Vraag 37
Geef je me één goede reden?
Over de argumentatiestructuur
In vraag 15 en vraag 22 maakte je al kennis met enkele tekststructuren: de chronologische, de opsommende, de vergelijkende, de oorzaak-gevolgstructuur, de probleem-maatregelstructuur en de evaluatiestructuur. Vandaag leer je een nieuwe, erg bruikbare structuur: de argumentatiestructuur. Als je ouders weer eens zeuren over een fuif of over je rommelige kamer, dan heb je tenminste ste goede argumenten klaar en kun je meer dan één goede e reden geven om toch naar die leuke fuif te mogen!
1 2 3 4 5
Feit of mening? Argumenten op een rijtje Ben je voor of tegen? Gaan we moeilijk doen? Ik vind, jij vindt, maar wat vindt hij?
1 Feit of mening? Voor je met de argumentatiestructuur aan de slag kunt, moet je eerst weten of je te maken hebt met feiten of meningen.
Opdracht 1
Zijn deze stellingen feiten of meningen? Stelling
Feit
Mening
X
Antwerpen heeft de mooiste kathedraal ter wereld.
X
Morgen is er een toets gepland van Nederlands. Dat was een fantastisch boek, de personages waren levensecht.
X
Dat zijn de mooiste schoenen die ik ooit gezien heb.
X X
Ze was te laat, dus moet ze nablijven.
X
Portugal gaat zeker de wereldbeker winnen met zo’n geweldige ploeg. Je moet 54 bladzijden leren voor het proefwerk geschiedenis.
1
X
Wat zul je het snelst geloven, een feit of een mening?
Feit, het is niet gebaseerd op gevoelens of persoonlijke ideeën.
Vraag 37 - Geef je me één goede reden?
303 30
2
Wat speelt daarbij een grote rol?
Feiten kun je controleren, meningen zijn afhankelijk van persoon tot persoon.
Een feit is een objectief gegeven dat je kunt bewijzen en waarover geen discussie bestaat. Een mening is een subjectief gegeven dat vooral gebaseerd is op het waardeoordeel van de spreker. Vaak begin je een discussie omdat je van mening, en dus van waardeoordeel, verschilt.
2 Argumenten op een rijtje Er is een groot verschil tussen meningen en feiten. Zo verschillen ook goede en slechte argumenten van elkaar.
Opdracht 2 Vul in de linkerkolom de stellingen aan met een eigen argument. Eigen argumenten Wie mooi wil zijn, moet lijden,
Oordeel buur Wie mooi wil zijn, moet lijden,
want:
Jongeren die alcohol of andere drugs gebruiken, willen er enkel bij horen, want:
304 4
Deel 5
Jongeren die alcohol of andere drugs gebruiken, willen er enkel bij horen,
Een diploma is overbodig in onze maatschappij, je vindt overal werk,
Een diploma is overbodig in onze maatschappij, je vindt overal werk,
want:
Opdracht 3
Beoordeel de argumenten van je buur uit opdracht 2 op basis van de twee criteria in de tabel hieronder. Verbeter ze als je dat kunt en formuleer betere voorstellen. Noteer ze in de rechterkolom. Argument
Is het argument een feit?
Doet het argument ter zake?
1
ja / nee
ja / nee
2
ja / nee
ja / nee
3
ja / nee
ja / nee
Goede argumenten voldoen aan twee voorwaarden: 1 Een goed argument is juist. Het is waar wat je zegt, het is een objectief gegeven, een feit. Je kunt het bewijzen. 2 Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders, het doet ter zake.
3 Ben je voor of tegen? Opdracht 4
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Gsm op school ‘Het gsm-verbod heeft geen enkel nut.’
‘Tijdens mijn lessen wil ik geen gsm zien.’
Een 19-jarige student zit op dezelfde golflengte als het Vlaams Verbond van het Katholiek Onderwijs (VVKSO) dat van mening is dat het gsm-verbod op school niet haalbaar is.
Een 39-jarige lerares Nederlands en Duits is voor het gsm-verbod op school. ‘Niets stoort meer dan een leerling die belt of sms’t tijdens de les.
Vraag 37 - Geef je me één goede reden?
