Daniëlle Plantinga: De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie: een machtspolitiek beleid zonder perspectief
Scriptie Slavistiek - Midden- en Oost-Europakunde, Rijksuniversiteit Groningen, december 2001
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Inhoudsopgave INLEIDING..............................................................................................................................3 HOOFDSTUK 1: DE BETREKKINGEN TUSSEN DE SOVJETUNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP TIJDENS DE KOUDE OORLOG ........................................................................7 Paragraaf 1.1 Tot 1965: dogmatische afwijzing van de West-Europese integratie ...............7 Paragraaf 1.2 1965-1985: beperkte toenaderingspogingen, de facto erkenning van de EG .11 Paragraaf 1.3 1985-1991: werkelijke toenadering, de jure erkenning.................................14 HOOFDSTUK 2: RUSSISCHE BUITENLANDSE POLITIEK EN HET BELEID TEN AANZIEN VAN HET WESTEN ...............................................................................................................................17 Paragraaf 2.1: nieuwe staat, nieuwe buitenlandse politiek? ...............................................17 § 2.1.1 Rusland op zoek naar zichzelf ...........................................................................17 § 2.1.2 Primakov en de multipolaire wereld ..................................................................21 § 2.1.3 Politieke en economische crisis .........................................................................22 Paragraaf 2.2: De Russische politiek ten aanzien van het Westen......................................24 §2.2.1 Van euforie tot wederzijdse reserves ..................................................................24 §2.2.2 Europa versus Amerika ......................................................................................25 HOOFDSTUK 3: RUSSISCHE VISIE OP DE EUROPESE UNIE: VAN ECONOMISCHE DWERG TOT POLITIEKE REUS...................................................................................................................27 Paragraaf 3.1 De EG/EU als onbeduidende, economische organisatie ...............................27 Paragraaf 3.2 Toenemend belang van de EU in de Russische buitenlandse politiek ...........29 Paragraaf 3.3 Het tijdperk Poetin: verdere opwaardering ..................................................33 HOOFDSTUK 4: DE PRAKTIJK VAN DE BETREKKINGEN TUSSEN RUSLAND EN DE EUROPESE UNIE ....................................................................................................................................37 Paragraaf 4.1 Nieuwe betrekkingen na het einde van de Koude Oorlog.............................37 Paragraaf 4.2 Problematische betrekkingen vanwege de Tsjetsjeense crisis.......................42 Paragraaf 4.3 De Europese Unie als opkomende pool .......................................................43 Paragraaf 4.4 Poetin en veiligheidssamenwerking met de Europese Unie..........................45 CONCLUSIE ..........................................................................................................................49 LITERATUURLIJST ...............................................................................................................53 *Primaire bronnen: ...........................................................................................................53 *Secundaire bronnen ........................................................................................................56 BIJLAGEN ............................................................................................................................59 Bijlage 1: De Europese Unie: geschiedenis en werking in vogelvlucht ..............................59 1945-1960: de opbouw van de Europese instituties.......................................................59 Jaren zestig: succes en tegenwerking ............................................................................61 1970-1985: ‘eurosclerose’ ............................................................................................62 Jaren negentig ..............................................................................................................64 Bijlage 2: Lijst van acroniemen en afkortingen .................................................................66 Bijlage 3: Transcriptietabel...............................................................................................67 1
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlage 4: Groei van het BBP (in procenten) in Rusland volgens de officiële cijfers. ........67 Bijlage 5: De hiërarchie van de macht in de wereld...........................................................68 Bijlage 6: Evolutie van de Russische buitenlandse politiek 1991-2000..............................69
2
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Inleiding De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie (EU), die deze scriptie als onderwerp heeft, begint in het jaar 1992. Voor die tijd hadden zowel Rusland als de Europese Unie een andere identiteit. Rusland maakte deel uit van de communistische Sovjetunie, die na de revolutie van 1917 was ontstaan. De Europese Unie is voortgekomen uit de Europese Gemeenschap, bestaande uit de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom. In de jaren vijftig van de vorige eeuw richtten de regeringsleiders van Frankrijk, Duitsland, Italië en de Beneluxlanden deze organisaties op ter bevordering van de economische groei van West-Europa, dat na de Tweede Wereldoorlog volledig in puin lag. De Sovjetunie wilde niet achterblijven en transformeerde de al bestaande ‘Raad voor Wederzijdse Economische Hulp’ in een soort socialistische tegenhanger van de EEG. Gezien de Koude Oorlog waren de betrekkingen tussen het communistische Oostblok en het kapitalistische Westblok en hun organisaties beperkt. Als er toenaderingspogingen ondernomen werden, verliepen deze moeizaam. Begin jaren negentig veranderde zoals bekend veel in de wereld. De Midden- en OostEuropese satellietstaten maakten zich los van het Moskouse juk en uiteindelijk stortte ook het communistische regime in de Sovjetunie zelf in elkaar. Hiermee kwam een einde aan de Koude Oorlog die de wereld gedurende ruim veertig jaar had beheerst. De nieuwe leiders van de Russische Federatie namen zich voor de staat volgens Westers model in te richten met een democratisch bestel en een marktgerichte economie. Deels als reactie op het einde van de Koude Oorlog en de ontwikkelingen in Oost-Europa besloten de leiders van de Europese Unie aan deze voorheen overwegend economische organisatie een buitenlandspolitieke en veiligheidscomponent toe te voegen. Dit zogenaamde Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) werd in 1992 officieel bekrachtigd via het Verdrag van Maastricht. Het einde van de Koude Oorlog impliceerde tevens dat het nieuwe Rusland nu normale betrekkingen aan kon gaan met de Europese Unie. De in 1994 gesloten ‘Partnerschaps- en Samenwerkings-overeenkomst’ tussen beide partijen leek een signaal dat de relatie voortaan bepaald zou worden door vriendschap. Tot zover is er weinig bijzonders aan de hand. Bij een nadere beschouwing van het Russische beleid ten aanzien van de Europese Unie na 1991 valt echter op dat Moskou de laatste jaren bijzonder geïnteresseerd is in de zich ontwikkelende veiligheidscomponent van de Europese Unie. In Europa heerst over het algemeen nog veel scepsis omtrent de haalbaarheid van de hele opzet. Niet voor niets wordt de Europese Unie nog vaak gekarakteriseerd als een zijnde een economische reus, maar een politieke dwerg. De Russische regering lijkt zich echter niet te storen aan deze mening. Rusland doet zijn uiterste best om de Europese Unie te winnen voor een zogenaamd ‘strategisch partnerschap’. Volgens dit partnerschap zou Rusland weer een speler van formaat in de internationale arena moeten worden. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het prestige van Rusland in tegenstelling tot dat van Amerika er niet op vooruit gegaan. Met de pogingen om de EU te winnen voor een strategisch partnerschap lijkt het erop dat Rusland teruggrijpt op oude sovjetstrategieën om Europa van Amerika los te koppelen en zo de eenheid in het Westblok te verkleinen en de eigen invloed in de wereld te vergroten. In deze scriptie wil ik specifiek ingaan op dit facet van de Russische strategie. Mijn doel is aan te tonen dat bij de Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie na 1991 machtspolitieke overwegingen een grote rol spelen. Verder zal ik proberen na te gaan wat de achterliggende redenen hiervoor kunnen zijn en of deze benadering voor Rusland wel perspectief bezit. In het Westen bestaat weinig wetenschappelijke literatuur over de strategie van Rusland ten aanzien van de Europese Unie. In de zoektocht naar literatuur in de universiteitsbibliotheken ben ik geen enkel Nederlands boek of artikel tegengekomen met de
3
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
betrekkingen tussen de EU en Rusland als onderwerp. Dit vond ik opvallend, omdat er ten tijde van de Koude Oorlog in het Westen wel veel gepubliceerd werd over dit thema, met name over de relatie tussen de Europese Gemeenschap en de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp (RWEH). Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw lijkt alle aandacht echter te worden opgeslokt door de problematische relatie tussen Rusland en de NoordAtlanische Verdragsorganisatie (NAVO) en de uitbreiding van de Europese Unie met een aantal Midden-Europese landen. Bovendien belichten de schaarse bijdragen over de RuslandEU betrekkingen meestal alleen de Europese kant en kijken wetenschappers niet naar het beleid van de Russen. De zeldzaamheid en de eenzijdige invalshoek van de bestaande Westerse literatuur vormen in mijn ogen een rechtvaardiging van een nader onderzoek over dit onderwerp.1 Het is meestal niet gemakkelijk om goede bronnen vinden over het buitenlands beleid van een land, zeker als de onderzoeksperiode niet ver in het verleden ligt. Ook voor Rusland geldt dat veel informatie zich achter gesloten deuren bevindt. Om dit probleem op te lossen, heb ik op de eerste plaats contact gezocht met de Russische Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie in Brussel. Dit resulteerde in mei van dit jaar in een gesprek met de eerste secretaris van de Russische EU-ambassade, Vladislav Maslennikov. Verder heb ik veel informatie kunnen achterhalen van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken en hun
twe e officiële publicatiebladen, ‘Diplomatičeskij Vestnik’ (De Diplomatie ke Bode ) e n ‘Meždunarodnaja Žizn’ (He t internationale leven). In Diplomatičeskij Vestnik staan de verslagen afgedrukt van de ontmoetingen van Russische delegaties met vertegenwoordigers
van buitenlandse landen en internationale organisatie s. Me ždunarodnaja Žizn’ is mee r e e n
opinieblad voor beleidsmedewerkers, politici en wetenschappers over het buitenlands beleid.
Noch Diplomatičeskij Vestnik, noch Meždunarodnaja Žizn’ zijn in Nederland aanwezig. Ik
ben daarom een kleine week naar Berlijn afgereisd, om in de bibliotheken van de ‘Deutsche Gesellschaft für Auswärtige Politik’ en van het ‘Deutsches Institut für Internationale Politik und Sicherheit’ informatie te verzamelen. 2 Tot slot is een groot deel van de gebruikte primaire bronnen afkomstig van de Europese Unie. Een medewerker van de Permanente Vertegenwoordiging van de EU in Rusland is zo vriendelijk geweest verslagen van congressen over de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie naar mij op te sturen. Op de website van de Europese Unie waren de officiële verdragen tussen beide partijen te traceren. De secundaire bronnen ter omlijsting van het geheel bevatten bijdragen van zowel Russische als Westerse wetenschappers. De artikelen en boeken zijn afkomstig uit de Nederlandse universiteitsbibliotheken. Daarnaast heb ik artikelen uit een aantal kranten geraadpleegd. De Nederlandse artikelen zijn nagenoeg allemaal afkomstig uit het krantenarchief van de ‘Stedenband Groningen-Moermansk’. Het nieuws uit Russische kranten heb ik van internet gehaald, voornamelijk van de website www.public.ru. De opzet van deze scriptie is als volgt. Hoofdstuk één is een inleiding op de huidige verhoudingen en beschrijft de visie van de Sovjetunie op en het beleid ten aanzien van de Europese Gemeenschap ten tijde van de Koude Oorlog. Het doel van dit hoofdstuk is de 1
Deze uitspraak baseer ik op het literatuur onderzoek wat ik in de Nederlandse universiteitsbibliotheken, de bibliotheken van de ‘Deutsche Gesellschaft für Auswärtige Politik’ en het ‘Deutsches Institut für Internationale Politik und Sicherheit’ en op internet heb uitgevoerd. Voor een overzicht van de voor deze scriptiegebruikte bronnen verwijs ik naar de literatuurlijst op pagina 53. Waar mogelijk heb ik hier de voornamen van de auteurs voluit geschreven. 2 Het tijdschrift ‘Het Internationale Leven’ wordt ook in het Engels uitgegeven onder de naam ‘International Affairs’. Bij de Deutsche Gesellschaft für Auswärtige Politik staat de Engelse versie en bij het Deutsches Institut für Internationale Politik und Sicherheit de oorspronkelijke Russische variant. De artikelen die ik verzameld heb
het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken gehaald.
4
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
huidige betrekkingen in een bredere context te plaatsen. De eerste paragraaf van dit hoofdstuk beslaat de dogmatische houding ten aanzien van de West-Europese integratie onder de sovjetleiders Stalin en Chroesjtsjov. De tweede paragraaf gaat in op de beperkte toenaderingspogingen die Leonid Brezjnev ondernam ten aanzien van de Europese Gemeenschap. In de derde paragraaf bespreek ik de de jure-toenadering onder de hervormingsgezinde Michaïl Gorbatsjov. In het tweede hoofdstuk wordt de buitenlandse politiek van Rusland na het einde van de Koude Oorlog behandeld. Dit beleid vormt de achtergrond voor de Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie. Bovendien liggen in de grondslagen voor de buitenlandse politiek belangrijke verklaringen voor de grote rol die Rusland de EU toebedeelt. De buitenlandse politiek van een land bestrijkt altijd twee gebieden: de binnenlandse en de buitenlandse omgeving van een staat.3 Overeenkomstig deze afbakening komen in het eerste deel van hoofdstuk twee de ontwikkeling van een nieuwe Russische buitenlandse politiek na eind 1991 aan bod. De val van het communisme betekende dat nieuwe grondslagen voor het buitenlands beleid uitgedacht moesten worden. Van specifiek belang voor mijn verhaal is het concept van de multipolaire wereld, dat vanaf 1996 zijn intrede deed in de Russische buitenlandse politiek. Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat in op de implicaties van het nieuwe beleid voor de politiek ten aanzien van het Westen. Nadat ik gekeken heb naar de Russische relatie met het Westen in het algemeen, neem ik de betrekkingen met Europa en de Verenigde Staten apart. Hieruit moet blijken of Rusland een onderscheid maakt in de benadering van deze twee gebieden. Met het derde hoofdstuk pak ik de draad over de strategie ten aanzien van de Europese Unie weer op en begint het eigenlijke onderzoek. In dit hoofdstuk zal ik een beeld schetsen van de ontwikkeling van het Russische oordeel over de EU. De titel van het hoofdstuk luidt: de visie van Rusland op de Europese Unie: van economische dwerg naar politieke reus. Vlak na de val van de Koude Oorlog zag Rusland de EU nog als een onbeduidende, economische organisatie. Langzamerhand evolueerde dit oordeel en omstreeks het begin van het nieuwe millennium blijkt de EU in de Russische optiek te zijn uitgegroeid tot een belangrijke politieke organisatie die na de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten op de tweede plaats van de buitenlandspolitieke agenda prijkt. In dit hoofdstuk zal ik onderzoeken hoe de visie zich ontwikkelde en wat de oorzaken waren voor deze honderd tachtig gradenomslag. Het vierde en tevens laatste hoofdstuk richt zich op de praktijk van de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie. Hoe gaven de Russische ministers en diplomaten in de praktijk vorm aan hun grootse bedoelingen en hoe reageerde de Europese Unie hierop? Tot slot zal ik in de conclusie de belangrijkste bevindingen op een rij zetten en een antwoord formuleren op de vraag in hoeverre het Russische beleid politiek-strategische van aard is. Aan de geschiedenis en ontwikkeling van de Europese Unie wordt geen apart hoofdstuk gewijd. In deze opzet komt het proces van de Europese integratie meer zijdelings aan bod. Als in de organisatie veranderingen plaatsvinden die relevant zijn voor het verhaal, ga ik in de tekst hier nader op in. Omdat het inslaan van te veel zijwegen de grote lijn in gevaar brengt, heb ik bepaalde aspecten van de integratie ook links laten liggen. Voor de lezer die behoefte heeft aan meer samenhang verwijs ik naar bijlage één waarin een beknopte geschiedenis van het Europese integratieproces te vinden is. Tot slot nog een aantal praktische zaken. De vertalingen van de Russische bronnen zijn van mijzelf. Wat betreft de transcriptie van titels van bronnen en eigennamen heb ik zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de Nederlandse wetenschappelijke transcriptie van het Russische Cyrillische schrift naar ons Latijnse schrift. De gebruikte transcriptietabel vindt u in 3
Graham Evans, Jeffrey Newham, The Penguin dictionary of international relations (London 1998), p. 179.
5
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
bijlage twee. Ter bevordering van de leesbaarheid heb ik een uitzondering gemaakt voor eigennamen van personen die regelmatig opduiken in de media. Deze namen heb ik gespeld zoals ze in kranten en tijdschriften voorkomen. Jeltsin blijft dus gewoon Jeltsin (populaire transcriptie) en verandert niet in El’cin (wetenschappelijke transcriptie). Voor een volledige weergave van de afkortingen en acroniemen die in deze scriptie voorkomen, verwijs ik naar de afkortingen- en acroniemenlijst in bijlage twee.
6
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 1: De betrekkingen tussen de Sovjetunie en de Europese Gemeenschap tijdens de Koude Oorlog Paragraaf 1.1 Tot 1965: dogmatische afwijzing van de West-Europese integratie ‘Vanuit het gezichtspunt van de economische voorwaarden van het imperialisme, dat wil zeggen de uitvoer van kapitaal en de verdeling van de wereld door ‘hogere’, en ‘geciviliseerde’ koloniale machten, kan de constructie van een kapitalistische Verenigde Staten van Europa alleen maar of onmogelijk of reactionair zijn.’ 4 Met deze woorden beschreef Vladimir Iljitsj Oeljanov, beter bekend als de eerste sovjetleider Lenin, in 1915 reeds zijn visie op een mogelijke ‘kapitalistische integratie van Europa’. Zoals vrijwel al zijn ideeën was ook deze uitspraak gebaseerd op de communistische leer van Karl Marx. Deze Duitse filosoof predikte de wetmatige ondergang van het kapitalisme waarna via een proletarische revolutie een klassenloze socialistische maatschappij zou ontstaan.5 Volgens Marx werd het kapitalisme onder meer gekenmerkt door een ‘permanente drang tot internationalisering en de verovering van markten’. Lenin zag de politieke en economische integratie als een fase van deze internationalisering en verwierp op grond van deze redenering de integratie van het kapitalistische Europa.6 Hoe radicaal de Marxistisch-Leninistische ideeën vandaag de dag ook mogen lijken, in het tsaristische Rusland van begin deze eeuw verwierf Lenin grote aanhang.7 Na de revolutionaire omverwerping van het oude regime in 1917 en het uitschakelen van alle opponenten, namen Lenin en zijn medestanders, de bolsjeviki, de macht in Rusland over. De Communistische Partij (CP) bestempelde zichzelf als ‘voorhoede van het proletariaat’ en vond hierin de rechtvaardiging om van bovenaf de maatschappij grondig her in te richten. Als gevolg hiervan kwamen gaandeweg de meeste bedrijven in staatsbezit en werden door de invoering van het plansysteem de markteconomische wetten uitgeschakeld 8. Na Lenins dood in 1924 nam de communistische omwenteling onder zijn tirannieke opvolger Josif Stalin steeds excessievere vormen aan. Op verzoek van Stalin begon het staatsplanbureau, het Gosplan, tegen het einde de jaren twintig met het opstellen van ‘vijfjarenplannen’. De landbouwsector moest het eveneens ontgelden: het privé-grondbezit werd onteigend en vervolgens samengevoegd in enorme collectieve landbouwbedrijven, de zogenaamde sovchozen en kolchozen. Tegelijkertijd hield de Georgische dictator de bevolking van de Sovjetunie met de geheime politie en de Goelagkampen in een ijzeren greep. Het doel van al deze draconische maatregelen was het land ‘uit de achterlijkheid te
V.V. Adoratskij, V.M. Molotov, M.A. Savel’ev, ed., werken deel 18) (Moskou 1936), p. 231. 5 Volgens de leer van Marx zou de verdere ontwikkeling van het kapitalisme ertoe leiden dat de sector van het midden- en kleinbedrijf ten onder zou gaan en de middenstand zou verdwijnen. Hierdoor zou het kapitaal en de productiemiddelen zich in de handen van een kleine groep mensen verenigen (concentratietheorie). Tegenover deze bezittende klasse zou een enorme massa ontstaan van bezitloze industriearbeiders, de proletariërs. Door het grote arbeidersaanbod zouden de lonen van de arbeiders verder dalen en tot een nog verdere verslechtering van hun positie leiden (Verelendungstheorie). Ten slotte zouden de massa bezitlozen zich verenigen en zich tegen de bezitters keren in de proletarische revolutie. Na een overgangsfase, de dictatuur van het proletariaat, zou de weg vrijkomen voor een klassenloze maatschappij met een nieuw type mens. Dit hele proces werd door Marx gepresenteerd als een historische wetmatigheid. 6 C. H. Baljé, ‘Sovjet-politiek ten aanzien van de Europese Gemeenschap’, in: Kröner, A.W.ed, De Sovjetunie en West-Europa (Den Haag 1982), p. 129-130. 7 In het tsaristische Rusland dat in oorlog verkeerde, had Lenins leus van brood, land en vrede grote aantrekkingskracht op de bevolking. 8 In tegenstelling tot een markteconomisch systeem bepaalt in een planeconomie de overheid het aanbod, de vraag en de prijzen van de producten. 4
7
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
halen’. Door spectaculair stijgende productiecijfers wilde Stalin bewijzen dat de Sovjetunie haar kapitalistische concurrent, de Verenigde Staten, voorbijstreefde.9 De aanval van Nazi-Duitsland op Rusland in 1941 zorgde voor een tijdelijke wijziging in de boosaardige houding ten aanzien van het Westen. Nadat de gezamenlijke vijand echter verslagen was, kwamen de oude tegenstellingen weer aan de oppervlakte. Al snel raakten de westerse kapitalistische en de oosterse communistische kampen verstrikt in een nieuw conflict: de Koude Oorlog. Europa vormde de belangrijkste inzet van de twee concurrerende supermachten, de Sovjetunie en de Verenigde Staten. Het Russische Rode Leger had de Duitse troepen tot ver in Europa achtervolgd en de militaire aanwezigheid zorgde ervoor dat de Sovjetunie een groot deel van Midden-Europa onder communistische heerschappij wist te brengen. Om te voorkomen dat ook West-Europa door de communisten rood gekleurd zou worden, creëerde het Amerikaanse Congres een speciaal ‘European Recovery Programm’. Alleen een welvarend en stabiel West-Europa zou volgens de VS in staat zijn weerstand te bieden aan de ‘communistische verleiding’. Eén van de voorwaarden van dit Marshallplan was de stichting van een permanente Europese organisatie om de hulp te begeleiden. In 1948 werd hiertoe de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) opgericht. Deze voorzet tot meer West-Europese samenwerking kwam overeen met de ideeën van de politieke leiders in West-Europa. De fatale gevolgen van Hitlers expansiepolitiek hadden hen doen beseffen dat een gezamenlijke aanpak van continentale vraagstukken noodzakelijk was. Op de eerste plaats moest voorkomen worden dat een dergelijke verwoestende oorlog ooit nog een kans kon krijgen. Daarnaast dienden de West-Europese landen met vereende krachten de wederopbouw ter hand te nemen. De ervaring uit het interbellum had immers uitgewezen dat een nationale, protectionistische politiek economische crises alleen maar verergerde.10 De Sovjetunie reageerde van het begin af aan afwijzend op de West-Europese integratievoornemens. De redenen hiervoor waren machtspolitiek van aard. Stalin en zijn kameraden vreesden dat een sterkere vereniging van de Europese landen hun positie ten aanzien van de Sovjetunie kon versterken en dat de landen minder goed tegen elkaar uit te spelen waren. De bijdrage van de VS aan de totstandkoming van de OEES vormde voor de Sovjetunie het bewijs dat het om een Amerikaanse strategie ging om de positie van het socialisme op het continent te verzwakken. De partijbonzen gebruikten de communistische ideologie om hun houding ‘wetenschappelijk’ te ondersteunen. Lenins opvatting, zoals weergegeven aan het begin van dit hoofdstuk, diende hierbij als leidraad. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), die Frankrijk, Italië, West-Duitsland en de Benelux-landen in 1951 oprichtten, gold in de Sovjetunie als een poging om de ‘industriële inspanningen in een kapitalistisch beheerssysteem te concentreren’ en zo een sterk centrum voor een bewapeningsindustrie te vormen.11 De ideologische veroordelingen van de Sovjetunie hadden echter weinig gemeen met de werkelijkheid. De bedoelingen van de zes EGKS-lidstaten waren vreedzaam en de drijfveren kwamen uit West-Europa zelf. De lidstaten wilden met de EGKS namelijk voorkomen dat West-Duitsland weer de volledige beschikking zou krijgen over de zware industrie. De door de Duitse kolen- en staalindustrie vervaardigde kanonnen en tanks hadden immers nog recentelijk massale verwoestingen teweeggebracht. De plannen van de Europese landen eind jaren veertig om zich ook op politiek en militair gebied sterker te verenigen, konden in de Sovjetunie helemaal niet door de beugel. De Franse premier Pleven werkte in 1950 een opzet uit voor een ‘Europese Defensie Gemeenschap’ (EDG). Vlak na de sovjetisering van de Midden-Europese landen bestond in 9
Z.R. Dittrich,, A.P. Goudoever, De geschiedenis van de Sovjetunie (Den Haag 1991), p. 89-101. Jules Hermans, Uitgerekend Europa. Geschiedenis van de Europese integratie (Amsterdam 1996), p. 52-57. 11 C.H. Baljé, ‘Sovjet-politiek t.a.v. de Europese Gemeenschap’, in: Kröner, A.W. ed., De Sovjetunie en WestEuropa (Den Haag 1982), p. 128-146, aldaar p. 131. 10
8
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
West-Europa namelijk de vrees dat Stalin het hier niet bij zou laten. De West-Europeanen stonden er militair gezien zwak voor. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) bestond alleen nog maar op papier en de Amerikanen hadden de handen vol aan hun militaire activiteiten in Korea. Pleven stelde voor de Europese strijdkrachten in één supranationaal Europees leger te verenigen. Op deze wijze kon tegelijkertijd het dilemma van de Duitse herbewapening opgelost worden.12 Gedurende het overleg over een gezamenlijke defensie spraken diverse West-Europese regeringsleiders ook de wens uit om tot een overkoepelende politieke organisatie te komen. De sovjetpolitici zagen in dergelijke voornemens voor een militaire en politieke vereniging een poging om het communisme omver te werpen.13 Deze inschatting was echter niet helemaal juist. De EDG had geen offensief karakter; de WestEuropese militaire integratie was erop gericht om zich te verdedigen tegen een vermeende sovjetaanval. Wat ook de achterliggende redenen waren, uiteindelijk mislukte de EDG doordat nota bene het Franse parlement het EDG-verdrag weigerde te ratificeren. De nationale zeggenschap over de eigen defensie woog uiteindelijk toch het zwaarst.14 Naast de verwerping van de West-Europese integratie-initiatieven, kende de sovjetbenadering nog twee andere tactieken. Ten eerste ging de Sovjetunie over tot concrete tegenactie. Nadat gebleken was dat enkele landen in de sovjetinvloedssfeer geïnteresseerd waren in het ontvangen van Marshallhulp, richtte het socialistische moederland de ‘Raad voor Wederzijdse Economische Hulp’ (RWEH, officieus ook wel afgekort tot COMECON) op.15 De voornaamste opzet van deze organisatie was de afscherming van het eigen sociaaleconomisch systeem en de versteviging van de dominantie van de Sovjetunie in het Middenen Oost-Europese gebied. Verder leidde de RWEH tijdens haar eerste jaren voornamelijk een slapend bestaan. De organisatie beschikte niet over een statuut en had geen duidelijk omschreven economische taak. Een andere strategie van het Kremlin vormden voorstellen voor een ‘pan-Europees samenwerkingsstelsel’. Dit lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig met de verwerping van de West-Europese integratie, maar dit was het niet. ‘Pan-Europees’ wilde in sovjetjargon namelijk zeggen: West-Europa plus de Sovjetunie, zonder de Amerikanen. De Sovjetunie wilde via deze samenwerking de eenheid in de Westerse alliantie ondermijnen. De West-Europeanen twijfelden naar mijn mening terecht aan de bedoelingen van de Sovjetunie en lieten weten niet geïnteresseerd te zijn in een dergelijke samenwerking.16 Na het overlijden van Stalin in 1953 kwam er enige verlichting in het starre regime en leek een genuanceerdere inschatting van de West-Europese integratie mogelijk te worden. De nieuwe secretaris-generaal van de CP, Nikita Chroesjtsjov, pleitte in 1956 op het befaamde twintigste partijcongres voor destalinisatie van het politieke leven. Voor de buitenlandse politiek introduceerde hij de beginselen van ‘vreedzame coëxistentie’ met het Westen. Volgens deze visie bestonden weliswaar nog steeds controverses tussen de kapitalistische en socialistische landen, maar hoefden deze niet noodzakelijkerwijze te leiden tot een oorlog. De mildere behandeling van het Westen zwakte Chroesjtsjov wel weer af met de mededeling dat op het ideologische vlak geen verzoening plaats zou vinden. De sovjetautoriteiten gingen nog steeds uit van de uiteindelijke ondergang van het kapitalisme. 12
Aan de ene kant wilden de West-Europese landen met de verschrikkingen van de oorlog nog vers in het geheugen Duitsland het liefst onbewapend laten. Aan de andere kant vereiste het gevaar van de oprukkende Sovjetunie een sterk Duitsland. Door de Duitse herbewapening onder algehele West-Europese controle te plaatsen kon men een oogje in het zeil houden. 13 C. H. Baljé, p. 129-130. 14 Jules Hermans, p. 83-97. 15 De kern van de RWEH werd gevormd door de USSR, Bulgarije, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Polen, Roemenië en de DDR. In de loop van de tijd werden Albanië, Cuba en Mongolië ook lid. Albanië stopte in 1962 met zijn activiteiten in de organisatie. Formeel bleef het wel lid. 16 Z.R. Dittrich, A.P. Goudoever, p. 93.
