D.A.S. SPECIAAL - polis 'gewaarborgd inkomen' geen dekking voor dronkaards. Sedert 2007 verzekerd, goed verzekerd, meende zaakvoerder M.B. van een KMO met 30 mensen in dienst. Bij gezondheidsproblemen zou de verzekering Gewaarborgd Inkomen de financiële consequenties opvangen. Een maandelijks bedrag van 1500 EUR, daar had hij jaarlijks graag een kleine premie voor over. Maar de jonge zakenman van 32 jaar, leidde in 2013 een zwaar leven met een sociaal loodzware agenda: een drukke zaak runnen, veel afspraken met klanten en leveranciers, wat last van hoge bloeddruk en een pakje sigaretten per dag. Geen tijd voor wellnessklinieken en fitnessprogramma’s... Nooit echt ziek geweest, tot die fameuze dag...
Op 25.02.2013 voelde hij zich helemaal niet goed». hij begon bloed over te geven en werd naar het ziekenhuis gebracht. Alcohol als boosdoener, dat was duidelijk voor de artsen en M.B. Na een week hospitalisatie werd hij uit het ziekenhuis ontslagen. Zijn werk zou hij op 02.09.13 mogen hervatten . De wijn, het bier en de sterke dranken werden echter definitief verbannen. De reactie op de aangifte van de ziekteperiode en het onderzoek van de arts van de verzekeraar „Gewaarborgd Inkomen‟ bezorgde hem echter bijna een hartaanval. Geen dekking voor dronkaards, daar kwam de boodschap op neer. Artikel 5.2.3. van de polisvoorwaarden stipuleert expliciet dat de dekking vervalt bij «drankzucht»». Op 29.11.2013 vraagt de verzekeringsmakelaar aan D.A.S. tussen te komen. De juriste die het dossier behandelt meent dat de interpretatie van de verzekeraar bijzonder arbitrair is en duidelijk aangevochten kan worden. Wanneer is er sprake van
„drankzucht‟? Als bewezen is dat de verzekerde zonder psychologische of medicamenteuze ondersteuning van de ene op de andere dag kon stoppen met drinken, is er geen sprake van alcoholisme! MINNELIJKE MEDISCHE EXPERTISE (MME) De polisvoorwaarden stipuleren dat meningsverschillen die niet in der minne opgelost kunnen worden, beslecht worden door de aanstelling van twee geneesheren, aangesteld als expert, de ene naar keuze van de verzekeringsnemer, de andere door de verzekeraar. De partijen dienen bovendien te verklaren dat zij zich formeel en definitief verbinden om deze minnelijke expertise als wet te erkennen en geen verhaal meer uit te oefenen. De MME gaat door op 18/02/2014 maar beide geneesheren geraken het niet eens over de toestand. De arts van de verzekeraar blijft hardnekkig vasthouden aan alcoholisme. Men beslist een derde geneesheerscheidsrechter, professor B., aan te stellen. Verslag van professor B: «De bloeding was duidelijk het gevolg van overmatig alcoholgebruik. Daarover is iedereen het eens. Maar is men daardoor “drankzuchtig”? Onder drankzucht wordt een onbedwingbare neiging tot het gebruik van sterke dranken verstaan. Volgens de patiënt en zijn eigen arts voldoet hij geenszins aan deze definitie en is zijn alcoholgebruik te kenmerken als ruim sociaal drankgebruik. Hij was zich niet bewust van het gevaar dat dit inhield. De patiënt is inderdaad onmiddellijk na de bloeding gestopt met alcohol.» Resultaat? De verzekeraar is verplicht de invaliditeitsbedragen uit te keren en onze cliënt is tevreden dat hij niet langer met de stempel dronkaard door het leven moet gaan. D.A.S. kwam op voor de belangen van haar klant de heer M.B. en betaalde naast de administratieve kosten van het dossier (250 EUR) de kosten voor haar klant van deze MME (500 EUR). Hoeveel van uw klanten zelfstandigen kunnen bij weigeringen of discussies met hun eigen verzekeraars Gewaarborgd Inkomen, B.A..., Na levering, Elektronische risico’s... rekenen op een dekking rechtsbijstand die ook de waarborg Verzekeringscontracten bevat? Nochtans kan dit voor iedereen, ongeacht de beroepsactiviteit of de omvang van de onderneming, en dit al vanaf 58 EUR. WAAROM RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSCONTRACTEN? JUIST DAAROM!
