloos-Reyneke van Stuwe 1927: 26-27). Een andere auteur legt een verband tussen het verval van het formele verlovingsritueel en de anar‐ chistische wildgroei van kussen en schrijft: ‘De toestemming van de ouders is
Sociologie 2013 (9) 3/4
391
Cas Wouters
gedaald tot een factor van de derde orde’ en ‘men deelt zijn verloving aan zijn ouders alleen mede bij wijze van “kennisgeving”’ (Brummell & Co. 1927: 17). In de jaren dertig vervolgen auteurs hun tirades tegen ‘zich luchthartig te engage‐ ren’ en daarbij ‘de vrienden en kennissen door het houden van een receptie tot het brengen van een bezoek en het zenden van bloemen te nopen, en dan na een paar weken of maanden diezelfde vrienden en kennissen verbaasd aan te kijken met een: “Pim?! O – wist je dat niet? Dat is al láng uit!”’ (Alsen 1936: 61; zie ook Haeften 1936: 47). De klachten breidden zich uit tot stellen die zich als verloofd presenteren zonder dat er een ceremonie aan voorafging. Die ‘jongelieden zouden u niet op elk oogenblik met zekerheid kunnen zeggen of zij verloofd zijn of niet; verscheidene ook laten het aan uw discretie over, hun verhouding tot iemand van het andere geslacht al dan niet een engagement te noemen’ (Alsen 1936: 60). Deze klachten betekenen dat het voor een stel met ‘verkering’ of ‘vaste verkering’ vrij gebruikelijk was geworden om zich als verloofd te presenteren. Erbij blijven en gedogen In de tweede helft van de jaren dertig was de ouderlijke greep op de jongere gene‐ ratie al zo verzwakt ‘dat geen enkel ouderpaar een jongeman naar zijn “bedoe‐ lingen” zal vragen wanneer hij iets meer aandacht schenkt aan hun dochter dan gewoon, zelfs niet, als hij opvallend veel met haar uitgaat.’ Ze zullen het er met elkaar over hebben, maar ‘verder laten zij dergelijke dingen meestal geheel aan de jonge mensen zelf over’ (Veen-Wijers 1936-1940: 93; 1946-1950: 108). Uiteraard hopen zij niet van vreemden te moeten vernemen ‘dat hun dochter of zoon ken‐ nis heeft, en er naar den uiterlijken schijn te oordeelen een verloving in het zicht is. Fijnvoelende jongelui zullen daarom tijdig hun ouders in het vertrouwen nemen’ (Toos Post 1938: 116). En ouders werd geadviseerd om met het oog op de sterk toegenomen vrijheid hun tieners en adolescenten geleidelijk met die vrijheid vertrouwd te maken door de teugels beetje bij beetje te laten vieren. ‘Doet men dat niet, dan ontsnappen ze toch, en loopen ze gevaar, in de een of andere dans‐ gelegenheid onvoorwaardelijk af te keuren betrekkingen aan te knoopen’ (Paeuw 1934: 205). Deze woorden bevatten de kern van een tolerantie die zich in Nederland ver‐ breidde onder de naam gedogen: het toestaan van een praktijk onder voorwaarden die ertoe strekken dat een praktijk niet ‘ondergronds’ gaat en dus degenen die tolereren in staat stelt een oogje in het zeil te houden en tegelijk een vorm van behoedzame ontmoediging toe te passen. Nederland staat erom bekend. Na de oorlog, in de jaren vijftig, gebeurde het steeds vaker dat als gevolg van ‘de zeer vrije omgang tussen jongelui’ de verloving als formele fase van voorbereiding op het huwelijk werd overgeslagen. Dit komt, zo luidt de verklaring omdat ‘men net zoveel en net zo intiem samen kan omgaan als men wil om tot een beslissing te komen in zake de wenselijkheid van een huwelijk’ (Schrijver 1954: 43). Toch namen nog veel mensen de fatsoensfaçade in acht, zelfs Joke Smit, een rebels meisje uit de middenklassen en nu bekend als degene die het startschot gaf tot de tweede feministische golf, deed dat begin jaren vijftig. Toen haar vriend Constant Kool in Parijs aankwam op het adres waar Joke als au pair verbleef en waar hij met haar het bed zou delen, besloten zij nog diezelfde dag zich als verloofd te pre‐
392
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
senteren (Vuijsje 2008: 109). In de loop van hun verkering hadden zij al vaak het bed gedeeld, zij het altijd discreet, zo niet heimelijk. Maar alvorens hiervoor uit te komen, hadden zij kennelijk behoefte aan de nominale goedkeuring die een verlo‐ ving bood. Opvattingen over seksualiteit bij verloven en dating, en bij verkering In een interview (Het Vaderland, 15 augustus 1959) met de Amerikaanse socio‐ loog George Simpson, werd de seksuele vrijheid binnen een verloving vergeleken met die binnen dating. Simpson verdedigde dating tegen de gebruikelijke opvat‐ ting dat het ‘een glashard, wederzijds exploitatiesysteem tussen jongens en meis‐ jes’ zou zijn. Hij wees op het grote verschil tussen verloofden en niet-verloofden in Nederland. ‘Onder verloofden,’ zo wordt hij geciteerd, ‘permitteert men zich eensklaps een veel grotere vrijheid. Wordt een verloving hier inderdaad beschouwd als een garantie, dat er sprake is van een verbintenis voor het leven?’ Hier raakte hij een gevoelige snaar. De heersende opinie hechtte aan het ophou‐ den van de oude moraal. Weliswaar waren verlovingen (net als verkeringen) in de loop van de decennia steeds verregaander geseksualiseerd, maar die seksualiteit was verborgen gehouden achter een façade van burgermansfatsoen. Dat in deze discussie uit 1959 het begrip verkering niet voorkomt en dus van geen betekenis leek, is veelzeggend genoeg. Het interview met Simpson was deel van een publieke discussie over de ‘ongrijp‐ bare jeugd’. De morele bezorgdheid over seksuele praktijken onder jongeren bleek onder meer uit het woord ‘amatrice’ dat tussen de jaren twintig en zestig werd gebruikt als rangschikking ergens tussen een prostituee en volksmeisje in: ‘De verschijning van het personage van de amatrice [...] staat in verband met de opkomst van een voorechtelijke vrouwelijke seksualiteit die niet meer als vanzelfsprekend gelokaliseerd was binnen de lagere volksklassen en evenmin nog langer automatisch op de noemer van de prostitutie te rangschikken viel’ (Mooij 1993: 136). In de jaren zestig loste het persoonstype van de amatrice op als fata morgana van degenen die met dat woord lippendienst bewezen aan de traditie die voorechte‐ lijke seksualiteit uitsloot, tenzij verloofd. Zonder het morele stigma veranderde de amatrice in een gewoon meisje met verkering of vaste verkering. Gedogen: rekken en erbij blijven Vanaf 1939 tot in de jaren vijftig bevatten de edities van Amy Groskamp-ten Haves bekende manierenboek advies over zowel het aangaan van een verloving als het verbreken ervan, maar niets over verkering of over hofmakerij en romanti‐ sche uitjes. Pas aan de tiende druk uit 1953, voegde de auteur deze passage toe: ‘De jongeman, die zijn wereld kent zal als hij na enkele ontmoetingen zeer gecharmeerd is van een bepaald meisje een bezoek afleggen bij haar vader en toestemming vragen haar af en toe mee uit te vragen ten einde elkaar beter te leren kennen. Dit is correct en behoeft nog niet tot een verloving te leiden.