9
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
De voorzichtige toenadering van de Sovjetunie tot het Westen werd ingegeven door pragmatische redenen. De kosten van de wapenwedloop met de Verenigde Staten rezen de pan uit. Het primaat van de defensie-industrie in de economische sector ging ten koste van de lichte industrie. Het gevolg hiervan was dat de Sovjetunie weliswaar uitgroeide tot een militaire macht van betekenis en Joeri Gagarin als eerste mens de ruimte in kon sturen, maar dat de behoeften van de gewone consument sterk verwaarloosd werden. Er was een groot tekort aan consumptiegoederen, terwijl de producten die wel in de winkels lagen meestal van inferieure kwaliteit waren. Een ander gebrek van het plansysteem was dat de vijfjarenplannen met de steeds stijgende productiecijfers eerder een extensieve, dan een intensieve groei in de hand werkten. Door het gebrek aan technologische vernieuwingen dreigde de Sovjetunie achterop te raken met het Westen. Chroesjtsjov verliet daarom Stalins principe dat de Sovjetunie zelfvoorzienend diende te zijn en begon de handelsrelaties met de kapitalistische naties uit te breiden. 17 Het beleid ten aanzien van de West-Europese vereniging onderging als gevolg van Chroesjtsjovs soepelere opstelling echter geen noemenswaardige veranderingen. In de tweede helft van de jaren vijftig had dit proces, na het échec van de Europese Defensie Gemeenschap, nieuw elan gekregen door de vereniging op economisch gebied. In 1957 bezegelden de EGKS-landen met het Verdrag van Rome de oprichting van een douane-unie en een organisatie voor atoomenergie. De Europese Economische Gemeenschap (EEG) moest de wederzijdse handel stimuleren en zo een grotere welvaart genereren. De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) was bedoeld om de hoge kosten voor de ontwikkeling van kernenergie te delen. De snel expanderende Europese industrie had namelijk grote behoefte aan meer energiebronnen om door te kunnen groeien. 18 De sovjetstrategie ten aanzien van de nieuwe etappe in het West-Europese integratieproces was net als vroeger onder Stalin drieledig en bestond uit verkettering, versterking van de eigen blokstructuren en voorstellen tot pan-Europese samenwerking. Aan de vooravond van het Verdrag van Rome stuurde Moskou diplomatieke bodes naar de zes deelnemende landen om hen te waarschuwen toch vooral af te zien van de oprichting van de EGKS en de EEG. De bode werd begeleid door hernieuwde voorstellen om de Europese economische samenwerking in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties te regelen.19 Toen de oprichting van de EGKS en de EEG eenmaal een feit was, stopte de afkeuring niet. Volgens de sovjetideologen zou Euratom in het leven geroepen zijn ter voorbereiding op een atoomoorlog, de EEG werd bestempeld als een ‘economisch verlengstuk van de NAVO’.20 Het toonaangevende Moskouse Instituut voor Wereldeconomie en Internationale Betrekkingen (IMEMO) ontwikkelde vlak na de oprichting van de EEG zestien stellingen, waarin het de organisatie op ideologische gronden afkeurde. De sterkere staten zouden de zwakkere uitbuiten en de monopolistische controle zou ten koste gaan van de arbeidersklasse. Over het potentieel bestond geen twijfel: door innerlijke tegenstrijdigheden zou de samenwerking spoedig ten onder gaan. Uit de praktijk bleek echter dat de Sovjetunie de EEG wel degelijk als een bedreiging ervoer. Nog geen jaar na de oprichting van de EEG versterkten de sovjetautoriteiten hun eigen economische blok, de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp. De RWEH kreeg nu een statuut volgens welke de
17
Idem, p. 193-206. Jules Hermans, p. 101-121. 19 Ieuan G. John, ‘The Soviet response to Western European Integration’, in: Ieuan G. John ed., EEC policy towards Eastern Europe (Farnborough 1975), p. 37-58, aldaar p. 42. 20 C.H. Baljé, p. 130-131. 18
10
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
organisatie ‘socialistische economische integratie’ nastreefde. 21 Ook initieerde de RWEH een atomair programma.22 Al gauw bleek overigens dat de sovjetwetenschappers- en politici er ver naast zaten met hun inschatting van het Europese integratieproces. De voorspellingen rondom Euratom werden niet bewaarheid. Een Europese atoomaanval op de Sovjetunie bleef uit en Frankrijk ontwikkelde later als enig lid überhaupt kernwapens. In de jaren zestig werd spoedig duidelijk dat de EEG een groot succes was en in contrast met de voorspellingen van Lenin en Marx niet ten onder ging aan onderlinge tegenstellingen. Geholpen door de gunstige internationale economische ‘hausse’ behaalde de Gemeenschap goede resultaten. De omvang van de intracommunautaire handel tussen de ‘Zes’ verzesvoudigde tussen 1958 en 1979. In dezelfde periode nam het Bruto Nationaal Product van de Gemeenschap toe met zeventig procent.23 Als gevolg van het succes van de EEG en bepaalde ontwikkelingen in de WestEuropese integratie24, was de ideologische veroordeling niet langer houdbaar. Begin jaren zestig kwam in de Sovjetunie onder academici daarom een herwaardering van het Westerse integratieconcept tot stand. De sovjetwetenschappers zagen economische integratie nu als een ‘objectief bepaald proces’, in plaats van een politiek die opgelegd werd door de ‘uitbuitende leidende klassen’ in de Europese landen.25 In 1962 poneerde het IMEMO wederom 32 stellingen met betrekking tot de ‘imperialistische integratie in West-Europa’. Ditmaal stelden de wetenschappers vast dat het bestaan van de EEG ‘samenwerking tussen de bestaande economische blokken niet uitsloot’.26 Langzaamaan leek de Sovjetunie de realiteit van de Europese Gemeenschap (EG), waarin de EEG, EGKS en Euratom in 1965 opgingen, te aanvaarden. Paragraaf 1.2 1965-1985: beperkte toenaderingspogingen, de facto erkenning van de EG In 1964 werd Chroesjtsjov door zijn naaste kameraden ten val gebracht en nam Leonid Brezjnev het roer van de Communistische Partij over. In het binnenland draaide deze grijze apparatsjik de destalinisatie gedeeltelijk terug. Op ideologisch gebied werd in toenemende mate de nadruk gelegd op het sovjetpatriottisme. In de campagnes roemde de pers de trots op het vaderland en het prestige van de Sovjetunie in de wereld. Net als zijn voorgangers wilde Brezjnev de positie van de Sovjetunie als supermacht versterken. Zijn strategie om dit te bereiken was door een politiek van ontspanning met het Westen de wapenwedloop te beperken. Voorts ging hij weer meer nadruk erop leggen om West-Europa van de Verenigde Staten los te koppelen. De Russen hadden hun land altijd gezien als een belangrijke speler op het Europese continent. Nu de Sovjetunie een grootmacht was, moest deze invloed uitgebreid worden.27 21
De ‘socialistische economische integratie’ die de RWEH voorstond, kan echter niet vergeleken worden met de integratie binnen de EEG. Bij de RWEH kwam het op zijn best tot een onderlinge afstemming van de vijfjarenplannen. Er werd geen spontane specialisatie en schaalvergroting bereikt, deze werd van bovenaf bepaald. Hierdoor waren Roemenië en Bulgarije min of meer gedwongen zich te specialiseren in de landbouw en andere landen zoals Tsjechoslowakije in de zware industrie en consumptiegoederen. Ook was er bij RWEH geen sprake van gelijkheid onder de lidstaten, de Sovjetunie bepaalde de koers. Door omvangrijke energieleveranties aan de overige leden subsidieerde de Sovjetunie de overige leden indirect. 22 D.J. Eppink, P.C.A.E. de Wouters d’Oplinter, ‘De EG en de Comecon: een asymmetrische relatie’ Internationale Spectator (maart 1985), p.193. 23 Jules Hermans, p. 121. 24 De nationalistische koers van de Franse leider Charles De Gaulle na 1963 maakte een politieke unie onwaarschijnlijker. Het lidmaatschap van de grootste bondgenoot van de VS, Groot-Brittanië werd tot twee keer toe geweigerd, dus de veronderstelling dat Amerika achter de integratie zat, was ook niet langer houdbaar. 25 Vladimir Baranovsky, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Malcolm, N. ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78, aldaar p. 61. 26 D.J. Eppink, P.C.A.E. de Wouters d’Oplinter, p. 193. 27 Z.R. Dittrich, A.P. Goudoever, p. 203-218.
11
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
De toenemende belangstelling voor West-Europa leidde wederom niet tot toenadering tot de Europese Gemeenschap. Brezjnev wilde veel liever een overkoepelende Europese economische organisatie waarvan ook de Sovjetunie lid was. In 1967 verklaarde premier Kosygin dat de naam ‘Europese Gemeenschap’ een illusie was, omdat niet alle Europese landen toe konden treden.28 In het kader van Brezjnevs initiatief tot een ‘Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa’ (CVSE)29, probeerde de sovjetdelegatie in de onderhandelingen dan ook aan te sturen op een pan-Europese economische organisatie om zo de EG te omzeilen. Toen begin jaren zeventig tussen de Verenigde Staten en de EG-lidstaten steeds meer onenigheid rees, voornamelijk over de aanpak van de oliecrisis30, werden deze geschillen breed uitgemeten in de pers. De communistische krant Pravda stelde in 1974 naar aanleiding van het besluit van de EG-landen gesprekken te gaan voeren met de Arabische olieproducerende landen: ‘Gekibbel over olie is slechts een klein deel van een hardnekkig conflict tussen de VS en de EEG. (..) Een nieuwe ronde in de transatlantische strijd is begonnen. (..) Het feit dat Washington een conferentie die een declaratie moest uitwerken over de betrekkingen tussen de VS en de EEG heeft uitgesteld, kan gezien worden als een uiting van onvrede over het besluit van de Gemeenschappelijke Markt’.31 Ik denk dat de sovjetpers hier toch de feiten uit hun verband rukt. Ondanks de verschillen tussen de Verenigde Staten en de West-Europese landen vormde het Westblok nog steeds een hechte eenheid. De directe aanleiding voor de Sovjetunie om toch te gaan onderhandelen over betrekkingen met de EG vormde in feite pure noodzaak. In 1969 besloten de West-Europese leiders op de Conferentie van Den Haag32 om de competentie van de EG-lidstaten om met de ‘State Trading Nations’ handelsverdragen te sluiten, over te hevelen naar de Europese Commissie, het centrale uitvoerende orgaan van de EG. De Sovjetunie kon als gevolg van dit besluit gewoonweg niet meer om de EG heen. 33 In 1972 liet Brezjnev tijdens een congres van de RWEH blijken de werkelijkheid min of meer te accepteren: ‘De Sovjetunie negeert de bestaande situatie in West-Europa niet, inclusief het bestaan van een economische groepering van kapitalistische landen zoals de gemeenschappelijke markt. We volgen de activiteiten en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt nauwgezet. Onze relatie met de deelnemers van deze groepering zullen, onnodig te vermelden, afhangen van de mate waarin ze de belangen van de lidstaten van de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp erkennen’. 34 Brezjnevs de facto-erkenning van de EG luidde het begin in van beperkte toenaderingspogingen. Alhoewel het officiële sovjetbeleid nog steeds de voorkeur gaf aan een ‘pan-Europese’ economische organisatie, hoopte de Sovjetunie via toenadering meer greep te krijgen op de ontwikkelingen in de EG en dus meer invloed te krijgen op West-Europa. De nieuwe initiatieven van de Europese Gemeenschap in de jaren zeventig om tot een grotere 28
D.J. Eppink, P.C.A.E. de Wouters d’Oplinter, p. 195. Via de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa hoopte de Sovjetunie erkenning van de bestaande situatie in Europa te verkrijgen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat alleen Europese staten deel zouden nemen, maar onder druk van West-Europa werden ook de Verenigde Staten en Canada bij de CVSE betrokken. 30 De Europese landen wilden de onderhandelingen openen met de Arabische olieproducerende landen. De Verenigde Staten waren voor een hardere politiek. 31 Geciteerd in Ieuan G. John, ‘The Soviet response to Western European Integration’, in: Ieuan G. John ed., EEC policy towards Eastern Europe (Farnborough 1975), p. 37-58, aldaar p. 58. 32 Op dit congres kreeg het integratieproces van de Europese Unie een nieuwe impuls. De Europese leiders stelden zich positief op tegen een uitbreiding met het Verenigd Koninkrijk en er werden plannen ontwikkeld voor een Europese Monetaire Unie (EMU) en politieke samenwerking op het gebied van buitenlands beleid. 33 Sheila A. Chapman, ‘The economic relations between the EEC and the CMEA: a survey of problems and prospects’, La Comunita Internazionale, (3 1985), p. 421-449, aldaar p. 426-27. 34 Geciteerd in Robert M. Cutler, ‘Harmonizing EEC-CMEA relations: never the twain shall meet?’ International Affairs (1987), p. 259-270, aldaar p. 263. 29
12
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
politieke eenheid te komen, werden in tegenstelling tot vroeger positief ontvangen. Door de onderhandelingen te laten verlopen via de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp verwachtte de Sovjetunie internationale erkenning te krijgen voor deze economische organisatie.35 Bovendien zag de Sovjetunie hoe de afzonderlijke satellietstaten met hun grotere afhankelijkheid van de handel met West-Europa nu op eigen houtje contact begonnen te zoeken met Brussel. Brezjnev wilde te allen tijde voorkomen dat de socialistische broederlanden te veel uit de pas gingen lopen. Dit vormde nog een reden om een handelsakkoord te sluiten met de EG.36 De Sovjetunie onderschatte echter de bereidheid van de Europese Gemeenschap om een akkoord te sluiten met de RWEH. In 1975 konden de onderhandelingen beginnen, nadat Fadajev, de voorzitter van het uitvoerend comité van de RWEH ‘op vakantie’ aan had geklopt bij de Deense regering, die toen het halfjaarlijkse voorzitterschap van de EG vervulde.37 Fadajev liet weten dat de RWEH een handelsakkoord met de EG wilde sluiten. De EG was bereid een raamakkoord te sluiten met de RWEH, dat administratieve samenwerking (op gebieden zoals voorspellingen, statistieken en milieubescherming) besloeg en algemene economische en handelspolitieke principes bevatte. De EG achtte de RWEH echter niet bevoegd tot het sluiten van een handelsakkoord namens de aparte lidstaten. De EG beriep zich op het feit dat de RWEH geen internationale organisatie was volgens de gangbare opvatting. De statuten van de RWEH kende de organisatie immers ook geen supranationaliteit toe. Dit kwam de Gemeenschap overigens goed uit, omdat ze de dominante rol van de Sovjetunie in de organisatie verfoeide.38 De Gemeenschap stuurde memoranda naar de afzonderlijke RWEH-lidstaten. Dit leverde echter niets op aangezien de landen onder druk van de Sovjetunie ofwel niet reageerden ofwel de verklaring van de hand wezen. 39 Aangezien de Sovjetunie geen resultaat boekte bij de toenadering ging de hetze tegen de EG onverminderd door. De diplomatieke erkenning van de EG bleef uit en de Sovjetunie vaardigde geen permanente vertegenwoordiging af naar de organisatie. Daarnaast ontkende de USSR zoveel mogelijk het supranationale karakter van de Europese Commissie. Alleen als het politiek of economisch absoluut noodzakelijk was, voerde de Sovjetunie besprekingen met de Commissie. Dit gebeurde onder andere in 1976 bij de kwestie van visrechten van enkele Oostbloklanden in de door de EG afgekondigde exclusieve economische zone. De Sovjetunie oefende tevens druk uit op andere landen de contacten met de EG zoveel mogelijk te beperken. Zo protesteerde men tegen de handelsovereenkomst die Finland met de EG wilde sluiten. Pas nadat Finland ook met de RWEH een vergelijk was aangegaan, kon het EGakkoord worden ondertekend.40 Begin jaren tachtig werden alle nog bestaande contacten tussen de EG en de RWEH verbroken. Met de sovjetinval in Afghanistan en de onderdrukking van de Poolse opstand kwam een einde aan de periode van détente in de Oost-West betrekkingen. In 1982 stierf Brezjnev. Hij liet een economisch gestagneerd land na waarin misstanden als corruptie en alcoholisme zich ongebreideld hadden verspreid. Zijn opvolgers Andropov en Tsjernenko konden in de kortstondige periode dat ze aan de macht waren hier geen verandering in brengen.
35
John van Oudenaren, Soviet policy toward western Europe: objectives, instruments, results (Santa Monica 1986) p. 89-90. 36 Ieuan G. John, p. 43. 37 Robert M. Cutler, p. 263. 38 Arie Bloed, The external relations of the Council for Mutual Economic Assistance (Utrecht 1988), p. 190-191. 39 Sheila A. Chapman, p. 428. 40 D.J. Eppink, P.C.A.E. de Wouters d’Oplinter, p. 191.
13
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Paragraaf 1.3 1985-1991: werkelijke toenadering, de jure erkenning Na de verkiezing in 1985 van de relatief jonge en hervormingsgezinde Michaïl Gorbatsjov tot hoofd van de Communistische Partij leek er weer beweging te komen in de vastgelopen sovjetmaatschappij. De nieuwe partijsecretaris wilde met zijn politiek van ‘glasnost, perestrojka en uskorenie’ (openheid, herstructurering en versnelling) het land een nieuwe impuls geven. De patstelling tussen Oost en West moest volgens Gorbatsjov weer doorbroken worden. Behalve door menselijke overwegingen om de bevolking meer vrijheid te gunnen en de betrekkingen met het Westen te normaliseren, werd Gorbatsjov voornamelijk gedreven door de nog steeds slechte economische situatie waarin zijn land verkeerde. Hij hoopte dat compromissen op defensiegebied voor doorbraken op politiek gebied konden zorgen. Hierdoor zou de handel en de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie weer kunnen uitbreiden.41 Door de nieuwe openheid in de binnenlandse pers kwam een realistischere waarneming van het Europese integratieproces tot stand. De Russische wetenschapper Vladimir Baranovsky sprak van een totale omwenteling: ‘it [The European Community] was no longer seen as a hopeless attempt to prolong the agony of capitalism, but rather as a demonstration of the latter’s internal economic and political resources, not a reproduction of the irreconcilable instrument for defining and defending their common interests; not an offensive of the West European monopolies against the working class, but a negotiated process of social accommodation which in some respects could be beneficial for large sections of the populations; not necessarily a system designed solely to ensure the dominance of the bigger states, but also a mechanism for upgrading the smaller ones’.42 Daarnaast vond nu ook op het niveau van de betrekkingen met de EG een doorbraak plaats. Op zich verschilde Gorbatsjovs strategie ten aanzien van West-Europa in essentie weinig van zijn voorgangers. Door op charismatische wijze voor een ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ en de ‘overwinning van de deling op het Europese continent’ te pleiten, hoopte hij het vertrouwen van West-Europa te winnen. Ondanks de moreel verantwoorde verpakking van de boodschap, was Gorbatsjov waarschijnlijk voornamelijk geïnteresseerd in meer invloed in Europa. 43 Waar hij zich wel onderscheidde, was de mate waarin hij het Westen en de satellietstaten tegemoet kwam. Gorbatsjov schakelde Gianni Cervetti, de voorzitter van de Communistische Partij in het Europese parlement, in om te polsen hoe de betrekkingen vorm zouden kunnen krijgen. Toen later dat jaar de Italiaanse premier Craxi een bezoek bracht aan Moskou, stelde Gorbatsjov: ‘Het is tijd economisch voordelige betrekkingen aan te knopen…..En in zo ver de EEG landen optreden als een politieke entiteit, zijn wij bereid een gemeenschappelijke taal te zoeken inzake concrete internationale problemen.’44 Hij voegde de daad bij het woord door de EG uit te nodigen de onderhandelingen met de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp te hervatten. De reactie van de EG op Gorbatsjovs invitatie was voorzichtig positief. De nieuwe politiek van Gorbatsjov maakte veel indruk in het Westen en de EG wilde zijn hervormingskoers stimuleren. De Gemeenschap herhaalde dat ze de onderhandelingen met de RWEH nog steeds niet ten koste te wilde laten gaan van de betrekkingen met de afzonderlijke RWEH-lidstaten. In een gezamenlijke declaratie van 1988 stelde de RWEH echter geen bezwaar te hebben als de Europese Commissie ook de individuele satellietstaten uitnodigde 41
Z.R. Dittrich, A.P. Goudoever, p. 243. Vladimir Baranovsky, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Malcolm, N. ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78, aldaar p. 65. 43 De Britse historicus Neil Malcolm wees in dit verband op het feit dat tijdens de partijcongressen in de Sovjetunie de term Gemeenschappelijk Europees Huis gebruikt werd om Washington uit Europa te houden. Neil Malcolm, Soviet policy perspectives on Western Europe (London 1989), p. 56-58. 44 Geciteerd in John van Oudenaarden, p. 95. 42
14
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
voor gesprekken. Dit was een belangrijke concessie van de Sovjetunie. Het land erkende hiermee dat de EG, in feite een intergouvernementele organisatie met supranationale elementen, wel als supranationale organisatie gold. De Sovjetunie eiste zelf echter geen dergelijke erkenning voor de RWEH. De EG liet zich dit geen twee keer zeggen en in juli 1988 sloot de organisatie bilaterale handels- en samenwerkingsovereenkomsten met Hongarije en Tsjecho-Slowakije.45 De Sovjetunie en de EG knoopten nu voor het eerst officiële betrekkingen aan. De Gemeenschap had hiervoor voornamelijk politieke redenen. Ze wilde Moskou niet het gevoel geven dat de Sovjetunie geïsoleerd zou raken in Europa. De gebeurtenissen in Midden-Europa waren eind jaren tachtig namelijk in een stroomversnelling geraakt. De ene na de andere satellietstaat keerde het socialistische moederland de rug toe en richtte zich nu op het Westen. De EG sloot met de meeste Midden-Europese landen associatieverdragen, die hen nauw aan de organisatie verbond. In december 1989 sloot de Sovjetunie een ‘Handels- en Samenwerkingsverdrag’ met de Europese Gemeenschap. Het kernpunt vormde de toewijzing van de meestbegunstigingsclausule aan de Sovjetunie en de geleidelijke afschaffing van alle kwantitatieve beperkingen op de invoer uit de USSR, met uitzondering van gevoelige WestEuropese sectoren zoals textiel, staal en agrarische producten. Op de langere termijn stelde de overeenkomst de vorming van een uitgebreide ‘Europese Economische Ruimte’ in het vooruitzicht. Hiermee hoopte de Sovjetunie via een geleidelijke overgang en met steun van de EG te kunnen integreren in de West-Europese douane-unie. Eind jaren tachtig nam de samenwerking binnen de EG na jaren van economische neergang en verminderde integratiedrift weer een hoge vlucht met ambitieuze plannen voor een gemeenschappelijke markt. Waarschijnlijk vreesde de Sovjetunie de boot te missen en drong daarom aan op een dergelijk regeling. Het Handels- en Samenwerkingsverdrag bevatte ook afspraken voor politiek overleg. Er zouden op regelmatige basis Topontmoetingen georganiseerd worden tussen de politieke leiders van beide partijen. 46 Ondanks de vergaande toenadering tot de EG dient vermeld te worden dat de pogingen om de Europese vereniging tegen te gaan niet helemaal achter de schermen verdwenen. In 1987 protesteerde Eurocommissaris De Clercq tegen de ‘guerilla-oorlog’ van sovjetdiplomaten in andere internationale organisaties. 47 Het handelsakkoord met de EG werd hoe dan ook weer ingehaald door de gebeurtenissen in de Sovjetunie. Ook voor de bakermat van het communisme waren de hervormingen niet meer te stoppen en uiteindelijk stortte in december 1991 de Sovjetunie in elkaar. De nieuwe democratische leiders wilden afstand nemen van het verleden en de Russische Federatie bekeren tot een democratische rechtsstaat met een markteconomie naar Westers voorbeeld. De Unie van Socialistische Sovjetrepublieken werd vervangen in december 1991 door een veel losser Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS).48 Enkele maanden daarvoor was de Raad voor Wederzijdse Hulp op aandringen van de voormalige satellietstaten al een stille dood gestorven. 49 Met het uiteenvallen van de Sovjetunie kwam een einde aan de Koude Oorlog. In dit hoofdstuk over de sovjetbetrekkingen met de EG is naar voren gekomen dat zowel de aanvankelijke afwijzing van de Gemeenschap als de latere toenadering tot deze organisatie nauw verband hielden met de pogingen om de Amerikaanse invloed in West-Europa te 45
Vladimir Baranovsky, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Malcolm, N. ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78, aldaar p. 67-68. 46 Idem, p. 69. 47 Arie Bloed, p. 205. 48 Hiervan werden alle voormalige sovjetrepublieken lid, behalve de Baltische staten. 49 H.W.Hoen, ‘Transformatie en integratie: Midden- en Oost-Europa in het economische wereldbestel’, in: Harryvan, A.G., Harst, J. van der, Volten, P.M.E. Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999), p. 262-281, aldaar p. 270.
15
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
verminderen. Voor handelsbetrekkingen met West-Europa die nodig waren vanwege de slechte economische situatie van het land, kozen de sovjetautoriteiten bij voorkeur de weg naar de afzonderlijke landen. De vraag is nu hoe na het einde van de Koude Oorlog de betrekkingen tussen de Russische Federatie en de Europese Unie zich ontwikkelden. In het volgende hoofdstuk zal ik eerst onderzoeken wat de consequenties waren van de omwenteling voor het buitenlandse beleid en de relatie met het Westen. Vormde de nieuwe buitenlandse politiek een werkelijke breuk met het sovjetverleden of bleven sporen uit het verleden zichtbaar?
16
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 2: Russische buitenlandse politiek en het beleid ten aanzien van het Westen Paragraaf 2.1: nieuwe staat, nieuwe buitenlandse politiek? De nieuwe ‘Russische Federatie’ die eind 1991 ontstond, brak op vele gebieden met de traditie van de Sovjetunie. De nieuwe democratische leiding verbood bij de wet de almachtige positie van de Communistische Partij en schafte het economische plansysteem af. Boris Jeltsin, Ruslands eerste president, maakte duidelijk dat hij zijn land wilde transformeren naar een op Westerse leest geschoeide democratie met een marktgerichte economie. Verder verklaarde de Russische Federatie zich de formele opvolger van de Sovjetunie. Hierdoor was het land gerechtigd om de zetels in de internationale organisaties over te nemen, zoals de belangrijke plaats in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De val van het communisme veroorzaakte ook een ingrijpende verandering van de hele internationale structuur. Aan de bipolaire wereldorde waarin de Sovjetunie en de Verenigde Staten als vijanden tegenover elkaar stonden, was een einde gekomen. Amerika leek voorlopig de ‘overwinnaar’ van de Koude Oorlog te zijn, althans zo stelde de toenmalige president George Bush senior het in een rede in 1991. Rusland kwam zwaar gehavend uit de strijd: met een economie die op instorten stond en het leger in deplorabele staat was het in ieder geval geen supermacht meer. Het enorme rijk, het resultaat van eeuwenlange expansie van de Russische grenzen, ging teloor. In Europa betekende het verlies van gebied en invloedsfeer dat Rusland geopolitiek duizenden kilometers naar het oosten teruggeworpen werd. In Siberië bleef de situatie hetzelfde, maar in de Kaukasus en in Centraal-Azië werden de grenzen van het begin van de negentiende eeuw hersteld. Door het ontstaan van nieuwe onafhankelijke staten bevonden maar liefst 25 miljoen etnische Russen zich ineens buiten de Russische staatsgrens. Door al deze ontwikkelingen voelden veel Russen zich de ‘verliezers van de geschiedenis’. 50 § 2.1.1 Rusland op zoek naar zichzelf In de veranderde interne en externe omstandigheden stond de politieke leiding voor de zware taak een nieuwe buitenlandspolitieke rol voor de Russische staat uit te denken. Het verdwijnen van de communistische staatsideologie en het uiteenvallen van de Sovjetunie hadden de oude kwestie van de Russische identiteit weer naar voren gebracht. Maakte Rusland onderdeel uit van Europa en moest het zich dus op het Westen richten of had het toch een eigen missie in de wereld die om een meer Euraziatische oriëntatie vroeg? Het feit dat de koers van de buitenlandse politiek zo nauw verbonden was met de identiteit van de natie, maakte dat de discussie over de te volgen richting vanaf het begin gepaard ging met veel emotie. Het debat dat in 1992 ontstond, concentreerde zich rond drie groepen51: de liberale Westersen, de pragmatische nationalisten en de fundamentele nationalisten. De hervormers 50
- Marc Jansen, ‘Rusland’ in: Heuvel, Martin van den, Renner, Hans, Meulen, Hans van der ed., Nieuwe tijden. Oost- en Midden-Europese landen na de val van het communisme (Amsterdam 1997), p. 71-86. - Heinz Timmermann, ‘Die Außenpolitik Rußlands: Ausdruck der Suche nach einer neuen Identität’, BIOSt, 20 (1993), p. 10-12. 51 Sommige auteurs onderkennen meerdere groepen, zie bijvoorbeeld Claudia Schmedt, die de gematigde liberalen als een aparte categorie onderscheidt. Andere auteurs gaan uit van slecht twee stromingen, een Atlantische en een Euraziatische. Ik houd hier de indeling aan van Margot Light. Zij noemt drie stromingen: de liberale Westersen, de pragmatische nationalisten en de fundamentele nationalisten. Deze classificatie is naar mijn mening het beste compromis tussen werkelijkheid en een functionele indeling in groepen. Hierbij dient in het achterhoofd gehouden te worden dat de grenzen tussen de verschillende stromingen niet altijd scherp zijn af te bakenen en dat binnen deze drie groepen natuurlijk ook extremen voorkomen.
17
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
van de liberale Westerse oriëntatie, waaronder aanvankelijk de voormalige communist Boris Jeltsin, stelden de opname van Rusland in de internationale gemeenschap voorop. In hun visie kon alleen door een langdurige politieke en economische samenwerking met de Westerse landen de eigen economie gestabiliseerd worden. Na een eeuwenlange dictatoriale geschiedenis moest Rusland de maatschappij nu inrichten op basis van democratische waarden. Lang niet iedereen was het echter eens met deze opvatting. De pragmatischnationalistische school bepleitte een meer Euraziatische strategie in de buitenlandse politiek. In principe hadden de pragmatici niets tegen samenwerking met de Westerse landen. Rusland moest zich echter niet exclusief op hen concentreren; dit was in strijd met de identiteit van de Russische staat en de nationale belangen. Als een land gelegen op twee continenten, zou Rusland zich ook op Azië moeten richten. In China, India en Iran zagen de pragmatici belangrijke partners. De prioriteit in de buitenlandse politiek zou zonder twijfel bij het ‘nabije buitenland’ moeten liggen, waarmee de voormalige Sovjetrepublieken werden bedoeld. De aanhangers van de pragmatisch-nationalistische school konden maar moeilijk verteren dat deze gebieden, in hun ogen nog steeds provincies, nu hun eigen weg gingen. Door verdere integratie binnen het Gemenebest van Onafhankelijke Staten te bevorderen, zou Rusland de voormalige Sovjetrepublieken het beste in zijn greep kunnen houden en de rechten van de Russische minderheden aldaar beschermen. De fundamentele nationalisten vormden de derde groep in het debat. Zij onderscheidden zich van de pragmatische nationalisten door hun ronduit antiwesterse houding en hun streven naar een imperiale buitenlandse politiek. Hun doel was de grenzen van het Groot-Russische tsarenrijk te herstellen. De pro-westerse koers van de liberalen werd gezien als een ‘zionistisch complot om Rusland te vernietigen’. Rusland kon economisch veel beter zelfvoorzienend zijn. Het Westen zou er namelijk slechts op uit zijn Rusland te verzwakken. 52 Tijdens het eerste levensjaar van de nieuwe Russische staat had de liberale stroming de overhand in het politieke leven. Vlak na de omwenteling verkondigde Boris Jeltsin dat Rusland geïntegreerd moest worden in de ‘geciviliseerde gemeenschap van staten’, waarmee hij op het Westen doelde. Ook zijn minister van Buitenlandse Zaken Andrej Kozyrev behoorde tot de liberale beweging. In augustus 1991, toen nog minister van Buitenlandse Zaken van de Russische sovjetrepubliek, verklaarde hij al dat hij de Verenigde Staten en de andere Westerse democratieën als natuurlijke vrienden en uiteindelijk zelfs bondgenoten zag.53 De Westerse oriëntatie in het buitenlands beleid kwam overeen met de grondslagen van de binnenlandse politiek. Egor Gaidar zette zich als premier in voor radicale economische hervormingen, ook wel de ‘schoktherapie’ genoemd. Op deze wijze zou Rusland zo snel mogelijk een welvarend land worden. De liberalen verwachtten dat de Westerse landen massaal met hulp over de brug zouden komen om de Russische economie er weer bovenop te helpen.54 Na het wegebben van de eerste euforie over het einde van de communistische dictatuur kreeg het beleid van Jeltsin steeds meer kritiek te verduren. Grote delen van de bevolking raakten teleurgesteld over de resultaten van de economische transitie. De schoktherapie had
52
-Claudia Schmedt, Russische Außenpolitik unter Jelzin. Internationale und innerstaatliche Einflußfaktoren außenpolitischen Wandels (Frankfurt am Main 1997), p. 8. - Margot Light, ‘Foreign policy thinking’, in :Allison, Roy, Light, Margot, Malcolm, Neil, Pravda, Alex, Internal factors in Russian Foreign policy (Oxford 1996), p. 34. - Robert H. Donaldson, Joseph L. Nogee, The foreign policy of Russia: changing systems, enduring interests (New York 1998), p. 113-117. 53 Andrej Kozyrev, ‘A strategy for partnership’, International Affairs, 8 (1994) p. 3. 54 Heinz Timmermann, ‘Rußlands Außenpolitik. Die europäische Dimension’ BIOSt, 17 (1995), p. 7.
