N° 6
Juni - Juli 2012
D. A . S. Journaal
Houd de dief!
Tijdschrift voor D.A.S.-makelaars - 50ste jaargang Verantwoordelijke uitgever: D.A.S.-Rechtsbijstand, G. Daemen, Lloyd Georgelaan 6, 1000 Brussel
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
Houd de dief!
D
oor het toenemend aantal diefstallen zijn ‘diefstal’- verzekeraars hoe langer hoe minder bereid de gevolgen ervan te dragen.
Als het terecht is, kan men de afwijzing van de verzekeraar begrijpen. Maar wantrouwen moet altijd de uitzondering zijn en niet de regel!
Inhoud
Bewijslast Een verzekerde moet bewijzen dat hij bestolen is.
Houd de dief!
2
Vraag & antwoord • Herstelling van schade – Huur van een vervangingsvoertuig 4 • Verzekering – B.A. Auto – Verkeersongeval zonder aansprakelijkheid – Gewonde bestuurder 5 • Verzekering - Rechtsbijstand – Overeenkomst met uitgestelde werking
6
• Aansprakelijkheid - Overheid – Beschadigde weg 6 • Verzekering – B.A. Auto – Begrip van ‘derde’
7
INFO Is de tram nog steeds prioritair? Cassatie 14 maart 2012 8
2
Het Hof van Cassatie is op dit punt zeer duidelijk en oordeelde herhaaldelijk dat ‘de verzekerde die ten opzichte van zijn verzekeraar het recht op betaling doet gelden niet alleen de schade moet bewijzen maar eveneens de gebeurtenis die daartoe aanleiding gaf, evenals het feit dat het risico door de overeenkomst gedekt was en niet uitgesloten’. Goed…maar in de praktijk is het voor een verzekerde vaak moeilijk, soms zelfs onmogelijk, om de diefstal en de omvang van de geleden schade te bewijzen (gestolen zaken en hun waarde). Daarom blijkt uit de meeste rechtsleer en rechtspraak dat de aangifte van de verzekerde beschouwd wordt als een aanvaardbaar bewijs van het schadegeval op voorwaarde dat zijn aangifte oprecht en geloofwaardig is en dat er geen reden tot wantrouwen is. Het contract tussen de verzekerde en zijn verzekeraar is immers een contract van goede trouw. Het vertrouwen moet primeren behalve als de verzekeraar aanwijzingen heeft die aan de diefstal en zijn gevolgen doen twijfelen. De verzekeraar zal in dit geval niet aarzelen om met alle middelen een eventuele verzekeringsfraude te ontmaskeren.
Recente rechtspraak Hof van beroep van Brussel 20.09.2011 (1) Nadat haar eis door de eerste rechter verworpen werd, stapte een verzekerde naar het hof van beroep. De verzekerde had op 9.7.2000 aan de politie verklaard dat haar woning tijdens haar afwezigheid ongewenst bezoek had gekregen en dat haar brandkast, waarin geld en sieraden lagen, uit de muur werd getrokken. Bovendien werden ook een Longines horloge en een robijn van 2,25 karaat gestolen. Na een grondig onderzoek ontdekte de verzekeringsinspecteur tegenstrijdige elementen, die de oprechtheid van de verzekerde en dus de echtheid van de diefstal in twijfel trokken. De verzekerde eiste immers schadevergoeding voor sieraden die bij een vorige diefstal werden gestolen en die opgesomd werden in een inventaris van na het schadegeval (!). Bovendien werd geen enkel spoor van inbraak gevonden en bestond er geen aanwijzing dat zij in het bezit was van een brandkast. Op basis hiervan kon het hof van beroep niet anders dan de eis van de verzekerde afwijzen.
Hof van beroep van Brussel 20.09.2011 (2) Het hof van Brussel moest dezelfde dag oordelen over een ander geschil tussen een diefstalverzekeraar en zijn verzekerde, een BVBA die de aangifte deed van diefstal van goederen in haar winkel.
basis van dit uitgangspunt (waarmee wij het volledig eens zijn) en vaststellend dat uit geen enkel element bleek dat de verzekerde zijn ijzeren rolluik niet had gesloten (het rolluik kon door de dief geopend zijn aan de hand van een extern mechanisme) verwerpt het hof van Brussel het standpunt van de verzekeraar.