Sociologie 2013 (9) 3/4
393
Cas Wouters
De meeste ouders zullen een dergelijke houding zeer op prijs stellen: het voorkomt veel stiekem gedoe van afspraakjes en leugentjes’ (1953: 25). Deze woorden wijzen op het ontkiemen van een nieuwe traditie onder ouders om niet buiten spel en buiten de wereld van hun tieners te worden gezet: gedogen, rekken en erbij blijven. Rond 1960 is de traditie van gedogen stevig geworteld. Aan de ene kant klinkt duidelijk dat het heel gewoon is, ‘ook in kringen, waar men de goede vormen hoog houdt, dat een meisje door verschillende jongelui wordt uitgevraagd, zonder dat iemand misprijzend zegt, dat ze “zoveel jongens” heeft’, want ‘een meisje mag evengoed vrienden hebben als vriendinnen’. Aan de andere kant kregen ouders het advies ‘iedere behoorlijke vriend of vriendin te doen delen in de gastvrijheid van het huis: luchtig terloops en niet te nadrukkelijk’. Zo behouden ouders de mogelijkheid ‘om contrôle uit te oefenen op de omgang, die zij toelaten’, terwijl zij zo tegelijk een indruk van die vrienden kunnen krijgen. ‘Wanneer toestemming wordt gegeven voor een niet te drukke omgang van voorlopig nog vriendschappe‐ lijk karakter’, kan een ‘te jongen heimelijke “verkering” vaak worden voorkomen’ (Palts-de Ridder en Eikhof ca. 1960: 3-4). Hier ligt een belangrijke wortel van het gedogen omwille van het erbij blijven: om niet uitgerangeerd te raken was het nodig soepel te zijn en te gedogen. Dit werd al gauw verdedigd als het meest effec‐ tieve beleid van ouders in de omgang met hun kinderen, vooral hun tieners op vrijersvoeten. In 1967 wordt hiervoor de tekst ‘rekken en erbij blijven’ in het nationaal geheu‐ gen gegrift door Wim Sonneveld met het nummer ‘De Jongens’ – naar eigen zeg‐ gen – ‘zo Hollands als het weer’. In deze tekst van Simon Carmiggelt is een vader aan het woord: ‘Mijn vader was een man met een paar harde handen. Die legde heus niet z’n oor op je zieltje te luisteren. Een hengst voor je harses kon je krijgen. […] maar ik heb m’n dochtertje opgevoed als een vrind. Ik heb d’r opgevoed als een gelijke. […] Ik vroeg en vertelde m’n ouders niks, maar ik deed wat ze zei‐ den. En zo’n modern kind vertelt je alles, maar doet nooit wat je zegt. In het begin is het nog geen doodwond, maar ja, zo’n meid groeit op en dan komen de jongens. […] Maar goed, in het begin heb je nog enige invloed, want dan gaat zo’n meid aan je vragen: “Pa, hoe vind je Harrie?” En ik, heel link, ik begon Harrie te prijzen. Ik prees hem regelrecht het graf in. […] Maar ja… Harrie gaat, Piet komt. Piet gaat, Kees komt. Kees gaat, Nikkie komt. En alle‐ maal mee-eten! Oh, ik heb wat voedsel verstrekt aan die knapen. Maar ja, je denkt ook bij je eigen: rekken en erbij blijven.’ Het in de praktijk toepassen van dit devies heeft er ook toe geleid dat de codes van volwassenen en van jongeren, de formele en de informele codes, op een rela‐ tief soepele manier geïntegreerd raakten.