18
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
hyperinflatie in de hand gewerkt en zorgde voor een enorme daling van de levensstandaard.55 Door de chaos rondom de privatisering kreeg de Russische maffia vrij spel en steeg de criminaliteit. De hulp uit het Westen was niet waar de Russen op gehoopt hadden. Gedeeltelijk was deze teleurstelling gerechtvaardigd; het merendeel van de steun bestond uit leningen of kredietgaranties.56 Aan de andere kant was het ook voor het Westen een onmogelijke opgave om de Russische economie uit het slop te trekken. Als gevolg van de onvrede kwam Jeltsin ook op politiek niveau van allerlei kanten onder vuur te liggen. In het parlement was zijn positie niet stevig verankerd. De Opperste Sovjet was gekozen toen de Communistische Partij nog oppermachtig was en lang niet alle ‘volksvertegenwoordigers’ juichten Jeltsins hervormingen toe. Verschillende neocommunistische en ultranationalistische groeperingen, zoals de ultranationalistische Liberale Democratische Partij (LDP) van
Onder druk van de sterkte van de oppositie waren de hervormers gedwongen hun beleid aan te passen. Steeds vaker verschenen er tekenen aan de lucht dat de liberalen een stapje terug deden en pragmatischer optraden. Jeltsin verving de liberale premier Gaidar door de conservatieve Viktor Tsjernomyrdin en liet deze laatste een meer behoudende regering samenstellen. Het leger vertraagde de terugtrekking van de troepen uit Estland en Letland. De president zegde een bezoek aan Tokio af waar gesproken zou worden over teruggave van de Koerillen, het gebied dat na de Tweede Wereldoorlog door de Sovjetunie geannexeerd was.57 Begin 1993 kwam er definitief een einde aan de ‘romantische fase’ in de relatie met het Westen, zoals Kozyrev later deze optimistische periode kenschetste. Doordat Rusland op economisch gebied en in de internationale politiek zo snel afgleed, gingen veel burgers en politici weer verlangen naar de grandeur van weleer. Hierdoor ontstond een betere voedingsbodem voor de pragmatici met hun nadruk op het vergroten van het internationale aanzien van Rusland. De verandering kwam duidelijk tot uitdrukking in het ‘Concept voor de buitenlandse politiek’ van april 1993.58 In de gestelde prioriteiten en het taalgebruik klonk de pragmatische visie sterk door. Het Concept benadrukte de rol van Rusland als grootmacht met eigen geopolitieke belangen in het nabije en verre buitenland. De oriëntatie op het Westen die na de val van het communisme ontstaan was, werd hierdoor in vergaande mate teruggedraaid.59 Met de omschakeling van de liberale naar een pragmatische koers, leek Rusland weer gedeeltelijk terug te keren naar tradities uit het verleden. Jeltsin zocht naar een manier om de eigen huid te redden. Hij poogde de oude Sovjetinstituties en grondwet te vervangen door een presidentieel systeem, zodat hij indien nodig het lastige parlement buiten spel zou kunnen zetten. Jeltsin werd hierin gesteund door zijn achterban. De liberale politici en intellectuelen geloofden namelijk dat een sterke uitvoerende macht de beste garantie zou vormen voor de economische en sociale hervormingen. In de herfst van 1993 probeerde Jeltsin met geweld een einde te maken aan het conflict. Hij ontbond het parlement, schreef nieuwe verkiezingen uit en organiseerde een referendum voor een op hem toegesneden nieuwe grondwet. De parlementariërs verzetten zich tegen deze voor een liberale president ondemocratische maatregelen. Nadat Jeltsin het Witte Huis door paratroepers liet bestormen, gaven ze zich toch
55
In 1992 daalde het Bruto Binnenlands Product van Rusland met 14,5 %. Voor een volledig overzicht van de ontwikkeling van het BBP zie bijlage vier. 56 Neil Malcolm, p. 4. 57 Donaldson & Nogee, p. 197. 58 Het idee achter dit concept was een consensus te bereiken over de richting van de buitenlandse politiek. De uiteindelijke versie is nooit openbaar gemaakt. Er is wel een samenvatting gepubliceerd in de krant Nezavisimaja Gazeta. 59 Margot Light, p. 67-68.
19
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
gewonnen. In december 1993 stemde de bevolking met een krappe meerderheid vóór de nieuwe grondwet en was Jeltsins opzet dus geslaagd.60 De nieuwe constitutie gaf de president vergaande bevoegdheden ten koste van de wetgevende macht. Het parlement ging nu de Federale Vergadering heten en bestond uit twee kamers: de Staatsdoema (het Lagerhuis) en de Federatieraad (het Hogerhuis). Veel privileges van het parlement gingen echter over op de president.61 Jeltsin kreeg twee machtige instrumenten om politiek te voeren: het recht om buiten het parlement om decreten uit te vaardigen en het recht om zijn veto uit te spreken over de parlementaire wetgeving. Een veto kon alleen teniet worden gedaan door een tweederde meerderheid in beide kamers van de Federale Vergadering. In de nieuwe grondwet kreeg de president de eindverantwoordelijkheid voor de buitenlandse politiek. De taak van de doema was gereduceerd tot het ratificeren van internationale verdragen. 62 Misschien dat in een ander land een centrale hervormingskoers gewerkt zou hebben, Rusland had in ieder geval te weinig democratische ervaring om een dergelijk systeem tot een succes te maken. Al spoedig bleek dat Jeltsin zijn verkregen macht vooral aanwendde om zijn eigen positie te versterken. De koersverlegging van de regerende liberalen had niet het beoogde effect gehad. In de eerste vrije parlementsverkiezingen in 1993 behaalden
resultaten. Het Kremlin begon grote behoefte te voelen om te demonstreren dat het nog steeds een sterke macht vertegenwoordigde. De oplossing werd gevonden in de inval van de ZuidKaukasische republiek Tsjetsjenië, dat zichzelf in 1991 onafhankelijk verklaard had. In december 1994 stuurde Rusland troepen naar de opstandige republiek om de Tsjetsjeense president Dzjochar Dudaev af te zetten en ‘de orde te herstellen’. Tegen de verwachting in slaagde het Russische leger er niet in om de Tsjetsjeense guerrillastrijders te verslaan. De oorlog ontaardde in een bloedig conflict waarbij vele onschuldige burgers het slachtoffer werden. 63 60
Marc Jansen, p. 75. Het aanwijzen van een premier zou voortaan gebeuren door de president. De Federale Vergadering behield wel het recht om de kandidaat-premier af te keuren, maar bij de derde maal zou het parlement ontbonden worden. Verder kon de president naar eigen goeddunken individuele ministers of de voltallige regering ontslaan. Het kabinet was dus in feite aan de president verantwoording schuldig. 62 Donald N. Jensen, ‘How Russia is ruled’, 1998 www.rferl.org. Naast de president en het parlement bestaan nog twee actoren in de totstandkoming van de buitenlandse politiek: het ministerie van Buitenlandse Zaken en de in mei 1992 opgerichte Veiligheidsraad. Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt volgens een decreet van 1992 zorg voor de ‘coördinatie en controle van activiteiten van andere Russische ministeries, comités en departementen met als doel een eenduidige lijn te garanderen in de betrekkingen van de Russische Federatie met andere landen’. De buitenlandse handel viel oorspronkelijk niet onder de auspiciën van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, hiervoor werd een Ministerie voor externe economische betrekkingen in het leven geroepen. In april 1998 hief premier Sergei Kirienko het Ministerie voor externe economische betrekkingen bij een grootscheepse reorganisatie van de uitvoerende macht weer op. De bevoegdheden werden verdeeld onder het nieuw opgerichte Ministerie voor handel en industrie en het Ministerie van buitenlandse zaken. De Veiligheidsraad ten slotte was in 1992 door Jeltsin ingesteld met de bedoeling hem te adviseren op het gebied van binnenlandse en buitenlandse veiligheidszaken. De achterliggende reden tot de oprichting van deze Raad is niet met zekerheid bekend. Verondersteld wordt dat Jeltsin waarschijnlijk meer macht wilde verschaffen aan de defensielobby en ook zelf meer invloed wilde krijgen in het buitenlands beleid. Jeltsin trad namelijk zelf op als voorzitter en wees ook de overige leden aan. Binnen de Raad zijn er in de loop van de tijd diverse interdepartementale commissies geschapen, waaronder de commissie voor buitenlandse politiek. Uiteraard zijn er in de praktijk nog andere groepen en lobby’s die invloed uitoefenen op de buitenlandse politiek. De defensie- of brandstofindustrie zijn bijvoorbeeld machtige factoren. Bron: - Neil Malcolm, Foreign policy making, in :Allison, Roy, Light, Margot, Malcolm, Neil, Pravda, Alex, Internal factors in Russian Foreign policy (Oxford 1996), p. , aldaar p. 126-128. - Robert H. Donaldson, Joseph L. Nogee, The foreign policy of Russia: changing systems, enduring interests (New York 1998), p. 63 Donaldson & Nogee, p. 200-202. 61
20
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Voor de politieke leiding draaide de oorlog uit op een ramp. Met het voortslepen van de strijd daalde het prestige van het Russische leger bij de bevolking en hiermee ook het aanzien van de president. In de aanloop van de presidentsverkiezingen van 1996 deed Jeltsin verschillende pogingen om zich te verlossen van het ‘Tsjetsjeense blok aan het been’. Een populariteitspoll in de maand januari wees uit dat nog maar acht procent van de bevolking achter hem stond; er moest dus hoognodig actie ondernomen worden. Pogingen om een vredesakkoord met de Tsjetsjenen te sluiten, mislukten, omdat de rebellen alleen genoegen namen met erkenning van de onafhankelijkheid. Dit vormde echter een te hoge prijs voor Jeltsin. Wel besloot hij Kozyrev, die voor de critici als zondebok gold voor het in hun ogen falende beleid, te vervangen door de hardliner Evgenij Primakov. Deze voormalige KGBchef stond bekend om zijn pragmatische denkbeelden en was voor de communistische en nationalistische oppositie in het parlement een beter aanvaardbare figuur.64 § 2.1.2 Primakov en de multipolaire wereld De aanstelling van Primakov als minister van Buitenlandse Zaken betekende de definitieve consolidatie van de pragmatische stroming in de buitenlandse politiek. Primakovs voornaamste missie was Rusland weer tot een grootmacht te maken waarmee in de wereld rekening gehouden werd. Op zijn eerste persconferentie als minister uitte hij kritiek op de veronderstelling dat de Verenigde Staten de Koude Oorlog gewonnen zouden hebben. In zijn visie hadden Rusland en Amerika beide gezegevierd. De theoretische onderbouwing van zijn denkbeelden vond de minister in de doctrine van de ‘multipolaire wereld’. Kozyrev had al eens met dit idee gespeeld65, maar Primakov verhief het begrip tot de hoeksteen van zijn buitenlands beleid.66 In de theorie van de internationale betrekkingen geldt een multipolair systeem als een wereldorde, waarbij tenminste drie zogenaamde ‘polen’ overheersen. Onder polen worden machtige staten of coalities van staten verstaan. 67 Primakov ging het concept van de multipolaire wereld gebruiken als verweer tegen het in zijn ogen ‘hegonome gedrag’ van de Verenigde Staten en de ‘buitensluiting’ van Rusland van de internationale politiek. Volgens hem en vele anderen was dit niet terecht en zelfs onrechtvaardig, omdat deze houding van de Amerikanen geen recht deed aan de macht van Rusland en andere polen in de wereld. 68 Volgens de Russische interpretatie van de multipolaire leer69 evolueerde de wereldorde sinds het einde van de Koude Oorlog volgens een historische wetmatigheid naar een wereldorde met meerdere machtscentra. Op dit moment zouden de verhoudingen nog niet helemaal uitgekristalliseerd zijn, maar in de 21ste eeuw zouden naast de Verenigde Staten ook andere landen of gebieden hun plaats opeisen in de wereld. Hierbij viel te denken aan China, India, Europa en, ‘uiteraard’, Rusland. Tegenover de neiging van de Amerikanen om overal als 64
Idem, p. 205. Andrej Kozyrev, ‘A strategy for partnership’, International Affairs, 8 (1994), p. 3-13, aldaar p. 12. 66 Evgenij Primakov, ‘The world on the eve of the 21 st century’, International Affairs (4) 1998, p. 2-14. 67 De twee andere systemen zijn de bipolaire wereld, zoals we die tijdens de Koude Oorlog kenden, en de monopolaire wereld, waarbij er slechts één grootmacht te onderscheiden is Voor een visueel uitbeelding van deze drie systemen verwijs ik naar bijlage vijf. Graham Evans, Jeffrey Newham, The Penguin dictionary of international relations, (London 1998) p. 340-341. 68 Vladimir A. Savel’ev, ‘Rossija, ES, i SŠA: k mnogopoljarnomu miru’ (Rusland, de EU en de VS: op weg naar een multipolaire wereld), , 9 (1997), p. 62-67, aldaar p. 64. 69 In het verleden maakte Frankrijk ook al gebruik van het multipolaire concept als instrument in het antiAmerikabeleid. Generaal Charles de Gaulle ijverde als president van de Vijfde Republiek voor de terugkeer naar een multipolair internationaal systeem in plaats van het door hem verfoeide bipolaire systeem. Ook Frankrijks huidige president Jacques Chirac gebruikt het concept om uitdrukking te geven aan het ongenoegen over de dominante rol van Amerika in Europa. Bron: Jules Hermans, Uitgerekend Europa. Geschiedenis van de Europese integratie (Amsterdam 1996), p. 127. 65
21
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
politieman op te treden, stelde Rusland dat de wereld geregeerd moest worden volgens de principes van democratie en gelijkwaardigheid.70 De Russische strategie is een typisch voorbeeld van een zogenaamde revisionistische politiek van landen die het niet eens zijn met de bestaande verhoudingen in de wereld. 71 Het werkelijkheidsgehalte van de Russische voorstelling van de wereldorde is echter niet bepaald hoog te noemen. Op zich is het niet vreemd om de wereld van na de Koude Oorlog aan te duiden als een multipolaire wereldorde. In het Westen is dit ook geen uitzondering. In de Westerse literatuur worden Europa en Japan eerder als opkomende regio’s gezien.72 Rusland als supermacht is op dit moment een luchtkasteel. Het land heeft hier eenvoudigweg niet de noodzakelijke economische en militaire bases voor. Ook de roep om toepassing van het internationaal recht is in geval van Rusland niet geloofwaardig. Als het om binnenlandse aangelegenheden gaat, zoals de oorlog in Tsjetsjenië, worden dezelfde principes immers niet gevolgd. Ik veronderstel dat Primakovs reden om toch deze strategie na te streven het gevolg was van het trauma over het statusverlies van zijn land. Velen konden niet accepteren dat Rusland, dat voor kort als een gevreesde supermacht gold in de internationale arena, nu ineens met een marginale positie genoegen moest nemen. Dat dit in werkelijkheid niet het gevolg was van kwade bedoelingen van de Verenigde Staten, maar van de zwakte van de eigen staat, leken de Russen te verdringen. § 2.1.3 Politieke en economische crisis Na Jeltsins herverkiezing als president in 1996 werd de binnenlandse situatie er niet stabieler op. Na de drukke campagne ging zijn gezondheid ras achteruit. Kort achter elkaar werd hij getroffen door een hartaanval. Jeltsin raakte steeds meer verwikkeld in allerlei corruptieschandalen. Er waren sterke aanwijzingen dat hij steeds meer onder invloed kwam te staan van een groep familieleden en machtige oligarchen, ook wel de ‘Familie’ genoemd. Net zo makkelijk als Jeltsin enkele jaren daarvoor van communist naar democraat was getransformeerd, ontpopte hij zich nu tot een alleenheerser. Niet voor niets werd hij in de media als Tsaar Boris aangeduid. In anderhalf jaar tijd versleet hij maar liefst vijf premiers. Ten eerste liet hij in maart 1998 premier Tsjernomyrdin vervangen door de jonge liberaal Sergej Kirijenko. Deze ‘kindersurprise’ droeg hij op de economie te hervormen. De hervormingen konden echter niet voorkomen dat de economische crisis die in het Aziatische werelddeel heerste, oversloeg naar Rusland. In augustus 1998 stortte de roebel volledig in elkaar. 73 Jeltsin ontsloeg de voltallige regering en benoemde nu Evgenij Primakov tot zijn nieuwe premier. Igor’ Ivanov, voorheen de eerste vervanger van Primakov, vulde de vacature van minister van Buitenlandse Zaken op. In een interview in de krant ‘Izvestia’ een maand na zijn aanstelling verklaarde hij dat hij niet van plan was van Primakovs lijn af te wijken. ‘Ruslands strategische doelen op de drempel van de 21ste eeuw zijn van een lange termijn en niet conjunctureel’, aldus Ivanov. 74 70
Evgenij Primakov, aldaar p. 4. Zie: R. Olton, J.C. Plano, L. Ziring, International relations: a political dictionary (California 1995), p. 10: ‘Typically, a revisionist policy is pursued by a ‘have not’ or ‘unsatiated’ state that attempts to improve its relative international position by undertaking strategic initiatives. (..) Revisionist states tend to view diplomacy, treaties, international law, and international organizations as means for gaining advantages in the power struggle rather than for ameliorating conflicts and resolving issues.’ 72 Graham Evans, Jeffrey Newham, The Penguin dictionary of international relations, (London 1998) p. 340341. 73 Floriana Fossato, ‘1998 in review: Russia`s year of political instability’, www.rferl.org. 74 ‘Interv’ju s ministrom inostrannych del’(Interview met de minister van Buitenlandse Zaken), Izvestija, 28 oktober 1998, www.public.ru. 71
22
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Na een aantal maanden raakte ook premier Primakov bij Jeltsin in onmin, naar verluidt omdat Primakov zelf te veel macht vergaarde. Zijn opvolger Sergej Stepasjin was ook niet gehoorzaam genoeg om het lijfsbehoud van Jeltsins clan te garanderen. Met de aankomende presidentsverkiezingen was het zaak om een volgzame kandidaat te selecteren die geen onderzoek zou starten naar de onwettige transacties uit de staatskas. Stepasjin werd vervangen door de onbekende en voormalige KGB-chef Vladimir Poetin. Uiteindelijk kreeg Poetin het voor elkaar genoeg vertrouwen te vergaren en werd hij tot kroonprins uitverkoren. Om hem een steun in de rug te geven, zette het Kremlin eind 1999 voor de tweede maal een oorlog tegen Tsjetsjenië in. In september begon het Russische leger als wraak op terroristische aanslagen op flatgebouwen luchtaanvallen uit te voeren op de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny. Een maand later vielen grondtroepen de republiek binnen en begon de strijd weer van voren af aan.75 Ditmaal sorteerde de oorlog wel het beoogde effect. Door de aanslagen ontstond er een golf van nationalisme onder de bevolking. Burgemeester van Moskou Loezjkov vertolkte de gevoelens van veel Russen toen hij vroeg om vergeldingsaanvallen tegen de Tsjetsjenen, ‘een bandietenvolk dat zich bezighoudt met terrorisme, slavenhandel en overvallen’. De parlementsverkiezingen van december 1999 leverden de meeste winst op voor de pro-Kremlin partijen.76 De strategie van de zittende macht werd voltooid door het aftreden van Boris Jeltsin, dat hij op oudjaaravond tijdens zijn traditionele toespraak bekend maakte. Het kostte Poetin als zittend plaatsvervanger weinig moeite in maart 2000 tijdens de vervroegde verkiezingen tot president gekozen te worden. Naar eigen zeggen wilde hij de orde en gezag in het land herstellen. Dit deed hij echter op Russische wijze, dat wil zeggen met harde hand. De onafhankelijkheid van de media is onder zijn bewind niet op vooruit gegaan.77 In de buitenlandse politiek wilde de nieuwe president de nadruk leggen op pragmatisme en economische effectiviteit.78 Dit betekende echter niet dat Poetin de grootmachtaspiraties achter zich liet. Het nieuwe ‘Concept voor de Buitenlandse Politiek’, waar Poetin in juni 2000 zijn handtekening onder zette, stelde Rusland nog steeds voor als een Euraziatische supermacht. Tien jaar na de val van het communisme bleek dat vele verwachtingen niet uit waren gekomen. Ondanks een lichte groei in 1999 en 2000 functioneerde de economie nog steeds niet naar behoren. De Russische democratie was in werkelijkheid meer een oligarchie. Ook in de buitenlandse politiek greep men terug op oude doelen, namelijk het begeren van de supermachtstatus. Uiteraard hadden deze ontwikkelingen hun weerslag op de betrekkingen met het Westen, zoals in de nu volgende paragraaf zal blijken.
75
De regering beweerde dat de bomaanslagen gepleegd waren door Tsjetsjeense terroristen, in het Westen neemt men over het algemeen aan dat de Russische regering achter de terreur zat. - ‘Opnieuw bomaanslag in Rusland’, De Volkskrant, 20 september 1999. - ‘Poetin vows harsh action against Chechen rebels’, 17 september 1999, www.rferl.org. 76 De centrumpartijen en de rechts-liberalen boekten de grootste successen. De in allerijl opgerichte partij ‘Eenheid’, waar Poetin aan verbonden was, behaalde 23,3 procent van de stemmen. Het blok van de extremistische nationalist Zjirinovskij haalde met zes procent maar net de kiesdrempel. Bron: -, ‘Poetin winnaar verkiezingen Rusland’, Het Financieele Dagblad, 21 december 1999. 77 Sophie Lambroschini, ‘2000 in review: Poetin’s policy aimed at strengthening the state’, www.rferl.org. Poetin zag de media als een gevaar voor de ‘stem van de staat’. Eén van de eersten die versterkte greep op de media aan den lijve ondervonden, waren Tsjetsjenië-correspondent Andrej Babitsky en Vladimir Gusinsky, eigenaar van de Media Most Group. Babitsky werd volgens de Russische autoriteiten opgepakt ‘wegens het reizen met valse documenten’, In werkelijkheid vormde zijn objectieve berichtgeving over de oorlog in Tsjetsjenië de oorzaak. Gusinsky werd opgepakt wegens vermeende belastingontduiking. De werkelijke reden lag in de het feit dat het onafhankelijke tv-station NTV het Kremlin niet steunde tijdens de parlements- en presidentsverkiezingen van 1999/2000. 78 Fyodor Lukyanov, ‘Diplomacy should be economical’, Moscow News, 8-14 maart 2001.
23
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Paragraaf 2.2: De Russische politiek ten aanzien van het Westen §2.2.1 Van euforie tot wederzijdse reserves In de periode vlak na de val van de Sovjetunie vonden de betrekkingen met het Westen plaats in een sfeer van euforie en verbroedering. Meteen in februari 1992 bracht Jeltsin toen hij voor een vergadering van de VN in New York verbleef, een onofficieel bezoek aan de Amerikaanse president Bush. Het resultaat van deze ontmoeting was een Camp Davidverklaring waarin beide politieke leiders bevestigden dat de relatie tussen beide landen voortaan gebaseerd zou zijn op vriendschap. Als gevolg van de verbeterde verhouding tussen Amerika en Rusland kwam in de winter in no time een nieuwe akkoord voor de reductie van nucleaire wapens tot stand, START 279 genaamd. In het kader van zijn charmeoffensief sloeg Jeltsin de West-Europese landen niet over. Frankrijk, Finland, Groot-Brittannië, overal ontvingen de regeringsleiders de Russische president even hartelijk en werden vriendschapsakkoorden en handelsovereenkomsten afgesloten. 80 De koersverandering in de Russische buitenlandse politiek die zich omstreeks 1993 voltrok, schreef een gereserveerdere houding ten aanzien van het Westen voor. De ‘vriendschappen’ bleken volgens de nieuwe richting eerder ‘pragmatische partnerschappen’ te zijn. Deze beleidswijzigingen was deels het gevolg van de ontwikkelingen op het internationale vlak, waardoor Rusland zich buitengesloten voelde. De voorziene uitbreiding van de NAVO met een aantal voormalige Midden-Europese satellietstaten ervoer Rusland als een bedreiging. Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië in het begin van de jaren negentig en tijdens de recente Kosovo-crisis was het land woedend over het feit dat het niet geconsulteerd werd door de NAVO toen deze besloot bombardementen uit te voeren op stellingen van de Serviërs, het ‘Slavische broedervolk’ van de Russen. Rusland deed er alles aan om meer betrokken te worden bij de Westerse besluitvorming. Het land probeerde de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in een operatief orgaan te transformeren. De CVSE zou de centrale veiligheidspolitieke organisatie in Europa moeten worden die de activiteiten van de overige instituties; de NAVO, EU, het GOS, enzovoort, zou coördineren. Tijdens de Conferentie van Budapest (december 1994) werd duidelijk dat Rusland hiervoor geen steun kreeg van de overige deelnemende landen. De naam CVSE veranderde weliswaar in OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa), maar de bevoegdheden van de organisatie bleven praktisch ongemoeid.81 Van de NAVO kreeg Rusland de uitnodiging om deel te nemen aan het Partnership for Peace (PfP) programma, waar het na enige bedenkingen op inging. In 1997 tekenden beide partijen een ‘Handvest voor wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de NAVO en de Russische Federatie’. Via dit verdrag werd onder meer een gemengde Raad gecreëerd, die bijeen zou komen om veiligheidsproblemen te bespreken als deze zich voordeden. Beide maatregelen konden echter niet verhullen dat als het er op aankwam zoals in de Joegoslavië-crisis, de NAVO toch de eigen weg bewandelde.82 De reactie van het Westen om Rusland op afstand te houden is begrijpelijk te noemen. Berichtgeving over een dronken Boris Jeltsin, economische crises, maffiapraktijken en corruptieschandalen beheersten het Westerse nieuws en droegen niet bepaald bij aan een positieve beeldvorming van de voormalige aartsvijand. De oorlogen in Tsjetsjenië bevestigden de indruk dat Rusland het met de mensenrechten niet zo nauw nam. Jeltsin 79
START staat voor Strategic Arms Reduction Talks. START 2 was de opvolger van het verdrag dat Reagan en Gorbatsjov in de jaren tachtig sloten over de beperking van lange afstandraketten. 80 Stephen White, Russia’s new politics. The management of a post communist society (Cambridge 2000), p. 222. 81 Heinz Timmermann, ‘Rußlands Außenpolitik. Die europäische Dimension’ BIOSt, 17 (1995), p. 11-14. 82 Donaldson & Nogee, p. 189-232.
24
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
probeerde interesse op te wekken door zich te gedragen als ‘enfant terrible’ van de internationale gemeenschap. Door te dreigen met een mogelijke ontwrichting van zijn land met alle gevolgen van dien, kon hij op de korte termijn enkele toezeggingen krijgen. Zo wist Jeltsin keer op keer weer nieuwe kredieten los te peuteren bij het Internationaal Monetair Fonds. Op de lange termijn zorgde deze strategie ervoor dat het Westen nog minder vertrouwen kreeg in Rusland. Ondanks de algehele trend van verslechterde betrekkingen tussen Rusland en het Westen, is het nooit tot een directe confrontatie gekomen zoals tijdens de Koude Oorlog. Het Russische buitenlandse beleid vormde een balans tussen coöperatie en confrontatie met het Westen.83 Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië heeft Rusland als permanent lid van de VN-veiligheidsraad geen enkele keer gebruik gemaakt van het vetorecht om de plannen tot sancties tegen de Serviërs te dwarsbomen. Rusland is afhankelijk van de economische steun, en heeft het Westen nodig de afname van gas en olieleveranties die ´s lands economie nog net boven water houden.84 Ook het Westen heeft Rusland nooit te veel willen ontstemmen. Zo heeft de Raad van Europa Rusland in 1996 aanvaard als lid. Elk ander land dat de mensenrechten op dezelfde wijze als Rusland zou schenden, zou nooit in aanmerking komen voor toetreding. Voor Rusland gold echter een uitzonderingspositie. De Westerse landen beseften terdege dat ze het best gebaat waren bij een stabiele oostgrens. Onrust in Rusland, dat nog steeds een nucleaire macht was, kon desastreuze gevolgen hebben. §2.2.2 Europa versus Amerika In de algemene trend van verslechterde relaties met het Westen, moet wel onderscheid gemaakt worden tussen de betrekkingen met de West-Europese landen enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds. Vooral de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Rusland kwamen onder druk te staan. Gedeeltelijk had dit te maken met feitelijke aangelegenheden. Op verschillende gebieden, zoals wapenleveranties, kwam Rusland in botsing met de Verenigde Staten.85 Daarnaast speelden echter ook emoties over het vermeende ‘hegonome gedrag’ van Amerika speelden een grote rol. De ontevredenheid over de Verenigde Staten zorgde omstreeks 1993 voor een herontdekking van West-Europa. Het Concept voor de Buitenlandse Politiek van dat jaar behandelde West-Europa eerder dan Amerika. Met betrekking tot de Verenigde Staten gaf het document een opsomming van samenwerkingsgebieden, maar voegde toe dat de wederzijdse belangen niet persé samen hoefden te vallen. In 1994 uitte Kozyrev bij de het sluiten van een militaire samenwerkingsverdrag met Frankrijk de wens, dat ‘ongeacht de partnerschap met de Verenigde Staten, Europa’s stem op een zelfstandige wijze waar te nemen is’ en dat daarbij ‘ook Moskous stem in het Europese koor luid te horen moet zijn’.86 De oude pan-Europese strategie leek hiermee een comeback gemaakt te hebben in de Russische buitenlandse politiek. Met Primakov als minister van Buitenlandse Zaken werd de tendens alleen nog maar versterkt. Uit het optreden van de Verenigde Staten bleek dat zij niet in partnerschap geïnteresseerd waren. Rusland was evenmin in staat om op eigen kracht de concurrentie met de VS aan te gaan. Daarom zocht men steun bij een andere ‘pool’ van belang: Europa. Van Europa verwachtte men een grotere bereidheid tot samenwerking door de wederzijdse afhankelijkheid zowel in positieve zin (energiebronnen, geografische nabijheid, handel), als in 83
Zie bijlage vijf ‘Het verloop van de buitenlandse politiek 1991-2000’. In deze grafiek heeft de Russische wetenschapper Sergej Medvedev een curve heeft getekend van het verloop van de buitenlandse politiek ten aanzien van het Westen. 84 Sergej Medvedev, ‘Russia´s future: implications for the EU, the North and the Baltic Region’, Programme on the Northern Dimension of the CFSP, 8 (2000).p. 56-58. 85 Donaldson & Nogee, p. 197. 86 Margot Light, p. 68-69.
