Daniël 6, 11 en 22-23, Assen-Zd, 8 november 2015 God is de lévende God! Dia 1 Zo noemt die heidense koning Darius onze God: de lévende God (21 en 27). Dat betekent: onze God bestáát. En Hij staat niet alleen aan het begin van hemel en aarde. Maar Hij kan ook ingrijpen op de loop van het gebeuren. Hij is niet slechts een kracht, een dommekracht waardoor alles gaat zoals het gaat. Nee: Hij leeft, en Hij kan wonderen doen. Dia 1a Maar, en daar hebben wij een probleem: Hij doet ook zo vaak geen wonderen… Waarom niet? dia 1b Waarom redt Hij de gevangenen van IS niet uit die moordenaarshanden? Waarom beëindigt Hij die vuile oorlog in Syrië niet? Iemand van wie je heel veel houdt wordt ziek. Je smeekt om genezing. Om een wonder. Maar er gebeurt geen wonder. De ziekte woekert door. Kun je je wel toevertrouwen aan een God die zulke erge dingen laat gebeuren? Of, zeg je: ik kan het gewoon niet meer opbrengen, dat bidden… Ik durf mij niet aan Hem toe te vertrouwen… En dan nog een andere vraag: dia 1c als jij Daniël was, wat had jij gedaan? De koning had een wet uitgevaardigd dat je 30 dagen niet mocht bidden. 30 dagen niet bidden: had jij daar een probleem van gemaakt? Misschien zeg je: ik zou het stiekem in bed doen. Dan had niemand er wat van gemerkt. Of: een poosje niet bidden, dat is niet zo’n probleem… Weet je wie dat ook dacht? Petrus! De Heer vroeg zijn discipelen toen Hij met hen in Getsemane was: blijf wakker, bid dat je niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak (Mt 26:41). Ondanks je goede bedoelingen ga je zomaar onderuit in je geloof. Petrus heeft het geweten: binnen de kortste keren verloochende hij zijn Heer tot drie keer toe. Hij stond er zelfs bij te vloeken… Dia 1d Als je niet bidt gaat het contact met je Heer zomaar stuk. Petrus heeft er van geleerd. Later schrijft hij in zijn eerste brief (1 Pt 5:8): wees waakzaam, want de duivel zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar prooi… Er loopt in jouw, in mijn leven een leeuw los rond. Satan. Op zoek naar prooi. Denk niet dat je er zonder bidden wel komt. Petrus heeft zelf ervaren hoe diep je dan kunt vallen. Dia 2 Daniël, eerlijk en integer. We kijken nu eerst even wat beter naar Daniël. Daniël is al een dagje ouder. Vast wel 80. Dia 2a Maar hij doet nog wel mee. De vorige koning (Belsassar) is gedood. De legers van de Meden en de Perzen hebben de macht in Babel overgenomen. Maar Daniël mag blijven. En hij wordt zo’n beetje minister-president. De koning vertrouwt hem helemaal.
1
Maar allerlei andere ministers en commissarissen en burgemeesters, die houden niet zo van Daniël. Dia 2b Ze vinden hem te eerlijk, te integer. Je krijgt bij Daniël de kans niet om de kantjes ervan af te lopen in je werk. De kans niet om jezelf te verrijken. En daarom worden ze jaloers op Daniël. Ze beginnen aan de poten van zijn stoel te zagen. Ze willen hem weg. Maar omdat ze hem nooit op een fout kunnen betrappen, lukt dat niet. Uiteindelijk bedenken ze: je moet hem proberen te raken in zijn geloof. Je moet hem het bidden onmogelijk maken. En dat gaan ze doen. Daarvoor bedenken ze een list. Dertig dagen mag niemand bidden. Je mag alleen aan de koning iets vragen. Alsof de koning God is. Bij God leer je eerlijk zijn. Dia 2c Maar als je niet bidt en de Heer uit het oog verliest, dan kun je gaan aanrommelen. Je gaat tijd nemen voor dingen die niet kloppen. Alsof de Heer het niet ziet. Daarom is bidden zo belangrijk. Als je in je leven steeds in gesprek bent met de Heer, dan krijg je er steeds meer gevoel voor hoe het werkt in de praktijk: God liefhebben en je naaste als jezelf. Dia 3 Blijven bidden, ook al is het tegen de klippen op! Het wordt Daniël lastig gemaakt om te bidden. Wat zou jij doen? Je leeft in een omgeving die zich vastbijt in het kwaad. In ongeloof. In oneerlijke praktijken. Er wordt om je heen gesjoemeld. Je werkt op de afdeling software van VW en je moet meewerken aan sjoemelsoftware. Het zal vast en zeker heel subtiel gaan. Of er wordt onder je collega’s geroddeld. Of lelijk gepraat over God en geloof… Waar sta jij? Kijk dan nog eens naar Daniël. Die man had al zo lang gebeden. Als jonge knul uit Jeruzalem weggevoerd. Al meer dan 50 jaar in dat heidense Babel. Maar Daniël