HOOFDARTIKEL - Risicoaanvaarding in de sport Helaas lopen deelnemers aan een sportevenement af en toe een lichamelijk letsel op. Met het oog op een schadevergoeding nemen zij contact op met hun rechtsbijstandsverzekeraar. Wat zijn echter de mogelijkheden? Vaak roept de tegenpartij de theorie van de risicoaanvaarding in en zal een vordering dus moeilijk worden. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan een tegenspeler die een fout begaat aansprakelijk gesteld worden. Maar zal de aansprakelijkheidsverzekeraar dan ook tussenkomen?
De theorie van de risicoaanvaarding Er wordt aangenomen dat sportbeoefenaars zich onvermijdelijk bloot stellen aan bepaalde gevaren en dan ook de normale risico's inherent aan hun sport aanvaarden. Als zij schade lijden, zijn zijzelf aansprakelijk omdat zij de risico‟s van de sport (of het spel) die zij beoefenen, aanvaard hebben. Voorbeelden Als een tennisspeler tijdens het dubbelspel geraakt wordt door de racket van zijn partner, kan hij zijn schade niet op zijn tegenspeler verhalen. Hetzelfde geldt voor de golfspeler die per ongeluk een bal van een andere speler op het hoofd krijgt of nog de basketbalspeler, die tijdens de wedstrijd kwetsuren aan zijn oog oploopt. In een recent vonnis van 9 oktober 2014, sprak de politierechter van Antwerpen zich uit over het letsel van een wielrenner die als wielertoerist deelnam aan een tocht waar de renners zoals beroepsrenners in groep reden. De teamgenoot, die voor hem reed, moest plots remmen, waardoor de andere wielrenner ten val kwam. De rechtbank oordeelde terecht dat alle deelnemers aan dergelijke wedstrijden ten aanzien van de andere
deelnemers het risico niet tijdig te kunnen reageren op een val aanvaarden. De claim van deze onfortuinlijke fietser werd terecht afgewezen. Beperking van de toepassing van deze theorie Is deze theorie altijd van toepassing? Ja, op voorwaarde dat het om „normale‟ risico's gaat. Als de grens van de normale risico‟s echter overschreden is, beschikt het slachtoffer wel over een verhaalsrecht op zijn agressor. Een speler moet immers niet de abnormale risico's aanvaarden die het gevolg zijn van het niet nakomen van de regels van goed gedrag in de sport. Het al dan niet aanvaarden van de risico‟s krijgt al zijn betekenis bij risicovolle sporten die men als „gevaarlijk‟ kan bestempelen, zoals boksen, rugby of voetbal. Men moet dus in elk van de gevallen concreet bepalen of de dader van de schade een bepaalde grens heeft overschreden en of hij burgerlijk aansprakelijk is op basis van art.1382-83 van het Burgerlijk Wetboek en strafrechtelijk aansprakelijk is voor slagen en verwondingen. Wij behandelen hierna de in België meest beoefende sport, met name voetbal, waarover onze hoven en rechtbanken zich dikwijls moeten uitspreken. Excessen in het voetbal Het staat buiten kijf dat elk gebaar buiten de normale spelregels (vrijwillige vuistslag, kopstoot of schoppen) strafrechtelijk en burgerlijk moet gestraft worden. Maar wat met de „tackle‟ of „sliding tackle‟ die zijn toegestaan en die de spelers veel beoefenen? Zijn alleszins verboden, de tackle achter een speler zonder voordien de bal aan te raken en de tackle met beide voeten van de grond. Men moet telkens controleren of de voetballer een houding heeft aangenomen die een redelijkerwijs voorzichtige voetballer in dezelfde omstandigheden niet zou hebben aangenomen. Maar de taak van de rechter blijkt delicaat. De tackle op zich resulteert niet noodzakelijkerwijs in de aansprakelijkheid van een speler, zelfs wanneer deze tackle ernstige schade veroorzaakte aan de andere speler. De tackle zal slechts een fout uitmaken en tot de aansprakelijkheid van de speler leiden als de rechter soeverein oordeelt dat de handeling gevaarlijk was. Als de scheidsrechter tijdens een match een speler van het veld stuurt (rode kaart) omdat hij oordeelt dat deze speler de normale spelregels heeft overtreden, is dit slechts een „aanwijzing‟. Men kan ze in geen geval automatisch assimileren met een fout in de zin van art.1382 van het Burgerlijk Wetboek of met een zware (opzettelijke) handeling. A contrario kan de rechter een voetballer burgerlijk aansprakelijk stellen zelfs als de scheidsrechter zijn gedrag niet sanctioneerde en beschouwde dat zijn gedrag niet opzettelijk was. Maar als de strafrechter een speler vrijspreekt voor verwondingen aan een andere speler, kan deze speler nog altijd burgerlijk aansprakelijk gesteld worden. Als een amateurvoetballer tijdens een match ernstige verwondingen oploopt (in de