394
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
De seksuele revolutie Tijdens de seksuele revolutie verdween het verbod op seks voor het huwelijk. In 1968 bleek dat nog de helft van de bevolking voorstander was van een rigoureus verbod op voorbehoedmiddelen voor ongehuwden (Kooy 1968) en die middelen waren nog alleen illegaal te koop of als lid van een organisatie. Daarom kan 1968 getypeerd worden als een overgangsperiode. Drie jaar later werd het in 1911 door de wet-Regout ingestelde verbod op de vrije verkoop van voorbehoedmiddelen opgeheven. Landelijk onderzoek (Kooy 1976; Boer 1978; 1979) toont dat tussen 1968 en 1974 de seksuele revolutie zich in Nederland rigoureuzer heeft doorgezet dan in andere landen. In 1974 zei bijna drie kwart van de respondenten dat ze seks vóór het huwelijk zouden toestaan als het paar ‘verliefd is’ (was 1 op 4 in 1968), en 3 van de 5 zou seks toestaan als ‘ze veel voor elkaar voelen’ (was 1 op 5 in 1968). Ouders waren voorhuwelijkse seks van hun tieners steeds meer gaan accepteren mits ze ‘veel voor elkaar voelen’ en ‘er klaar voor zijn’ om volledige seks in hun relatie op te nemen, dus ‘klaar voor’ seks als lichamelijk en relationeel experiment. Op die basis wilde 42 procent van de ouders vrijen (petting) toestaan, ook thuis (30 procent). Meer dan één op de vijf ouders (22 procent) zou het goed vinden als hun tiener zou neuken, mits met een vaste partner, terwijl 18 procent van de ouders vond dat dit ook thuis mocht. Sindsdien is ‘veel voor elkaar voelen’ uitge‐ groeid tot de belangrijkste voorwaarde voor seks en ook voor seks thuis.2 In dezelfde periode, tussen 1968 en 1974, begon de traditionele scheiding tussen de seksen – mannen gericht op seks, vrouwen op de geborgenheid van een intieme relatie – duidelijk aan kracht te verliezen. In 1974 al vonden zowel jon‐ gens als meisjes ‘dicht bij elkaar zijn’ en ‘het verlekkeren van je partner’ heel belangrijk (Boer 1978: 144). Hun verlangen naar intimiteit was lijfelijk en relatio‐ neel. Begin jaren tachtig waren mannen en vrouwen in hun verlangens naar sek‐ suele bevrediging en relationele intimiteit weer een stuk dichter bij elkaar geko‐ men (Vennix 1985). En in 1989 werd in het grote scholierenonderzoek Jeugd en Seks een voortzetting van diezelfde trend geconstateerd: de seksuele relaties van de meeste scholieren bleken op zowel lichamelijk als geestelijk contact te zijn gericht. ‘Dit geldt evenveel voor de jongens als voor de meisjes’ (Vogels en Van der Vliet 1990: 71). Deze omslag in de seksuele opvoeding heeft zich over één genera‐ tie voltrokken. In haar boek over tienerseksualiteit beschrijft Janita Ravesloot (1997) deze omslag. Zij heeft ‘jongeren van tachtig’, geboren tussen 1968 en 1972, een paar jaar (tussen 1988 en 1992) gevolgd op seksueel gebied. Tegelijkertijd heeft zij hun ouders, dus de ‘jongeren van vijftig’, geboren tussen 1938 en 1945, gevraagd naar hun ervaringen toen zij zelf tieners waren. Zo doemt uit haar onderzoek een enorm verschil tussen de twee generaties op. De ouders waren nog opgevoed in de traditie van harmonieuze ongelijkheid als omgangsideaal: de man leidt, de vrouw volgt, ook seksueel. Jongens werden voorbereid op hun taak als kostwinner en hoofd van het gezin en meisjes op hun taak als volgzame huisvrouw en moeder en 2
Al in de negentiende eeuw moest een stel de beide ouderparen en families ervan overtuigen ‘veel voor elkaar te voelen’ als voorwaarde voor het verkrijgen van toestemming voor een verloving.
Sociologie 2013 (9) 3/4
395
Cas Wouters
op hun verantwoordelijkheid voor de goede naam van het gezin. De beklemming van die standaardbiografie klinkt in de verhalen van de generatie van vijftig over hun jeugd duidelijk door; Paul Schnabel (1998) vat het als volgt samen: ‘Er moest veel, er mocht weinig en van seksualiteit wist je niks. Jongens wer‐ den achter de broek gezeten om hun opleiding te voltooien en meisjes werden weinig minder dan bewaakt. Een fatsoenlijk meisje droeg geen broek of een korte rok, gebruikte geen lipstick en had geen omgang met jongens, zeker niet met jongens van een andere stand of een ander geloof. Het is opvallend hoeveel moeders van nu aangeven ‘stiekem’ geprobeerd te hebben onder deze strikte regels uit te komen. Hun eigen dochters hebben zij dat soort ellende in ieder geval niet willen aandoen. […] Misschien kon er zoveel zo snel en zo blij‐ vend veranderen, omdat de generatie van 50 hun eigen kinderen niet wilde aandoen wat ze zelf als zo beklemmend en beknellend beleefd hebben.’ Van de weeromstuit hebben zij als ouders de jongeren van tachtig in allerlei opzichten zeer vrij gelaten, ook seksueel. Het gelijkheidsideaal was stormachtig gegroeid evenals het vertrouwen in de zelfcontrole van jongeren. ‘De boel bij elkaar houden’ door ‘te rekken en erbij te blijven’ werd in het omgangsideaal van Nederlandse gezinnen opgenomen en seks werd iets waar je als tiener naar toe kon groeien. De sociale erfenis van verkering en verloving In 1995 volstond ‘veel voor elkaar voelen’ voor drie kwart van de schooljeugd tus‐ sen 15 en 19 als voorwaarde voor geslachtsgemeenschap (Brugman et al. 1995), en in 2005 was dat opgelopen tot 80 procent (Graaf et al. 2005). Deze houding bestond ook onder de ouders, van wie er veel zeiden dat de stabiliteit en diepgang van een relatie voor hen beslissend was, meer dan leeftijd of iets anders. In haar vergelijkende studie van Amerikaanse en Nederlandse middenklassengezinnen aan het begin van de jaren negentig vond Amy Schalet dat negen van de tien Nederlandse ouders zeiden onder deze voorwaarden seks onder hun dak toe te staan, terwijl negen van de tien Amerikaanse ouders daar onder geen enkele voor‐ waarde toe bereid was (1994). Grootschalig representatief onderzoek uit 2003 toont dat 67 procent van de Nederlandse tieners tussen 12 en 18 jaar thuis op hun eigen kamer met hun vriend of vriendin mag slapen. Voor tieners tussen de 18 en 24 was dat percentage 83. Vier van iedere tien jongeren van 15 tot 24 jaar had verkering en meer dan drie kwart daarvan mocht thuis samen slapen (CBS 2003: 41). In 2010 is het onderzoek van Schalet met behulp van vragenlijsten her‐ haald, wat resulteerde in dezelfde uitkomsten (Brugman et al. 2010). Dit is de hedendaagse sociale erfenis van de emancipatie van jeugdseksualiteit in Nederland. Die emancipatie was deel van een meer omvattende golf van informa‐ lisering en seksualisering. In het kielzog daarvan verloor het oude gebruik zich te verloven haar functie en vandaag de dag is het vrijwel uitgestorven. Nog steeds is het zo dat de uitdrukkingen verkering en ‘vaste verkering’ burgerlijk worden gevonden, maar ‘verloven’ is velen weer te deftig en te ouderwets. Soms spreken vrouwen en (vooral) mannen met ironie over hun ‘verloofde’ of ze spreken over
