D.A.S. SPECIAAL - Rechtsbijstand Na brand. Als de rook om je hoofd is verdwenen De meeste autobezitters hebben naast hun verplichte B.A.-verzekering ook een polis rechtsbijstand Auto. Hoewel de kostprijs van een onroerend goed zich op een heel wat hoger niveau situeert dan de gemiddelde prijs van een wagen, onderschrijven de meeste huiseigenaars echter geen rechtsbijstandspolis na Brand. Nochtans zijn er met een brandschade aan de eigen woning vaak duizenden euro‟s gemoeid. De verzekerde waant zich veilig, tot de verzekeraar weigert met geld over de brug te komen. Niet alleen kunnen er problemen rijzen na een brand, ook de aanverwante risico‟s als diefstal, waterschade en stormschade kunnen voor een betwisting zorgen met de eigen brandverzekeraar. De rechtsbijstand na Brand is daarom bedoeld om een allround bescherming te bieden aan de verzekerde bij problemen in het kader van zijn globale brandpolis.
Schaderaming wordt betwist Een eerste reeks betwistingen heeft betrekking op de eigenlijke schaderaming. De aangesproken brandverzekeraar zal in de eerste plaats trachten zijn eigen belangen te verdedigen door de schade zo laag mogelijk in te schatten. De eigenaar aanvaardt vaak de vergoeding van zijn verzekeraar tegen beter weten in. Is de schade van enige omvang, dan heeft de eigenaar immers nog voldoende andere zorgen aan het hoofd. De afwikkeling van een brand is tevens een zaak van deskundigen. Voor de leek is het vaak ondoenbaar een juiste kijk op de omvang van de ramp te krijgen. De cliënt meent misschien een redelijk voorstel voorgeschoteld te krijgen en stelt later pas vast dat de raming onvoldoende begroot werd.
Voorbeeld De woning van de klant is een pareltje. De muren zijn met gemoltoneerd behang gedecoreerd (nieuwwaarde 7.500 EUR). Tot waterschade het huis aantast, en het behang volledig ruïneert. De brandverzekeraar raamt de totale schade op 1.200 EUR. De klant gaat hier niet mee akkoord. Ze verzoeken hun bemiddelaar de rechtsbijstandsverzekeraar een tegenexpert aan te laten stellen. Deze meent dat een percentage slijtage van 50 % redelijk is en stelt 4.000 EUR als aanvaardbare som voor. De brandverzekeraar weigert deze tegenexpertise te accepteren. Omdat een arbitrageregeling onvoldoende resultaten zou opleveren en bovendien bindend is voor beide partijen, kiest de rechtsbijstandsverzekering voor een gerechtelijke procedure. Er wordt een gerechtsexpert aangesteld, die de reële schade op 6.590 EUR begroot. Kosten tegenexpertise Om zich te verdedigen heeft de verzekerde de bijstand nodig van een specialist die de schade objectief kan ramen. Hier kan men verwijzen naar de waarborg „tegenexpertise‟ die in de brandpolis vervat is. Deze waarborg kan toereikend zijn, maar is vaak ook niet voldoende. Deskundigen worden vaak vergoed op basis van het resultaat. Het honorarium wordt berekend als een percentage van de schadevergoeding, dat afneemt naarmate de verworven uitkering toeneemt. De grotere expertisebureaus rekenen echter vaak kosten voor verplaatsing en schaderaming aan. Dat gebeurt vooral bij lage schadeclaims. De cliënt maakt niet altijd een overlegde keuze bij de aanstelling van een expert. Wat indien het expertisebureau tegelijk met de brandweer op de plaats van het onheil aankomt en een verontruste eigenaar een expertiseopdracht laat tekenen? De rechtsbijstandsverzekeraar na Brand biedt de vrije keuze van expert en kan op die wijze het tekort aan tegenexpertisekosten opvangen. Indien de brandpolis totaal geen expertisekosten voorziet, of slechts voor bepaalde waarborgen, dekt de rechtsbijstand in eerste risico. Grote schadeclaim Men kan uiteraard na schaderaming een tweede expert aanstellen en in het geval deze expert niet tot een vergelijk komt met de eerste expert, overstappen naar een gerechtsexpertise of een arbitrageregeling. Maar zulke zaken slepen soms maandenlang