305 30
‘Op school, op café of gewoon thuis, ik heb mijn gsm altijd bij me. Dit moderne communicatiemiddel is niet meer weg te denken uit de maatschappij. De situatie op school is natuurlijk anders. Leerlingen die constant sms’en tijdens de les storen niet alleen de leraar, maar ook hun medeleerlingen. Zelf letten ze uiteraard ook niet op. Wanneer die leerlingen betrapt worden, verdienen ze dan ook een straf. Maar waarom de rest ook straffen? Volgens het VVKSO zou het onderwijs zelf de leerlingen moeten aanleren hoe ze moeten omgaan met hun gsm tijdens de schooluren. Kinderen uit het lager onderwijs zouden een gsm-beleid moeten krijgen. Dan zouden ze in het middelbaar hun gsm niet misbruiken tijdens de les. Het VVKSO zegt ook dat nieuwe media zoals gsm’s en Facebook net aangemoedigd moeten worden op school. Ik ben het daarmee eens. Een andere troef van de gsm op school is dat het voor veiligheid staat. Ben je lat later thuis door een platte band, een gemiste bus of een geheim afspraakje? Geen probleem, de snel ongeruste ouders worden immers meteen verwittigd via een sms’je. Het voorstel om de gsm ’s morgens aan het secretariaat af te geven en ’s avonds weer op te halen, is ondoenbaar. Dat zou alleen maar problemen en chaos met zich meebrengen. Een ander argument dat voorstanders van het verbod aanhalen is dat leerlingen met dure gsm’s de armere leerlingen een minderwaardigheidscomplex geven. Dat is onzin. Als de gsm uit de school wordt verbannen, zullen de rijkere leerlingen wel iets anders vinden om over op te scheppen, zoals een duur horloge. Het verbod heeft dus geen enkel nut, al denk ik wel dat veel leraren het tegendeel zullen beweren. Maar zij bellen en sms’en zelf soms tijdens de les. IIk zie niet in waarom wij onze gsm niet zouden mogen meenemen naar school.’ Naar: www.robynuytterhoeven.wordpress.com
306 6
Deel 5
Als ik een leerling daarop betrap, heb ik geen medelijden. Ik neem de gsm af en breng hem naar het secretariaat. Een ander nadeel van de gsm op school is dat ikzelf gefilmd of gefotografeerd kan worden. Als dat gebeurt, heb ik geen enkele controle over wat met die informatie gebeurt. Zo werd ik onlangs gefilmd toen ik op de schoolreis naar Londen aan het dansen was. Op zich vond ik dat niet erg, maar zo’n filmpje wil ik niet op Youtube tegenkomen. Ik zou werkelijk teleurgesteld zijn moest een leerling dat doen, het is simpelweg schending van de privacy. Het typische argument dat leerlingen aanhalen om hun gsm toch bij zich te houden, is dat het ‘veilig’ is. ’s Avonds mogen de leerlingen hun afgenomen gsm alweer ophalen, dus dat argument kan meteen weggewuifd worden. Voor en na de schooluren doen leerlingen wat ze willen met hun gsm. Met de fiets of op de bus heb je namelijk geen vaste telefoon waarop je kunt terugvallen. M Maar daarom moet de gsm op school net af staan, want op school is er wel een vaste telefoon. Beide partijen, ouder en leerling, vergeten maar al te vaak dat scholen over een telefoonlijn beschikken die ze op elk moment kunnen gebruiken. Als er iets met een leerling gebeurt tijdens de lesuren, verwittigen we de ouders via de telefoon van de school zelf. De gsm is tijdens de lessen overbodig. Een goed compromis om het gsm-gebruik te verminderen is het voorstel om de leerlingen hun mobiele telefoon ’s morgens aan het secretariaat te laten afgeven en ’s avonds weer te laten ophalen. Jammer genoeg is dat praktisch niet haalbaar in een school met meer dan 700 leerlingen. Scenario’s van gsm’s die gestolen worden, kunnen we maar beter vermijden.’
1
Formuleer kort de mening van de student.
Een gsm-verbod op school is niet haalbaar. 2
Welke redenen haalt hij daarvoor aan? Markeer ze in de tekst.
3
Geeft hij ook de mening van de voorstanders van het verbod? Indien ja, markeer hun redenen met een andere kleur.
4
Formuleer kort de mening van de lerares.
Zij is voorstander van het verbod van gsm’s op school. 5
Welke redenen haalt zij daarvoor aan? Markeer ze in de tekst.
6
Geeft de lerares ook de mening van de voorstanders van het verbod? Indien ja, markeer hun redenen met een andere kleur.
Als je een meningsverschil hebt, moet je de ander overtuigen van jouw standpunt door te argumenteren. Je maakt dan gebruik van goede argumenten. Daarnaast houd je ook rekening met de argumenten van je tegenstander. Dat noem je tegenargumenten. Je bedenkt op voorhand wat de tegenstanders kunnen zeggen en je speelt daarop in. Je bedenkt dus meteen een nieuw argument dat het argument van de tegenstander weerlegt en jouw eigen argumenten sterker doet lijken. Als je het schematisch voorstelt, ziet de argumentatiestructuur er zo uit: Stap 1: je geeft jouw standpunt. Stap 2: je noteert jouw argumenten. Stap 3: je bespreekt de tegenargumenten van je tegenstanders. Stap 4: je weerlegt die tegenargumenten. Stap 5: je herhaalt je standpunt in de conclusie.
4 Gaan we moeilijk doen? Als je je mening of standpunt mondeling verdedigt tegenover een ander, dan spreek je van een discussie.
Opdracht 5 1
Bekijk de discussie en beantwoord de vragen. Noteer de stelling van de discussie in een volzin.
Zal het optrekken van de leeftijd voor het rijbewijs leiden tot minder ongevallen? 2
Geef één argument voor.