396
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
‘mijn vriend’ of ‘mijn vriendin’ met allerlei betekenisvolle nadrukverschillen op het eerste of het tweede woord. Ook zeggen ze ‘op iemand te zijn’ of ‘met iemand te zijn’, ze ‘hebben het met iemand’ of ze ‘hebben iets met iemand’ of ‘gaan met iemand’ enzovoort. Het zijn aan wisselende modes onderhevige verlegenheidsuit‐ drukkingen, waaruit blijkt dat er in Nederland een zoektocht bestaat naar uit‐ drukkingen die serieus recht doen aan minstens een aantal van de verschillende stadia in de ontwikkeling van de lustbalans en van seksuele relaties, uitdrukkin‐ gen die geen herinneringen mogen wekken aan al die stijve en rigide vormen van stand, deftigheid en hypocrisie. Tegelijkertijd wordt ‘veel voor elkaar voelen’ tegenwoordig zo serieus genomen dat het begrip kalverliefde – ervaren als de veelal smalende benaming voor voorbijgaande tienerverliefdheid – vrijwel in onbruik is geraakt. Deels is dat een uiting van ‘rekken en erbij blijven’, maar het demonstreert ook dat ‘veel voor elkaar voelen’, liefde en seks, steeds meer worden opgevat als een leerproces in fasen die alle serieus worden genomen. Naar een verklaring van nationale trajecten Verschillen in de structuur van gevestigde coterieën Waarom zijn deze nationale verschillen in de regulering van tienerseksualiteit ontstaan? En waarom is de omslag van formeel en conservatief naar progressief en informeel in Nederland zo snel verlopen en zoveel ingrijpender geweest dan vergelijkbare ontwikkelingen in de VS? Deze vragen worden hier besproken op het niveau van elke samenleving als geheel. Op dat niveau zijn verschillen in de homogeniteit van de gevestigde coterieën tussen de beide landen verbonden met allerlei andere verschillen (zie Wouters 2005; 2008; 2011). In de VS ging langdurige rivaliteit tussen verschillende gevestigde coterieën gepaard met uiteenlopende en wisselende identificaties met gevestigden. Omdat onduidelijk was wie er in welke gevestigde coterie vertegenwoordigd waren en hoe de verhoudingen lagen, was het vrijwel onmogelijk om een homogene code te ves‐ tigen en te handhaven. Daarvoor waren de roddelkanalen niet wijdvertakt en geolied genoeg (zie ook Mennell 2007). Bijgevolg bestond er ook geen duidelijke regulering van sociale mobiliteit en heerste er een vrij open concurrentie. In Nederland of Engeland was dat veel duidelijker en was er de statuswedijver strak‐ ker gereguleerd (Wouters 2008). Hierna wordt eerst voor Nederland en vervol‐ gens voor de VS nagegaan hoe de gedrags- en gevoelscodes van gevestigde cote‐ rieën zich uitstrekten tot de regulering van tienerseksualiteit. De regulering van statusconcurrentie en van tienerseksualiteit in Nederland Door de compactheid van Nederland was het ‘leven op stand’ verspreid over klein‐ schalige coterieën met een aantal stedelijke centra. Hun gezellige leven voorzag in wijdvertakte roddelkanalen en landelijk kon men elkaar sociaal plaatsen (Aerts en Te Velde 1998: 278). Met elkaar functioneerden ze als een hechte coherente groep die alle vormen van sociale controle uitoefende die gevestigde coterieën typeert: hun krachtige voorbeeldfunctie zette aan tot aanpassing aan hun code, hun representatieve functie maakte perfect duidelijk wie (welke groepen) erbij
Sociologie 2013 (9) 3/4
397
Cas Wouters
hoorden en wie niet, en ook voorzagen ze uitstekend in de regulering van onder‐ linge concurrentie en sociale mobiliteit door de gelederen te openen dan wel gesloten te houden. De sociale scheidslijnen tussen ‘het leven op stand’ en daar‐ beneden waren relatief dik en moeilijk te doorbreken. De gezinnen en families die ‘op stand’ leefden hadden begin negentiende eeuw een deftige levensstijl ontwikkeld: ‘Voortdurend bracht de deftigheid een sfeer met zich mee van ietwat neerbuigende, vrijzinnige en ingetogen stijfheid’ (Aerts en Te Velde 1998: 172). Deftig zijn was zoals het hoorde en een voortdurende preoccupatie met standsverschillen was daarmee nauw verbonden. Er heerste hier niet alleen een betrekkelijk onverbloemd standsbesef of klassenbewustzijn, maar ook een even onverbloemd patriarchaal seksisme. In andere landen was op open‐ lijke uitingen van klassenbewustzijn en seksisme al eerder een taboe komen te rusten (Wouters 2008). In Nederland bleven negentiende-eeuwse verhoudingen en manieren langer voortbestaan dan in Engeland, Duitsland of Frankrijk. Dit gold ook de negen‐ tiende-eeuwse pluralistische staat: onderhandelingen aan de top, voorbereid op lagere niveaus van integratie in talrijke commissies en informele vormen van overleg. De steun van een achterban voor politieke leiders ontwikkelde zich op grond van verschillen in klasse en religie, de ‘zuilen’ die de scherpe kantjes van de klassen- of standsverschillen afslepen. Nederland kende daardoor een betrekke‐ lijk late politieke bewustwording van arbeidersklassen en een arbeidersbeweging die van meet af aan vrij sterk burgerlijk was georiënteerd. In dit verband is ook van belang dat Nederland niet aan de Eerste Wereldoorlog heeft deelgenomen. Na de oorlog hervatten de Nederlandse heersende klassen de leiding over het land op grond van vooroorlogse codes en structuren, ondanks belangrijke veranderingen zoals de invoering van een algemeen kiesrecht. In lan‐ den waar de oorlog had gewoed, was dit onmogelijk. De Nederlandse gezagsdra‐ gers bleven in het zadel, ze bleven ‘deftig’ en bleven geloven in ‘tucht’. Ook de negentiende-eeuwse preoccupatie met stand en de obsessieve neiging tot orde en regelmaat, tot kalmte, rust en een precies tijdschema bleef grotendeels van kracht: ‘Wie holde had iets verkeerd gedaan of was iemands mindere’ (Montijn 1998: 121). Bovendien bevatte de Nederlandse verzuiling druk in dezelfde rich‐ ting: de plicht tot trouw aan de eigen zuil kwam immers neer op de plicht gezags‐ getrouw te zijn. Maar die kramp om zich over de hele breedte van de samenleving vast te klampen aan traditionele codes en idealen van ‘deftigheid’ onder elkaar en ‘tucht’ naar beneden kon niet verhinderen dat de kloof tussen het ophouden van een fat‐ soensfaçade vóór de coulissen en de praktijk erachter steeds wijder werd, vooral inzake seksualiteit. Hieruit ontstond een traditie in het bewijzen van lippendienst aan de traditie van verloven en te zwijgen over verkering. Na de Tweede Wereldoorlog werden de traditionele hiërarchie en de daarbij horende codes van deftigheid ontdaan van hun scherpe kantjes, maar het verschil tussen de fatsoensmoraal en de praktijk bleef tot na het midden van de jaren zes‐ tig wijzen op grote hoogten van hypocrisie. Kennelijk zijn ook na deze oorlog stand, ‘deftigheid’ en ‘tucht’ voor een groot deel intact gebleven of weer op orde gebracht.