aan. Voor de cliënt een zeer lastige periode. En het eindresultaat is niet altijd even bevredigend. Daarom is het soms beter om preventief op te treden. Vanuit de ervaring dat er schade boven de 5.000 EUR altijd betwistingen optreden, menen sommige rechtsbijstandsverzekeraars dat het weinig zin heeft te wachten tot de brandverzekeraar met een ontoereikend aanbod over de brug komt. D.A.S. geeft dan ook voor belangrijkere dossiers (boven de 5.000 EUR) de verzekerde de gelegenheid om onmiddellijk, en op kosten van de rechtsbijstand, een expert aan te stellen. Contractuele problemen met inbegrip van de opzoekingskosten Een tweede reeks betwistingen zijn deze van contractuele aard. Wat is de inhoud van het begrip „waterschade‟? Wat is de definitie van „terrassen‟? Wat is het verweer van de cliënt tegenover het vermoeden van „brandstichting‟? Mag de diefstalverzekeraar weigeren om een tussenkomst te verlenen, indien hij meent dat de eigenaar nalatig geweest is door zijn dakvenster open te laten? Moet de globale woning verzekeraar ook niet de schade van huiszwam betalen? Wat als de globale woningverzekeraar weigert tussen te komen? Vaak voeren de betwistingen terug op een discussie omtrent de interpretatie van beperkingen of uitsluitingen in de polisvoorwaarden. De verzekerde baseert zich op zijn
eigen versie of definitie van het schadegeval, of legt de uitsluitingen op een heel andere manier uit. De ervaren schadebeheerders van de brandverzekeraar zijn hierin uiteraard geen gelijkwaardige tegenpartij voor de cliënt die voor het eerst met een grote schade in zijn woning wordt geconfronteerd. Ook de ervaren bemiddelaar heeft niet altijd de toegang tot de „juiste‟ zienswijze. En als nu de Brandverzekeraar weigert tussen te komen en de verzekerde kosten dient te maken om zijn gelijk te bewijzen? Wie betaalt deze uitgaven als uiteindelijk bewezen wordt dat de Brandverzekeraar toch gelijk had? De opzoekingskosten nodig voor de detectie van de oorzaak van de schade zijn expliciet in de polisvoorwaarden Na Brand opgenomen. Om ook in gevallen waarbij deze kosten niet op de brandverzekeraar of op een aansprakelijke derde verhaald kunnen worden te kunnen rekenen op de polis rechtsbijstand D.A.S. Juridische opvang De toevloed van algemene vragen van verzekeringsbemiddelaars bij rechtsbijstandverleners in verband met (on)terechte afwijzingen, bewijzen de noodzaak van een kwalitatieve juridische opvang van contractuele discussies. De juristen van de rechtsbijstandsverzekeraar zijn goed geplaatst om de bepalingen van de brandpolis te onderzoeken en met gedegen argumenten alsnog de acceptatie van een schadegeval te verkrijgen. Hier speelt de ervaring en de objectiviteit van de rechtsbijstandmaatschappij natuurlijk een grote rol.
Dankzij de D.A.S.-rechtsbijstand NA BRAND verdedigen wij uw cliënt bij alle conflicten met de globale “Brand”verzekeraar en nemen wij alle uitgaven ten laste, met inbegrip van de opzoekingskosten. Want als het misloopt, reken je toch op de rechtsbijstand. En als het gaat om een optimale klantenservice, kiest u toch de allerbeste, de D.A.S.-kwaliteit! www.das.be
HOOFDARTIKEL - 'Geen rook zonder vuur?' De rechten verbonden aan de persoonlijkheid van iedere persoon, zijn rechten verworven vanaf de geboorte en als dusdanig beschermd, zowel nationaal als internationaal. Elke mens heeft immers recht op zijn eer, zijn reputatie en zijn portret. Deze rechten kunnen helaas geschonden worden. In dit verband krijgt vooral de pers veel kritiek en een aantal gerechtelijke beslissingen aarzelen dan ook niet om betrokken journalisten te veroordelen. Maar niet alleen de pers geeft aanleiding tot conflicten. Ook de recente ontwikkelingen van de informatica (laptop, Ipad, Ipod, Iphone maar vooral Facebook en Twitter die berichten en foto’s gratis via Internet versturen) maken zich hieraan schuldig.