25
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
negatieve zin (ecologische dreigingen, nucleaire veiligheid, migratieproblemen). Jeltsin profileerde Rusland sterker als een deel van Europa dat zich steeds strijdbaarder opstelde tegen dominantie van de VS. Hij sprak openlijk over de noodzaak om de invloed van de VS in ‘ons Europa’ te reduceren. Op een top van de Raad van Europa in Straatsburg eind 1997 verklaarde hij: ‘We hebben geen grote oom nodig. Wij in Europa zijn prima in staat om onszelf te verenigen en normaal te leven’.87 In maart 1998 ging Jeltsin met de Duitse Bundeskanzler Kohl en de Franse President Chirac om tafel zitten met als doel een ‘trojka’ op te zetten tussen de drie landen.88 Jeltsins opvolger Poetin zette de trend voort. Hij verhief Europa zelfs, na de voormalige sovjetrepublieken, tot het voornaamste speerpunt van zijn buitenlands beleid.89 Net als zijn voorganger pleitte hij voor een ‘Europa zonder scheidslijnen’. Ondanks alle inspanningen is de nieuwe Europapolitik van Jeltsin en Poetin tot nog toe weinig succesvol gebleken. De Europese landen afzonderlijk houden de boot af. In het volgende hoofdstuk zal ik kijken hoe de visie van Rusland ten aanzien van de Europese Unie na 1991 vorm kreeg. Gezien de grotere politieke rol die de organisatie na het einde van de Koude Oorlog is gaan spelen en de Russische nadruk op Europa valt te verwachten dat ook de Europese Unie een grotere rol toebedeeld kreeg in het Russische buitenlandse beleid.
87
Donaldson & Nogee, p. 219, 232. ‘Jeltsin eist plek voor Rusland in Europa’, NRC Handelsblad, 22 maart 1998, p. 5 89 In het Concept voor de Buitenlandse Politiek van 2000 werd de samenwerking met Europa meteen na het GOS behandeld. Amerika kwam pas op de derde plaats. Uit de bewoordingen is op te maken dat de betrekkingen veel problematischer verlopen. ‘Koncepcija vnešnej politiki Rossijskoj Federacii’ (Het concept van de buitenlandse politiek van de Russische Federatie), 'LSORPDWLþHVNLM 9HVWQLN, augustus 2000, www.ln.mid.ru. 88
26
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 3: Russische visie op de Europese Unie: van economische dwerg tot politieke reus Paragraaf 3.1 De EG/EU als onbeduidende, economische organisatie Na het einde van de Koude Oorlog wilden Boris Jeltsin en zijn liberale achterban hun land zoveel mogelijk integreren in de Westerse organisaties, waarvan het tijdens de Koude Oorlog buitengesloten was. In dit kader verklaarde Andrej Kozyrev op een persconferentie naar aanleiding van de stichting van het GOS, dat Rusland tevens geïnteresseerd was in de verdere uitbouw van de samenwerking met de Europese Gemeenschap.90 De oude machtspolitieke overwegingen ten aanzien van Europa leken nu naar de achtergrond te zijn verschoven. De motivering van de Russen voor het aangaan van nieuwe betrekkingen met de EG was zoveel mogelijk economische steun binnen te halen om de overgang naar een markteconomie te bespoedigen. Rusland rekende zowel op humanitaire hulp, als op gunstige tarieven voor de Russische exportgoederen. Kort na de ontbinding van de Raad voor Wederzijdse Economische hulp bleek namelijk dat een heroriëntatie plaatsvond van de Russische handelsstromen richting West-Europa. De export naar de voormalige RWEH-landen zakte daarentegen ineen van 68 miljard dollar in 1990 tot 24 miljard dollar in 1991.91 De mogelijkheid van een ‘Europese Economische Ruimte’, die het handelsverdrag tussen Moskou en Brussel uit 1989 bood, zou daarom nu verwezenlijkt moeten worden.92 Daarnaast wenste Rusland betrokken te worden bij de politieke samenwerking van de EG. Tot begin jaren negentig stond dit aspect van de Europese integratie nog in de kinderschoenen. Na het einde van de Koude Oorlog werd de behoefte aan een gemeenschappelijke Europese aanpak van de problemen op het continent acuter. De Amerikanen verminderden hun militaire aanwezigheid in West-Europa en de politieke en economische instabiliteit in Midden- en Oost-Europa wees de Europese leiders op het belang van een homogene stellingname in hun beleid. Bovendien vormde het perspectief van een herenigd Duitsland aanleiding om dit machtige land ook op politiek niveau sterker te verankeren in de EG. Tijdens de halfjaarlijkse Top van de Europees Raad in Dublin besloten de Europese staatshoofden en regeringsleiders de EG om te vormen tot een meer algemene organisatie, die zich ook met buitenlandspolitieke en binnenlandse aangelegenheden bezig zou gaan houden. De ideeën hierover werden in 1992 vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, dat de EG omdoopte in de ‘Europese Unie’. Het Unieverdrag voorzag onder meer in de instelling van een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Hierdoor werden de middelen van de EU om op het internationale politieke vlak een rol van betekenis te spelen, vergroot.93 Zoals we gezien hebben in het vorige hoofdstuk kwam spoedig een einde aan de liberale periode in de Russische buitenlandse politiek die de opname in Westerse organisatie voorschreef. De opkomst van de pragmatici en de terugkeer van de oude pan-Europese strategie hield echter net als vroeger niet in dat de EG nu ineens in de schijnwerpers kwam te staan. De tactiek om zaken te doen met de grote Europese landen en de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking met Europa overheerste. De Europese Unie was daarentegen duidelijk van ondergeschikt belang. Politici refereerden in hun toespraken zelden aan de ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), , 1 1992, p. 12. Perdita Fraser, ‘Russia, the CIS and the EC’ in Neil Malcolm,ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 199-223, al daar p. 206. 92 ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), , 7 1992, p. 32. 93 Harst, J van der, ‘Regionale politieke integratie: de Europese Unie’, in: Harryvan, A.G., Harst, J. van der, Volten, P.M.E. Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999), p. 235-252, aldaar p. 243. Jules Hermans, Uitgerekend Europa. Geschiedenis van de Europese integratie (Amsterdam 1996), p. 183-184. 90 91
27
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
organisatie.94 Het ‘Concept voor de buitenlandse politiek’ uit 1993 besteedde evenmin aandacht aan de EU.95 Bij de geringe aandacht voor Rusland speelden ook andere zaken mee. De Russische wetenschapper Igor’ Lekušov wees erop dat de politieke elite het Europese integratieproces niet helemaal begreep. Het vrijwillig afstaan van supranationaliteit ter wille van een gemeenschappelijk doel stond haaks op de Russische traditie van expansie en terreur. De politici zagen de Europese Unie daarom als een ‘Unidentified Political Object’.96 Bovendien beschouwden ze de EU nog voornamelijk als een economische organisatie. In principe beoordeelden de Russen de ontwikkeling van een politieke poot binnen de Europese Unie positief. Valerij Gorskij en Elena Chebotareva, twee wetenschappers verbonden aan het Ministerie voor Externe Economische Betrekkingen, opperden in 1993 dat de rol van de EU in de wereld door het Verdrag van Maastricht verhoogd zou worden.97 Maar over het algemeen werd de EU nog steeds in één adem genoemd met puur economische instellingen zoals bijvoorbeeld de GATT/WTO en de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsassociatie (NAFTA).98 Gezien de traditionele nadruk op veiligheidspolitieke zaken ten koste van de economische betrekkingen viel de Europese Unie begin jaren negentig grotendeels buiten het vizier van de Russische buitenlandse politiek. Het gevolg van de geringe aandacht voor de Europese Unie was dat Rusland de geplande uitbreiding met de Midden-Europese landen onderschatte. Meteen na de val van het communisme in Midden-Europa sloot de EU associatieakkoorden met deze landen. De bedoeling was dat zij door geleidelijke overname van het Europese acquis op de lange termijn toe konden treden tot de Europese Unie. Rusland staarde zich echter volledig blind op de uitbreiding van de Westerse militaire alliantie, de NAVO. De uitbreiding van de Europese
werkzaam op de Europese afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, stelden dat de aansluiting bij de EU voorgesteld werd ‘bijna als een zege, als nog een bouwsteen in het fundament van het pan-Europese proces’.99 De EU was immers een Europese, economische organisatie, dus wat had Rusland te vrezen? Ik denk dat Rusland hiermee een grote fout beging. De toekomstige EU-uitbreiding droeg veel diepgaandere consequenties in zich dan de vergroting van de militaire alliantie. De handelsbelemmeringen zouden de economische ontwikkeling immers ernstig kunnen schaden. De NAVO-uitbreiding zou alleen in Ruslands nadeel zijn in geval van een oorlog tegen Rusland. Ondanks de strubbelingen in de betrekkingen tussen Rusland en het Westen leek deze optie weinig reëel.
94
Vladimir Baranovsky, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Neil Malcolm, ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78, aldaar 69. 95 Helemaal met zekerheid is dit niet te zeggen, omdat het officiële concept nooit naar buiten is gebracht. Het lijkt echter zeer onwaarschijnlijk, aangezien er noch in de gepubliceerde samenvatting van de uiteindelijke tekst en noch in de twee documenten die aan het concept ten grondslag lagen –het concept van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Strategie voor Rusland’ van de Raad voor Buitenlands en Defensiebeleid – melding werd gemaakt van de Europese Unie. 96 Igor’ Lekušov, ‘Rossija i Evropejskij Sojuz: strategija vzaimootnošenij’ (Rusland en de Europese Unie: strategie van wederzijdse relaties), in: Rossija i osnovnye instituty bezopasnosti v Evrope (Rusland en de belangrijkste veiligheidsinstituties in Europa) (Moskou 2000) www.carnegie.ru. 97 Valeri Gorski, Yelena Chebotareva, ‘Maastricht and Russia’, International Affairs 2 (1993), p. 45-52, aldaar p. 50.
! " #$ % & 98
economische samenwerking (Moskou, 21 september), , 19-20 1994, p. 55-57. 99
' () * + ) , ) ( $ +-
drempel van de Europese Unie),
(Het Internationale Leven), nr. 3 1999, www.public.ru.
28
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Paragraaf 3.2 Toenemend belang van de EU in de Russische buitenlandse politiek Aanvankelijk leek het er naarmate de jaren negentig vorderden niet op dat Rusland de Europese Unie als een belangrijkere organisatie ging beschouwen. In tegendeel, de Russische invasie in de Tsjetsjeense deelrepubliek zorgde vanwege de als onterecht beschouwde kritiek vanuit het Westen voor enige wrijving in de betrekkingen. Vanaf 1996 kwam echter plotseling verandering in de oorspronkelijk geringe aandacht voor de Europese Unie. In dit jaar noemde Jeltsin de EU voor het eerst in zijn jaarlijkse boodschap aan de Federatieraad. 100 In de tijdschriften ‘Het Internationale Leven’ en de ‘Diplomatieke Bode’ van het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken verschenen steeds meer artikelen met de betrekkingen tussen de EU en Rusland als onderwerp. Deze toegenomen aandacht is in mijn ogen te verklaren aan de hand van twee ontwikkelingen. Op de eerste plaats begon de EU zich een belangrijkere positie aan te meten op het internationale vlak. Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië trad de EU via de West-Europese Unie naast de NAVO op in Bosnië. Met het Verdrag van Amsterdam dat in 1997 gesloten werd, werd duidelijk dat de Europese leiders de uitbouw van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid serieus namen.101 In Rusland bleef deze ontwikkeling niet onopgemerkt. Vladimir Bulgak, voorzitter van de regeringscommissie voor samenwerking met de Europese Unie, gaf op een congres in 1999 blijk van de veranderde beschouwing: ‘Ik herhaal dat wij de EU, die zich nu in afwachting bevindt van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, niet alleen zien als een machtige economische groepering, maar ook als een invloedrijke politieke structuur’. 102 Deze waarneming van de EU als een belangrijke economische én politieke vereniging zorgde voor een belangrijke opwaardering van de organisatie in Russische ogen. De kans om aan te haken bij dit Europese veiligheidsstelsel in opbouw moest men niet voorbij laten gaan. Op de tweede plaats is het toenemende belang van de EU naar mijn mening te verklaren aan de hand van het concept van de multipolaire wereld van minister van Buitenlandse Zaken Evgenij Primakov dat in 1996 zijn intrede deed in de Russische buitenlandse politiek. De hieraan verbonden strijd tegen de ‘dominantie van de Verenigde Staten op het Europese continent’ werd de theoretische onderbouwing van zijn beleid. De Russen kwamen tot de conclusie dat de Europese Unie met haar streven naar een belangrijkere rol op het internationale vlak prima in te passen viel in dit concept. In 1997 trad bovendien de ‘Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst’ (PSO) tussen Rusland en de EU in werking. Dit raamakkoord heeft er wellicht toe geleid dat de Russische beleidsmakers een reële toegang tot de EU zagen. In juni 1997 maakten de verslagen in de ‘Diplomatieke Bode’ voor het eerst melding van de integratie van EU in het multipolaire wereldbeeld: ‘De ontmoeting in Straatsburg heeft uitgewezen dat de Partnerschapen Samenwerkingsovereenkomst een nieuw perspectief opent om de samenwerking tussen Rusland en de EU, twee zeer belangrijke bestanddelen van de multipolaire wereld, naar een
100
‘Iz poslanija prezidenta Rossijskoj Federacii Federal’nomu Sobraniju’ (Uit de boodschap van de president van de Russische Federatie aan de Federale Vergadering), 3 1996, p. 3. 101 Dit gebeurde door het instellen van een Hoge Functionaris voor het GBVB, de uitbreiding van het aantal gevallen waar meerderheidsbeslissing op van toepassing is en de instelling van de ‘gemeenschappelijke strategie’ als nieuw beleidsinstrument. De Hoge Functionaris moest een duidelijker gezicht geven aan de buitenlandspolitieke identiteit van de EU. Door de onderwerpen waar bij meerderheid besloten werd uit te breiden, kon de Europese Unie een grotere daadkracht ontwikkelen. De gemeenschappelijke strategie als beleidsinstrument vormde het vervolg op het gemeenschappelijke standpunt van het Verdrag van Maastricht. Bron: Jos Klaassen, ‘Hoofdpunten uit het Verdrag van Amsterdam’, De Volkskrant , 19 juni 1997 p. 4. 102 Meå Moskva, 9-10 aprelja 1999 g. (Internationale conferentie: Rusland – Europese Unie: uitdagingen in tijd en samenwerkingsperspektieven, Moskou, 9-10 april 1999) (Moskou 2000).
29
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
kwalitatief nieuw niveau te brengen’.103 In het volgende hoofdstuk over de betrekkingen tussen Rusland en de EU zal ik dieper ingaan op de betekenis van dit akkoord. Vanaf 1996 viel dus een duidelijke tendens waar te nemen dat Rusland de EU een grotere rol toedichtte. Een aantal zaken vallen hierbij in het oog. Op de eerste plaats is het opvallend dat de beleidsmakers in Rusland zo makkelijk voorbijgingen aan de kwestie van de haalbaarheid van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie. In Europa zelf heerste, en heerst, nog steeds veel scepsis omtrent de toekomst van een zelfstandige Europese defensie. Militaire aangelegenheden zijn altijd nauw verbonden geweest met de supranationaliteit van de natie en in de praktijk moet nog blijken hoe dit aspect van de integratie zich zal ontwikkelen. De samenwerking wordt bemoeilijkt door de verschillende geopolitieke belangen van de lidstaten. Bovendien ontbreekt het de Europese defensie vooralsnog aan middelen om als een zelfstandige actor op te treden. De Europese ‘rapid reaction force’ zal voorlopig lang niet zo effectief zijn als de NAVO-troepen. Zonder de ondersteuning van de geavanceerde Amerikaanse technologie kan Europa weinig uithalen. Eigenlijk is alleen Frankrijk voor een autonome Europese defensie in de stikte zin van het woord. De Atlantisch georiënteerde EU-lidstaten, zoals Nederland en Groot-Brittannië bepleiten een militaire capaciteit die complementair is aan die van de NAVO. 104 Kortom, er bestaan nog genoeg redenen om voorlopig vraagtekens te zetten bij het potentieel van het GBVB. De Russen leken zich hieraan echter niet te storen. Volgens hun opvattingen stond het onomstotelijk vast dat de Europese Unie ernaar streefde een belangrijke pool te worden in de wereld. Aleksandr Avdeev, plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken voor Europese aangelegenheden, stelde in een voordracht op een congres over de wederzijdse betrekkingen tussen de EU en Rusland: ‘De Russische leiding is actief voor een multipolaire wereldorde, en volgens ons beantwoordt dit ook aan de prioriteiten van de EU. Juist de multipolaire wereldorde staat het streven toe van de EU haar zelfstandige politieke rol in de wereld te vergroten om op dynamische wijze een gemeenschappelijke buitenlandse politiek op het gebied van defensie op te bouwen’.105 De communistische doemavoorzitter Genadij Seleznëv zag dit als volgt: ‘De ambities van de EU gericht op de stichting van een pool van mondiale betekenis, niet alleen met economisch gewicht, maar ook met globale en regionale machtscomponenten, zijn volledig gerechtvaardigd en begrijpelijk’. 106 Het doel van dergelijke weerspiegelingen leek erop gericht de EU ervan te doordringen dat beide partijen in de Russische optiek in hetzelfde schuitje zaten. De EU wilde zich op buitenlands en veiligheidsvlak onafhankelijker van de Verenigde Staten profileren; de Russen zouden uiteindelijk de economische problemen te boven komen en het verloren terrein op het internationale vlak kunnen terugwinnen. Door de krachten te bundelen, zo luidde de argumentatie, kon een effectief resultaat bereikt worden. Rusland en de Europese Unie dienden om de rol van de VS in de wereld te verkleinen een ‘strategisch partnerschap’ aangaan. De woorden van Vladimir Bulgak op een EU-congres onderstreepten de Russische redenering: ‘We gaan ervan uit, dat de partnerschap tussen Rusland en de EU, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en belangen, een lange termijn en strategisch karakter zal dragen. Rusland zal uiteindelijk uit de crisis geraken, een geciviliseerde markteconomie en een democratische burgermaatschappij opbouwen. Met haar natuurlijke en menselijke 103
!
ontmoetingen van E.M. Primakov in Straatsburg), 06-1997, p. 14. 104 Paul Teunissen, ‘Peacekeeping Europe moeizaam in de steigers’, Internationale Spectator, maart 2000, p. 124-129. 105
!
Evropejskim Sojuzom i Rossijskoj Federaciej: Moskva, 8 dekabrja 1998 g. (Associatie van Europees onderzoek: Het eerste jaar van de werking van het Partnerschap en Samenwerkingsverdrag tussen de Europese Unie en de Russische Federatie: Moskou, 8 december 1998) (Moskou 1999). 106 Genadij Seleznëv, ‘Zoluška v Evrope’ (Assepoester in Europa), Evropa (Europa), oktober 2000 www.eur.ru.
30
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
bronnen, economische en technisch-wetenschappelijke mogelijkheden, onmetelijke binnenlandse markt zal ze alle kansen hebben om in de 21ste eeuw een waardige plaats tussen de leidende wereldmachten in te nemen. Op haar beurt zal het gewicht van de Europese Unie, dat door de uitbreiding een machtige politieke economische vereniging wordt, die zich zal uitstrekken tot aan de grenzen van het GOS, beslist groeien. De logica van de Europese en mondiale ontwikkeling zal ons voortstuwen naar verdere toenadering in de politieke, economische, handelsgerichte en andere gebieden van samenwerking’.107 Een ander markant punt bij de opwaardering van de EU was dat de Russische beleidsmakers mijns inziens schromelijk het anti-Amerikaanse karakter van de buitenlandspolitieke poot van de Europese Unie overschatten. Ze gooiden alles in de strijd om aan te tonen dat de Europese staten bezig waren uit de schaduw van de Verenigde Staten te treden. Vladimir Saveljev, plaatsvervangend hoofd van de Russische Permanente Vertegenwoordiging bij de EU, stelde in 1997 in de ‘Diplomatieke Bode’: ‘Alle feiten getuigen dat in de Europese Unie de stemming in het voordeel van een grotere rechtvaardigheid en grotere onafhankelijkheid van de Europese partners van de transatlantische samenwerking ombuigt’.108 Saveljev gebruikte de volgende argumenten om zijn bewering over een onafhankelijker Europa te staven: - de onenigheid binnen de NAVO tussen de Europese landen en Amerika wie aan het hoofd van de zuidelijke commando van de NAVO zou moeten staan; - het bestaan van een versterkte Duits-Franse samenwerking binnen de Europese Unie als tegenwicht voor de Amerikanen; - het protest van de Europeanen tegen de Amerikaanse ‘Act d’Amato’, die sancties instelde tegen buitenlandse bedrijven die meer dan veertig miljoen dollar per jaar in de olie- en gasindustrie van Iran en Libië investeerden. Helaas voor Saveljev vormen deze redenen absoluut geen overtuigend bewijs dat de Europese landen zich tegen de Verenigde Staten gaan verzetten. De onenigheid in de NAVO over het zuidelijke commando wordt veroorzaakt door Franse weerstand tegen een te sterke Amerikaanse leiding. Het is bekend dat het tussen Frankrijk en Amerika niet erg botert, maar dit geldt niet voor de overige Europese landen. Het tweede argument over een versterkte Duits-Franse samenwerking is eveneens weinig reëel te noemen. Duitsland onderhoudt altijd nog uitstekende banden met de Verenigde Staten. Dan de Act d’Amato. Vanwege de verschillende economische belangen van de Europese landen en de Verenigde Staten treden inderdaad met regelmaat handelsgeschillen op. De verschillende economische belangen verdwijnen echter in het niet bij de eeuwenlange vriendschap tussen de Europese staten en Amerika. De band tussen de Verenigde Staten en Europa is na het einde van de Koude Oorlog weliswaar wat losser geworden, dit is nog geen reden om te veronderstellen dat een einde is gekomen aan de vriendschap. De overschatting van het anti-Amerikaanse karakter van de West-Europese vereniging lijkt een voortzetting te zijn van de tendens die tijdens de Koude Oorlog al aanwezig was. Zoals we gezien hebben in hoofdstuk één werden ook toen de geschillen tussen de EG-lidstaten en de Verenigde Staten door een vergrootglas waargenomen. Een ander teken van de overschatting van het anti-Amerikaanse karakter van de Europese Unie vormde de Russische reactie op de introductie van de gemeenschappelijke Europese munt, de euro. Voor de EU was de achterliggende gedachte om via een Associacija Evropejskich issledovanij, Pervyj god dejstvija Soglašenija o partnërstve i sotrudničestve meždu Evropejskim Sojuzom i Rossijskoj Federaciej, Moskva, 8 dekabrja 1998 g. (Associatie van Europees onderzoek: Het eerste jaar van de werking van het Partnerschap en Samenwerkingsverdrag tussen de Europese Unie en de Russische Federatie: Moskou, 8 december 1998) (Moskou 1999). 108 Vladimir Savel’ev, ‘Rossija, ES, i SŠA: k mnogopoljarnomu miru’ (Rusland, de EU en de VS: op naar een multipolaire wereld), 9 (1997), p. 62-67, aldaar p. 66. 107
31
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
gemeenschappelijke geldeenheid het betalingsverkeer tussen de verschillende Europese landen te faciliteren. Een vaak gehoorde mening in Rusland is echter dat de euro de ‘dollarisatie’ van de wereld tegen zou kunnen gaan. Ivan Ivanov, werkzaam bij de Permanente Vertegenwoordiging van Rusland bij de EU, stelde in het tijdschrift ‘De mondiale economie en de internationale betrekkingen’ dat de dollarisatie in strijd was met de nationale belangen en met het karakter met de externe handelsbetrekkingen. Het feit dat de monopoliepositie van de dollar door de komst van de euro zou eroderen, zag hij als een positieve ontwikkeling. 109 Naast het feit dat Rusland in mijn ogen het potentieel en het anti-Amerikaanse karakter van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid overschatten, bestond er nog een ander obstakel bij hun strategie. Een strategisch partnerschap moet namelijk van twee kanten komen. De Europese Unie beantwoordde hun opwaardering echter niet met eenzelfde opwaardering van Rusland. Het Tsjetsjeense conflict had de organisatie doordrongen van het feit dat Rusland slechts een schijndemocratie was. De Europese Raad, de halfjaarlijkse topontmoeting tussen de Europese staatshoofden, nam in 1995 het ‘Gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Rusland’ 110 aan. Hieruit bleek dat de Europese Unie de oosterbuur vooral benaderde als een transitieland dat hulp nodig had voor de democratische en markteconomische opbouw. In geen geval zag de EU Rusland als een veelbelovende partner op internationaal niveau.111 Deze geringe interesse in een strategisch partnerschap met Rusland viel de Russische politici tegen. In plaats van de schuld voor de falende democratie en economie in de eigen gelederen te zoeken, stelden ze dat het Westen Rusland buitensloot. Nikolaj Fomin, hoofd van de Europese afdeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken trok op een EU-Rusland congres een historische parallel tussen de situatie met Rusland in Europa nu en de problemen rondom Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. ‘Het antwoord op de naoorlogse problemen’, stelde Fomin, ‘vormde niet de isolatie, maar de integratie van Duitsland in de gemeenschap van Europese staten.’112 Fomin zag hierbij over het hoofd dat de Bondsrepubliek intertijd, in tegenstelling tot Rusland nu, de Europese waarden accepteerde en met Bondskanselier Konrad Adenauer de grootmachtaspiraties achter zich liet. Een jaar later verweet Anatolij Makarov, onderdirecteur van dezelfde Europese afdeling, dat de EU-lidstaten zich te zwak opstelden bij de beslissing van de NAVO om bombardementen uit te voeren in Kosovo. ‘Tot grote teleurstelling ontbrak bij de politici in Europa -partners van de VS via de NAVO- de moed om te protesteren tegen de openlijke machtige druk van de Verenigde Staten’, aldus Makarov.113 Een positief aspect van de toenemende aandacht voor de Europese Unie was dat tegen het einde van de jaren negentig de Russen een realistischere visie ontwikkelden ten aanzien van de uitbreiding van de Europese Unie. De uitbreiding werd nu meer gezien als een optelsom van positieve en negatieve kanten. Als voordelen noemden de beleidsmakers de grootte van de markt voor Russische producten, de betrouwbaarheid van de doorvoerroutes en het grensregime en de harmonisering van de douanetarieven. De negatieve factoren, zoals het 109
Ivan Ivanov, Start zony ‘Evro’ (Start van de Eurozone), IMEMO, 1 1999, p. 3-11, aldaar p. 10. In het kader van het GBVB was het mogelijk een gemeenschappelijke standpunt ten aanzien van een bepaald land uit te vaardigen. 111 Jacky Gower, ‘Russia and the European Union’ in: Webber, M., Russia and Europe: conflict or cooperation? (Houndmills 2000), p. 66-98, aldaar p. 80. 112 Associacija Evropejskich issledovanij, Pervyj god dejstvija Soglašenija o partnërstve i sotrudničestve meždu Evropejskim Sojuzom i Rossijskoj Federaciej, Moskva, 8 dekabrja 1998 g. (Associatie van Europees onderzoek: Het eerste jaar van de werking van het Partnerschap en Samenwerkingsverdrag tussen de Europese Unie en de Russische Federatie: Moskou, 8 december 1998) (Moskou 1999). 113 Meådunarodnaja konferentsija: Rossija – Evropejskij Sojuz: vyzovy vremeni i perspektivy sotrudničestva, Moskva, 9-10 aprelja 1999 g. (Internationale conferentie: Rusland – Europese Unie: uitdagingen in tijd en samenwerkingsperspektieven, Moskou, 9-10 april 1999) (Moskou 2000). 110
32
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
verdere verlies van oude markten, een restrictiever visumbeleid van de Midden-Europese toetredende landen, en de noodzaak bilaterale akkoorden te herzien, werden nu ook onderkend. Aleksej Šišaev, beleidsmedewerker op de afdeling Externe Economische Betrekkingen van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken wees tevens op de gevolgen voor de energieleveranties van Rusland aan de Midden-Europese landen. Als deze landen toe zouden treden tot de EU dan mochten deze niet meer dan vijfentwintig procent van de totale energieaankopen uit één land invoeren. Aangezien de Midden-Europese landen een veel groter aandeel van hun energiebronnen uit Rusland importeerden, zou dit een forse strop betekenen voor de Russische economie.114 Paragraaf 3.3 Het tijdperk Poetin: verdere opwaardering Vanaf het moment dat Vladimir Poetin naar een sleutelpositie in de Russische politiek werd gehaald, nam de opwaardering van de Europese Unie een nog hogere vlucht. Poetin wilde Europa een belangrijkere rol toebedelen in de Russische buitenlandse politiek. In interviews en toespraken gaf hij ook meerdere malen blijk van zijn positieve inschatting van de Europese Unie. In 1999 werd op initiatief van Poetin de ‘Middellange Strategie voor de ontwikkeling van betrekkingen tussen de Russische Federatie en de Europese Unie 2000-2010’ uitgevaardigd als antwoord op de ‘Gezamenlijke strategie ten aanzien van de Russische Federatie’ van de Europese Raad115. De ‘Russische Strategie’ onderstreepte het belang van de Europese Unie nog eens: ‘Het [De strategische partnerschap met de EU] is een consistente evolutie van het algemene concept van buitenlandse politiek in de Europese ruimte en het vloeit voort uit de objectieve behoefte een multipolaire wereld te scheppen, de gezamenlijke geschiedenissen van de naties en de verantwoordelijkheid van Europese staten voor de toekomst van het continent, en de complementariteit van hun economieën ’.116 Poetin pleitte vooral voor een toenemende samenwerking op het zich ontwikkelende Europese veiligheids- en defensiebeleid: ‘De EU verkrijgt steeds meer invloed op de gang van zaken op ons continent. Ik ben ervan overtuigd, dat de politieke dialoog zich zal verrijken, ook op het gebied van de nieuwe richtingen in het werk van de EU. Ik bedoel op de eerste plaats het gebied van defensie en veiligheid’.117 Dezelfde mening werd ook uitgedragen door zijn beambten. In een gesprek dat ik had met de secretaris van de Russische Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie, Vladislav Maslennikov, verklaarde deze dat Rusland bijzonder graag deel wil nemen aan de zogenaamde ‘Petersbergtaken’ van de WestEuropese Unie.118 Aleksandr Avdeev, plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken,
114
Aleksej Šišaev, ‘Naši dela s Evropejskim sojuzem’ (Onze zaken met de Europese Unie)
åL]Q¶ (Het Internationale Leven) oktober (1999) www.public.ru. 115
0HåGXQDURGQDMD
Een dergelijke strategie was na het Verdrag van Amsterdam als instrument ingesteld. Een Gezamenlijke Strategie wordt aangenomen door de Europese Raad. De verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging ligt bij het lidstaat dat voorzitter is de Europese Raad. Dit land dient een actieprogramma op te stellen over de invulling van de strategie. Logischerwijze gebeurt dit aan de hand van de agenda van het betreffende land. Het eerste product van deze nieuwe beleidsvorm was de ‘Gemeenschappelijke Strategie ten aanzien van de Russische Federatie’, aangenomen in juni 1999 te Keulen. 116 Medium-term Strategy for the Development of Relations between the Russian Federation and the European Union (2000-2010) www.eur.ru 117 ‘Interv’ju Prezidenta Rossijskoj Federacii V. V. Poetina v gazete ‘Svenska Dagbladet’ (Interview met de president van de Russische Federatie V.V. Poetin in de krant ‘Svenska Dagbladet’) 23 maart 2001 www.ln.mid.ru. 118 In juni 1992 werkten de WEU-ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie in Petersberg enkele bepalingen uit van het Verdrag van Maastricht. De operationele rol van de WEU moest versterkt worden met een planningsorgaan. De taak van de WEU heeft betrekking op conflictpreventie, crisisbeheersing en vredeshandhaving. Bron: Harryvan, A.G., Harst, J. van der, Volten, P.M.E. Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999).