398
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Deze hele fatsoenswereld verdween als het ware achter het rookgordijn van de rookbom die in 1966 naar het koninklijk rijtuig van prinses Beatrix en prins Claus werd gegooid. Provo, de Nederlandse variant van het internationale jeugd- en stu‐ dentenprotest tegen de ongelijke en stijve bourgeoiscultuur was een groot succes. Zij trof het oude standsbesef zo krachtig door verachting dat het woord ‘deftig’ gelijk kwam te staan aan stijf en arrogant: stijfdeftig, terwijl het woord fatsoen algauw vooral met ‘fatsoensrakker’ werd geassocieerd. Gezag, etiquette en regels raakten in de late jaren zestig zo verdacht dat bijna alle autoriteit onrechtvaardig, onderdrukkend en corrupt leek. De aanval op de ongelijke verhoudingen, op de fatsoensfaçade en de regentenmentaliteit ging hier gepaard met een krachtiger en aanhoudender informalisering van omgangsvormen dan in omringende landen. Er voltrok zich een slingerbeweging: Nederland maakte massaal en opgelucht een ingrijpende inhaalslag. Een belangrijke uiting daarvan was het ‘etiquetteboeken‐ loos tijdperk’: na het midden van de jaren zestig verschenen er in Nederland ruim vijftien jaar geen manierenboeken (Wouters 2008). De golf van informalisering en seksualisering hield langer aan en was omvattender omdat de kloof tussen fat‐ soensfaçade en feitelijke gedrag zich verder had verbreed dan in omringende lan‐ den. Toen Nederlanders een inhaalslag maakten, werd die hypocrisie ontmaskerd als een grote leugen en volgde een collectieve reactie van afrekening in grote opluchting. Vrijwel alle delen van de bevolking waren erin betrokken, óók de groe‐ pen die deel uitmaakten van de machtscentra en hun gevestigde coterieën (Ken‐ nedy 1995; Wouters 2008). Toch demonstreren de onderhandelingen en de vele compromissen die in gerin‐ gere ongelijkheid resulteerden dat een hoog niveau van vertrouwen en sociale integratie bleef voortbestaan. Zelfs toen het ‘conflictmodel’ vrijwel overal de voorkeur boven het ‘harmoniemodel’ had gekregen, werden conflicten ‘uit-onder‐ handeld’ en doorgaans spoedig gedempt. Op grond daarvan namen Nederlanders een voorsprong in verschillende morele en wettelijke opzichten zoals een tamelijk vroege legalisering van abortus, prostitutie, euthanasie, softdrugs en van het wet‐ tig huwelijk voor homoseksuelen. En de vrijmoediger houding op een basis van vertrouwen kan de snelle verandering van voorhuwelijkse seksuele onthouding naar voorhuwelijkse tienerseks onder het ouderlijke dak helpen verklaren. Het ingebakken hoge niveau van vertrouwen maakte sociale reguleringen mogelijk – ook van tienerseksualiteit – die eerder de vorm hadden van een ‘ja, mits …’ dan het minder vertrouwensvolle of zelfs wantrouwende ‘nee, tenzij …’. Daaruit blijkt dat het bij de te reguleren zaken niet ging om volledige controle noch om een vol‐ ledig vrijgeven, maar om een poging tot geregelde ontregeling, gereguleerde dere‐ gulering, een gecontroleerd laten vieren van zowel sociale als individuele contro‐ les: informalisering. De regulering van statusconcurrentie en van tienerseksualiteit in de VS In de VS had de ongelijkheid tussen de seksen zich, zoals gezegd, in het datingsys‐ teem verhard. Uitdrukkingen zoals boys will be boys en raging hormones demon‐ streren een geringer vertrouwen in zelfcontrole en grotere nadruk op externe sociale controle, wat weer gepaard gaat met grotere ongelijkheid tussen de seksen en tussen ouders en tieners. Deze grotere ongelijkheid tussen de generaties en de
Sociologie 2013 (9) 3/4
399
Cas Wouters
seksen vormt een afspiegeling en voortzetting van de ongelijkheid tussen sociale klassen en etnische groepen, die beide tekenend zijn voor het lagere niveau van sociale integratie in de VS. Ook de relatief open concurrentie tussen de gevestigde coterieën wijst daarop. Vooral de vrij ongebreidelde wedijver in het streven naar statusverhoging die is verbonden met de geringe en onzekere regulering van soci‐ ale mobiliteit kan helpen verklaren waarom vrijwel alle Amerikaanse sociale ver‐ houdingen en omgangsvormen van die wedijver zijn doortrokken, ook het dating‐ systeem en overige relaties tussen de seksen. Meer open concurrentie gaat gepaard met meer statusonzekerheid, wat verklaart waarom Amerikanen zich directer en openlijker druk maken om sociaal succes in termen van populariteit. Uit de statusonzekerheid kan ook worden begrepen waarom Amerikanen neigen tot een frequent gebruik van superlatieven en tot meer uitgesproken en nadrukkelijker vormen van zelfprofilering, inclusief vrij openlijke uitingen van superioriteit. Deze typisch Amerikaanse manieren zijn symptomatisch voor onzekerheid van rang en voor veranderlijke sociale scheids‐ lijnen. Dit alles heeft de ontwikkeling van meer gedempte en subtielere vormen van uitdrukken en onderhandelen verhinderd. Dat gebeurt wel naarmate in samenlevingen waar de statusonzekerheid duidelijk afneemt (zie Spierenburg 1981: 30). Het omgekeerde, de neiging tot het gebruik van understatements, zelf‐ spot en het bespotten van autoriteiten, lijkt alleen te kunnen uitgroeien tot een nationale eigenschap als er ook een intens gevoel van verbondenheid en een krachtige rem op woede tot ontwikkeling komen, dus in samenhangende en hecht geïntegreerde samenlevingen waar statusconcurrentie en sociale mobiliteit duide‐ lijker zijn gereguleerd. De afwezigheid van een sterke en verenigde gevestigde coterie heeft ook verkla‐ ringskracht voor de ontwikkeling van peer pressure, zowel in de betekenis van druk die jongeren op elkaar uitoefenen als op