Om welke schendingen gaat het? Het gaat hoofdzakelijk om schendingen van de eer van een privé of rechtspersoon door laster, eerroof of belediging, die strafrechtelijk kunnen vervolgd worden (art.443 en volgende van het Strafwetboek). Laster is iemand iets ten laste leggen dat zijn goede naam beschadigt terwijl men weet dat het in strijd is met de waarheid. Eerroof is de eer van iemand schenden op basis van gegronde feiten. Ook het portret van een persoon kan geschonden worden. Op welke schadevergoeding hebben slachtoffers recht? Vroeger kende de rechtspraak aan het slachtoffer slechts een schadevergoeding toe van 1 symbolische frank, soms gepaard met publicatie van het vonnis in de betrokken krant. Vandaag bepalen de rechtbanken eerder een schadevergoeding met interesten, niet om de auteur te straffen maar om rekening te houden met de omvang van de geleden schade. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de financiële vergoeding van een morele schade en de financiële schadevergoeding van de mogelijke vermogensrechtelijke gevolgen van eerroof (bijvoorbeeld inkomensverlies), met name de vergoeding van een materiële schade.
Schending van de eer en goede naam van een natuurlijke persoon Naar aanleiding van de zaak Dutroux werden talrijke journalisten veroordeeld. Ten onrechte beschuldigde de pers een advocaat van banden met extreemrechts (12.395 EUR), een andere van gekonkel met Dutroux (6.198 EUR), en een Rijkswachtcommandant dat hij het onderzoek in de doofpot had willen stoppen (12.395 EUR), enz. Een schadevergoeding van 620 EUR werd toegekend aan een ambtenaar, die het onderwerp was van beledigende en onterende kritiek ter gelegenheid van een televisieuitzending. Zijn voorstel inzake immigratiepolitiek werd immers „misdadig‟ genoemd (Burg. Brussel 26.10.2001). In een vechtscheidingsprocedure, legde een echtgenote klacht neer tegen haar echtgenoot wegens slagen en verwondingen. De feiten bleken verzonnen. Zij werd vervolgd wegens laster en veroordeeld tot schadevergoeding aan haar echtgenoot (Corr. Charleroi 22.11.2011 kende hem 500 EUR toe + vergoedende interesten vanaf de dag van de klacht). Een werknemer kreeg op de werkvloer te maken met spot, uitsluiting en verbale kwelling. Hij kreeg een schadevergoeding van 1.500 EUR (Burger Brussel 1.3.2011). Een morele schadevergoeding van 2.479 EUR werd toegekend aan een dame wegens beledigende aantijgingen in een boek (Burger Antwerpen 21.12.2000). Een dagblad en zijn journalist werden in solidum veroordeeld omdat zij vóór de afloop van een proces, op de eerste bladzijde een beledigend artikel publiceerden over de persoonlijkheid van een paracommando en hem ervan beschuldigden dat hij zijn twee kinderen opzettelijk gedood had in een verkeersongeval. Na vrijspraak van betrokkene, oordeelde het hof van beroep van Brussel, in een arrest van 27.4.2007, dat het kwestieuze artikel definitief zijn eer en zijn goede naam had aangetast en dat hij recht had op een morele schadevergoeding van 6.000 EUR. In een uitgebreid gemotiveerd vonnis, veroordeelde de burgerlijke rechtbank van Brussel op 15.10.2009 een VZW, die lange uittreksels uit de speech van een gemeenteraadslid online (You Tube) had geplaatst. De VZW rukte een zin uit zijn context en plaatste hem op de voorgrond. De spreker werd beschuldigd van antisemitisme en assimilatie van de Israëlische politie met het nazisme! De rechtbank wijst erop dat het principe van vrijheid van meningsuiting en informatie niet absoluut is en rekening moet houden met de rechtmatige rechten en belangen van iedereen. Vrije meningsuiting kent grenzen en mag de eer en goede naam