Hof van beroep van Brussel 3.10.2011 Toen hij thuiskwam aan het eind van de dag stelde een verzekerde vast dat de benedenverdieping van zijn woning geplunderd was en dat dieven zijn huis waren binnengedrongen langs een glazen terrasdeur die ze geforceerd hadden. Op basis van enkele verwarrende elementen (aanwezigheid van iemand op de eerste verdieping, niet omgegooide zetel achter het venster, waardevolle tas niet meegenomen, enz.), heeft de eerste rechter de eis verworpen. Maar het hof van beroep toonde zich veel inschikkelijker ten opzichte van de verzekerde. Zij oordeelde dat het onmiddellijk neerleggen van een klacht bij de politie en de vaststellingen door de politie de dag zelf, de diefstal aannemelijk maken. Zij oordeelde eveneens dat de echtheid en de oprechtheid van de verzekerde niet ter discussie kunnen gesteld worden door de elementen die de eerste rechter aanhaalde.
Conclusie
De verzekeraar weigerde zijn dekking omdat zijn verzekerde de door de verzekering opgelegde voorzorgsmaatregelen niet had genomen (waaronder het sluiten van het ijzeren rolluik voor deuren en etalages).
Verzekeraars tonen zich hoe langer hoe meer argwanend tegenover de aangiften van diefstal, met als gevolg dat verzekerden beroep doen op de rechtbanken die dan de opdracht krijgen de waarheid te achterhalen.
Het hof van Brussel herinnert eraan dat een verzekeraar die beweert dat hij van zijn waarborg bevrijd is omdat de verzekerde zijn verplichtingen niet naleefde, dit verzuim moet aantonen evenals het oorzakelijk verband met het schadegeval. Op
Een zo oprecht en eerlijk mogelijke aangifte, aangevuld met al de elementen die zijn goede trouw bewijzen, zullen de verzekerde veel tandengeknars besparen.
3
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
VRAAG & ANTWOORD
31 Herstelling van schade – Huur van een vervangings voertuig Na een schadegeval waarvoor hij niet aansprakelijk is, huurde mijn cliënt een vervangingswagen voor de periode dat zijn beschadigd voertuig geïmmobiliseerd was. De verzekeraar betaalt de huurkosten maar brengt 15% in mindering omdat mijn cliënt zijn auto niet heeft moeten gebruiken en zo slijtage heeft bespaard… Mijn cliënt gaat hiermee niet akkoord. Hij is van mening dat hij recht heeft op het volledig bedrag van de factuur omdat hij verplicht was een vervangingswagen te huren door de fout van tegenpartij. Wat zegt de rechtspraak hierover? In het algemeen wordt aanvaard dat het slachtoffer van een verkeersongeval recht heeft op een vervangingswagen zonder dat hij moet bewijzen dat dit absoluut noodzakelijk was (Beroep Antwerpen 28.5.1997, T.A.V.W.1998, p.39 en Beroep Brussel 21.3.2001, R.G.A.R.2002, 13612). De gehuurde auto kan gelijkwaardig (zelfde aard, zelfde kwaliteit en zelfde categorie) zijn aan de beschadigde auto (Beroep Gent 22.11.1999, Dr. circ. n° 2000/64). De eigenaar van een prestigeauto kan bijvoorbeeld zijn Porsche tijdelijk vervangen door een auto van hetzelfde type (Politie Brussel 7.2.2003, R.G.A.R.2004, 13898). Evenmin kan men een slachtoffer verwijten dat hij beroep deed op een duurdere verhuurmaatschappij (Burger Luik 21.2.2001, Bull.Ass.2001, p.530 oordeelt terecht dat men een slachtoffer redelijkerwijs niet
4
kan verplichten in dringende omstandigheden een marktonderzoek uit te voeren). Mag de B.A. -Autoverzekeraar een percentage (10 tot 20%) aftrekken van de verhuurfactuur voor de besparing die het slachtoffer zou gedaan hebben door zijn voertuig tijdelijk niet te gebruiken? Een bepaalde strekking in de rechtspraak (Beroep Brussel 7.12.1989, R.G.A.R.1992, 12014 en Corr.Huy 8.11.1991, R.G.A.R.1994, 12320) oordeelde dat de aftrek niet verantwoord was omdat het slachtoffer aan bijzonder voordelige voorwaarden had gehuurd of omdat hij zich beperkte tot een voertuig van lagere categorie. Sindsdien werd door het Nationaal Verbond van magistraten van eerste aanleg en het Koninklijk Verbond van vrederechters en politierechters de fameuze ‘Indicatieve Tabel van schadevergoedingen’ in het leven geroepen. In de laatste versie van de Tabel, worden de huurkosten van een vervangingswagen verminderd met 10% voor besparing door het niet-gebruiken van het beschadigde voertuig. Bij een minnelijke schikking passen de verzekeraars gewoonlijk de Indicatieve Tabel toe wat men hen niet kan verwijten. Men zou dit echter kunnen betwisten gezien het principe van volledig schadeherstel van het slachtoffer. Het feit dat het slachtoffer zijn banden en remmen niet gebruikt, vermindert zijn concrete schade helemaal niet. Zo zijn er o.a. de huurkosten die hij niet gewild heeft. Bovendien mag men bij het bepalen van de schadevergoeding geen rekening houden met latere gebeurtenissen, die niet in verband staan met de schade zelf, die de situatie van het slachtoffer zouden kunnen verbeteren of verergeren (constante rechtspraak van het hof van Cassatie). Welnu, de besparing die het slachtoffer verwezenlijkt, is een latere gebeurtenis, die vreemd is aan de schade zelf, die bestaat uit de verplichting om de factuur te betalen. Dit argument zou een rechter moeten overtuigen van het ‘indicatief’ karakter van bovenvermelde ‘Tabel’.