ouders, omdat ouders vanwege de elkaar beconcurrerende gevestigde coterieën minder in staat waren om de rijen te sluiten tegen de solidariteit die op de campussen van de colleges en universiteiten werd gesmeed (Fass 1977). De jongeren konden hun ouders dus effectiever tegen elkaar uitspelen en in onderhandelingen met hen een eendrachtig front vormen, vergeleken met jongeren in landen waar de gevestigden waren verenigd in een nationale gevestigde coterie, zoals in Engeland of Nederland. In die landen kon‐ den de ouders één lijn trekken tegenover hun tieners. In Nederland bleek dit uit de traditie van een vanzelfsprekende verloving naast een vanzelf verzwegen ver‐ kering. Ook het verschil in sociale zekerheid heeft verklaringskracht. In de VS vormde de ideologie van de Amerikaanse droom en haar verheerlijking van individuele zelf‐ bepaling een barrière voor het instellen van een verzorgingsstaat. Het doelgericht nastreven van individuele idealen en ideeën wordt ervaren als een onschendbaar recht en statelijke verzorgingsarrangementen bedreigen dat recht, zodat ze al vrij snel worden ervaren als een beperking van ieders individuele kansen en als een aanslag op individueel talent. Dan worden ze afgewezen als ‘socialisme’ of ‘com‐ munisme’. In Nederland kwam het hogere niveau van sociale integratie en sociale solidariteit tot uiting in de spreiding van welvaart via allerlei arrangementen van de Neder‐
400
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
landse verzorgingsstaat. Na 1945 kende Nederland een lange periode van vrede (en dus fysieke veiligheid) en oplopende sociale en persoonlijke zekerheid waarin de arrangementen van de verzorgingsstaat heel wat scherpe kantjes van de con‐ currentie om sociale posities en status hebben afgeslepen. Die arrangementen raakten snel ingeburgerd, zodat er op grond daarvan ook een ‘vrede’ in materieel opzicht is ontstaan en een significante vermindering van de angst voor armoede. De toegenomen welvaart en de verdeling ervan via de principes van de verzor‐ gingsstaat, vooral de ‘sociale zekerheid’ van een gegarandeerd minimuminkomen, was in de verhouding tussen vrouwen en mannen van groot belang – vrouwen werden zo minder financieel afhankelijk van vaders en echtgenoten. Datzelfde gold in de verhouding tussen tieners en hun ouders. De alternatieven die de staat bood verschaften een veiligheidsnet waardoor tieners zich in onderhandelingen met ouders sterker voelden staan. Bovendien deden ook studiebeurzen en -toela‐ gen en een sterke rechtspositie van Nederlandse jongeren (minderjarigen) afbreuk aan het gevoel afhankelijk te zijn van hun vader (Wouters 1972). Deze sociale zekerheden vonden hun weerklank in grotere persoonlijke zekerheid en zelfvertrouwen en op grond van dit gevoel van menselijke waarde en waardigheid kwam er een ‘gemoedsrust van de verzorgingsstaat’ tot bloei (Stolk en Wouters 1987). Die bloei was het grootst in de periode waarin ook de bijslaap van tieners op de slaapkamer thuis geaccepteerd raakte en zich verbreidde. Het was ook de periode waarin Nederlandse tieners in een betrekkelijk gelijke positie kwamen in de ver‐ houding met hun ouders, zeker in vergelijking met hun Amerikaanse generatiege‐ noten. Deze verminderde ongelijkheid in hun machtsbalans en van een bevels‐ huishouding naar een onderhandelingshuishouding (De Swaan 1982), verklaart de omslag in de regulering van tienerseksualiteit. Maar niet helemaal, want die omslag kan niet worden begrepen zonder de verandering in opvoedstijl die met de machtsverschuiving gepaard ging: in de relaties tussen ouders en kinderen daalde het niveau van wantrouwen en angst en steeg het niveau van wederzijds ver‐ wachte zelfcontrole, een stijging van wederzijds vertrouwen (Wouters 2012a; 2012c). Samenvattende conclusies De identificatie met een homogene gevestigde coterie blijkt te kunnen verklaren waarom in Nederland de traditie van zich verloven zo lang is volgehouden terwijl aan de opkomst en verbreiding van verkering geen aandacht werd besteed. Verke‐ ring bood ruim gelegenheid om elkaar te omarmen, te zoenen en te voelen, maar verkering was niet chic. Wie geen aanzien wilde verliezen, werd geacht zich te ver‐ loven. Nederlandse auteurs hebben de term verkering waarschijnlijk vermeden om dezelfde reden als die waarom Emily Post zo lang mogelijk zweeg over petting: omdat ze zich identificeerden met de mensen in de machtscentra en de daaraan verbonden gevestigde coterieën. Vanuit die identificatie leek alleen al het noemen van die informele praktijken er een zekere waardigheid aan te verlenen. Wilde men de traditionele machtsbalans tussen ouderen en hun kinderen handhaven,
Sociologie 2013 (9) 3/4
401
Cas Wouters
dan was het zaak jongeren ervan te weerhouden hun ouders te passeren in het kiezen van een geliefde en verloofde. Bij een verkering gebeurde dat nogal eens. Dat was waarschijnlijk ook de reden waarom deze auteurs de opkomst van de informele code zo lang mogelijk in het donker lieten en alleen licht wierpen op de formele code en op de ontstellende achteloosheid onder de jeugd van tegenwoor‐ dig. Deze veronderstelling wordt versterkt door een andere parallel, namelijk dat zowel verkering als dating zich voornamelijk vanuit de middenklassen heeft ver‐ breid en dat zowel de Amerikaanse als de Nederlandse bovenlagen laatdunkend neerkeken op deze praktijken. Dit wijst op een gezamenlijke bron: identificatie met de gevestigden. Het was op grond daarvan dat de grote meerderheid van de Nederlandse auteurs alleen over verloving schreef en niet over verkering en waarom de minderheid van