33
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
stelde dat de EU, eerder dan de NAVO, een veelbelovende veiligheidspartner van Rusland zou kunnen worden. 119 Tijdens het eerste jaar van Poetins presidentsschap veranderde echter weinig aan de houding van de EU ten opzichte van de strategische betekenis van Rusland. De ‘Gezamenlijke strategie ten aanzien van de Russische Federatie’ van de Europese Raad ademde een heel andere geest dan de Russische opvolger. Het document begon voor de Russen optimistisch: ‘A stable, democratic and prosperous Russia, firmly anchored in a united Europe free of dividing lines, is essential to lasting peace on the continent. The issues which the whole continent faces can be resolved only through ever closer cooperation between Russia and the European Union’. Wanneer we verder lezen, blijkt echter dat de EU haar eerdere visie niet wijzigde. Bij de economische betrekkingen, wat gezien de aard van de EU het belangrijkste samenwerkingsaspect zou moeten zijn, hield de EU duidelijk een slag om de arm. Energieleveranties werden als enig mogelijk economisch samenwerkingsgebied gekenmerkt. Andere onderwerpen, zoals de dreigende milieuproblemen in Rusland en de bestrijding van de georganiseerde misdaad, vielen onder het kopje ‘uitdagingen’, een diplomatiek eufemisme voor problemen. Een eventuele bijdrage van Rusland aan de ontwikkelende Europese veiligheidsstructuur werd niet uitgesloten. De Europese Strategie sprak echter met geen woord over een multipolaire wereld waarin Rusland en EU samen strategische partners zouden zijn. 120 De geringe weerklank bij de Europese Unie riep wederom teleurstelling van de Russen op. Anatolij Makarov, vervangend hoofd van de afdeling Europese samenwerking van het Russische ministerie voor Buitenlandse Zaken, klaagde over het geringe vernieuwende karakter van de betrekkingen dat uit de Europese ‘Strategie’ naar voren kwam: ‘Bij de eerste lezing kan men zich niet van de indruk onttrekken, dat bij de uitwerking van de strategie over het algemeen de lijn van behoud van het bereikte in de betrekkingen met Rusland genomen werd, en niet uitgegaan is van betrekkingen op een nieuw kwalitatief niveau door middel van het opstellen van meer ambitieuze doelen’.121 Makarov betreurde het ook dat de EU, in tegenstelling tot Rusland, niet sprak van een ‘strategisch partnerschap’: ‘Helaas weerspiegelt het document de aanpak van Rusland eerder als een object dan als een subject van internationale betrekkingen. In plaats van de vroegere formule van strategische partnerschappen wordt gestreefd naar de stichting van een ‘breed partnerschap, rekening houdend met de strategische betekenis, die de toekomstige ontwikkeling van Rusland voor de EU heeft’’.122 De Russische politici bleven er verder op hameren dat de ‘asymmetrische relatie’ niet in overeenstemming was met de realiteit. Ivan Ivanov, vice-minister van Buitenlandse Zaken stelde hierover: ‘Rusland en de EU zijn natuurlijke partners op economisch, politiek en andere gebieden, maar ze staan pas aan het begin van de weg naar een volwassen samenwerking. In het kader van die samenwerking zou Rusland niet alleen hulp van de EU kunnen ontvangen voor het verwezenlijken van economische hervormingen en democratisering van de samenleving, maar ook zou Rusland op zijn beurt kunnen helpen bij het oplossen van Europese problemen. Naar mijn mening heeft Rusland veel te bieden op het gebied van energie, wetenschap en techniek, ruimtevaart, transport en onder bepaalde omstandigheden, bij het tot stand brengen van een Europese defensie-identiteit ’.123 Overigens streelde het feit dat de Europese Strategie als eerste in zijn soort aan Rusland gericht was, wel 119 120 121
-‘Russia believes EU potentially more promising security partner than NATO’, Interfax, 14 december 2000. European Council: Common strategy of the European Union on Russia of 4 June 1999. www.eur.ru
Moskva, 9-10 aprelja 1999 g. (Internationale conferentie: Rusland – Europese Unie: uitdagingen in tijd en samenwerkingsperspektieven, Moskou, 9-10 april 1999) (Moskou 2000). 122 Idem. 123 Ivan Ivanov, ‘EU loopt achter in relatie met Rusland’ De Volkskrant, 27 mei 2000, p. 19.
34
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
de Russische ijdelheid. Zowel Vasilij Lichačev, ambassade ur bij de Russische Pe rmanente Vertegenwoordiging bij de EU, als Vladimir Pozdnjakov, hoofd van de Europese afdeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, meenden dat dit gegeven getuigde van het grote belang dat Brussel aan de versterking van de samenwerking met Moskou hechtte. 124 Het is niet met zekerheid te zeggen wat de Russen dreef om tegen beter weten in de EU zo op te hemelen. Het lijkt erop dat imperiaal strategisch denken de hoofdmotivatie voor het partnerschap met de Europese Unie vormde. Volgens de ‘Strategie’ moest deze partnerschap ingezet worden als wapen tegen de ‘overheersende positie van de Verenigde Staten en de NAVO in Europa’. In de preambule manifesteerde dit zich bij de nadere definitie van de partnerschap tussen Rusland en de EU: ‘Om de partnerschap te bereiken kunnen volgende stappen ondernomen worden: een gezamenlijke EU-Rusland positie uitwerken voor de defensie-identiteit van de EU inclusief de West-Europese Unie; zowel politieke als militaire contacten met de WEU ontwikkelen als een integraal onderdeel van de EU, en praktische samenwerking op het gebied van veiligheid (peacemaking, crisis settlement, wapenbeperking), dat inter alia, een tegenwicht zou kunnen vormen voor het NATO-centrisme in Europa’(…).125 Aan de andere kant benadrukte de ‘Strategie’ dat de keuze voor de Europese Unie niet de Euraziatische belangen van Rusland mocht veronachtzamen. Rusland waarschuwde Rusland de EU uit hun invloedssfeer te blijven. ‘Mogelijke pogingen ter belemmering van de economische integratie binnen het Gemenebest van Onafhankelijke Staten , vooral door ‘speciale betrekkingen’ met de individuele landen van het GOS in het nadeel van Ruslands belangen te onderhouden’ werden afgekeurd. Ook stelde de ‘Strategie’ dat de toetredingsambities tot het verleden behoorden: ‘Gedurende de voorziene periode zal de partnerschap tussen Rusland en de Europese Unie gebaseerd zijn op verdragsrelaties, dat wil zeggen zonder een officieel doel van Rusland om toe te treden tot of zich te associëren met de EU. Als een wereldmacht gelegen op twee continenten zou Rusland zijn vrijheid moeten houden om zijn binnenlands en buitenlands beleid, zijn status en de voordelen van een Euraziatische staat en het grootste land van het GOS, zijn positie en activiteiten in internationale organisaties onafhankelijk te bepalen en uit te voeren.’ Bij de keuze voor de EU als belangrijke potentiële veiligheidspartner speelde wellicht ook mee dat de overige mogelijkheden om vaste voet te krijgen in de Europese veiligheidsstructuur vrijwel waren uitgeput. De tactiek om individuele Europese landen te benaderen was mislukt.126 De OVSE vormde op veiligheidsgebied nog steeds een onbeduidende actor. Tijdens de Kosovo-crisis in 1999 werd nog eens bevestigd dat de NAVO als het erop aan kwam Rusland niet consulteerde. Rusland rekende erop dat de Europese defensie Rusland daarentegen niet zou buitensluiten. Zoals minister van Buitenlandse Zaken Sergej Ivanov zei: ‘We volgen aandachtig de initiatieven in de militaire component van de EU. We gaan ervan uit, dat de verwezenlijking zal samenvallen met het nu uitgewerkte model van algemene Europese veiligheid.’127 Rusland geloofde namelijk een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van de Europese defensie-identiteit. Het omvangrijke defensieapparaat, de speciale betrekkingen met een aantal landen die in het Westen bekend staan als schurkenstaten en het gedeelde verzet met de West-Europese landen tegen de bouw van een Amerikaans defensieschild vormden in Russische ogen belangrijke positieve punten. 124
! "#
strategie van de Europese Unie ten aanzien van Rusland),
, 8 (1999) www.public.ru.
$"#
%
strategisch perspectief) , 1 (2000), p. 40-49, aldaar p. 41. 125 Medium-term Strategy for Development of Relations between the Russian Federation and the European Union (2000-2010) www.eur.ru. 126 De poging van Jeltsin om samen met Frankrijk en Duitsland een triumviraat te scheppen, mislukte. 127 Igor’ Ivanov, ‘Evropa v preddverii XXI veka’ (Europa in het voorportaal van de 21ste eeuw) (Het Internationale Leven) januari 1999, www.public.ru.
35
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
De ‘Strategie’ voegde hier nog aan toe dat Rusland West-Europa van energiebronnen en grondstoffen zou kunnen voorzien en dat de handel met hun land de economische groei en toename van werkgelegenheid in Europa zouden kunnen bevorderen. Bij een aantal van deze argumenten zijn echter kanttekeningen te plaatsen. Het Russische defensieapparaat is sterk verouderd en het is de vraag of het werkelijk een bijdrage kan leveren aan de Europese veiligheid. Wat betreft de energieleveranties moet bedacht worden dat Rusland niet Europa’s enige energieleverancier is en de afhankelijkheid dus beperkt is. Verder klinkt het argument over het vermeende positieve effect van de Russische op de Europese economie tegen de achtergrond van de voortslepende economische crisis in Rusland weinig reëel. Ondanks het feit dat de Russische ambities aan de kant van de EU totaal niet beantwoord werden, bleef Rusland de Europese Unie zoals gezegd als perspectiefvolle bondgenoot zien. In het ‘Concept voor de buitenlandse politiek van de Russische Federatie’ uit het jaar 2000 nam de Europese Unie ook in vergelijking met andere landen en organisaties een zeer prominente plaats in. Werd de organisatie in 1993 nog genegeerd, het Concept van 2000 behandelde de EU gelijk na de landen van het GOS. Het leek erop dat de Unie zelfs belangrijker werd gevonden dan de grote West-Europese landen waar Rusland zich traditioneel op richtte. Frankrijk, Duitsland, Italië en Groot-Brittanië moesten genoegen nemen met de mededeling dat de samenwerking een belangrijke bron van de verdediging van de Russische nationale belangen in de Europese en mondiale aangelegenheden, en van de stabilisatie en de groei van de Russische economie vormde. Aan de Europese Unie besteedde het ‘Concept’ vervolgens drie hele alinea’s. Hierin werd de organisatie gekenschetst als een steeds belangrijker wordende factor in Europa. ‘De processen die gaande zijn in de EU beïnvloeden in toenemende mate de dynamiek van de situatie in Europa.’ Het concept maakte duidelijk dat Rusland de EU zag als één van de belangrijkste politieke en economische partners. Wederom kwam de belangstelling voor defensiesamenwerking naar voren: ‘Het gebied van de vorming van een militair-politieke dimensie moet een onderwerp van speciale aandacht worden’.128 Samenvattend kan men stellen dat de Russische visie op de Europese Unie in de periode 1992-2001 een significante verandering is ondergaan. Nadat de liberale stroming in de Russische buitenlandse politiek na 1992 het onderspit gedolven had, viel de Europese Unie in de categorie ‘economische organisaties’ en werd de Unie vanwege de voorrang voor betrekkingen met de grote Europese landen, de OVSE en internationale organisaties van buitenlandspolitieke aard niet echt belangrijk gevonden. Dit veranderde met de komst van Jevgenij Primakov als minister van Buitenlandse Zaken. De Europese Unie bleek prima in te passen in zijn concept van de multipolaire wereld. De groeiende rol van de EU ook op politiek gebied was Rusland niet ontgaan. Met de inwerkingtreding van de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst leek de verwezenlijking van een strategische relatie aanwezig. Onder Poetin werd deze tendens nog versterkt door zijn voorkeur voor Europa. Zoals we hebben gezien prijkte de Europese Unie in het concept voor de Buitenlandse Politiek op de tweede plaats na de GOS-landen. Hiermee was de Europese Unie met het begin van het nieuwe millennium in de Russische buitenlandse beleid uitgegroeid van een ‘economische dwerg’ tot een ‘politieke reus’ op het internationale vlak. De Europese Unie zelf ging blijkens hun officiële documenten niet in op de Russische hofmakerij. Het is nu de vraag hoe deze tegenstelling in de praktijk van de betrekkingen tot uiting kwam. Het volgende hoofdstuk zal onderzoeken op welke wijze de Russische denkbeelden zich vertaalden in concreet optreden en wat de reactie hierop was van de EU.
128
‘Koncepcija vnešnej politiki Rossijskoj Federacii’ (Concept voor de buitenlandse politiek van de Russische Federatie) augustus 2000 www.ln.mid.ru.
36
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 4: de praktijk van de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie Paragraaf 4.1 Nieuwe betrekkingen na het einde van de Koude Oorlog Zoals we gezien hebben in het eerste hoofdstuk vonden de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Rusland hun oorsprong in de jaren zeventig. In eerste instantie leverden de contacten over en weer weinig resultaat op. De EG weigerde een volwaardig handelscontract te sluiten met de RWEH, omdat de Gemeenschap het supranationale karakter van deze organisatie niet erkende. Halverwege de jaren tachtig maakten de hervormingspolitiek van Gorbatsjov een de jure toenadering mogelijk. Het resultaat vormde het handelsakkoord tussen beide partijen van 1989. De nieuwe liberale machtshebbers klopten begin 1992 bij de Europese Unie aan met het verzoek om economische hulp. Na een aanvankelijke aarzeling besloot de Europese Unie de koers van Jeltsin te ondersteunen.129 De Europese leiders erkenden Rusland als opvolgerstaat van de Sovjetunie en in verschillende communiqués betuigde de Europese Commissie steun aan de door Jeltsin ingeslagen weg. Het verzoek om economische hulp van de Europese Unie hoefde Rusland geen twee keer uit te spreken. In het Westen bestond grote angst dat met de ontbinding van de Sovjetunie een explosief kruitvat geopend werd. De EU was graag bereid om via de beproefde methode van economische hulp de situatie in het gebied zo veel mogelijk te stabiliseren en invloed uit te oefenen op de gebeurtenissen. Om de ergste sociale gevolgen van de economische crisis op te vangen, stuurde de Unie humanitaire hulp in de vorm van voedsel en medicijnen. Dit vormde echter geen structurele oplossing voor het failliete Rusland. Daarom besloot de EU ook technische hulp te verlenen bij de overgang van Rusland naar een markteconomie. Analoog met de PHARE-programma’s130 voor de Midden- en Oost-Europese landen werd al in december 1990 het programma Technical Assistance to the Commonwealth of Independent States (TACIS) voor de landen van de voormalige Sovjetunie in het leven geroepen. TACIS was primair gericht op de opbouw van een economische, financiële en bestuurlijke infrastructuur die voor een goed functionerende markteconomie onontbeerlijk was. 131 Alleen al in het jaar 1992 besteedde de EU als 129
Het optreden van de EG in het turbulente omwentelingsproces in de Sovjetunie was in eerste instantie voornamelijk reactief. De EG had haar kaarten gezet op het behoud van de eenheid van de Sovjetunie en steunde Gorbatsjov in zijn leidende positie. De Gemeenschap probeerde contacten met de radicale hervormers die op het toneel verschenen zoveel mogelijk af te weren. Halverwege 1991 bracht Boris Jeltsin in de hoedanigheid van president van de Russische sovjetrepubliek een bezoek aan het Europees Parlement, maar werd daar koeltjes ontvangen. Nadat de gebeurtenissen eind 1991 onomkeerbaar waren geworden, schaarde de EG zich achter de radicale hervormers. Vladimir Baranovsky, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Malcolm, N.ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78, aldaar p. 73. 130 Het PHARE-programma (Pologne et Hongrie Assistance à la Reconstruction Économique) startte in 1989 na de ineenstorting van de communistische regimes in Midden- en Oost-Europa. Het was ingesteld om deze landen bij de hervorming van hun economieën te helpen. Aanvankelijk kwamen alleen Polen en Hongarije in aanmerking voor hulp, later werd het PHARE-programma geleidelijk uitgebreid tot dertien landen van Middenen Oost-Europa (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Estland, Hongarije, Macedonië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek). 131 Oorspronkelijk kwamen vijf gebieden voor hulp in aanmerking: productie en verdeling van levensmiddelen, de energiesector, transport, dienstverlening in de financiële sector en onderwijs van arbeidskrachten. In de praktijk zijn ook buiten dit kader veel projecten geïnitieerd, bijvoorbeeld op het gebied van ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, privatisering en herintreding van werklozen. Er werd ook een apart democratieprogramma onder TACIS ingesteld. Twee andere initiatieven van de EG waren de oprichting van de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling (EBRO) en de opstelling van een Europees Energiehandvest. De EBRO werd in oktober 1989 op initiatief van Frankrijk opgericht en concentreerde zich in Rusland op activiteiten op het gebied van energie, infrastructuur en privatisering. Het Europees Energiehandvest moest op lange termijn voorwaarden scheppen voor de vorming voor een homogene interne markt in Europa.
37
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
organisatie in totaal 120 miljoen Ecu aan het noodlijdende Rusland. Hiermee was de EU de grootste donor, al was de hulp bij lange na niet voldoende om de Russische economie weer vlot te trekken.132 Jeltsins verzoek om steun van de EU bij de integratie in de overige mondiale economische en politieke organisaties bleef evenmin onbeantwoord. De EU bood onmiddellijk aan Rusland hierbij terzijde te staan. Mede dankzij deze ondersteuning kon Rusland al in 1992 tot de instituties van Bretton Woods toetreden; in april tot het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en in juni tot de Wereldbank.133 Daarnaast zette de EU zich in voor een spoedige opname van Rusland in de Raad van Europa. Deze internationale organisatie stelt ondanks de verheven doelstelling van samenwerking tussen de landen van het Europese continent in de praktijk weinig voor. Lidmaatschap van deze onschuldige organisatie kon Rusland het gevoel geven dat het opgenomen werd in de ‘Europese familie van staten’. De West-Europese landen waren namelijk niet van plan Rusland toe te laten treden tot hun machtige organisaties, de NAVO en de EU. Er werd duidelijk een onderscheid gemaakt tussen de Midden-Europese landen aan de ene kant, en de Oost-Europese landen, waaronder Rusland, aan de andere kant. Vanwege Ruslands noodlijdende economie en wellicht vanwege nog bestaand wantrouwen uit de recent beëindigde Koude Oorlog, achtte de EU Rusland niet Europees genoeg. Met de onderhandelingen tot een nieuw akkoord tussen Rusland en de Europese Unie kwamen de eerste problemen in de onderlinge betrekkingen aan het licht. De veranderingen in Rusland na de val van het communisme én in de Europese Unie na het sluiten van het Verdrag van Maastricht, vroegen om een nieuwe basis voor de betrekkingen.134 Hoe de relatie er precies uit moest gaan zien, was echter niet duidelijk. Het eerste vraagstuk betrof de formule voor de overeenkomst. Met de landen van Midden-Europa had de EU zogenaamde Europaakkoorden gesloten, waardoor deze landen geassocieerd werden met de Unie. Wat te doen met de landen van de voormalige Sovjetunie was voor de EU minder gepreciseerd.135 Op de een of andere manier moest toch een positieve grondslag gevonden worden voor samenwerking met Rusland, al was het maar om de uitbreiding met Midden-Europa niet in gevaar te brengen. Na bijna een jaar over en weer gepraat tussen de EU en de landen van de voormalige Sovjetunie werd uiteindelijk gekozen voor het compromis ‘Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst’ (PSO). Voor de EU gaf deze formule aan dat de organisatie een verschillende relatie met de ex-Sovjetunie ten opzichte van de landen van Midden-Europa nastreefde. 136 De Russen gebruikten het begrip partnerschap voor de relaties met de Westerse landen en organisaties in het algemeen. Het gaf in die zin uitdrukking aan de paradoxale 132
Perdita Fraser, ‘Russia, the CIS and the EC’ in Malcolm, N.ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 199-223, aldaar p. 201. 133 Idem, p. 211. In 1944 hielden gedelegeerden uit vele landen op het landgoed Bretton Woods in de buurt van New York een conferentie over de naoorlogse monetaire betrekkingen. Als gevolg van deze conferentie werden de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) opgericht. De deelnemende landen konden bij langetermijnbetalingsbalansproblemen een beroep doen op de financiering van de Wereldbank. Het IMF verleende steun voor liquiditeitsproblemen van tijdelijke aard. De Sovjetunie nam in 1944 als geallieerde mogendheid deel aan het overleg. Uiteindelijk heeft de Sovjetunie de statuten echter niet geratificeerd. Het planeconomisch systeem wierp belangrijke problemen op. Ondanks het feit dat de overige landen de Sovjetunie op dit gebied tegemoet kwamen, hebben de verslechterde politieke verhoudingen er waarschijnlijk voor gezorgd dat de Sovjetunie zich bedacht. Bron: Herman W. Hoen, ‘Transformatie en integratie: Midden- en Oost-Europa in het economische wereldbestel’ in: Harryvan, A.G., Harst, J. van der, Volten, P.M.E. Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999), p. 262-28, aldaar p. 265-266. 134 ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), , 7 1992, p. 32. 135 Jan Zielonka ‘Policies without strategy, the EU record on Eastern Europe’ Paradoxes of European foreign policy, (1997). 136 Yurij Borko, ‘Rusland und die Europäische Union. Perspektiven der Partnerschaft’, BIOSt, 36 (1996), p. 7.
38
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
houding van de pragmatici om zich enerzijds op één hoogte te bevinden met het Westen en anderzijds de eigen positie als ‘Euraziatische grootmacht’ te benadrukken. Niet alleen de voorbereidingen namen veel tijd in beslag, ook de onderhandelingen zelf verliepen traag. Aanvankelijk was het doel om voor het einde van 1992 tot een akkoord te komen.137 In werkelijkheid waren anderhalf jaar en acht officiële ronden nodig voordat halverwege 1994 een overeenkomst op tafel lag. Op de eerste plaats zorgden de verschillende economische belangen van de EU en Rusland voor veel vertraging in de onderhandelingen. Rusland wilde de bestaande tariefmuren zoveel mogelijk afbreken om zo de export naar de Europese Unie te bevorderen. De Russische onderhandelingsdelegatie had in verband hiermee twee belangrijke wensen. Ten eerste wilden de diplomaten dat de economie van hun land niet langer als een planeconomie gekwalificeerd zou worden. Deze benaming verhinderde dat de normen van de GATT van toepassing waren op de handel met Rusland. Ook voor de beschuldiging van dumpingpraktijken maakte de kwalificatie markteconomie of staatsgeleide economie groot verschil. Dumping wordt namelijk bepaald aan de hand van de kostprijs in het land van herkomst. Als de economie van het land echter een planeconomie is, dan wordt de productwaarde arbitrair vastgesteld. Het tweede cruciale punt van de Russische functionarissen was een stapsgewijze opname van Rusland in een ‘Europese Economische Ruimte’. Deze eis werd ingegeven door de vrees dat na een toekomstige uitbreiding van de EU naar het Oosten, Rusland economisch gemarginaliseerd zou kunnen raken. 138 De Russen stuitten met hun eis tot gunstige handelsvoorwaarden op tegenstand van de EU. Tot het verlenen van economische en technische steun in het kader van het TACISprogramma was de Unie nog steeds graag bereid. Bij het verlagen van de tariefmuren kwamen de belangen van de machtige economische lobbies echter in het geding. Vooral de ZuidEuropese landen vreesden dat de massale import van goedkope goederen uit het voormalige Oostblok hun concurrentiepositie zou verslechteren. Bovendien was de belangrijkste motivatie van de Europese Unie voor het sluiten van de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst van politieke aard. De ‘Twaalf’ wilden op de eerste plaats de soepele en geweldloze overgang van Rusland naar een democratische rechtsstaat met een markteconomie bevorderen. Daarnaast was een dergelijk akkoord een mooie gelegenheid om eens te oefenen met het nieuwe Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. De tegenstellingen in de onderhandelingen voor de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst verscherpten toen de pragmatische stroming in de Russische buitenlandse politiek definitief het pleit had gewonnen. Voor het thuisfront diende het gekrenkte nationale bewustzijn en het prestige van de leiders opgebouwd te worden. De Russische kant nam een hardere positie in en beklemtoonde het belang van een ‘gelijke en wederzijds voordelige relatie’ met de Europese Unie. Jeltsin liet in november 1993 op een persconferentie naar aanleiding van een bezoek van een EU-delegatie aan Moskou weten dat de ontmoeting getuigde ‘van de erkenning van de rol van Rusland als een grootmacht in Europa, in de wereld, en van het streven van de Russische Federatie een waardige zelfstandige plaats van een grootmacht in te nemen in de gemeenschap van Europese staten en tegelijkertijd een gelijkgerechtigde, dit wil ik benadrukken, een gelijkgerechtigde economische en politieke partnerschap met onze Europese vrienden en buren ’.139 ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), , 7-1992, p. 32. -‘Podgotovka sammita Rossii i ES’ (Voorbereiding van de EU-Rusland Top), Kommersant, 8 december 1993 www. public.ru. 139 ‘Press-konferencija prem’er-ministra Bel’gii Z.-L. Dechane, predsedatelja kommissii Evropejskich 137 138
!" #
Kozyreva’ (Persconferentie van de Belgische premier J.-L. De Haene, voorzitter van de commissie van de Europese Gemeenschap J. Delors, Vice-premier van de regering van de RF A.N. Šochin en de minister van buitenlandse zaken van de RF A.V. Kozyrev), , 23/24 1993, p. 38-40.
39
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Gezien de positie waarin Rusland verkeerde, was deze eis naar mijn mening niet erg reëel. De Europese Unie wilde Rusland echter niet voor het hoofd stoten. Om Rusland toch het idee te geven dat de EU veel belang hechtte aan de samenwerking, probeerde de organisatie zoveel mogelijk in te spelen op de statusgevoeligheid van Rusland. De Belgische premier Jean-Luc Dehaene, op dat moment voorzitter van de Europese Raad, verklaarde op dezelfde persconferentie dat de ontmoetingen met Rusland op gelijke wijze plaats zouden vinden als de relaties met Japan en de Verenigde Staten.140 Het was tevens de bedoeling dat de EU met Rusland als eerste land van het GOS een Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst zou sluiten. Door de voortslepende onderhandelingen mislukte deze opzet en streefde Oekraïne Rusland voorbij. Dit feit werd de EU niet in dank afgenomen. 141 Pas in juni 1994 tekenden Jeltsin en de Europese leiders op het Griekse eiland Corfu de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst.142 Het economische gedeelte, het leeuwendeel van het akkoord, stelde een algehele liberalisering van de wederzijdse handel voor. Beide partijen wezen elkaar de status van ‘most favored nation’ toe. Aanbieders uit Rusland en de EU mochten op elkaars markten dus niet slechter geplaatst zijn dan concurrenten uit derde landen. In totaal werden in de overeenkomst meer dan dertig gebieden genoemd voor economische samenwerking tussen beide partijen, variërend van toerisme tot ruimtevaart.143 Toch kon niet gezegd worden dat Rusland veel gewonnen had met het akkoord. De verlaging van de tariefmuren vormden een schamele uitbreiding ten opzichte van het handelsakkoord uit 1989. Wat betreft de ‘Europese Economische Ruimte’ kreeg Rusland nul op het rekest. De PSO bevatte slechts een verwijzing dat in 1998 de onderhandelingen hierover heropend zouden worden. De Europese kant kon zich in de handen wrijven: door gemeenschappelijke waarden zoals het respect voor de democratie, mensenrechten en de markteconomie tot uitgangspunt van het verdrag te maken, was het mogelijk de democratische voortgang van Rusland te koppelen aan de uitvoering van het verdrag. Verder hadden de Europeanen hun economische belangen kunnen beschermen: de algehele liberalisering van de handel maakte een uitzondering voor gevoelige EU-sectoren zoals textiel en staal. Rusland kreeg in plaats van een marktkwalificatie de status van ‘overgangseconomie’ toegekend, waardoor het nog steeds mogelijk bleef op ondoorzichtige wijze antidumpingmaatregelen toe te passen.144 De Russen schatten de schade voor hun economie op 300 miljoen dollar per jaar. 145 Uit de resultaten van de onderhandelingen over de handelsvoorwaarden blijkt dat het voor de Russen moeilijk opboksen was tegen een veel machtigere Europese Unie. De ‘koloniale positie’ van het land, dat behalve grondstoffen en energiebronnen weinig te bieden had, zorgde ervoor dat de Moskouse delegatie in de onderhandelingen een ondergeschikte positie innam. In feite kon men alleen maar steunen op negatieve argumenten, namelijk dat als Rusland verder zou destabiliseren, het land mogelijkerwijze in handen zou komen van nationalistische of neocommunistische figuren, met alle gevolgen van dien voor de stabiliteit 140
Idem. Igor’ Lekušov, ‘Rossija I Evropejskij Sojuz: strategija vzaimootnošenij’ (Rusland en de Europese Unie: strategieën van wederzijdse betrekkingen) in: Rossija I osnovnye instituty bezopasnosti v Evrope (Rusland en de belangrijkste veiligheidsinstituties in Europa) www.carnegie.ru. 141
142
µ5RVVLM D(6 YL]LW %1 (O¶FLQD Y *UHFLM X SRGSLVDQLH VRJODãHQLMD R SDUWQHUVWYH L VRWUXGQLþHVWYH 5)(6¶
(Rusland-EU: bezoek van B.N.Jeltsin in Griekenland: de ondertekening van het partnerschap en samenwerkingsverdrag RF-EU), , 13-14 1994, p. 8. 143 Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst, http://europa.eu.int/rapid. 144 Vooral de zuidelijke Europese staten lagen naar verluidt dwars, omdat zij de concurrentie van de goedkope Russische waren vreesden. 145 Vladimir Savel’ev, ‘Ob otnošenijach Rossii vs Evropejskim Sojuzom’ (Over de betrekkingen van Rusland ten aanzien van de Europese Unie), , 8 1995, p. 63-71, p. 64.