meeste gevallen, een beenbreuk) die hij toeschrijft aan de „fout‟ van een tegenspeler en waarvoor hij niet volledig werd schadeloosgesteld, heeft hij geen andere keuze dan naar de rechtbank te stappen. De rechter kan dan nog altijd oordelen dat het slachtoffer ook een fout beging in oorzakelijk verband met zijn schade en de aansprakelijkheid verdelen. Elke instantie gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer kan eveneens beroep doen op hoven en rechtbanken. Professionele voetballers met een arbeidsovereenkomst zijn slechts aansprakelijk voor bedrog, grove fout of lichte herhaaldelijke fout. Voor schadeherstel is dus het bewijs vereist van een gekarakteriseerde fout. Wat met de verzekering? Het kan gebeuren dat bij een niet-professionele sport, de B.A.-Privéleven verzekeraar (BAF) moet tussenkomen als zijn verzekerde aansprakelijk gesteld wordt tijdens een sportevenement. De BAF verzekeraar zal nooit een opzettelijke daad, begaan door een deelnemer ouder dan 16 jaar, in aanmerking nemen. De dader zal de schadevergoeding van het slachtoffer op zich moeten nemen. Een daad is opzettelijk als de schade bewust en opzettelijk werd veroorzaakt zonder dat de dader van plan was schade te berokkenen (Cass.26.11.2011). Als de auteur van de opzettelijke daad jonger is dan 16 jaar, zal de BAF verzekeraar van de ouders het slachtoffer vergoeden, met een mogelijk regres tegen het kind (beperkt sinds 2006). Voor het herstel van zijn schade, kan het slachtoffer van een onsportieve daad rekenen op de bijstand van zijn Rechtsbijstandsverzekeraar. Maar bij een opzettelijke daad van zijn verzekerde, kan de Rechtsbijstandsverzekeraar daarentegen altijd de opzettelijke daad aanvoeren om zijn dekking te weigeren. Tot slot kan men de beoefenaar van een risicovolle sport ten stelligste aanraden om een individuele verzekering af te sluiten als complement van de verzekering van de betrokken Federatie zelf.
RECHTSPRAAK - Wanbegrip van de BAF-waarborg Samenvatting van de feiten Echtgenoten X kopen een huis, met name een oude slagerij, dat zij willen vernieuwen om er een tweede verblijf van te maken. Zij tonen de woning aan een zekere Y met het oog op een bestek voor het verfwerk. Tijdens dit bezoek, opent Y een deur die normaal op slot moest zijn en valt enkele meters naar beneden met zware letsels tot gevolg. Tussenkomst van de B.A.-Privéleven (BAF) verzekering Aangezien de BAF-verzekeraar zijn dekking weigert, vragen echtgenoten X hun advocaat om bij haar aan te dringen. De verzekeraar antwoordt dat zij dekking weigert omdat de verzekeringspolis alleen de hoofdwoning dekt en de waarborg niet werd uitgebreid tot het tweede verblijf. De advocaat brengt zijn cliënten hiervan op de hoogte en voegt eraan toe dat het niet mogelijk zal zijn om de verzekeraar tot tussenkomst te dwingen... Veroordeling van echtgenoten X Echtgenoten X worden voor de correctionele rechtbank gedaagd wegens onvrijwillige slagen en verwondingen aan Y. Zij worden strafrechtelijk en civielrechtelijk veroordeeld (vergoeding van de helft van de schade van Y). Verhaal tegen de advocaat Aangezien zij veroordeeld werden op basis van art.1382 van het Burgerlijk Wetboek, oordeelden echtgenoten X bij nader inzien dat hun BAF-verzekeraar hun verdediging voor haar rekening had moeten nemen, evenals de vergoeding van de schade van Y. De BAF-verzekeringspolis dekt immers de burgerlijke aansprakelijkheid (art.1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek) van de verzekerde voor de schade veroorzaakt aan een derde in het kader van het privéleven, wat hier het geval was. Helaas voor echtgenoten X, was er intussen sinds de dag waarop de verzekeraar haar weigering schriftelijk had meegedeeld meer dan 3 jaar verlopen. Hun vordering was dan ook verjaard. Er zit niets anders op dan de aansprakelijkheid van de advocaat in te roepen. De raadsman heeft het antwoord van de verzekeraar immers simpelweg aanvaard terwijl hij de volledige verzekeringspolis had moeten nazien, evenals het koninklijk besluit van 12.1.1984 betreffende de B.A.