32
Verzekering – B.A. Auto – Verkeersongeval zonder aansprakelijkheid – Gewonde bestuurder Er doet zich een zwaar ongeval voor met twee voertuigen waarbij de aansprakelijkheden moeilijk te bepalen zijn. In een van beide voertuigen wordt de bestuurder (mijn cliënt) gewond en naar het ziekenhuis getransporteerd. Kan mijn cliënt de tussenkomst claimen van de verzekering voor zijn lichamelijke schade? Zo ja, bij welke verzekeraar? Art.19bis-11, §2, van de wet van 21.11.1989 betreffende de verplichte B.A.-Autoverzekering bepaalt het volgende: ‘Indien verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt’. In een arrest van 3.2.2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat deze wetsbepaling van toepassing is als slechts twee voertuigen bij een ongeval betrokken zijn. In haar art. 4 §1 bepaalt de wet van 21.11.1989 eveneens: ‘Van het voordeel van de vergoeding kan worden uitgesloten, wanneer hij geen lichamelijke letsels heeft opgelopen, de bestuurder van het motorrijtuig’. Kan men op basis van deze twee wetsbepalingen de gewonde bestuurder van de vergoeding uitslui-
ten bij een ongeval tussen twee voertuigen waarbij de aansprakelijkheden onmogelijk te bepalen zijn? Het antwoord op deze vraag blijft delicaat. De bedoeling van de wetgever was te zorgen voor de schadevergoeding van ‘onschuldige’ slachtoffers: zij die zich in een verkeersongeval niets te verwijten hebben. Laten we even het voorbeeld nemen van een ongeval tussen twee voertuigen (A en B) waarbij onmogelijk kan bepaald worden wie van beide bestuurders aansprakelijk is. Tijdens dit ongeval botst een van beide voertuigen op een derde voertuig (C) waarvan de bestuurder niets te verwijten valt. In dit geval is het normaal dat de verzekeraars van voertuigen A en B, de schade van voertuig C voor hun rekening nemen. Kan men echter aannemen dat bij een ongeval met maar twee voertuigen, waarbij de aansprakelijkheid onmogelijk kan bepaald worden, de bestuurder die gewond wordt een ‘onschuldig slachtoffer’ is in de zin hieraan gegeven door de wetgever? In een vonnis van 11.2.2011, oordeelde de politierechter van Charleroi dat de gewonde bestuurder geen recht had op schadevergoeding. Volgens de rechtbank beoogde de wetgever de schadevergoeding van onschuldige slachtoffers en niet van bestuurders met een potentiële aansprakelijkheid, zelfs al is deze niet bewezen. De redenering van de politierechter van Charleroi kan ons echter niet overtuigen! Wij menen dat indien men voornoemd art.19bis-11 §2 letterlijk toepast de gewonde bestuurder een verzoek tot schadevergoeding kan indienen. Maar het zou ongetwijfeld nuttig zijn dat het Hof van Cassatie haar interpretatie geeft van dit art.19bis-11 §2 en zo de knoop doorhakt. In afwachting menen wij dat uw cliënt als bestuurder gewond in een ongeval waarvan de aansprakelijkheid onmogelijk te bepalen valt, een verzoek tot
5
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
VRAAG & ANTWOORD schadevergoeding van zijn lichamelijke schade kan indienen bij beide B.A. verzekeraars.
33
Verzekering - Rechtsbijstand – Overeenkomst met uitgestelde werking Een cliënt ondertekende door mijn toedoen een rechtsbijstandsverzekering (R.B.) met uitgestelde aanvangsdatum. Deze cliënt komt nu op zijn beslissing terug en wil de overeenkomst annuleren. Kan hij dat?