blijft bidden. In een kamer op de bovenverdieping van zijn huis. Zijn slaapkamer misschien wel. Ligt hij daar, geknield voor zijn bed. En dan staat er iets opvallends (11): dia 3a hij had daar open vensters in de richting van Jeruzalem. Jeruzalem. De stad van de tempel. Nee: die tempel is niet veel soeps. Het was misschien niet meer dan een bouwval. En toch concentreert Daniël zich op die tempel. Hij weet: dia 3b God heeft beloofd dat het weer goed komt. Zijn koninkrijk lijkt een afbraak. Maar Gods rijk heeft wel de toekomst. Er komt vrede op aarde. Vrede tussen God en mensen. Vrede tussen mensen. Vrede in heel de schepping. Als je in deze wereld leeft, dan raak je het zicht op dat koninkrijk zomaar kwijt. Je staart je blind op allerlei andere koninkrijken. Dia 3c Dat kon Daniël ook. Zich blind
2
staren op dat regeringscentrum in Babel. Op alle politiek gekonkel. Maar Daniël blijft zijn blik gericht houden op wat God belooft. Op de tempel. Al ligt er op dit moment heel veel in puin. Geloof en kerk lijken weinig houvast te bieden. Gods zaak lijkt er niet erg florissant voor te staan. Je kan gaan twijfelen: heeft geloof wel toekomst? Kom je er verder mee? Maar Daniël blijft bidden. Hij weet: ik kan er voor in de leeuwenkuil terecht komen. Maar hij blijft bidden. Hij knielt: dia 3d maakte zich klein voor God. Hij zet geen grote mond op. Overlaadt de HEER niet met bakken kritiek. Dat had natuurlijk ook gekund. Wij kunnen daar ook goed in zijn: allerlei kritische vragen aan God. En je mág je moeiten aan Hem voorleggen. Maar vergeet niet waar Daniël mee begint: geen kritiek op God, maar je klein maken voor de HEER. En dan bidt Daniël, en hij prijst de HEER (11). Hij bidt. Ja, kun je zeggen: om de gewone dingen. Om gezondheid en kracht voor zijn werk. Maar ook: om een eerlijk mens te blijven. Om een zuiver geweten. Om goede keuzen te maken. Om weerstand te bieden aan allerlei oneerlijke praktijken. Hij zal gebeden hebben om de komst van Gods koninkrijk. En (dat staat er ook bij): hij prijst zijn God. Dia 3e Hij bidt niet alleen: o God, los mijn problemen toch op… Nee: God prijzen, dat is ook dat je Gods grootheid benoemt. Dat je bedenkt: God is de Schepper van hemel en aarde. Mijn God is de levende God. Hij staat boven de dood. Boven alle onrecht. Ik kan Hem niet altijd volgen. Hij gaat mijn begrip te boven. Maar ik mag alle vertrouwen in Hem hebben. Hij heeft mogelijkheden waar ik alleen onmogelijkheden zie. Zo blijft Daniël bidden, ook tegen de klippen op. Dia 4 En dan toch die leeuwenkuil! Collega’s overvallen Daniël in zijn eigen huis. Dia 4a Van je collega’s moet je het maar hebben. En de koning kan niet anders dan meewerken aan de veroordeling van Daniël. Daniël is onschuldig, maar moet wel die leeuwenkuil in. Er wordt een zware steen bovenop gelegd. Het zegel van de koning komt er op. Niemand kan Daniël nog bevrijden. Dia 4b De koning heeft een slechte nacht. En de volgende morgen gaat hij al vroeg naar de leeuwenkuil. Hij heeft een sprankje hoop: zou Daniëls God hem kunnen redden? Zou er iemand sterker zijn dan die corrupte kliek in Babel? Koning Darius heeft de hele nacht liggen woelen. Hij voelt zich machteloos. Machteloos tegenover dat onrecht van zijn eigen ambtenaren. Machteloos tegenover die leeuwen. Terwijl de koning altijd zo stoer kan doen. Dia 4c Geregeld gaat hij op jacht. Dan nemen zijn vrienden een leeuw uit de leeuwenkuil mee. Tijdens de jacht laten ze die leeuw los en kan de koning zo’n leeuw schieten. De koning kan laten zien: ik kan jullie
3
redden van allerlei duivelse krachten. Zelfs leeuwen moeten in mij hun meerdere erkennen. Maar hoe sinister: nu het er op aan komt kan Darius niets doen voor zijn beste minister. Dia 5 De Heer doet een veelbetekenend wonder. De koning staat machteloos. Maar de HEER laat een wonder zien. Hij stuurt een engel. En die engel kan tegen de leeuwen zeggen: koppen dicht! Je blijft van Daniël af. Dia 5a Leeuwen die met al hun kracht staan voor demonische machten, moeten Daniël heel laten. Ze kunnen niets tegen hem beginnen. De levende God toont zijn macht. Een wonder. De levende God kan het. Maar, vraag je: dia 5b waarom doet Hij zoiets niet vaker? Waarom zorgde Hij niet voor een wonder toen je moeder