-Privéleven-verzekering. Op 27.1.2014 verklaarde het hof van beroep van Luik de advocaat aansprakelijk. Zijn beroepsverzekeraar neemt de schadevergoeding van Y ten laste. Conclusie Deze rechterlijke beslissing stemt tot nadenken. Een verzekeringsmakelaar zou immers evengoed als een advocaat aansprakelijk kunnen worden gesteld. Een verkeerd advies te wijten aan een slechte kennis van de waarborgen (een normaal voorzichtig en
toegewijde makelaar leest de verzekeringspolis aandachtig) kan immers op een conflict met een cliënt uitlopen en voor een rechtbank eindigen, met alle gevolgen van dien.
VRAAG & ANTWOORD 1 B.A.-Autoverzekering snelheidsrace - Regres van verzekeraar
-
De zoon van mijn cliënten vond het amusant om samen met zijn vriend met hun respectievelijke voertuigen te racen op een rijweg met tweerichtingsverkeer. Bij het inhalen, kon de zoon van mijn cliënten een tegenliggende auto niet vermijden. Het ongeval blokkeerde gedurende lange tijd het verkeer. De politie die ter plaatse kwam, deed de nodige vaststellingen en verhoorde de getuigen. Uit het strafdossier en volgens getuigen, bleek dat beide jongeren op het ogenblik van het ongeval aan het racen waren. De B.A.-autoverzekering werd op de hoogte gebracht van de feiten en informeerde de zoon van mijn cliënten dat zij verhaal tegen hem zou uitoefenen voor de vergoedingen die aan de eigenaar van het aangereden voertuig werden uitbetaald. Kan men het standpunt van de B.A.-Autoverzekeraar betwisten? Artikel 25.3°.a) van de modelovereenkomst bepaalt dat de B.A.-autoverzekeraar een recht van verhaal heeft wanneer het ongeval zich voordoet tijdens de deelname aan een door de overheid niet toegelaten snelheids-, regelmatigheidsof behendigheidswedstrijd. Een „toegelaten‟ race of wedstrijd is een snelheidswedstrijd die gebeurt onder toezicht van een organisatie met een verplichte speciale verzekering, wat hier niet het geval is. De rechtspraak heeft altijd geoordeeld dat als twee bestuurders in gemeen overleg besluiten te racen, het wel degelijk om een snelheidswedstrijd gaat waarbij de verzekeraar recht op verhaal heeft. Om het regres van de verzekeraar te betwisten, zou men kunnen beweren dat de twee jonge bestuurders geen overleg hadden gepleegd alvorens hun uitzinnige race te beginnen en dat deze geïmproviseerde wedstrijd derhalve geen snelheidswedstrijd is. Enkele beslissingen ten gronde oordeelden dat een geïmproviseerde, niet geplande wedstrijd tussen twee bestuurders geen overtreding is van voornoemd art.25.3°.a). Alles hangt dus af van de beoordeling van de rechter ten gronde. Met betrekking tot een ongeval veroorzaakt door twee automobilisten die, zonder zich te kennen, zij aan zij reden om te zien wie de snelste was, besliste de burgerlijke rechtbank van Dendermonde op 6.12.2007 niettemin dat het inderdaad om een snelheidswedstrijd ging. De rechtbank erkende bijgevolg het verhaalsrecht van de B.A.-autoverzekeraar tegen
een van de twee bestuurders die het ongeval met een derde had veroorzaakt. Deze bestuurder voorzag zich in cassatie om reden dat het niet om een georganiseerde wedstrijd ging, wat de absoluut noodzakelijke voorwaarde zou zijn voor het regres van de verzekeraar. In een arrest van 3.4.2009, verwierp het Hof van Cassatie het beroep echter en oordeelde dat ook bij een toevallige of geïmproviseerde wedstrijd tussen twee bestuurders voornoemd art.25.3°.a) van toepassing is.