Amerikaanse auteurs niet over petting schreef. Het verschil is vooral dat Amerikaanse jongeren en middenklassen erin slaagden het datingsysteem aanvaard te krijgen terwijl verkering in Nederland, ofschoon popu‐ lair als praktijk, zijn tweederangspositie behield. De meeste Amerikaanse auteurs deelden in het succes van het datingregiem, alle Nederlandse auteurs deelden in het groepscharisma van hun gevestigden evenals een zeer groot deel van de Nederlandse bevolking. Maar op den duur verminderden de intensiteit en de diepgang van hun identificatie met de gevestigden en verloor de gevestigde code aan overtuigingskracht, zodat naleving ervan steeds meer pro forma gebeurde. Zo vestigden Nederlandse jongeren een traditie van lippendienst, spraken ze over verloven terwijl ze verkering hadden. In de VS zijn de Amerikaanse bovenlagen er niet zoals de Nederlandse in geslaagd om de dominantie van hun culturele traditie te handhaven. In dezelfde periode als die waarin zich in Nederland ‘verkering’ verbreidde, tussen 1880 en 1920, moesten ze zwichten voor de pressie van jongeren en middenklassen en verschoof de identificatie met gevestigden in de richting van de overwinnaars: dating werd ervaren als een bevrijding uit een onderdrukkende traditie. Dat gevoel ontstond in Nederland pas in de tweede helft van de jaren zestig. Naast dit tempoverschil in de emancipatie van jongeren en hun seksualiteit is er nog een belangrijk verschil. Bij dating was het jongens en meisjes wel toegestaan elkaar te kussen, te omarmen en te voelen, maar alleen in vluchtige relaties met een sterk instrumenteel en commercieel karakter en alleen in de overgangsfase van jeugd naar volwassenheid, die van scholier met zijn vlam (seks en plezier) naar de volwassen man en zijn geliefde (liefde en verantwoordelijkheid). Deze alleen op mannen gerichte formulering doet nu seksistisch aan, net als het boyswill-be-boys-uitgangspunt. Deze gedachten leven nog sterk, al verloren zij aan kracht. Jongens die mannen worden staan voor de opgave hun lustbalans te ver‐ anderen van vooral op seks gericht naar vooral op liefde gericht, wat gezien de luide aanwezigheid van commerciële en instrumentele seks al moeilijk genoeg is, niet alleen voor jongens, ook voor meisjes, zoals de ‘female chauvinist pigs’ laten zien. Maar door de Amerikaanse verheerlijking van individuele zelfbepaling dro‐ men de meeste jongens zich een vrouw die als loyale echtgenote zijn kinderen opvoedt en ook verder dienstbaar is aan zijn project van individuele zelfbepaling.
402
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Tenzij zíjn project zich hecht aan zijn vaderschap, ervaren vrouwen op hun werk meer gelijkheid dan erbuiten, als echtgenoot en als ouder. Het woord ‘verkering’ verwijst naar een relatie, en als regel en als ideaal is in Nederland relationele intimiteit – veel voor elkaar voelen – de kern en de oor‐ sprong gebleven van fysieke intimiteit en valt er in de seksuele ontwikkeling van jongeren een erotisering van seksualiteit te constateren. ‘Veel voor elkaar voelen’ is voor zowel mannen als vrouwen ononderbroken de relationele basis gebleven van hun ideale lustbalans. Op basis daarvan konden Nederlandse vrouwen meer aanspraak maken op meer gelijkheid dan Amerikaanse vrouwen, zowel als echtge‐ noot en als ouder, op het werk en daarbuiten. Die grotere gelijkheid tussen de seksen ging samen met grotere gelijkheid tussen ouders en kinderen en met meer ruimte voor tienerseksualiteit. Literatuur A (1894) Doodgewone Dingen. Amsterdam: Centen. Aerts, Remieg en Henk te Velde (red.) (1998) De stijl van de burger. Kampen: Kok. Alsen, Ola (1936) Zoo zijn onze manieren. Leiden: Leidsche Uitgeversmaatschappij. Bailey, Beth L. (1988) From Front Porch to Back Seat: Courtship in Twentieth-Century Ame‐ rica. Baltimore: John Hopkins University Press. Boer, J. de (1978) Gevoelige kwesties omtrent seksuele kontakten van jongeren: Verslag van de analyse. Zeist: Nisso. Boer, J. de (1979) Behoedzame Ontmoediging: Verwikkelingen van jongeren en ouders over sek‐ sualiteit. Zeist: Nisso. Brugman, Emily, Hans Goedhart, Ton Vogels en Gertjan van Zessen (1995) Jeugd en seks: Resultaten van het nationale scholierenonderzoek. Utrecht: SWP. Brugman, Margaret, Sandra L. Caron en Jany Rademakers (2010) Emerging Adolescent Sexuality: A Comparison of American and Dutch College Women’s Experiences. Inter‐ national Journal of Sexual Health, 22(1): 32-46. Brummell & Co. (1927) De Man op z’n best: Een geestige Handleiding in Savoir-Vivre. Den Haag: Moorman. Caldwell, Mark (1999) A Short History of Rudeness. New York: Picador. CBS (2003) Jeugd 2003, cijfers en feiten. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek. Curtin, Michael (1987) Propriety and Position: A Study of Victorian Manners. New York: Gar‐ land. Davidoff, Leonore (1973) The Best Circles. London: Croom Helm. ECvdM (1911) Het wetboek van Mevrouw Etiquette voor Heeren in zestien artikelen. Utrecht: Honig. ECvdM (1912) Het wetboek van mevrouw Etiquette in 32 artikelen. Utrecht: Honig. Eldridge, Elisabeth (1936) Co-Ediquette. New York: Dutton. Elias, Norbert (2001) Het Civilisatieproces. Amsterdam: Boom. Engelberts, D.H. (1890) De goede toon. Amsterdam: Van Raven. Fass, Paula S. (1977) The Damned and the Beautiful: American Youth in the 1920s. New York: Oxford UP. Gorer, Geoffrey (1948) The American People. New York: Norton & Co. Graaf, Hanneke de, Suzanne Meijer, Jos Poelman en Ine Vanwesenbeeck (2005) Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. Groskamp-ten Have, Amy (1939) Hoe Hoort Het Eigenlijk? Amsterdam: Becht.