van een persoon niet aantasten. Door het gemeenteraadslid te verdenken van ideeën die zeker niet de zijne waren, beging de VZW een fout, die door het vonnis erkend wordt door de toekenning van 1 symbolische euro. Schending van de eer en goede naam van een rechtspersoon Een forfaitair bedrag van 2.500 EUR werd als morele schadevergoeding toegekend aan een politiezone waarvan twee politieagenten werden beledigd en verwond door twee personen die zij hadden aangehouden (Beroep Brussel 11.1.2012). Volgens de rechtbank heeft een rechtspersoon, die in dit geval een taak van openbaar belang uitvoert, recht op herstel van de schade geleden door schending van zijn eer of reputatie. Schending van het portretrecht Iedereen herinnert zich de foto die in een tijdschrift verscheen van onderzoeksrechter M. Doutrèwe, belast met het dossier Dutroux. Mw Doutrème zat in badpak aan een zwembad in gezelschap van invloedrijke politieke figuren. Deze schending van het privéleven van geïnteresseerde leverde het tijdschrift een veroordeling op van 1 symbolische frank en de publicatie van het vonnis in verschillende dagbladen.
Conclusie Uit deze paar voorbeelden van de rechtspraak blijkt dat een journalist altijd voorzichtig moet zijn en met de nodige objectiviteit zijn bronnen op hun juistheid moet controleren. Evenals de journalisten, kunnen al degenen die op Internet informatie of portretten verspreiden die de eer en de reputatie van een persoon schenden, strafrechtelijk en burgerlijk gestraft worden. Iedereen kan het mikpunt worden van schending van zijn goede naam, zijn eer of zijn portret, hetzij in de pers, hetzij op Internet. Een Rechtsbijstandverzekering zal hem dan goed van pas komen.
RECHTSPRAAK - Verzekering B.A. - Begrip 'bewaarder' Cassatie 13 september 2012 Het gaat hier om een klassiek debat. Een minderjarige dringt stiekem binnen in een auto geparkeerd op een hellend terrein en maakt de handrem los. Wat gebeurt er met de schade die aan dit voertuig wordt veroorzaakt? De ouders zullen hun verzekeraar B.A.-Gezin (BAF) aanspreken, die zal antwoorden dat de polis de dekking uitsluit van elke schade veroorzaakt aan het roerend goed dat een verzekerde onder zijn bewaring heeft. Kan men de stelling van de BAF verzekeraar betwisten? Zonder enige twijfel, na het cassatiearrest dat het beroep vernietigde van een BAF verzekeraar tegen een arrest van de rechtbank van 1ste aanleg van Luik. De feiten Een 16-jarige jongeman (G) leeft bij zijn moeder. Samen met zijn vader brengt hij een bezoek aan een vriend van laatstgenoemde. Buiten medeweten van zijn vader en diens vriend, stapt G in de Ferrari van de vriend en maakt de handrem los. De Ferrari rijdt van de helling en komt terecht beneden in de gracht. De schade bedraagt 26.900 EUR. De vader van G doet beroep op zijn BAF verzekering voor de schade aan de Ferrari. De BAF verzekeraar weigert tussen te komen om reden dat schade aan een roerend goed dat een verzekerde onder zijn bewaring heeft, altijd van de verzekering wordt uitgesloten. Beslissing van de rechtbank van Luik De rechtbank oordeelt dat de bewaarder van een goed moet beschikken over de „intellectuele leiding’ die toelaat het gebruik ervan te controleren. De rechtbank oordeelt dat dit hier niet het geval is, en aangezien G niet de „intellectuele‟ bewaring had van de Ferrari, is de BAF verzekeraar verplicht de veroorzaakte schade te dekken. Voorziening van de verzekeraar en beslissing van het Hof van Cassatie Het Hof van Cassatie verwerpt het beroep van de verzekeraar en oordeelt dat de rechter ten gronde terecht besliste dat G, zonder erbij na te denken, de handrem van