34
Aansprakelijkheid - Overheid – Beschadigde weg Mijn cliënt moest een aardeweg nemen om op de hoofdweg te komen. Hij wou putten aan de rechterkant vermijden en week af naar links. Zo kwam hij terecht in andere putten, die voor hem onzichtbaar waren.
Art.4 §2, alinea 1, van de wet op de landverzekeringsovereenkomst (WLVO) van 25.6.1992 bepaalt dat bij een voorafgetekende polis (polis voorafgaandelijk getekend door de verzekeraar) of een verzekeringsaanvraag (aanbod van de verzekeraar om het risico te waarborgen), de overeenkomst tot stand komt bij de handtekening van een van deze documenten door de verzekeringnemer.
Zijn twee linkerwielen werden beschadigd (€ 755 + BTW).
Alinea 2 van dit art.4§2 bepaalt dat, tenzij anders bedongen, de waarborg ingaat de dag volgend op de ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of aanvraag.
Op mijn aanraden stapte hij daarna naar een ander politiekantoor waar zijn verklaring wel genoteerd werd.
Met ‘tenzij anders bedongen’, bedoelt men dat de verzekeraar en de verzekeringnemer kunnen overeenkomen dat de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal uitgesteld worden. De verzekeringnemer is bijgevolg gebonden door dit verzekeringscontract en kan het niet annuleren. Alinea 3 van hetzelfde art.4§2 bepaalt echter een uitzondering: de verzekeringnemer heeft de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen, met onmiddellijk gevolg, als hij de verzekeraar ervan op de hoogte brengt binnen een termijn van 14 dagen vanaf de ontvangst, door de verzekeraar, van de ondertekende polis.
6
Ten slotte nog dit: partijen mogen de R.B. overeenkomst opzeggen wanneer, tussen de datum van het sluiten en die van de inwerkingtreding ervan, een termijn van meer dan één jaar verloopt en voor zover deze opzegging uiterlijk drie maanden vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst ter kennis wordt gebracht (art.30§1, alinea 2, WLVO).
Op het dichtstbijgelegen politiekantoor weigerde men zijn verklaring te noteren.
Het gerechtelijk onderzoek werd echter geseponeerd en de verzekeraar van de gemeente weigert elke tussenkomst omdat mijn cliënt waakzamer had moeten zijn gezien de staat van de openbare weg.
kers attent maakt op de slechte staat van de weg of hen verplicht traag te rijden. De feiten werden in het proces-verbaal vastgesteld zelfs al heeft de politie niet zelf de gebruikelijke vaststellingen uitgevoerd. Zeker is dat de bewuste openbare weg niet langer beantwoordde aan wat elke automobilist mag verwachten. De weg vertoonde een abnormaal kenmerk, vergelijkbaar met een ‘gebrek’. Op grond van art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek, is de bewaker van een gebrekkige zaak aansprakelijk voor de schade die deze zaak veroorzaakt. De gemeente op het grondgebied waarvan het ongeval zich heeft voorgedaan, is bijgevolg aansprakelijk. De verzekeraar van de gemeente verwijt uw cliënt op de beschadigde weg geen blijk te hebben gegeven van meer voorzichtigheid. Het Hof van Cassatie oordeelde in dit verband in verschillende arresten (21.10.1993, 12.3.1999 en 21.11.2003) dat het feit dat het slachtoffer het gebrek kent, de bewaker niet vrijstelt. In een arrest van 12.3.1999, oordeelt het Hof als volgt: ‘Gelet de plicht van de overheid wegen aan te leggen en voor het verkeer open te stellen die voldoende veilig zijn, moet de gemeente door gepaste maatregelen ieder abnormaal gevaar voorkomen. Uitgezonderd wanneer een oorzaak, die aan de gemeente niet kan worden aangerekend, haar belet die beveiligingsplicht na te komen, komt haar aansprakelijkheid in het gedrang, ongeacht of het gevaar verborgen dan wel zichtbaar was, en ook al was de getroffene van de plaatselijke toestand op de hoogte’. Men kan in dit geval dan ook besluiten dat ten laste van de gemeente zware, precieze en overeenstemmende vermoedens bestaan, die volgens artikel 1353 van het Burgerlijk Wetboek moeten overgelaten worden aan het oordeel en het beleid van de rechter.
