Korte toespraak van onderwijswethouder Elly Pastoor ter gelegenheid van het in ontvangst nemen van de publicatie OZO! Vensterschool van de Toekomst op dinsdagmiddag 28 september 2010.
Dames en Heren, Of – als ik zo om me heen kijk – Vrienden van de Vensterschool,
Aan het slot van de eindconferentie van het project ‘Vensterschool van de Toekomst’ heb ik zojuist het eerste exemplaar van de publicatie ‘OZO! Vensterschool van de Toekomst’ in ontvangst genomen.
Ik dank alle enthousiaste en betrokken medewerkers die onder de bezielende leiding van Maria Jongsma de afgelopen anderhalf jaar zo ongelooflijk hard gewerkt hebben. Hartelijke dank. Wat is er ontzettend veel gebeurd in die korte tijd. Wat is er dankzij de inzet van velen veel bereikt. Mijn welgemeende complimenten aan alle betrokkenen.
De afgelopen maanden heb ik bij diverse gelegenheden ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van een drietal Vensterschoolgebouwen benadrukt dat ik een groot voorstander ben van samenwerking. Niet omwille van die samenwerking. Samenwerken is geen doel op zich maar een middel. Waar het mij vooral om gaat is dat leerlingen, ouders en verzorgers in staat worden gesteld het beste uit zichzelf te halen. Dit gaat mij als onderwijswethouder aan het hart: mogelijke achterstanden
1
wegwerken, zodat jonge mensen zo veel mogelijk gelijke kansen krijgen om het onderwijs te volgen dat recht doet aan hun capaciteiten. Afkomst, milieu, sociaal-economische positie zouden wat mij betreft geen enkele rol moeten spelen als het gaat om het ontwikkelen van talenten.
Het Vensterschoolconcept sluit perfect aan bij dat uitgangspunt. Een politiek uitgangspunt overigens, dat door opeenvolgende Groninger colleges van B&W onderschreven is. De ene periode wat nadrukkelijker dan de andere, haast ik mij daar aan toe te voegen. Ik kan mij voorstellen dat u als direct betrokken professionals de aandacht voor de Vensterscholen de afgelopen periode wat mager hebt gevonden.
Maar, gelukkig … Sinds het aantreden van het nieuwe college van B&W is die aandacht voor de Vensterschool weer nadrukkelijk aanwezig. Toevallig of niet valt die hernieuwde belangstelling samen met het tienjarige bestaan van het eerdergenoemde drietal Vensterschoolgebouwen dit jaar. En zo kan het gebeuren dat de Groninger Vensterscholen opnieuw op de kaart staan, dat er opnieuw politieke en bestuurlijke aandacht voor is.
In Groningen bestaat het Vensterschoolconcept al meer dan tien jaar. Nadat de gemeenteraad in 1995 akkoord was gegaan met een voorstel van de toenmalige onderwijswethouder Henk Pijlman, kreeg de
2
Oosterparkwijk een jaar later de eerste Groninger Vensterschool. Vervolgens is het aantal Vensterscholen gestaag gegroeid. Op dit moment telt Groningen tien Vensterscholen of Vensterwijken. Het Vensterschool-idee heeft de afgelopen jaren nationaal en ook internationaal veel aandacht getrokken. Zeker de eerste jaren werden de Groninger Vensterscholen massaal bezocht, werden er congressen aan gewijd en artikelen over geschreven. Het leek alsof in Groningen een revolutionair onderwijsidee geboren was. Terwijl het uitgangspunt eigenlijk zowel briljant als heel eenvoudig was: zorg dat er meer samenwerking komt tussen de verschillende organisaties in de wijk.
Dat lukte, wonderwel. Maar er gebeurde meer. Ik noem een aantal aandachttrekkende ontwikkelingen: de ontwikkeling van naschoolse activiteiten, de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn, het sluitende zorgsysteem met het CJG als resultaat, de ontwikkeling van de tussende-middag-opvang, de ontwikkeling van de brede scholen elders in Nederland en – tenslotte, ik houd nu echt op, maar er is zoveel tot stand gebracht - de aanwezigheid van het bewegingsprogramma Bslim in de wijken, gekoppeld aan de Vensterscholen.
Stuk voor stuk zijn dit prachtige resultaten. Maar … na ruim tien jaar samenwerken, na tien jaar voorbeeld te zijn geweest ook voor de rest van het land – en soms daarbuiten – komen de grenzen en de beperkingen in zicht. We hebben een tijdlang in de kopgroep van de Vensterschool/Brede School gezeten, we hebben zelfs een tijdlang
3
alleen op kop gereden, maar nu haalt het achtervolgende peloton ons in. De Wet van de Remmende Voorsprong geldt ook voor de dagelijkse praktijk van onze Groninger Vensterschool.
Laat me één ding heel duidelijk maken: het nieuwe college van B&W blijft enthousiast over de uitgangspunten van de Vensterschool. De samenwerking van onderwijs, binnen- en buitenschoolse activiteiten, ouderbetrokkenheid, zorg, sociale cohesie en wijkverbetering vind ik als onderwijswethouder van groot belang.