40
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
op het Europese continent. Deze tactiek sorteerde enig effect. Aanvankelijk wilden de onderhandelaren van de EU geen enkele verwijzing naar een Economische Ruimte opnemen in de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst. Later werd onder invloed van de spanningen tussen Jeltsin en de doema toch een clausule toegevoegd, die bepaalde dat in 1998 de onderhandelingen over de economische ruimte zouden worden heropend. Het politieke gedeelte van de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst zorgde voor veel minder controverse dan de economische bepalingen. De Topontmoetingen tussen Rusland en de EU op ministerieel niveau, die nog dateerden uit de jaren tachtig, hadden tijdens de onderhandelingen over het PSO-akkoord gewoon doorgang. Hierbij spraken de Europese en Russische ministers van Buitenlandse Zaken over brandhaarden in de wereld van wederzijds belang. Dit resulteerde in de uitwerking van gezamenlijke verklaringen over een aantal conflicten, bijvoorbeeld over de situatie in Nagorno Karabach146, de Joegoslavische crisis en de problemen in het Midden-Oosten.147 In de PSO is getracht een institutionele basis te geven aan deze gesprekken. Voortaan zouden de Topontmoetingen elk half jaar plaatsvinden onder auspiciën van de voorzittende lidstaat van de EU. Daarnaast werd op drie niveaus overleg ingesteld, waarvan het belangrijkste forum de Samenwerkingsraad was. 148 Dit orgaan, bestaande uit EU-commissarissen en ministers uit Rusland en de EU-lidstaten, zou toezien op de implementatie van de PSO. De wens van de Russen meer betrokken te worden bij de oplossing van internationale conflicten klonk in het politieke gedeelte van de PSO duidelijk door. Het hoofddoel van de politieke dialoog was volgens de preambule de toenadering tussen beide partijen te verbeteren, de economische en politieke veranderingen in Rusland te ondersteunen en bij te dragen aan nieuwe vormen van samenwerking.149 Verder zou de dialoog zich moeten richten op ‘de promotie van internationale vrede en veiligheid alsook de vreedzame oplossing van geschillen en om hiertoe samen te werken in het kader van de Verenigde Naties, de OVSE en andere fora’.150 Rusland probeerde hiermee de rol van de veiligheidsorganisaties waarvan het zelf lid was, te onderstrepen. Waarschijnlijk is het ook aan de Russen te danken dat bij de opsomming van veiligheidsorganisaties de NAVO niet bij name genoemd wordt, maar met ‘andere fora’ wordt aangeduid. In Rusland werd de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst met gemengde gevoelens ontvangen. Men erkende dat de PSO het meest vergaande akkoord met het Westen was. President Jeltsin noemde de overeenkomst in zijn jaarlijkse boodschap aan de Federatieraad een ‘verdrag dat qua omvang en diepte geen precedent kent’.151 De geringe economische toezeggingen van de EU konden op minder begrip rekenen. De kranten hekelden de discriminatie van Russische producten.152 EU-deskundige Igor’ Lekušov klaagde over de geringe betekenis van de PSO in vergelijking met de Europa-akkoorden. Niet alleen nam de PSO naar zijn mening een lage plaats in bij de rangorde van beleidsinstrumenten van de EU, ook de economische concessies in de Europa-akkoorden gingen veel verder. Deze bevatten 146 147
‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), Diplomatičeskij Vestnik , april 1992, p. 32.
vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap), Diplomatičeskij Vestnik, april 1993, p. 24-25. 148 De Raad zou worden bijgestaan door een Samenwerkingscomité met hooggeplaatste functionarissen van de EU-lidstaten, de Europese Commissie en Rusland. Ook werd middels de PSO een Parlementaire Samenwerkingsraad in het leven geroepen, waarvan leden van het Russische en het Europese parlement deel uit zouden maken. De bevoegdheid van dit orgaan bleef beperkt tot het doen van aanbevelingen aan de ministeriële Samenwerkingsraad. 149 PSO, Titel 2, artikel 6, p. 9, http://europa.eu.int/rapid 150 PSO, preambule, http://europa.eu.int/rapid 151 ‘Iz poslanija prezidenta Rossijskoj Federacii Federal’nomu Sobraniju’ (Uit de boodschap van de president van de Russische Federatie aan de Federale Vergadering), Diplomatičeskij Vestnik, (3 1996), p. 3. Yurij Borko en Lekušov delen deze mening. 152 Zie o.a. de kranten Segodnja en Izvestija (www.public.ru).
41
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
namelijk wel een tijdspad voor een industriële vrijhandelszone.153 Deze kritiek op de geringe toezeggingen van de EU op economische gebied was in mijn ogen terecht. In het totale importplaatje van de Europese Unie nam de invoer uit Rusland slechts een paar procent in. Die paar procent bestond bovendien grotendeels uit energiebronnen en grondstoffen, en daar golden aparte regels voor. De Europese Unie liet in dit geval eigenbelang prevaleren boven de kans een impuls te geven aan de Russische export. Paragraaf 4.2 Problematische betrekkingen vanwege de Tsjetsjeense crisis Nadat de politieke leiders hun handtekening hadden gezet onder de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst, moest het document nog wel door de afzonderlijke parlementen van Rusland en de EU-lidstaten worden goedgekeurd. Dit ratificatieproces verliep evenals de onderhandelingen verre van voorspoedig. De oorzaak vormde de Russische invasie in Tsjetsjenië van december 1994. Deze omstreden actie lokte felle protesten uit van de kant van de Europese Unie. De Ministerraad kondigde sancties af om Moskou te bewegen de strijd in Tsjetsjenië te staken. Het Europees Parlement (EP) nam een resolutie aan waarin de kamer het buitensporige geweld van de Russische overheid tegen de opstandige republiek scherp veroordeelde. Het ging zelfs zo ver de ratificatie van het voorlopige handelsakkoord154 voorlopig op te schorten.155 Rusland had zo de eigen interpretatie van de gebeurtenissen. De doema verwierp de weergave van het Europees Parlement als zou het om een conflict tussen de federale overheid en een etnische minderheid gaan. Volgens de doema voerde het Russische leger een strijd tegen Tsjetsjeense terroristen die de Russische staatsveiligheid bedreigden. Het Russische parlement zag de EP-resolutie als ‘inmenging in de binnenlandse aangelegenheden’. Het besluit van het Europees Parlement om de ratificatie van het interim-handelsakkoord stop te zetten werd betiteld als een ‘inadequate maatregel’. 156 Ook op het niveau van de ministerontmoetingen kwam er kritiek van de Russische zijde op de aanpak van de EU. Bij een bijeenkomst in maart 1995 keurde de Russische delegatie de ‘vereenvoudigde interpretatie’ van de EU over het conflict in Tsjetsjenië af. De afgevaardigden verklaarden dat de vertraging in het ratificatieproces van het interim-akkoord de langetermijnbelangen van de samenwerking schade toe zou kunnen brengen.157 Gezien het feit dat Rusland meer belang had bij goede verhouding met de EU dan andersom, was dit echter een leeg dreigement. De klachten van de Russische kant met betrekking tot de EU-kritiek op de Tsjetsjeneense crisis, waren naar mijn mening niet gerechtvaardigd. De EU maakte geen bezwaar tegen het feit dat opgetreden werd tegen de Tsjetsjeense rebellen, het ging om de buitensporigheid van het geweld dat hiermee gepaard ging en berichten dat Tsjetsjeense burgers slachtoffer werden van geweld en discriminatie. In de PSO hadden de Russen nog de nadruk gelegd op de ‘promotie van internationale vrede en de vreedzame oplossing van 153
Igor’ Lekušov, ‘Rossija i Evropejskij Sojuz: strategija vzaimootnošenij’ (Rusland en de Europese Unie: strategieën van wederzijdse betrekkingen) in: Rossija i osnovnye instituty bezopasnosti v Evrope (Rusland en de belangrijkste veiligheidsinstituties in Europa), www.carnegie.ru. 154 Er was voorzien dat een interim-handelsakkoord na goedkeuring van het Europees Parlement alvast in werking zou treden, in afwachting van de ratificatie van de PSO door de parlementen van de afzonderlijke lidstaten. 155 Jacky Gower, ‘Russia and the European Union’ in: Webber, M., Russia and Europe: conflict or cooperation? (Houndmills 2000), p. 66-98, aldaar p. 78. 156 ‘Zajavlenije gosudarstvennoj Dumy Federal’nogo Sobranija Rossijskoj Federacii o Rezoljucii Evropejskogo
Vergadering van de Russische Federatie over de resolutie van het Europese Parlement “Over de situatie in Tsjetsjenië van 19 januari 1995), , 3 1995, p. 29-30. 157 ‘Rossija-ES: vizit ministrov inostrannych del “Trojki” ES v Moskvu’ (Rusland-EU: bezoek van de Ministers van Buitenlandse Zaken van de Trojka van de EU aan Moskou), , 4 1995, p. 17-18.
42
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
geschillen op basis van het internationaal recht’. Blijkbaar was deze zinsnede echter niet op het Russische territorium van toepassing. In de zomer van 1995 kwam een einde aan de wrijving in de betrekkingen. Tijdens de Top in Cannes constateerde de Europese ministerraad vooruitgang in de vreedzame oplossing van het conflict en hief ze de sancties op.158 Op 17 juli 1995 werd het interim-handelsakkoord van kracht. Beide partijen verklaarden bij de ondertekening dat de partnerschappelijke verhoudingen nu weer in het oude vaarwater konden terugkeren. 159 Paragraaf 4.3 De Europese Unie als opkomende pool Nadat het Tsjetsjeense conflict achter de horizon verdwenen was, begon Rusland zich zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben zich te interesseren voor een strategisch partnerschap met de Europese Unie. In de Russische verslagen werd verheugd melding gemaakt van de grote convergentie op de aanpak van internationale onderwerpen, zoals de situatie in het voormalige Joegoslavië en de nadruk op het primaat van de VN-Veiligheidsraad bij de oplossing van conflicten. Eén van Ruslands initiatieven was een Europese conferentie in te stellen, die algemene vraagstukken over de wederzijdse betrekkingen van de EU met niet-deelnemende landen tot onderwerp zou moeten hebben. Ook hier hield de EU, ditmaal om begrijpelijke redenen, de boot af. Nikolaj Fomin, hoofd van de afdeling Europese samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, beklaagde zich over de onwelwillende houding van de Europese Unie om met Rusland in gesprek te gaan over de uitbreiding. ‘Tot nog toe zegt men ons over het algemeen dat consultaties over de gevolgen van de uitbreiding niet actueel zijn. (…) Er wordt de geruststellende bevestiging naar voren gebracht, dat in de optelsom van plussen en minnen de uitbreiding voor Rusland winstgevend zal blijken te zijn, aangezien de schade gecompenseerd zal worden door de rendementrekening van een brede samenwerkingszone.’160 Hij verwees hierbij naar een clausule uit de preambule van de PSO, namelijk: ‘het bevorderen van stapsgewijze toenadering tussen Rusland en de bredere zone van samenwerking in Europa en aangrenzende regio’s en de voorwaartse integratie van Rusland in het open internationale handelssysteem’. Deze bepaling is echter zo algemeen dat er geen harde beloftes aan konden worden ontleend. Om de Russen toch tevreden te stellen willigde de EU het verzoek van de Russische premier Tsjernomyrdin om financiële compensatie voor de uitbreiding met Oostenrijk, Finland en Zweden wel in. 161 Een ander voorstel waaruit bleek dat Rusland grootste plannen had met de EU was Jeltsins uitspraak in maart 1997 dat zijn land bereid was om in de nabije toekomst toe te treden tot de Europese Unie. De EU-leiders gingen ervan uit dat deze uitlating één van Jeltins ondoordachte capriolen was en volstonden met de reactie dat de EU kennisnam van de uitspraak. Enkele maanden later deed premier Tsjernomyrdin echter een soortgelijk voorstel
158
Vladimir Saveljev, ‘There is no excluding Russia from either Europe or Asia. Relations between Russia and the EU’ , International Affairs, 8 1995, p. 34-42, aldaar p. 34. 159
!" # $ %
over handel en verwante vraagstukken tussen de Russische Federatie en de Europese Gemeenschappen), 8 1995, p. 10.
160
!
Evropejskim Sojuzom i Rossijskoj Federaciej: Moskva, 8 dekabrja 1998 g. (Associatie van Europees onderzoek: Het eerste jaar van de werking van het Partnerschap en Samenwerkingsverdrag tussen de Europese Unie en de Russische Federatie: Moskou, 8 december 1998) (Moskou 1999). 161 Heinz Timmermann, ‘De relatie tussen de EU en Rusland. Sleutelen aan de toekomst’, Oost-Europa verkenningen 38 (1995).
43
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
bij een bezoek aan de Europese Commissie in Brussel. Dit maal noemden waarnemers in Brussel dit streven ‘lofwaardig’, maar op de korte termijn ‘weinig realistisch’. 162 Wat betreft de economische hangijzers, de handelsbarrières en de investeringen, poogde Rusland verdere concessies los te krijgen van de EU. Er werden vooral politieke argumenten gebruikt om dit te bewerkstelligen, zoals het voorkomen van nieuwe (economische) scheidslijnen in Europa. De diplomaten verweten de EU in termen van de Koude Oorlog te denken en pleitten voor ‘overwinning van anachronismen en stereotypen uit het verleden op het gebied van de handelseconomische betrekkingen ’. 163 Rusland kwam op dit gebied echter bedrogen uit. Het EU-commissielid belast met de buitenlandse aangelegenheden, Hans van den Broek, toonde begrip voor de eis tot erkenning van markteconomie, maar nam verder geen maatregelen. 164 In december 1997 waren eindelijk alle benodigde handtekeningen en stempels verkregen van de deelnemende landen en trad de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomst in werking. Bij deze gelegenheid zwakte Rusland zijn toetredingsbeleid wat af, maar de lovende woorden waren er niet minder om. De Russische delegatie sprak van ‘het aangaan van betrekkingen met de grootste economische en politieke partner van Rusland wat geheel beantwoordt aan de strategische doelen van de buitenlandse politiek en bijdraagt aan het proces van de actieve integratie in de leidende politieke, financiële en economische organisaties. Nu is het belangrijk deze partnerschap aan te wenden voor de vorming van een nieuwe Europese structuur’.165 Bij de Russen leefde de hoop op dat met de activering van het uitgebreide overlegmechanisme, de EU bereid zou zijn tot concessies ten aanzien van de nog altijd bestaande tariefmuren. Meteen op de eerste vergadering van ministeriële Samenwerkingsraad herinnerden de Russen de EU aan de belofte over een vrijhandelszone.166 De economische crisis waardoor Rusland in 1998 getroffen werd, gooide echter al gauw roet in het eten. Alle aandacht van de Russen werd op de eerste plaats opgeslokt door inspanningen om de eigen economie te herstellen. Dit vroeg eerder om beschermende maatregelen dan de openstelling van de economie. Uit de manier waarop de Europese Unie Rusland probeerde te helpen, bleek dat de eigen economische belangen altijd nog veel zwaarder wogen. Onder het mom van voedselhulp dumpte de organisatie de Europese landbouwoverschotten op de Russische markt. Rusland zat echter helemaal niet verlegen om voedsel; tijdens de crisis hadden de graanexporten gewoon doorgang. De hulp moest de Russen letterlijk door de strot geduwd worden.167 De politieke chaos die zich na Jeltsins herverkiezing steeds scherper aftekende, kwam de samenwerking ook niet ten goede. De hoge vertegenwoordiger van de EU voor het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid Javier Solana had zich bij een Catalaanse tv-zender al eens laten ontvallen dat volgens hem Jeltsin niet in het bezit was van al zijn geestesvermogen. 168 Ook was er kritiek op de coördinatie van het Russische beleid. In 1998 sloeg premier Kirijenko driftig aan het reorganiseren in de verschillende ministeries, 162
- Robert van de Roer, ‘Jeltsin: Rusland wil lid worden van de EU’, NRC Handelsblad, 24 maart 1997, p. 1. - -, ‘Rusland wil geld voor uitbreiding van de EU’ ,Het Parool, 19 juli 1997, p. 5. 163 Van Mirlo i Ch. Van Den Brukom’ (Rusland – Europese Unie: ontmoeting van E.M. Primakov met D. Spring, L. Dini, H. van Mierlo en H. van den Broek), , 12 1996, p. 21. 164 : ‘Rossija – Evropejskij Sojuz: prebyvanie Ch. Van Den Bruka v Moskve’ (Rusland – Europese Unie: het verblijf van H. van den Broek in Moskou), 4 1996, p. 29. 165
! " " "# $% &"$
Europese Unie: over de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Partnerschap en Samenwerking) 12–1997, p. 53. 166 Eerste vergadering van de samenwerkingsraad EU-Russische Federatie (1998-02-03) (http://europa.eu.int). 167 Geert-Jan Bogaerts en Bart Rijs, ‘Maling aan Rusland’, De Volkskrant, 17 mei 1999, p. 43 168 - ‘Volgens diplomaat Solana is Jeltsin niet goed snik’, DeVolkskrant, 15 december 1998, p. 4.
44
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
waardoor de contacten met de EU chaotisch verliepen.169 Het land kwam met een typisch Russische oplossing door een speciale regeringscommissie voor EU-aangelegenheden in te stellen. 170 In plaats van meer efficiëntie zorgde deze regeringscommissie voor nog meer dubbel werk. Het lukte Jeltsin niet om de Europese Unie te interesseren voor een strategisch partnerschap. De EU had alleen oog voor de eigen economische belangen en alleen door met forse dreigementen lukte het Rusland enkele bescheiden toezeggingen los te krijgen. Het enige aspect dat minder te lijden had onder de tegenstellingen tussen Moskou en Brussel was de samenwerking op het gebied van veiligheid. Rusland verklaarde graag een bijdrage te leveren aan toekomstige Europese veiligheidsoperaties. Van de kant van de EU stond men hier ook niet onwelwillend tegenover. De ‘Europese Strategie ten aanzien van Rusland’ bestempelde ‘het behouden van de Europese stabiliteit, de promotie van mondiale veiligheid en het antwoorden op gemeenschappelijke uitdagingen op het Europese continent’ als één van de strategische doelen voor samenwerking.171 In deze periode kwam het nog niet tot concrete afspraken over Russische deelname aan het crisismanagement van de EU, wel werd de basis gelegd voor overleg.172 Paragraaf 4.4 Poetin en veiligheidssamenwerking met de Europese Unie Zoals in het vorige hoofdstuk naar voren kwam, verhief president Poetin na zijn aantreden in maart 2000 de betrekkingen met Europa, nog meer dan zijn voorganger Jeltsin, tot een speerpunt van het Russische buitenlands beleid. Poetin zag de Europese Unie zelfs als de belangrijkste organisatie op het Europese continent. Tijdens bezoeken aan Europese regeringsleiders deed hij zijn uiterste de slechte indruk die Jeltsin achtergelaten had, uit te wissen en over te komen als een betrouwbaar en intelligent staatsman. Dreigementen over een ontsporing van Rusland waren aan hem niet besteed. Poetin verklaarde zich bereid intensiever samen te werken op gebieden die de EU belangrijk achtte, zoals milieubescherming en misdaadbestrijding. Tegen de uitbreiding van de organisatie met Midden- en Oost-Europese landen beweerde hij geen principiële bezwaren te hebben. In Brussel reageerden de Europese leiders positief op deze aanpak. Hun indruk van Poetin was ‘a man we can do business with’.173 Het vertrouwen dat Poetin genoot kwam duidelijk tot uiting bij het oplaaiende conflict tussen het Russische leger en de Tsjetseense rebellen eind 1999. De EU-functionarissen vonden dit maal dat met Poetin als president een nieuwe start gemaakt moest worden. Zo kwam het dat de Raad van Europa overging tot de schorsing van Rusland wegens schending van de mensenrechten in de Tsjetsjeense oorlog, maar dat de EU slechts ‘maatregelen’ aankondigde. 174 Bij besprekingen in november 1999 169
De betrekkingen met de Europese Unie verliepen aanvankelijk voornamelijk via het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Externe Economische Betrekkingen. Nadat dit laatste ministerie werd opgeheven werden een gedeelte van de economische relaties overgenomen door het nieuwe Ministerie voor Handel en Industrie. Nadat de Europese Unie zich beklaagd had over de rommeligheid, besloot Rusland hier verbetering in te brengen. 170
! ! "
Federatie: over de bevestiging van de verordening over de regeringscommissie van de Russische Federatie voor samenwerking met de Europese Unie), 10 1998 (www.ln.mid.ru). 171 Europese Raad, Gemeenschappelijke Strategie van de Europese Unie ten aanzien van Rusland (Luxemburg 1999). 172 Wat betreft de invulling van de agenda tijdens de halfjaarlijkse Topontmoetingen met de EU was Rusland deels afhankelijk van het land dat de Europese Raad voorzat. In 1998 waren dit Engeland en Oostenrijk, in 1999 Finland en Duitsland. Deze landen legden de nadruk op de eerste twee genoemde aspecten van veiligheid. 173 Ahto Lobjakas, ‘EU: Moscow Improves Relations With Brussels’ , 31 October 2000 (www.rfe/rl.cz). 174 De Unie zou de inwerkingtreding van de strategie tegenover Rusland opnieuw bekijken, de ondertekening van het wetenschappelijk en technologisch akkoord opschorten en 66 miljoen gulden die niet zijn uitgegeven aan
45
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
verklaarde de EU-delegatie de territoriale onschendbaarheid van Rusland te steunen en elke uiting van terrorisme te veroordelen.175 Dit was een veel soepelere houding dan tijdens de Tsjetsjeense crisis van 1995. Poetin maakte handig gebruik van het vertrouwen van de Europese Unie. Tijdens bijeenkomsten strooide hij de Europese delegaties zand in de ogen met halve beloftes over een politiek plan voor Tsjetsjenië. In juli 2000 besloot de Europese Ministerraad 58 miljoen euro bevroren EU-hulp weer vrij te geven. Een politieke oplossing voor Tsjetsjenië was toen evenwel nog niet bereikt176 Integendeel, Kremlin-woordvoerder Sergej Jastrzembski bleef benadrukken dat Rusland zou doorvechten tot de laatste rebellen zouden zijn uitgeroeid.177 De rede voor de coulante opstelling van de Europese Unie is niet helemaal duidelijk. Het is begrijpelijk dat na een politieke clown als Jeltsin de serieuze Poetin als een verademing werd gezien. Toch vielen zijn dubieuze KGB-achtergrond, de manier waarop hij de persvrijheid in Rusland aan banden legde en de nieuwe crisis in Tsjetsjenië aanpakte, niet te verbloemen. Wellicht had de houding van de EU te maken met het feit dat in het jaar 2000 de eerste serieuze gesprekken begonnen met de kopgroep van toetredende landen, waaronder ook Polen, Tsjechië, Hongarije en Estland. Het is denkbaar dat de EU de perikelen rondom de NAVO-uitbreiding wenste te voorkomen en daarom een constructievere houding nastreefde met Rusland. Op de Parijse EU-Rusland-Top tussen de regeringsleiders in oktober 2000 kreeg Poetin de kans zijn vertrouwen te verzilveren. Er was hem veel aan gelegen deze ontmoeting tot een succes te maken, want de onderwerpen op de agenda -de energieleveranties aan de EU en de veiligheidssamenwerking- waren van groot belang voor de Russen. Toenemende export van olie en gas zouden hoge opbrengsten voor de staatskas kunnen opleveren en bovendien de EU-lidstaten in een afhankelijkere positie van Moskou kunnen brengen. Op het gebied van veiligheid stonden de Russen te popelen om door de EU opgenomen te worden in de nieuwe Europese defensie-identiteit. Niet voor niets kwam dit onderwerp tijdens het Franse voorzitterschap aan bod. Als traditioneel voorstander van een sterkere Europese defensie zonder deelname van de Amerikanen wilde Frankrijk Rusland nauwer verweven met de Europese veiligheid. Wat betreft de energieleveranties was de Top voor Rusland succesvol te noemen. Beide partijen kwamen overeen dat de leveringen van gas en olie aan de EU-lidstaten opgeschroefd zouden worden en dat de EU in ruil zou investeren in de hiervoor benodigde infrastructuur. Op veiligheidsgebied bracht de Top geen grote verrassingen. In het speciale communiqué dat beide partijen overeenkwamen, werden de gemeenschappelijke belangen van Rusland en de EU nog eens onderstreept. Beide partijen spraken zich uit tegen de plannen voor een Amerikaans defensieschild en de onfeilbaarheid van het Sovjet-Amerikaanse ABMverdrag uit 1972, dat de bouw van dergelijke raketafweersystemen verbiedt. Daarnaast noemde het communiqué als belangrijkste doel van de veiligheidsdialoog ‘het verkleinen van de geweldsfactor en de versteviging van de strategische en regionale stabiliteit in
voedselhulp, niet automatisch overdragen naar 2000. Verder werkte de Commissie het TACIS-programma om naar humanitaire projecten die de democratische ontwikkeling van Rusland moeten bevorderen. Tenslotte besloot de Unie Moskou voorlopig geen nieuwe preferentiële handelstarieven te verlenen. Bron: Geert-Jan Bogaerts, EU steunt schorsing van Rusland niet’, De Volkskrant, 11 april 2000, p. 5. 175
‘Rossija-Evropejskij Sojuz: peregovory I.S. Ivanova s rukovodjaščej “trojkoj” Evropejskogo Sojuza’
(Rusland – Europese Unie: besprekingen van I.S. Ivanov met de leidende trojka van de Europese Unie), , 11 1999 (www.ln.mid.ru). 176 - ‘EU geven bevroren hulp vrij’, De Volkskrant, 11 juli 2000, p. 5 177 Frank Westerman, ‘Poetin: Kremlin blijft toenadering zoeken tot Europa’, NRC Handelsblad, 8 april 2000, p. 5.
46
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
samenwerking met de VN en de OVSE’.178 In het geval van de Europese Unie weten we echter dat de lidstaten zich in de praktijk bij een crisis toch wel achter de NAVO scharen en dat een dergelijke toezegging dus alleen in theorie opgaat. De ‘Gezamenlijke Verklaring’ naar aanleiding van de Top van Parijs gaf een overzicht van het concrete resultaat: ‘Teneinde inhoud te geven aan het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en de Russische Federatie en gelet op ons gemeenschappelijk belang bij veiligheid en stabiliteit op het Europese continent, hebben wij besloten onderstaande acties te ondernemen: - op het daartoe geëigende niveau en in een daarvoor geschikte vorm wordt een specifiek overleg ingesteld over veiligheids- en defensievraagstukken; - strategische dialoog over de vraagstukken, in het bijzonder op veiligheidsgebied, die gevolgen hebben voor de Russische Federatie en de Europese Unie wordt ontwikkeld; - het regelmatig overleg op deskundigenniveau over vraagstukken inzake ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie, wordt uitgebreid; - de samenwerking op het gebied van operationele crisisbeheersing wordt bevorderd’.179 De samenwerking zou dus, tot teleurstelling van Rusland, beperkt blijven tot nog meer overleg. Tijdens de EU-top in het Franse Nice later dat jaar werkten de Europese leiders de voorstellen van het defensiecommuniqué nader uit tot een kader voor deelname van Rusland bij veiligheidsaangelegenheden. Het systeem dat de EU-lidstaten in Nice uitdachten, had veel weg van het mechanisme dat tussen de NAVO en Rusland bestaat. Routinezaken zouden behandeld worden tijdens een halfjaarlijks overleg tussen de ‘Political and Security Committee’ van de EU enerzijds en Rusland anderzijds. Als de EU in de toekomst in een crisis zou interveniëren, dan kon dit overleg gebruikt worden om eventuele deelname van Rusland te beschouwen. Rusland zou in dat geval samen met de EU-lidstaten deel gaan uit maken van een ‘Committee of Contributors’, verantwoordelijk voor het dagelijks management van de crisis. Het besluit om een operatie te beginnen of te eindigen, evenals de politieke en strategische richting van de operatie bleef echter exclusief aan de Political and Security Committee voorbehouden.180 Ook onder Poetin kreeg Rusland dus geen werkelijke stem in het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU. Ondertussen sleepte de kwestie van de handelsvoorwaarden en de status van de Russische economie nog steeds voort. De Europese Unie leek zich niet te haasten om dit probleem op te lossen. Toen beide partijen in mei 2000 op de gezamenlijke Top een opsomming gaven van hun prioriteiten in de wederzijdse betrekkingen, noemde de EU de handelsbetrekkingen niet eens.181 Voor Rusland zal dit vraagstuk echter steeds nijpender worden. In 1998 ging veertig procent van de Russische export naar de Unie, na toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen zal dit
178
µ'HNODUDFLMD R UD]YLWLL SROLWLþHVNRJR GLDORJD SR YRSURVDP VWDELOCQRVWL L EH]RSDVQRVWL Y (YURSH L PLUH PHåGX
Rossijskoj Federaciej i Evropejskim Sojuzom’ (Declaratie over de ontwikkeling van de politieke dialoog over vraagstukken van stabiliteit en veiligheid in Europa en de wereld tussen de Russische Federatie en de Europese Unie) 31 oktober 2000 (www.ln.mid.ru). 179 Top EU-Rusland Parijs, 30 oktober 2000. (http://europa.eu.int/rapid). 180 Clara Portela, ‘EU-Russia cooperation in the security domain: problems and opportunities’, BITS Research, mei 2001. 181 Joint statement by the president of the European Council A. Guterres assisted by the Secretary-General of the Council/High Representative for Foreign and Security Policy of the EU J. Solana, the president of the Commission of the European Communities R. Prodi, the president of the Russian Federation V.V. Poetin. (http://europa.eu.int/rapid).