– Uit onderzoek blijkt dat het perifere zicht op 22 pas volledig ontwikkeld is. – De persoonsontwikkeling komt pas rond 22 jaar tot rijpheid. – Jongeren brengen ge anderen in gevaar terwijl ouderen vooral zichzelf in gevaar g rin kla er dv or Wo brengen. reageren op iets, inspelen op iets = actief ondernemen reageren door een actie te een bepaalde dat weerleggen = aantonen ijk is gel mo of t rec bewering niet cor
Vraag 37 - Geef je me één goede reden?
307 30
3
Geef één argument tegen. – Het ligt niet aan de jongeren, maar aan de opleiding. Jongeren krijgen niet voldoende onderwijs over rijden en mobiliteit. – Voor heel wat jongeren uit TSO en BSO is een rijbewijs noodzakelijk als ze willen gaan werken. – De rijopleiding moet geprofessionaliseerd worden en er moet geïnvesteerd worden.
4
Wat is het standpunt van de ouders van Vincent Vanrooy?
Ze zouden de jongeren willen wijzen op de gevaren van roekeloos rijden. Zij geloven dat het optrekken van de leeftijdsgrens levens zal sparen. 5
Wat is de ‘mobile shift’?
De verandering in de keuze van vervoerswijze 6
Wat vinden de jongeren zelf?
‘Waar moeien jullie je mee?’ Zij moeten niet boeten voor een generatie die niet verantwoordelijk is geweest. 7
Formuleer nu je eigen standpunt over de stelling. Geef ten minste twee goede argumenten.
Persoonlijk antwoord
5 Ik vind, jij vindt, maar wat vindt hij? Opdracht 6
1
Nu is het aan jou. Overtuig je klasgenoten van je eigen opvattingen en voorstellen. Vorm een groepje en bedenk een stelling. Verzin een interessant onderwerp waar iedereen een mening over heeft en die ook naar voren wil brengen. Welk onderwerp heb je gekozen?
Persoonlijk antwoord 2
Wat is je stelling, welk standpunt zul je verdedigen?
Persoonlijk antwoord Je hebt al een begin. Bereid met het schrijfkader de discussie voor. Zo heb je meteen de structuur van een goede argumentatie bij de hand. Bedenk verschillende argumenten zodat je sterker staat tijdens de discussie straks. Je wilt deze stelling verdedigen:
308 8
Deel 5
Je hebt een aantal argumenten om die stelling te ondersteunen. Ten eerste
Ook vind ik
Ten slotte kan ik ook nog aanbrengen
Er zijn ook mensen die hier heel erg tegen zijn. Zij vinden dat
Ze hebben sterke argumenten voor hun mening, namelijk:
Een ander tegenargument is
Maar daar kan ik tegen inbrengen dat
Als je alle argumenten op een rijtje zet, vind ik dat
omdat
Vraag 37 - Geef je me één goede reden?
309 30
tip p
Straks leg je de stelling van je groepje voor aan de rest van de klas en begint de discussie. Natuurlijk zijn er enkele regels waarmee je rekening houdt. – Beleefdheid komt op de eerste plaats. Je luistert en je reageert gepast. Dat wil zeggen dat je enkel inpikt op relevante argumenten en dat je ook reacties geeft die relevant zijn voor de discussie. – In een discussie is er altijd structuur aanwezig. Je hebt de groep die voor is en de groep die tegen is. Daarnaast duid je een moderator aan (iemand die het debat leidt en neutraal blijft tijdens de discussie). – Je respecteert altijd andermans mening, je luistert naar elkaar en onderbreekt elkaar niet voortdurend. Je begint vooral niet te roepen.
Opdracht 7 Tijdens en na de discussie moet er ook gewerkt worden. Achteraf beoordeel je iemand van de tegenstanders op een objectieve manier. Je gebruikt daarvoor dit evaluatieformulier. Het is de bedoeling dat je je medeleerling helpt zodat hij het volgende keer nog beter doet. Je bouwt je kritiek op en je geeft argumenten voor je mening, want dat kun je nu als de beste. Je schrijft een eindoordeel van ongeveer vijf volzinnen. Discussie en inhoud
Niet goed
Matig
Goed
Erg goed
Niet goed
Matig
Goed
Erg goed
Naam leerling: Hij neemt actief deel aan de discussie. Hij is goed voorbereid op de discussie. Hij luistert en laat de ander uitspreken. Hij respecteert de mening van de ander. Hij vat in het begin van de discussie kort zijn standpunt samen. Hij geeft duidelijke en juiste argumenten voor zijn standpunt. Hij speelt in op de argumenten van een ander. Taal en vorm Hij kijkt de gesprekpartners aan. Hij spreekt op een goed tempo (niet te snel/te traag). Hij articuleert voldoende. Hij spreekt luid genoeg. Hij maakt geen taalfouten (lidwoorden, voorzetsels, werkwoorden …). Hij gebruikt goed gevormde zinnen.
310 0
Deel 5
Eindoordeel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de delen van een argumentatiestructuur.
Je kunt een medeleerling objectief beoordelen.
Je kent het verschil tussen feiten en meningen.
Je kunt je standpunt formuleren.
Je kent de criteria voor een goed argument.
Je kunt argumenten formuleren die je standpunt ondersteunen. Je kunt tegenargumenten bedenken bij je standpunt.
Vraag 37 - Geef je me één goede reden?
311 31