de Ferrari had losgemaakt en derhalve niet beschikte over de „intellectuele‟ leiding van het voertuig, die toelaat de werking en het gebruik ervan te controleren. Wat moet men uit deze rechtspraak onthouden? De beslissing van het Hof van Cassatie is gegrond want de „bewaarder‟ moet voor eigen rekening de leiding en de controle over een goed kunnen uitoefenen. Welnu, wanneer een minderjarige, buiten medeweten van zijn ouders, binnendringt in het voertuig van een derde en per vergissing de handrem losmaakt, kan hij niet als „bewaarder‟ van dit voertuig beschouwd worden aangezien hij niet beschikt over de leiding voor zijn eigen rekening. In deze omstandigheden, is de BAF verzekeraar verplicht de schade aan het voertuig te dekken. Zijn argument dat hij op basis van de uitsluiting bepaald in zijn polis geen dekking hoeft te verlenen, kan niet worden gevolgd.
VRAAG & ANTWOORD 1 Aansprakelijkheid van makelaar - Inschrijvingsaanvraag zonder akkoord van B.A.-autoverzekeraar Een nieuwe cliënt vroeg me om zijn voertuig dringend in te schrijven en in B.A. te verzekeren. Ik stuurde onmiddellijk een aanvraag voor inschrijving aan het DIV samen met de naam van de verzekeraar, zodat mijn nieuwe cliënt een nummerplaat kreeg. Enkele dagen later liet de verzekeraar mij weten dat hij het risico niet wilde dekken omdat mijn cliënt een voorgeschiedenis had (verschillende schadegevallen vermeld bij Datassur). Ik heb meermaals geprobeerd mijn cliënt hiervan te verwittigen. Tevergeefs. Deze cliënt rijdt dus met een wettelijke nummerplaat maar zonder verzekering! Moet ik hem een aangetekende brief sturen om hem te verwittigen? Moet ik hem bij een andere verzekeraar laten verzekeren? Kan ik aansprakelijk gesteld worden? Ten aanzien van derden is de B.A.-Autoverzekeraar (of de gemandateerde makelaar, zoals in dit geval) die op een aanvraag om inschrijving van een motorvoertuig zijn zegel en handtekening aanbrengt, aansprakelijk zelfs wanneer geen overeenkomst werd afgesloten (constante rechtspraak: zie cassatiearresten van 19.6.1990, 6.11.1995 en 26.9.2000 alsmede Politie Brussel 22.11.2000, De Verz. 2001, p.543). µ De cliënt voor wie u een aanvraag tot inschrijving richtte aan de DIV is bijgevolg naar behoren gedekt door een B.A.-Autoverzekering bij de verzekeraar vermeld op de inschrijvingsaanvraag. Deze verzekering is geldig voor een periode van 1 jaar, overeenkomstig art.30 van de wet op de verzekeringen. Vooraleer de documenten naar de DIV te verzenden, is het altijd aangeraden eerst contact te nemen met de verzekeraar om te weten of het risico wordt aanvaard. U kan dus aansprakelijk gesteld worden ten aanzien van de verzekeraar die u heeft gemachtigd om in zijn naam te handelen. In een vonnis van 25.6.2007 (CRA/VAV 2007, p.339), heeft de politierechter van Antwerpen in die zin gevonnist: ‘Het makelaarskantoor dat over de toelating beschikt om het zegel van een verzekeraar op de inschrijvingsaanvragen aan te brengen en om ze te ondertekenen, verplicht de verzekeringsmaatschappij om dekking te verlenen aan derden vanaf de aanvraag tot de vervaldag en dit overeenkomstig de wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. De omstandigheid dat het kantoor een fout beging bij het plaatsen van het zegel verandert hieraan niets. Een gevolmachtigde is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen bedrog maar eveneens voor de fout begaan in de uitvoering van zijn opdracht. Het foutief plaatsen van het zegel van de verzekeraar is een evident contractuele fout waarbij de makelaar de verzekeraar moet dekken voor alle bedragen waartoe de verzekeraar kan veroordeeld worden.
