Dagverslag ‘Toekomst voor ons verleden? Symposium over de hedendaagse omgang met historische interieurs’ Datum: vrijdag 12 september 2014 Locatie: Doopsgezinde kerk, Frankestraat 24, Haarlem Organisatoren Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Haarlem ABC Architectuurcentrum Haarlem Sprekers Eloy Koldeweij - Specialist historisch interieur, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Vivan Bongers - Hoofd gebouwen, Teylers Museum Isja Finaly - Hoofd instandhouding/Adjunct directeur, Vereniging Hendrick de Keyser Jan Bakers - Architect, Bakersarchitecten BNA Dagvoorzitter Gabriël Verheggen - Directeur ABC Architectuurcentrum Haarlem --Karen Schenk Het symposium begon met een presentatie van Karen Schenk, die een jaar lang onderzoek heeft gedaan naar de rol van architect J.A.G. van der Steur in het Doopsgezinde Kerkcomplex. Begin twintigste eeuw heeft hij onder andere twee stijlkamers ontworpen in het gebouw, die in dezelfde setting bewaard bleven. Bij dit onderzoek stuitte ze op vragen over het huidig en toekomstig gebruik van deze historische interieurs – of in bredere context: hoe om te gaan met andere functies in het gebouw? Is verhuur een optie?
In de pauze die volgde, werden de ‘Van der Steurtjes’ volop genuttigd samen met een kopje koffie of thee. De koekjes – gele boterkoeken en zwarte cacaokoeken – zijn geplaatst naar het patroon van de vloer, een verrassing die goed paste in het onderwerp van de dag: Van der Steur en hoe om te gaan met zijn werk.
--Er zitten schatten achter de interieurs. Eloy Koldeweij De presentatie begint met de vraag: hoe bijzonder is de Haarlemse monumentenstad? Via de Erfgoedmonitor van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is op te zoeken dat Haarlem met 1179 Rijksmonumenten de vijfde monumentenstad van het land is. Op het vlak van de historische interieurs staat Haarlem hoog met zeven monumentale interieurs, Amsterdam heeft er vijftien. Veelal gaat het om regentenkamers. Koldeweij schept vervolgens helderheid met de definitie van het begrip interieur: ‘Eén of meer ruimten, de afwerking daarvan en de inrichting’. Laatstgenoemde valt niet onder de monumentenwet, aangezien roerende zaken als persoonlijk worden gezien. Hij stelt dat gebouwen over interieurs gaan: het interieur bepaalt de vorm van het exterieur. Over interieurs stelt Koldeweij dat ze voor veel doelen worden ingezet, met name verhuur. Wat betreft het verhuren van kerken in Haarlem, is online te vinden dat vijf actieve Haarlemse kerken hun ruimten verhuren. Op huureenkerk.nl is te zien dat de Bavo af te huren is, maar hoe zit het met de overige Haarlemse kerken? Koldeweij gaat daar verder niet op in. Online is ook te zien dat zevenendertig monumentale panden, veelal Rijksmonumenten, gebruikt worden voor de verhuur, zoals het stadhuis, het Hodshon Huis, de Janskerk, et cetera. Er wordt gezegd dat interieurs inzetten voor verschillende gebruikers veel geld oplevert, maar ook veel schade doet aan het interieur. Daar moeten we ons ‘heel erg bewust van zijn’. Een gegeven tip is dan ook dat bij verhuur meteen gespaard moet worden voor herstel. --Daglicht maakt de publiekservaring beter, maar is slecht voor het interieur Vivan Bongers Het verhaal gaat over de keuzes van Teylers Museum bij restauratieopdrachten en over het spanningsveld tussen het belang van het publiek en dat van het gebouw. Om dat spanningsveld kracht bij te zetten, toont Bongers een foto van een groep kinderen in het museum. De afdeling Educatie zou het een goede zaak vinden, zo stelt ze, maar een Hoofd gebouwen vindt al die kinderhandjes aan de oude railing jammer. Het is een hele breekbare railing, die snel kapot kan. Er is in Teylers Museum een traditie van verbouwingen en hoe daarmee om te gaan. Twee schilderijenzalen zijn net verbouwd en interessant om het over te hebben. Bongers licht toe wat er gebeurd is in de twee zalen: in de eerste zaal is wandbespanning aangebracht, de kap is aangepast en houtwerk op de kast is gerestaureerd. In de tweede zaal is ook een nieuwe wandbespanning aangebracht, er is nieuwe vloerbedekking en de bank is veranderd.