47
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
percentage naar verwachting stijgen tot meer dan vijftig procent.182 Uit de verslagen van de Samenwerkingsraad blijkt dat nog steeds voornamelijk wordt samengewerkt op gebieden die de EU belangrijk acht, zoals bevordering van Ruslands democratische ontwikkeling, aanpak van de milieuproblemen en bestrijding van de internationale misdaad. Ondanks de verheven woorden die de EU op zo’n beetje ieder congres uitspreekt over ‘het grote belang van de samenwerking voor de toekomst van Europa’, is de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst voor de Russen grotendeels een dode letter gebleven.
182
Oleg Ivanov, Vladimir Pozdnjakov, ‘Russia and the European Union’, International Affairs, 3 (1998), p. 4955, aldaar p. 49.
48
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Conclusie Uit deze scriptie is op de eerste plaats gebleken dat machtspolitieke gronden een grote rol spelen in het beleid van Rusland ten aanzien van de Europese Unie. De machtspolitieke overwegingen vinden hun oorsprong in de strategie van de Sovjetunie tijdens de Koude Oorlog om zoveel mogelijk verdeeldheid te zaaien in het Westerse kapitalistische blok. Hiertoe probeerde de USSR de West-Europese landen voor zich te winnen en zodoende de invloed van de Verenigde Staten op het Europese continent en in de wereld te verkleinen. Stalins en Chroesjtsjovs voorstellen tot ‘pan-Europese samenwerking’, Brezjnevs ‘Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa’ en Gorbatsjovs ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ kunnen allemaal tot de pan-Europese strategie gerekend worden, volgens welke alle West-Europese landen, zonder Amerika, zich zouden moeten verenigen met de Sovjetunie. In verband met deze strategie hadden de sovjetleiders machtspolitieke bezwaren tegen het West-Europese integratieproces dat na de Tweede Wereldoorlog werkelijkheid werd. Een sterkere vereniging van de afzonderlijke landen zou in hun ogen de positie van het socialisme op het continent ondermijnen. De sovjetpropaganda verketterde overeenkomstig deze afkeer de Europese Gemeenschap en de organisaties waaruit deze was opgebouwd. Tegelijkertijd nam het de integratie wel zo serieus dat de Sovjetunie ook voor het eigen blok internationale organisaties oprichtte. Zo riep Stalin als reactie op het Marshallplan de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp in het leven. Zelfs toen de gebreken van de planeconomie aan het licht kwamen en toenemende handel met het Westen steeds noodzakelijker werd, leidde dit in eerste instantie niet tot verandering van de gekozen strategie. Onder Chroesjtsjov, die Stalins principe van autarkie verliet en meer aandacht wilde besteden aan de handel met het Westblok, bleef elke vorm van contact met de EG praktisch afwezig. De contacten verliepen uitsluitend via de afzonderlijke West-Europese landen. In 1969 besloot de Europese Gemeenschap echter de competentie van de lidstaten om handelsverdragen te sluiten met de Oost-Europese planeconomieën over te dragen naar de Europese Commissie. Als gevolg van deze beslissing kwamen de bestaande handelsovereenkomsten met de West-Europese landen te vervallen. De Sovjetunie ging nu een nieuwe tactiek toepassen: via het aanknopen van betrekkingen hoopte men van binnenuit de ontwikkeling van de Europese Gemeenschap te beïnvloeden. Door de betrekkingen bovendien via de Raad van Wederzijdse Economische Hulp te laten verlopen, dacht de Sovjetunie de satellietstaten in het gareel te kunnen houden en internationale verkenning te verkrijgen voor de RWEH. In 1972 verklaarde Brezjnev de realiteit van de EG te accepteren en niet lang daarna klopte een vertegenwoordiger van de RWEH aan bij de Europese Raad in Denemarken. De onderhandelingen resulteerden echter niet in een akkoord, omdat de EG weigerde het supranationale karakter van de RWEH te erkennen en alleen zaken wilde doen met de afzonderlijke RWEH-lidstaten. Pas onder de hervormingsgezinde secretaris-generaal Gorbatsjov veranderde deze patstelling. Gedwongen door de desastreuze economische staat waarin de Sovjetunie verkeerde en in zijn poging het communistische systeem te vermenselijken, deed hij zowel aan de satellietstaten als aan het Westen vergaande concessies. Gorbatsjov erkende de Europese Gemeenschap als een supranationale organisatie en accepteerde dat de dezelfde kwalificatie niet gold voor RWEH. Door zijn soepele opstelling werd het mogelijk in 1989 een volwaardig handelsakkoord tussen de Sovjetunie en de EG te sluiten. Na het einde van de Koude Oorlog leken de betrekkingen met de Westerse internationale organisaties een nieuw karakter te krijgen. De vertegenwoordigers van de liberale stroming die tijdens het eerste jaar van de nieuwe Russische staat de overhand hadden, wilden Rusland omvormen tot een op Westerse leest geschoeide democratie met een markteconomisch systeem. In dit kader verklaarde minister van Buitenlandse Zaken Kozyrev
49
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
eveneens een uitgebreidere relatie met de Europese Gemeenschap te willen aangaan. De oude machtspolitieke overwegingen ten aanzien van Europa leken nu naar de achtergrond te zijn verschoven. De liberalen zochten economische hulp om de overgang van een planeconomie naar een marktsysteem te ondersteunen. De verwachting was dat Rusland spoedig uit het dal zou klimmen en zich zowel economisch als politiek op gelijke hoogte met het Westen zou bevinden, dit maal niet in een relatie van vijandschap, maar van vriendschap. In de loop van 1992 gingen de onderhandelingen met de Europese Unie over een nieuw verdrag van start. Toen Rusland in plaats van te groeien in een economische crisis verzeilde en het op diverse gebieden met Amerika in botsing kwam, kregen de liberalen geduchte concurrentie van de pragmatische stroming. De pragmatici protesteerden tegen het ‘negeren van de Russische belangen’ in de buitenlandse politiek. Ze verlangden terug naar de grandeur van weleer toen de Sovjetunie nog een gevreesde supermacht was in plaats van een failliete staat die in de marge van de internationale politiek opereerde. Uit lijfsbehoud ging president Jeltsin vanaf 1993 een steeds pragmatischere koers varen. Dit bracht ook de comeback van de panEuropese strategie met zich mee. De toenadering tot de Europese Unie bleek van tijdelijke aard en de betekenis van de organisatie verdween naar de achtergrond. In het Russische ‘Concept voor de buitenlandse politiek’ van 1993 leek het alsof de EU niet bestond. De vroegere afkeur voor supranationaliteit in West-Europees verband leek hiervoor de reden te vormen. De Russische diplomaten probeerden de ‘pan-Europese’ Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa te transformeren in een overkoepelend orgaan voor de bestaande organisaties, waaronder de EU. Daarnaast intensiveerde Rusland de betrekkingen met de grote West-Europese landen, voornamelijk Frankrijk, Duitsland en Italië. De aandacht van de beleidsmakers werd bovendien in beslag genomen door de uitbreiding van de Westerse militaire alliantie, de NAVO naar Midden-Europa. De Russen ervoeren dit als een veel grotere bedreiging dan de uitbreiding van de Europese Unie. De veranderde houding van Rusland was duidelijk terug te zien in het verloop van de onderlinge betrekkingen. In de onderhandelingen met de Europese Unie over een Partnerschapsen Samenwerkingsovereenkomst, nam de Russische delegatie een hardere positie in. De afgevaardigden benadrukten bovendien het belang van een gelijkgerechtigde relatie. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig vond echter onder dezelfde pragmatische stroming een grote opwaardering van de Europese Unie plaats. Minister van Buitenlandse Zaken Primakov, die in 1995 de liberaal Kozyrev verving, maakte het idee van de multipolaire wereldorde tot de hoeksteen van zijn buitenlands beleid. Hij stelde hiermee dat het ‘hegonome’ gedrag van Amerika geen recht deed aan de verschillende machtscentra in de wereld. Naast de pogingen om een stevigere band te creëren met de grote Europese landen, zoals Jeltsins voorstel tot een trojka met Frankrijk en Duitsland, kwam ook de tactiek om via de Europese Unie meer invloed te verkrijgen nu weer naar voren. Volgens de Russen was de Europese Unie, net als Rusland zelf, een opkomende pool in het internationale systeem. In de pogingen van de EU om meer politiek gewicht te verkrijgen, zagen de Russen het bewijs dat Europa loskwam van de Verenigde Staten. Het was dus zaak een ‘strategisch partnerschap’ aan te gaan met de EU en gezamenlijk de invloed van Amerika in de wereld terug te dringen. De Russen achtten de mogelijkheden hiertoe reëel, gezien het feit dat de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomst in 1997 in werking was getreden en dat Rusland de EU op diverse gebieden van dienst kon zijn. De belangstelling voor een strategisch partnerschap uitte zich in de praktijk via de roep om meer zeggenschap in de uitbreiding van de Europese Unie richting Midden-Europa en in herhaalde toetredingsverzoeken vanuit de politieke top. Na het aantreden van Vladimir Poetin als president nam de opwaardering van de EU een nog hogere vlucht. In het ‘Concept voor de buitenlandse politiek’ uit 2000 nam de organisatie een prominente plaats in direct na de landen van het GOS. Onder Poetin lag de nadruk op samenwerking in het kader van het Europese Gemeenschappelijk Buitenlands en
50
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Veiligheidsbeleid. Hij wist te bedingen dat in geval van crisis Rusland via een speciale raad, weliswaar vrijblijvend, geconsulteerd zou worden en eventueel deel kon nemen bij het oplossen van conflicten. Volgens de bedoeling van Poetin zou de defensiepoot van de Europese Unie een tegenhanger van de NAVO moeten worden. Machtspolitieke redenen speelden in de relatie met de Europese Unie na de Koude Oorlog dus nog steeds een grote rol. Nu rest nog de vraag hoe haalbaar deze machtspolitieke benadering is. In mijn ogen dienen hierbij grote vraagtekens gezet te worden, omdat de Russische strategie gebaseerd is op een verkeerde inschatting van de stand van zaken in de wereld. Rusland veronderstelt naar mijn mening onterecht dat het in de nabije toekomst weer een ‘machtige pool’ in de wereld zal worden. Hoe hard het ook klinkt, Rusland is geen grootmacht in opkomst, maar een voormalig supermacht op zijn retour. Voor een grootmachtpositie in de wereld is namelijk een solide militaire en economische basis onontbeerlijk. De Russische economie functioneert echter nog steeds niet naar behoren en het herstel kan nog decennia op zich laten wachten. Het defensieapparaat is sterk verouderd en niet toegerust voor conflicten uit het post-Koude Oorlog tijdperk. Gezien het geringe budget van de Russische overheid zal hier voorlopig ook geen verandering in komen. In dit licht klinkt de roep van Russische diplomaten om een strategisch partnerschap met de EU enigszins naïef. Het lijkt erop dat door onverwerkte emoties over het verlies van zoveel geopolitiek gewicht na het einde van de Koude Oorlog de Russische beleidsmakers een roze bril opzetten en de werkelijkheid verdringen. Een andere misvatting is volgens mij het idee dat Europa in het voordeel van Rusland van de Verenigde Staten los te koppelen zou zijn. Sinds het einde van de Koude Oorlog is de band tussen West-Europa en Amerika inderdaad wat losser geworden. De West-Europeanen zijn niet meer afhankelijk van hun grote broer aan de andere kant van de oceaan om zich tegen een mogelijke communistische aanval te verdedigen. Nog steeds bestaat echter een hecht bondgenootschap tussen hen. Net als tijdens de Koude Oorlog interpreteren de Russen op dit moment elke kleine onenigheid als een teken aan de wand dat West-Europa een onafhankelijke koers van de Verenigde Staten zou gaan varen. Dit is denk ik niet terecht. Van de EU-lidstaten heeft alleen Frankrijk traditioneel moeite met de leidende rol van de VS in de wereld. De overige lidstaten onderhouden allemaal goede betrekkingen met de Verenigde Staten en onderling kan er best eens een verkeerd woord vallen. Tot slot is volgens mij het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid niet de geweldige toekomstige Europese veiligheidsorganisatie die de Russen erin zien. Puur op basis van de huidige stand van zaken is de defensiepoot van de EU nog lang niet ver genoeg ontwikkeld om een Europese tegenhanger van de NAVO te vormen, zoals de Russen blijkens hun ‘Strategie ten aanzien van de Europese Unie’ van 1999 graag zouden willen. Het beschikt niet over een eigen militair plansysteem en voor de nieuwste wapens is het nog afhankelijk van de Verenigde Staten. Op dit moment geschiedt de besluitvorming op basis van unanimiteit, wat als gevolg heeft dat de resoluties die aangenomen worden de kleinste gemene deler vormen van de wensen van de verschillende lidstaten. Op deze manier verkrijgt het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid weinig daadkracht. De toekomst van het GBVB is nog uiterst onzeker. Een sterkere Europese militaire poot vereist een stijging van het defensiebudget van de EU. Het is niet te verwachten dat de Europese bevolking bereid is deze prijs te betalen. Bovendien hebben de verschillende lidstaten vaak sterk uiteenlopende geopolitieke belangen en is het de vraag of ze hun eigen veiligheid, die zo nauw verbonden is met het bestaan van de natie, wel uit handen willen geven. Niet voor niets is om deze reden een eerdere poging om een Europese Defensie Gemeenschap op te richten, mislukt. De ervaring uit de praktijk van het afgelopen decennium bevestigt dat de Russische strategie weinig oplevert. Uit hoofdstuk drie en vier is gebleken dat de EU absoluut niet zit te wachten op een strategisch partnerschap met Rusland. De organisatie houdt zich op dit
51
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
moment voornamelijk bezig met de uitbreiding en de hiervoor noodzakelijke interne hervorming. De Europese Unie streeft voornamelijk om politieke redenen een goede relatie met Rusland na. De grote oosterbuur wordt gezien als een onstabiele factor, omdat ontsporing van Rusland de rust op het continent kan verstoren. Daarom ligt bij het beleid ten aanzien van Rusland de nadruk op het geven van hulp om de democratie op te bouwen, de markteconomie te ondersteunen en de milieuproblematiek aan te pakken. Op andere gebieden houdt de Unie de boot af. Soms is dit begrijpelijk. Met het verzoek een overlegorgaan in te stellen over de uitbreiding naar Midden-Europa overspelen de Russen hun hand, dit is een interne aangelegenheid van de Europese Unie. Wat betreft een snellere afschaffing van de antidumpingmaatregelen zou de Europese Unie mijns inziens wel wat toeschietelijker mogen zijn. De bevordering van de handel lijkt mij een veel beter medicijn voor het herstel van de Russische economie, dan het gooien van miljoenen euro’s aan hulp, waarbij een groot deel van het budget weer in de zakken van West-Europese consultancy bureaus verdwijnt. Toch zullen de meeste inspanningen voor het binnenlandse herstel vanuit Rusland zelf moeten komen. Afscheid van oude imperiale strategieën en de naleving van de democratische spelregels vormen hierbij een eersterangs voorwaarde.
52
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Literatuurlijst *Primaire bronnen: Gesprekken 3 mei 2001: gesprek met dhr. V. Maslennikov, eerste secretaris van de Russische Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie in Brussel.
artikelen: • Savel’ev, Vladimir, ‘Ob otnošenijach Rossii ws Evropejskim Sojuzom’ (Over de betrekkingen van Rusland ten aanzien van de Europese Unie), 8 (1995), p. 63-71. • Savel’ev, Vladimir, ‘Rossija, ES, i SŠA: k mnogopoljarnomu miru’ (Rusland, de EU en de VS: op naar een multipolaire wereld), 9 (1997), p. 62-67. verslagen 1992 • • 1993 • •
1994 •
•
1995 •
01-1992: ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), p. 12. 07-1992: ‘Rossija – ES’ (Rusland – EU), p. 32.
! " # EG: bezoek van de vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap), p. 24-25. 23/24 1993: ‘Press-konferencija prem’er-ministra Bel’gii Z.-L. Dechane, predsedatelja $$
%& '( )* + %$ , -( .( Šochina i Ministra Inostrannych del RF A.V. Kozyreva’ (Persconferentie van de Belgische premier J.-L. De Haene, voorzitter van de commissie van de Europese Gemeenschap J. Delors, Vice-premier van de regering van de RF A.N. Šochin en minister van Buitenlandse Zaken van de RF A.V. Kozyrev), p. 38-40.
13-14 1994: ‘Rossija-ES: vizit B.N. El’cina v Greciju: podpisanie soglašenija o #/ "# , (Rusland-EU: bezoek van B.N. Jeltsin in Griekenland: de ondertekening van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst RF-EU), p. 8. 0 +1 "# -(+( 21 # $3"## #4#%
#$ $" "# "* 5 * 0 # (Voordracht van A.V. Kozyrev op de internationale conferentie over economische samenwerking, Moskou 21 september), p. 55-57.
03-1995: ‘Zajavlenije gosudarstvennoj Dumy Federal’nogo Sobranija Rossijskoj ,%
"%
$# 6 "%
7# # 1995 g.’ (Verklaring van de staatsdoema van de Federale Vergadering van de Russische Federatie over de resolutie van het Europese Parlement ‘Over de situatie in Tsjetsjenië’ van 19 januari 1995), p. 29-30.
53
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
• •
04-1995: ‘Rossija-ES: vizit ministrov inostrannych del “Trojki” ES v Moskvu’ (Rusland-EU: bezoek van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Trojka van de EU aan Moskou), p. 17-18. 08-1995: ‘Rossija – ES: podpisanie vremennogo soglašenija o torgovle i svjazannych s
(Rusland – EU: de ondertekening van het interimakkoord over handel en verwante vraagstukken tussen de Russische Federatie en de Europese Gemeenschappen), p. 10. 1996 • 03-1996: ‘Iz poslanija prezidenta Rossijskoj Federacii Federal’nomu Sobraniju’ (Uit de boodschap van de president van de Russische Federatie aan de Federale Vergadering), p. 3. • 04-1996: ‘Rossija – Evropejskij Sojuz: prebyvanie Ch. Van Den Bruka v Moskve’ (Rusland – Europese Unie: het verblijf van H. van den Broek in Moskou), p. 29. • !" # $ %" & '& ( )& *+ ,& Dini, Ch. Van Mirlo i Ch. Van Den Brukom’ (Rusland – Europese Unie: ontmoeting van E.M. Primakov met D. Spring, L. Dini, H. van Mierlo en H. van den Broek), p. 21. 1997 • •
-!
." # $ %" &'& ( / *
– Europese Unie: de ontmoetingen van E.M. Primakov in Straatsburg), p. 14. 12–1997: ‘Rossija-Evropejskij Sojuz: k vstupleniju v silu soglašenija o partnërstve i * / * $ 0*" *1** *
Partnerschap- en Samenwerkingovereenkomst), p. 53. www.ln.mid.ru 1998 •
-
2" #( ** " * (*
( ** *
Sojuzom’ (Besluit van de regering van de Russische Federatie: over de bevestiging van de verordening over de regeringscommissie van de Russische Federatie voor samenwerking met de Europese Unie) 1999 •
" # %" 3 4&& 4 *
“trojkoj” Evropejskogo Sojuza’ (Rusland – Europese Unie: besprekingen van I.S. Ivanov met de leidende trojka van de Europese Unie). 2000 •
Juni 2000: ‘Koncepcija vnešnej politiki Rossijskoj Federacii’ (Het concept van de buitenlandse politiek van de Russische Federatie).
Informatierubriek van het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken over het recente verloop van de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie (www.ln.mid.ru) • 5 ---" #) % * % *
Sojuzom’ (Declaratie over de ontwikkeling van de politieke dialoog ten aanzien van 54
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
•
vraagstukken van stabiliteit en veiligheid in Europa en de wereld tussen de Russische Federatie en de Europese Unie) 23 maart 2001: ‘Interv’ju Prezidenta Rossijskoj Federacii V. V. Putina v gazete ‘Svenska Dagbladet’ ‘(Interview met de president van de Russische Federatie V.V. Poetin in de krant ‘Svenska Dagbladet’).
• • • • • • • • • •
Gorski, Valeri, Chebotareva, Yelena, ‘Maastricht and Russia’, International Affairs, 2 (1993), p. 45-52. Ivanov, Igor’, Evropa v preddverii XXI veka (Europa op de drempel van de 21ste eeuw), 1 (1999), www.public.ru . Kozyrev, Andrej, ‘A strategy for partnership’, International Affairs, 8 (1994), p. 3-13.
en de Europese Unie in strategisch perspectief) , 1 (2000), p. 40-49. Pozdnjakov, Vladimir, ‘Novye strany na poroge Evropejskogo Sojuza’ (Nieuwe landen op de drempel van de Europese Unie), 3 (1999), www.public.ru.
!"# # (Gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie tegenover Rusland), 8 (1999), www.public.ru. Pozdnjakov, Vladimir, Ivanov, Oleg, ‘Russia and the European Union’, 3 (1998), p. 49-55, www.public.ru. Primakov, Evgenij, ‘The world on the eve of the 21st century’, (1998), p. 2-14. Saveljev, Vladimir, ‘There is no excluding Russia from either Europe or Asia. Relations between Russia and the EU’ , International Affairs, 8 1995, p. 34-42. Šišaev, Aleksej, ‘Naši dela s Evropejskim sojuzem’ (Onze zaken met de Europese Unie), 10 (1999), www.public.ru.
Europese Commissie on-line (http://europa.eu.int/rapid) • The Partnership and Cooperation Agreement. • Joint statement EU – Russia summit Moscow, 18 February, 1999. • Top EU-Rusland Parijs, 30 oktober 2000. • Eerste vergadering van de samenwerkingsraad EU-Russische Federatie (1998-02-03). • Joint statement by the president of the European Council A. Guterres assisted by the Secretary-General of the Council/High Representative for Foreign and Security Policy of the EU J. Solana, the president of the Commission of the European Communities R. Prodi, the president of the Russian Federation V.V. Poetin. Europese vertegenwoordiging in Rusland (www.eur.ru). • Medium-term Strategy for Development of Relations between the Russian Federation and the European Union (2000-2010) • European Council: Common strategy of the European Union on Russia of 4 June 1999. • Seleznëv, Genadij, ‘Zoluška v Evrope’ (Assepoester in Europa), Evropa (Europa), oktober 2000. Documentatiecentrum van de Europese vertegenwoordiging in Rusland: • Me$dunarodnaja konferencija: Rossija – Evropejskij Sojuz: vyzovy vremeni i (Internationale conferentie:
55
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
•
Rusland – Europese Unie: uitdagingen in tijd en samenwerkingsperspektieven, Moskou, 9-10 april 1999) (Moskou 2000). Associacija Evropejskich issledovanij: Pervyj god dejstvija Soglašenija o partnërstve i ådu Evropejskim Sojuzom i Rossijskoj Federaciej: Moskva, 8 dekabrja 1998 g. (Associatie van Europees onderzoek: het eerste jaar van de werking van het Partnerschap en Samenwerkingsverdrag tussen de Europese Unie en de Russische Federatie: Moskou, 8 december 1998) (Moskou 1999).
betrekkingen) • Ivanov, Ivan, ‘Start “zony Evro”’ (Start van de eurozone), 1 (1999), p. 3-11. *Secundaire bronnen
Bundesinstitut für ostwissenschaftliche und internationale Studien (BIOSt) • Borko, Yurij, ‘Rußland und die Europäische Union. Perspektiven der Partnerschaft’ , 36 (1996). • Timmermann, Heinz, ‘Rußlands Außenpolitik. Die europäische Dimension’, 17 (1995). • Timmermann, Heinz, Sowjetische Europa-Politik: Konzepte, Ansätze, Widersprüche, 12 (1991). • Timmermann, Heinz, ‘Die Außenpolitik Rußlands: Ausdruck der Suche nach einer neuen Identität’, 20 (1993). • Timmermann, Heinz, Vogel, Heinrich, ‘Russland als Partner der europäischen Politik’, 1996. Krantenartikelen -,‘Podgotovka sammita Rossii i ES’ (Voorbereiding van de EU-Rusland Top), Kommersant, 8 december 1993, www. public.ru. -, ‘Poetin winnaar verkiezingen Rusland’, Het Financieele Dagblad, 21 december 1999. -, ‘Rusland wil geld voor uitbreiding van de EU’,Het Parool, 19 juli 1997, p. 5. -, ‘Jeltsin eist plek voor Rusland in Europa’, NRC Handelsblad, 22 maart 1998 p. 5 -, ‘Interv’ju s ministrom inostrannych del’ (Interview met de Minister van Buitenlandse Zaken), Izvestija, 28 oktober 1998, www.public.ru. -, ‘Volgens diplomaat Solana is Jeltsin niet goed snik’, De Volkskrant, 15 december 1998, p.4. -, ‘Poetin vows harsh action against Chechen rebels’,17 september 1999, www.rferl.org. -, ‘Opnieuw bomaanslag in Rusland’, De Volkskrant, 20 september 1999. -, ‘EU geven bevroren hulp vrij’, De Volkskrant, 11 juli 2000, p. 5 -, ‘Kakuju Rossiju my stroim’ (Welk Rusland gaan we bouwen), Rossijskaja Gazeta, 11 juli 2000, www.public.ru. -, ‘De zes hoofdpunten van het Verdrag van Nice’, Het Financieele Dagblad, 12 december 2000. -,‘Russia believes EU potentially more promising security partner than NATO’, Interfax, 14 december 2000. Bogaerts, Geert-Jan, ‘EU steunt schorsing van Rusland niet’, De Volkskrant, 11 april 2000, p. 5. Bogaerts, Geert-Jan en Rijs, Bart, ‘Maling aan Rusland’, De Volkskrant, 17 mei 1999, p. 43 Bolkestein, Frits, ‘We moeten Rusland tarten noch paaien’, NRC Handelsblad, 3 feb 1996. 56
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Fossato, Floriana, ‘1998 in review: Russia`s year of political instability’, (1998), www.rferl.org. Ivanov, Ivan, ‘EU loopt achter in relatie met Rusland’ De Volkskrant, 27 mei 2000, p. 19. Jensen, Donald, N., ‘How Russia is ruled’, 1998, www.rferl.org. Klaassen, Jos, ‘Hoofdpunten uit het Verdrag van Amsterdam’, De Volkskrant , 19 juni 1997 p. 4. Lambroschini, Sophie, ‘2000 in review: Poetin’s policy aimed at strengthening the state’, december 2000, www.rferl.org. Lobjakas, Ahto, ‘EU: Moscow Improves Relations With Brussels’, 31 October 2000, www.rferl.org. Lukyanov, Fyodor, ‘Diplomacy should be economical’, Moscow News, 8-14 maart 2001. Poetin, Vladimir, ‘Kakuju Rossiju my stroim’ (Welk Rusland gaan we bouwen), Rossijskaja Gazeta, 11 juli 2000, www.public.ru. Rijs, Bart, ‘Omstreden tsaar Boris verlaat politiek in stijl’, De Volkskrant, 3 januari 2000. Roer, Robert van de, ‘Jeltsin: Rusland wil lid worden van de EU’, NRC Handelsblad, 24 maart 1997, p. 1. Westerman, Frank, ‘Poetin: Kremlin blijft toenadering zoeken tot Europa’, NRC Handelsblad, 8 april 2000, p. 5.
Boeken/overige artikelen • Russia and Europe. The common future; a conference organised by the ministry of Foreign Affairs and the Swedish Institute of International Affairs (Stockholm 1999). • Adoratskij, V.V., Molotov, V.M., Savel’ev, M.A ed., V.I. Lenin, Sočinenija tom 18 (V.I. Lenin, verzamelde werken deel 18) (Moskou 1936). • Baljé, C. H., ‘Sovjet-politiek t.a.v. de Europese Gemeenschap’, in: Kröner, A.W. ed., De Sovjetunie en West-Europa (Den Haag 1982), p. 128-146. • Baranovsky, Vladimir, ‘The European Community as seen from Moscow: rival, partner, model?’, in: Malcolm, N. ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 59-78. • Bloed, Arie, The external relations of the Council for Mutual Economic Assistance (Utrecht 1988). • Chapman, Sheila A., The economic relations between the EEC and the CMEA: a survey of problems and prospects, La Comunita Internazionale, (3 1985), p. 421-449. • Cutler, Robert M., Harmonizing EEC-CMEA relations: never the twain shall meet? International Affairs (1987), p. 259-270. • Danilov, Dmitrij, Spiegeleire, Stephan de, From decoupling to recoupling (Parijs 1998). • Dittrich, Z.R., Goudoever, A.P., De geschiedenis van de Sovjetunie (Den Haag 1991). • Donaldson, Robert H., Nogee, Joseph L., The foreign policy of Russia: changing systems, enduring interests (New York 1998). • Eppink, D.J., de Wouters d’Oplinter, P.C.A.E., ‘De EG en de Comecon: een asymmetrische relatie’ Internationale Spectator (maart 1985) • Evans, Graham, Newham, Jeffrey, The Penguin dictionary of international relations , (London 1998). • Fraser, Perdita, ‘Russia, the CIS and the EC’ in Neil Malcolm, ed, Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994), p. 199-223. • Gower, Jacky, ‘Russia and the European Union’ in: Webber, M., Russia and Europe: conflict or cooperation? (Houndmills 2000), p. 66-98.
57
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
• • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • •
Harst, J van der, ‘Regionale politieke integratie: de Europese Unie’, in: Harryvan, A.G., Harst, J. van der, Volten, P.M.E., Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999), p. 235-252. Hermans, Jules, Uitgerekend Europa. Geschiedenis van de Europese integratie (Amsterdam 1996). Jager J.H., Naarden, B., ‘De Sovjet-Unie’, in: Bosscher, D.F.J., Renner, H., Wagenaar, R., De wereld na 1945 (Utrecht 1996). Jansen, Marc, ‘Rusland’ in: Heuvel, Martin van den, Renner, Hans, Meulen, Hans van der ed., Nieuwe tijden. Oost- en Midden-Europese landen na de val van het communisme (Amsterdam 1997). John, Ieuan, J., ‘The Soviet response to Western European Integration’, in: John, Ieuan G. ed., EEC policy towards Eastern Europe (Farnborough 1975), p. 37-58. Kegley, Charles W., Raymond, Gregory, A multipolar peace ? Great-power politics in the twenty-first century (New York 1994). Kooijmans, P.H., Internationaal publiekrecht in vogelvlucht (Deventer 2000). Lekušov, Igor’, ‘Beyond satisfaction: Russia’s perspectives on European Integration’ Zentrum fur Europäische Integrationsforschung, 26 (1998). Lekušov, Igor’, ‘Rossija i Evropejskij Sojuz: strategija vzaimootnošenij’ (Rusland en de Europese Unie: strategieën van wederzijdse betrekkingen) in: Rossija i osnovnye instituty bezopasnosti v Evrope (Rusland en de belangrijkste veiligheidsinstituties in Europa) www.carnegie.ru. Light, Margot, ‘Foreign policy thinking’, in: Allison, Roy, Light, Margot, Malcolm, Neil, Pravda, Alex, Internal factors in Russian Foreign policy (Oxford 1996). Malcolm, Neil, Soviet policy perspectives on Western Europe (London 1989). Malcolm, Neil, ed., Russia and Europe. An end to confrontation? (London 1994). Medvedev, Sergej, ‘Russia´s future: implications for the EU, the North and the Baltic Region’, Programme on the Northern Dimension of the CFSP, 8 (2000). Olton, R., Plano, J.C., Ziring, L., International relations: a political dictionary (California 1995) Oudenaren, John van, Soviet policy toward western Europe: objectives, instruments, results (Santa Monica 1986). Portela, Clara, ‘EU-Russia cooperation in the security domain: problems and opportunities’, BITS Research, mei 2001. Raymond, Gregory, Kegley, Charles W., A multipolar peace ? Great-power politics in the twenty-first century (New York 1994). Schmedt, Claudia, Russische Außenpolitik unter Jelzin. Internationale und innerstaatliche Einflußfaktoren außenpolitischen Wandels (Frankfurt am Main 1997). Stent, Angela, `Economic strategy’, in: Moreton, E., Segal, G. Ed., Soviet strategy toward Western Europe (London 1984). Teunissen, Paul, ‘Peacekeeping Europe moeizaam in de steigers’, Internationale Spectator, maart 2000, p. 124-129. Timmermann, Heinz, ‘De relatie tussen de EU en Rusland. Sleutelen aan de toekomst’, Oost-Europa verkenningen 38 (1995). White, Stephen, Russia’s new politics. The management of a post communist society (Cambridge 2000). Zielonka, Jan, ‘Policies without strategy, the EU record on Eastern Europe’ in: Paradoxes of European foreign policy (The Hague 1998), p. 131-146.