ziek werd? Waarom grijpt Hij niet in op zoveel plaatsen in deze wereld? Waarom…? Kijk: een wonder blijft iets bijzonders. God lost hier en nu niet alles op. Dat heeft Hij ook nergens beloofd. Hij heeft wel een nieuwe hemel en een nieuwe aarde beloofd. Dia 5c Dat komt zeker. Maar dat betekent niet dat Hij hier en nu al onze problemen al oplost. Hij heeft nergens beloofd dat Hij je voor alle ziekte bewaart. Het staat al in het begin van de Bijbel, als mensen er voor kiezen hun eigen gang te gaan: dat er heel veel moeite los komt. Pijn, leed, dood. En het raakt ook Gods eigen kinderen. Dat zie je heel de geschiedenis door. Overal om je heen. Bij je zelf. Niet alles wordt door een wonder opgelost. Ja, er gebeuren wel wonderen. Daniël had er vast niet op gerekend. Maar het overkwam hem wel. God vond het toen en daar op dat moment een goed moment. Een wonder, dat is een opmerkelijk iets. Iets van: let even op mensen! Ik wijs je met dit wonder de weg… dia 5d Ik wijs je naar mijn koninkrijk dat in aantocht is. Dat koninkrijk waar leeuwen nooit meer iemand dood maken. Maar waar de leeuw samen met een kalf gras eet, terwijl een kleine jongen ze hoedt (Jes 11). Een wonder is een voorproef van dat koninkrijk. Zoals elk wonder dat de Heer Jezus deed ook een voorproef was, en een verwijzing: denk erom, mijn koninkrijk komt. Ik kan het laten komen. Ik sta boven alle ziekte en dood… Dia 5e De Heer Jezus: Hij zet het grootste wonder in de geschiedenis neer. De opstanding uit de dood. Inderdaad: net als Daniël werd Hij onschuldig veroordeeld. Kerkleiders kunnen geen valse beschuldiging tegen Hem rond krijgen. En pinnen Hem dan vast op zijn relatie met God. In felle haat pinnen ze Hem vast op het kruis. Bij zijn begrafenis krijgt Hij een steen voor zijn graf met een zegel erop.
4
Bij Hem kwam geen koning aan het graf, maar kwamen wanhopige vrouwen naar het graf. Een graf dat leeg was: Hij overwon de dood. Het zegel werd verbroken. Het grootste wonder. Het meest veelzeggende teken: de dood heeft zijn tijd gehad. Er gaat een tijd aanbreken dat het wonder van de opstanding uit de dood de gewoonste zaak van de wereld wordt. Van Christus krijg je die opstanding. En eeuwig leven op een nieuwe aarde. Dia 6 Wat dit losmaakt in jouw leven… Ik begon met die vraag: kun je je toevertrouwen aan een God die zulke erge dingen laat gebeuren? De levende God, Hij is bij alle ellende die er door het kwaad, door zonde van mensen, van ons in de wereld kwam, niet op een afstand blijven staan. Hij kwam door de Heer Jezus heel dichtbij. Hij nam het op Zich, al onze moeiten. Niet alleen moeiten. Ook onze zonden. Die opstand tegen God waardoor deze wereld zo ontwricht is. Waardoor kwade machten hun kansen kregen. Maar Christus: Hij brak de macht van de dood. Hij maakte de dood tot een doorgang naar het eeuwige leven. Nee: dan weet je nog niet waarom Hij allerlei leed toelaat in je leven. Net in jouw leven misschien wel. Maar bij dat wonder van Christus leer je je zelf wel klein maken. Dia 6a Knielen, net als Daniël. En ga je jouw God prijzen om zijn liefde, zijn trouw, zijn grootheid. Om dat wonder dat de dood het einde niet is, maar een doorgang naar eeuwig leven. Dat is het eerste dat dit wonder losmaakt. En het tweede is: dia 6b je leert verlangen naar zijn koninkrijk. Als alle ellende, alle verdriet, alle pijn voorbij is. Als niemand meer om zijn geloof vervolgd wordt. Niemand om zijn seksuele geaardheid gediscrimineerd. Niemand vervolgd. Niemand meer hoeft te vluchten. Een koninkrijk waar iedereen de Heer kent. Je verlangt naar dat koninkrijk. En onderweg naar dat koninkrijk – dat is het derde – laat je je karakter, dia 6c je manier van leven ook vormen door deze Heer. Zoals Daniël bad om trouw, om in een wereld van jaloezie en roddels en vuile spelletjes overeind te blijven, zo bid jij: Heer, laat me steeds meer op U mogen lijken. Help me lief te hebben wie U op mijn weg zet. Leer me in de kerk trouw te zijn. Maak me fijngevoelig naar anderen. Maak me integer. Dat ik eerlijk ben en niet mee doe aan roddels. Laat uw wil gedaan worden, ook door mij op de plek die ik heb in mijn werk, in de buurt waar ik woon. Laten we daarom bidden met het lied dat we nu samen zingen: Lb 473. Amen.
5