Maar het interessante gedeelte is de gedachtegang achter de aanpassingen: de glaspartij van de kap had een matte coating, een bedekking, waardoor licht diffuus werd doorgelaten. De gedachte achter de aanpassing is dat een museum daglicht en niet diffuus daglicht nodig heeft, een bezoeker moet het daglicht in een ruimte ervaren, zoals Bongers stelt. Maar daglicht is ook slecht voor het interieur. Om er zeker van te zijn dat de kwaliteit van het interieur niet aangetast zou worden door de aanpassing, werd een onderzoek ingesteld. Het resultaat was dat de grootste toename van licht op de rand boven de schilderijen valt. Op jaarbasis valt dit mee voor een schilderij, omdat het werk niet altijd een beetje door diffuus licht blootgesteld wordt, maar soms aan daglicht. Daarbij zijn de rolluiken dicht als het museum gesloten is. Dat ook spaart de schilderijen. Ook verhuur speelt een rol in het Teylers, in de tweede schilderijenzaal kunnen bij verhuur de kapjes aan de muur omhoog en kunnen lampjes toegevoegd worden. Een andere concessie is de restauratie van de kasten: ze waren afgesloten om stof tegen te gaan, maar in de vernieuwde setting kunnen bezoekers mappen eruit halen om te bekijken. De publiekservaring en het behouden van de kwaliteit van het interieur blijven een spanningsveld vormen. --Om een pand te onderhouden, moét je verhuren. Isja Finaly Een grote rol binnen de Vereniging Hendrick de Keyser is het verhuren van verworven panden. Finaly stelt dat alle verworven panden van de vereniging verhuurd worden en daardoor aandacht voor onderhoud gegarandeerd is. Daarbij moet er veel geld in een pand gestoken worden om grote restauraties te voorkomen. Finaly legt uit dat er verschillende typen verhuur mogelijk zijn: permanente verhuur, maar ook tijdelijke verhuur zoals monument-en-bed locaties (twaalf in Nederland) en incidentele verhuur (in vijftien panden met top-interieurs). In het laatste geval is gekozen voor dit type verhuur om de schade aan de interieurs zoveel mogelijk te beperken. Het nadeel hierbij is wel dat dit pand minder huur opbrengt. De grootste inkomsten komen uit de verhuur en worden gebruikt voor restauratie van panden. Sommige panden worden elke dag verhuurd aan een andere partij met verschillende wensen. Soms zijn kamers erg bezet of moeten er veel objecten door de gangen, wat veel onnodige beschadigingen oplevert en niet per se goed is voor het gebouw. Het levert wel veel geld op. Finaly vraagt het zich af: is dit too much? Is het anderzijds niet too little om een pand slechts incidenteel te openen voor rondleidingen, aangezien dit te weinig oplevert uit verhuur en daardoor, vindt Finaly, holt een pand achteruit. Maar is dat wel zo te stellen? Weinig verhuur betekent weinig kunnen restaureren, maar ook weinig beschadigingen uit bezoek en verhuur. Vervolgens haalt Finaly een kwestie uit de praktijk erbij: Huis Barnaart in Haarlem had een kantoorfunctie, maar dat deed geen recht aan de kwaliteit van het interieur. Er waren een hoop beschadigingen. Na afloop van het huurcontract is een onderzoek ingesteld, waarin de volgende zaken
behandeld werden: er werd een schaderapport opgesteld, plafonds, wanden en vloeren werden bekeken evenals oude kaarten en foto’s. Daarvoor werd een externe partij ingehuurd. In het onderzoek werden kaarten gemaakt, bijvoorbeeld van de vloer in het souterrain, met daarop in verschillende kleuren de waarde van bepaalde plekken. Op deze manier bleek dat een deel van de beletage van hoge waarde is. Na het onderzoek werd de zaal teruggebracht in de staat zoals die bedoeld is, zegt Finaly. Ze voegt daaraan toe dat wat we tegenwoordig als historie zien niet altijd zo bedoeld was. Wat authentiek en origineel is, is onderdeel van deze discussie. --De mens staat voorop in de architectuur. Jan Bakers Als laatste spreker geeft ‘architect Jan’ een andere focus in het geheel. Hij stelt dat de mens voorop staan in de architectuur. Architectuur gaat, volgens hem, over mensen en die moet je centraal stellen, wat gedaan kan worden met het interieur. Bakers spreekt daarbij