VRAAG & ANTWOORD 2 Verkoop van onroerend goed Hypothecaire lening - opschortende voorwaarde De heer en mevrouw X zijn van plan een huis te kopen. Zij hebben met de verkoper een overeenkomst afgesloten waarin wordt bepaald dat de verkoop slechts zal plaatsvinden als de kopers binnen 60 dagen een hypothecaire lening krijgen. Deze overeenkomst bepaalt eveneens dat er een voorschot van 10.000 EUR aan de verkoper zal worden betaald . Dit voorschot zal verloren zijn als de kopers de verkoper binnen de 60 dagen niet verwittigen van een weigering van hypothecaire lening. Aangezien zij bij hun bank geen hypothecaire lening hebben gekregen, verwittigen Dhr. en Mevr. X de verkoper per aangetekende brief de dag voor het aflopen van de termijn van 60 dagen. De verkoper weigert het voorschot terug te betalen omdat de kopers voor hun lening verschillende banken hadden moeten raadplegen, wat zij niet gedaan hebben. Kan men dit antwoord van de verkoper aanvaarden? Het is inderdaad zo dat de meeste overeenkomsten inzake hypothecaire leningen bepalen dat de koper twee of meer bankinstellingen moet raadplegen. Als de koper zijn lening niet krijgt zonder meerdere banken te hebben geraadpleegd, heeft de verkoper het recht om het betaalde voorschot te behouden. Als de overeenkomst tussen de verkoper en de kopers (Dhr. en Mevr. X) niet bepaalt dat deze laatsten verplicht zijn leningen aan te vragen bij meerdere banken, kan men hen niet verwijten slechts één bank te hebben geraadpleegd. Aangezien alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, degenen die deze hebben aangegaan tot wet strekken (art.1134 al.1 van het Burgerlijk Wetboek), is de verkoper bijgevolg verplicht aan de kopers het voorschot van 10.000 EUR terug te betalen.
VRAAG & ANTWOORD 3 Diefstalverzekering Voorzorgsmaatregelen - Venster op een kier - Uitsluiting
-
Mijn cliënt is verzekerd tegen diefstal. Tijdens zijn afwezigheid drong een dief in zijn villa langs een klapraam dat aan de achterkant op een kier stond. De dief sprong op een klein platform en forceerde het raam om binnen te breken. Dit alles staat genoteerd in het proces-verbaal van de politie. De gestolen voorwerpen hebben een waarde van 10.500 EUR. De verzekeraar verwijst naar de voorwaarden van zijn polis en weigert elke tussenkomst. Hij steunt meer bepaald op de clausule die de verzekerde verplicht de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, met name bij afwezigheid alle deuren en vensters van zijn woning sluiten. In uw Journaal las ik een artikel dat over dezelfde feiten ging en waarin u een gerechtelijke beslissing aanhaalde in het voordeel van mijn cliënt. Kan men het standpunt van de verzekeraar betwisten? Een voorzorgplicht niet nakomen wordt beschouwd als een geval van verval, zijnde het verlies van het recht op verzekeringsprestatie. Bij schade is art.65 van de wet van 4.4.2014 betreffende de verzekeringen (art.11 van de oude wet van 25.6.1992) dan van toepassing. Volgens dit artikel, verliest de verzekerde zijn recht op prestatie als hij bepaalde verplichtingen van de overeenkomst niet nakomt, op voorwaarde dat de tekortkoming in oorzakelijk verband staat met het schadegeval. Is het feit dat de verzekerde tijdens zijn afwezigheid een venster van zijn woning op een kier liet staan een tekortkoming aan zijn voorzorgplicht die in verband staat met de diefstal? U verwijst naar een beslissing van 23 mei 2013 van de rechtbank van eerste aanleg van Dinant, die wij in ons Journaal N°1 van 2014 hebben toegelicht. In de zaak voor de rechter van Dinant, waren de feiten praktisch identiek aan degenen die u beschrijft. De diefstalverzekeraar weigerde immers tussen te komen omdat de verzekerde zijn voorzorgplicht niet nakwam, met name het afsluiten van elke toegang tot zijn woning in zijn afwezigheid. De rechtbank oordeelde dat het klapraam op een kier als een gesloten toegang beschouwd moest worden omdat het normaal gezien voor een dief onmogelijk is langs dit venster