VRAAG & ANTWOORD 2 B.A.-Autoverzekering - Verkeersongeval met twee voertuigen - Aansprakelijkheid niet te bepalen Schadevergoeding Er ontstonden al levendige discussies sinds het Grondwettelijk Hof besliste dat B.A.-autoverzekeraars dienden tussen te komen voor de bestuurders van twee voertuigen betrokken in een verkeersongeval waarvan de verantwoordelijkheid niet te bepalen valt (rug aan rug regeling). Hoe staat dit vandaag? Moeten de B.A.-autoverzekeraars de materiële schade aan beide voertuigen dragen? De nieuwe en, volgens ons, povere redactie van artikel 19bis-11 §2 van de Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen veroorzaakt diverse commentaren en rechtspraak. Art.19bis-11 §2 luidt als volgt: „In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf, indien verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken.‟ In een arrest van 3.2.2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 19bis-11 §2 kon toegepast worden wanneer slechts twee voertuigen betrokken waren bij een ongeval (zie commentaar in ons DAS Journaal N°9 van 2011). Het Hof hield zich zonder meer aan deze interpretatie in haar antwoord op de prejudiciële vraag die haar gesteld werd. De rechtsleer heeft deze interpretatie van het Hof in ruime mate toegelicht en oordeelde, met een brede meerderheid, dat artikel 19bis-11 §2 slechts van toepassing is voor lichamelijke letsels. Het voornaamste argument hiervoor is dat, wanneer de aansprakelijke van het ongeval niet kan bepaald worden, het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) slechts de lichamelijke letsels zal vergoeden met als gevolg dat als de B.A.-autoverzekeraars verplicht zijn tussen te komen in de plaats van het GMWF, zij alleen de lichamelijke letsels zullen moeten vergoeden. Wij gaan hiermee volledig akkoord om de eenvoudige reden dat als art.19bis-11 §2 van toepassing zou zijn op materiële schade, men ongetwijfeld zou afstappen van de aansprakelijkheid wegens fout, grondslag van de wet van 21.11.1989, met uitzondering van art.29bis. Bovendien zouden twee bij een ongeval betrokken bestuurders een ongevalsaangifte zodanig kunnen opmaken dat geen enkele van beiden aansprakelijk is… De rechtspraak is hierover echter verdeeld. Vier vonnissen (Politie Charleroi 21.10.2011, C.R.A./V.A.V. 2013, p.35; Politie Charleroi 12.10.2012, J.L.M.B. 2013, p.1813; Politie Charleroi 14.01.2013, C.R.A./V.A.V.2013, p.10 en Politie Brussel 15.10.2013, C.R.A./V.A.V.2014, p.10) verwerpen de schadevergoeding van de materiële schade terwijl twee vonnissen (burgerlijke rechtbank Luik 26.02.2013, J.L.M.B.2014, p.111 en burgerlijke rechtbank Brussel 28.5.2013, C.R.A./V.A.V. 2014, p.8) oordelen dat, in de huidige stand van zaken, er geen reden is om de materiële schade uit te sluiten! Zo ver staan we dus: onzekerheid troef. Wij wachten met ongeduld op het standpunt van het Hof van Cassatie. Zolang de wet niet wordt hervormd, kan alleen zij ons uit dit kluwen redden.