uit praktijkervaring over de verbouwing van de Rechtbank in de Jansstraat in Haarlem. Hij heeft de opdracht voor de verbouwing van de Rechtbank kunnen winnen door rekening te houden met de gebruikers, namelijk juristen en mensen van Justitie. Om terug te komen op de vraag hoe om te gaan met historische interieurs, heeft Bakers zich bij de verbouwing afgevraagd hoe om te gaan met de historische stijlkamers in de Rechtbank. Hij stelt daarbij dat het belangrijkste is het om de historische sfeer te behouden, de mens moet zich prettig voelen in een pand door de sfeer, maar pragmatisch omgaan met architectuur. Discussie Uit onderzoek kom je, zo stelt Bongers, tot keuzes die je anders niet genomen had. Bakers pleit het tegenovergestelde: het interieur en de wensen leiden de keuzes. Als rechters in bepaalde ruimten niet kunnen werken door de kleur, moet dat aangepast worden. Een vraag uit de zaal gaat hierop door: interieurs zijn altijd bedoeld om te gebruiken. Hoe zit het met onderzoek naar gebruik? Finaly stelt daarop dat de oudste functie aanleiding geeft tot de huidige, nieuwe vorm. Onderzoek naar gebruik leidt er volgens haar toe dat de oudste functie en ere hersteld wordt. Een andere vraag uit de zaal richt zich tot de rol van in gebruik zijnde kerken. Koldeweij antwoordt dat herbestemming van kerken een grote, nieuwe rol speelt. Er zijn kerken die in gebruik blijven, maar er zijn ook heel veel lege kerken en die vragen om een grote transformatie, stelt Koldeweij. Herbestemming is hier de oplossing. Een complicerende factor is de rol van de kerken zelf, die het kerkgebouw vaak niet willen afstaan, zegt Koldeweij. Bakers gaat verder over wat allemaal zou moeten kunnen in leegstaande kerken. Er is geen beleid voor, zou alles moeten kunnen, vraagt hij zich af. Zou een moskee bijvoorbeeld in een kerk kunnen? Eigenlijk hebben we aan al die leegstand helemaal niks. Verheggen vraagt daarop verder aan hem of sloop kan, als we er toch niks aan hebben. Bakers antwoordt dat alles moet kunnen. We hebben geen antwoord op de leegstand, want we weten niet wat we ermee moeten. Voorbeelden wat ermee zou moeten kunnen, zijn Paradiso of Tivoli, ook oude kerken, zegt de architect. Finaly stelt vervolgens dat sloop altijd nog kan, stop dan iets tijdelijks in het pand. Een vraag uit het publiek gaat over het aankoopbeleid van Hendrick de Keyser. Wat zijn de eisen? Finaly antwoordt dat er gekeken wordt naar een aantal elementen: wat is de kwaliteit, is er een
bedreiging, wat gebeurt er als een ander het aanschaft (is er een toegevoegde waarde voor de Vereniging), wat is de financiële aard en kan het gebouw zelf inkomsten genereren of niet. Een pand hoeft niet altijd zelf inkomsten te genereren, maar het kan dan niet te vaak gedaan worden, stelt ze.
Panelleden vlnr. Jan Bakers, Eloy Koldeweij, Vivan Bongers en Isja Finaly. Rechts: Gabriël Verheggen en publiek.
Aan het einde van de discussie vraagt de dagvoorzitter wat meegenomen wordt door de kerk van de dag. Er wordt geantwoord dat er gezocht moet worden in de geschiedenis naar punten die bepalend waren. Hoe kunnen die punten vertaald worden naar nu en de toekomst, is een vraag die daarbij speelt. Het doen van onderzoek, zoals Karen Schenks onderzoek naar Van der Steur, is nodig, maar het is ook nodig af te vragen waarnaar en met welk doel onderzoek gevoerd moet worden. Verheggen sluit af dat we zouden kunnen kijken naar goede voorbeelden, zoals Paradiso als poptempel of de Jopenkerk als bierbrouwer. Een antwoord op de vraag hoe om te gaan met historische interieurs in de Doopsgezinde Kerk blijft nog even in het midden, al is er wel genoeg stof om verder na te denken over het onderwerp en over eventuele oplossingen! Veel dank aan de organiserende instanties, de Ver. Doopsgezinde Gemeente te Haarlem en het ABC Architectuurcentrum Haarlem, de organisatoren Karen Schenk, Gabriël Verheggen met medewerking van Mechteld Gravendeel en Frits Hoogewoud, de inleiders en de vrijwilligers zoals Jack Zuidema (met zijn ‘Van der Steurtjes’). Tekst: Rick Bleumink Foto’s: Marja Schenk