zonder inbraak binnen te dringen. De verzekeraar was bijgevolg verplicht het schadegeval te dekken. Wij hebben deze beslissing vanzelfsprekend toegejuicht en de interpretatie van de rechter gehuldigd. Helaas is de ene rechter de andere niet! Een van de laatste nummers van het Tijdschrift voor verzekeringen 2014/3, bladzijde 316, publiceerde een arrest van het hof van beroep van Bergen van 16 april 2013 dat ingaat tegen de beslissing van Dinant. De omstandigheden van de diefstal waren nochtans identiek. De dief drong binnen in een huis nadat hij met een schroevendraaier het raam van het op een kier staande venster forceerde. De verzekerde beweerde dat het venster op een correcte manier gesloten was, of het nu op een kier geklapt was of niet. Immers, een venster van 41 cm op 52 kan geen doorgang verlenen. Zonder met de argumenten van de verzekerde rekening te
houden, oordeelde de rechter van Bergen dat de verzekerde geen onweerlegbaar bewijs bracht dat het venster correct gesloten was, wat de dieven heeft toegelaten gemakkelijk binnen te dringen door middel van een eenvoudige schroevendraaier. Hieruit blijkt dat de rechter ten gronde altijd soeverein beslist en dat niets, zelfs niet een beroep voor het Hof van Cassatie, daar iets aan verandert. Uw cliënt zou dus naar de bevoegde rechtbank kunnen stappen en hopen dat de rechter begrip toont.
VRAAG & aannemer
ANTWOORD
4
Verantwoordelijkheid
van
Mijn cliënten deden beroep op aannemer X voor het bouwen van een veranda achter hun huis voor een bedrag van 10.500 EUR. Aangezien zij niet tevreden waren met de werkzaamheden (slechte organisatie, achterstand, enz.), betaalden zij slechts een bedrag van 7.000 EUR. Ten gevolge van de recente stortbuien, hebben mijn cliënten op verschillende plaatsen waterschade vastgesteld. Ondanks pogingen tot reparatie van aannemer X, blijven de problemen bestaan. Zij deden beroep op een deskundige die tot het besluit kwam dat het raamwerk volledig moest vervangen worden (gebrekkige waterdichtheid). Aannemer X heeft voorgesteld om zelf de reparaties uit te voeren, wat mijn cliënten categorisch weigeren wegens het gemis aan ernst van deze aannemer. Mijn cliënten vragen dat een andere aannemer de werkzaamheden zou uitvoeren en dat aannemer X hen een schadevergoeding betaalt. Kan dit? De aannemingsovereenkomst tussen uw cliënten en de aannemer, is onderworpen aan het gemeen verbintenissenrecht. Bij niet-uitvoering van het contract door de aannemer, kan de bouwheer (uw cliënten) kiezen tussen de ontbinding van het contract of de gedwongen uitvoering ervan, in natura of bij equivalent (schadevergoeding). Het is het een of het ander. De schuldige aannemer kan in deze keuze niet tussenkomen. Als uw cliënten de ontbinding van het contract eisen, kunnen zij niet anders dan naar de rechtbank stappen. Wat zal het standpunt van de rechter zijn? Men kan er praktisch zeker van zijn dat hij de ontbinding niet zal uitspreken. Immers, het zijn niet de volledige werkzaamheden van de aannemer die onder vuur liggen, alleen de vastgestelde gebreken. En bij ontbinding, met teruggave door de aannemer van de reeds betaalde bedragen, zouden uw cliënten winst halen uit de uitvoering van de werkzaamheden. Door de fout van de aannemer verliezen uw cliënten immers niet de totaliteit van het economisch voordeel van het contract. De gerechtelijke ontbinding is dan ook niet gerechtvaardigd. Op advies van de advocaat, zal de rechter waarschijnlijk een andere oplossing voorstellen, rekening houdend met (gerechtvaardigde) eisen van uw cliënten. Hij zal de werken schatten die door een andere aannemer moeten uitgevoerd worden en aannemer X veroordelen tot betaling hiervan. Het bedrag van 3.500 EUR die uw cliënten nog schuldig zijn, zal hiervan afgetrokken worden. Aannemer X zou eveneens
veroordeeld kunnen worden tot betaling van een provisie voor de uit te voeren werken. Deze oplossing is rechtvaardig en wordt ook veel toegepast door rechtsleer en rechtspraak.