35 Verzekering – B.A. Auto – Begrip van ‘derde’ Mijn cliënte is eigenaar van 2 voertuigen, een auto (A) en een vrachtwagen (B). Beide voertuigen zijn verzekerd door een afzonderlijke B.A. -autoverzekeringsovereenkomst. De vader van mijn cliënte verplaatste de vrachtwagen (B) en reed bij het manoeuvreren de auto (A) aan. De B.A. autoverzekeraar van de vrachtwagen weigert de schade van de auto te vergoeden om reden dat mijn cliënte geen ‘derde’ is. Deelt u dit standpunt van de verzekeraar? Art.4 §1 van de wet van 21.11.1989 betreffende de verplichte B.A. motorrijtuigenverzekering gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002 (inwerkingtreding 17.9.2002), bepaalt dat alleen de aansprakelijke bestuurder van het voordeel van de verzekering kan uitgesloten worden. Volgens dit artikel wordt alleen de vader als bestuurder van de schadevergoeding uitgesloten. De verzekering van de vrachtwagen (B) moet bijgevolg tussenkomen voor uw cliënte als eigenaar van auto (A) en beschouwd als ‘derde’ ten opzichte van deze overeenkomst.
Heeft mijn cliënt enige kans op schadevergoeding?
De verzekeraar beweert dat uw cliënte geen ‘derde’ is omdat voor haar 2 voertuigen bij dezelfde verzekeraar verzekerd zijn. Wij menen dat dit fout is. De verzekeringsovereenkomst die de vrachtwagen dekt, sluit alleen de schade uit veroorzaakt aan het verzekerd voertuig (art.8.1° modelovereenkomst), dus aan de vrachtwagen en niet aan de auto.
Uit het dossier blijkt dat de weg waarop uw cliënt reed niet verboden was voor het verkeer en niet voorzien was van enige signalisatie die de gebrui-
Alleen als de verzekeraar het bewijs levert van collusie tussen uw cliënte en haar vader (verzekeringsfraude) kan hij zijn tussenkomst weigeren.
Ik kan u melden dat de gemeente onlangs op de plaats van het ongeval een verkeersbord (driehoek met vermelding ‘beschadigde weg’) plaatste en dat de putten oppervlakkig werden gedicht.
Als de verzekeraar van de gemeente niet tussenkomt, zal de zaak dus moeten gepleit worden.
7
D.A.S.-JOURNAAL • Juni - Juli 2012
INFO Is de tram nog steeds prioritair? Cassatie 14 maart 2012
“
Elke weggebruiker moet voorrang verlenen aan de spoor-
voertuigen; daartoe moet hij zich zo snel mogelijk van de sporen verwijderen”. Sinds de wijziging in 2004 van dit artikel 12.1 van de wegcode verkondigen de media voortdurend dat de trams absolute voorrang hebben. In een arrest van 14 maart 2012, zette het Hof van Cassatie de puntjes op de i.
De feiten Een automobilist komt aan op een rijweg met tramsporen. Een oranjegeel knipperlicht geeft aan dat hij met dubbele voorzichtigheid mag voorbijrijden, conform art. 64.1 van de Wegcode. Aangezien zijn zicht belemmerd werd door plantengroei, rijdt een automobilist uiterst voorzichtig verder tot bij de dambordmarkering. Terwijl hij praktisch stilstaat, rijdt een tram hem aan.
Beslissing van de politierechter van Nijvel 27.10.2011 Rekening houdend met de omstandigheden waarin het ongeval heeft plaats-
8
gevonden, oordeelt de politierechter dat de automobilist die stilstond op de dambordmarkering geen fout beging. De trambestuurder had van zijn kant, op het ogenblik dat hij de auto opmerkte, ruim de tijd om te stoppen. Hij vertraagde en remde niet maar beperkte zich tot claxonneren. De trambestuurder werd bijgevolg volledig aansprakelijk gesteld.
Beroep van MIVB De MIVB betwist de beslissing van de politierechter van Nijvel omdat een automobilist altijd moet stoppen voor hij de weg met spoorstaven oprijdt, zelfs al moet hij zich wegens de plaatselijke omstandigheden, op de voorrangsweg wagen.
Cassatiearrest Het Hof van Cassatie verwerpt het beroep van de MIVB. Zij is het volledig eens met de politierechter die oordeelde dat de trambestuurder die de auto had opgemerkt ruim in staat was om te stoppen en dat hij noch remde noch vertraagde en alleen maar claxonneerde.
Uitgegeven door de verzekeringsmaatschappij D.A.S. n.v. Redactieraad: Gérard André, Isabelle Mattelaer, Reinilde van Bergen. Lloyd Georgelaan 6 1000 Brussel Tel. 02 645 51 11 Fax. 02 640 77 33
[email protected] www.das.be Jaarlijks abonnement 10 nrs.: 45 EUR (42,45 + 2,55 BTW). Speciale prijs D.A.S.-producenten 10 nrs.: 28 EUR (26,41 + 1,59 BTW)