VRAAG & ANTWOORD 3 Verkeer - Boete wegens verkeersovertreding snelheidsovertreding per radar vastgesteld - Voertuig ingeschreven op naam van natuurlijk persoon en voertuig ingeschreven op naam van vennootschap Ik heb in de pers gelezen dat de bestuurder van een vennootschapsvoertuig van wie een snelheidsovertreding per radar werd vastgesteld aan de boete kon ontsnappen. Hoe zit dit precies? Na een arrest van het Grondwettelijk Hof van 19.12.2013 kon men in de pers inderdaad lezen dat de bestuurder van een firmawagen gemakkelijk aan elke strafvervolging (in dit geval een geldboete) kon ontsnappen als de snelheidsovertreding per radar was vastgesteld. Wij denken dat deze foutieve beoordeling het gevolg is van een slechte interpretatie van voornoemd arrest van het Grondwettelijk Hof. Allereerst dient eraan herinnerd te worden dat sinds het koninklijk besluit van 12.10.2010, de nummerplaat op de door radars genomen foto's moet leesbaar zijn. De term „achter‟ werd afgeschaft, met als gevolg dat een foto van de voorplaat dezelfde waarde heeft als de foto van de achterplaat. Moet er bij een snelheidsovertreding een verschil gemaakt worden tussen een privéwagen en een firmawagen? Het antwoord is neen. Maar er bestaat een vermoeden van schuld in hoofde van de bestuurder van een privéwagen (art.67bis van de wet op de politie van het wegverkeer) terwijl, wat betreft de bestuurder van een firmawagen, het gaat om een simpele mededeling van de persoon die de firma vertegenwoordigt (art. 67ter). In beide gevallen, kan de persoon aan wie de overtreding wordt ten laste gelegd, altijd beweren dat hij niet de bestuurder was van het voertuig. In dit geval moet het parket bepalen wie dan wel de bestuurder was. Als het parket tot vervolging overgaat, zal de politierechter moeten beslissen op basis van de informatie waarover hij beschikt. Men kan besluiten dat de situatie praktisch dezelfde is voor een privé voertuig en een firmavoertuig. De bestuurder van beide voertuigen kan altijd beweren dat hij niet de bestuurder was op het ogenblik dat de overtreding werd vastgesteld. In dit geval moet het parket de identiteit van de bestuurder bewijzen. Maar o wee de slimmerd die beweert niet de bestuurder te zijn terwijl hij geflitst werd en de foto duidelijk zijn gezicht toont...
VRAAG & ANTWOORD 4 Verkeer - Overtreding wegens overdreven snelheid Niet-conforme verkeersborden Mijn cliënt reed met zijn voertuig op een rijweg buiten de bebouwde kom. Hij werd geflitst omdat hij tegen 80km/u reed terwijl een bord de snelheid beperkte tot 70km/u. Kan men deze overtreding betwisten? Op de rijweg waar mijn cliënt reed, was de toegelaten snelheid 90km/u. Hij werd geflitst op een vijftigtal meter na het verkeersbord dat de snelheid tot 70km/u. beperkte. Hij vertraagde en reed nog tegen 80km/u ter hoogte van de radar. Mijn cliënt kon dus onmogelijk zijn snelheid verminderen tot 70km/u op deze korte afstand! Het verkeersbord dat een snelheidsbeperking oplegt, is het verbodsbord C43. Het, Ministerieel besluit 11.10.1976 waarbij de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeersborden worden bepaald en dat meermaals werd gewijzigd, bepaalt in artikel 9.9.3° dat: „Wanneer een snelheidsbeperking wordt opgelegd buiten de bebouwde kom, moet het eerste verkeersbord C43 aangekondigd worden door een gelijkaardig verkeersbord, aangevuld met een onderbord van het type Ia, indien het verschil tussen de maximale toegelaten snelheid en de opgelegde snelheidsbeperking meer dan 20 km/u. bedraagt’. Als, op een rijweg buiten bebouwde kom met een toegelaten snelheid van 90km/u, een snelheidsbeperking van 70km/u (of minder) door een verkeersbord C43 wordt opgelegd, heeft de overheid die deze rijweg beheert de verplichting om de automobilist van deze snelheidsbeperking te verwittigen 200 meter vóór het verkeersbord C43. Uw cliënt kan bijgevolg de boete betwisten aangezien er 200 meter vóór het bord C43 geen enkel verkeersbord stond dat hem moest verwittigen en toelaten zijn snelheid te verminderen. De overheid die het wegennet beheert en verantwoordelijk is voor het plaatsen van de verkeersborden beschikt over geen enkele beoordelingsmacht en is verplicht het voornoemd ministeriel besluit na te leven (Cassatie 10.1.2013).