58
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlagen Bijlage 1: De Europese Unie: geschiedenis en werking in vogelvlucht 1945-1960: de opbouw van de Europese instituties De Europese Unie als organisatie is ontstaan als onderdeel van het West-Europese integratieproces dat eind jaren veertig van de vorige eeuw op gang kwam. De redenen voor dit integratieproces waren nauw verbonden met de verwoestende oorlog die zich zojuist op het Europese continent voltrokken had. De fatale gevolgen van de expansiepolitiek van naziDuitsland sterkten het besef dat na 1945 een nieuwe benadering van internationale vraagstukken noodzakelijk was. De Europese landen waren het erover eens dat de wederopbouw van het continent met gezamenlijke krachten ter hand genomen moest worden. Tijdens het interbellum was gebleken dat het protectionistische beleid dat veel landen voerden als reactie op de economische crisis, desastreuze gevolgen had voor de handel tussen de staten en de crisis in feite nog verder aanwakkerde. De Amerikaanse regering kwam ter bevordering van het economische herstel van Europa met het Marshallplan. Een belangrijk motief van de Amerikanen was het indammen van het oprukkende communisme in Europa. De invloedssfeer van de Sovjetunie was immers uitgebreid tot Midden-Europa. Ook in een aantal West-Europese landen had het communisme veel aanhang, zoals in Griekenland, Italië en Frankrijk. In Amerika verwachtte men dat alleen een welvarend en stabiel West-Europa in staat zou zijn weerstand te bieden aan de ‘communistische verleiding’. Eén van de voorwaarden verbonden aan het Marshallplan was de oprichting van een permanente Europese organisatie om de hulp te begeleiden. In 1948 werd hiertoe de ‘Organisatie voor Europese Economische Samenwerking’ (OEES)183 opgericht. Deze organisatie vormde het begin voor meer West-Europese samenwerking. In hetzelfde jaar kwamen de Europese leiders bijeen op het Europees Congres in Den Haag. Een aantal vooraanstaande politici hebben hier getracht om gebruikmakend van de positieve sfeer die het Marshallplan had opgeroepen, verdere integratie van West-Europa door te zetten. Dit resulteerde in de oprichting van de ‘Raad van Europa’. Het doel van deze organisatie was om de deelnemende landen op allerlei gebieden nader tot elkaar te brengen. Het oorspronkelijke idee was van de Raad van Europa een supranationale organisatie te maken. Door de besluitvorming boven de nationale regeringen te concentreren, zou de Raad van Europa een invloedrijk orgaan kunnen worden. Onder druk van Groot-Brittannië, dat sterk aan de eigen soevereiniteit hechtte, werd de Raad van Europa uiteindelijk een zuiver intergouvernementeel orgaan. Met de bevoegdheden ging ook de meeste betekenis verloren en was de Raad van Europa gedoemd tot de rol van een nuttig, maar machteloos forum voor Europese gedachtewisseling. Een ander probleem waar na de Tweede Wereldoorlog een oplossing voor moest worden gevonden was de herbewapening van West-Duitsland. Een aantal landen, met name Frankrijk, wilde in dit kader voorkomen dat de Bundesrepublik weer de volledige beschikking zou krijgen over de zware industrie. De door de zware industrie vervaardigde kanonnen en tanks hadden immers nog recentelijk massale verwoestingen teweeggebracht. In 1950 lanceerde de toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman een plan om de kolen- en staalindustrie van Frankrijk en Duitsland (en van eventuele andere partijen) onder het gezag te stellen van een onafhankelijke supranationale Hoge Autoriteit. Het plan Schuman vond de nodige weerklank en dit leidde in april 1951 tot het ‘Verdrag tot Oprichting
183
Later werd de OEES omgevormd tot de ‘Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling’ (OESO) en ging zich voornamelijk bezighouden met de economische samenwerking met ontwikkelingslanden.
59
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ (EGKS). Naast Duitsland en Frankrijk werden ook Nederland, België, Luxemburg en Italië lid. De gekozen formule leek voor herhaling vatbaar voor een nieuwe Europese militaire constructie. Door ook op defensiegebied een eenheid te vormen, hoopten de landen te voorkomen dat ze ooit nog tegen elkaar op zouden trekken. Tevens kon door een gezamenlijk militair bondgenootschap de Duitse herbewapening aan controle onderworpen worden. Aan de ene kant wilden de Europese landen de militaire capaciteit van de Bondsrepubliek gezien de recente geschiedenis beperkt houden, aan de andere kant stond West-Europa er in vergelijking met het communistische Oost-Europa militair gezien zwak voor. De meeste landen waren in 1949 lid geworden van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), maar in de praktijk bestond deze alliantie alleen nog maar op papier. Bovendien hadden de Amerikanen de handen vol aan hun militaire activiteiten in Korea. De Franse premier René Pleven bedacht een plan voor de vorming van een Europees leger, wat in 1952 uitmondde in het Verdrag tot Oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap (EDG). Ondertussen was bij een aantal deelnemers de overtuiging gegroeid dat een geïntegreerd initiatief op defensiegebied eigenlijk overkoepeld zou moeten worden door een supranationale politieke autoriteit. Door een speciale commissie werd een ontwerpverdrag voor een Europese Politieke Gemeenschap uitgewerkt. De onderhandelingen raakten door de te grote tegenstellingen tussen de landen echter in het slop. De Europese Defensie Gemeenschap was geen beter lot beschoren. De Franse Nationale Vergadering weigerde het verdrag te ratificeren. Uiteindelijk woog het verlies van nationale soevereiniteit over de eigen defensie toch zwaarder. Het EDG-verdrag is dus nooit in werking getreden. Het probleem van de herbewapening van Duitsland werd toen opgelost via de in 1954 opgerichte West-Europese Unie (WEU), een poging om de kern van een WestEuropees defensiebeleid te redden in een intergouvernementeel kader. In de praktijk was deze organisatie door het lage budget en het minimale secretariaat gedoemd tot een kwijnend bestaan. Bovendien gaven de meeste Europese landen bij nader inzien toch de voorkeur aan de NAVO voor de verzekering van de Europese defensie: de Amerikaanse hegemonie schiep niet alleen duidelijkheid in de Europese machtsverhoudingen, maar bood ook een geloofwaardige bescherming tegen dreigingen in Oost-Europa, zonder dat er supranationaliteit voor prijsgegeven behoefde te worden. Doordat de opzet van een Europese militaire en politieke gemeenschap mislukt was, had het integratiestreven een gevoelige klap gekregen. Toch betekende het échec niet het einde van de Europese integratie. Tijdens de onderhandelingen hadden meerdere landen kenbaar gemaakt wel geïnteresseerd te zijn in nauwere economische integratie. De sterk expanderende economieën, vooral de Duitse, vereisten een verdere liberalisering van de markten om de export te bevorderen. Er was dus een sterk gemeenschappelijk belang bij de economische integratie. Bovendien lag de economische integratie ook minder gevoelig bij de Europese landen dan militaire en politieke, die traditioneel altijd sterk verbonden waren geweest met de exclusieve soevereiniteit van de staat. In 1955 kwamen de Belgische en Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Paul Henri Spaak en Jan Willem Beyen, met een initiatief tot economische integratie. De plannen van beide ministers vormde de basis voor het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in maart 1957 in Rome. De economieën zouden nu samen een douane-unie gaan vormen. Dit hield de afschaffing van onderlinge tarieven en quota in en de instelling van een gemeenschappelijk buitentarief. De douane-unie ging vergezeld met de invoering van een gemeenschappelijk landbouwbeleid en liberalisering van kapitaal en arbeidsbewegingen binnen de Gemeenschap. Het was de bedoeling dat het Verdrag in fasen in werking zou treden. Grote afwezige bij het Verdrag van Rome was Groot-Brittannië, dat zich
60
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
principieel verzette tegen de overdracht van soevereiniteit. De Britten wezen bovendien op de nauwe betrekkingen die zij onderhielden met hun Gemenebest en de Verenigde Staten. De institutionele opzet van de EEG was een mengeling van supranationale en intergouvernementele elementen. Het beleid van de EEG zou bepaald worden door de tandem Commissie-Ministerraad. Beslissingen van de ministerraad waren in principe bindend, zij het dat unanimiteit in ministerraad vereist was. De commissie kreeg het recht om voorstellen te formuleren en het uitvoerend beleid te controleren. Het Europees Parlement vormde duidelijk een intergouvernementeel element in de organisatiestructuur: het kreeg slechts een zeer beperkte rol toebedeeld. In plaats van directe verkiezingen zouden de nationale parlementen de leden afvaardigen. Tot slot konden de lidstaten zich bij eventuele geschillen wenden tot het Europees Hof van Justitie, waarvan de uitspraken bindend waren. Een ander product van het Verdrag van Rome was de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom). De vraag naar energie was door de economische groei enorm gestegen. Omdat de traditionele energiebronnen op den duur niet konden voorzien in de Europese behoeften, leek kernenergie noodzakelijk voor industriële doeleinden. Om de hoge kosten van het ontwikkelen van kernenergie aan te kunnen, leek een Europese pool voor kernenergie de aangewezen weg. Jaren zestig: succes en tegenwerking De Europese Economische Gemeenschap en Euratom zorgden na de mislukking van de EDG voor een opleving, of zoals men in Europees verband vaak placht te zeggen ‘relance’, in het integratieproces. De EEG bleek meteen een enorm succes. De intracommunautaire handel tussen de ‘Zes’ nam spectaculair toe. Tussen 1958 en 1979 steeg het bruto nationaal product van de Gemeenschap met zeventig procent. Door de gemeenschappelijke landbouwpolitiek, die in 1967 van start ging, steeg de technische productiviteit in een ongekend tempo. Kern van dat geïntegreerde landbouwbeleid was de vaststelling van uniforme Europese prijzen in alle lidstaten. De Gemeenschap stelde de prijzen op een hoog niveau vast, ver boven de wereldmarktprijzen, om zodoende voor de Europese boerenbevolking een voldoende inkomen garanderen. De EEG-Commissie controleerde de invoer van landbouwproducten van buiten de Gemeenschap en nam marktoverschotten over tegen gegarandeerde minimumprijzen. Ondanks deze tastbare successen was het niet alleen maar rozengeur en maneschijn in de jaren zestig. Het optreden van generaal De Gaulle, die in Frankrijk in 1958 aan de macht kwam, zorgde voor veel strubbelingen. In het kader van zijn anti-Amerikaanse strategie wilde De Gaulle de zelfstandige rol van Europa versterken. Hij liet hiertoe één van zijn diplomaten, Christian Fouchet een statuut opstellen voor een politieke unie van de Zes. Volgens het eerste Fouchetplan zou de Unie zich bezig houden met het ontwerpen van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Overigens zou hierbij de soevereiniteit van de naties niet aangetast worden. Doordat er van een aantal landen verzet kwam tegen het plan – onder meer van Nederland, dat deelname van Engeland voorop stelde en zich tegen de impliciete leidersrol van Frankrijk verzette - ontwierp Frankrijk een tweede Fouchetplan. Aangezien deze tweede versie totaal niet tegemoetkwam aan de bezwaren, liep het overleg over een politieke unie volledig vast. Een andere crisis werd veroorzaakt door de toetredingspogingen van Groot-Brittannië tot de Europese Economische Gemeenschap en de reactie van Frankrijk hierop. Het succes van de EEG had Engeland, samen met zes andere landen die geen lid waren van de EEG, aangezet tot de vorming van een eigen vrijhandelszone. De economische dynamiek van de European Free Trade Association (EFTA) bleek echter niet vergelijkbaar met die van de EEG. In 1961 besloot de Britse regering alsnog een toetredingsverzoek in te dienen bij de EEG. De Ieren volgden hun buren evenals enkele andere EFTA-leden. De onderhandelingen voor de toetreding verliepen moeizaam. De voornaamste struikelblokken waren de landbouwpolitiek 61
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
(Engeland eiste preferentiële voorwaarden voor de overige landen van het Engelse Gemenebest) en de traditionele afkeurende houding van de Engelsen over een politieke vereniging. In 1963 sprak De Gaulle zijn veto uit over een Brits lidmaatschap. Hij deed dit omdat hij vreesde met Groot-Brittannië een Amerikaans paard van Troje binnen te halen, dat het Atlantische element binnen de Europese Gemeenschap al te zeer zou versterken. In 1967 deed Engeland, gedwongen door de slechte economische situatie, een tweede toetredingsverzoek. De negatieve reacties van de Gaulle zorgden ervoor dat de onderhandelingen niet eens startten. Tot slot blokkeerde het Frankrijk van De Gaulle de institutionele ontwikkeling van de EEG. Op basis van het succes van de Gemeenschap op het gebied van economie en landbouw deed de Europese Commissie in 1965 voorstellen om de institutionele aspecten aan te passen. De supranationaliteit zou verhoogd moeten worden door de Commissie over eigen financiële middelen te laten beschikken, het parlement de controlebevoegdheid te geven over de financiering van het landbouwbeleid en de in de Europese Ministerraad over te gaan op meerderheidsbesluiten. Deze ideeën stuitten echter op groot verzet van de Franse regering, die de natie als hoogste vorm van soevereiniteit zag. Frankrijk verliet als protest de Ministerraad en verlamde door deze lege stoel-politiek maandenlang de gemeenschapspolitiek. In de jaren zestig vond er wel een andere belangrijke verandering plaats: namelijk de fusie van de EEG, Euratom en de EGKS. Deze organisatie, die de Europese Gemeenschap (EG) ging heten, kreeg de beschikking over een gezamenlijk Raad van Ministers en Commissie. 1970-1985: ‘eurosclerose’ Tegen het begin van de jaren zeventig leken de ontwikkelingen hoopvol. In december 1969 vond in Den Haag een Top tussen de regeringsleiders van de lidstaten plaats. Zij probeerden nieuw leven in de Gemeenschap te blazen op het gebied van voltooiing, uitbreiding en verdieping (de zogenaamde triptiek). Met voltooiing werd de verdere uitbouw van de Europese Gemeenschap bedoeld. In dit kader voorzag de Haagse Top in een definitieve financiële regeling voor de Gemeenschap, waardoor er geleidelijk aan een communautair budget tot stand zou komen. Bovendien zouden de landen rechtstreekse verkiezingen gaan organiseren voor het Europees Parlement. De directe verkiezing ging echter niet gepaard met enige uitbreiding van bevoegdheden. Toen in 1979 de eerste verkiezingen plaatsvonden, bleek de opkomst bedroevend laag. Dit veranderde in de loop der jaren nauwelijks. De Europese integratie bleek meer een zaak van de regeringsleiders, dan van de gewone burger. Op het gebied van de uitbreiding van de Europese Gemeenschap kwamen de Europese leiders op de Haagse Top overeen binnen een redelijke termijn onderhandelingen te openen met het Verenigd Koninkrijk en andere landen. Na het aftreden van de Gaulle in 1969 had Frankrijk geen fundamentele bezwaren meer tegen de toetreding tot het Verenigd Koninkrijk. In 1970 werden de onderhandelingen gestart met Engeland, Ierland, Denemarken en Noorwegen. Dit maal lukte het de EG en de toetredende landen wel tot overeenstemming te komen en in 1972 konden de verdragsteksten worden getekend. De overeenkomsten voorzagen in een overgangsperiode van vijf jaar om alle verschillen tussen de oude en nieuwe leden van de Gemeenschap weg te werken. Noorwegen trad uiteindelijk niet toe; in een referendum stemde de Noorse bevolking tegen het EG-lidmaatschap. Voor de voormalige Britse koloniën werd een oplossing gevonden door deze landen, indien ze dit wensten, als geassocieerd lid toe te laten treden. De details werden uitgewerkt in het Verdrag van Lomé. In de jaren tachtig groeide het aantal lidstaten met de toetreding van Griekenland (1981), Spanje en Portugal (1986) uit tot twaalf. Het lidmaatschap van de Zuid-Europese landen was meer een politieke dan een economische beslissing. Alle drie hadden ze een langdurige periode van dictatuur achter de rug en de EG wilde ze stevig verankeren in het 62
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
democratische West-Europa. De toetreding werd mogelijk gemaakt door een lange overgangsperiode. Op het derde onderdeel van de triptiek, de verdieping, nam de Haagse Top een voorzichtig initiatief tot hernieuwde politieke samenwerking. De Top stelde een Davignoncomité in, dat tot taak kreeg een voorstel te ontwikkelen voor een betere coördinatie van het buitenlands beleid van de lidstaten. Dit achtten de West-Europese regeringsleiders noodzakelijk omdat ze constateerden dat de Amerikaanse hegemonie over het internationale politieke en economisch-monetaire systeem verzwakte. Daarnaast werd steeds duidelijker dat voor een goed functioneren van het handelsblok een politieke samenwerking onontbeerlijk was. Naar aanleiding van het Davignon-rapport werd in 1970 besloten tot de oprichting van een forum voor Europese Politieke Samenwerking. Deze ad hoc-bijeenkomsten van de Europese leiders bleven echter een zuiver intergouvernementele aangelegenheid en functioneerde naast de bestaande instellingen. Behalve de politieke samenwerking zette de Haagse Conferentie de eerste stappen voor de creatie van een Economische en Monetaire Unie (EMU). In het begin van de jaren zeventig was dit plan echter niet onomstreden. Veel landen hechtten belang aan de eigen munt als nationaal statussymbool. Bovendien bestond onder de verantwoordelijke politici een fundamentele tegenstelling tussen monetaristen en voorstanders van economische integratie. De eerste groep wenste het proces van integratie primair te bevorderen met maatregelen in de monetaire sector. De voorstanders van economische integratie zagen meer heil in het op elkaar afstemmen van het nationaal economisch beleid. De discussie liep vrij snel uit op een impasse. Bovendien ontstond in 1971 in Amerika een monetaire wereldcrisis door het loslaten van de goud dollarstandaard. Uiteindelijk bleef er niets anders over dan een afgezwakte vorm van samenwerking op monetair terrein in de zogenaamde ‘Slang’. Dit was een stelsel van bilaterale spilkoersen, waarmee men in Europees verband trachtte om de intra-Europese wisselkoersen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. De crisis die in 1973 uitbrak tussen de Westerse landen en Arabische olieleveranciers had grote gevolgen voor het West-Europese integratieproces. De oliecrisis had een wereldwijde recessie tot gevolg en de EG-lidstaten prefereerden een nationale aanpak van de problemen boven een communautaire oplossing. Vanzelfsprekend verlamde dit het functioneren van de Europese instellingen. De Gemeenschapsregels werden alleen dan nageleefd, als dit goed uitkwam in nationaal verband. De Ministerraad verwerd tot een permanente diplomatieke conferentie en de Commissie degradeerde vrijwel tot een secretariaat. Om weer beweging te brengen in het vastgelopen mechanisme nam Frankrijk het initiatief tot het oprichten van de Europese Raad. De Raad ging als het ware boven de Gemeenschap functioneren en gaf de grote lijnen van de ontwikkeling aan. Na de mislukking van de ‘Slang’ besloten de West-Europese leiders een Europees Monetair Stelsel (EMS) in te stellen. Dit systeem van vaste, maar beweegbare wisselkoersen werd dit maal ondersteund door een gemeenschappelijke munt als rekeneenheid, de European currency unit (Ecu). Het Europees Monetair Stelsel was succesvol als stabilisator van de wisselkoersen in de Gemeenschap. Gedurende het begin van de jaren tachtig kwamen voorzichtig weer symptomen van een vernieuwd Europees élan aan de oppervlakte. Het bedrijfsleven drong sterk aan op verdere integratie. De traditionele methodes in nationaal verband bleken niet langer toereikend om de enorme werkloosheid een halt toe te roepen en nieuwe economische groei te stimuleren. De Commissie werkte onder de sterke leiding van Jacques Delors een ‘Witboek’ uit met zo’n 300 richtlijnen om tot een interne markt te komen. Parallel met dit initiatief organiseerde de Europese Raad een intergouvernementele conferentie waarop de ‘Europese Acte’ werd aangenomen. Deze nieuwe grondwet voorzag in de geleidelijke overgang naar een gemeenschappelijke Europese markt. De gemeenschappelijke markt was gebaseerd op vier
63
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
vrijheden: beweging van kapitaal, goederen, diensten en personen. Het werkterrein van de Gemeenschap werd tevens uitgebreid tot nieuwe gebieden. Milieu, sociaal beleid en buitenlandse politiek vielen voortaan onder de regulerende werking van Brussel. De Europese Politieke Samenwerking kreeg met de Europese Acte een verdragsrechtelijke basis en had nu ook veiligheidsvraagstukken in de portefeuille. Jaren negentig De Europese Raad gaf Delors vervolgens de opdracht om de interne markt uit te bouwen tot een Economische en Monetaire Unie in combinatie met een Politieke Unie. In 1992 sloten de lidstaten het Verdrag van Maastricht, waarmee de EG niet alleen een nieuwe naam (Europese Unie) verkreeg, maar ook een compleet nieuwe organisatie, de zogenaamde tempelstructuur. De eerste zogenoemde ‘pijler’ van de tempel was economisch van aard en bestond uit de bestaande EG-verdragen, aangevuld met bepalingen over de Economische en Monetaire Unie (EMU). De EMU moest in fasen bereikt worden. Op 1 januari 1997 ging de Europese Centrale Bank van start en twee jaar later werd de gemeenschappelijke Europese munt, de euro, ingevoerd. Om toe te treden tot de EMU moesten de landen voldoen aan strenge convergentiecriteria op het gebied van het begrotingstekort, staatsschuld, inflatie en kapitaalrente. De tweede pijler omvatte het nieuw op te zetten Europees Buitenlands- en Veiligheidsbeleid. De behoefte aan een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) werd door de ineenstorting van het communisme acuut. De politieke en economische instabiliteit in Midden- en Oost-Europa wees de Europese leiders op het belang van een homogene stellingname in hun beleid. De afnemende militaire aanwezigheid van de Verenigde Staten in West-Europa stimuleerde het debat over een eigen Europese veiligheidsstructuur. Bovendien ontstond in Frankrijk de behoefte om het herenigde Duitsland sterker te verankeren in de West-Europese familie van staten. Het aantal inwoners van Duitsland was toegenomen tot 80 miljoen en de D-mark zou een nog grotere rol gaan spelen. Het GBVB droeg een overwegend intergouvernementeel karakter. Het beleid zou in grote lijnen bepaald worden door de Europese Raad. Op basis van deze richtlijnen konden de ministers van Buitenlandse Zaken van de afzonderlijke lidstaten beslissen of ze in actie zouden komen. Wat betreft het veiligheidsbeleid beoogde het Unieverdrag op de lange termijn een gemeenschappelijk defensie. De slapende Europese defensieorganisatie, de WEU, werd opgenomen als integrerend bestanddeel van de Europese Unie. De WEU-ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie haastten zich in de Verklaring van Petersberg (juni 1992) de precieze taken voor de EU vast te leggen en de operationele rol van de defensieorganisatie te versterken. Tevens werd een Europees leger, het Europcorps, in het leven geroepen. De derde pijler van de Uniestructuur omvatte afspraken op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. Deze intergouvernementele pilaar zou zich bezig gaan houden met zaken zoals visumbeleid, asielrecht en immigratie en de strijd tegen de internationale misdaad. In Nederland ging hiertoe de gezamenlijke justitiële organisatie, Europol, functioneren. In de jaren negentig traden drie nieuwe landen toe tot de Europese Unie, namelijk Oostenrijk, Finland en Zweden. Het lidmaatschap van deze landen was een direct gevolg van het einde van de Koude Oorlog, waardoor de geostrategische positie van deze landen minder delicaat werd. De Midden- en Oost-Europese landen die zich bevrijd hadden van het communistische juk stonden eveneens te trappelen om binnengelaten te worden. Deze landen kwamen echter wegens de deplorabele staat van hun economieën vooralsnog niet in aanmerking voor lidmaatschap. Als tijdelijke oplossing werd gekozen voor het sluiten van Europa-akkoorden. Ook werden er door de Europese Unie omvangrijke hulpprogramma’s opgezet om de transitie naar een markteconomie te begeleiden. 64
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Ondertussen praatten de leiders van Europa door over de verbetering van de Unie. Het in oktober 1997 ondertekende Verdrag van Amsterdam moest zijn voorganger, het Verdrag van Maastricht, in twee opzichten vervolmaken. Brussel kreeg op de gebieden asiel en migratie, werkgelegenheid en milieu meer zeggenschap. Het Schengenprotocol schafte de interne grenscontroles tussen de deelnemende landen af. De belangrijkste opgave van de Top van Amsterdam was echter de Unie te hervormen met het oog op de komende uitbreiding met Midden- en Oost-Europese landen. Dit lukte slechts gedeeltelijk. Het was de bedoeling dat het aantal gebieden waar met gekwalificeerde meerderheid over kon worden beslist, fors zou worden uitgebreid. Hierdoor zou de besluitvorming, ook na de uitbreiding, een stuk efficiënter worden. Maar na de onderhandelingen bleef alleen wetenschappelijk onderzoek van de onderwerpenlijst over. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid moest tevens een duidelijker gezicht krijgen. Er kwam een Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid en de buitenlandspolitieke pijler kreeg een nieuw instrument: de gemeenschappelijke strategieën. Hierbij is nog steeds unanimiteit van de regeringsleiders vereist. Voor een gemeenschappelijke defensie bleek het nog te vroeg. Er is de mogelijkheid geopperd van een volledige opname van de West-Europese Unie in de EU. De Europese Raad moet hierover nog een besluit nemen. In het begin van het derde millennium is de Europese Unie uitgegroeid tot een unieke internationale organisatie die samenwerking op vele gebieden in Europa probeert te bevorderen. De economische pijler vormt op dit moment nog steeds de kern van de Europese Unie. De samenwerking op het gebied van binnenlandse aangelegenheden zien veel commentatoren als perspectiefvol vanwege het gemeenschappelijke belang van een uniform grensbeleid en de bestrijding van georganiseerde misdaad. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid is de meest onzekere factor van het geheel. Niet voor niets zijn in de geschiedenis van de EU pogingen in deze richting al diverse malen op een mislukking uitgelopen. Vanwege de verschillende geopolitieke belangen van de lidstaten en de onwil om een onderwerp dat zo nauw met het bestaansrecht van een natie verbonden is uit handen te geven, zal het GBVB waarschijnlijk intergouvernementeel van karakter blijven. Bronnen: P.H. Kooijmans, Internationaal publiekrecht in vogelvlucht (Deventer 2000). Jules Hermans, Uitgerekend Europa. Geschiedenis van de Europese integratie (Amsterdam 1996). J. van der Harst, ‘Regionale politieke integratie: de Europese Unie’, in: Harryvan, A.G., Harst van der, J., Volten, P.M.E. Internationale organisaties: samenwerking en regimevorming in de internationale betrekkingen (Assen 1999), p. 235-252. Jos Klaassen, ‘Hoofdpunten uit het Verdrag van Amsterdam’, De Volkskrant , 19 juni 1997 p. 4.
65
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlage 2: Lijst van acroniemen en afkortingen ABM BIOSt BNP CVSE EDG EEG EFTA EG EGKS EMS EMU EP EU Euratom GATT GBVB GOS GOSPLAN IMEMO IMF KGB LDP NAFTA NAVO OEES OESO OVSE PfP PHARE PSO RFE/RL RWEH SALT START TACIS USSR VN VS WEU WTO
Anti Ballistic Missile Bundesinstitut für Ostwissenschaftliche Studien (in 2000 opgegaan in ‘the Federal Institute for Russian, East-European and International Studies) Bruto Nationaal Product Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa Europese Defensie Gemeenschap Europese Economische Gemeenschap European Free Trade Association Europese Gemeenschap Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal Europees Monetair Stelsel Economische Monetaire Unie (van de EU) Europees Parlement Europese Unie Europese Gemeenschap voor Atoomenergie General Agreement on Tariffs and Trade Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (van de EU) Gemenebest van Onafhankelijke Staten Russisch Staatsplanbureau Instituut voor Wereldeconomie en Internationale betrekkingen Internationaal Monetair Fonds Staatsveiligheidsdienst van de Sovjetunie
Noord-Amerikaanse Vrijhandelsassociatie Noord-Atlantische Verdragsorganisatie Organisatie voor Europese Economische Samenwerking Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa Partnership for Peace Pologne et Hongrie Assistance à la Reconstruction Économique Partnerschap- en Samenwerkingovereenkomst Radio Free Europe/Radio Liberty Raad voor Wederzijdse Economische Hulp (officieus COMECON) Strategic Arms Limitation Talks Strategic Arms Reduction Talks Technical Assistance to the Commonwealth of Independent States Unie van Socialistische Sovjetrepublieken Verenigde Naties Verenigde Staten West-Europese Unie World Trade Organization
66
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlage 3: Transcriptietabel
Bijlage 4: Groei van het BBP (in procenten) in Rusland volgens de officiële cijfers. Jaar Groei BBP
1992 -14,2
1993 -8,7
1994 -12,7
1995 -4,1
1996 -3,5
1997 0,8
1998 -4,6
1999 3,5
2000 7,7
Bron: EBRD (Oost-Europa Bank) Annual Report, 1999 en 2000.
67
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlage 5: De hiërarchie van de macht in de wereld
Bron: Charles W.Kegley, Gregory Raymond, A multipolar peace ? Great-power politics in the twenty-first century (New York 1994), p. 14.
68
De Russische strategie ten aanzien van de Europese Unie __________________________________________________________________________________
Bijlage 6: Evolutie van de Russische buitenlandse politiek 1991-2000
Bron: Sergej Medvedev, ‘Russia´s future: implications for the EU, the North and the Baltic Region’, Programme on the Northern Dimension of the CFSP, 8 (2000).
69