VRAAG & ANTWOORD 5 Verkeer - Ongevalsaangifte Bewijskracht Als twee partijen een gemeenschappelijk aangifteformulier ondertekenen maar slechts één partij opmerkingen heeft gemaakt, kan men hier automatisch uit afleiden dat de andere partij hiermee akkoord gaat? Mijn cliënt was het slachtoffer van een ongeval. Hij wou een ander voertuig langs links inhalen en gebruikte zijn linker richtingaanwijzer. De bestuurder die hij wou inhalen week plots uit naar links omdat hij links wou afslaan. Op het aangifteformulier, vinkte mijn cliënt alleen het vakje 11 aan (haalde in) terwijl tegenpartij vakje 13 aankruiste (zwenkte links af). In het vak ‘Opmerkingen’ schreef hij echter: ‘Werd aan de linkerkant aangereden terwijl ik mijn linkse richtingaanwijzer had aangezet om naar links af te slaan’. Uit de schets ondertekend door beide bestuurders, kan men niet afleiden of de tegenpartij zijn voornemen om naar links af te slaan tijdig met zijn linker richtingaanwijzer heeft geuit. Kan mijn cliënt aansprakelijk gesteld worden omdat hij de opmerkingen van de andere bestuurder niet heeft tegengesproken? De gemeenschappelijke ongevalsaangifte opgesteld door beide partijen is het enige element dat het geschil kan regelen. Het is het enige document dat de omstandigheden van het ongeval kan reconstitueren. De rechtspraak is verdeeld over de kwestie. De meerderheidsrechtspraak oordeelt dat de bestuurder die geen enkele opmerking heeft gemaakt op de ongevalsaangifte impliciet akkoord gaat met de versie van de andere bestuurder. Maar andere beslissingen oordelen echter dat men uit de afwezigheid van opmerkingen niet kan afleiden dat de andere bestuurder impliciet akkoord gaat met de opmerkingen in de kolom van tegenpartij. Een bepaalde rechtspraak is van mening dat de bestuurder B, die een gemeenschappelijke ongevalsaangifte ondertekent zonder de opmerkingen van de andere bestuurder (A) tegen te spreken, akkoord gaat met de versie van laatstgenoemde op voorwaarde dat bestuurder B bij het ondertekenen, kennis heeft gehad van de versie van bestuurder A. Zo heeft de politierechter van Brussel op zes februari 2001 (Dr.circ.2001, p.324) de eis verworpen van bestuurder A, die voertuig B had aangereden. Nadat bestuurder B zijn deel van de aangifte had ingevuld, had bestuurder A immers buiten medeweten van bestuurder B, zijn vakje 14 aangevinkt (reed achteruit), volledig in tegenspraak met de schets van het ongeval waarop men aan de hand van een pijltje duidelijk kon zien dat voertuig B langs achter werd aangereden. Een beslissing van de politierechter van Huy van 20.11.2003 (CRA/VAV 2004, p.127) is eveneens interessant. Zij oordeelt immers dat men de schuld van een bestuurder niet mag afleiden uit het feit dat geen opmerkingen voorkomen in het hiervoor voorbehouden vakje.
Tot slot, als de juiste omstandigheden van het ongeval niet kunnen worden achterhaald, zal de rechtbank zich uitspreken voor een rug aan rug regeling (Politie Antwerpen 13.3.2001, VKJ/DCJ 2002/138). Het is bijgevolg moeilijk om zich over het lot van dit ongeval uit te spreken. Meestal oordeelt de rechter soeverein. Hij zal dus het laatste woord hebben!
© D.A.S. Journaal, januari-februari 2015