VRAAG & ANTWOORD 5 B.A.-autoverzekering - Verhaal van verzekeraar wegens niet-naleving van reglementering (rijbewijs) De 20-jarige zoon van mijn cliënten rijdt met een voorlopig rijbewijs ‘L’ en mag bijgevolg niet rijden tijdens het weekend na 22 uur. Hij veroorzaakte helaas een zwaar verkeersongeval in de nacht van zaterdag op zondag na 22:00. Hij is volledig aansprakelijk. Zijn B.A.-autoverzekeraar informeert hem per aangetekende brief dat hij verhaal zal uitoefenen voor alle bedragen die hij aan de benadeelden zal betalen (verhaal beperkt tot 35.000 EUR). Heeft de verzekeraar automatisch recht van verhaal? Moet de verzekeraar niet bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de overtreding (rijden tijdens het weekend) en het ongeval? Ik meen dat de fout die mijn cliënt beging in het weekend, hij evengoed zou begaan hebben in de week! Anderzijds stuurde de verzekeraar zijn aangetekende brief aan de zoon van mijn cliënten terwijl de verzekering door de vader werd afgesloten. Moest de verzekeraar zijn brief niet richten aan de vader als verzekeringnemer? Volgens art.25.3°.b van de modelovereenkomst heeft de verzekeraar een recht van verhaal op de verzekerde, dader van het schadegeval, wanneer laatstgenoemde niet voldoet aan de voorwaarden die de Belgische wet en reglementen voorschrijven om het gewaarborgd voertuig te besturen. Door een ongeval te veroorzaken in de nacht van zaterdag op zondag na 22 uur, heeft de zoon van uw cliënten ongetwijfeld het reglement betreffende het voorlopig rijbewijs overtreden (art.9 van K.B. van 23.3.1998). In haar arresten van 19.2.2009, 19.6.2009 en 13.9.2012, oordeelde het Hof van Cassatie uitdrukkelijk dat het verhaal van de B.A.-Autoverzekeraar op de verzekerde, bepaald in voornoemd art.25.3°.b, niet afhankelijk gemaakt wordt van de voorwaarde dat de niet-naleving van de wet of reglementen in oorzakelijk verband staat met het ongeval. Voor het Hof van Cassatie, vormt alleen al de afwezigheid van een geldig rijbewijs de overtreding van een wettelijke verplichting. Bijgevolg is het verhaal van de verzekeraar niet gebaseerd op een verplichting van de verzekeringsovereenkomst, wat uw cliënt zou toegelaten hebben om de verzekeraar te verplichten het oorzakelijk verband te bewijzen. De B.A.-Autoverzekeraar is derhalve niet verplicht om het oorzakelijk verband te bewijzen. Voornoemd art.25.3°.b bepaalt tevens dat de verzekeraar een recht van verhaal heeft op de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, op de verzekerde die niet de verzekeringnemer is. Er staat in dit art.25.3° duidelijk dat de verzekeringnemer aan het verhaal van de verzekeraar ontsnapt als hij bewijst dat de feiten waarop het verhaal gesteund is, zich hebben voorgedaan buiten zijn medeweten. Als wordt bewezen dat de vader niet op de hoogte was van de overtreding begaan door zijn zoon, wat meer dan waarschijnlijk is, ontsnapt hij aan het verhaal. De aangetekende brief alleen gericht aan de zoon, lijkt ons derhalve volkomen geldig.
© D.A.S. Journaal, april 2014