Sociologie 2013 (9) 3/4
403
Cas Wouters
Haeften, Olga van (1936) Manieren. Amsterdam: Kosmos. Hemphill, C. Dallett (1999) Bowing to Necessities: A History of Manners in America 1620-1860. New York: Oxford University Press. Hochschild, Arlie Russell, with Anne Machung (1989) The Second Shift: Working Parents and the Revolution. New York: Viking Press. Jonathan, Norton Hughes (1938) Gentlemen Aren’t Sissies. Chicago: Winston. Kennedy, James C. (1995) Nieuw Babylon in Aanbouw: Nederland in de Jaren Zestig. Amster‐ dam: Boom. Kloos-Reyneke van Stuwe, Jeanne (1927) Gevoelsbeschaving. Rotterdam: Nijgh & Van Dit‐ mar. Kooy, G.A. (red.) (1968) Sex in Nederland. Utrecht: Het Spectrum. Kooy, G.A. (1976) Jongeren en seksualiteit. Deventer: Van Loghum Slaterus. Levy, Ariel (2005) Female Chauvinist Pigs: Women and the Rise of Raunch Culture. New York: Free Press. Margaretha, Anthonia (1921) Vormen en manieren. Kampen: Kok. McGinnis, Tom (1968) A Girl’s Guide to Dating and Going Steady. Garden City NY: Double‐ day. Mead, Margaret (1950) Male and Female: A study of the sexes in a changing world. Part Four: The Two Sexes in Contemporary America. London: Gollancz. Mennell, Stephen (2007) The American Civilizing Process. Cambridge: Polity. Montijn, Ileen (1998) Leven op stand. Amsterdam: Thomas Rap. Paeuw, L. de (1934) Nette manieren. Baarle-Hertog: De Belgische Boekhandel. Palts-de Ridder, Yvonne en Vera Eikhof (circa 1960) Hoe het ‘hoort’: Van kennismaking tot huwelijk. Regina Goede Raad Serie nr. 3. Haarlem: de Spaarnestad. Post, Emily (1922) Etiquette in Society, in Business, in Politics and at Home (herziene druk‐ ken: 1923, 1927, 1931, 1934, 1937, 1942, 1950, 1960). New York: Funk and Wag‐ nalls. Post, Toos (1938) Zoo Hoort Het: Wellevendheid als uiting van innerlijke beschaving en liefde tot den evenmensch (derde druk). Utrecht: Urbi et Orbi. Rappard, Jonkvr. H.A. (1912) Goede manieren. Haarlem: Visser. Ravesloot, Janita (1997) Seksualiteit in de jeugdfase vroeger en nu. Amsterdam: Het Spin‐ huis. Schalet, Amy T. (1994) Dramatiseren of normaliseren? De culturele constructie van tiener‐ seksualiteit in de Verenigde Staten en Nederland. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 21(2): 113-147. Schalet, Amy T. (2003) Raging Hormones, Regulated Love: Adolescent Sexuality and the Consti‐ tution of the Modern Individual in the United States and the Netherlands. Proefschrift, University of California, Berkeley. Schlesinger, Arthur M. (1946) Learning How to Behave: A Historical Study of American Eti‐ quette Books. New York: Macmillan. Schnabel, Paul (1998, 14 maart) Jeugd en seks. NRC Handelsblad. Schrijver, Elka (1954) Kleine gids voor goede manieren. Assen: Born. Seidler, H.J. (circa 1911-1915) Hoe men zich bij de heeren het best bemind kan maken. Rotter‐ dam: Bolle. Seidman, Stephen (1991) Romantic Longings: Love in America, 1830-1980. New York: Routledge. Sonneveld, Wim (1967) Conference De Jongens (tekst: Simon Carmiggelt). Staffe, Baronesse (circa 1905) Bestemming: Dochter, Echtgenoote, Moeder. Amsterdam: C.L.G. Veldt.
404
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dating in de VS – verloving en verkering in Nederland
Stearns Peter N. en Mark Knapp (1992) Men and Romantic Love: Pinpointing a TwentiethCentury Change. Journal of Social History, 26(4): 769-795. Stolk, Bram van en Cas Wouters (1987) Vrouwen in Tweestrijd. Deventer: Van Loghum Sla‐ terus. Swaan, Abram de (1982) De mens is de mens een zorg. Opstellen 1971-1981. Amsterdam: Meulenhoff. Vanderbilt, Amy (1952) Amy Vanderbilt’s Complete Book of Etiquette: A Guide to Gracious Living (herziene drukken: 1958, 1963, 1972). New York: Doubleday. Veen-Wijers, Olga van (1936-1940) Etiquette: Encyclopedie der correcte omgangsvormen. ’sGravenhage: Succes (ook 1946-1950). Vennix, Paul (1985) Ontwikkelingen in heteroseksuele relaties. Zeist: NISSO Viroflay, Marguérite de (1916, 1919) Plichten en Vormen voor Beschaafde Menschen. Amster‐ dam: Cohen Zonen. Vogels, A. en R. van der Vliet (red.) (1990) Jeugd en seks: Gedrag en gezondheidsrisico’s bij scholieren. Den Haag: SDU. Vuijsje, Marja (2008) Joke Smit: Biografie van een feministe. Amsterdam: Atlas. Wade, Margaret (1924) Social Usage in America. New York: Crowell. Waller, Willard (1937) The Rating and Dating Complex. American Sociological Review, 2: 727-734. Woude, Johanna van (1898) Vormen: Handboek voor dames. Amsterdam: Van Holkema en Warendorf. Wouters, Cas (1972) On Youth and Student Protest. Transactions of the Seventh World Con‐ gress of Sociology. Varna, September 14-19, 1970. Vol. III. Sofia: International Sociologi‐ cal Association, 197-205. Wouters, Cas (2005) Seks en de seksen. Amsterdam: Bert Bakker. Wouters, Cas (2008) Informalisering: Manieren en emoties sinds 1890. Amsterdam: Bert Bak‐ ker. Wouters, Cas (2011) Status Competition and the Development of an American Habitus. In: Christa Buschendorf, Astrid Franke en Johannes Voelz (red.) Civilizing and Decivilizing Processes: Figurational Approaches to American Culture. Newcastle upon Tyne: Cam‐ bridge Scholars Publishing, 263-286. Wouters, Cas (2012a) De jeugd van tegenwoordig: Emancipatie van liefde en lust sinds 1880. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep. Wouters, Cas (2012b) On the Concept of ‘Good Society’. Figurations: Newsletter of the Nor‐ bert Elias Foundation, 36: 4-5. Wouters, Cas (2012c) Seksuele ontwikkeling en opvoedstijlen: Statistische seksuologie in historisch perspectief. Tijdschrift voor Seksuologie, 36(1): 37-47.
Sociologie 2013 (9) 3/4
405
Bron: Seksuele gezondheid in Nederland 2011, Rutgers WPF
406
Sociologie 2013 (9) 3/4