Eerder gaf ik al aan dat we de uitwerking in de praktijk evalueren en bekijken of er nieuwe impulsen nodig en mogelijk zijn. Daarbij gaf ik ook aan dat we dat in de goede traditie van de Groninger Vensterscholen met elkaar gaan doen. En juist daar ligt het grote belang van de twee proefprojecten die vanmiddag centraal staan. Eén project had de integrale organisatie als speerpunt. Bij het andere project draaide het om het integrale curriculum en het bioritme. Voor beide projecten gold dat lokaal maatwerk het uitgangspunt vormde. Geen school of wijk is immers hetzelfde.
Beide projecten leverden een schat aan aanbevelingen op. Die staan allemaal in de publicatie die ik zojuist in ontvangst nam. Voor u als betrokken professionals – maar zeker ook voor alle andere partners van de Groninger Vensterschool – is deze publicatie een onuitputtelijke bron van ervaringsfeiten, tips en aanbevelingen. Een
4
echte ‘Fundgrube’, zoals onze Duitse Vensterschool-vrienden in Berlijn ongetwijfeld zeggen.
Heel kort wil ik samen met u stil staan bij het laatste hoofdstuk. Daar gaat het – u zult het straks zelf kunnen nalezen – over hoe het verder moet met de Vensterschool. De naam van uw project verwijst daar ook naar: Vensterschool van de Toekomst. De schrijvers brengen terecht al een nuancering aan. Bij de beide proefprojecten is immers een deel van de partners van de Vensterschool betrokken geweest. Het ging om de buitenschoolse opvang, de naschoolse activiteiten en het onderwijsveld.
Toch ben ik heel blij met de belangrijkste conclusies van de projecten. Lestijden, curricula, inhoud en aansturing zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze vier vormen als het ware één systeem. Wijziging van één element, heeft gevolgen voor de andere drie. De tweede belangrijke algemene conclusie luidt dat we ons steeds moeten afvragen wat het kind ervan merkt, wat heeft het kind eraan? En: waarin zitten de voordelen voor alle betrokkenen. Voor mij is vooral de vraag wat het kind er aan heeft, met andere woorden het centraal stellen van het kind, van essentieel belang. Dáár draait het allemaal om.
En wat de toekomst van de Vensterschool betreft het volgende. Ik beschouw al uw op- en aanmerkingen, uw tips en aanbevelingen als
5
even zo vele aanmoedigingen om door te gaan met de Vensterschool. Uw opmerking dat de ”Vensterschool van de toekomst een kindcentrum is waar onderwijs en kinderopvang samenwerken en teams hebben gevormd rond de kinderen naar het Deens-Berlijnse model” is een prachtige bouwsteen, is ook een belangrijke bouwsteen, in de komende discussie over de toekomst van de Groninger Vensterschool. Ik zie echt uit naar die discussie met u allen. Maar – en dat is geen tegenstelling! – ik ben me er tegelijkertijd zeer van bewust dat zeker in Groningen onderwijsbeleid politiek beleid is. Ik ga dus ook met evenveel enthousiasme de discussie aan met onze gemeenteraad.
Er bereiken mij geluiden dat de naam ‘Vensterschool’ de lading niet meer dekt. Ook in deze publicatie komen dergelijke geluiden voor. De auteurs komen zelfs met een alternatieve benaming voor de Vensterschool: OZO. Onderwijs, Zorg en Opvang. En ze pleiten voor een kleinschalige benadering: houd het vooral klein, plaats het kind centraal.
Het is voor mij nog veel te vroeg om hierop te reageren. Er moet met veel betrokkenen nog gesproken worden. Uw aanbevelingen zijn voor mij belangrijke, waardevolle bouwstenen in de komende discussie. Toch zou ik u graag nog één ding willen zeggen: tel uw zegeningen, kijk wat er de afgelopen jaren tot stand gebracht is. Dat is veel, héél veel. Voor verbeteringen sta ik altijd open. Ik beloof u: ik zal me goed
6
en vanuit verschillende kanten laten informeren over de huidige stand van zaken. Wellicht dat een onderzoek naar de beleving en de naam van de Vensterschool daarbij kan helpen. Als dat zo is, zal ik het u zeker laten weten.
De deelnemers aan de beide projecten dank ik nogmaals van harte voor uw getoonde inzet, enthousiasme en betrokkenheid. U heeft de afgelopen anderhalf jaar geleerd van anderen in Nederland en in het buitenland. U bent een geweldige ervaring rijker. Door middel van de publicatie wilt u graag anderen laten meeprofiteren van uw successen en laten leren van uw teleurstellingen en tegenvallers. Daarin bent u wat mij betreft meer dan geslaagd. Ik dank u voor uw durf. Het is niet ongezien gebleven.
Dank voor uw aandacht. Elly Pastoor Onderwijswethouder gemeente Groningen
7